JOHANNESEVANGELIE , hoofdstuk 8 , Joh 8 -
- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Joh
(Johannes) -
- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Joh : overzicht , Joh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Joh : commentaar ,
Overzicht van het Johannesevangelie : Joh 1 , Joh 2 , Joh 3 , Joh 4 , Joh 5 , Joh 6 , Joh 7 , Joh 8 , Joh 9 , Joh 10 , Joh 11 , Joh 12 , Joh 13 , Joh 14 , Joh 15 , Joh 16 , Joh 17 , Joh 18 , Joh 19 , Joh 20 , Joh 21 ,
Joh 1 | Joh 2 | Joh 3 | Joh 4 | Joh 5 | Joh 6 | Joh 7 | Joh 8 | Joh 9 | Joh 10 | Joh 11 | Joh 12 | Joh 13 | Joh 14 | Joh 15 | Joh 16 | Joh 17 | Joh 18 | Joh 19 | Joh 20 | Joh 21 | |
Tekstuitleg - Joh
8,1-11 - Joh
8,12-20 - Joh
8,21-30 - Joh
8,31-59
Tekstuitleg vers per vers - Joh
8,1 - Joh
8,2 - Joh
8,3 - Joh
8,4 - Joh
8,5 - Joh
8,6 - Joh
8,7 - Joh
8,8 - Joh
8,9 - Joh
8,10 - Joh
8,11 - Joh
8,12 - Joh
8,13 - Joh
8,14 - Joh
8,15 - Joh
8,16 - Joh
8,17 - Joh
8,18 - Joh
8,19 - Joh
8,20 - Joh
8,21 - Joh
8,22 - Joh
8,23 - Joh
8,24 - Joh
8,25 - Joh
8,26 - Joh
8,27 - Joh
8,28 - Joh
8,29 - Joh
8,30 - Joh
8,31 - Joh
8,32 - Joh
8,33 - Joh
8,34 - Joh
8,35 - Joh
8,36 - Joh
8,37 - Joh
8,38 - Joh
8,39 - Joh
8,40 - Joh
8,41 - Joh
8,42 - Joh
8,43 - Joh
8,44 - Joh
8,45 - Joh
8,46 - Joh
8,47 - Joh
8,48 - Joh
8,49 - Joh
8,50 - Joh
8,51 - Joh
8,52 - Joh
8,53 - Joh
8,54 - Joh
8,55 - Joh
8,56 - Joh
8,57 - Joh
8,58 - Joh
8,59 -
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik
Overzicht van de
bijbelboeken
- bijbeloverzicht
, bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT : overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
- OT : Gn
(Genesis ) , Ex
(Exodus) , Lv
(Leviticus) , Nu
(Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re (Rechters)
, Rt (Ruth) ,
1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1 Kronieken)
, 2 Kr (2 Kronieken)
, Ezr (Ezra)
, Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia)
, Jdt (Judith)
, Est (Esther)
, 1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W
(Wijsheid) , Sir
(Sirach) , Js
(Jesaja) , Jr
(Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez
(Ezechiël) , Da
(Daniël) , Hos
(Hosea) , Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) , Nah
(Nahum) , Hab
(Habakuk) , Sef
(Sefanja) , Hag
(Haggai) , Zach
(Zacharia) , Mal
(Maleachi) .
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 - Joh
8,1-11 -
Jezus : het licht van de wereld : Joh 8,12-20 - Joh
8,12-20 -
Waar Ik heen ga,kunt u niet komen : Joh 8,21-30 - Joh
8,21-30 -
Afstammelingen van Abraham : Joh 8,31-59 - Joh
8,31-59 -
Evangelie op de : Joh
8,1-11 :
In die tijd begaf Jezus zich naar de olijfberg, en 's morgens vroeg verscheen
Hij weer in de tempel en al het volk kwam naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte
hen. Toen brachten schriftgeleerden en Farizeeën Hem een vrouw die op overspel
was betrapt. Zij plaatsten haar in het midden en zeiden tot Hem: "Meester,
deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl ze overspel bedreef. Nu heeft Mozes
ons in de Wet bevolen zulke vrouwen te stenigen. Maar Gij, wat zegt Gij ervan?"
Dit bedoelden ze als een strikvraag in de hoop Hem ergens van te kunnen beschuldigen.
Jezus echter boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond. Toen
zij bij Hem aanhielden met vragen richtte Hij zich op en zei tot hen: "Laat
degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen."
Weer boog Hij zich voorover en schreef op de grond. Toen zij dit hoorden dropen
zij een voor een af, de oudsten het eerst, totdat Jezus alleen achterbleef met
de vrouw die daar was blijven staan. Nu richtte Jezus zich op en sprak tot haar:
"Vrouw, waar zijn ze gebleven? Heeft niemand u veroordeeld?" Zij antwoordde:
"Niemand, Heer." Toen zei Jezus tot haar: "Ook Ik veroordeel
u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer."
Joh 8,1 - Joh 8,1 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Joh 8,1
1. Ièsous
(Jezus), zie Mt
1,1 . In 194 verzen bij Johannes In zeventien verzen in Joh
8 . In vier verzen in Joh
8,1-11 : (1) Joh
8,1 . (2) Joh
8,6 . (3) Joh
8,10 . (4) Joh
8,11 .
- Ièsous de (Jezus echter) . In vier verzen in het N.T. : (1) Lc
4,1 . (2) Joh
8,1 . (3) Joh
8,59 . (4) Joh
12,44 .
2. de (echter) , zie Joh 1,1 . In 203 verzen bij Johannes . Elfmaal in negen verzen in Joh 8,1-11 . In negen verzen staat het als tweede woord in de zin . Niet in Joh 8,4 en Joh 8,8 .
3. eporeuthè (hij begaf zich op weg) . Verwijzing : poreuomai
(zich op weg begeven, op weg gaan) , zie Mt
2,9 . In elf verzen in het N.T. .
- eporeuthè eis (en hij begaf zich op weg naar) . In zes verzen in het
N.T. : (1) Lc
1,39 . (2) Lc
4,42 . (3) Lc
19,12 . (4) Joh
8,1 . (5) Hnd
12,17 . (6) 2 Tim 4,10 .
5. 6. 7. 8. to oros tôn elaiôn (de Olijfberg) . In zeven verzen in het N.T. : (1) Mt 21,1 . (2) Mt 26,30 . (3) Mc 11,1 . (4) Mc 13,3 . (5) Mc 14,26 . (6) Lc 22,39 . (7) Joh 8,1 .
Betekenis van Joh 8,1
Er is een lichte tegenstelling tussen wat Jezus deed en wat de mensen uit Joh
7,53 deden . In Joh
7,53 begaf ieder zich op weg naar huis . In Joh
8,1 begaf Jezus zich naar de Olijfberg . Zowel Jezus als de mensen begaven
zich op weg . De tegenstelling zit hem in de plaats waarnaar ze zich op weg
begaven . Dit roept het verhaal van de twaalfjarige Jezus op . In Lc
2,41 begaven de ouders van Jezus zich naar Jeruzalem . Na drie dagen vinden
zijn ouders hem in de tempel . Jezus beantwoordt hun bedenkingen met de woorden
: "Wist je niet dat ik in de dingen van mijn vader moest zijn ." Door
het naast elkaar plaatsen van Joh
7,53 en Joh
8,1 wordt de gedachte opgeroepen dat Jezus' thuis op de Olijfberg ligt .
In de bijbel is de berg bij uitstek de ontmoetingsplaats tussen God en de mens
. Volgens Lucas gaat Jezus bidden op de berg . Mozes ontving op de berg de twee
stenen tafelen , waarop de tien geboden waren gegrift . Op de berg gaf JHWH
Mozes allerlei onderrichtingen . Mozes was wetgever en leraar . We lopen reeds
op het verhaal vooruit , waarin de wet van Mozes ter sprake komt . Jezus zal
die wet 'vervolledigen' , 'aanvullen' . Zo wordt Jezus de nieuwe Mozes met een
'nieuwe' wet . Via hem zal God een nieuw verbond sluiten tussen Hem en het nieuwe
volk van God.
Joh 8,2 - Joh 8,2 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,3 - Joh 8,3 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - |
||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Joh 8,3
4. grammateis (schriftgeleerden) .
Verwijzing : grammateis
(schriftgeleerden) , zie Joh
8,3 . In eenenzestig verzen in de bijbel . In tweeëntwintig verzen
in het O.T. . In negenendertig verzen in het N.T. . In veertien verzen bij Matteüs
. In elf verzen bij Marcus . In elf verzen bij Lucas . In één
vers bij Johannes : Joh
8,3 .
--- hoi grammateis kai hoi Pharisaioi (de schriftgeleerden en de Farizeeën)
. In zes verzen in de bijbel . Slechts in het N.T. : (1) Mt
23,2 . (2) Mc
2,16 . (3) Lc
5,21 . (4) Lc
6,7 . (5) Lc
11,53 . (6) Joh
8,3 . Verwijzing : Farisaioi
(Farizeeën) , zie Mc
2,18 .
--- grammatôn (schrijvers / schriftgeleerden) . In zes verzen in het O.T.
Joh 8,4 - Joh 8,4 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,5 - Joh 8,5 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Joh 8,5
6. Vormen van Môsès of Môusès komt in het N.T. tachtigmaal voor . Twaalfmaal in elf verzen bij Johannes . Verwijzing : Mosjèh (Mozes) , zie Ex 24,18 .
7. eneteilato (hij droeg op) . Aorist derde persoon enkelvoud . In acht verzen
in het N.T. : (1) Mt
17,9 . (2) Mt
19,7 . (3) Mc
10,3 . (4) Mc
13,34 . (5) Joh
8,5 . (6) Joh
14,31 . (7) Heb 9,20 . (8) Heb 11,22 .
- Joh
8,1 - Joh
8,2 - Joh
8,3 - Joh
8,4 - Joh
8,5 - Joh
8,6 - Joh
8,7 - Joh
8,8 - Joh
8,9 - Joh
8,10 - Joh
8,11 -
Betekenis van Joh 8,5
De Farizeeën en de schriftgeleerden kennen de wet van Mozes (zie Lv 20,10 : "Hij die overspel pleegt met de vrouw van een ander , met de vrouw van zijn naaste , moet ter dood worden gebracht : hijzelf en de vrouw met wie hij overspel heeft gepleegd . ") Ze plaatsen Jezus voor een dilemma .Volgt Jezus de wet van Mozes , dan wordt de vrouw gestenigd . Zegt hij dat de vrouw niet mag gestenigd worden , dan handelt hij tegen de wet van Mozes . Vergelijken we Lv 20,10 met de teksten uit ons verhaal , dan merken we het volgende . In Joh 8,4 wordt gezegd dat de vrouw op heterdaad betrapt werd . In dit geval is ook de man op heterdaad betrapt . Over de man wordt geen woord gezegd . Ook wordt geen woord gezegd over wie schuld heeft aan het overspel , want het zou wel eens kunnen dat de man de schuldige en de vrouw het slachtoffer is . Er loopt iets mank : zowel in de wetgeving als in de beoordeling van het gedrag van een overspelende man en een overspelende vrouw door de schriftgeleerden en Farizeeën .
Joh 8,6 - Joh 8,6 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Joh 8,6 . Jezus gaat niet in op hun strikvraag , noch op hun handelswijze . Jezus buigt zich en schrijft met de vinger op de grond . Jezus' handelwijze roept Ex 31,18 // Dt 9,10 op . In die teksten wordt verteld dat Mozes de twee stenen tafels , die God met zijn vinger had geschreven , ontving . Op die tafels staan de tien geboden , de grondwet van Israël . Door zo te handelen overstijgt Jezus de concrete wetten en verwijst hij naar de grondwet . In die grondwet staat o.a. U zult niet doden (Ex 20,13 // Dt 5,17) . Jezus houdt zich aan de wet van Mozes , nl. aan de grondwet . De concrete wetten bekijkt hij vanuit de grondwet . Jezus schrijft op de grond om aan te geven dat die wet van Mozes , door God gegeven , de grond , basis , fundament van beoordeling is .
1. τουτο = touto (dit) . aAanwijzend voornaamwoord onzijdig enkelvoud . In vijftig verzen bij Johannes .3. elegon (zij zeiden) . Verwijzing : legô (zeggen) , zie Joh 1,21 .
4. peirazontes (op de proef stellend) . Participium praesens nominatief mannelijk meervoud. Slechts in het N.T. . In zes verzen : (1) Mt 16,1 . (2) Mt 19,3 . (3) Mc 8,11 . (4) Mc 10,2 . (5) Lc 11,16 . (6) Joh 8,6 . Behalve in (1) Mt 16,1 en Lc 11,16 wordt peirazontes (op de proef stellend) gevolgd door auton (dat naar Jezus verwijst) . Behalve in (5) Lc 11,16 zijn het de Farizeeën die Jezus op de proef stellen . Verwijzing : peirazô (beproeven, op de proef stellen) , zie Lc 4,2 .
Joh 8,7 - Joh 8,7 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - |
||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Betekenis van Joh 8,7
De schriftgeleerden en de Farizeeën snappen blijkbaar niet de betekenis . Jezus wijst hen op hun zwakke plek : "Wie zonder zonde is , werpe de eerste steen" . De schrijver van het bijbelverhaal is niet persé vooringenomen tegenover de schriftgeleerden en Farizeeën . Want hij vertelt dat zij afdropen , de oudsten het eerst . De schrijver erkent hun wijsheid en inzicht en ook hun positieve ingesteldheid om naar inzicht te handelen . De schriftgeleerden en Farizeeën hadden de indruk gegeven bij het rechte eind te hebben en interpreteerden Jezus' doen en laten als een afbreuk aan de wet van Mozes en dat moest bestraft worden . Jezus confronteert hen met hun eigen schuld terwijl zij de schuldvraag van de overspelige vrouw buiten beschouwing hadden gelaten .
Joh 8,8 - Joh 8,8 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,9 - Joh 8,9 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,10 - Joh 8,10 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,11 - Joh 8,11 : Een overspelige vrouw : Joh 8,1-11 -- verwijzingen -- Joh 8,1 - Joh 8,2 - Joh 8,3 - Joh 8,4 - Joh 8,5 - Joh 8,6 - Joh 8,7 - Joh 8,8 - Joh 8,9 - Joh 8,10 - Joh 8,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Jezus : het licht van de wereld : Joh 8,12-20
akouei (hij luistert) 4X bij Johannes | 1. | 2. | 3. | akouousin (zij luisteren) | 4. | |||||
Joh 8,47a | Joh 8,47b | Joh 8,47c | Joh 9,31a | Joh 10,3 | Joh 10,27 | Joh 18,37 | ||||
ho ôn ek tou theou (de zijnde uit God) | hoti ek tou theou ouk este(omdat gij niet uit God zijt) | pas ho ôn ek alètheias (al wie uit de waarheid is) | ||||||||
ta rèmata tou theou akouei (luistert naar de woorden van God | dia touto humeis ouk akouete (daarom luistert gij niet) | oidamen hoti harmatôlôn ho theos ouk akouei (wij weten dat God neit luistert naar zondaaars) | all' ean (maar indien ...) toutou akouei (naar hem luistert hij) | kai ta probata tès fônès autou akouei (en de schapen luisteren naar zijn stem) | ta probata ta ema tès fônès mou akouousin (mijn schapen luisteren naar mijn stem) | mou tès fônès akouei (luistert naar mijn stem) | ||||
Joh 8,12 - Joh 8,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,13 - Joh 8,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,14 - Joh 8,14 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,15 - Joh 8,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,16 - Joh 8,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,17 - Joh 8,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,18 - Joh 8,18 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,19 - Joh 8,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,20 - Joh 8,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,21 - Joh 8,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,22 - Joh 8,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,23 - Joh 8,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,24 - Joh 8,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,25 - Joh 8,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,26 - Joh 8,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,27 - Joh 8,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,28 - Joh 8,28 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,29 - Joh 8,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,30 - Joh 8,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,31 - Joh 8,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,32 - Joh 8,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,33 - Joh 8,33 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,34 - Joh 8,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,35 - Joh 8,35 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,36 - Joh 8,36 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,37 - Joh 8,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,38 - Joh 8,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,39 - Joh 8,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,40 - Joh 8,40 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,41 - Joh 8,41 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,42 - Joh 8,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,43 - Joh 8,43 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,44 - Joh 8,44 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,45 - Joh 8,45 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,46 - Joh 8,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,47 - Joh 8,47 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,48 - Joh 8,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,49 - Joh 8,49 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,50 - Joh 8,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,51 - Joh 8,51 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,52 - Joh 8,52 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,53 - Joh 8,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,54 - Joh 8,54 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,55 - Joh 8,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,56 - Joh 8,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Joh 8,56 .
Joh
8,56.15. pass. ind. aor. 3de pers. enk. εχαρη = echarè (en hij verheugde zich) van het werkw. χαιρω = chairô (zich verheugen) . Taalgebruik in het NT : chairô
(zich verheugen) . Taalgebruik in de Septuaginta : chairô
(zich verheugen) . NT (3) : (1) Lc 23,8 . (2) Joh
8,56 . (3) Hnd 11,23 . Een vorm van χαιρω = chairô (zich verheugen) in de LXX (87) , in het NT (74) , in Lc (12) , in Joh (9) .
- Hebreeuws : וַיִּשְׂמַח = wajjishëmach (en hij verheugde zich) < prefix waw consecutivum + act. qal juqtol (imperfectum) 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׂמַח = shâmach
(zich verheugen) . Taalgebruik in Tenakh : shâmach
(zich verheugen) . Getalwaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , chet
= 8 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 348 (2² X 3 X 29) . Structuur :
3 - 4 - 8 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (10) . In 4 verzen is het vertaald in de LXX in εχαρη = echarè (en hij verheugde zich) : (1) 1 K 5,21 . (2) 2 K 11,20 . (3) Js 39,2 . (4) Jon 4,6 .
- Aramees : וַחדִי = wachdî (en hij verheugde zich) > prefix waw + act. qal perf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. van het werkw. חֲדָא = chädâ´ (zich verheugen) . Taalgebruik : chädâ´ (zich verheugen) .
- Wanneer verheugde Abraham zich ? In Gn
17,17 lachte Abram na het horen van de aankondiging van een zoon . Dat lachen zou als een teken van ongeloof kunnen geïnterpreteerd worden . Op basis van Gn 15,6 wordt Abraham als toonbeeld van geloof gesteld . Targum Onqelos interpreteert met 'zich verheugen' . Ook Philo van Alexandrië heeft deze interpretatie . En zo komt ook deze interpretatie voor in Joh
8,56 .
Joh 8,57 - Joh 8,57 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,58 - Joh 8,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Joh 8,59 - Joh 8,59 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
WILLIBRORDVERTALING
[1] terwijl Jezus naar de Olijfberg ging. [2] Maar in de vroegte was Hij alweer in de tempel en heel het volk stroomde naar Hem toe. Hij ging zitten en onderrichtte hen. [3] Nu kwamen de schriftgeleerden en de farizeeën aanzetten met een vrouw die betrapt was op echtbreuk. Ze brachten haar voor Hem [4] en zeiden: 'Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op echtbreuk. [5] Mozes heeft ons in de wet voorgeschreven zulke vrouwen te stenigen. Hoe staat U daar tegenover?' [6] Met deze vraag wilden ze Hem op de proef stellen, om te zien of ze een aanklacht tegen Hem konden indienen. Maar Jezus bukte zich om met zijn vinger op de grond* te schrijven. [7] Toen ze op een antwoord bleven aandringen, keek Hij op en zei: 'Wie van u zonder zonde is, moet dan maar als eerste een steen op haar werpen.' [8] En weer bukte Hij zich om op de grond te schrijven. [9] Zij echter trokken na die woorden weg, de een na de ander, te beginnen met de oudsten, zodat Hij alleen achterbleef met de vrouw daar vóór Hem. [10] Jezus keek op en vroeg haar: 'Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?' [11] 'Nee Heer, niemand', antwoordde ze. Waarop Jezus zei: 'Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer.' Jezus: het licht van de wereld [12] Weer richtte Jezus zich tot* hen: 'Ik* ben het licht* van de wereld. Wie Mij volgt*, gaat zijn weg niet in de duisternis, maar zal het ware levenslicht bezitten.' [13] De farizeeën brachten hier tegenin: 'U getuigt van uzelf! Zo'n getuigenis heeft geen waarde.' [14] Jezus gaf hun ten antwoord: 'Inderdaad, Ik getuig* van mijzelf, en toch heeft mijn getuigenis waarde. Want Ik weet waar Ik vandaan kom en waar Ik heen ga. Maar u weet niet waar Ik vandaan kom of waar Ik heen ga. [15] U* oordeelt naar menselijke maatstaven, maar Ik oordeel niet, over niemand. [16] En als Ik toch oordeel, is mijn oordeel waarachtig, want het komt niet van Mij alleen, maar ook van de Vader die Mij gezonden heeft, [17] en in uw eigen wet staat geschreven dat het getuigenis van twee personen rechtsgeldig is. [18] Ja, Ik ben iemand die van zichzelf getuigt, maar van Mij getuigt ook de Vader die Mij gezonden heeft.' [19] 'Uw Vader?' vroegen ze. 'Waar is die dan?' Jezus antwoordde: 'U kent mijn Vader al evenmin als u Mij kent. Als u Mij zou kennen, zou u ook mijn Vader kennen.' [20] Zo sprak Jezus bij de offerkist, tijdens zijn onderricht in de tempel. Toch was er niemand die Hem greep, want zijn uur was nog niet gekomen. Waar Ik heen ga, kunt u niet komen [21] Opnieuw zei Hij tegen hen: 'Ik ga heen en u zult Mij zoeken, maar u zult in uw zonde* sterven. Waar Ik heen ga, daar kunt u niet komen.' [22] De Joden zeiden daarop: 'Gaat* Hij zich soms het leven benemen, dat Hij zegt: "Waar Ik heen ga, daar kunt u niet komen"?' [23] Maar Hij vervolgde: 'U bent van beneden, Ik ben van boven. U bent van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld. [24] Vandaar mijn waarschuwing, dat u in uw zonden zult sterven. Want als u niet wilt geloven* dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven.' [25] 'Maar wie bent U dan?' vroegen ze. Daarop zei Jezus: 'Niets anders dan wat Ik u aldoor zeg dat Ik ben. [26] Over u zou Ik veel te zeggen hebben, en wel tot uw veroordeling. Maar Hij die Mij gezonden heeft is waarachtig, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat verkondig Ik aan de wereld.' [27] Ze begrepen niet dat Hij hun over de Vader sprak. [28] Daarom ging Jezus verder: 'Wanneer* u de Mensenzoon omhoog geheven hebt, dan zult u begrijpen dat Ik het ben en dat Ik niets uit Mijzelf doe; alleen datgene wat de Vader Mij geleerd heeft, dat verkondig Ik. [29] En Hij die Mij gezonden heeft is met Mij: Hij laat Mij nooit alleen, omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is.' [30] Terwijl Hij zo sprak gingen er velen in Hem geloven. Afstammelingen van Abraham [31] Tegen die Joden* die in Hem geloofden, zei Jezus: 'Als u vasthoudt aan mijn woord, dan bent u werkelijk leerlingen van Mij; [32] dan zult u de waarheid leren kennen, en de waarheid* zal u vrij maken.' [33] Toen wierpen ze tegen: 'We zijn toch afstammelingen* van Abraham en nooit iemands slaaf geweest! Hoe kunt U dan zeggen dat we vrij moeten worden?' [34] Jezus gaf hun ten antwoord: 'Waarachtig, Ik verzeker u: wie zonde* doet is een slaaf, een slaaf van de zonde. [35] Een slaaf* blijft niet voorgoed in huis, de zoon blijft voorgoed. [36] Als de Zoon u vrijmaakt, zult u echt vrij zijn. [37] Natuurlijk bent u afstammelingen van Abraham! Maar toch bent u eropuit om Mij te doden, want mijn woord vindt geen weerklank bij u. [38] Ik verkondig niets anders dan wat Ik bij de Vader heb gezien, en u doet niets anders dan wat u van uw vader hebt gehoord.' [39] 'Onze vader is Abraham!' antwoordden ze. Daarop zei Jezus: 'Als u werkelijk kinderen van Abraham bent, zou u doen* wat Abraham deed. [40] In plaats daarvan bent u eropuit om Mij te doden, iemand nog wel die u de waarheid heeft verkondigd die Hij van God heeft vernomen. Zoiets zou Abraham nooit gedaan hebben. [41] Nee, u hebt een andere* vader, en u doet zoals hij.' – 'Wij zijn geen onechte kinderen', antwoordden ze. 'We hebben maar één Vader, en dat is God!' [42] 'Als God uw vader was,' zei Jezus, 'dan zou u Mij liefhebben*, want Ik ben van God uitgegaan en van Godswege ben Ik hier: Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. [43] Weet u waarom u mijn taal niet verstaat? Omdat u niet in staat bent te luisteren naar mijn woord. [44] U bent zonen van de duivel, die is uw vader, en u doet niets liever dan uitvoeren wat uw vader in de zin heeft. Vanaf* het begin stond hij de mens naar het leven en bevond hij zich buiten de waarheid, omdat er in hem geen waarheid is. Als hij leugentaal spreekt, spreekt hij zoals hij geaard is: hij is een geboren leugenaar. [45] Maar Mij, iemand die de waarheid zegt, gelooft u niet. [46] Kan iemand van u aantonen dat Ik mij aan bedrog bezondig? Als Ik dus de waarheid verkondig, hoe komt het dan dat u Mij niet gelooft? [47] Alleen degene die uit God is, luistert naar de woorden van God. En daarom luistert u niet, omdat u niet uit God bent.' [48] Hierop antwoordden de Joden: 'Hebben we geen gelijk als we zeggen dat U een Samaritaan* bent en van de duivel bezeten?' [49] 'Nee,' zei Jezus, 'Ik ben niet van de duivel bezeten; integendeel, Ik eer mijn Vader; maar u doet Mij in mijn eer tekort. [50] Niet dat Ik zelf voor mijn eer wil opkomen, dat kan Ik aan een ander overlaten en die zal uitspraak doen. [51] Waarachtig, Ik verzeker u: wie zich houdt aan mijn woord, zal de dood niet zien.' [52] De Joden zeiden daarop: 'Nu weten we zeker dat U bezeten bent. Zelfs Abraham is gestorven, en ook de profeten, en U beweert: "Wie zich houdt aan mijn woord, zal de dood nooit proeven." [53] Bent U soms groter dan onze vader Abraham en dan de profeten, die toch allemaal gestorven zijn? Wie denkt U wel dat U bent?' [54] Jezus hernam: 'Als Ik mijzelf verheerlijk heeft dat niets te betekenen. Mijn heerlijkheid komt van de Vader. U noemt Hem "Onze God", [55] maar u weet niet over wie u het hebt. Ik ken Hem wel. Als Ik zou zeggen dat Ik Hem niet ken, zou Ik een leugenaar zijn zoals u. Maar Ik ken Hem en Ik houd me aan zijn woord. [56] En wat uw vader Abraham betreft: hij verheugde* zich erop dat hij mijn dag zou zien, en toen hij die zag was hij vol vreugde.' [57] Toen zeiden de Joden: 'U bent nog geen vijftig jaar en U hebt Abraham nog gezien?' [58] Jezus antwoordde: 'Waarachtig, Ik verzeker u: van voordat Abraham werd geboren, ben Ik*.' [59] Toen scheelde het niet veel of ze hadden Hem gestenigd, maar Hij wist te ontkomen en verliet de tempel.
De Naardense vertaling
1 ¶ Jezus vertrekt naar de Olijfberg. 2 's Morgens vroeg verschijnt hij weer in het heiligdom,– waar heel de gemeenschap tot hem kwam en hij, neergezeten, hen onderrichtte. 3 Maar dan brengen de schriftgeleerden en de farizeeërs een vrouw mee, op overspel betrapt; ze stellen haar op in het midden 4 en zeggen tot hem: u geeft onderricht, welnu, deze vrouw is op heterdaad betrapt op overspel; 5 in de Wet heeft Mozes ons geboden zulke vrouwen te stenigen; ú dan, wat zegt u? 6 Dit hebben ze gezegd om hem te beproeven, zodat ze iets zouden hebben om hem aan te klagen. Maar Jezus bukte zich en is gaan 'schrijven in de aarde'. 7 Als ze hem vragen blijven stellen kijkt hij op en zegt hij tot hen: wie van u zonder zonde is werpe als eerste een steen naar haar! 8 Weer heeft hij zich gebukt en is gaan 'schrijven in de aarde'. 9 Op het horen hiervan zijn ze één voor één weggegaan, te beginnen de oudsten; helemaal alleen werd hij achtergelaten, met de vrouw die het middelpunt geweest was. 10 Jezus kijkt op en zegt tot haar: vrouw, waar zijn ze?– heeft niemand je ter dood veroordeeld? 11 En zij zegt: niemand, heer! Jezus zegt: ook ik veroordeel u niet; ga heen, en zondig van nu af niet meer! 12 ¶ Als Jezus dan weer tot hen spreekt zegt hij: ik ben het licht der wereld, wie mij volgt zal niet wandelen in het duister, nee, die zal het licht des levens hebben. 13 Dan zeggen de farizeeërs tot hem: uzelf betuigt iets over uzelf,– uw getuigenis is dus niet waar! 14 Jezus antwoordt en zegt tot hen: ook als ík iets betuig over mijzelf is mijn getuigenis waar, omdat ik weet vanwaar ik ben gekomen en waarheen ik ga; u weet niet vanwaar ik kom of waarheen ik ga; 15 u oordeelt naar het vlees, ík oordeel niemand; 16 en als ík oordeel is mijn oordeel op waarheid gegrond, omdat ik niet alleen sta: ik ben samen met hem die mij gestuurd heeft; 17 ook in de Wet die u zo lief is staat geschreven dat het getuigenis van twee mensen waar is; 18 ík ben hier en getuig over mijzelf, en over mij getuigt de Vader die mij heeft gestuurd! 19 Toen moesten ze wel tot hem zeggen: waar is hij, uw vader? Jezus antwoordt: u weet niet wie ik ben en u weet niet wie mijn Vader is; als u wist wie ik ben zoudt u ook weten wie mijn Vader is! 20 Deze dingen spreekt hij uit in de schatbewaarzaal tijdens zijn onderricht in het heiligdom; en niemand neemt hem gevangen, omdat zijn uur nog niet gekomen is. 21 ¶ Dan zegt hij weer tot hen: lk ga heen en u zult mij zoeken, maar in de zonde die u aankleeft gaat u uw dood tegemoet: waar ík heenga kunt u niet komen! 22 Toen hebben de Judeeërs gezegd: hij zal toch niet zichzelf doden?– omdat hij zegt 'waar ík heenga kunt u niet komen'! 23 Hij zei toen tot hen: ú bent van hier beneden ík ben van 'boven'; ú bent van deze wereld ík ben niet van deze wereld; 24 dus heb ik u gezegd dat u in uw zonden uw dood tegemoet gaat; want als ge niet gelooft dat Ik–ben het is, gaat ge in uw zonden uw dood tegemoet! 25 Toen hebben ze tot hem gezegd: wie bent ú wel? Jezus zegt tot hen: sinds het begin wat ik ook uitspreek tot u; 26 veel heb ik over u te spreken en te oordelen, maar hij die mij gestuurd heeft is waarachtig, en wat ikzelf van hem heb gehoord, dat spreek ik uit tot de wereld! 27 Ze herkennen niet dat hij hun dit alles over de Vader heeft gezegd. 28 Dan zegt Jezus: wanneer ge de mensenzoon verhogen zult, zult ge herkennen dat Ik–ben het is en ik niets doe van mijzelf uit,– nee, zoals de Vader mij heeft onderricht, dát spreek ik uit!– 29 die mij heeft gestuurd is bij mij, hij heeft mij niet alleen gelaten, omdat ik te allen tijde doe wat hem welgevallig is! 30 Terwijl hij deze dingen uitspreekt komen velen tot geloof in hem. 31 ¶ Toen heeft Jezus gezegd, tot de Judeeërs die hem zijn gaan geloven: u allen, als ge blijft bij mijn woord, zijt ge waarlijk leerlingen van mij, 32 en zult ge de waarheid leren kennen en zal de waarheid u vrijmaken! 33 Ze antwoorden hem: zaad van Abraham zijn wij,– nooit iemands dienstknechten geweest!– hoe kunt ú dan zeggen 'ge zult vrije mensen worden'? 34 Jezus antwoordt hun: vast en zeker is het, zeg ik u: al wie de zonde dóet is een dienstknecht van de zonde; 35 en de dienaar heeft geen blijvende plaats in uw huis tot in eeuwigheid: de zóón mag blijven tot in eeuwigheid; 36 als dan de Zoon u vrij zal maken zult ge echt vrij zijn; 37 ik wéét dat ge zaad van Abraham zijt; maar ge zoekt mij te doden,– omdat mijn woord geen ruimte vindt bij u; 38 ¶ ik spreek uit wat ik gezien heb bij de Vader en dan doet ú wat ge gehoord hebt bij úw vader! 39 Ze antwoorden en zeggen tot hem: onze vader is Abraham! Jezus zegt tot hen: als ge kinderen van Abraham zijt, doet dan de werken van Abraham!– 40 nu zoekt ge mij te doden, –een mens die tot u de waarheid heeft gesproken die ik heb gehoord bij God– dat deed Abraham niet; 41 u doet de werken van uw echte vader! Ze zeggen tot hem: wij zijn niet voortgekomen uit hoererij!– één vader hebben wij: God! 42 Jezus zegt tot hen: als God uw Vader was zoudt ge mij liefhebben, want ik ben van God uitgegaan en naar hier gekomen; want ik ben niet vanuit mijzelf gaan spreken nee, hij heeft mij uitgezonden; 43 waarom herkent ge mijn spreken niet?– omdat ge mijn woord niet kunt aanhoren; 44 de vader uit wie u bent is de duivel,– en doen wat uw vader begeert, dát is wat u wilt!– hij is vanaf het begin een mensenmoordenaar en staat niet in de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is; wanneer hij leugentaal uitspreekt spreekt hij naar eigen aard,– omdat hij een leugenaar is en de vader ervan; 45 en omdat wat ik zeg waarheid is vertrouwt ge mij niet; 46 ¶ wie van u verwijt mij een zonde?– als het waarheid is wat ik u zeg: waarom vertrouwt ú mij niet?– 47 wie uit God is geeft gehoor aan de woorden van God; daarom geeft ú er geen gehoor aan omdat ge niet uit God zijt! 48 De Judeeërs antwoorden en zeggen tot hem: zeggen wij niet met recht dat ú een Samaritaan bent en een demon in u hebt? 49 Jezus antwoordt: ík heb geen demon in mij maar ik eer mijn Vader en ú ontrooft mij mijn eer; 50 niet dat ík zoek naar heerlijkheid voor mijzelf. er is iemand die daarnaar zoekt en oordeelt;