- WEBSITEWEGWIJZER - JOHANNESEVANGELIE , hoofdstuk 5 , Joh 5 -- Structuur -- Taalgebruik -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

- Griekse tekst : http://www.myriobiblos.gr/bible/nt2/john/5.asp . http://www-users.cs.york.ac.uk/~fisher/cgi-bin/gnt?id=0405 . Griekse tekst .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PV4.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/joha/5.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=67045%2C67091&wbv=on&nbv=on . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=67045%2C67091&wbv=on&nbv=on . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=4760421 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibel/text/lesen/stelle/53/50001/59999/ch/5e3b9ea8396710135350c09bd8e5e9c8/ . Luther Bibel .

- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,

Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,

Overzicht van het Johannesevangelie : Joh 1 , Joh 2 , Joh 3 , Joh 4 , Joh 5 , Joh 6 , Joh 7 , Joh 8 , Joh 9 , Joh 10 , Joh 11 , Joh 12 , Joh 13 , Joh 14 , Joh 15 , Joh 16 , Joh 17 , Joh 18 , Joh 19 , Joh 20 , Joh 21 ,

  Joh 1 Joh 2 Joh 3 Joh 4 Joh 5 Joh 6 Joh 7 Joh 8 Joh 9 Joh 10 Joh 11 Joh 12 Joh 13 Joh 14 Joh 15 Joh 16 Joh 17 Joh 18 Joh 19 Joh 20 Joh 21
                                           

Tekstuitleg per perikope - Joh 5,1-18 - Joh 5,19-47 -
Tekstuitleg vers per vers - Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 - Joh 5,19 - Joh 5,20 - Joh 5,21 - Joh 5,22 - Joh 5,23 - Joh 5,24 - Joh 5,25 - - Joh 5,27 - Joh 5,28 - Joh 5,29 - Joh 5,30 - Joh 5,31 - Joh 5,32 - Joh 5,33 - Joh 5,34 - Joh 5,35 - Joh 5,36 - Joh 5,37 - Joh 5,38 - Joh 5,39 - Joh 5,40 - Joh 5,41 - Joh 5,42 - Joh 5,43 - Joh 5,44 - Joh 5,45 - Joh 5,46 - Joh 5,47 -

Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
 
 
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm . WEBLOG : BIJBELLEERHUIS
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts (Vlaams Blok) , fundamentalisme , getallen , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , mystiek , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen -

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken

-
OT : Gn (Genesis ) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


Genezing van een lamme : Joh 5,1-18 - Joh 5,1-18 -
De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 - Joh 5,19-47 -


Genezing van een lamme : Joh 5,1-18 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -

Joh 5,1 - Joh 5,1 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1 Μετὰ ταῦτα ἦν ἡ ἑορτὴ τῶν Ἰουδαίων, καὶ ἀνέβη ὁ Ἰησοῦς εἰς Ἱεροσόλυμα.             5:1 Na dat alles is het het feesttij van de Judeeërs en klimt Jezus op naar Jeruzalem.  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van Joh 5,1 . Het vers Joh 5,1 telt 12 (2² X 3) woorden en 55 (5 X 11) letters . De getalwaarde van Joh 5,1 is 6580 (2² X 5 X 7 X 47) .

Joh 5,1.1. μετα = meta (met , na) . Afkorting : met' OF meth' . Taalgebruik in het NT : meta (na , met) . Taalgebruik in de LXX : meta (na , met) . Joh (24) . Met accusatief : in 14 verzen . Met genitief : in 10 verzen .
- meta + accusatief (na) .
- A. meta + accusatief touto (dit : onzijdig enkelvoud) . Joh (4) : (1) Joh 2,12 . (2) Joh 11,7 . (3) Joh 11,11 . (4) Joh 19,28 .
- B. meta + accusatief meervoud (tauta - deze dingen) . Joh (8) : (1) Joh 3,22 . (2) Joh 5,1 . (3) Joh 5,14 . (4) Joh 6,1 . (5) Joh 7,1 . (6) Joh 13,7 . ( 7) Joh 19,38 . (8) Joh 21,1 . Tauta ('deze dingen'), zie Mt 1,20 .
- C. Joh 4,43 : Meta de tas duo hèmeras (Na twee dagen echter) .
- D. Joh 13,27 .
- meta + genitief (met) . Joh (10) : (1) Joh 3,25 . (2) Joh 3,26 . (3) Joh 4,27 . (4) Joh 6,3 . (5) Joh 9,37 . (6) Joh 11,54 . (7) Joh 18,2 . (8) Joh 18,3 . (9) Joh 19,40 . (10) Joh 20,7 .

  meta (na, met)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
1 meta  1443  1159  284  42  34  37  24  48  77  22  113  137 
2 met'  737 611 126 18 16 21 23 14 10 24 55 78
3 meth'  1   1             1    
  totaal  2181 1770 411 60 50 58 47 62 87 47 168 215

Joh 5,1.2. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) van het aanwijzend voornaamw. οὑτος = houtos . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Joh (58) . Joh 5 (5) : (1) Joh 5,1 . (2) Joh 5,14 . (3) Joh 5,16 . (4) Joh 5,19 . (5) Joh 5,34 .

Joh 5,1.1. - 2. μετα ταυτα = meta tauta (na deze dingen, daarna) . NT (25) . Joh (8) : (1) Joh 3,22 . (2) Joh 5,1 . (3) Joh 5,14 . (4) Joh 6,1 . (5) Joh 7,1 . (6) Joh 13,7 . ( 7) Joh 19,38 . (8) Joh 21,1 .
- In 6 van de 8 teksten volgt het onderwerp ὁ Ιησους = ho Ièsous (Jezus) na het werkw. en heeft er ook een plaatsverandering plaats .

Joh 5,1.8. - 10. ανεβη ὁ Ιησους = anebè ho Ièsous (Jezus ging op) . NT (2) : (1) Joh 5,1 (zonder lidwoord) . (2) Joh 7,14 .
- ηλθεν ὁ Ιησους = èlthen ho Ièsous (Jezus ging) . NT (5) : (1) Mc 1,14 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 4,46 . (4) Joh 20,19 . (5) Joh 20,24 .
- απηλθεν ὁ Ιησους = apèlthen ho Ièsous (Jezus ging weg) . NT (1) . Slechts in Joh 6,1 .
- εξηλθεν ὁ Ιησους = exèlthen ho Ièsous (Jezus ging uit) . NT (2) : (1) Mc 8,27 . (2) Joh 19,5 .

Joh 5,2 - Joh 5,2 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2 ἔστι δὲ ἐν τοῖς Ἱεροσολύμοις ἐπὶ τῇ προβατικῇ κολυμβήθρα, ἡ ἐπιλεγομένη Ἑβραϊστὶ Βηθεσδά, πέντε στοὰς ἔχουσα.             5:2 Nu is er in Jeruzalem bij de Schaapspoort een bronnenbad, in het Hebreeuws Betzata geheten, dat vijf zuilengangen heeft;  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

- Bèthesda : beth chesed = huis van genade

Joh 5,3 - Joh 5,3 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3 ἐν ταύταις κατέκειτο πλῆθος τῶν ἀσθενούντων, τυφλῶν, χωλῶν, ξηρῶν, ἐκδεχομένων τὴν τοῦ ὕδατος κίνησιν.             5:3 daarin lag altijd een menigte zieken, blinden, lammen en verdorden. Zij hoopten op de beweging in het water,  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,4 - Joh 5,4 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4 ἄγγελος γὰρ κατὰ καιρὸν κατέβαινεν ἐν τῇ κολυμβήθρᾳ, καὶ ἐταράσσετο τὸ ὕδωρ· ὁ οὖν πρῶτος ἐμβὰς μετὰ τὴν ταραχὴν τοῦ ὕδατος ὑγιὴς ἐγίνετο ᾧ δήποτε κατείχετο νοσήματι.             5:4 want een engel van de Heer daalde van tijd tot tijd af in het bad en bracht het water in beroering; wie dan na de beroering van het water als eerste erin wist af te dalen, werd gezond,- door wat voor kwaal hij ook werd vastgehouden.  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Js 35,5-6 . Dan zal een lamme opspringen als een hert

Joh 5,5 - Joh 5,5 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
5 ἦν δέ τις ἄνθρωπος ἐκεῖ τριάκοντα καὶ ὀκτὼ ἔτη ἔχων ἐν τῇ ἀσθενείᾳ αὐτοῦ.           5:5 Er is daar iemand, een mens die al achtendertig jaren zijn ziekte heeft.  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,6 - Joh 5,6 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6 τοῦτον ἰδὼν ὁ Ἰησοῦς κατακείμενον, καὶ γνοὺς ὅτι πολὺν ἤδη χρόνον ἔχει, λέγει αὐτῷ· Θέλεις ὑγιὴς γενέσθαι;             5:6 Jezus ziet hem liggen en als hem ter kennis komt dat hij die reeds lange tijd heeft, zegt hij tot hem: wil je het, gezond worden?  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,7 - Joh 5,7 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7 ἀπεκρίθη αὐτῷ ὁ ἀσθενῶν· Κύριε, ἄνθρωπον οὐκ ἔχω, ἵνα ὅταν ταραχθῇ τὸ ὕδωρ, βάλῃ με εἰς τὴν κολυμβήθραν· ἐν ᾧ δὲ ἔρχομαι ἐγὼ, ἄλλος πρὸ ἐμοῦ καταβαίνει.             5:7 De zieke antwoordt hem: heer, ik heb geen mens om, wanneer het water wordt beroerd, mij in het bad te werpen; op het moment dat ik aankom daalt een ander voor mij af!  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

38 jaar : Dt 2, ; ook Nu 13-14 . Verwijzing naar dfe tocht door de woestijn . Verspieders zeggen verkeerde dingen . Ze stellen de Bevrijder in vraag . Het gaat om de verlamming van Israël . Er is geen beweging te krijgen . Hoe moet het nu verder . astheneia (zwakte, ziekte) . Er is een mobiliserend woord nodig . Zelfvertrouwen geven . De onmacht tot handelen ; de politieke verlamming . Hulp van buitenaf is nodig . Het zelf waar maken .

Joh 5,8 - Joh 5,8 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8 λέγει αὐτῷ ὁ Ἰησοῦς· Ἔγειρε, ἆρον τὸν κράβαττόν σου καὶ περιπάτει.             5:8 Jezus zegt tot hem: ontwaak, neem je draagbed op en loop!  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,9 - Joh 5,9 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9 καὶ εὐθέως ἐγένετο ὑγιὴς ὁ ἄνθρωπος, καὶ ἦρε τὸν κράβαττον αὐτοῦ καὶ περιεπάτει. ἦν δὲ σάββατον ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ.             5:9 En meteen wordt deze mens gezond, hij neemt zijn draagbed op en kan lopen. Het was sabbat, op die dag.  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

-

Joh 5,10 - Joh 5,10 -- Joh 5,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
              5:10 Dus zeiden de Judeeërs tot hem die genezen was: het is sabbat: het is je niet geoorloofd je draagbed op te nemen!  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,11 - Joh 5,11 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
              5:11 Maar hij antwoordt hun: die mij gezond gemaakt heeft, die heeft tot mij gezegd 'neem je draagbed op en loop!'  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,12 - Joh 5,12 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
              5:12 Ze vragen hem: wie is de mens die tot jou gezegd heeft 'neem op en loop!'?  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,13 - Joh 5,13 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
              5:13 Maar de genezene wist niet wie het was, want Jezus was de schare die er op die plaats toen was ontweken.  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,14 - Joh 5,14 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,15 - Joh 5,15 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
               

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

1. act. ind. aor. 3de pers. enk. απηλθεν = apèlthen (hij ging weg) van het werkw. απερχομαι = aperchomai (weggaan) . Taalgebruik in het NT : aperchomai (weggaan) . Taalgebruik in de LXX : aperchomai (weggaan) . Joh (10) : (1) Joh 4,3 . (2) Joh 4,28 . (3) Joh 4,47 . (4) Joh 5,15 . (5) Joh 6,1 . (6) Joh 9,7 . (7) Joh 10,40 . (8) Joh 11,28 . (9) Joh 11,54. (10) Joh 12,19 . Een vorm van απερχομαι = aperchomai in de LXX (229) , in het NT (116) , in Joh (21) .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P. 
ind. aor. 3de pers. enk. apèlthen   112  73  39  10    23  33   

 

Joh 5,16 - Joh 5,16 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,17 - Joh 5,17 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,18 - Joh 5,18 : Genezing van een lamme - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -- Joh 5,1 - Joh 5,2 - Joh 5,3 - Joh 5,4 - Joh 5,5 - Joh 5,6 - Joh 5,7 - Joh 5,8 - Joh 5,9 - Joh 5,10 - Joh 5,11 - Joh 5,12 - Joh 5,13 - Joh 5,14 - Joh 5,15 - Joh 5,16 - Joh 5,17 - Joh 5,18 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

De volmacht van de Zoon : Joh 5,19-47 - Joh 5,19-47 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 5 -- Joh 5,1-18 -- Joh 5,19-47 -

Joh 5,19 - Joh 5,19 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,20 - Joh 5,20 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,21 - Joh 5,21 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,21 : hôsper gar ho patèr egeirei tous nekrous kai zôiopoiei (Zoals immers de vader opwekt de doden en hij ze doet),
houtôs kai ho uios hous thelei zôiopoiei (zo ook de zoon doet leven degenen die hij wil).
- hôsper (zoals) zie houtôs (zo) . In 11 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : Joh 2,23-3,21 -

hôsper (zoals) wordt slechts in 2 verzen bij Johannes gebruikt : Joh 5,21 en Joh 5,26. Waarom koos Johannes niet voor het meer gebruikelijke kathôs (zoals)? De structuur van de twee zinnen Joh 5,21 en Joh 5,26 komt sterk met elkaar overeen. Hierbij valt op dat het onderwerp voor het werkwoord staat. Bovendien staan de werkwoordvormen in de tegenwoordige tijd. Daarenboven spreekt Joh 5,21 over zôiopoieô (doen leven, leven geven) en Joh 5,26 over echein zôèn en heautôi (leven hebben in zichzelf).
zôiopoieô (doen leven) . In de vorm zôiopoiei (hij doet leven) komt het bij Johannes slechts in Joh 5,21 voor, en wel 2X.
Egeirei (hij wekt op)
en nekrous (de doden) - accusatief meervoud) komen bij Johannes slechts in Joh 5,21 voor.
Van de 9 woorden in Joh 5,21a zijn er vier die slechts in deze vorm in Joh 5,21a voorkomen. Laten we lidwoorden, nevenschikkend voegwoord en redengevend partikel buiten beschouwing, dan komen we aan 4 op 4.
thelei (hij wil) komt slechts 2X bij Johannes voor. In Joh 5,21 en Joh 3,8 (to pneuma hopou thelei pnei - de geest waait waar hij wil) - Joh 2,23-3,21 - .

Joh 5,22 - Joh 5,22 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,23 - Joh 5,23 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,24 - Joh 5,24 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,25 - Joh 5,25 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
               

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,26 - Joh 5,26 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,26 : hôsper gar ho patèr echei zôèn en heautôi (zoals immers de vader leven heeft in zichzelf),
houtôs kai tôi huiôi edôken zôèn echein en heautôi (zo gaf hij ook aan de zoon leven te hebben in zichzelf).
- hôsper (zoals) zie vooral Joh 5,21 en bovendien : houtôs (zo) . In 11 verzen bij Johannes, zie Joh 3,16 : Joh 2,23-3,21 -

Joh 5,26 vertoont in structuur maar ook inhoudelijk grote gelijkenis met Joh 5,21 (zie aldaar).

heautôi (zichzelf) datief enkelvoud, komt bij Johannes in 4 verzen voor : (1) Joh 5,26 . (2) Joh 6,61 . (3) Joh 11,38 . (4) Joh 19,17. In de eerste drie teksten lezen we en heautôi (in zichzelf). echein zôèn en heautôi (leven hebben in zichzelf) komt slechts in Joh 5,26 tweemaal voor.

Joh 5,27 - Joh 5,27 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,28 - Joh 5,28 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,29 - Joh 5,29 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,30 - Joh 5,30 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,31 - Joh 5,31 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,32 - Joh 5,32 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,33 - Joh 5,33 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,34 - Joh 5,34 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,35 - Joh 5,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
               

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,36 - Joh 5,36 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,37 - Joh 5,37 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,38 - Joh 5,38 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
               

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,39 - Joh 5,39 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,40 - Joh 5,40 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
5:40 kai ou thelete elthein pros me hina zôèn echète                

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

- hina (opdat) met een conjunctief tegenwoordige tijd van het werkwoord echô (hebben, bezitten) + (zôèn = leven) : (1) Joh 3,15 (3de persoon enkelvoud). (2) Joh 3,16 (3de persoon enkelvoud). (3) Joh 5,40 (2de persoon meervoud). (4) Joh 6,40 (3de persoon enkelvoud). (5) Joh 10,10 (3de persoon meervoud). (6) Joh 20,31 (2de persoon meervoud). We treffen hier een zeer korte formule aan. Geen aiônion (eeuwig) en zôèn (leven) staat vóór echète (jij zoudt hebben).

 

Joh 5,41 - Joh 5,41 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,42 - Joh 5,42 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,43 - Joh 5,43 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,44 - Joh 5,44 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,45 - Joh 5,45 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux-Vervenne (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
               

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,46 - Joh 5,46 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
                 

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Joh 5,47 - Joh 5,47 -
Griekse tekst Vulg. Synopsis   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem

14 μετὰ ταῦτα εὑρίσκει αὐτὸν ὁ Ἰησοῦς ἐν τῷ ἱερῷ καὶ εἶπεν αὐτῷ· Ἴδε ὑγιὴς γέγονας· μηκέτι ἁμάρτανε, ἵνα μὴ χεῖρόν σοί τι γένηται. 15 ἀπῆλθεν ὁ ἄνθρωπος καὶ ἀνήγγειλε τοῖς Ἰουδαίοις ὅτι Ἰησοῦς ἐστιν ὁ ποιήσας αὐτὸν ὑγιῆ. 16 Καὶ διὰ τοῦτο ἐδίωκον τὸν Ἰησοῦν οἱ Ἰουδαῖοι καὶ ἐζήτουν αὐτὸν ἀποκτεῖναι, ὅτι ταῦτα ἐποίει ἐν σαββάτῳ. 17 ὁ δὲ Ἰησοῦς ἀπεκρίνατο αὐτοῖς· Ὁ πατήρ μου ἕως ἄρτι ἐργάζεται, κἀγὼ ἐργάζομαι. 18 διὰ τοῦτο οὖν μᾶλλον ἐζήτουν αὐτὸν οἱ Ἰουδαῖοι ἀποκτεῖναι, ὅτι οὐ μόνον ἔλυε τὸ σάββατον, ἀλλὰ καὶ πατέρα ἴδιον ἔλεγε τὸν Θεόν, ἴσον ἑαυτὸν ποιῶν τῷ Θεῷ. 19 ἀπεκρίνατο οὖν ὁ Ἰησοῦς καὶ εἶπεν αὐτοῖς· Ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ δύναται ὁ υἱὸς ποιεῖν ἀφ' ἑαυτοῦ οὐδὲν, ἐὰν μή τι βλέπῃ τὸν πατέρα ποιοῦντα· ἃ γὰρ ἂν ἐκεῖνος ποιῇ, ταῦτα καὶ ὁ υἱὸς ὁμοίως ποιεῖ. 20 ὁ γὰρ πατὴρ φιλεῖ τὸν υἱὸν καὶ πάντα δείκνυσιν αὐτῷ ἃ αὐτὸς ποιεῖ, καὶ μείζονα τούτων δείξει αὐτῷ ἔργα, ἵνα ὑμεῖς θαυμάζητε. 21 ὥσπερ γὰρ ὁ πατὴρ ἐγείρει τοὺς νεκροὺς καὶ ζῳοποιεῖ, οὕτω καὶ ὁ υἱὸς οὓς θέλει ζῳοποιεῖ. 22 οὐδὲ γὰρ ὁ πατὴρ κρίνει οὐδένα, ἀλλὰ τὴν κρίσιν πᾶσαν δέδωκε τῷ υἱῷ, 23 ἵνα πάντες τιμῶσι τὸν υἱὸν καθὼς τιμῶσι τὸν πατέρα. ὁ μὴ τιμῶν τὸν υἱὸν οὐ τιμᾷ τὸν πατέρα τὸν πέμψαντα αὐτόν. 24 ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ὁ τὸν λόγον μου ἀκούων καὶ πιστεύων τῷ πέμψαντί με ἔχει ζωὴν αἰώνιον, καὶ εἰς κρίσιν οὐκ ἔρχεται, ἀλλὰ μεταβέβηκεν ἐκ τοῦ θανάτου εἰς τὴν ζωήν. 25 ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ἔρχεται ὥρα, καὶ νῦν ἐστιν, ὅτε οἱ νεκροὶ ἀκούσονται τῆς φωνῆς τοῦ υἱοῦ τοῦ Θεοῦ, καὶ οἱ ἀκούσαντες ζήσονται· 26 ὥσπερ γὰρ ὁ πατὴρ ἔχει ζωὴν ἐν ἑαυτῷ, οὕτως ἔδωκε καὶ τῷ υἱῷ ζωὴν ἔχειν ἐν ἑαυτῷ· 27 καὶ ἐξουσίαν ἔδωκεν αὐτῷ καὶ κρίσιν ποιεῖν, ὅτι υἱὸς ἀνθρώπου ἐστί. 28 μὴ θαυμάζετε τοῦτο· ὅτι ἔρχεται ὥρα ἐν ᾗ πάντες οἱ ἐν τοῖς μνημείοις ἀκούσονται τῆς φωνῆς αὐτοῦ, 29 καὶ ἐκπορεύσονται οἱ τὰ ἀγαθὰ ποιήσαντες εἰς ἀνάστασιν ζωῆς, οἱ δὲ τὰ φαῦλα πράξαντες εἰς ἀνάστασιν κρίσεως. 30 οὐ δύναμαι ἐγὼ ποιεῖν ἀπ’ ἐμαυτοῦ οὐδέν. καθὼς ἀκούω κρίνω, καὶ ἡ κρίσις ἡ ἐμὴ δικαία ἐστίν· ὅτι οὐ ζητῶ τὸ θέλημα τὸ ἐμὸν, ἀλλὰ τὸ θέλημα τοῦ πέμψαντός με πατρός. 31 Ἐὰν ἐγὼ μαρτυρῶ περὶ ἐμαυτοῦ, ἡ μαρτυρία μου οὐκ ἔστιν ἀληθής. 32 ἄλλος ἐστὶν ὁ μαρτυρῶν περὶ ἐμοῦ, καὶ οἶδα ὅτι ἀληθής ἐστιν ἡ μαρτυρία ἣν μαρτυρεῖ περὶ ἐμοῦ. 33 ὑμεῖς ἀπεστάλκατε πρὸς Ἰωάννην, καὶ μεμαρτύρηκε τῇ ἀληθείᾳ· 34 ἐγὼ δὲ οὐ παρὰ ἀνθρώπου τὴν μαρτυρίαν λαμβάνω, ἀλλὰ ταῦτα λέγω ἵνα ὑμεῖς σωθῆτε. 35 ἐκεῖνος ἦν ὁ λύχνος ὁ καιόμενος καὶ φαίνων, ὑμεῖς δὲ ἠθελήσατε ἀγαλλιαθῆναι πρὸς ὥραν ἐν τῷ φωτὶ αὐτοῦ. 36 ἐγὼ δὲ ἔχω τὴν μαρτυρίαν μείζω τοῦ Ἰωάννου· τὰ γὰρ ἔργα ἃ ἔδωκέ μοι ὁ πατὴρ ἵνα τελειώσω αὐτά, αὐτὰ τὰ ἔργα ἃ ἐγὼ ποιῶ, μαρτυρεῖ περὶ ἐμοῦ ὅτι ὁ πατήρ με ἀπέσταλκε. 37 καὶ ὁ πέμψας με πατὴρ, αὐτὸς μεμαρτύρηκε περὶ ἐμοῦ. οὔτε φωνὴν αὐτοῦ ἀκηκόατε πώποτε οὔτε εἶδος αὐτοῦ ἑωράκατε, 38 καὶ τὸν λόγον αὐτοῦ οὐκ ἔχετε μένοντα ἐν ὑμῖν, ὅτι ὃν ἀπέστειλεν ἐκεῖνος, τούτῳ ὑμεῖς οὐ πιστεύετε. 39 ἐρευνᾶτε τὰς γραφάς, ὅτι ὑμεῖς δοκεῖτε ἐν αὐταῖς ζωὴν αἰώνιον ἔχειν· καὶ ἐκεῖναί εἰσιν αἱ μαρτυροῦσαι περὶ ἐμοῦ· 40 καὶ οὐ θέλετε ἐλθεῖν πρός με ἵνα ζωὴν ἔχητε. 41 δόξαν παρὰ ἀνθρώπων οὐ λαμβάνω· 42 ἀλλ' ἔγνωκα ὑμᾶς ὅτι τὴν ἀγάπην τοῦ Θεοῦ οὐκ ἔχετε ἐν ἑαυτοῖς. 43 ἐγὼ ἐλήλυθα ἐν τῷ ὀνόματι τοῦ πατρός μου, καὶ οὐ λαμβάνετέ με· ἐὰν ἄλλος ἔλθῃ ἐν τῷ ὀνόματι τῷ ἰδίῳ, ἐκεῖνον λήψεσθε. 44 πῶς δύνασθε ὑμεῖς πιστεῦσαι, δόξαν παρὰ ἀλλήλων λαμβάνοντες, καὶ τὴν δόξαν τὴν παρὰ τοῦ μόνου Θεοῦ οὐ ζητεῖτε; 45 μὴ δοκεῖτε ὅτι ἐγὼ κατηγορήσω ὑμῶν πρὸς τὸν πατέρα· ἔστιν ὁ κατηγορῶν ὑμῶν Μωϋσῆς, εἰς ὃν ὑμεῖς ἠλπίκατε. 46 εἰ γὰρ ἐπιστεύετε Μωϋσεῖ, ἐπιστεύετε ἂν ἐμοί· περὶ γὰρ ἐμοῦ ἐκεῖνος ἔγραψεν. 47 εἰ δὲ τοῖς ἐκείνου γράμμασιν οὐ πιστεύετε, πῶς τοῖς ἐμοῖς ῥήμασι πιστεύσετε;

 
            5:1 Na dat alles is het het feesttij van de Judeeërs en klimt Jezus op naar Jeruzalem. Johannes 5:2 Nu is er in Jeruzalem bij de Schaapspoort een bronnenbad, in het Hebreeuws Betzata geheten, dat vijf zuilengangen heeft; 5:3 daarin lag altijd een menigte zieken, blinden, lammen en verdorden. Zij hoopten op de beweging in het water, 5:4 want een engel van de Heer daalde van tijd tot tijd af in het bad en bracht het water in beroering; wie dan na de beroering van het water als eerste erin wist af te dalen, werd gezond,- door wat voor kwaal hij ook werd vastgehouden. 5:5 Er is daar iemand, een mens die al achtendertig jaren zijn ziekte heeft. 5:6 Jezus ziet hem liggen en als hem ter kennis komt dat hij die reeds lange tijd heeft, zegt hij tot hem: wil je het, gezond worden? 5:7 De zieke antwoordt hem: heer, ik heb geen mens om, wanneer het water wordt beroerd, mij in het bad te werpen; op het moment dat ik aankom daalt een ander voor mij af! 5:8 Jezus zegt tot hem: ontwaak, neem je draagbed op en loop! 5:9 En meteen wordt deze mens gezond, hij neemt zijn draagbed op en kan lopen. Het was sabbat, op die dag. 5:10 Dus zeiden de Judeeërs tot hem die genezen was: het is sabbat: het is je niet geoorloofd je draagbed op te nemen! 5:11 Maar hij antwoordt hun: die mij gezond gemaakt heeft, die heeft tot mij gezegd 'neem je draagbed op en loop!' 5:12 Ze vragen hem: wie is de mens die tot jou gezegd heeft 'neem op en loop!'? 5:13 Maar de genezene wist niet wie het was, want Jezus was de schare die er op die plaats toen was ontweken. 5:14 Na dit alles vindt Jezus hem in het heiligdom en zegt tot hem: zie, je bent nu gezond geworden,- zondig niet meer, opdat er je niet iets ergers geschiede! 5:15 Deze mens gaat heen en zegt tot de Judeeërs dat het Jezus is die hem gezond gemaakt heeft. 5:16 Daarom zijn de Judeeërs hem gaan vervolgen, omdat hij dit op de sabbat heeft gedaan. 5:17 Maar hij heeft hun geantwoord: mijn Vader werkt ononderbroken en zo werk ik ook! 5:18 Daardoor zijn toen de Judeeërs eens te meer zijn dood gaan zoeken, omdat hij niet alleen de sabbat ontbond maar ook God zijn eigen Vader noemde,- zo zichzelf gelijkmakend aan God. 5:19 Toen heeft Jezus geantwoord en tot hen gezegd: vast en zeker is het, zeg ik u: de zoon kan niet zomaar uit zichzelf iets maken of hij moet het de vader zien maken, want al wat díe maakt, maakt ook de zoon evenzo; 5:20 want de vader die de zoon liefheeft toont hem wat hij zelf maakt en zal hem grotere werkstukken dan deze tonen; ge zult u nog verwonderen!- 5:21 want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt de Zoon levend wie hij wil; 5:22 want de Vader oordeelt niemand meer, nee, het oordeel heeft hij aan de Zoon gegeven, 5:23 zodat allen de Zoon zullen eren zoals ze de Vader eren; -wie de Zoon niet eert, eert niet de Vader die hem heeft gestuurd!- 5:24 vast en zeker is het, zeg ik u, dat wie mijn spreken hoort en gelooft in wie mij uitstuurt, eeuwig leven heeft en niet in het oordeel komt; nee, hij is overgegaan uit de dood naar het leven; 5:25 vast en zeker is het, zeg ik u, dat er een uur komt en nu is dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en die haar horen zullen leven; 5:26 want zoals de Vader leven bij zich heeft, zo heeft hij het ook de Zoon gegeven leven bij zich te hebben, 5:27 en heeft hij hem volmacht gegeven om een beoordeling te doen omdat hij de mensenzoon is!- (Dan. 7, 10-14) 5:28 verwondert u niet hierover dat er een ure komt waarin allen in de graven zijn stem zullen horen 5:29 en eruit zullen trekken,- zij die de goede dingen hebben gedaan voor een opstanding ten leven en die kwalijk hebben gehandeld voor een opstanding ten oordeel; 5:30 ik kan niets uit mijzelf doen: zoals ik het van de Vader hoor, zo oordeel ik, en mijn oordeel is rechtvaardig,- omdat ik niet zoek wat ik wil maar wat hij wil die mij heeft uitgestuurd; 5:31 als ik zelf getuig over mijzelf, geldt mijn getuigenis niet als waar; 5:32 maar er is een ander die over mij getuigt, en ik weet dat het waar is,- -het getuigenis dat hij over mij betuigt!- 5:33 gij hebt gezanten gezonden naar Johannes, en hij heeft getuigd voor de waarheid; 5:34 ik-voor-mij wil niets ontlenen aan het getuigenis van de kant van een mens, maar ik zeg dit alles opdat ge zult worden gered; 5:35 hij is de lamp geweest die brandde en wist te schijnen, en wat gij hebt gedaan is: voor een uur jubelen in zijn licht; 5:36 ik heb het getuigenis dat groter is dan dat van Johannes; want de werken die de Vader mij te voltooien heeft gegeven,- alle werk dat ik afmaak betuigt over mij dat de Vader mij heeft gezonden; 5:37 en die mij gestuurd heeft, de Vader, hij heeft over mij getuigd, ook al hebt ge zijn stem nooit gehoord en zijn gezicht nooit gezien; 5:38 ook zijn spreken hebt ge niet als iets dat in u blijft, want die hij heeft uitgezonden, hem schenkt ge geen geloof; 5:39 ge onderzoekt de Schriften, omdat ge meent daarin eeuwig leven te hebben, en juist díe zijn het die over mij getuigen; 5:40 maar om eeuwig leven te hebben wilt ge niet komen tot mij!- 5:41 aan glorie van de kant van mensen hoef ik niets te ontlenen,- 5:42 nee, ik heb van u moeten erkennen dat ge de liefde voor God niet in u hebt; 5:43 ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en ge neemt mij niet aan; als er een ander komt in de naam van zichzelf,- hém zoudt ge aannemen!- 5:44 hoe kúnt ge tot geloof komen zolang ge glorie van elkander aanneemt en de glorie van de kant van de enige God niet zoekt!- 5:45 maar denkt niet dat ík u bij de Vader zal aanklagen: die u aanklaagt, dat is Mozes, op wie gij uw hoop hebt gevestigd; 5:46 want als ge Mozes zoudt geloven zoudt ge mij geloven, want hij heeft over mij geschreven; 5:47 maar als ge zijn geschriften niet gelooft hoe zult ge dan mijn uitspraken wél geloven?  

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van


- Griekse tekst

1 Μετὰ ταῦτα ἦν ἡ ἑορτὴ τῶν Ἰουδαίων, καὶ ἀνέβη ὁ Ἰησοῦς εἰς Ἱεροσόλυμα. 2 ἔστι δὲ ἐν τοῖς Ἱεροσολύμοις ἐπὶ τῇ προβατικῇ κολυμβήθρα, ἡ ἐπιλεγομένη Ἑβραϊστὶ Βηθεσδά, πέντε στοὰς ἔχουσα. 3 ἐν ταύταις κατέκειτο πλῆθος τῶν ἀσθενούντων, τυφλῶν, χωλῶν, ξηρῶν, ἐκδεχομένων τὴν τοῦ ὕδατος κίνησιν. 4 ἄγγελος γὰρ κατὰ καιρὸν κατέβαινεν ἐν τῇ κολυμβήθρᾳ, καὶ ἐταράσσετο τὸ ὕδωρ· ὁ οὖν πρῶτος ἐμβὰς μετὰ τὴν ταραχὴν τοῦ ὕδατος ὑγιὴς ἐγίνετο ᾧ δήποτε κατείχετο νοσήματι. 5 ἦν δέ τις ἄνθρωπος ἐκεῖ τριάκοντα καὶ ὀκτὼ ἔτη ἔχων ἐν τῇ ἀσθενείᾳ αὐτοῦ. 6 τοῦτον ἰδὼν ὁ Ἰησοῦς κατακείμενον, καὶ γνοὺς ὅτι πολὺν ἤδη χρόνον ἔχει, λέγει αὐτῷ· Θέλεις ὑγιὴς γενέσθαι; 7 ἀπεκρίθη αὐτῷ ὁ ἀσθενῶν· Κύριε, ἄνθρωπον οὐκ ἔχω, ἵνα ὅταν ταραχθῇ τὸ ὕδωρ, βάλῃ με εἰς τὴν κολυμβήθραν· ἐν ᾧ δὲ ἔρχομαι ἐγὼ, ἄλλος πρὸ ἐμοῦ καταβαίνει. 8 λέγει αὐτῷ ὁ Ἰησοῦς· Ἔγειρε, ἆρον τὸν κράβαττόν σου καὶ περιπάτει. 9 καὶ εὐθέως ἐγένετο ὑγιὴς ὁ ἄνθρωπος, καὶ ἦρε τὸν κράβαττον αὐτοῦ καὶ περιεπάτει. ἦν δὲ σάββατον ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ. 10 ἔλεγον οὖν οἱ Ἰουδαῖοι τῷ τεθεραπευμένῳ· Σάββατόν ἐστιν· οὐκ ἔξεστί σοι ἆραι τὸν κράβαττον. 11 ἀπεκρίθη αὐτοῖς· Ὁ ποιήσας με ὑγιῆ, ἐκεῖνός μοι εἶπεν· ἆρον τὸν κράβαττόν σου καὶ περιπάτει. 12 ἠρώτησαν οὖν αὐτόν· Τίς ἐστιν ὁ ἄνθρωπος ὁ εἰπών σοι, ἆρον τὸν κράβαττόν σου καὶ περιπάτει; 13 ὁ δὲ ἰαθεὶς οὐκ ᾔδει τίς ἐστιν· ὁ γὰρ Ἰησοῦς ἐξένευσεν ὄχλου ὄντος ἐν τῷ τόπῳ. 14 μετὰ ταῦτα εὑρίσκει αὐτὸν ὁ Ἰησοῦς ἐν τῷ ἱερῷ καὶ εἶπεν αὐτῷ· Ἴδε ὑγιὴς γέγονας· μηκέτι ἁμάρτανε, ἵνα μὴ χεῖρόν σοί τι γένηται. 15 ἀπῆλθεν ὁ ἄνθρωπος καὶ ἀνήγγειλε τοῖς Ἰουδαίοις ὅτι Ἰησοῦς ἐστιν ὁ ποιήσας αὐτὸν ὑγιῆ. 16 Καὶ διὰ τοῦτο ἐδίωκον τὸν Ἰησοῦν οἱ Ἰουδαῖοι καὶ ἐζήτουν αὐτὸν ἀποκτεῖναι, ὅτι ταῦτα ἐποίει ἐν σαββάτῳ. 17 ὁ δὲ Ἰησοῦς ἀπεκρίνατο αὐτοῖς· Ὁ πατήρ μου ἕως ἄρτι ἐργάζεται, κἀγὼ ἐργάζομαι. 18 διὰ τοῦτο οὖν μᾶλλον ἐζήτουν αὐτὸν οἱ Ἰουδαῖοι ἀποκτεῖναι, ὅτι οὐ μόνον ἔλυε τὸ σάββατον, ἀλλὰ καὶ πατέρα ἴδιον ἔλεγε τὸν Θεόν, ἴσον ἑαυτὸν ποιῶν τῷ Θεῷ. 19 ἀπεκρίνατο οὖν ὁ Ἰησοῦς καὶ εἶπεν αὐτοῖς· Ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν, οὐ δύναται ὁ υἱὸς ποιεῖν ἀφ' ἑαυτοῦ οὐδὲν, ἐὰν μή τι βλέπῃ τὸν πατέρα ποιοῦντα· ἃ γὰρ ἂν ἐκεῖνος ποιῇ, ταῦτα καὶ ὁ υἱὸς ὁμοίως ποιεῖ. 20 ὁ γὰρ πατὴρ φιλεῖ τὸν υἱὸν καὶ πάντα δείκνυσιν αὐτῷ ἃ αὐτὸς ποιεῖ, καὶ μείζονα τούτων δείξει αὐτῷ ἔργα, ἵνα ὑμεῖς θαυμάζητε. 21 ὥσπερ γὰρ ὁ πατὴρ ἐγείρει τοὺς νεκροὺς καὶ ζῳοποιεῖ, οὕτω καὶ ὁ υἱὸς οὓς θέλει ζῳοποιεῖ. 22 οὐδὲ γὰρ ὁ πατὴρ κρίνει οὐδένα, ἀλλὰ τὴν κρίσιν πᾶσαν δέδωκε τῷ υἱῷ, 23 ἵνα πάντες τιμῶσι τὸν υἱὸν καθὼς τιμῶσι τὸν πατέρα. ὁ μὴ τιμῶν τὸν υἱὸν οὐ τιμᾷ τὸν πατέρα τὸν πέμψαντα αὐτόν. 24 ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ὁ τὸν λόγον μου ἀκούων καὶ πιστεύων τῷ πέμψαντί με ἔχει ζωὴν αἰώνιον, καὶ εἰς κρίσιν οὐκ ἔρχεται, ἀλλὰ μεταβέβηκεν ἐκ τοῦ θανάτου εἰς τὴν ζωήν. 25 ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ἔρχεται ὥρα, καὶ νῦν ἐστιν, ὅτε οἱ νεκροὶ ἀκούσονται τῆς φωνῆς τοῦ υἱοῦ τοῦ Θεοῦ, καὶ οἱ ἀκούσαντες ζήσονται· 26 ὥσπερ γὰρ ὁ πατὴρ ἔχει ζωὴν ἐν ἑαυτῷ, οὕτως ἔδωκε καὶ τῷ υἱῷ ζωὴν ἔχειν ἐν ἑαυτῷ· 27 καὶ ἐξουσίαν ἔδωκεν αὐτῷ καὶ κρίσιν ποιεῖν, ὅτι υἱὸς ἀνθρώπου ἐστί. 28 μὴ θαυμάζετε τοῦτο· ὅτι ἔρχεται ὥρα ἐν ᾗ πάντες οἱ ἐν τοῖς μνημείοις ἀκούσονται τῆς φωνῆς αὐτοῦ, 29 καὶ ἐκπορεύσονται οἱ τὰ ἀγαθὰ ποιήσαντες εἰς ἀνάστασιν ζωῆς, οἱ δὲ τὰ φαῦλα πράξαντες εἰς ἀνάστασιν κρίσεως. 30 οὐ δύναμαι ἐγὼ ποιεῖν ἀπ’ ἐμαυτοῦ οὐδέν. καθὼς ἀκούω κρίνω, καὶ ἡ κρίσις ἡ ἐμὴ δικαία ἐστίν· ὅτι οὐ ζητῶ τὸ θέλημα τὸ ἐμὸν, ἀλλὰ τὸ θέλημα τοῦ πέμψαντός με πατρός. 31 Ἐὰν ἐγὼ μαρτυρῶ περὶ ἐμαυτοῦ, ἡ μαρτυρία μου οὐκ ἔστιν ἀληθής. 32 ἄλλος ἐστὶν ὁ μαρτυρῶν περὶ ἐμοῦ, καὶ οἶδα ὅτι ἀληθής ἐστιν ἡ μαρτυρία ἣν μαρτυρεῖ περὶ ἐμοῦ. 33 ὑμεῖς ἀπεστάλκατε πρὸς Ἰωάννην, καὶ μεμαρτύρηκε τῇ ἀληθείᾳ· 34 ἐγὼ δὲ οὐ παρὰ ἀνθρώπου τὴν μαρτυρίαν λαμβάνω, ἀλλὰ ταῦτα λέγω ἵνα ὑμεῖς σωθῆτε. 35 ἐκεῖνος ἦν ὁ λύχνος ὁ καιόμενος καὶ φαίνων, ὑμεῖς δὲ ἠθελήσατε ἀγαλλιαθῆναι πρὸς ὥραν ἐν τῷ φωτὶ αὐτοῦ. 36 ἐγὼ δὲ ἔχω τὴν μαρτυρίαν μείζω τοῦ Ἰωάννου· τὰ γὰρ ἔργα ἃ ἔδωκέ μοι ὁ πατὴρ ἵνα τελειώσω αὐτά, αὐτὰ τὰ ἔργα ἃ ἐγὼ ποιῶ, μαρτυρεῖ περὶ ἐμοῦ ὅτι ὁ πατήρ με ἀπέσταλκε. 37 καὶ ὁ πέμψας με πατὴρ, αὐτὸς μεμαρτύρηκε περὶ ἐμοῦ. οὔτε φωνὴν αὐτοῦ ἀκηκόατε πώποτε οὔτε εἶδος αὐτοῦ ἑωράκατε, 38 καὶ τὸν λόγον αὐτοῦ οὐκ ἔχετε μένοντα ἐν ὑμῖν, ὅτι ὃν ἀπέστειλεν ἐκεῖνος, τούτῳ ὑμεῖς οὐ πιστεύετε. 39 ἐρευνᾶτε τὰς γραφάς, ὅτι ὑμεῖς δοκεῖτε ἐν αὐταῖς ζωὴν αἰώνιον ἔχειν· καὶ ἐκεῖναί εἰσιν αἱ μαρτυροῦσαι περὶ ἐμοῦ· 40 καὶ οὐ θέλετε ἐλθεῖν πρός με ἵνα ζωὴν ἔχητε. 41 δόξαν παρὰ ἀνθρώπων οὐ λαμβάνω· 42 ἀλλ' ἔγνωκα ὑμᾶς ὅτι τὴν ἀγάπην τοῦ Θεοῦ οὐκ ἔχετε ἐν ἑαυτοῖς. 43 ἐγὼ ἐλήλυθα ἐν τῷ ὀνόματι τοῦ πατρός μου, καὶ οὐ λαμβάνετέ με· ἐὰν ἄλλος ἔλθῃ ἐν τῷ ὀνόματι τῷ ἰδίῳ, ἐκεῖνον λήψεσθε. 44 πῶς δύνασθε ὑμεῖς πιστεῦσαι, δόξαν παρὰ ἀλλήλων λαμβάνοντες, καὶ τὴν δόξαν τὴν παρὰ τοῦ μόνου Θεοῦ οὐ ζητεῖτε; 45 μὴ δοκεῖτε ὅτι ἐγὼ κατηγορήσω ὑμῶν πρὸς τὸν πατέρα· ἔστιν ὁ κατηγορῶν ὑμῶν Μωϋσῆς, εἰς ὃν ὑμεῖς ἠλπίκατε. 46 εἰ γὰρ ἐπιστεύετε Μωϋσεῖ, ἐπιστεύετε ἂν ἐμοί· περὶ γὰρ ἐμοῦ ἐκεῖνος ἔγραψεν. 47 εἰ δὲ τοῖς ἐκείνου γράμμασιν οὐ πιστεύετε,πῶςτοῖςἐμοῖςῥήμασιπιστεύσετε


- Vulgata

5. 1 post haec erat dies festus Iudaeorum et ascendit Iesus Hierosolymis 2 est autem Hierosolymis super Probatica piscina quae cognominatur hebraice Bethsaida quinque porticus habens 3 in his iacebat multitudo magna languentium caecorum claudorum aridorum expectantium aquae motum 4 […] 5 erat autem quidam homo ibi triginta et octo annos habens in infirmitate sua 6 hunc cum vidisset Iesus iacentem et cognovisset quia multum iam tempus habet dicit ei vis sanus fieri 7 respondit ei languidus Domine hominem non habeo ut cum turbata fuerit aqua mittat me in piscinam dum venio enim ego alius ante me descendit 8 dicit ei Iesus surge tolle grabattum tuum et ambula 9 et statim sanus factus est homo et sustulit grabattum suum et ambulabat erat autem sabbatum in illo die 10 dicebant Iudaei illi qui sanatus fuerat sabbatum est non licet tibi tollere grabattum tuum 11 respondit eis qui me fecit sanum ille mihi dixit tolle grabattum tuum et ambula 12 interrogaverunt ergo eum quis est ille homo qui dixit tibi tolle grabattum tuum et ambula 13 is autem qui sanus fuerat effectus nesciebat quis esset Iesus enim declinavit turba constituta in loco 14 postea invenit eum Iesus in templo et dixit illi ecce sanus factus es iam noli peccare ne deterius tibi aliquid contingat 15 abiit ille homo et nuntiavit Iudaeis quia Iesus esset qui fecit eum sanum 16 propterea persequebantur Iudaei Iesum quia haec faciebat in sabbato 17 Iesus autem respondit eis Pater meus usque modo operatur et ego operor 18 propterea ergo magis quaerebant eum Iudaei interficere quia non solum solvebat sabbatum sed et Patrem suum dicebat Deum aequalem se faciens Deo respondit itaque Iesus et dixit eis 19 amen amen dico vobis non potest Filius a se facere quicquam nisi quod viderit Patrem facientem quaecumque enim ille fecerit haec et Filius similiter facit 20 Pater enim diligit Filium et omnia demonstrat ei quae ipse facit et maiora his demonstrabit ei opera ut vos miremini 21 sicut enim Pater suscitat mortuos et vivificat sic et Filius quos vult vivificat 22 neque enim Pater iudicat quemquam sed iudicium omne dedit Filio 23 ut omnes honorificent Filium sicut honorificant Patrem qui non honorificat Filium non honorificat Patrem qui misit illum 24 amen amen dico vobis quia qui verbum meum audit et credit ei qui misit me habet vitam aeternam et in iudicium non venit sed transit a morte in vitam 25 amen amen dico vobis quia venit hora et nunc est quando mortui audient vocem Filii Dei et qui audierint vivent 26 sicut enim Pater habet vitam in semet ipso sic dedit et Filio vitam habere in semet ipso 27 et potestatem dedit ei et iudicium facere quia Filius hominis est 28 nolite mirari hoc quia venit hora in qua omnes qui in monumentis sunt audient vocem eius 29 et procedent qui bona fecerunt in resurrectionem vitae qui vero mala egerunt in resurrectionem iudicii 30 non possum ego a me ipso facere quicquam sicut audio iudico et iudicium meum iustum est quia non quaero voluntatem meam sed voluntatem eius qui misit me 31 si ego testimonium perhibeo de me testimonium meum non est verum 32 alius est qui testimonium perhibet de me et scio quia verum est testimonium quod perhibet de me 33 vos misistis ad Iohannem et testimonium perhibuit veritati 34 ego autem non ab homine testimonium accipio sed haec dico ut vos salvi sitis 35 ille erat lucerna ardens et lucens vos autem voluistis exultare ad horam in luce eius 36 ego autem habeo testimonium maius Iohanne opera enim quae dedit mihi Pater ut perficiam ea ipsa opera quae ego facio testimonium perhibent de me quia Pater me misit 37 et qui misit me Pater ipse testimonium perhibuit de me neque vocem eius umquam audistis neque speciem eius vidistis 38 et verbum eius non habetis in vobis manens quia quem misit ille huic vos non creditis 39 scrutamini scripturas quia vos putatis in ipsis vitam aeternam habere et illae sunt quae testimonium perhibent de me 40 et non vultis venire ad me ut vitam habeatis 41 claritatem ab hominibus non accipio 42 sed cognovi vos quia dilectionem Dei non habetis in vobis 43 ego veni in nomine Patris mei et non accipitis me si alius venerit in nomine suo illum accipietis 44 quomodo potestis vos credere qui gloriam ab invicem accipitis et gloriam quae a solo est Deo non quaeritis 45 nolite putare quia ego accusaturus sim vos apud Patrem est qui accuset vos Moses in quo vos speratis 46 si enim crederetis Mosi crederetis forsitan et mihi de me enim ille scripsit 47 si autem illius litteris non creditis quomodo meis verbis credetis


- Statenvertaling

1 Na dezen was een feest der Joden, en Jezus ging op naar Jeruzalem. 2 En er is te Jeruzalem aan de Schaaps poort, een badwater, hetwelk in het Hebreeuws toegenaamd wordt Bethesda, hebbende vijf zalen. 3 In dezelve lag een grote menigte van kranken, blinden, kreupelen, verdorden, wachtende op de roering des waters. 4 Want een engel daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde het water; die dan eerst daarin kwam, na de beroering van het water, die werd gezond, van wat ziekte hij ook bevangen was. 5 En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. 6 Jezus, ziende dezen liggen, en wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had, zeide tot hem: Wilt gij gezond worden? 7 De kranke antwoordde Hem: Heere, ik heb geen mens, om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder. 8 Jezus zeide tot hem: Sta op, neem uw beddeken op, en wandel. 9 En terstond werd de mens gezond, en nam zijn beddeken op en wandelde. En het was sabbat op denzelven dag. 10 De Joden zeiden dan tot dengene, die genezen was: Het is sabbat; het is u niet geoorloofd het beddeken te dragen. 11 Hij antwoordde hun: Die mij gezond gemaakt heeft, Die heeft mij gezegd: Neem uw beddeken op, en wandel. 12 Zij vraagden hem dan: Wie is de Mens, Die u gezegd heeft: Neem uw beddeken op, en wandel? 13 En die gezond gemaakt was, wist niet, Wie Hij was; want Jezus was ontweken, alzo er een grote schare in die plaats was. 14 Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. 15 De mens ging heen, en boodschapte den Joden, dat het Jezus was, Die hem gezond gemaakt had. 16 En daarom vervolgden de Joden Jezus, en zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op den sabbat deed. 17 En Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook. 18 Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den sabbat brak, maar ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven Gode evengelijk makende. 19 Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks. 20 Want de Vader heeft den Zoon lief, en toont Hem alles, wat Hij doet; en Hij zal Hem groter werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert. 21 Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil. 22 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel den Zoon gegeven; 23 Opdat zij allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die den Zoon niet eert, eert den Vader niet, Die Hem gezonden heeft. 24 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. 25 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven. 26 Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven; 27 En heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is. 28 Verwondert u daar niet over, want de ure komt, in dewelke allen, die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen; 29 En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis. 30 Ik kan van Mijzelven niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig; want Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft. 31 Indien Ik van Mijzelven getuig, Mijn getuigenis is niet waarachtig. 32 Er is een ander, die van Mij getuigt, en Ik weet, dat de getuigenis, welke hij van Mij getuigt, waarachtig is. 33 Gijlieden hebt tot Johannes gezonden, en hij heeft der waarheid getuigenis gegeven. 34 Doch Ik neem geen getuigenis van een mens; maar dit zeg Ik, opdat gijlieden zoudt behouden worden. 35 Hij was een brandende en lichtende kaars; en gij hebt ulieden voor een korten tijd in zijn licht willen verheugen. 36 Maar Ik heb een getuigenis meerder, dan die van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft, om die te volbrengen, dezelve werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat Mij de Vader gezonden heeft. 37 En de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien. 38 En Zijn woord hebt gij niet in u blijvende; want gij gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft. 39 Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. 40 En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben. 41 Ik neem geen eer van mensen; 42 Maar Ik ken ulieden, dat gij de liefde Gods in uzelven niet hebt. 43 Ik ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen. 44 Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt? 45 Meent niet, dat Ik u verklagen zal bij den Vader; die u verklaagt, is Mozes, op welken gij gehoopt hebt. 46 Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. 47 Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn woorden geloven?


- Willibrordvertaling

Hoofdstuk 5 Genezing van een lamme [1] Enige tijd later ging Jezus voor een van de Joodse feesten naar Jeruzalem. [2] Nu is er in Jeruzalem bij de Schaapspoort een badinrichting, in het Hebreeuws Betzata* geheten, met vijf zuilengangen. [3] Daar lag gewoonlijk een groot aantal zieken, blinden, lammen en kreupelen*. [5] Er* was ook een man bij die al achtendertig jaar ziek was. [6] Jezus zag hem liggen, en omdat Hij begreep dat hij al lang ziek was, sprak Hij hem aan: 'Wilt u graag gezond worden?' [7] 'Maar Heer,' zei de zieke, 'ik heb geen mens om mij in het bad te helpen wanneer het water in beweging komt, en terwijl ik mij erheen sleep, is een ander mij voor.' [8] Daarop zei Jezus: 'Sta op, pak uw bed en loop.' [9] Meteen werd de man gezond: hij pakte zijn bed en liep. [9] Nu was die dag een sabbat. [10] De Joden zeiden dus tegen de genezen man: 'Het is sabbat, u mag uw bed niet dragen!' [11] Maar hij antwoordde: 'Hij die mij gezond heeft gemaakt, heeft mij bevolen: "Pak uw bed en loop." ' [12] 'Wie is de man die tegen u gezegd heeft: "Pak uw bed en loop"?' vroegen ze. [13] Maar wie het was geweest, wist de man niet. Jezus was in de menigte verdwenen. [14] Later vond Jezus hem in de tempel terug. 'U bent nu gezond', zei Hij. 'Zorg dat u niet meer zondigt, anders zou u nog iets ergers* kunnen overkomen!' [15] De man ging aan de Joden meedelen dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. [16] Daarom* begonnen de Joden Jezus te vervolgen, omdat Hij zulke dingen deed op sabbat. [17] Jezus gaf hun ten antwoord: 'Mijn Vader werkt ononderbroken*, en zo werk ook Ik.' [18] Toen waren de Joden er pas echt op uit om Hem te doden: Hij tastte niet alleen de sabbat aan, Hij noemde ook nog God zijn Vader en stelde zo zichzelf met God gelijk. De volmacht van de Zoon [19] Hierop nam Jezus opnieuw het woord: 'Waarachtig, Ik verzeker u: de Zoon kan niets uit eigen kracht, Hij kan alleen maar wat Hij de Vader ziet doen: wat deze doet, doet de Zoon eveneens. [20] De Vader houdt immers van de Zoon: Hij laat Hem alles zien wat Hijzelf doet; Hij zal Hem zelfs nog grotere* daden laten zien, zodat u versteld zult staan. [21] Zoals namelijk de Vader de doden laat opstaan en tot leven brengt, zo brengt ook de Zoon tot leven wie* Hij wil. [22] Ook oordeelt de Vader de mensen niet meer zelf, Hij heeft het oordeel geheel en al aan de Zoon toevertrouwd. [23] Zo zal de Zoon dezelfde erkenning vinden als de Vader. Wie de Zoon niet erkent, erkent ook de Vader niet die Hem gezonden heeft. [24] Waarachtig, Ik verzeker u: wie naar mijn woord luistert, wie Hem gelooft die Mij gezonden heeft, bezit eeuwig* leven. Voor hem is er geen oordeel meer: hij is al overgegaan van de dood naar het leven. [25] Waarachtig, Ik verzeker u: er komt een uur, ja het is er al, dat de doden* de stem van de Zoon van God zullen horen, en zij die ernaar luisteren zullen leven. [26] Want de Vader, die de bron van leven is, heeft de Zoon gemachtigd om eveneens bron van leven te zijn; [27] Hij heeft Hem volmacht gegeven om te oordelen*, omdat Hij de Mensenzoon is. [28] Wees* daar niet verwonderd over: er komt een uur waarop allen die in het graf liggen zijn stem zullen horen [29] en eruit zullen komen; wie goed hebben gedaan zullen opstaan om te leven, wie kwaad hebben gedaan zullen opstaan om veroordeeld te worden. [30] Ik* doe niets uit eigen kracht, Ik oordeel naar wat Ik hoor, en het oordeel dat Ik uitspreek is rechtvaardig, want niet door mijn eigen wil laat Ik me leiden, maar alleen door de wil van Hem die Mij gezonden heeft. [31] Wanneer Ik van Mijzelf getuig, is dat getuigenis niet waarachtig. [32] Maar er is een ander* die van Mij getuigt, en Ik weet dat zijn getuigenis over Mij wel waarachtig is. [33] Zelf hebt u gezanten op Johannes afgestuurd en hij heeft getuigd voor de waarheid. [34] – Niet dat het Mij te doen is om het getuigenis van een mens; Ik vermeld dit alleen met het oog op uw redding. – [35] Hij was een helder brandende lamp; maar alles wat u hebt willen doen was: u even in het schijnsel ervan verlustigen. [36] Ik kan mij echter beroepen op een belangrijker getuigenis dan dat van Johannes: de daden die Ik moet volbrengen in opdracht van de Vader. Alleen al de daden die Ik verricht getuigen van Mij, ze bewijzen dat Ik de gezondene ben van de Vader. [37] En de Vader* die Mij gezonden heeft, heeft zelf van Mij getuigd. Maar* u hebt nooit zijn stem gehoord en nooit zijn gezicht gezien, [38] u draagt zijn woord niet blijvend met u mee, want aan degene die Hij heeft gezonden schenkt u geen geloof. [39] U doorzoekt de Schriften, in de mening daarin het eeuwig leven te bezitten; welnu, juist die getuigen over Mij. [40] Toch weigert u naar Mij toe te komen om dat leven te bezitten. [41] Het is Mij niet te doen om de eer die van mensen komt, [42] maar u heb Ik leren kennen als mensen zonder liefde voor God. [43] Want hoewel Ik gekomen ben op gezag van mijn Vader, aanvaardt u Mij niet; maar komt er iemand op eigen gezag, dan zult u die wel aanvaarden. [44] Hoe zou u tot geloof kunnen komen, wanneer het u te doen is om de eer die u van elkaar ontvangt en u de eer niet zoekt die komt van de enige God? [45] Denk echter niet dat Ik u bij de Vader zal aanklagen; degene die u aanklaagt is Mozes*, op wie u uw hoop gevestigd hebt. [46] Want als u Mozes zou geloven, zou u ook Mij geloven; over Mij immers heeft Mozes geschreven. [47] Maar als u al geen geloof schenkt aan zijn Geschriften, hoe zou u dan geloof schenken aan mijn woorden?'


- De Nieuwe Bijbelvertaling

Genezing in het bad van Betzata [1] Daarna was er een Joods feest, en Jezus ging naar Jeruzalem. [2] In Jeruzalem is bij de Schaapspoort een bad met vijf zuilengangen dat in het Hebreeuws Betzata* heet. [3] Daar lag een groot aantal zieken, blinden, kreupelen en misvormden.* [5] Er was ook iemand bij die al achtendertig jaar ziek was. [6] Jezus zag hem liggen; hij wist hoe lang hij al ziek was en zei tegen hem: 'Wilt u gezond worden?' [7] De zieke antwoordde: 'Heer, als het water gaat bewegen is er niemand om mij erin te helpen; ik probeer het wel, maar altijd is een ander al vóór mij in het water.' [8] Jezus zei: 'Sta op, pak uw mat op en loop.' [9] En meteen werd de man gezond: hij pakte zijn slaapmat op en liep. Nu was het die dag sabbat. [10] De Joden zeiden dan ook tegen de man die genezen was: 'Het is sabbat, het is niet toegestaan een slaapmat te dragen!' [11] Maar hij zei tegen hen: 'Degene die mij genezen heeft, zei tegen mij: "Pak uw mat op en loop."' [12] 'Wie zei dat tegen u?' vroegen ze. [13] Maar de man die genezen was kon niet zeggen wie het was, want Jezus was al verdwenen omdat daar zoveel mensen waren. [14] Later kwam Jezus hem tegen in de tempel en toen zei hij tegen hem: 'U bent nu gezond; zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.' [15] De man ging aan de Joden vertellen dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. [16] Het was omdat Jezus zulke dingen deed op sabbat, dat de Joden tegen hem optraden. [17] Maar Jezus zei: 'Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook.' [18] Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde. Jezus en de Vader [19] Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: 'Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. [20] De Vader heeft de Zoon immers lief en laat hem alles zien wat hij doet. Hij zal hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! [21] Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij wil. [22] De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. [23] Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft. [24] Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven. [25] Ik verzeker u: er komt een tijd, en het is nu al zover, dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en dat wie hem horen, zullen leven. [26] Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in zichzelf; dat heeft de Vader hem gegeven. [27] En omdat hij de Mensenzoon is, heeft hij hem ook gezag gegeven om het oordeel te vellen. [28] Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen [29] en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden. [30] Ik kan niets doen uit mijzelf: ik oordeel naar wat ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig omdat ik mij niet richt op wat ik zelf wil, maar op de wil van hem die mij gezonden heeft. [31] Als ik nu over mezelf zou getuigen, dan was mijn verklaring niet betrouwbaar, [32] maar iemand anders getuigt over mij, en ik weet dat zijn verklaring over mij betrouwbaar is. [33] U hebt boden naar Johannes gestuurd en hij heeft een betrouwbaar getuigenis afgelegd. [34] Niet dat ik het getuigenis van een mens nodig heb, maar ik zeg dit om u te redden. [35] Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd in zijn licht verheugd. [36] Maar ik heb een belangrijker getuigenis dan Johannes: het werk dat de Vader mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt ervan dat de Vader mij heeft gezonden. [37] De Vader die mij gezonden heeft, heeft dus zelf een getuigenis over mij afgelegd. Maar u hebt zijn stem nooit gehoord en zijn gestalte nooit gezien, [38] en u hebt zijn woord niet blijvend in u opgenomen, want aan degene die hij gezonden heeft, schenkt u geen geloof. [39] U bestudeert de Schriften en u denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften getuigen over mij, [40] maar bij mij wilt u niet komen om leven te ontvangen. [41] Niet dat de mensen mij moeten eren, [42] maar ik ken u: u hebt geen liefde voor God in u. [43] Ik ben gekomen namens mijn Vader, maar u accepteert mij niet, terwijl u iemand die namens zichzelf komt, wel zou accepteren. [44] Hoe zou u ooit tot geloof kunnen komen? Van elkaar wilt u wel eer ontvangen, maar u zoekt niet de eer die de enige God u kan geven. [45] U moet niet denken dat ik u bij de Vader zal aanklagen; Mozes, op wie u uw hoop hebt gevestigd, klaagt u aan. [46] Als u Mozes zou geloven, zou u ook mij geloven, hij heeft immers over mij geschreven. [47] Maar als u niet gelooft wat hij geschreven heeft, hoe zou u dan geloven wat ik zeg?'


- De Naardense bijbel

5:1 Na dat alles is het het feesttij van de Judeeërs en klimt Jezus op naar Jeruzalem. Johannes 5:2 Nu is er in Jeruzalem bij de Schaapspoort een bronnenbad, in het Hebreeuws Betzata geheten, dat vijf zuilengangen heeft; 5:3 daarin lag altijd een menigte zieken, blinden, lammen en verdorden. Zij hoopten op de beweging in het water, 5:4 want een engel van de Heer daalde van tijd tot tijd af in het bad en bracht het water in beroering; wie dan na de beroering van het water als eerste erin wist af te dalen, werd gezond,- door wat voor kwaal hij ook werd vastgehouden. 5:5 Er is daar iemand, een mens die al achtendertig jaren zijn ziekte heeft. 5:6 Jezus ziet hem liggen en als hem ter kennis komt dat hij die reeds lange tijd heeft, zegt hij tot hem: wil je het, gezond worden? 5:7 De zieke antwoordt hem: heer, ik heb geen mens om, wanneer het water wordt beroerd, mij in het bad te werpen; op het moment dat ik aankom daalt een ander voor mij af! 5:8 Jezus zegt tot hem: ontwaak, neem je draagbed op en loop! 5:9 En meteen wordt deze mens gezond, hij neemt zijn draagbed op en kan lopen. Het was sabbat, op die dag. 5:10 Dus zeiden de Judeeërs tot hem die genezen was: het is sabbat: het is je niet geoorloofd je draagbed op te nemen! 5:11 Maar hij antwoordt hun: die mij gezond gemaakt heeft, die heeft tot mij gezegd 'neem je draagbed op en loop!' 5:12 Ze vragen hem: wie is de mens die tot jou gezegd heeft 'neem op en loop!'? 5:13 Maar de genezene wist niet wie het was, want Jezus was de schare die er op die plaats toen was ontweken. 5:14 Na dit alles vindt Jezus hem in het heiligdom en zegt tot hem: zie, je bent nu gezond geworden,- zondig niet meer, opdat er je niet iets ergers geschiede! 5:15 Deze mens gaat heen en zegt tot de Judeeërs dat het Jezus is die hem gezond gemaakt heeft. 5:16 Daarom zijn de Judeeërs hem gaan vervolgen, omdat hij dit op de sabbat heeft gedaan. 5:17 Maar hij heeft hun geantwoord: mijn Vader werkt ononderbroken en zo werk ik ook! 5:18 Daardoor zijn toen de Judeeërs eens te meer zijn dood gaan zoeken, omdat hij niet alleen de sabbat ontbond maar ook God zijn eigen Vader noemde,- zo zichzelf gelijkmakend aan God. 5:19 Toen heeft Jezus geantwoord en tot hen gezegd: vast en zeker is het, zeg ik u: de zoon kan niet zomaar uit zichzelf iets maken of hij moet het de vader zien maken, want al wat díe maakt, maakt ook de zoon evenzo; 5:20 want de vader die de zoon liefheeft toont hem wat hij zelf maakt en zal hem grotere werkstukken dan deze tonen; ge zult u nog verwonderen!- 5:21 want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt de Zoon levend wie hij wil; 5:22 want de Vader oordeelt niemand meer, nee, het oordeel heeft hij aan de Zoon gegeven, 5:23 zodat allen de Zoon zullen eren zoals ze de Vader eren; -wie de Zoon niet eert, eert niet de Vader die hem heeft gestuurd!- 5:24 vast en zeker is het, zeg ik u, dat wie mijn spreken hoort en gelooft in wie mij uitstuurt, eeuwig leven heeft en niet in het oordeel komt; nee, hij is overgegaan uit de dood naar het leven; 5:25 vast en zeker is het, zeg ik u, dat er een uur komt en nu is dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en die haar horen zullen leven; 5:26 want zoals de Vader leven bij zich heeft, zo heeft hij het ook de Zoon gegeven leven bij zich te hebben, 5:27 en heeft hij hem volmacht gegeven om een beoordeling te doen omdat hij de mensenzoon is!- (Dan. 7, 10-14) 5:28 verwondert u niet hierover dat er een ure komt waarin allen in de graven zijn stem zullen horen 5:29 en eruit zullen trekken,- zij die de goede dingen hebben gedaan voor een opstanding ten leven en die kwalijk hebben gehandeld voor een opstanding ten oordeel; 5:30 ik kan niets uit mijzelf doen: zoals ik het van de Vader hoor, zo oordeel ik, en mijn oordeel is rechtvaardig,- omdat ik niet zoek wat ik wil maar wat hij wil die mij heeft uitgestuurd; 5:31 als ik zelf getuig over mijzelf, geldt mijn getuigenis niet als waar; 5:32 maar er is een ander die over mij getuigt, en ik weet dat het waar is,- -het getuigenis dat hij over mij betuigt!- 5:33 gij hebt gezanten gezonden naar Johannes, en hij heeft getuigd voor de waarheid; 5:34 ik-voor-mij wil niets ontlenen aan het getuigenis van de kant van een mens, maar ik zeg dit alles opdat ge zult worden gered; 5:35 hij is de lamp geweest die brandde en wist te schijnen, en wat gij hebt gedaan is: voor een uur jubelen in zijn licht; 5:36 ik heb het getuigenis dat groter is dan dat van Johannes; want de werken die de Vader mij te voltooien heeft gegeven,- alle werk dat ik afmaak betuigt over mij dat de Vader mij heeft gezonden; 5:37 en die mij gestuurd heeft, de Vader, hij heeft over mij getuigd, ook al hebt ge zijn stem nooit gehoord en zijn gezicht nooit gezien; 5:38 ook zijn spreken hebt ge niet als iets dat in u blijft, want die hij heeft uitgezonden, hem schenkt ge geen geloof; 5:39 ge onderzoekt de Schriften, omdat ge meent daarin eeuwig leven te hebben, en juist díe zijn het die over mij getuigen; 5:40 maar om eeuwig leven te hebben wilt ge niet komen tot mij!- 5:41 aan glorie van de kant van mensen hoef ik niets te ontlenen,- 5:42 nee, ik heb van u moeten erkennen dat ge de liefde voor God niet in u hebt; 5:43 ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en ge neemt mij niet aan; als er een ander komt in de naam van zichzelf,- hém zoudt ge aannemen!- 5:44 hoe kúnt ge tot geloof komen zolang ge glorie van elkander aanneemt en de glorie van de kant van de enige God niet zoekt!- 5:45 maar denkt niet dat ík u bij de Vader zal aanklagen: die u aanklaagt, dat is Mozes, op wie gij uw hoop hebt gevestigd; 5:46 want als ge Mozes zoudt geloven zoudt ge mij geloven, want hij heeft over mij geschreven; 5:47 maar als ge zijn geschriften niet gelooft hoe zult ge dan mijn uitspraken wél geloven?


- Bible de Jérusalem


- King James Bible

John.5 [1] After this there was a feast of the Jews; and Jesus went up to Jerusalem. [2] Now there is at Jerusalem by the sheep market a pool, which is called in the Hebrew tongue Bethesda, having five porches. [3] In these lay a great multitude of impotent folk, of blind, halt, withered, waiting for the moving of the water. [4] For an angel went down at a certain season into the pool, and troubled the water: whosoever then first after the troubling of the water stepped in was made whole of whatsoever disease he had. [5] And a certain man was there, which had an infirmity thirty and eight years. [6] When Jesus saw him lie, and knew that he had been now a long time in that case, he saith unto him, Wilt thou be made whole? [7] The impotent man answered him, Sir, I have no man, when the water is troubled, to put me into the pool: but while I am coming, another steppeth down before me. [8] Jesus saith unto him, Rise, take up thy bed, and walk. [9] And immediately the man was made whole, and took up his bed, and walked: and on the same day was the sabbath. [10] The Jews therefore said unto him that was cured, It is the sabbath day: it is not lawful for thee to carry thy bed. [11] He answered them, He that made me whole, the same said unto me, Take up thy bed, and walk. [12] Then asked they him, What man is that which said unto thee, Take up thy bed, and walk? [13] And he that was healed wist not who it was: for Jesus had conveyed himself away, a multitude being in that place. [14] Afterward Jesus findeth him in the temple, and said unto him, Behold, thou art made whole: sin no more, lest a worse thing come unto thee. [15] The man departed, and told the Jews that it was Jesus, which had made him whole. [16] And therefore did the Jews persecute Jesus, and sought to slay him, because he had done these things on the sabbath day. [17] But Jesus answered them, My Father worketh hitherto, and I work. [18] Therefore the Jews sought the more to kill him, because he not only had broken the sabbath, but said also that God was his Father, making himself equal with God. [19] Then answered Jesus and said unto them, Verily, verily, I say unto you, The Son can do nothing of himself, but what he seeth the Father do: for what things soever he doeth, these also doeth the Son likewise. [20] For the Father loveth the Son, and sheweth him all things that himself doeth: and he will shew him greater works than these, that ye may marvel. [21] For as the Father raiseth up the dead, and quickeneth them; even so the Son quickeneth whom he will. [22] For the Father judgeth no man, but hath committed all judgment unto the Son: [23] That all men should honour the Son, even as they honour the Father. He that honoureth not the Son honoureth not the Father which hath sent him. [24] Verily, verily, I say unto you, He that heareth my word, and believeth on him that sent me, hath everlasting life, and shall not come into condemnation; but is passed from death unto life. [25] Verily, verily, I say unto you, The hour is coming, and now is, when the dead shall hear the voice of the Son of God: and they that hear shall live. [26] For as the Father hath life in himself; so hath he given to the Son to have life in himself; [27] And hath given him authority to execute judgment also, because he is the Son of man. [28] Marvel not at this: for the hour is coming, in the which all that are in the graves shall hear his voice, [29] And shall come forth; they that have done good, unto the resurrection of life; and they that have done evil, unto the resurrection of damnation. [30] I can of mine own self do nothing: as I hear, I judge: and my judgment is just; because I seek not mine own will, but the will of the Father which hath sent me. [31] If I bear witness of myself, my witness is not true. [32] There is another that beareth witness of me; and I know that the witness which he witnesseth of me is true. [33] Ye sent unto John, and he bare witness unto the truth. [34] But I receive not testimony from man: but these things I say, that ye might be saved. [35] He was a burning and a shining light: and ye were willing for a season to rejoice in his light. [36] But I have greater witness than that of John: for the works which the Father hath given me to finish, the same works that I do, bear witness of me, that the Father hath sent me. [37] And the Father himself, which hath sent me, hath borne witness of me. Ye have neither heard his voice at any time, nor seen his shape. [38] And ye have not his word abiding in you: for whom he hath sent, him ye believe not. [39] Search the scriptures; for in them ye think ye have eternal life: and they are they which testify of me. [40] And ye will not come to me, that ye might have life. [41] I receive not honour from men. [42] But I know you, that ye have not the love of God in you. [43] I am come in my Father's name, and ye receive me not: if another shall come in his own name, him ye will receive. [44] How can ye believe, which receive honour one of another, and seek not the honour that cometh from God only? [45] Do not think that I will accuse you to the Father: there is one that accuseth you, even Moses, in whom ye trust. [46] For had ye believed Moses, ye would have believed me: for he wrote of me. [47] But if ye believe not his writings, how shall ye believe my words?


- Luther Bibel

Die Heilung eines Kranken am Teich Betesda 51Danach war ein Fest der Juden, und Jesus zog hinauf nach Jerusalem. 2Es ist aber in Jerusalem beim Schaftor ein Teich, der heißt auf Hebräisch Betesda. Dort sind fünf Hallen; 3in denen lagen viele Kranke, Blinde, Lahme, Ausgezehrte. 4 5Es war aber dort ein Mensch, der lag achtunddreißig Jahre krank. 6Als Jesus den liegen sah und vernahm, dass er schon so lange gelegen hatte, spricht er zu ihm: Willst du gesund werden? 7Der Kranke antwortete ihm: Herr, ich habe keinen Menschen, der mich in den Teich bringt, wenn das Wasser sich bewegt; wenn ich aber hinkomme, so steigt ein anderer vor mir hinein. 8Jesus spricht zu ihm: Steh auf, nimm dein Bett und geh hin! 9Und sogleich wurde der Mensch gesund und nahm sein Bett und ging hin. Es war aber an dem Tag Sabbat. 10Da sprachen die Juden zu dem, der gesund geworden war: Es ist heute Sabbat; du darfst dein Bett nicht tragen. 11Er antwortete ihnen: Der mich gesund gemacht hat, sprach zu mir: Nimm dein Bett und geh hin! 12Da fragten sie ihn: Wer ist der Mensch, der zu dir gesagt hat: Nimm dein Bett und geh hin? 13Der aber gesund geworden war, wusste nicht, wer es war; denn Jesus war entwichen, da so viel Volk an dem Ort war. 14Danach fand ihn Jesus im Tempel und sprach zu ihm: Siehe, du bist gesund geworden; sündige hinfort nicht mehr, dass dir nicht etwas Schlimmeres widerfahre. 15Der Mensch ging hin und berichtete den Juden, es sei Jesus, der ihn gesund gemacht habe. 16Darum verfolgten die Juden Jesus, weil er dies am Sabbat getan hatte. 17Jesus aber antwortete ihnen: Mein Vater wirkt bis auf diesen Tag, und ich wirke auch. 18Darum trachteten die Juden noch viel mehr danach, ihn zu töten, weil er nicht allein den Sabbat brach, sondern auch sagte, Gott sei sein Vater, und machte sich selbst Gott gleich. Die Vollmacht des Sohnes 19Da antwortete Jesus und sprach zu ihnen: Wahrlich, wahrlich, ich sage euch: Der Sohn kann nichts von sich aus tun, sondern nur, was er den Vater tun sieht; denn was dieser tut, das tut gleicherweise auch der Sohn. 20Denn der Vater hat den Sohn lieb und zeigt ihm alles, was er tut, und wird ihm noch größere Werke zeigen, sodass ihr euch verwundern werdet. 21Denn wie der Vater die Toten auferweckt und macht sie lebendig, so macht auch der Sohn lebendig, welche er will. 22Denn der Vater richtet niemand, sondern hat alles Gericht dem Sohn übergeben, 23damit sie alle den Sohn ehren, wie sie den Vater ehren. Wer den Sohn nicht ehrt, der ehrt den Vater nicht, der ihn gesandt hat. 24Wahrlich, wahrlich, ich sage euch: Wer mein Wort hört und glaubt dem, der mich gesandt hat, der hat das ewige Leben und kommt nicht in das Gericht, sondern er ist vom Tode zum Leben hindurchgedrungen. 25Wahrlich, wahrlich, ich sage euch: Es kommt die Stunde und ist schon jetzt, dass die Toten hören werden die Stimme des Sohnes Gottes, und die sie hören werden, die werden leben. 26Denn wie der Vater das Leben hat in sich selber, so hat er auch dem Sohn gegeben, das Leben zu haben in sich selber; 27und er hat ihm Vollmacht gegeben, das Gericht zu halten, weil er der Menschensohn ist. 28Wundert euch darüber nicht. Denn es kommt die Stunde, in der alle, die in den Gräbern sind, seine Stimme hören werden 29 und werden hervorgehen, die Gutes getan haben, zur Auferstehung des Lebens, die aber Böses getan haben, zur Auferstehung des Gerichts. 30Ich kann nichts von mir aus tun. Wie ich höre, so richte ich und mein Gericht ist gerecht; denn ich suche nicht meinen Willen, sondern den Willen dessen, der mich gesandt hat. Das Zeugnis für den Sohn 31Wenn ich von mir selbst zeuge, so ist mein Zeugnis nicht wahr. 32Ein anderer ist's, der von mir zeugt; und ich weiß, dass das Zeugnis wahr ist, das er von mir gibt. 33Ihr habt zu Johannes geschickt, und er hat die Wahrheit bezeugt. 34Ich aber nehme nicht Zeugnis von einem Menschen; sondern ich sage das, damit ihr selig werdet. 35Er war ein brennendes und scheinendes Licht; ihr aber wolltet eine kleine Weile fröhlich sein in seinem Licht. 36Ich aber habe ein größeres Zeugnis als das des Johannes; denn die Werke, die mir der Vater gegeben hat, damit ich sie vollende, eben diese Werke, die ich tue, bezeugen von mir, dass mich der Vater gesandt hat. 37Und der Vater, der mich gesandt hat, hat von mir Zeugnis gegeben. Ihr habt niemals seine Stimme gehört noch seine Gestalt gesehen 38und sein Wort habt ihr nicht in euch wohnen; denn ihr glaubt dem nicht, den er gesandt hat. 39Ihr sucht in der Schrift, denn ihr meint, ihr habt das ewige Leben darin; und sie ist's, die von mir zeugt; 40aber ihr wollt nicht zu mir kommen, dass ihr das Leben hättet. 41Ich nehme nicht Ehre von Menschen; 42aber ich kenne euch, dass ihr nicht Gottes Liebe in euch habt. 43Ich bin gekommen in meines Vaters Namen und ihr nehmt mich nicht an. Wenn ein anderer kommen wird in seinem eigenen Namen, den werdet ihr annehmen. 44Wie könnt ihr glauben, die ihr Ehre voneinander annehmt, und die Ehre, die von dem alleinigen Gott ist, sucht ihr nicht? 45Ihr sollt nicht meinen, dass ich euch vor dem Vater verklagen werde; es ist einer, der euch verklagt: Mose, auf den ihr hofft. 46Wenn ihr Mose glaubtet, so glaubtet ihr auch mir; denn er hat von mir geschrieben. 47Wenn ihr aber seinen Schriften nicht glaubt, wie werdet ihr meinen Worten glauben?


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar