JOHANNESEVANGELIE , hoofdstuk 3 , Joh 3 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/nt2/john/3.asp . http://www-users.cs.york.ac.uk/~fisher/cgi-bin/gnt?id=0403 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PV2.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/joha/3.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=66955%2C66990&wbv=on&nbv=on . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=66955%2C66990&wbv=on&nbv=on . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=4760421 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibel/text/lesen/stelle/53/30001/39999/ch/bc9ddba4281257ff53b92f83248d85cb/ . Luther Bibel .

Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : ,

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,

Joh : overzicht , Joh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Joh : commentaar ,

Overzicht van het Johannesevangelie : Joh 1 , Joh 2 , Joh 3 , Joh 4 , Joh 5 , Joh 6 , Joh 7 , Joh 8 , Joh 9 , Joh 10 , Joh 11 , Joh 12 , Joh 13 , Joh 14 , Joh 15 , Joh 16 , Joh 17 , Joh 18 , Joh 19 , Joh 20 , Joh 21 ,

  Joh 1 Joh 2 Joh 3 Joh 4 Joh 5 Joh 6 Joh 7 Joh 8 Joh 9 Joh 10 Joh 11 Joh 12 Joh 13 Joh 14 Joh 15 Joh 16 Joh 17 Joh 18 Joh 19 Joh 20 Joh 21
                                           

Tekstuitleg per perikope : - Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -
Tekstuitleg vers per vers - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,18 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 - Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 - Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -

- Joh 3,1 . Joh 3,2 . Joh 3,3 . Joh 3,4 . Joh 3,5 . Joh 3,6 . Joh 3,7 . Joh 3,8 . Joh 3,9 . Joh 3,10 . Joh 3,11 . Joh 3,12 . Joh 3,13 . Joh 3,14 . Joh 3,15 . Joh 3,16 . Joh 3,17 . Joh 3,18 . Joh 3,19 . Joh 3,20 . Joh 3,21 . Joh 3,22 . Joh 3,23 . Joh 3,24 . Joh 3,25 . Joh 3,26 . Joh 3,27 . Joh 3,28 . Joh 3,29 . Joh 3,30 . Joh 3,31 . Joh 3,32 . Joh 3,33 . Joh 3,34 . Joh 3,35 . Joh 3,36 .
Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
 
bijbelvertalingen Lexilogos   bijbelweb info-bible interBible http://www.diebibel.de/
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm    4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. http://naardensebijbel.nl/zoek.php .
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing  

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm . WEBLOG : BIJBELLEERHUIS
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts (Vlaams Blok) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , mystiek , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen -

- aiônion (eeuwig) , zie Joh 3,15 . Bij Johannes : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 4,14 . (5) Joh 4,36 . (6) Joh 5,24 . (7) Joh 5,39 . (8) Joh 6,27 . (9) Joh 6,40 . (10) Joh 6,47 . (11) Joh 6,54 . (12) Joh 10,28 . (13) Joh 12,25 . (14) Joh 17,2 . In al deze verzen staat aiônion (eeuwig) onmiddellijk na zôèn (leven). In 6 verzen staat zôèn (leven) zonder aiônion (eeuwig) : (1) Joh 5,26 . (2) Joh 5,40 . (3) Joh 6,33 . (4) Joh 6,53 . (5) Joh 10,10 . (6) Joh 20,31 .
- houtôs (zo, op zo'n wijze). In 14 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 3,8 . (2) Joh 3,14 . (3) Joh 3,16 (houtôs... hôste : zo... dat). (4) Joh 4,6 . (5) Joh 5,21 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (6) Joh 5,26 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (7) Joh 7,46 . (8) Joh 11,48 . (9) Joh 12,50 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . . (10) Joh 13,25 . (11) Joh 14,31 (12) Joh 15,4 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . (13) Joh 18,22 . (14) Joh 21,1 .
- kathôs (zoals), zie Joh 3,16 .
Bibliografie -

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken
-
bijbeloverzicht , bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT : overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven

-
OT : Gn (Genesis ) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 -
Jezus en Johannes : Joh 3,22-30 -
Hij die van de hemel komt : Joh 3,31-36 -

Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -

Joh 3,1 - Joh 3,1 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3:1 èn de anthrôpos ek tôn farisaiôn Nikodèmos onoma autôi archôn tôn Ioudaiôn   1 erat autem homo ex Pharisaeis Nicodemus nomine princeps Iudaeorum 1 En er was een mens uit de Farizeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; [1] Zo was er onder de farizeeën een man, Nikodemus genaamd, die tot de leidende Joodse kringen behoorde. [1] Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. 3:1 Maar er is een mens, één uit de farizeeërs,- Nikodemus is de naam die hij draagt, een overste van de Judeeërs: Johannes 1. Or il y avait parmi les Pharisiens un homme du nom de Nicodème, un notable des Juifs.

King James Bible . [1] There was a man of the Pharisees, named Nicodemus, a ruler of the Jews:
Luther-Bibel . 31Es war aber ein Mensch unter den Pharisäern mit Namen Nikodemus, einer von den Oberen der Juden.

Tekstuitleg van Joh 3,1 .

- Onderscheid maken tussen de verteltijd en de vertelde tijd . Nicodemus hoort bij de Farizeeën en bij de politieke leiding van de Judeeërs . De Farizeeën was de enige overgebleven fractie ; later het rabbijnse jodendom . Er is iets bezig tussen de Messiaanse gemeenschap en bepaalde fracties van het Rabbijnse jodendom . Nicodemus komt 's nachts bij Jezus . De contacten verliepen in het geheim , in de nacht . De Rabbijnen kwamen bijeen in de nacht om de Thora te bestuderen . De Rabbijnen wilden de status quo behouden wat politieke macht betreft . Hoe moet het samen verder na de Joodse oorlog . Niet in verspreide slagorde , waardoor men verzwakt tegenover Rome zou staan . In die periode trad Galamiël op die pleit voor een gematigde aanpak . Bij Hnd is het de kleinzoon van de grote Gamaliël , ten tijde van Jezus . Houding van Nicodemus : enerzijds een Jood die Jezus vertrouwt , maar anderzijds deelt hij niet de politieke houding tegenover Rome . Rabbi Aqiba (135 na Chr.) roept Bar Kocha als Messias uit .

Joh 3,2 - Joh 3,2 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3:2 outos èlthen pros auton nuktos kai eipen autô rabbi oidamen oti apo theou elèluthas didaskalos oudeis gar dunatai tauta ta sèmeia poiein ha su poieis ean mè hè ho theos met autou   2 hic venit ad eum nocte et dixit ei rabbi scimus quia a Deo venisti magister nemo enim potest haec signa facere quae tu facis nisi fuerit Deus cum eo 2 Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. [2] Hij kwam in de nacht naar Jezus toe en zei: 'Rabbi, we* weten dat U als leraar van Godswege gekomen bent. Geen mens immers kan die tekenen verrichten die U doet, wanneer God niet met hem is.' [2] Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. 'Rabbi,' zei hij, 'wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.' 3:2 deze komt tot hem, in de nacht, en zegt tot hem: rabbi, we weten dat u als leermeester van Godswege bent gekomen; want niemand kan deze tekenen doen die ú doet als God niet mét hem is! 2. Il vint de nuit trouver Jésus et lui dit : « Rabbi, nous le savons, tu viens de la part de Dieu comme un Maître : personne ne peut faire les signes que tu fais, si Dieu n'est pas avec lui. »

King James Bible . [2] The same came to Jesus by night, and said unto him, Rabbi, we know that thou art a teacher come from God: for no man can do these miracles that thou doest, except God be with him.
Luther-Bibel . 2Der kam zu Jesus bei Nacht und sprach zu ihm: Meister, wir wissen, du bist ein Lehrer, von Gott gekommen; denn niemand kann die Zeichen tun, die du tust, es sei denn Gott mit ihm.

Tekstuitleg van Joh 3,2 .

Joh 3,3 - Joh 3,3 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3 ἀπεκρίθη Ἰησοῦς καὶ εἶπεν αὐτῷ· Ἀμὴν ἀμὴν λέγω σοι, ἐὰν μή τις γεννηθῇ ἄνωθεν, οὐ δύναται ἰδεῖν τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 3 respondit Iesus et dixit ei amen amen dico tibi nisi quis natus fuerit denuo non potest videre regnum Dei     3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. [3] Jezus gaf hem ten antwoord: 'Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie opnieuw* geboren wordt, kan het koninkrijk* van God zien*.' [3] Jezus zei: 'Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.' 3:3 Jezus antwoordt en zegt tot hem: vast en zeker is het, zeg ik je: als iemand niet van bovenaf wordt voortgebracht kan hij het koningschap van God niet zien! 3. Jésus lui répondit : « En vérité, en vérité, je te le dis, à moins de naître d'en haut, nul ne peut voir le Royaume de Dieu. »

King James Bible . [3] Jesus answered and said unto him, Verily, verily, I say unto thee, Except a man be born again, he cannot see the kingdom of God.
Luther-Bibel . 3Jesus antwortete und sprach zu ihm: Wahrlich, wahrlich, ich sage dir: Es sei denn, dass jemand von neuem geboren werde, A so kann er das Reich Gottes nicht sehen.

Tekstuitleg van Joh 3,3 .

- anôthen : van boven

Joh 3,4 - Joh 3,4 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4 λέγει πρὸς αὐτὸν ὁ Νικόδημος· Πῶς δύναται ἄνθρωπος γεννηθῆναι γέρων ὤν; μὴ δύναται εἰς τὴν κοιλίαν τῆς μητρὸς αὐτοῦ δεύτερον εἰσελθεῖν καὶ γεννηθῆναι; 4 dicit ad eum Nicodemus quomodo potest homo nasci cum senex sit numquid potest in ventrem matris suae iterato introire et nasci     4 Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan, en geboren worden? [4] 'Geboren worden?' zei Nikodemus. 'Hoe kan dat wanneer je al op jaren bent? Kun je soms nog eens de schoot van je moeder binnengaan om geboren te worden?' [4] 'Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?' vroeg Nikodemus. 'Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?' 3:4 Nikodemus zegt tot hem: hoe kan een mens nu worden voortgebracht als hij al oud-en-wijs is?- hij kan toch niet een tweede keer de schoot van zijn moeder binnenkomen en worden voortgebracht? 4. Nicodème lui dit : « Comment un homme peut-il naître, étant vieux ? Peut-il une seconde fois entrer dans le sein de sa mère et naître ? »

King James Bible . [4] Nicodemus saith unto him, How can a man be born when he is old? can he enter the second time into his mother's womb, and be born?
Luther-Bibel . 4 Nikodemus spricht zu ihm: Wie kann ein Mensch geboren werden, wenn er alt ist? Kann er denn wieder in seiner Mutter Leib gehen und geboren werden?

Tekstuitleg van Joh 3,4 .

Joh 3,5 - Joh 3,5 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5 ἀπεκρίθη Ἰησοῦς· Ἀμὴν ἀμὴν λέγω σοι, ἐὰν μή τις γεννηθῇ ἐξ ὕδατος καὶ Πνεύματος, οὐ δύναται εἰσελθεῖν εἰς τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 5 respondit Iesus amen amen dico tibi nisi quis renatus fuerit ex aqua et Spiritu non potest introire in regnum Dei   5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. [5] Jezus antwoordde: 'Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie geboren wordt uit water* en geest, is in staat het koninkrijk van God binnen te gaan. [5] Jezus antwoordde: 'Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. 3:5 Jezus antwoordt: vast en zeker is het, zeg ik je: als iemand niet wordt voortgebracht uit water en Geest, kan hij niet binnenkomen in het koninkrijk van God; 5. Jésus répondit : « En vérité, en vérité, je te le dis, à moins de naître d'eau et d'Esprit, nul ne peut entrer dans le Royaume de Dieu.

King James Bible . [5] Jesus answered, Verily, verily, I say unto thee, Except a man be born of water and of the Spirit, he cannot enter into the kingdom of God.
Luther-Bibel . 5Jesus antwortete: Wahrlich, wahrlich, ich sage dir: Es sei denn, dass jemand geboren werde aus Wasser und Geist, so kann er nicht in das Reich Gottes kommen.

Tekstuitleg van Joh 3,5 .

Joh 3,6 - Joh 3,6 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6 τὸ γεγεννημένον ἐκ τῆς σαρκὸς σάρξ ἐστιν, καὶ τὸ γεγεννημένον ἐκ τοῦ Πνεύματος πνεῦμά ἐστι. 6 quod natum est ex carne caro est et quod natum est ex Spiritu spiritus est     6 Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest. [6] Wat uit vlees* geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest*. [6] Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. 3:6 wat uit het menselijke vlees wordt voortgebracht is en blijft vlees en wat uit de Geest wordt voortgebracht is en blijft Geest; 6. Ce qui est né de la chair est chair, ce qui est né de l'Esprit est esprit.

King James Bible . [6] That which is born of the flesh is flesh; and that which is born of the Spirit is spirit.
Luther-Bibel . 6Was vom Fleisch geboren ist, das ist Fleisch; und was vom Geist geboren ist, das ist Geist.

Tekstuitleg van Joh 3,6 .

- vlees : de concrete menselijke existentie op aarde en als mens leven we onder de bestaande machtsverhouding . Het is een leven dat kwetsbaar is . Het is vatbaar voor de corruptie . Als we ons afstemmen op wetten van corruptie enz... leven we naar dat systeem . Het Rabbijnse jodendom zal zich met het corrupte systeem niet veel inlaten . 'We kunnen er niets aan doen' . Van boven af opnieuw geboren worden . Als je kiest voor het alternatief , dan weet je niet waarop je zult uitkomen . Hij zal je drijven....

Joh 3,7 - Joh 3,7 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7 μὴ θαυμάσῃς ὅτι εἶπόν σοι, δεῖ ὑμᾶς γεννηθῆναι ἄνωθεν. 7 non mireris quia dixi tibi oportet vos nasci denuo     7 Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. [7] Wees dus niet verwonderd als Ik u zeg dat jullie* opnieuw geboren moeten worden. [7] Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. 3:7 verwonder je er niet over dat ik je heb gezegd: gij moet van bovenaf weer worden voortgebracht!-  7. Ne t'étonne pas, si je t'ai dit : Il vous fait naître d'en haut.

King James Bible . [7] Marvel not that I said unto thee, Ye must be born again.
Luther-Bibel . 7Wundere dich nicht, dass ich dir gesagt habe: Ihr müsst von neuem geboren werden.

Tekstuitleg van Joh 3,7 .

- Is vlees en bloed geworden . Aardse , het lichamelijke . Er is geen versmelting met het geestelijke , volgens het Griekse denken . Johannes schrijft Grieks , maar denkt Joods .

Joh 3,8 - Joh 3,8 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3:8 to pneuma opou thelei pnei kai tèn fônèn autou akoueis all ouk oidas pothen erchetai kai pou hupagei houtôs estin pas ho gegennèmenos ek tou pneumatos   8 Spiritus ubi vult spirat et vocem eius audis sed non scis unde veniat et quo vadat sic est omnis qui natus est ex Spiritu   8 De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. [8] De* Geest is als de wind: hij* waait waar hij wil; je hoort hem waaien, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met ieder die geboren is uit de Geest.' [8] De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.' 3:8 de wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid maar je weet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat: zo is het met al wie is voortgebracht uit de Geest! 8. Le vent souffle où il veut et tu entends sa voix, mais tu ne sais pas d'où il vient ni où il va. Ainsi en est-il de quiconque est né de l'Esprit. »

King James Bible . [8] The wind bloweth where it listeth, and thou hearest the sound thereof, but canst not tell whence it cometh, and whither it goeth: so is every one that is born of the Spirit.
Luther-Bibel . 8Der Wind bläst, wo er will, und du hörst sein Sausen wohl; aber du weißt nicht, woher er kommt und wohin er fährt. So ist es bei jedem, der aus dem Geist geboren ist.

Tekstuitleg van Joh 3,8 .

- houtôs (zo, op zo'n wijze). In 14 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 3,8 . (2) Joh 3,14 . (3) Joh 3,16 (houtôs... hôste : zo... dat). (4) Joh 4,6 . (5) Joh 5,21 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (6) Joh 5,26 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (7) Joh 7,46 . (8) Joh 11,48 . (9) Joh 12,50 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . . (10) Joh 13,25 . (11) Joh 14,31 (12) Joh 15,4 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . (13) Joh 18,22 . (14) Joh 21,1 . Het is de 1ste maal dat het bijwoord van wijze wordt gebruikt. Het geboren worden uit de geest wordt vergeleken met de wind. Je weet niet vanwaar je komt en waarheen je gaat.

 

Joh 3,9 - Joh 3,9 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9 ἀπεκρίθη Νικόδημος καὶ εἶπεν αὐτῷ· Πῶς δύναται ταῦτα γενέσθαι; 9 respondit Nicodemus et dixit ei quomodo possunt haec fieri     9 Nicodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? [9] Daarop zei Nikodemus: 'Maar hoe kan dat dan?' [9] 'Maar hoe kan dat?' vroeg Nikodemus. 3:9 Nikodemus antwoordt en zegt tot hem: hoe kan dát alles geschieden? 9. Nicodème lui répondit : « Comment cela peut-il se faire ? »

King James Bible . [9] Nicodemus answered and said unto him, How can these things be?
Luther-Bibel . 9Nikodemus antwortete und sprach zu ihm: Wie kann dies geschehen?

Tekstuitleg van Joh 3,9 .

Joh 3,10 - Joh 3,10 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 ἀπεκρίθη Ἰησοῦς καὶ εἶπεν αὐτῷ· Σὺ εἶ ὁ διδάσκαλος τοῦ Ἰσραὴλ καὶ ταῦτα οὐ γινώσκεις; 10 respondit Iesus et dixit ei tu es magister Israhel et haec ignoras     10 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israël, en weet gij deze dingen niet? [10] Jezus antwoordde: 'U bent degene die Israël moet onderrichten en u begrijpt dit niet? [10] 'Begrijpt u dit niet,' zei Jezus, 'terwijl u een leraar van Israël bent? 3:10 Jezus antwoordt en zegt tot hem: jíj bent Israëls leermeester en hebt hiervan geen kennis?- 10. Jésus lui répondit : « Tu es Maître en Israël, et ces choses-là, tu ne les saisis pas ?

King James Bible . [10] Jesus answered and said unto him, Art thou a master of Israel, and knowest not these things?
Luther-Bibel . 10Jesus antwortete und sprach zu ihm: Bist du Israels Lehrer und weißt das nicht?

Tekstuitleg van Joh 3,10 .

- Hoe moet dat nu . Wij, Rabbijnen weten het . Maar jullie willen het syteem ondergraven . Het gaat om een strategie . Van verandering van de wereldorde was weinig te bespeuren . Het messianisme geeft ook geen pasklaar antwoord . In de onmacht moeten we standhouden (menein) , zoals Jezus op het kruis .

Hierop volgt een lange monoloog van Jezus (volgens Johannes) . In de 1ste pers. mv. (Joh 3,10) en 1ste pers. enk. (Joh 3,11) ; het veronderstelt een gesprek tussen de Messiaanse gemeente en de rabbijnse fractie .

Joh 3,11 - Joh 3,11 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11 ἀμὴν ἀμὴν λέγω σοι ὅτι ὃ οἴδαμεν λαλοῦμεν καὶ ὃ ἑωράκαμεν μαρτυροῦμεν, καὶ τὴν μαρτυρίαν ἡμῶν οὐ λαμβάνετε. 11 amen amen dico tibi quia quod scimus loquimur et quod vidimus testamur et testimonium nostrum non accipitis     11 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan. [11] Waarachtig, Ik verzeker u: we* spreken over wat we weten, en we getuigen van wat we hebben gezien, en toch* nemen jullie ons getuigenis niet aan. [11] Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. 3:11 vast en zeker is het, zeg ik je: wat we weten spreken we uit en wat we hebben gezien, daarvan getuigen we, maar ons getuigenis neemt ge niet aan; 11. En vérité, en vérité, je te le dis, nous parlons de ce que nous savons et nous attestons ce que nous avons vu ; mais vous n'accueillez pas notre témoignage.

King James Bible . [11] Verily, verily, I say unto thee, We speak that we do know, and testify that we have seen; and ye receive not our witness.
Luther-Bibel . 11Wahrlich, wahrlich, ich sage dir: Wir reden, was wir wissen, und bezeugen, was wir gesehen haben; ihr aber nehmt unser Zeugnis nicht an.

Tekstuitleg van Joh 3,11 .

Joh 3,12 - Joh 3,12 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12 εἰ τὰ ἐπίγεια εἶπον ὑμῖν καὶ οὐ πιστεύετε, πῶς ἐὰν εἴπω ὑμῖν τὰ ἐπουράνια πιστεύσετε; 12 si terrena dixi vobis et non creditis quomodo si dixero vobis caelestia credetis     12 Indien Ik ulieden de aardse dingen gezegd heb, en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven, indien Ik ulieden de hemelse zou zeggen? [12] Als* jullie al niet geloven wanneer Ik spreek over de dingen* van de aarde, hoe zullen jullie dan geloven wanneer Ik spreek over de dingen van de hemel? [12] Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek?  3:12 als ik iets zeg over de aardse dingen gelooft ge me al niet, hoe zult ge me moeten geloven als ik u de hemelse zaken aanzeg? 12. Si vous ne croyez pas quand je vous dis les choses de la terre, comment croirez-vous quand je vous dirai les choses du ciel ?

King James Bible . [12] If I have told you earthly things, and ye believe not, how shall ye believe, if I tell you of heavenly things?
Luther-Bibel . 12Glaubt ihr nicht, wenn ich euch von irdischen Dingen sage, wie werdet ihr glauben, wenn ich euch von himmlischen Dingen sage?

Tekstuitleg van Joh 3,12 .

- Aardse en hemelse . Hemelse wijst op de binnenkant . De mens komt maar pas tot zijn recht als hij de nederlaag durft ondergaan . Zijn leven eindigde op het kruis . Het christendom is geen succesverhaal . Jezus is opstaande . Het is een weg . In een engagement twijfel je soms . Herman Verbeek : opstaan zal in de nacht gebeuren...

Joh 3,13 - Joh 3,13 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13 καὶ οὐδεὶς ἀναβέβηκεν εἰς τὸν οὐρανὸν εἰ μὴ ὁ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καταβάς, ὁ υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ὁ ὤν ἐν τῷ οὐρανῷ. 13 et nemo ascendit in caelum nisi qui descendit de caelo Filius hominis qui est in caelo     13 En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is. [13] Alleen* Hij die uit de hemel is neergedaald, is naar de hemel opgestegen: de Mensenzoon. [13] Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?* 3:13 Maar niemand is opgeklommen ten hemel dan hij die uit de hemel is neergedaald: de mensenzoon,- die in de hemel is.  

King James Bible . [13] And no man hath ascended up to heaven, but he that came down from heaven, even the Son of man which is in heaven.
Luther-Bibel . 13Und niemand ist gen Himmel aufgefahren außer dem, der vom Himmel herabgekommen ist, nämlich der Menschensohn.

Tekstuitleg van Joh 3,13 .

Joh 3,14 - Joh 3,14 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3:14 kai kathôs Môusès hupsôsen ton ofin en tè erèmô houtôs hupsôthènai dei ton huion tou anthrôpou   14 et sicut Moses exaltavit serpentem in deserto ita exaltari oportet Filium hominis   14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; [14] Maar* evenals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft, zo moet ook de Mensenzoon omhoog* worden geheven, [14] De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, 3:14 En zoals Mozes de slang omhooggestoken heeft in de woestijn, zo moet de mensenzoon worden verhoogd,- 14. Comme Moïse éleva le serpent dans le désert, ainsi faut-il que soit élevé le Fils de l'homme,

King James Bible . [14] And as Moses lifted up the serpent in the wilderness, even so must the Son of man be lifted up:
Luther-Bibel . 14Und wie Mose in der Wüste die Schlange erhöht hat, so muss der Menschensohn erhöht werden,

Tekstuitleg van Joh 3,14 .

Da 7 en Nu 21 (slangen) . Het morren van het volk tegen de leiders die hen hebben weggeleid . Velen van het volk sterven . Mozes maakt een symbool van een verspeelde vrijheid . Het volk moet leren zien en begrijpen wat verspeelde vrijheid is . Wie zich bewust wordt van die verspeelde vrijheid , is op weg naar genezing . Johannes nodigt uit om te kijken naar het kruis . Om zich ervan bewust te worden . Het zien van het kruis waarop de radicaal onschuldige mens wordt opgehangen , ontmaskert het syteem van Rome als gewelddadig en door en door corrupt . Het slachtoffer is geen misdadiger , maar een goed mens . Het bewijst dat het systeem rot is . Zie Romero . Zo is de nederlaag van het kruis , de ontmaskering . Het systeem analyseren . Bron van hoop om in die situatie stand te houden .

- houtôs (zo, op zo'n wijze). In 14 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 3,8 . (2) Joh 3,14 . (3) Joh 3,16 (houtôs... hôste : zo... dat). (4) Joh 4,6 . (5) Joh 5,21 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (6) Joh 5,26 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (7) Joh 7,46 . (8) Joh 11,48 . (9) Joh 12,50 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . . (10) Joh 13,25 . (11) Joh 14,31 (12) Joh 15,4 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . (13) Joh 18,22 . (14) Joh 21,1 .

 

Joh 3,15 - Joh 3,15 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3:15 hina pas ho pisteuôn en autôi echèi zôèn aiônion 15 ut omnis qui credit in ipso non pereat sed habeat vitam aeternam   opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben   zodat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven bezit.  [15] opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft.  3:15 opdat ieder die gelooft in hem eeuwigheidsleven mag hebben. 15. afin que quiconque croit ait par lui la vie éternelle.

King James Bible . [15] That whosoever believeth in him should not perish, but have eternal life.
Luther-Bibel . 15damit alle, die an ihn glauben, das ewige Leben haben.

Tekstuitleg van Joh 3,15 .

- hina (opdat) met een conjunctief tegenwoordige tijd van het werkwoord echô (hebben, bezitten) + (zôèn = leven) : (1) Joh 3,15 (3de persoon enkelvoud). (2) Joh 3,16 (3de persoon enkelvoud). (3) Joh 5,40 (2de persoon meervoud). (4) Joh 6,40 (3de persoon enkelvoud). (5) Joh 10,10 (3de persoon meervoud). (6) Joh 20,31 (2de persoon meervoud). In deze formule komt het voor de eerste keer voor.
- pas (elk, ieder) . In 15 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 2,10 . (2) Joh 3,8 . (3) Joh 3,15. (4) Joh 3,16 . (5) Joh 3,20 . (6) Joh 4,13 . (7) Joh 6,40 . (8) Joh 6,45 . (9) Joh 8,2 . (10) Joh 8,34 . (11) Joh 11,26 . (12) Joh 12,46 . (13) Joh 16,2 . (14) Joh 18,37 . (15) Joh 19,12 . Het is de 3de maal dat Johannes pas (al wie) gebruikt.
- In 2 verzen is pas (ieder) bijvoeglijk gebruikt; in 10 verzen wordt het gevolgd door het lidwoord ho en een participium(zin). In de overige 5 gevallen wordt het onmiddellijk gevolgd door een particium(zin). In Joh 3,15 wordt pas (al wie) gevolgd door het lidwoord ho en een participium.
- pisteuôn (wie gelooft) . In 14 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3a) Joh 3,18a . (3b) Joh 3,18b . (4) Joh 3,36 . (5) Joh 5,24 . (6) Joh 6,35 . (7) Joh 6,40 . (8) Joh 6,47 . (9) Joh 7,38 . (10) Joh 11,25 . (11) Joh 11,26 . (12) Joh 12,44 . (13) Joh 12,46 . (14) Joh 14,12 . Het is de 1ste maal dat het tegenwoordig deelwoord van pisteuô (geloven, vertrouwen) door Johannes wordt gebruikt.
- In 7 verzen wordt pisteuôn (gelovend) gevolgd door eis eme (in mij) (1) Joh 6,35 . (2) Joh 7,38 . (3) Joh 11,25 . (4) Joh 11,26 . (5) Joh 12,44 . (6) Joh 12,46 . (7) Joh 14,12 , in 3 verzen door eis auton (in hem) (1) Joh 3,16 . (2) Joh 3,18a (3) Joh 6,40 , in 1 vers door en autôi (in hem) nl. Joh 3,15, in 2 verzen door een concretere bepaling nl. Joh 3,36 : eis ton huion (in de zoon) en in Joh 5,24 : tôi pempsanti me (in wie me zond), in 1 vers door niets nl. Joh 6,47. Het is dus uitzonderlijk dat pisteuôn (gelovend, vertrouwend) gevold wordt door en (in). Het is evenwel zo dat '(eeuwig) leven hebben' met en (in) wordt gecombineerd, zie (1) Joh 5,26 . (2) Joh 5,39 . (3) Joh 6,53 . (4) Joh 20,31 . Ik geef er bijgevolg de voorkeur aan om en autôi (in hem) niet bij pisteuôn te vertalen, maar bij wat volgt : opdat al wie vertrouwt, eeuwig leven zou hebben in hem.
- (eeuwig) leven hebben. De combinatie van leven en hebben komt bij Johannes in 13 verzen voor: (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 5,24 . (5) Joh 5,26 . (6) Joh 5,39 . (7) Joh 5,40 . ( (8) Joh 6,40 . (9) Joh 6,47 . (10) Joh 6,53 . (11) Joh 6,54 . (12) Joh 10,10 . (13) Joh 20,31
- zôèn (leven) in 20 verzen bij Johannes, zie Joh 3,15 : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 4,14 . (5) Joh 4,36 . (6) Joh 5,24 . (7) Joh 5,26 . (8) Joh 5,39 . (9) Joh 5,40 . (10) Joh 6,27 . (11) Joh 6,33 . (12) Joh 6,40 . (13) Joh 6,47 . (14) Joh 6,53 . (15) Joh 6,54 . (16) Joh 10,10 . (17) Joh 10,28 . (18) Joh 12,25 . (19) Joh 17,2 . (20) Joh 20,31 .
- aiônion (eeuwig), zie Joh 3,15 . Bij Johannes : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 4,14 . (5) Joh 4,36 . (6) Joh 5,24 . (7) Joh 5,39 . (8) Joh 6,27 . (9) Joh 6,40 . (10) Joh 6,47 . (11) Joh 6,54 . (12) Joh 10,28 . (13) Joh 12,25 . (14) Joh 17,2 . In al deze verzen staat aiônion (eeuwig) onmiddellijk na zôèn (leven). In 6 verzen staat zôèn (leven) zonder aiônion (eeuwig) : (1) Joh 5,26 . (2) Joh 5,40 . (3) Joh 6,33 . (4) Joh 6,53 . (5) Joh 10,10 . (6) Joh 20,31 .

zôèn (leven). Accusatief enkelvoud. In 109 verzen in de bijbel; in 53 verzen in het O.T., in 56 verzen in het N.T. In 20 verzen bij Johannes : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 4,14 . (5) Joh 4,36 . (6) Joh 5,24 . (7) Joh 5,26 . (8) Joh 5,39 . (9) Joh 5,40 . (10) Joh 6,27 . (11) Joh 6,33 . (12) Joh 6,40 . (13) Joh 6,47 . (14) Joh 6,53 . (15) Joh 6,54 . (16) Joh 10,10 . (17) Joh 10,28 . (18) Joh 12,25 . (19) Joh 17,2 . (20) Joh 20,31
* In 6 gevallen is gegeven waarin degene die gelooft, eeuwig leven zal bezitten zie pisteuôn (wie gelooft) : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 5,24 . (5) Joh 6,40 . (6) Joh 6,47 . 6X eeuwig leven. 6X het werkwoord echô (hebben, bezitten) : 3x de praesensvorm echei (hij heeft, bezit) 3x de conjunctiefvorm echèi (hij moge hebben, bezitten) .
- aiônion (eeuwig) komt in 124 verzen in de bijbel voor; in 80 verzen in het O.T., in 44 verzen in het N.T. In 5 verzen bij Matteüs, in 2 verzen bij Marcus, in 3 verzen bij Lucas, in 14 verzen bij Johannes. Bij Johannes : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 4,14 . (5) Joh 4,36 . (6) Joh 5,24 . (7) Joh 5,39 . (8) Joh 6,27 . (9) Joh 6,40 . (10) Joh 6,47 . (11) Joh 6,54 . (12) Joh 10,28 . (13) Joh 12,25 . (14) Joh 17,2 . In al deze verzen staat aiônion (eeuwig) onmiddellijk na zôèn (leven). In 6 verzen staat zôèn (leven) zonder aiônion (eeuwig) : (1) Joh 5,26 . (2) Joh 5,40 . (3) Joh 6,33 . (4) Joh 6,53 . (5) Joh 10,10 . (6) Joh 20,31 .
- bij zôèn staat een vorm van echô (hebben) of didômi (geven). We hebben reeds aangeduid dat er 6 verzen zijn waarin een vorm van echô (hebben) gecombineerd is met zôèn aiônion (eeuwig leven : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 5,24 . (5) Joh 6,40 . (6) Joh 6,47 . Er zijn dus nog 14 verzen te onderzoeken :
(1) Joh 4,14 (bron ontspringend tot eeuwig leven); in de contekst staat wel 2X dôsô (ik zal geven), een vorm van didômi (geven); aan zôèn aiônion (eeuwig leven) gaat het voorzetsel eis (tot) vooraf.
(2) Joh 4,36 (vrucht tot eeuwig leven). Aan zôèn aiônion (eeuwig leven) gaat het voorzetsel eis (tot) vooraf.
(3) Joh 5,26 zie naar: hösper (zoals), zie Joh 3,16 . Bij Johannes : (a) Joh 5,21 . (b) Joh 5,26 .
(4) Joh 5,39 . hoti humeis dokeite en autais zôèn aiônion èchein (omdat je van mening zijt in de schriften eeuwig leven te hebben). Infinitiefvorm van echô (hebben).
(5) Joh 5,40 . hina zôèn echète (opdat je leven zoudt hebben). Conjunctiefvorm 2de persoon meervoud van echô (hebben).
(6) Joh 6,27 . tèn brôsin tèn menousan eis zôèn aiônion hèn ho huios tou anthrôpou humin dôsei (het voedsel dat blijft tot eeuwig leven dat de mensenzoon jullie gaf). Context van didômi (geven) en voorzetsel eis (tot).
(7) Joh 6,33 . Het brood dat uit de hemel neerdaalt kai zôèn didous tôi kosmôi (en leven geeft aan de wereld). In een context van didômi (geven).
(8) Joh 6,53 . ouk echete zôèn en heautois (heb je geen leven in jezelf). Leven in combinatie met hebben.
(9) Joh 6,54 . wie eet... heeft eeuwig leven.
(10) Joh 10,10 . hina zôèn echôsin (opdat zij leven zouden hebben).
(11) Joh 10,28 . kagô didômi autois zôèn aiônion (ook ik geef hen eeuwig leven).
(12) Joh 12,25 . eis zôèn aiônion fulaksei autèn (tot eeuwig leven zal hij haar - zijn ziel - bewaken) Met voorzetsel eis.
(19) Joh 17,2 . dôsèi autois zôèn aiônion (hen eeuwig leven zou geven).
(20) Joh 20,31 . kai hina pisteuontes zôèn echète en tôi onomati autou (en opdat jullie gelovend eeuwig leven zoudt hebben in zijn naam).
In deze contekst is dus te onderzoeken : (a) gebruik van een vorm van het werkwoord echô (hebben) (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 5,24 . (5) Joh 5,26 . (6) Joh 5,39 . (7) Joh 5,40 . ( (8) Joh 6,40 . (9) Joh 6,47 . (10) Joh 6,53 . (11) Joh 6,54 . (12) Joh 10,10 . (13) Joh 20,31 (b) het gebruik van een vorm van het werkwoord didômi (geven) (1) Joh 4,14 . (2) Joh 6,27 . (3) Joh 6,33 . (4) Joh 10,28 . (5) Joh 17,2 . (c) gebruik van een vorm van een ander werkwoord Joh 12,25 (d) geen van alle voorgaande Joh 4,36. Verder het gebruik van hina-zinnen met conjunctief tegenwoordige tijd van het werkwoord echô (hebben, bezitten): (1) Joh 3,15 (3de persoon enkelvoud). (2) Joh 3,16 (3de persoon enkelvoud). (3) Joh 5,40 (2de persoon meervoud). (4) Joh 6,40 (3de persoon enkelvoud). (5) Joh 10,10 (3de persoon meervoud). (6) Joh 20,31 (2de persoon meervoud) en het gebruik van eis (naar, tot) (1) Joh 4,14 . (2) Joh 4,36 . (3) Joh 6,27 . (4) Joh 12,25 . En (eeuwig) leven hebben (en) in : (1) Joh 5,26 . (2) Joh 5,39 . (3) Joh 6,53 . (4) Joh 20,31 . Hieraan zou ik toevoegen : Joh 3,15 .

Joh 3,16 - Joh 3,16 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
houtôs gar ègapèsen ho theos ton kosmon  hôste ton huion ton monogenè edôken hina pas ho pisteuôn eis auton mè apolètai all echèi zôèn aiônion 16 sic enim dilexit Deus mundum ut Filium suum unigenitum daret ut omnis qui credit in eum non pereat sed habeat vitam aeternam   16 In die tijd zei Jezus tot Nikodemus: "Zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.   [16] Zoveel immers heeft God van de wereld* gehouden, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit.   [16] Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.  3:16 Want zozeer heeft God de wereld liefgehad dat hij de Zoon, de eniggeborene, gegeven heeft,- opdat ieder die in hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven mag hebben. 16. Car Dieu a tant aimé le monde qu'il a donné son Fils unique, afin que quiconque croit en lui ne se perde pas, mais ait la vie éternelle.

King James Bible . [16] For God so loved the world, that he gave his only begotten Son, that whosoever believeth in him should not perish, but have everlasting life.
Luther-Bibel . 16Denn also hat Gott die Welt geliebt, dass er seinen eingeborenen Sohn gab, damit alle, die an ihn glauben, nicht verloren werden, sondern das ewige Leben haben.

Tekstuitleg van Joh 3,16 .

- gesolidariseerd . De wereld (kosmos) : de levensruimte van de mens die openstaat voor verschillende mogelijkheden , maar ook de bestaande wereldorde . God is solidair met deze wereld . Dat hij zijn zoon heeft gegeven . Midrasj waarin Johannes verwijst naar Gn 22 (aqeda van Isaak) . God geeft zijn zoon ten offer . Jezus wordt bloedig verhoogd , omdat er blijkbaar geen andere weg meer mogelijk is . Het was geen zoenoffer . De ongerijmdheid van de kruisdood ... verklaringsmodellen ... De meest radikale vorm van solidariteit met de slachtoffers van de geschiedenis ... De kruisdood is een gegeven ... maar hoe interpreteer dat ? De messias is ofschoon slachtoffer , toch overwinnaar .

- houtôs (zo, op zo'n wijze). In 14 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 3,8 . (2) Joh 3,14 . (3) Joh 3,16 (houtôs... hôste : zo... dat). (4) Joh 4,6 . (5) Joh 5,21 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (6) Joh 5,26 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (7) Joh 7,46 . (8) Joh 11,48 . (9) Joh 12,50 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . . (10) Joh 13,25 . (11) Joh 14,31 (12) Joh 15,4 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . (13) Joh 18,22 . (14) Joh 21,1 .
- hôste (zo-dat) komt bij Johannes slechts voor in Joh 3,16 .
- hina (opdat) met een conjunctief tegenwoordige tijd van het werkwoord echô (hebben, bezitten) + (zôèn = leven) : (1) Joh 3,15 (3de persoon enkelvoud). (2) Joh 3,16 (3de persoon enkelvoud). (3) Joh 5,40 (2de persoon meervoud). (4) Joh 6,40 (3de persoon enkelvoud). (5) Joh 10,10 (3de persoon meervoud). (6) Joh 20,31 (2de persoon meervoud). In deze formule komt het voor de tweede keer voor.

houtôs - hôste : zo, op deze wijze ... dat. Hôste (zo-dat) wordt slechts 1X door Johannes gebruikt; -ôs duidt de wijze van iets aan; het is versterkt met -te zoals we dat ook zien bij ho-te (wanneer, tôte (dan). Het gar (want, immers) legt een link met het voorgaande vers en de voorgaande perikope. De verhoging of het opklimmen slaat op de kruisdood; de nederdaling op de menswording. Op deze wijze (houtôs) slaat dus op dit geheel. In menswording en kruisdood van Jezus heeft God zijn liefde laten kennen.

vergelijking Joh 3,16 met Joh 3,17            
Joh 3,16  Joh 3,17   Joh 3,16   Joh 3,17  
houtôs (zozeer) ou (niet)   hina (opdat) all' (maar) hina (opdat) all' (maar) hina (opdat)
gar (immers) gar (immers)   pas ho pisteuôn (al wie gelooft)      
ègapèsen (beminde) apesteilen (zond)   eis auton (in hem)      
      mè apolètai (niet verloren gaat) echèi zôèn aiônion (eeuwig leven zou hebben) krinèi (hij zou veroordelen) sôthèi (zou gered worden)
ho theos (God)  ho theos (God)       ton kosmon (de wereld) ho kosmos (de wereld)
  ton huion (de zoon)         di'autou (via hem)
ton kosmon (de wereld) eis ton kosmon (naar de wereld)          

homoiôs (zo). In 3 verzen bij Johannes. (1) Joh 5,19 . (2) Joh 6,11 (3) Joh 21,13 .
hôsper (zoals) . In 2 verzen bij Johannes : (1) Joh 5,21 . (2) Joh 5,26 .
houtôs (zo, op zo'n wijze) . In 14 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : (1) Joh 3,8 . (2) Joh 3,14 . (3) Joh 3,16 (houtôs... hôste : zo... dat). (4) Joh 4,6 . (5) Joh 5,21 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (6) Joh 5,26 (hôsper... houtôs : zoals... zo) . (7) Joh 7,46 . (8) Joh 11,48 . (9) Joh 12,50 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . . (10) Joh 13,25 . (11) Joh 14,31 (12) Joh 15,4 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . (13) Joh 18,22 . (14) Joh 21,1 .
- kathôs (zoals) . - kathôs (zoals), zie Joh 3,16 . In 31 verzen bij Johannes. (1) Joh 1,23 . (2) Joh 3,14 . (3) Joh 5,23 . (4) Joh 5,30 . (5) Joh 6,31 . (6) Joh 6,57 . (7) Joh 6,58 . (8) Joh 7,38 . (9) Joh 8,28 . (10) Joh 10,15 . (11) Joh 12,14 . (12) Joh 12,50 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . . (13) Joh 13,15 (kathôs ... kai ... : zoals... ook) . (14) Joh 13,33 (kathôs ... kai ... : zoals... ook) . (15) Joh 13,34 (kathôs ... kai ... : zoals... ook) . (16) Joh 14,27 . (17) Joh 14,31 . (18) Joh 15,4 kathôs (zoals) .... houtôs (zo) . (19) Joh 15,9 (kathôs ... kai ... : zoals... ook) . (20) Joh 15,10 . (21) Joh 15,12 . (22) Joh 17,2 . (23) Joh 17,11 . (24) Joh 17,14 . (25) Joh 17,16 . (26) Joh 17,18 (kathôs ... kai ... : zoals... ook) . (27) Joh 17,21 . (28) Joh 17,22 . (29) Joh 17,23 . (30) Joh 19,40 . (31) Joh 20,21 .
kathôs (zoals) verwijst naar de bronnen die geciteerd worden:
- (1) Joh 1,23 : kathôs eipen Hèsaias ho profètès (zoals de profeet Jesaja zei)
- (5) Joh 6,31 : kathôs estin gegrammenon (zoals het is geschreven)
- (8) Joh 7,38 : kathôs eipen hè grafè (zoals de schrift zei)
- (11) Joh 12,14 : kathôs estin gegrammenon (zoals het is geschreven)
hôsper (zoals), zie Joh 3,16 . Het komt in 243 verzen in de bijbel voor; in 207 verzen in het O.T., in 36 verzen in het N.T. In 10 verzen bij Matteüs, niet bij Marcus, in 2 verzen bij Lucas, in 2 verzen bij Johannes. Bij Johannes : (1) Joh 5,21 . (2) Joh 5,26 .

hôsper 1.   houtôs 5.  hôsper 2.  houtôs 6.  kathôs 12.  houtôs 9. kathôs 17. houtôs 11.  kathôs 2.  houtôs 2.  houtôs 3.
Joh 5,21   Joh 5,26   Joh 12,50   Joh 14,31   Joh 3,14   Joh 3,16 
hôsper (zoals) houtôs (op zo'n wijze) hôsper (zoals) houtôs (op zo'n wijze) kathôs (zoals) houtôs (zo)  kathôs (zoals) houtôs (zo)  kai kathôs (en zoals) houtôs   houtôs (zo)
gar (immers)   gar (immers)               gar (immers)
        eirèken (hij gesproken heeft)  lalô (spreek ik) eneteilato (hij opgedragen heeft) poiô (doe ik)     ègapèsen (beminde)
        moi (aan mij)   moi (aan mij)        
ho patèr (de vader) kai ho huios (ook de zoon) ho patèr (de vader) kai tôi huiôi edôken (gaf hij ook aan de zoon) ho patèr (de vader)   ho patèr (de vader)   Môusès (Mozes)    ho theos (God)
egeirei (wekt op)               hupsôsen (verhoogde) hupsôthènai dei (moet verhoogd worden)  
tous nekrous (de doden) hous thelei (degenen die hij wil)             tèn ofin (de slang) ton huion tou anthrôpou (de mensenzoon) ton kosmon (de wereld)
kai zôiopoiei (en doet leven) zôiopoiei (doet leven) echei zôèn en heautôi (leven heeft in zichzelf)  zôèn echein en heautôi (leven hebben in zichzelf)         en tèi erèmôi (in de woestijn)    
De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 Epiloog : redding en veroordeling : Joh 12,44-50   Ik laat jullie niet verweesd achter : Joh 14,15-31  

Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21

  Jezus en Nikodemus :Joh 2,23-3,21

 

    kathôs 6.   kathôs 31.   kathôs 15.     kathôs 21. kathôs 19.   kathôs 10.   kathôs 26.  
Joh 5,19   Joh 6,57   Joh 20,21   Joh 13,34   Joh 15,12   Joh 15,9   Joh 10,15   Joh 17,18  
ha (wat) tauta (dat) kathôs (zoals) kagô (ook ik) kathôs (zoals) kagô (ook ik) kathôs (zoals) ina kai humeis (opdat ook jullie) ina (opdat) kathôs (zoals) kathôs (zoals) kagô (ook ik) kathôs (zoals) kagô (ook ik) kathôs (zoals) kagô (ook ik)
gar (immers)                     humas (jullie)     eme (mij)  
    apesteilen (hij zond) zô (leef ik) apestalken (hij heeft gezonden) pempô (ik zend) ègapèsa (ik beminde) agapate (beminne) agapate (jullie beminnen) ègapèsa (ik beminde) ègapèsen (hij beminde) ègapèsa (ik beminde) ginôskei (hij kent) ginôskô (ik ken) apesteilas (jij zond) apesteila (ik zond)
    me (mij)   me (mij) humas (jullie) humas (jullie) allèlous (elkaar) allèlous (elkaar) humas (jullie) me (mij)   me (mij) ton patera (de vader)   autous (hen)
an ekeinos (hij) kai ho huios (ook de zoon) ho zôn patèr (de levende vader) dia ton patera (via de vader) ho patèr (de vader)           ho patèr (de vader)   ho patèr (de vader)      
poièi (zou doen) homoiôs poiei (doet op gelijke wijze)                         eis ton kosmon (naar de wereld) eis ton kosmon (naar de wereld)
De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 -   Jezus : het brood om van te leven : Joh 6,26-59 -    De leerling van wie Jezus hield : Joh 21,20-25 -    Ik ga heen : Joh 13,31-38 -    Jezus: de ware wijnstok :- Joh 15,1-17 -    Jezus: de ware wijnstok : Joh 15,1-17 -    De herder en zijn schapen : Joh 9,39-10,21 -    Afscheidsgebed van Jezus : Joh 17,1-26 -  

 

kathôs 19.   kathôs 10.   kathôs 26.  
Joh 15,9     Joh 10,15   Joh 17,18  
kathôs (zoals) kagô (ook ik) kathôs (zoals) kagô (ook ik) kathôs (zoals) kagô (ook ik)
  humas (jullie)    

eme (mij)

 
ègapèsen (hij beminde) ègapèsa (ik beminde) ginôskei (hij kent) ginôskô (ik ken) apesteilas (jij zond) apesteila (ik zond)
me (mij)   me (mij) ton patera (de vader)   autous (hen)
ho patèr (de vader)   ho patèr (de vader)      
        eis ton kosmon (naar de wereld) eis ton kosmon (naar de wereld)
Jezus: de ware wijnstok : Joh 15,1-17 -   De herder en zijn schapen : Joh 9,39-10,21 -   Afscheidsgebed van Jezus : Joh 17,1-26 -  

 

    kathôs 3.  kathôs 9.    kathôs 13.    kathôs 16.      
  Joh 5,23   Joh 8,28    Joh 13,15    Joh 14,27      
  hina (opdat) kathôs (zoals)  alla kathôs (maar zoals)   hina (opdat)  kathôs (zoals)  kai humeis (ook jullie)  ou kathôs (niet zoals)  egô (ik)    
  pantes (allen)      tauta (die dingen)  egô (ik)   ho kosmos (de wereld)       
  timôsi (vrezen) timôsi (zij vrezen)  edidaxen (hij onderrichtte)  lalô (zeg ik)  epoièsa (ik handelde)  poiète (zouden handelen) didôsin (geeft)   didômi (geef)    
  ton huion (de zoon) ton patera (de vader)  me (mij)   humin (voor jullie)      humin (aan jullie)      
       ho patèr (de vader)              
                     
                     
                     

- agapaô (beminnen)
--- ègapèsen (hij beminde) indicatief aorist agapaô (beminnen). In deze vorm komt het in 3 verzen bij Johannes voor. In Joh 15,9 wordt de relatie van de vader en de zoon weergegeven; in Joh 3,16 de relatie van God tot de wereld; in Joh 13,1 de relatie tussen Jezus en de zijnen. agapaô (beminnen)

oidamen (wij weten)
 

pôs (hoe, op welke wijze) 20X bij Johannes


pou (waar)18X bij Johannes
 

pothen (vanwaar) 11X bij Johannes
 

pisteuô (geloven, vertrouwen) bij Johannes, zie Joh 3,16
- act. part. praes. nom. mann. enk. πιστευων = pisteuôn (gelovend, vertrouwend) van het werkw. πιστευω = pisteuô (geloven, vertrouwen) . Taalgebruik in het NT : pisteuô (geloven, vertrouwen) . Taalgebruik in de LXX : pisteuô (geloven, vertrouwen) . Bijbel (24) . OT (2) . NT (22) . Niet bij Matteüs, Marcus en Lucas. Joh (14)  : (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3a) Joh 3,18a . (3b) Joh 3,18b . (4) Joh 3,36 . (5) Joh 5,24 . (6) Joh 6,35 . (7) Joh 6,40 . (8) Joh 6,47 . (9) Joh 7,38 . (10) Joh 11,25 . (11) Joh 11,26 . (12) Joh 12,44 . (13) Joh 12,46 . (14) Joh 14,12 .
* Telkens wordt het voorafgegaan door het bepalend lidwoord mannelijk enkelvoud ho (de).
* In 4 van de 14 zinnen hebben we met een optatiefzin (wens, bedoeling) te maken : hina (opdat): (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 6,40 . (4) Joh 12,46
* In 13 van de 14 verzen wordt pisteuôn gevolgd door een nadere bepaling, die telkens op Jezus slaat. Niet in Joh 6,47 .
* In 7 verzen wordt pisteuôn (gelovend) gevolgd door eis eme (in mij) (1) Joh 6,35 . (2) Joh 7,38 . (3) Joh 11,25 . (4) Joh 11,26 . (5) Joh 12,44 . (6) Joh 12,46 . (7) Joh 14,12 , in 3 verzen door eis auton (in hem) (1) Joh 3,16 . (2) Joh 3,18a (3) Joh 6,40 , in 1 vers door en autôi (in hem) nl. Joh 3,15, in 2 verzen door een concretere bepaling nl. Joh 3,36 : eis ton huion (in de zoon) en in Joh 5,24 : tôi pempsanti me (in wie me zond), in 1 vers door niets nl. Joh 6,47.
* In 5 verzen gaat aan ho pisteuôn (de gelovende = wie gelooft) pas (ieder) vooraf: (1) Joh 3,15. (2) Joh 3,16 . (3) Joh 6,40 . (4) Joh 11,26 . (5) Joh 12,46
* In 6 verzen bezit hij die in Jezus gelooft het eeuwig leven (zoèn aiônion ): (1) Joh 3,15 . (2) Joh 3,16 . (3) Joh 3,36 . (4) Joh 5,24 . (5) Joh 6,40 . (6) Joh 6,47 .

Jezus straalde geloof en vertrouwen uit. In het leven. Wie vertrouwt, heeft het leven / leeft. Aan de gestorven Jezus werd alle macht van God toegekend. Dat kon omdat Hij als zoon van God werd gezien. Met zijn dood eindigde het leven van Jezus niet. Hij leeft verder bij God. Zo stijgt zijn leven boven de grens van de dood uit; hij leeft eeuwig. Na Jezus wordt leven afhankelijk gemaakt van het vertrouwen op Jezus. Daarenboven wordt de klemtoon gelegd op eeuwig. Zo wordt sterven geen doodgaan, geen stoffelijke resten.
 

  pisteuôn  1.pas 1. pisteuôn  2. pas 2.   pisteuôn  3.    pisteuôn 4.  pisteuôn 5.  pisteuôn 6. pisteuôn  7. pas 3.
  Joh 3,15 Joh 3,16   Joh 3,18   Joh 3,36 Joh 5,24
Joh 6,35 Joh 6,40
  hina (opdat) hina (opdat) all' (maar)       kai (en) kai (en) hina pas (opdat)... kai (en)
  pas ho pisteuôn (al wie gelooft) pas ho pisteuôn (al wie gelooft)   ho pisteuôn (wie gelooft) ho de mè pisteuôn (wie echter niet gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) pas ho pisteuôn (al wie gelooft)
  en autôi (in hem) eis auton (in hem)   eis auton (in hem)   eis ton huion (in de zoon) tôi pempsanti me (in wie me zond) eis eme (in mij) eis auton (in hem)
  echèi zôèn aiônion (eeuwig leven zou hebben) mè apolètai (niet verloren zou gaan) echèi zôèn aiônion (eeuwig leven zou hebben) ou krinetai (wordt niet geoordeeld) èdè kekritai (is reeds geoordeeld) echei zôèn aiônion (heeft eeuwig leven) echei zôèn aiônion (heeft eeuwig leven) ou mè dipsèsei pôpote (zal nooit meer dorst lijden) echèi zôèn aiônion (eeuwig leven zou hebben)
   Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 -  Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 -    Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 -    Hij die van de hemel komt : Joh 3,31-36 -  De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 -  Jezus : het brood om van te leven : Joh 6,26-59 -  Jezus : het brood om van te leven : Joh 6,26-59 -

 

pisteuôn  8.  pisteuôn 9.  pisteuôn 10. pisteuôn  11. pas 4. pisteuôn 12. pisteuôn  13. pas 5. pisteuôn 14.
Joh 6,47 Joh 7,38 Joh 11,25 Joh 11,26 Joh 12,44 Joh 12,46 Joh 14,12  
      kai (en) pas ho zôn (al wie leeft) kai (en)   hina (opdat)  
ho pisteuôn (wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft) pas ho pisteuôn (al wie gelooft) ho pisteuôn (wie gelooft)
  eis eme (in mij) eis eme (in mij) eis eme (in mij) eis eme (in mij) eis eme (in mij) eis eme (in mij)
echei zôèn aiônion (heeft eeuwig leven)   kan apothanèi zèsetai (ook als hij gestorven is, zal leven) ou mè apothanèi eis ton aiôna (zal niet sterven in eeuwigheid) ou pisteuei eis eme alla eis ton pempsanta me (gelooft niet in mij, maar in hem die me zond) en tèi skotiai mè meinèi (blijft niet in de duisternis)  
Jezus : het brood om van te leven : Joh 6,26-59 - Stromend levend water : Joh 7,37-39 - Jezus en Marta : Joh 11,17-27 - Jezus en Marta : Joh 11,17-27 - Epiloog : redding en veroordeling : Joh 12,44-50 - Epiloog : redding en veroordeling : Joh 12,44-50 Jezus : de weg naar de Vader : Joh 14,1-14 -

episteusan (zij geloofden). Indicatief aorist 3de persoon meervoud. In 12 verzen bij Johannes.

15. Pas (elk, ieder) . Verwijzing : pas (elk, ieder) , zie Joh 3,16 . Zie verder : Mt 5,22 en Mc 2,13 . Het komt bij Johannes in vijftien verzen voor : (1) Joh 2,10 . (2) Joh 3,8 . (3) Joh 3,15. (4) Joh 3,16 . (5) Joh 3,20 . (6) Joh 4,13 . (7) Joh 6,40 . (8) Joh 6,45 . (9) Joh 8,2 . (10) Joh 8,34 . (11) Joh 11,26 . (12) Joh 12,46 . (13) Joh 16,2 . (14) Joh 18,37 . (15) Joh 19,12
* In 5 verzen is het reeds het geval met ho pisteuôn ( al wie gelooft, vertrouwen heeft). (1) Joh 3,15. (2) Joh 3,16 . (3) Joh 6,40 . (4) Joh 11,26 . (5) Joh 12,46
* In 2 verzen is pas (ieder) bijvoeglijk gebruikt; in 10 verzen wordt het gevolgd door het lidwoord ho en een participium(zin). In de overige 5 gevallen wordt het onmiddellijk gevolgd door een particium(zin).

pas 1. pas 2. pas 5. pas 6. zie hoger pas 8. pas 9. pas 10. pas 13. pas 14. pas 15.  
Joh 2,10   Joh 3,8 Joh 3,20 Joh 4,13 Joh 6,40 Joh 6,45  Joh 8,2 Joh 8,34   Joh 16,2   Joh 18,37 Joh 19,12
pas anthrôpos (ieder mens) pas (al) pas gar (want al) pas (al) hina pas (opdat al pas (al) kai pas ho laos (en het hele volk) hoti pas (dat al) hina pas (opdat al pas (al) pas (al)
  ho gegennèmenos (wie werd geboren) faula prassôn (wie slechte dingen praktikeert)  ho pinôn (wie drinkt)  theôrôn (wie ziet) akousas (wie luisterde)    poiôn (wie doet)  apokteinas humas (jullie doodt) ho ôn ek tès alètheias (die is uit de waarheid)   ho basilea heauton poiôn (wie zichzelf tot koning maakt)
  ek tou pneumatos  (uit de geest)   ek tou hudatos toutou (uit dit water)   ton huion (de zoon)  para tou patros (vanwege de vader)    tèn hamartian (de zonde)      
          kai mathôn (en leerde)          
    misei to fôs (haat het licht) kai ouk erchetai pros to fôs (en gaat niet naar het licht) dipsèsei palin (hij zal opnieuw dorst krijgen)   erchetai pros eme (hij zal komen tot mij) èrcheto pros auton (kwam tot hem) doulos estin tès hamartias (is slaaf van de zonde)   akouei mou tès fônès (luistert naar mijn stem)  
Bruiloft te Kana : Joh 2,1-12 Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 Jezus en een samaritaanse vrouw : Joh 4,1-45 Jezus : het brood om van te leven : Joh 6,26-59 Jezus : het brood om van te leven : Joh 6,26-59 Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 Afstammelingen van Abraham : Joh 8,31-59   Jezus voor Pilatus : Joh 18,28-19,16a Jezus voor Pilatus : - Joh 18,28-19,16a -

In de mislukking liggen de kiemen van de toekomst . In het jodendom is de messias een overwinnende messias .

Joh 3,17 - Joh 3,17 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17 οὐ γὰρ ἀπέστειλεν ὁ Θεὸς τὸν υἱὸν αὐτοῦ εἰς τὸν κόσμον ἵνα κρίνῃ τὸν κόσμον, ἀλλ' ἵνα σωθῇ ὁ κόσμος δι' αὐτοῦ. 17 non enim misit Deus Filium suum in mundum ut iudicet mundum sed ut salvetur mundus per ipsum   17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.  [17] Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te veroordelen, maar om door Hem de wereld te redden.  [17] God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.   3:17 Want God heeft de Zoon niet tot de wereld gezonden om de wereld te veroordelen maar opdat de wereld door hem zal worden gered; 17. Car Dieu n'a pas envoyé son Fils dans le monde pour juger le monde, mais pour que le monde soit sauvé par lui.

King James Bible . [17] For God sent not his Son into the world to condemn the world; but that the world through him might be saved.
Luther-Bibel . 17Denn Gott hat seinen Sohn nicht in die Welt gesandt, dass er die Welt richte, sondern dass die Welt durch ihn gerettet werde.

Tekstuitleg van Joh 3,17 .

God staat voor gerechtigheid . De zoon is de representant van het project . De wereld kan alle kanten uit . Hij kan evolueren naar desastreuze toestanden . Gnosicisme heeft een radicale dualiteit . Het is gnosicisme van de 1ste eeuw na Chr. . Weinig waardering voor het lichaam ,... maar Johannes verzet zich tegen het gnosticisme . Het woord is vlees geworden.... het goddelijke dat één wordt met het menselijke is niet gnostisch . Gnosis als inzicht . Gnosis als mystiek . Tegenover het louter rationele weten . Esther de Boer over Maria Magdalena : het is geen gnostisch geschrift . Het probleem is dat een vrouw het woord voert en dat ze een betere kennis heeft van de messias dan de leerlingen . Het gnosticisme legt de nadruk op de spiritualisering van het christendom . Wie vertrouwt in de zoon , wordt niet veroordeeld .

Joh 3,18 - Joh 3,18 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18 ὁ πιστεύων εἰς αὐτὸν οὐ κρίνεται· ὁ δὲ μὴ πιστεύων ἤδη κέκριται, ὅτι μὴ πεπίστευκεν εἰς τὸ ὄνομα τοῦ μονογενοῦς υἱοῦ τοῦ Θεοῦ. 18 qui credit in eum non iudicatur qui autem non credit iam iudicatus est quia non credidit in nomine unigeniti Filii Dei   18 Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God."  [18] Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat Hij niet geloofd* heeft in de naam van de eniggeboren Zoon van God.   [18] Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon.   3:18 wie in hem gelooft wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft is reeds veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de naam van de eniggeboren Zoon van God!- 18. Qui croit en lui n'est pas jugé ; qui ne croit pas est déjà jugé, parce qu'il n'a pas cru au Nom du Fils unique de Dieu.

King James Bible . [18] He that believeth on him is not condemned: but he that believeth not is condemned already, because he hath not believed in the name of the only begotten Son of God.
Luther-Bibel . 18Wer an ihn glaubt, der wird nicht gerichtet; wer aber nicht glaubt, der ist schon gerichtet, denn er glaubt nicht an den Namen des eingeborenen Sohnes Gottes.

Tekstuitleg van Joh 3,18 .

Wie niet vertrouwt , kiest voor de macht van het systeem . De mensenzoon is de Godszoon . In deze mensenzoon wordt duidelijk wie de God van Israël is .

Joh 3,19 - Joh 3,19 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19 αὕτη δέ ἐστιν ἡ κρίσις, ὅτι τὸ φῶς ἐλήλυθεν εἰς τὸν κόσμον καὶ ἠγάπησαν οἱ ἄνθρωποι μᾶλλον τὸ σκότος ἢ τὸ φῶς, ἦν γὰρ πονηρὰ αὐτῶν τὰ ἔργα. 19 hoc est autem iudicium quia lux venit in mundum et dilexerunt homines magis tenebras quam lucem erant enim eorum mala opera     19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos. [19] En dit oordeel bestaat hierin: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen waren meer gesteld op de duisternis dan op het licht, omdat hun daden slecht waren. [19] Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. 3:19 en dit is het oordeel: dat het licht in de wereld is gekomen en de mensen de duisternis meer hebben liefgehad dan het licht,- want hun werken zijn boos; 19. Et tel est le jugement : la lumière est venue dans le monde et les hommes ont mieux aimé les ténèbres que la lumière, car leurs œuvres étaient mauvaises.

King James Bible . [19] And this is the condemnation, that light is come into the world, and men loved darkness rather than light, because their deeds were evil.
Luther-Bibel . 19Das ist aber das Gericht, dass das Licht in die Welt gekommen ist, und die Menschen liebten die Finsternis mehr als das Licht, denn ihre Werke waren böse.

Tekstuitleg van Joh 3,19 .

Licht , zie proloog . Het licht maakt de duisternis zichtbaar in zijn duisternis . Gn 1,2 : is chaos . God riep het licht ... In Gn 1,2 staat reeds duisternis . De aarde was woest en leeg... (de ballingschap) , en dan licht , toekomst . Wie slecht handelt , haat het licht en houdt van de duisternis . Het klinkt nogal subversief . Het is een bijbels thema . Da. (180 na. Chr.) schrijft een verhaal over Nebukadnessar , maar het ging over Antiochus IV : uw rijk staat op lemen voeten . Hij geeft een zicht op de geschiedenis met al zijn wereldrijken .

Joh 3,20 - Joh 3,20 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20 πᾶς γὰρ ὁ φαῦλα πράσσων μισεῖ τὸ φῶς καὶ οὐκ ἔρχεται πρὸς τὸ φῶς, ἵνα μὴ ἐλεγχθῇ τὰ ἔργα αὐτοῦ· 20 omnis enim qui mala agit odit lucem et non venit ad lucem ut non arguantur opera eius     20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden. [20] Wie kwaad doet, haat het licht: hij komt niet naar het licht toe, want dan worden zijn daden openbaar gemaakt; [20] Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. 3:20 want al wie slecht handelt haat het licht en komt niet tot het licht,- opdat zijn werken niet aan de kaak worden gesteld; 20. Quiconque, en effet, commet le mal hait la lumière et ne vient pas à la lumière, de peur que ses œuvres ne soient démontrées coupables,

King James Bible . [20] For every one that doeth evil hateth the light, neither cometh to the light, lest his deeds should be reproved.
Luther-Bibel . 20Wer Böses tut, der hasst das Licht und kommt nicht zu dem Licht, damit seine Werke nicht aufgedeckt werden.

Tekstuitleg van Joh 3,20 .

Joh 3,21 - Joh 3,21 - Jezus en Nikodemus : Joh 2,23-3,21 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 2 -- Joh 3 -- Joh 2,23 - Joh 2,24 - Joh 2,25 - Joh 3,1 - Joh 3,2 - Joh 3,3 - Joh 3,4 - Joh 3,5 - Joh 3,6 - Joh 3,7 - Joh 3,8 - Joh 3,9 - Joh 3,10 - Joh 3,11 - Joh 3,12 - Joh 3,13 - Joh 3,14 - Joh 3,15 - Joh 3,16 - Joh 3,17 - Joh 3,16 - Joh 3,19 - Joh 3,20 - Joh 3,21 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21 ὁ δὲ ποιῶν τὴν ἀλήθειαν ἔρχεται πρὸς τὸ φῶς, ἵνα φανερωθῇ αὐτοῦ τὰ ἔργα, ὅτι ἐν Θεῷ ἐστιν εἰργασμένα. 21 qui autem facit veritatem venit ad lucem ut manifestentur eius opera quia in Deo sunt facta     21 Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn. [21] maar wie de waarheid* doet, komt wel naar het licht toe, want dan zal blijken dat zijn daden in God zijn verricht.' [21] Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.' 3:21 maar wie doet wat waarachtig is komt tot het licht,- opdat van zijn werken openbaar mag worden dat zij in gemeenschap met God zijn bewerkt! 21. mais celui qui fait la vérité vient à la lumière, afin que soit manifesté que ses œuvres sont faites en Dieu. »

King James Bible . [21] But he that doeth truth cometh to the light, that his deeds may be made manifest, that they are wrought in God.
Luther-Bibel . 21Wer aber die Wahrheit tut, der kommt zu dem Licht, damit offenbar wird, dass seine Werke in Gott getan sind. Das letzte Zeugnis des Täufers von Jesus

Tekstuitleg van Joh 3,21 .

De oude wereldorde wordt met vlees aangeduid . De verdrukkers van gisteren worden vaak de verdrukkers van morgen . Franse revoilutie ... Robespierre . Socialisme naar dictatoriaal communisme . Er moet gewerkt worden aan een nieuwe mentaliteit .

Jezus en Johannes : Joh 3,22-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -

Kana - Kafarnaüm - Jeruzalem (tempel) - verder naar het Zuiden

Joh 3,22 - Joh 3,22 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22 Μετὰ ταῦτα ἦλθεν ὁ Ἰησοῦς καὶ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ εἰς τὴν Ἰουδαίαν γῆν, καὶ ἐκεῖ διέτριβεν μετ' αὐτῶν καὶ ἐβάπτιζεν. 22 post haec venit Iesus et discipuli eius in iudaeam terram et illic demorabatur cum eis et baptizabat     22 Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte. [22] Hierna* ging Jezus met zijn leerlingen naar het gebied van Judea, waar Hij zich met hen ophield en doopte*. [22] Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar Judea. Daar bleef hij enige tijd en hij doopte er. 3:22 Na dit alles komt Jezus, met zijn leerlingen, aan in het Judeese land; toen hij zich daar een tijd met hen had opgehouden is hij gaan dopen. 22. Après cela, Jésus vint avec ses disciples au pays de Judée et il y séjourna avec eux, et il baptisait.

King James Bible . [22] After these things came Jesus and his disciples into the land of Judaea; and there he tarried with them, and baptized.
Luther-Bibel . 22Danach kam Jesus mit seinen Jüngern in das Land Judäa und blieb dort eine Weile mit ihnen und taufte.

Tekstuitleg van Joh 3,22 . Het vers Joh 3,22 telt 20 (2² X 5) woorden en 90 (2 X 3² X 5) letters . De getalwaarde van Joh 3,22 is 8133 (3 X 2711) .

Joh 3,22.1. μετα = meta (met , na) . Afkorting : met' OF meth' . Taalgebruik in het NT : meta (na , met) . Taalgebruik in de LXX : meta (na , met) . Joh (24) . Met accusatief : in 14 verzen . Met genitief : in 10 verzen .
- meta + accusatief (na) .
- A. meta + accusatief touto (dit : onzijdig enkelvoud) . Joh (4) : (1) Joh 2,12 . (2) Joh 11,7 . (3) Joh 11,11 . (4) Joh 19,28 .
- B. meta + accusatief meervoud (tauta - deze dingen) . Joh (8) : (1) Joh 3,22 . (2) Joh 5,1 . (3) Joh 5,14 . (4) Joh 6,1 . (5) Joh 7,1 . (6) Joh 13,7 . ( 7) Joh 19,38 . (8) Joh 21,1 . Tauta ('deze dingen'), zie Mt 1,20 .
- C. Joh 4,43 : Meta de tas duo hèmeras (Na twee dagen echter) .
- D. Joh 13,27 .
- meta + genitief (met) . Joh (10) : (1) Joh 3,25 . (2) Joh 3,26 . (3) Joh 4,27 . (4) Joh 6,3 . (5) Joh 9,37 . (6) Joh 11,54 . (7) Joh 18,2 . (8) Joh 18,3 . (9) Joh 19,40 . (10) Joh 20,7 .

  meta (na, met)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
1 meta  1443  1159  284  42  34  37  24  48  77  22  113  137 
2 met'  737 611 126 18 16 21 23 14 10 24 55 78
3 meth'  1   1             1    
  totaal  2181 1770 411 60 50 58 47 62 87 47 168 215

Joh 3,22.1. - 2. μετα ταυτα = meta tauta (na deze dingen, daarna) . NT (25) . Joh (8) : (1) Joh 3,22 . (2) Joh 5,1 . (3) Joh 5,14 . (4) Joh 6,1 . (5) Joh 7,1 . (6) Joh 13,7 . ( 7) Joh 19,38 . (8) Joh 21,1 .
- In 6 van de 8 teksten volgt het onderwerp ὁ Ιησους = ho Ièsous (Jezus) na het werkw. en heeft er ook een plaatsverandering plaats . In Joh 3,22 wordt voor de eerste maal in Joh. μετα ταυτα = meta tauta (na deze dingen, daarna) gebruikt . Het vers Joh 3,22 start de plaatsverandering na de zuivering van de tempel (Joh 2,13-22) en het gesprek tussen Jezus en Nikodemus (Joh 2,23-3,21) .

meta 1. + touto 1. eerste maal : Jezus van Galilea naar Jeruzalem terug naar Galilea via Judea en Samaria. meta 2. + tauta : 1. Jezus naar Galilea . meta 5. tweede maal : Jezus van Galilea naar Judea (Jeruzalem) . meta 7.  + tauta : 2. Jezus in de tempel . meta 8.  + tauta : 3. tweede terugreis naar Jeruzalem . meta 9. + tauta : 4.  
Joh 2,12 Joh 2,13 Joh 3,22  Joh 4,43 Joh 5,1  Joh 5,14  Joh 6,1 Joh 6,17
Meta touto (daarna) Kai eggus èn to pascha tôn Ioudaiôn (en nabij was het paasfeest van de joden) Meta tauta (Daarna)   Meta de tas duo hèmeras (Na twee dagen echter) Meta tauta èn heortè tôn Ioudaiôn kai (Daarna was het een feest van de joden en) Meta tauta (Daarna) Meta tauta (Daarna)  kai embantes eis ploion (en ingescheept in de boot)
katebè (daalde hij af) kai anebè (en hij klom op) èlthen (ging)  exèlthen ekeithen (ging hij vandaar uit) anebè (klom op) heuriskei auton (vond hij hem)  apèlthen (hij ging weg) èrchono (gingen zij)
    ho Ièsous kai hoi mathètai autou (Jezus en zijn leerlingen)   Ièsous (Jezus) ho Ièsous (Jezus) ho Ièsous (Jezus)  
eis Kafarnaoum (naar Kafarnaüm) eis Hierosoluma (naar Jeruzalem) eis tèn Ioudaian gèn (naar het Judese land) eis tèn Galilaian (naar Galilea) eis Hierosoluma (naar Jeruzalem) en tôi hierôi (in de tempel) peran tès thalassès tès Galilaias tès Tiberiados (naar de overkant van het meer van Galilea, van Tiberias) peran tès thalassès eis Kafarnaoum (naar de overkant van de zee naar Kafarnaüm)
  ho Ièsous (Jezus)            
Bruiloft te Kana : Joh 2,1-12  Afbraak van de tempel : Joh 2,13-22  Jezus en Johannes : Joh 3,22-30  Jezus en een samaritaanse vrouw : Joh 4,1-45  Genezing van een lamme : Joh 5,1-18     Jezus geeft vijfduizend mensen te eten : Joh 6,1-15  Wonderbare overtocht : Joh 6,16-21 

aankondiging van de derde reis naar Jeruzalem. meta 11. + tauta 5.     meta 13 + touto 2. meta 14 + touto 3.  meta 15 + tauta 6.   meta 20. + touto 4.   meta 21. + tauta 7.   meta 24 + tauta 8.
Joh 7,1 Joh 7,1 Joh 7,2  Joh 11,7 Joh 11,11 Joh 13,7 Joh 19,28 Joh 19,38 Joh 21,1
 Kai meta tauta (En daarna)   èn de eggus hè heortè tôn Ioudaiôn, hè skènopègia (het feest van de joden, het Loofhuttenfeest, was echter nabij)

epeita meta touto legei tois mathètais daarna zegt hij aan de leerlingen

tauta eipen, kai meta touto legei autois (hij zei dat en daarna zegt hij aan hen) gnôsèi de meta tauta (je zult het daarna begrijpen)   meta touto (daarna)  meta de tauta  (daarna echter) meta tauta (daarna)
periepatei (wandelde hij rond) ou gar èthelen... peripatein (want hij wilde niet rondwandelen)   agômen (laten we gaan)         efanerôsen ... (openbaarde)
      eis tèn Ioudaian palin (opnieuw naar Judea)         ho Ièsous (Jezus)
en tèi Galilaiai (in Galilea) en tèi Ioudaiai (in Judea)             epi tès thalassès tès Tiberiados bij het meer van Tiberias)
                 
Jezus vermijdt de openbaarheid : Joh 7,1-13      De dood van Lazarus : Joh 11,1-16 ,   Voetwassing : Joh 13,1-20 , Kruisiging en dood van Jezus : Joh 19,16b-30 . Begrafenis van Jezus : Joh 19,38-42 . Jezus verschijnt bij het meer van Tiberias : Joh 21,1-14

3. act. ind. aor. 3de pers. enk. ηλθεν = èlthen (hij kwam) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen) . Joh (18) : (1) Joh 1,7 . (2) Joh 1,11 . (3) Joh 3,2 . (4) Joh 3,22 . (5) Joh 4,45 . (6) Joh 4,46 . (7) Joh 6,23 . (8) Joh 9,7 . (9) Joh 11,32 . (10) Joh 12,1 . (11) Joh 12,28 . (12) Joh 13,1 . (13) Joh 16,21 . (14) Joh 19,38 . (15) Joh 19,39 . (16) Joh 20,4 . (17) Joh 20,19 . (18) Joh 20,24 . Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) .
- Lat. ire . vadere (Fr. je vais , il va) . ambulare (Fr. nous allons , vous allez) . Ned. gaan . E. go . D. gehen .

erchomai (gaan, komen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
ind. aor. 3de p. enk. èlthen 338 250 88 20 13 17 18 5 4 11  50  68 

Joh 3,22.5. ιησους = ièsous (Jezus) . Taalgebruik in de bijbel : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mt : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Lc : Ièsous (Jezus) . Joh (4) : (1) Joh 3,3 . (2) Joh 3,5 . (3) Joh 3,10 . (4) Joh 3,22 .

  Ièsous (Jezus)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
1 nom. mann. enk. Ièsous 604  149  455  110 57 55 194 10 28 1 222 416
2 voc. + gen. + dat. mann. enk. Ièsou 348  35  313  25 13 18 18 32 196 11 56 74
3 acc. mann. enk. Ièsoun 163  39  124  15 11 14 26 27 31 0 40 66
  totaal 1115  223  892  150 81 87 238 69 255 12 318 556

Joh 3,22.3. - 5. ηλθεν ὁ Ιησους = èlthen ho Ièsous (Jezus ging) . NT (5) : (1) Mc 1,14 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 4,46 . (4) Joh 20,19 . (5) Joh 20,24 .
- ερχεται ὁ Ιησους = erchetai ho Ièsous (Jezus komt) . Nt (3) : (1) Joh 12,12 . (2) Joh 20,26 . (3) Joh 21,13 .
- ανεβη ὁ Ιησους = anebè ho Ièsous (Jezus ging op) . NT (2) : (1) Joh 5,1 . (2) Joh 7,14 . Eveneens : Joh 2,13 .
- απηλθεν ὁ Ιησους = apèlthen ho Ièsous (Jezus ging weg) . NT (1) . Slechts in Joh 6,1 .
- εξηλθεν ὁ Ιησους = exèlthen ho Ièsous (Jezus ging uit) . NT (2) : (1) Mc 8,27 . (2) Joh 19,5 .

Joh 3,22.4. - 9. ὁ Ιησους και οἱ μαθηται αυτου = ho Ièsous kai ho mathètai autou (Jezus en zijn leerlingen) . NT (3) : (1) Mc 8,27 . (2) Joh 2,2 . (3) Joh 3,22 .

Joh 3,22.12. acc. vr. enk. ιουδαιαν = ioudaian van het zelfst. naamw. ιουδαια = ioudaia (Judea) . Taalgebruik in het NT : ioudaia (Judea) . Taalgebruik in de LXX : ioudaia (Judea) . Joh (4) : (1) Joh 3,22 . (2) Joh 4,3 . (3) Joh 7,3 . (4) Joh 11,7 .

  ioudaia (Judea)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1.   nom. vr. enk. ioudaia(i)  42  30  12     
2.  gen. vr. enk. ioudaias   74  47  27    15  17   
3.   acc. vr. enk. ioudaian   29  21         
  totaal 145  98  47  10  14    22  29   

Joh 3,22.10. - 12. εις την ιουδαιαν = eis tèn ioudaian (naar Judea) . NT (5) : (1) Lc 2,4 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 7,3 . (4) Joh 11,7 . (5) 2 Kor 1,16 .

- Herodianen : joodse collaborateurs , worden vervangen door Romeinse procurateurs . De provincies waren belangrijk voor Rome . Galilea : er was een relatieve vrijheid . De verpaupering was er zwaar . Vele Judeeërs vluchtten weg naar het Noorden . Daar zal het verzet groeien . Tegen de rijke elite van Jeruzalem . Magdala - zie Flavius Josephus , in 69 na Chr. Zie Mc 5 : een verwijzing naar wat de Romeinen handelden . Gerasa ligt 40 km van het meer . Mc had niet zoveel te maken met het Rabbijnse jodendom , Matteüs wel .

Joh 3,23 - Joh 3,23 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23 ἦν δὲ καὶ Ἰωάννης βαπτίζων ἐν Αἰνὼν ἐγγὺς τοῦ Σαλείμ, ὅτι ὕδατα πολλὰ ἦν ἐκεῖ, καὶ παρεγίνοντο καὶ ἐβαπτίζοντο· 23 erat autem et Iohannes baptizans in Aenon iuxta Salim quia aquae multae erant illic et adveniebant et baptizabantur     23 En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij kwamen daar, en werden gedoopt. [23] Ook Johannes trad als doper op, in Enon bij Salim, een waterrijke plaats, en de mensen kwamen daar naartoe om zich te laten dopen. [23] Johannes doopte toen ook, in Enon, dicht bij Salim, een waterrijk gebied. Daar kwamen de mensen naartoe om zich te laten dopen. 3:23 Maar ook Johannes is blijven dopen: in Enon, dicht bij Salim, omdat daar water in overvloed was en al wie er aantraden, die werden gedoopt. 23. Jean aussi baptisait, à Aenon, près de Salim, car les eaux y abondaient, et les gens se présentaient et se faisaient baptiser.

King James Bible . [23] And John also was baptizing in Aenon near to Salim, because there was much water there: and they came, and were baptized.
Luther-Bibel . 23Johannes aber taufte auch noch in Änon, nahe bei Salim, denn es war da viel Wasser; und sie kamen und ließen sich taufen.

Tekstuitleg van Joh 3,23 .

Joh 3,24 - Joh 3,24 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24 οὔπω γὰρ ἦν βεβλημένος εἰς τὴν φυλακὴν ὁ Ἰωάννης. 24 nondum enim missus fuerat in carcerem Iohannes     24 Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. [24] Johannes was toen namelijk nog niet in de gevangenis gezet. [24] Johannes was immers nog niet gevangengezet. 3:24 Want Johannes was nog niet in de gevangenis gegooid. 24. Jean, en effet, n'avait pas encore été jeté en prison.

King James Bible . [24] For John was not yet cast into prison.
Luther-Bibel . 24Denn Johannes war noch nicht ins Gefängnis geworfen.

Tekstuitleg van Joh 3,24 .

Joh 3,25 - Joh 3,25 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25 Ἐγένετο οὖν ζήτησις ἐκ τῶν μαθητῶν Ἰωάννου μετὰ Ἰουδαίου περὶ καθαρισμοῦ. 25 facta est ergo quaestio ex discipulis Iohannis cum Iudaeis de purificatione   25 Er rees dan een vraag van enigen uit de discipelen van Johannes met de Joden over de reiniging. [25] Nu waren enkele leerlingen van Johannes met een Jood in discussie geraakt over de reiniging. [25] Er ontstond een discussie tussen de leerlingen van Johannes en een Jood over het reinigingsritueel. 3:25 Dan geschiedt er een meningsverschil vanuit de leerlingen van Johannes met een Judeeër over reiniging. 25. Il s'éleva alors une discussion entre les disciples de Jean et un Juif à propos de purification :

King James Bible . [25] Then there arose a question between some of John's disciples and the Jews about purifying.
Luther-Bibel . 25Da erhob sich ein Streit zwischen den Jüngern des Johannes und einem Juden über die Reinigung.

Tekstuitleg van Joh 3,25 .

- reiniging : 6 kruiken .

Joh 3,26 - Joh 3,26 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26 καὶ ἦλθον πρὸς τὸν Ἰωάννην καὶ εἶπον αὐτῷ· Ραββί, ὃς ἦν μετὰ σοῦ πέραν τοῦ Ἰορδάνου, ᾧ σὺ μεμαρτύρηκας, ἴδε οὗτος βαπτίζει καὶ πάντες ἔρχονται πρὸς αὐτόν. 26 et venerunt ad Iohannem et dixerunt ei rabbi qui erat tecum trans Iordanen cui tu testimonium perhibuisti ecce hic baptizat et omnes veniunt ad eum     26 En zij kwamen tot Johannes, en zeiden tot hem: Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem. [26] Ze gingen naar Johannes en zeiden: 'Rabbi, de man die bij u was aan de overkant van de Jordaan, en over wie u getuigenis hebt afgelegd, die is aan het dopen en iedereen loopt naar Hem toe.' [26] Ze gingen naar Johannes en zeiden tegen hem: 'Rabbi, de man die bij u aan de overkant van de Jordaan was, over wie u een getuigenis afgelegd hebt, is aan het dopen en iedereen gaat naar hem toe!' 3:26 Ze komen aan bij Johannes en zeggen tot hem: rabbi, die met u was aan de overkant van de Jordaan,- over wie u toen getuigd hebt,- zie, hij doopt nu en allen komen tot hem! 26. ils vinrent trouver Jean et lui dirent : « Rabbi, celui qui était avec toi de l'autre côté du Jourdain, celui à qui tu as rendu témoignage, le voilà qui baptise et tous viennent à lui ! »

King James Bible . [26] And they came unto John, and said unto him, Rabbi, he that was with thee beyond Jordan, to whom thou barest witness, behold, the same baptizeth, and all men come to him.
Luther-Bibel . 26Und sie kamen zu Johannes und sprachen zu ihm: Meister, der bei dir war jenseits des Jordans, von dem du Zeugnis gegeben hast, siehe, der tauft, und jedermann kommt zu ihm.

Tekstuitleg van Joh 3,26 .

Joh 3,27 - Joh 3,27 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27 ἀπεκρίθη Ἰωάννης καὶ εἶπεν· Οὐ δύναται ἄνθρωπος λαμβάνειν οὐδὲν ἐὰν μὴ ᾖ δεδομένον αὐτῷ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ. 27 respondit Iohannes et dixit non potest homo accipere quicquam nisi fuerit ei datum de caelo     27 Johannes antwoordde en zeide: Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij. [27] Johannes antwoordde: 'Geen mens kan zich ook maar iets verwerven of het moet hem door de hemel zijn geschonken. [27] Johannes antwoordde: 'Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt. 3:27 Johannes antwoordt en zegt: een mens kan niets aannemen als het hem niet gegeven is vanuit de hemel; 27. Jean répondit : « Un homme ne peut rien recevoir, si cela ne lui a été donné du ciel.

King James Bible . [27] John answered and said, A man can receive nothing, except it be given him from heaven.
Luther-Bibel . 27Johannes antwortete und sprach: Ein Mensch kann nichts nehmen, wenn es ihm nicht vom Himmel gegeben ist.

Tekstuitleg van Joh 3,27 .

Joh 3,28 - Joh 3,28 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28 αὐτοὶ ὑμεῖς μοι μαρτυρεῖτε ὅτι εἶπον· οὐκ εἰμὶ ἐγὼ ὁ Χριστός, ἀλλ' ὅτι Ἀπεσταλμένος εἰμὶ ἔμπροσθεν ἐκείνου. 28 ipsi vos mihi testimonium perhibetis quod dixerim ego non sum Christus sed quia missus sum ante illum     28 Gijzelven zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet; maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben. [28] Jullie kunnen toch zelf getuigen dat ik gezegd heb: "Ik ben de Messias niet, ik ben voor Hem uit gestuurd." [28] Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb: "Ik ben de messias niet, maar ik ben voor hem uit gezonden." 3:28 zelf zijt ge mijn getuigen dat ik heb gezegd 'ik ben de Christus niet!',- nee 'een afgezant ben ik voor hém uit'; 28. Vous-mêmes, vous m'êtes témoins que j'ai dit : «Je ne suis pas le Christ, mais je suis envoyé devant lui. »

King James Bible . [28] Ye yourselves bear me witness, that I said, I am not the Christ, but that I am sent before him.
Luther-Bibel . 28Ihr selbst seid meine Zeugen, dass ich gesagt habe: Ich bin nicht der Christus, sondern vor ihm her gesandt.

Tekstuitleg van Joh 3,28 .

Joh 3,29 - Joh 3,29 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29 ὁ ἔχων τὴν νύμφην νυμφίος ἐστίν· ὁ δὲ φίλος τοῦ νυμφίου, ὁ ἑστηκὼς καὶ ἀκούων αὐτοῦ, χαρᾷ χαίρει διὰ τὴν φωνὴν τοῦ νυμφίου. αὕτη οὖν ἡ χαρὰ ἡ ἐμὴ πεπλήρωται. 29 qui habet sponsam sponsus est amicus autem sponsi qui stat et audit eum gaudio gaudet propter vocem sponsi hoc ergo gaudium meum impletum est     29 Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. [29] Hij die de bruid mag bezitten, is de bruidegom; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is vol vreugde als hij de bruidegom hoort. Nu is mijn vreugde volkomen. [29] De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. 3:29 wie de bruid heeft, die is de bruidegom; en de vriend van de bruidegom die naast hem staat en naar hem hoort,- verheugt zich vol vreugde over de stem van de bruidegom; welnu, deze vreugde is ten volle de mijne geworden: 29. Qui a l'épouse est l'époux ; mais l'ami de l'époux qui se tient là et qui l'entend, est ravi de joie à la voix de l'époux. Telle est ma joie, et elle est complète.

King James Bible . [29] He that hath the bride is the bridegroom: but the friend of the bridegroom, which standeth and heareth him, rejoiceth greatly because of the bridegroom's voice: this my joy therefore is fulfilled.
Luther-Bibel . 29Wer die Braut hat, der ist der Bräutigam; der Freund des Bräutigams aber, der dabeisteht und ihm zuhört, freut sich sehr über die Stimme des Bräutigams. Diese meine Freude ist nun erfüllt.

Tekstuitleg van Joh 3,29 .

- Wie de bruid tot zich neemt . Israël beschouwt het land niet als eigendom , maar als erfdeel . Verwijzing naar Jr 7,34 .

Joh 3,30 - Joh 3,30 : Jezus en Johannes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,22 - Joh 3,23 - Joh 3,24 - Joh 3,25 - Joh 3,26 - Joh 3,27 - Joh 3,28 - Joh 3,29 - Joh 3,30 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30 ἐκεῖνον δεῖ αὐξάνειν, ἐμὲ δὲ ἐλαττοῦσθαι. 30 illum oportet crescere me autem minui     30 Hij moet wassen, maar ik minder worden. [30] Hij moet groter worden, en ik kleiner.' Hij die van de hemel komt [30] Hij moet groter worden en ik kleiner. 3:30 hij moet toenemen en ik minder worden!- 30. Il faut que lui grandisse et que moi je décroisse.

King James Bible . [30] He must increase, but I must decrease.
Luther-Bibel . 30 Er muss wachsen, ich aber muss abnehmen.

Tekstuitleg van Joh 3,30 .

Hij die van de hemel komt : Joh 3,31-36 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -

- Misschien een samenvatting van het voorgaande ?

Joh 3,31 - Joh 3,31 : Hij die van de hemel komt - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31 Ὁ ἄνωθεν ἐρχόμενος ἐπάνω πάντων ἐστίν. ὁ ὢν ἐκ τῆς γῆς ἐκ τῆς γῆς ἐστιν καὶ ἐκ τῆς γῆς λαλεῖ· ὁ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ἐρχόμενος ἐπάνω πάντων ἐστί, 31 qui desursum venit supra omnes est qui est de terra de terra est et de terra loquitur qui de caelo venit supra omnes est     31 Die van boven komt, is boven allen; die uit de aarde is voortgekomen, die is uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven allen. [31] Wie* van boven komt, staat boven allen. Wie afkomstig is van de aarde, blijft tot de aarde behoren en spreekt de taal van de aarde. Maar wie uit de hemel komt staat boven allen. [31] Hij die van boven komt staat boven allen, wie uit de aarde voortkomt is aards en spreekt de taal van de aarde. Hij die uit de hemel komt en boven allen staat, 3:31 wie van boven komt is iemand boven alle anderen uit; wie uit de aarde is is-en-blijft uit de aarde en spreekt als iemand uit de aarde; die uit de hemel komt is iemand boven alle anderen uit; 31. Celui qui vient d'en haut est au-dessus de tous ; celui qui est de la terre est terrestre et parle en terrestre. Celui qui vient du ciel

King James Bible . [31] He that cometh from above is above all: he that is of the earth is earthly, and speaketh of the earth: he that cometh from heaven is above all.
Luther-Bibel . 31Der von oben her kommt, ist über allen. Wer von der Erde ist, der ist von der Erde und redet von der Erde. Der vom Himmel kommt, der ist über allen

Tekstuitleg van Joh 3,31 .

Joh 3,32 - Joh 3,32 : Hij die van de hemel komt - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
32 καὶ ὃ ἑώρακεν καὶ ἤκουσεν, τοῦτο μαρτυρεῖ, καὶ τὴν μαρτυρίαν αὐτοῦ οὐδεὶς λαμβάνει. 32 et quod vidit et audivit hoc testatur et testimonium eius nemo accipit     32 En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij; en Zijn getuigenis neemt niemand aan. [32] Hij getuigt van wat Hijzelf heeft gezien en van wat Hij heeft gehoord, maar zijn getuigenis wordt niet aangenomen. [32] getuigt van wat hij gezien en gehoord heeft, en toch wordt zijn getuigenis door niemand aanvaard. 3:32 wat hij heeft gezien en gehoord,- dat is wat hij getuigt en niemand neemt zijn getuigenis aan; 32. témoigne de ce qu'il a vu et entendu, et son témoignage, nul ne l'accueille.

King James Bible . [32] And what he hath seen and heard, that he testifieth; and no man receiveth his testimony.
Luther-Bibel . 32und bezeugt, was er gesehen und gehört hat; und sein Zeugnis nimmt niemand an.

Tekstuitleg van Joh 3,32 .

 1. Johannes de Doper 2. Jezus 3. de Vader over Jezus 4. de werken over Jezus 5. de Vader over Jezus 6. de werken over Jezus
Joh 1,15 Joh 3,32 Joh 5,32 Joh 5,36 Joh 8,18 Joh 10,25
  ho eôraken kai èkousen (wat hij zag en hoorde)  hèn (het getuigenis dat)   kai (en)  
Iôannès (Johannes)     auta ta erga ha poiô (de werken zelf die ik doe)   ta erga ha egô poiô en tôi onomati tou patros mou tauta (de werken die ik doe in de naam van mijn Vader / die - werken -)
marturei (getuigt) touto marturei (dit getuigt hij) marturei (hij getuigt) marturei ( getuigen) marturei (hij getuigt) marturei ( getuigen)
peri autou (over hem)   peri emou (over mij) peri emou (over mij) peri emou (over mij) peri emou (over mij)
      hoti ho patèr me apestalken (dat de Vader mij heeft gezonden) ho pempsas me patèr (de vader die me zond)  
 (In het begin was het Woord) : Joh 1,1-18 -  Hij die van de hemel komt : - Joh 3,31-36 -  De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 -  De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 -  Jezus : het licht van de wereld : Joh 8,12-20 -  Geloof en ongeloof : Joh 10,22-42 -

Joh 3,32.5. act. ind. aor. 3de p. enk. ηκουσεν = èkousen (hij / zij hoorde) van het werkw. ακουω = akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Mt (1) : Mt 14,1 . Mc (1) : Mc 6,14 . Lc (3) : (1) Lc 1,41 . (2) Lc 9,7 . (3) Lc 15,25 . Joh (6) : (1) Joh 3,32 . (2) Joh 9,35 . (3) Joh 11,6 . (4) Joh 11,20 . (5) Joh 11,29 . (6) Joh 19,8 . Een vorm van ακουω = akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427) .

akouô (horen) bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften dt.can. Gn Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
act. ind. aor. 3de pers. enk. èkousen  186  170  28 59 19 1 27 36 14 3 1 7 3 16    11  

- Hebreeuws : וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` (en hij hoorde) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׁמַע = sjâma` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâma` (horen, luisteren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (90) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (33) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (12) . Gn (11) : (1) Gn 14,14 . (2) Gn 16,2 . (3) Gn 21,17 . (4) Gn 23,16 . (5) Gn 28,7 . (6) Gn 30,17 . (7) Gn 30,22 . (8) Gn 31,1 . (9) Gn 35,22 . (10) Gn 37,21 . (11) Gn 45,2 . Ex (6) : (1) Ex 2,15 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,24 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,4 . Lv (1) : Lv 10,20 . Nu (10) . Dt (5) : (1) Dt 1,34 . (2) Dt 5,28 . (3) Dt 9,19 . (4) Dt 10,10 . (5) Dt 26,7 .
- Horen en oor zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter .

Joh 3,32.7. act. ind. praes. 3de pers. enk. μαρτυρει = marturei (hij getuigt) van het werkw. μαρτυρεω = martureô (getuigen) . Taalgebruik in het NT : martureô (getuigen) . Taalgebruik in de LXX : martureô (getuigen) . Bijbel (11) . LXX (3) . NT (8) . Joh (6) : (1) Joh 1,15 . (2) Joh 3,32 . (3) Joh 5,32 . (4) Joh 5,36 . (5) Joh 8,18 . (6) Joh 10,25 .


Joh 3,33 - Joh 3,33 : Hij die van de hemel komt - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
33 ὁ λαβὼν αὐτοῦ τὴν μαρτυρίαν ἐσφράγισεν ὅτι ὁ Θεὸς ἀληθής ἐστιν. 33 qui accipit eius testimonium signavit quia Deus verax est     33 Die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld, dat God waarachtig is. [33] Neemt men zijn getuigenis wel aan, dan bevestigt men hiermee dat God waarachtig is. [33] Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bevestigt daarmee dat God betrouwbaar is. 3:33 wie zijn getuigenis aanneemt heeft daarmee bezegeld: God is waarachtig!- 33. Qui accueille son témoignage certifie que Dieu est véridique ;

King James Bible . [33] He that hath received his testimony hath set to his seal that God is true.
Luther-Bibel . 33Wer es aber annimmt, der besiegelt, dass Gott wahrhaftig ist.

Tekstuitleg van Joh 3,33 .

Joh 3,34 - Joh 3,34 : Hij die van de hemel komt - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
34 ὃν γὰρ ἀπέστειλεν ὁ Θεὸς, τὰ ῥήματα τοῦ Θεοῦ λαλεῖ· οὐ γὰρ ἐκ μέτρου δίδωσιν ὁ Θεὸς τὸ Πνεῦμα. 34 quem enim misit Deus verba Dei loquitur non enim ad mensuram dat Deus Spiritum     34 Want Dien God gezonden heeft, Die spreekt de woorden Gods; want God geeft Hem den Geest niet met mate. [34] Want Hij die door God gezonden werd, spreekt de woorden van God, die* zo mateloos de Geest schenkt. [34] Hij die door God gezonden is, spreekt de woorden van God, en God schenkt de Geest in overvloed. 3:34 want die God als afgezant gezonden heeft, die spreekt uit wat God wil zeggen; want hij geeft de Geest zonder beperking; 34. en effet, celui que Dieu a envoyé prononce les paroles de Dieu, car il donne l'Esprit sans mesure.

King James Bible . [34] For he whom God hath sent speaketh the words of God: for God giveth not the Spirit by measure unto him.
Luther-Bibel . 34Denn der, den Gott gesandt hat, redet Gottes Worte; denn Gott gibt den Geist ohne Maß.

Tekstuitleg van Joh 3,34 .

Joh 3,35 - Joh 3,35 : Hij die van de hemel komt - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
35 ὁ πατὴρ ἀγαπᾷ τὸν υἱόν, καὶ πάντα δέδωκεν ἐν τῇ χειρὶ αὐτοῦ. 35 Pater diligit Filium et omnia dedit in manu eius   35 De Vader heeft den Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. [35] De Vader heeft de Zoon lief: Hij heeft Hem alles in handen gegeven. [35] De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan hem overgedragen. 3:35 de Vader heeft de Zoon lief en heeft alles hem in de hand gegeven; 35. Le Père aime le Fils et a tout remis dans sa main.

King James Bible . [35] The Father loveth the Son, and hath given all things into his hand.
Luther-Bibel . 35Der Vater hat den Sohn lieb und hat ihm alles in seine Hand gegeben.

Tekstuitleg van Joh 3,35 .

Joh 3,36 - Joh 3,36 : Hij die van de hemel komt - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 3 -- Joh 2,23-3,21 - Joh 3,22-30 - Joh 3,31-36 -- Joh 3,31 - Joh 3,32 - Joh 3,33 - Joh 3,34 - Joh 3,35 - Joh 3,36 -
Griekse tekst Vulg.     Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
36 ὁ πιστεύων εἰς τὸν υἱὸν ἔχει ζωὴν αἰώνιον· ὁ δὲ ἀπειθῶν τῷ υἱῷ οὐκ ὄψεται ζωήν, ἀλλ' ἡ ὀργὴ τοῦ Θεοῦ μένει ἐπ' αὐτόν. 36 qui credit in Filium habet vitam aeternam qui autem incredulus est Filio non videbit vitam sed ira Dei manet super eum     36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. [36] Wie in de Zoon gelooft, bezit eeuwig leven, maar wie niet naar de Zoon wil luisteren, zal het leven niet zien. Integendeel, Gods toorn blijft op Hem rusten. [36] Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.' 3:36 wie vertrouwen stelt in de Zoon heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon wantrouwt zal géén leven zien,- nee, de toorn van God blijft op hem. 36. Qui croit au Fils a la vie éternelle ; qui refuse de croire au Fils ne verra pas la vie ; mais la colère de Dieu demeure sur lui. »

King James Bible . [36] He that believeth on the Son hath everlasting life: and he that believeth not the Son shall not see life; but the wrath of God abideth on him.
Luther-Bibel . 36 Wer an den Sohn glaubt, der hat das ewige Leben. Wer aber dem Sohn nicht gehorsam ist, der wird das Leben nicht sehen, sondern der Zorn Gottes bleibt über ihm.

Tekstuitleg van Joh 3,36 .


- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/nt2/john/3.asp .

1Ἦν δὲ ἄνθρωπος ἐκ τῶν Φαρισαίων, Νικόδημος ὄνομα αὐτῷ, ἄρχων τῶν Ἰουδαίων· 2 οὗτος ἦλθε πρὸς αὐτὸν νυκτὸς καὶ εἶπεν αὐτῷ· Ραββί, οἴδαμεν ὅτι ἀπὸ Θεοῦ ἐλήλυθας διδάσκαλος· οὐδεὶς γὰρ ταῦτα τὰ σημεῖα δύναται ποιεῖν ἃ σὺ ποιεῖς, ἐὰν μὴ ᾖ ὁ Θεὸς μετ' αὐτοῦ. 3 ἀπεκρίθη Ἰησοῦς καὶ εἶπεν αὐτῷ· Ἀμὴν ἀμὴν λέγω σοι, ἐὰν μή τις γεννηθῇ ἄνωθεν, οὐ δύναται ἰδεῖν τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 4 λέγει πρὸς αὐτὸν ὁ Νικόδημος· Πῶς δύναται ἄνθρωπος γεννηθῆναι γέρων ὤν; μὴ δύναται εἰς τὴν κοιλίαν τῆς μητρὸς αὐτοῦ δεύτερον εἰσελθεῖν καὶ γεννηθῆναι; 5 ἀπεκρίθη Ἰησοῦς· Ἀμὴν ἀμὴν λέγω σοι, ἐὰν μή τις γεννηθῇ ἐξ ὕδατος καὶ Πνεύματος, οὐ δύναται εἰσελθεῖν εἰς τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 6 τὸ γεγεννημένον ἐκ τῆς σαρκὸς σάρξ ἐστιν, καὶ τὸ γεγεννημένον ἐκ τοῦ Πνεύματος πνεῦμά ἐστι. 7 μὴ θαυμάσῃς ὅτι εἶπόν σοι, δεῖ ὑμᾶς γεννηθῆναι ἄνωθεν. 8 τὸ πνεῦμα ὅπου θέλει πνεῖ, καὶ τὴν φωνὴν αὐτοῦ ἀκούεις, ἀλλ' οὐκ οἶδας πόθεν ἔρχεται καὶ ποῦ ὑπάγει· οὕτως ἐστὶ πᾶς ὁ γεγεννημένος ἐκ τοῦ Πνεύματος. 9 ἀπεκρίθη Νικόδημος καὶ εἶπεν αὐτῷ· Πῶς δύναται ταῦτα γενέσθαι; 10 ἀπεκρίθη Ἰησοῦς καὶ εἶπεν αὐτῷ· Σὺ εἶ ὁ διδάσκαλος τοῦ Ἰσραὴλ καὶ ταῦτα οὐ γινώσκεις; 11 ἀμὴν ἀμὴν λέγω σοι ὅτι ὃ οἴδαμεν λαλοῦμεν καὶ ὃ ἑωράκαμεν μαρτυροῦμεν, καὶ τὴν μαρτυρίαν ἡμῶν οὐ λαμβάνετε. 12 εἰ τὰ ἐπίγεια εἶπον ὑμῖν καὶ οὐ πιστεύετε, πῶς ἐὰν εἴπω ὑμῖν τὰ ἐπουράνια πιστεύσετε; 13 καὶ οὐδεὶς ἀναβέβηκεν εἰς τὸν οὐρανὸν εἰ μὴ ὁ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καταβάς, ὁ υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου ὁ ὤν ἐν τῷ οὐρανῷ. 14 καὶ καθὼς Μωϋσῆς ὕψωσε τὸν ὄφιν ἐν τῇ ἐρήμῳ, οὕτως ὑψωθῆναι δεῖ τὸν υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου, 15 ἵνα πᾶς ὁ πιστεύων εἰς αὐτὸν μὴ ἀπόληται ἀλλ' ἔχῃ ζωὴν αἰώνιον. 16 Οὕτω γὰρ ἠγάπησεν ὁ Θεὸς τὸν κόσμον, ὥστε τὸν υἱὸν αὐτοῦ τὸν μονογενῆ ἔδωκεν, ἵνα πᾶς ὁ πιστεύων εἰς αὐτὸν μὴ ἀπόληται ἀλλ' ἔχῃ ζωὴν αἰώνιον. 17 οὐ γὰρ ἀπέστειλεν ὁ Θεὸς τὸν υἱὸν αὐτοῦ εἰς τὸν κόσμον ἵνα κρίνῃ τὸν κόσμον, ἀλλ' ἵνα σωθῇ ὁ κόσμος δι' αὐτοῦ. 18 ὁ πιστεύων εἰς αὐτὸν οὐ κρίνεται· ὁ δὲ μὴ πιστεύων ἤδη κέκριται, ὅτι μὴ πεπίστευκεν εἰς τὸ ὄνομα τοῦ μονογενοῦς υἱοῦ τοῦ Θεοῦ. 19 αὕτη δέ ἐστιν ἡ κρίσις, ὅτι τὸ φῶς ἐλήλυθεν εἰς τὸν κόσμον καὶ ἠγάπησαν οἱ ἄνθρωποι μᾶλλον τὸ σκότος ἢ τὸ φῶς, ἦν γὰρ πονηρὰ αὐτῶν τὰ ἔργα. 20 πᾶς γὰρ ὁ φαῦλα πράσσων μισεῖ τὸ φῶς καὶ οὐκ ἔρχεται πρὸς τὸ φῶς, ἵνα μὴ ἐλεγχθῇ τὰ ἔργα αὐτοῦ· 21 ὁ δὲ ποιῶν τὴν ἀλήθειαν ἔρχεται πρὸς τὸ φῶς, ἵνα φανερωθῇ αὐτοῦ τὰ ἔργα, ὅτι ἐν Θεῷ ἐστιν εἰργασμένα. 22 Μετὰ ταῦτα ἦλθεν ὁ Ἰησοῦς καὶ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ εἰς τὴν Ἰουδαίαν γῆν, καὶ ἐκεῖ διέτριβεν μετ' αὐτῶν καὶ ἐβάπτιζεν. 23 ἦν δὲ καὶ Ἰωάννης βαπτίζων ἐν Αἰνὼν ἐγγὺς τοῦ Σαλείμ, ὅτι ὕδατα πολλὰ ἦν ἐκεῖ, καὶ παρεγίνοντο καὶ ἐβαπτίζοντο· 24 οὔπω γὰρ ἦν βεβλημένος εἰς τὴν φυλακὴν ὁ Ἰωάννης. 25 Ἐγένετο οὖν ζήτησις ἐκ τῶν μαθητῶν Ἰωάννου μετὰ Ἰουδαίου περὶ καθαρισμοῦ. 26 καὶ ἦλθον πρὸς τὸν Ἰωάννην καὶ εἶπον αὐτῷ· Ραββί, ὃς ἦν μετὰ σοῦ πέραν τοῦ Ἰορδάνου, ᾧ σὺ μεμαρτύρηκας, ἴδε οὗτος βαπτίζει καὶ πάντες ἔρχονται πρὸς αὐτόν. 27 ἀπεκρίθη Ἰωάννης καὶ εἶπεν· Οὐ δύναται ἄνθρωπος λαμβάνειν οὐδὲν ἐὰν μὴ ᾖ δεδομένον αὐτῷ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ. 28 αὐτοὶ ὑμεῖς μοι μαρτυρεῖτε ὅτι εἶπον· οὐκ εἰμὶ ἐγὼ ὁ Χριστός, ἀλλ' ὅτι Ἀπεσταλμένος εἰμὶ ἔμπροσθεν ἐκείνου. 29 ὁ ἔχων τὴν νύμφην νυμφίος ἐστίν· ὁ δὲ φίλος τοῦ νυμφίου, ὁ ἑστηκὼς καὶ ἀκούων αὐτοῦ, χαρᾷ χαίρει διὰ τὴν φωνὴν τοῦ νυμφίου. αὕτη οὖν ἡ χαρὰ ἡ ἐμὴ πεπλήρωται. 30 ἐκεῖνον δεῖ αὐξάνειν, ἐμὲ δὲ ἐλαττοῦσθαι. 31 Ὁ ἄνωθεν ἐρχόμενος ἐπάνω πάντων ἐστίν. ὁ ὢν ἐκ τῆς γῆς ἐκ τῆς γῆς ἐστιν καὶ ἐκ τῆς γῆς λαλεῖ· ὁ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ἐρχόμενος ἐπάνω πάντων ἐστί, 32 καὶ ὃ ἑώρακεν καὶ ἤκουσεν, τοῦτο μαρτυρεῖ, καὶ τὴν μαρτυρίαν αὐτοῦ οὐδεὶς λαμβάνει. 33 ὁ λαβὼν αὐτοῦ τὴν μαρτυρίαν ἐσφράγισεν ὅτι ὁ Θεὸς ἀληθής ἐστιν. 34 ὃν γὰρ ἀπέστειλεν ὁ Θεὸς, τὰ ῥήματα τοῦ Θεοῦ λαλεῖ· οὐ γὰρ ἐκ μέτρου δίδωσιν ὁ Θεὸς τὸ Πνεῦμα. 35 ὁ πατὴρ ἀγαπᾷ τὸν υἱόν, καὶ πάντα δέδωκεν ἐν τῇ χειρὶ αὐτοῦ. 36 ὁ πιστεύων εἰς τὸν υἱὸν ἔχει ζωὴν αἰώνιον· ὁ δὲ ἀπειθῶν τῷ υἱῷ οὐκ ὄψεται ζωήν, ἀλλ' ἡ ὀργὴ τοῦ Θεοῦ μένει ἐπ' αὐτόν.


- Vulgata

1 erat autem homo ex Pharisaeis Nicodemus nomine princeps Iudaeorum 2 hic venit ad eum nocte et dixit ei rabbi scimus quia a Deo venisti magister nemo enim potest haec signa facere quae tu facis nisi fuerit Deus cum eo 3 respondit Iesus et dixit ei amen amen dico tibi nisi quis natus fuerit denuo non potest videre regnum Dei 4 dicit ad eum Nicodemus quomodo potest homo nasci cum senex sit numquid potest in ventrem matris suae iterato introire et nasci 5 respondit Iesus amen amen dico tibi nisi quis renatus fuerit ex aqua et Spiritu non potest introire in regnum Dei 6 quod natum est ex carne caro est et quod natum est ex Spiritu spiritus est 7 non mireris quia dixi tibi oportet vos nasci denuo 8 Spiritus ubi vult spirat et vocem eius audis sed non scis unde veniat et quo vadat sic est omnis qui natus est ex Spiritu 9 respondit Nicodemus et dixit ei quomodo possunt haec fieri 10 respondit Iesus et dixit ei tu es magister Israhel et haec ignoras 11 amen amen dico tibi quia quod scimus loquimur et quod vidimus testamur et testimonium nostrum non accipitis 12 si terrena dixi vobis et non creditis quomodo si dixero vobis caelestia credetis 13 et nemo ascendit in caelum nisi qui descendit de caelo Filius hominis qui est in caelo 14 et sicut Moses exaltavit serpentem in deserto ita exaltari oportet Filium hominis 15 ut omnis qui credit in ipso non pereat sed habeat vitam aeternam 16 sic enim dilexit Deus mundum ut Filium suum unigenitum daret ut omnis qui credit in eum non pereat sed habeat vitam aeternam 17 non enim misit Deus Filium suum in mundum ut iudicet mundum sed ut salvetur mundus per ipsum 18 qui credit in eum non iudicatur qui autem non credit iam iudicatus est quia non credidit in nomine unigeniti Filii Dei 19 hoc est autem iudicium quia lux venit in mundum et dilexerunt homines magis tenebras quam lucem erant enim eorum mala opera 20 omnis enim qui mala agit odit lucem et non venit ad lucem ut non arguantur opera eius 21 qui autem facit veritatem venit ad lucem ut manifestentur eius opera quia in Deo sunt facta 22 post haec venit Iesus et discipuli eius in iudaeam terram et illic demorabatur cum eis et baptizabat 23 erat autem et Iohannes baptizans in Aenon iuxta Salim quia aquae multae erant illic et adveniebant et baptizabantur 24 nondum enim missus fuerat in carcerem Iohannes 25 facta est ergo quaestio ex discipulis Iohannis cum Iudaeis de purificatione 26 et venerunt ad Iohannem et dixerunt ei rabbi qui erat tecum trans Iordanen cui tu testimonium perhibuisti ecce hic baptizat et omnes veniunt ad eum 27 respondit Iohannes et dixit non potest homo accipere quicquam nisi fuerit ei datum de caelo 28 ipsi vos mihi testimonium perhibetis quod dixerim ego non sum Christus sed quia missus sum ante illum 29 qui habet sponsam sponsus est amicus autem sponsi qui stat et audit eum gaudio gaudet propter vocem sponsi hoc ergo gaudium meum impletum est 30 illum oportet crescere me autem minui 31 qui desursum venit supra omnes est qui est de terra de terra est et de terra loquitur qui de caelo venit supra omnes est 32 et quod vidit et audivit hoc testatur et testimonium eius nemo accipit 33 qui accipit eius testimonium signavit quia Deus verax est 34 quem enim misit Deus verba Dei loquitur non enim ad mensuram dat Deus Spiritum 35 Pater diligit Filium et omnia dedit in manu eius 36 qui credit in Filium habet vitam aeternam qui autem incredulus est Filio non videbit vitam sed ira Dei manet super eum


- Statenvertaling

1 En er was een mens uit de Farizeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden; 2 Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. 3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. 4 Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan, en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. 6 Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest. 7 Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. 8 De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. 9 Nicodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? 10 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een leraar van Israël, en weet gij deze dingen niet? 11 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan. 12 Indien Ik ulieden de aardse dingen gezegd heb, en gij niet gelooft, hoe zult gij geloven, indien Ik ulieden de hemelse zou zeggen? 13 En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is. 14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; 15 Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. 16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. 17 Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. 18 Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God. 19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos. 20 Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden. 21 Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn. 22 Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte. 23 En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij kwamen daar, en werden gedoopt. 24 Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen. 25 Er rees dan een vraag van enigen uit de discipelen van Johannes met de Joden over de reiniging. 26 En zij kwamen tot Johannes, en zeiden tot hem: Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem. 27 Johannes antwoordde en zeide: Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij. 28 Gijzelven zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet; maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben. 29 Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. 30 Hij moet wassen, maar ik minder worden. 31 Die van boven komt, is boven allen; die uit de aarde is voortgekomen, die is uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven allen. 32 En hetgeen Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij; en Zijn getuigenis neemt niemand aan. 33 Die Zijn getuigenis aangenomen heeft, die heeft verzegeld, dat God waarachtig is. 34 Want Dien God gezonden heeft, Die spreekt de woorden Gods; want God geeft Hem den Geest niet met mate. 35 De Vader heeft den Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven. 36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.


- Willibrordvertaling

Hoofdstuk 3 [1] Zo was er onder de farizeeën een man, Nikodemus genaamd, die tot de leidende Joodse kringen behoorde. [2] Hij kwam in de nacht naar Jezus toe en zei: 'Rabbi, we* weten dat U als leraar van Godswege gekomen bent. Geen mens immers kan die tekenen verrichten die U doet, wanneer God niet met hem is.' [3] Jezus gaf hem ten antwoord: 'Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie opnieuw* geboren wordt, kan het koninkrijk* van God zien*.' [4] 'Geboren worden?' zei Nikodemus. 'Hoe kan dat wanneer je al op jaren bent? Kun je soms nog eens de schoot van je moeder binnengaan om geboren te worden?' [5] Jezus antwoordde: 'Waarachtig, Ik verzeker u: alleen wie geboren wordt uit water* en geest, is in staat het koninkrijk van God binnen te gaan. [6] Wat uit vlees* geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest*. [7] Wees dus niet verwonderd als Ik u zeg dat jullie* opnieuw geboren moeten worden. [8] De* Geest is als de wind: hij* waait waar hij wil; je hoort hem waaien, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met ieder die geboren is uit de Geest.' [9] Daarop zei Nikodemus: 'Maar hoe kan dat dan?' [10] Jezus antwoordde: 'U bent degene die Israël moet onderrichten en u begrijpt dit niet? [11] Waarachtig, Ik verzeker u: we* spreken over wat we weten, en we getuigen van wat we hebben gezien, en toch* nemen jullie ons getuigenis niet aan. [12] Als* jullie al niet geloven wanneer Ik spreek over de dingen* van de aarde, hoe zullen jullie dan geloven wanneer Ik spreek over de dingen van de hemel? [13] Alleen* Hij die uit de hemel is neergedaald, is naar de hemel opgestegen: de Mensenzoon. [14] Maar* evenals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft, zo moet ook de Mensenzoon omhoog* worden geheven, [15] zodat iedereen die gelooft, in* Hem eeuwig leven bezit. [16] Zoveel immers heeft God van de wereld* gehouden, dat Hij zijn eniggeboren* Zoon heeft geschonken*, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit. [17] Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te veroordelen, maar om door Hem de wereld te redden. [18] Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat Hij niet geloofd* heeft in de naam van de eniggeboren Zoon van God. [19] En dit oordeel bestaat hierin: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen waren meer gesteld op de duisternis dan op het licht, omdat hun daden slecht waren. [20] Wie kwaad doet, haat het licht: hij komt niet naar het licht toe, want dan worden zijn daden openbaar gemaakt; [21] maar wie de waarheid* doet, komt wel naar het licht toe, want dan zal blijken dat zijn daden in God zijn verricht.' Jezus en Johannes [22] Hierna* ging Jezus met zijn leerlingen naar het gebied van Judea, waar Hij zich met hen ophield en doopte*. [23] Ook Johannes trad als doper op, in Enon bij Salim, een waterrijke plaats, en de mensen kwamen daar naartoe om zich te laten dopen. [24] Johannes was toen namelijk nog niet in de gevangenis gezet. [25] Nu waren enkele leerlingen van Johannes met een Jood in discussie geraakt over de reiniging. [26] Ze gingen naar Johannes en zeiden: 'Rabbi, de man die bij u was aan de overkant van de Jordaan, en over wie u getuigenis hebt afgelegd, die is aan het dopen en iedereen loopt naar Hem toe.' [27] Johannes antwoordde: 'Geen mens kan zich ook maar iets verwerven of het moet hem door de hemel zijn geschonken. [28] Jullie kunnen toch zelf getuigen dat ik gezegd heb: "Ik ben de Messias niet, ik ben voor Hem uit gestuurd." [29] Hij die de bruid mag bezitten, is de bruidegom; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is vol vreugde als hij de bruidegom hoort. Nu is mijn vreugde volkomen. [30] Hij moet groter worden, en ik kleiner.' Hij die van de hemel komt [31] Wie* van boven komt, staat boven allen. Wie afkomstig is van de aarde, blijft tot de aarde behoren en spreekt de taal van de aarde. Maar wie uit de hemel komt staat boven allen. [32] Hij getuigt van wat Hijzelf heeft gezien en van wat Hij heeft gehoord, maar zijn getuigenis wordt niet aangenomen. [33] Neemt men zijn getuigenis wel aan, dan bevestigt men hiermee dat God waarachtig is. [34] Want Hij die door God gezonden werd, spreekt de woorden van God, die* zo mateloos de Geest schenkt. [35] De Vader heeft de Zoon lief: Hij heeft Hem alles in handen gegeven. [36] Wie in de Zoon gelooft, bezit eeuwig leven, maar wie niet naar de Zoon wil luisteren, zal het leven niet zien. Integendeel, Gods toorn blijft op Hem rusten.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

Hoofdstuk 3 [1] Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. [2] Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. 'Rabbi,' zei hij, 'wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.' [3] Jezus zei: 'Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.' [4] 'Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?' vroeg Nikodemus. 'Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?' [5] Jezus antwoordde: 'Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. [6] Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. [7] Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. [8] De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.' [9] 'Maar hoe kan dat?' vroeg Nikodemus. [10] 'Begrijpt u dit niet,' zei Jezus, 'terwijl u een leraar van Israël bent? [11] Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. [12] Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek? [13] Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?* [14] De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, [15] opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. [16] Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. [17] God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. [18] Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. [19] Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. [20] Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. [21] Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.' Getuigenis van Johannes de Doper [22] Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar Judea. Daar bleef hij enige tijd en hij doopte er. [23] Johannes doopte toen ook, in Enon, dicht bij Salim, een waterrijk gebied. Daar kwamen de mensen naartoe om zich te laten dopen. [24] Johannes was immers nog niet gevangengezet. [25] Er ontstond een discussie tussen de leerlingen van Johannes en een Jood over het reinigingsritueel. [26] Ze gingen naar Johannes en zeiden tegen hem: 'Rabbi, de man die bij u aan de overkant van de Jordaan was, over wie u een getuigenis afgelegd hebt, is aan het dopen en iedereen gaat naar hem toe!' [27] Johannes antwoordde: 'Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt. [28] Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb: "Ik ben de messias niet, maar ik ben voor hem uit gezonden." [29] De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. [30] Hij moet groter worden en ik kleiner. [31] Hij die van boven komt staat boven allen, wie uit de aarde voortkomt is aards en spreekt de taal van de aarde. Hij die uit de hemel komt en boven allen staat, [32] getuigt van wat hij gezien en gehoord heeft, en toch wordt zijn getuigenis door niemand aanvaard. [33] Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bevestigt daarmee dat God betrouwbaar is. [34] Hij die door God gezonden is, spreekt de woorden van God, en God schenkt de Geest in overvloed. [35] De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan hem overgedragen. [36] Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.'


- De Naardense bijbel

3:1 Maar er is een mens, één uit de farizeeërs,- Nikodemus is de naam die hij draagt, een overste van de Judeeërs: Johannes 3:2 deze komt tot hem, in de nacht, en zegt tot hem: rabbi, we weten dat u als leermeester van Godswege bent gekomen; want niemand kan deze tekenen doen die ú doet als God niet mét hem is! 3:3 Jezus antwoordt en zegt tot hem: vast en zeker is het, zeg ik je: als iemand niet van bovenaf wordt voortgebracht kan hij het koningschap van God niet zien! 3:4 Nikodemus zegt tot hem: hoe kan een mens nu worden voortgebracht als hij al oud-en-wijs is?- hij kan toch niet een tweede keer de schoot van zijn moeder binnenkomen en worden voortgebracht? 3:5 Jezus antwoordt: vast en zeker is het, zeg ik je: als iemand niet wordt voortgebracht uit water en Geest, kan hij niet binnenkomen in het koninkrijk van God; 3:6 wat uit het menselijke vlees wordt voortgebracht is en blijft vlees en wat uit de Geest wordt voortgebracht is en blijft Geest; 3:7 verwonder je er niet over dat ik je heb gezegd: gij moet van bovenaf weer worden voortgebracht!- 3:8 de wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid maar je weet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat: zo is het met al wie is voortgebracht uit de Geest! 3:9 Nikodemus antwoordt en zegt tot hem: hoe kan dát alles geschieden? 3:10 Jezus antwoordt en zegt tot hem: jíj bent Israëls leermeester en hebt hiervan geen kennis?- 3:11 vast en zeker is het, zeg ik je: wat we weten spreken we uit en wat we hebben gezien, daarvan getuigen we, maar ons getuigenis neemt ge niet aan; 3:12 als ik iets zeg over de aardse dingen gelooft ge me al niet, hoe zult ge me moeten geloven als ik u de hemelse zaken aanzeg? 3:13 Maar niemand is opgeklommen ten hemel dan hij die uit de hemel is neergedaald: de mensenzoon,- die in de hemel is. 3:14 En zoals Mozes de slang omhooggestoken heeft in de woestijn, zo moet de mensenzoon worden verhoogd,- 3:15 opdat ieder die gelooft in hem eeuwigheidsleven mag hebben. 3:16 Want zozeer heeft God de wereld liefgehad dat hij de Zoon, de eniggeborene, gegeven heeft,- opdat ieder die in hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven mag hebben. 3:17 Want God heeft de Zoon niet tot de wereld gezonden om de wereld te veroordelen maar opdat de wereld door hem zal worden gered; 3:18 wie in hem gelooft wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft is reeds veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de naam van de eniggeboren Zoon van God!- 3:19 en dit is het oordeel: dat het licht in de wereld is gekomen en de mensen de duisternis meer hebben liefgehad dan het licht,- want hun werken zijn boos; 3:20 want al wie slecht handelt haat het licht en komt niet tot het licht,- opdat zijn werken niet aan de kaak worden gesteld; 3:21 maar wie doet wat waarachtig is komt tot het licht,- opdat van zijn werken openbaar mag worden dat zij in gemeenschap met God zijn bewerkt! 3:22 Na dit alles komt Jezus, met zijn leerlingen, aan in het Judeese land; toen hij zich daar een tijd met hen had opgehouden is hij gaan dopen. 3:23 Maar ook Johannes is blijven dopen: in Enon, dicht bij Salim, omdat daar water in overvloed was en al wie er aantraden, die werden gedoopt. 3:24 Want Johannes was nog niet in de gevangenis gegooid. 3:25 Dan geschiedt er een meningsverschil vanuit de leerlingen van Johannes met een Judeeër over reiniging. 3:26 Ze komen aan bij Johannes en zeggen tot hem: rabbi, die met u was aan de overkant van de Jordaan,- over wie u toen getuigd hebt,- zie, hij doopt nu en allen komen tot hem! 3:27 Johannes antwoordt en zegt: een mens kan niets aannemen als het hem niet gegeven is vanuit de hemel; 3:28 zelf zijt ge mijn getuigen dat ik heb gezegd 'ik ben de Christus niet!',- nee 'een afgezant ben ik voor hém uit'; 3:29 wie de bruid heeft, die is de bruidegom; en de vriend van de bruidegom die naast hem staat en naar hem hoort,- verheugt zich vol vreugde over de stem van de bruidegom; welnu, deze vreugde is ten volle de mijne geworden: 3:30 hij moet toenemen en ik minder worden!- 3:31 wie van boven komt is iemand boven alle anderen uit; wie uit de aarde is is-en-blijft uit de aarde en spreekt als iemand uit de aarde; die uit de hemel komt is iemand boven alle anderen uit; 3:32 wat hij heeft gezien en gehoord,- dat is wat hij getuigt en niemand neemt zijn getuigenis aan; 3:33 wie zijn getuigenis aanneemt heeft daarmee bezegeld: God is waarachtig!- 3:34 want die God als afgezant gezonden heeft, die spreekt uit wat God wil zeggen; want hij geeft de Geest zonder beperking; 3:35 de Vader heeft de Zoon lief en heeft alles hem in de hand gegeven; 3:36 wie vertrouwen stelt in de Zoon heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon wantrouwt zal géén leven zien,- nee, de toorn van God blijft op hem.


- Bible de Jérusalem

1. Or il y avait parmi les Pharisiens un homme du nom de Nicodème, un notable des Juifs. 2. Il vint de nuit trouver Jésus et lui dit : « Rabbi, nous le savons, tu viens de la part de Dieu comme un Maître : personne ne peut faire les signes que tu fais, si Dieu n'est pas avec lui. » 3. Jésus lui répondit : « En vérité, en vérité, je te le dis, à moins de naître d'en haut, nul ne peut voir le Royaume de Dieu. » 4. Nicodème lui dit : « Comment un homme peut-il naître, étant vieux ? Peut-il une seconde fois entrer dans le sein de sa mère et naître ? » 5. Jésus répondit : « En vérité, en vérité, je te le dis, à moins de naître d'eau et d'Esprit, nul ne peut entrer dans le Royaume de Dieu. 6. Ce qui est né de la chair est chair, ce qui est né de l'Esprit est esprit. 7. Ne t'étonne pas, si je t'ai dit : Il vous fait naître d'en haut. 8. Le vent souffle où il veut et tu entends sa voix, mais tu ne sais pas d'où il vient ni où il va. Ainsi en est-il de quiconque est né de l'Esprit. » 9. Nicodème lui répondit : « Comment cela peut-il se faire ? » 10. Jésus lui répondit : « Tu es Maître en Israël, et ces choses-là, tu ne les saisis pas ? 11. En vérité, en vérité, je te le dis, nous parlons de ce que nous savons et nous attestons ce que nous avons vu ; mais vous n'accueillez pas notre témoignage. 12. Si vous ne croyez pas quand je vous dis les choses de la terre, comment croirez-vous quand je vous dirai les choses du ciel ? 13. Nul n'est monté au ciel, hormis celui qui est descendu du ciel, le Fils de l'homme. 14. Comme Moïse éleva le serpent dans le désert, ainsi faut-il que soit élevé le Fils de l'homme, 15. afin que quiconque croit ait par lui la vie éternelle. 16. Car Dieu a tant aimé le monde qu'il a donné son Fils unique, afin que quiconque croit en lui ne se perde pas, mais ait la vie éternelle. 17. Car Dieu n'a pas envoyé son Fils dans le monde pour juger le monde, mais pour que le monde soit sauvé par lui. 18. Qui croit en lui n'est pas jugé ; qui ne croit pas est déjà jugé, parce qu'il n'a pas cru au Nom du Fils unique de Dieu. 19. Et tel est le jugement : la lumière est venue dans le monde et les hommes ont mieux aimé les ténèbres que la lumière, car leurs œuvres étaient mauvaises. 20. Quiconque, en effet, commet le mal hait la lumière et ne vient pas à la lumière, de peur que ses œuvres ne soient démontrées coupables, 21. mais celui qui fait la vérité vient à la lumière, afin que soit manifesté que ses œuvres sont faites en Dieu. » 22. Après cela, Jésus vint avec ses disciples au pays de Judée et il y séjourna avec eux, et il baptisait. 23. Jean aussi baptisait, à Aenon, près de Salim, car les eaux y abondaient, et les gens se présentaient et se faisaient baptiser. 24. Jean, en effet, n'avait pas encore été jeté en prison. 25. Il s'éleva alors une discussion entre les disciples de Jean et un Juif à propos de purification : 26. ils vinrent trouver Jean et lui dirent : « Rabbi, celui qui était avec toi de l'autre côté du Jourdain, celui à qui tu as rendu témoignage, le voilà qui baptise et tous viennent à lui ! » 27. Jean répondit : « Un homme ne peut rien recevoir, si cela ne lui a été donné du ciel. 28. Vous-mêmes, vous m'êtes témoins que j'ai dit : «Je ne suis pas le Christ, mais je suis envoyé devant lui. » 29. Qui a l'épouse est l'époux ; mais l'ami de l'époux qui se tient là et qui l'entend, est ravi de joie à la voix de l'époux. Telle est ma joie, et elle est complète. 30. Il faut que lui grandisse et que moi je décroisse. 31. Celui qui vient d'en haut est au-dessus de tous ; celui qui est de la terre est terrestre et parle en terrestre. Celui qui vient du ciel 32. témoigne de ce qu'il a vu et entendu, et son témoignage, nul ne l'accueille. 33. Qui accueille son témoignage certifie que Dieu est véridique ; 34. en effet, celui que Dieu a envoyé prononce les paroles de Dieu, car il donne l'Esprit sans mesure. 35. Le Père aime le Fils et a tout remis dans sa main. 36. Qui croit au Fils a la vie éternelle ; qui refuse de croire au Fils ne verra pas la vie ; mais la colère de Dieu demeure sur lui. »


- King James Bible

John.3 [1] There was a man of the Pharisees, named Nicodemus, a ruler of the Jews: [2] The same came to Jesus by night, and said unto him, Rabbi, we know that thou art a teacher come from God: for no man can do these miracles that thou doest, except God be with him. [3] Jesus answered and said unto him, Verily, verily, I say unto thee, Except a man be born again, he cannot see the kingdom of God. [4] Nicodemus saith unto him, How can a man be born when he is old? can he enter the second time into his mother's womb, and be born? [5] Jesus answered, Verily, verily, I say unto thee, Except a man be born of water and of the Spirit, he cannot enter into the kingdom of God. [6] That which is born of the flesh is flesh; and that which is born of the Spirit is spirit. [7] Marvel not that I said unto thee, Ye must be born again. [8] The wind bloweth where it listeth, and thou hearest the sound thereof, but canst not tell whence it cometh, and whither it goeth: so is every one that is born of the Spirit. [9] Nicodemus answered and said unto him, How can these things be? [10] Jesus answered and said unto him, Art thou a master of Israel, and knowest not these things? [11] Verily, verily, I say unto thee, We speak that we do know, and testify that we have seen; and ye receive not our witness. [12] If I have told you earthly things, and ye believe not, how shall ye believe, if I tell you of heavenly things? [13] And no man hath ascended up to heaven, but he that came down from heaven, even the Son of man which is in heaven. [14] And as Moses lifted up the serpent in the wilderness, even so must the Son of man be lifted up: [15] That whosoever believeth in him should not perish, but have eternal life. [16] For God so loved the world, that he gave his only begotten Son, that whosoever believeth in him should not perish, but have everlasting life. [17] For God sent not his Son into the world to condemn the world; but that the world through him might be saved. [18] He that believeth on him is not condemned: but he that believeth not is condemned already, because he hath not believed in the name of the only begotten Son of God. [19] And this is the condemnation, that light is come into the world, and men loved darkness rather than light, because their deeds were evil. [20] For every one that doeth evil hateth the light, neither cometh to the light, lest his deeds should be reproved. [21] But he that doeth truth cometh to the light, that his deeds may be made manifest, that they are wrought in God. [22] After these things came Jesus and his disciples into the land of Judaea; and there he tarried with them, and baptized. [23] And John also was baptizing in Aenon near to Salim, because there was much water there: and they came, and were baptized. [24] For John was not yet cast into prison. [25] Then there arose a question between some of John's disciples and the Jews about purifying. [26] And they came unto John, and said unto him, Rabbi, he that was with thee beyond Jordan, to whom thou barest witness, behold, the same baptizeth, and all men come to him. [27] John answered and said, A man can receive nothing, except it be given him from heaven. [28] Ye yourselves bear me witness, that I said, I am not the Christ, but that I am sent before him. [29] He that hath the bride is the bridegroom: but the friend of the bridegroom, which standeth and heareth him, rejoiceth greatly because of the bridegroom's voice: this my joy therefore is fulfilled. [30] He must increase, but I must decrease. [31] He that cometh from above is above all: he that is of the earth is earthly, and speaketh of the earth: he that cometh from heaven is above all. [32] And what he hath seen and heard, that he testifieth; and no man receiveth his testimony. [33] He that hath received his testimony hath set to his seal that God is true. [34] For he whom God hath sent speaketh the words of God: for God giveth not the Spirit by measure unto him. [35] The Father loveth the Son, and hath given all things into his hand. [36] He that believeth on the Son hath everlasting life: and he that believeth not the Son shall not see life; but the wrath of God abideth on him.


- Luther Bibel

Jesus und Nikodemus 31Es war aber ein Mensch unter den Pharisäern mit Namen Nikodemus, einer von den Oberen der Juden. 2Der kam zu Jesus bei Nacht und sprach zu ihm: Meister, wir wissen, du bist ein Lehrer, von Gott gekommen; denn niemand kann die Zeichen tun, die du tust, es sei denn Gott mit ihm. 3Jesus antwortete und sprach zu ihm: Wahrlich, wahrlich, ich sage dir: Es sei denn, dass jemand von neuem geboren werde, so kann er das Reich Gottes nicht sehen. 4Nikodemus spricht zu ihm: Wie kann ein Mensch geboren werden, wenn er alt ist? Kann er denn wieder in seiner Mutter Leib gehen und geboren werden? 5Jesus antwortete: Wahrlich, wahrlich, ich sage dir: Es sei denn, dass jemand geboren werde aus Wasser und Geist, so kann er nicht in das Reich Gottes kommen. 6Was vom Fleisch geboren ist, das ist Fleisch; und was vom Geist geboren ist, das ist Geist. 7Wundere dich nicht, dass ich dir gesagt habe: Ihr müsst von neuem geboren werden. 8Der Wind bläst, wo er will, und du hörst sein Sausen wohl; aber du weißt nicht, woher er kommt und wohin er fährt. So ist es bei jedem, der aus dem Geist geboren ist. 9Nikodemus antwortete und sprach zu ihm: Wie kann dies geschehen? 10Jesus antwortete und sprach zu ihm: Bist du Israels Lehrer und weißt das nicht? 11Wahrlich, wahrlich, ich sage dir: Wir reden, was wir wissen, und bezeugen, was wir gesehen haben; ihr aber nehmt unser Zeugnis nicht an. 12Glaubt ihr nicht, wenn ich euch von irdischen Dingen sage, wie werdet ihr glauben, wenn ich euch von himmlischen Dingen sage? 13Und niemand ist gen Himmel aufgefahren außer dem, der vom Himmel herabgekommen ist, nämlich der Menschensohn. 14Und wie Mose in der Wüste die Schlange erhöht hat, so muss der Menschensohn erhöht werden, 15damit alle, die an ihn glauben, das ewige Leben haben. 16Denn also hat Gott die Welt geliebt, dass er seinen eingeborenen Sohn gab, damit alle, die an ihn glauben, nicht verloren werden, sondern das ewige Leben haben. 17Denn Gott hat seinen Sohn nicht in die Welt gesandt, dass er die Welt richte, sondern dass die Welt durch ihn gerettet werde. 18Wer an ihn glaubt, der wird nicht gerichtet; wer aber nicht glaubt, der ist schon gerichtet, denn er glaubt nicht an den Namen des eingeborenen Sohnes Gottes. 19Das ist aber das Gericht, dass das Licht in die Welt gekommen ist, und die Menschen liebten die Finsternis mehr als das Licht, denn ihre Werke waren böse. 20Wer Böses tut, der hasst das Licht und kommt nicht zu dem Licht, damit seine Werke nicht aufgedeckt werden. 21Wer aber die Wahrheit tut, der kommt zu dem Licht, damit offenbar wird, dass seine Werke in Gott getan sind. Das letzte Zeugnis des Täufers von Jesus 22Danach kam Jesus mit seinen Jüngern in das Land Judäa und blieb dort eine Weile mit ihnen und taufte. 23Johannes aber taufte auch noch in Änon, nahe bei Salim, denn es war da viel Wasser; und sie kamen und ließen sich taufen. 24Denn Johannes war noch nicht ins Gefängnis geworfen. 25Da erhob sich ein Streit zwischen den Jüngern des Johannes und einem Juden über die Reinigung. 26Und sie kamen zu Johannes und sprachen zu ihm: Meister, der bei dir war jenseits des Jordans, von dem du Zeugnis gegeben hast, siehe, der tauft, und jedermann kommt zu ihm. 27Johannes antwortete und sprach: Ein Mensch kann nichts nehmen, wenn es ihm nicht vom Himmel gegeben ist. 28Ihr selbst seid meine Zeugen, dass ich gesagt habe: Ich bin nicht der Christus, sondern vor ihm her gesandt. 29Wer die Braut hat, der ist der Bräutigam; der Freund des Bräutigams aber, der dabeisteht und ihm zuhört, freut sich sehr über die Stimme des Bräutigams. Diese meine Freude ist nun erfüllt. 30 Er muss wachsen, ich aber muss abnehmen. 31Der von oben her kommt, ist über allen. Wer von der Erde ist, der ist von der Erde und redet von der Erde. Der vom Himmel kommt, der ist über allen 32und bezeugt, was er gesehen und gehört hat; und sein Zeugnis nimmt niemand an. 33Wer es aber annimmt, der besiegelt, dass Gott wahrhaftig ist. 34Denn der, den Gott gesandt hat, redet Gottes Worte; denn Gott gibt den Geist ohne Maß. 35Der Vater hat den Sohn lieb und hat ihm alles in seine Hand gegeben. 36 Wer an den Sohn glaubt, der hat das ewige Leben. Wer aber dem Sohn nicht gehorsam ist, der wird das Leben nicht sehen, sondern der Zorn Gottes bleibt über ihm.


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar