JOHANNESEVANGELIE . TWINTIGSTE HOOFDSTUK JOH 20 -
- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -
- Joh 20,1-18 - Joh 20,19-23 - Joh 20,24-29 - Joh 20,30-31 - Joh 20,19-31 -

- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -

Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,

Joh : overzicht , Joh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Joh : commentaar ,

Overzicht van het Johannesevangelie : Joh 1 , Joh 2 , Joh 3 , Joh 4 , Joh 5 , Joh 6 , Joh 7 , Joh 8 , Joh 9 , Joh 10 , Joh 11 , Joh 12 , Joh 13 , Joh 14 , Joh 15 , Joh 16 , Joh 17 , Joh 18 , Joh 19 , Joh 20 , Joh 21 ,

  Joh 1 Joh 2 Joh 3 Joh 4 Joh 5 Joh 6 Joh 7 Joh 8 Joh 9 Joh 10 Joh 11 Joh 12 Joh 13 Joh 14 Joh 15 Joh 16 Joh 17 Joh 18 Joh 19 Joh 20 Joh 21
                                           

Tekstuitleg - Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 - Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 - Joh 20,24 - Joh 20,25 - Joh 20,26 - Joh 20,27 - Joh 20,28 - Joh 20,29 - Joh 20,30 - Joh 20,31 -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
 
 
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm . WEBLOG : BIJBELLEERHUIS
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts (Vlaams Blok) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , mystiek , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen -

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik
- Joh 20,19-23 : Pinksteren ABC .

Overzicht van de bijbelboeken
-
bijbeloverzicht , bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT : overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven

-
OT : Gn (Genesis ) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -
Verschijning aan de leerlingen : Joh 20,19-23 -
Jezus en Tomas : Joh 20,24-29 -
Bedoeling van dit boek : Joh 20,30-31 -

Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 - Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -

Maria was er als de kippen bij om naar het graf van Jezus te gaan. Het was 's morgens vroeg. Maar het was nog donker. Ze moet zich dus beholpen hebben met het licht van de maan en de sterren. Of was de morgenster - Venus - er al die vóór zonsopgang reeds aan de hemel schittert. Maria van Magdala wist waar ze Jezus in het graf hadden neergelegd. Ze was erbij onder het kruis. En naar alle waarschijnlijkheid heeft ze ook de begrafenis meegemaakt. Maria heeft Jezus zien sterven en begraven worden. Ze moest niet overtuigd worden van Jezus'dood waarbij Jezus zijn handen en zijn zijde zou moeten laten zien. Maria herkende Jezus aan zijn stem. Maar voor die herkenning staat het verhaal van het bezoek van Petrus en Johannes aan het graf. Het betekent dat ze nog niet naar het graf waren geweest. Johannes had het ook meegemaakt: hij had Jezus zien sterven en wellicht zien begraven worden. Maria ging naar het graf en merkte dat de steen voor het graf was weggehaald. Daaruit besloot Maria dat Jezus uit het graf was weggehaald. Ze was naar Petrus en Johannes gegaan. Daarop liepen ze samen naar het graf: Johannes liep vlugger dan Petrus. Van Maria van Magdala is hier geen sprake. Johannes komt eerst aan en werpt een oppervlakkige blik naar binnen, maar wacht om binnen te gaan. Daarna komt Petrus, gaat binnen en ziet hoe de doeken liggen. Het geeft aan dat iemand in het graf heeft gelegen. Hiermee is Petrus overtuigd dat een gestorvene hier heeft gelegen, maar daarmee is hij nog niet zeker dat het de gestorven Jezus was. Daarvan moest Johannes niet overtuigd worden, hij wist het immers. Johannes gaat na Petrus naar binnen, ziet en gelooft. Hij gelooft wat Maria van Magdala gelooft : ze hebben Jezus weggehaald. Over verrijzenisgeloof is hier nog geen sprake.

Maria van Magdala kijkt in het graf en ziet twee engelen. Blijkbaar heeft dat graf met God en de hemel te maken. Ze stellen ook de vraag naar het waarom van haar schreien. Dat is toch vanzelfsprekend. Voor de engelen is dat blijkbaar niet. De engelen zeggen geen woord. Maar Jezus bevindt zich buiten het graf, maar zij wist het niet. Ze is nog steeds overtuigd dat Jezus ergens dood en begraven is. Dat verandert wanneer Jezus haar naam noemt. Zij herkent Jezus aan zijn stem. Zij ziet Jezus. Ze weet nu dat hij leeft. Ze gaat niet verder zoeken, maar gaat voor de tweede maal naar de leerlingen. Deze maal brengt ze de boodschap dat ze Jezus gezien heeft en wat hij gezegd heeft. Van de kant van de leerlingen komt geen reactie.

1. Maria Magdalena              
Joh 20,1 Joh 20,2 Joh 20,3 Joh 20,4 Joh 20,6 Joh 20,8 Joh 20,10 Joh 20,11
Tèi de miai (Op de eerste echter) oun slaat op het laatste deel van Joh 20,1 : ton lithon èrmenon ek tou mnèmeiou (de steen weggenomen van het graf) oun is een reactie op de melding van Maria Magdalena aan Petrus exèlthen oun ho Petros ... (Petrus ging daarop naar buiten) etrechon de ... (geen verandering van personage) erchetai oun Simôn Petros (daarop komt Simon Petrus) tote oun eisèlthen kai ho allos mathètès(dan daarop ging ook de andere leerling binnen) apèlthon oun palin pros autous hoi mathètai Maria de heistèkei (Maria echter stond) verandering van personage
  èran ton kurion ek tou mnèmeiou (zij namen de Heer uit het graf weg)            

 

Joh 20,1 - Joh 20,1 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:1 tèi de miai tôn sabbatôn Maria hè Magdalènè erchetai prôi skotias eti ousès eis to mnèmeion kai blepei ton lithon èrmenon ek tou mnèmeiou  1 una autem sabbati Maria Magdalene venit mane cum adhuc tenebrae essent ad monumentum et videt lapidem sublatum a monumento  1 En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.           Le premier jour de la semaine, Marie de Magdala vient de bonne heure au tombeau, comme il faisait encore sombre, et elle aperçoit la pierre enlevée du tombeau.  

King James Bible . [1] The first day of the week cometh Mary Magdalene early, when it was yet dark, unto the sepulchre, and seeth the stone taken away from the sepulchre.
Luther-Bibel . 20 1 Am ersten Tag der Woche kommt Maria von Magdala früh, als es noch finster war, zum Grab und sieht, dass der Stein vom Grab weg war.

Tekstuitleg van Joh 20,1 .

- Nicodèmos . nido-dèmos - nico-laos . Onderscheid tussen goi en ´am .

- hèmera (dag) bij Johannes, zie Joh 2,12 : Joh 2,1-12 -

Joh 20,1 bestaat uit 2 nevenschikkende zinnen. De 1ste zin bestaat uit 16 woorden en 33 lettergrepen; de 2de zin uit 8 woorden en 14 lettergrepen. In totaal telt Joh 20,1 16 + 8 = 24 woorden en 33 + 14 = 47 lettergrepen.

Er zijn 3 tijdsaanduidingen; van algemeen naar meer specifiek: (1) tèi miai tôn sabbatôn (op de eerste -dag - van de weken) (2) prôi ('s morgens) (3) skotias eti ousès (terwijl er nog duisternis is). In Joh 20,19 krijgen we de omgekeerde volgorde: (1) ousès oun opsias ('s avonds dan) (2) tèi hèmerai ekeinèi (op die dag) (3) tèi miai sabbatôn (op de eerste van de weken).
In Mc 16,2 vinden we eveneens 3 tijdsaanduidingen (1) lian prôi (zeer vroeg) - Johannes heeft geen enkele keer lian (zeer) in zijn evangelie. Bij Marcus omsluiten de concretere tijdsaanduidingen het vers. (2) tèi miai tôn sabbatôn (op de eerste -dag - van de weken) zoals bij Johannes (3) anateilontos tou hèliou (na zonsopgang) . Zoals Marcus heeft Johannes een losse genitief. Marcus beklemtoont het licht, Johannes de duisternis.

1. 3. -5. - tèi miai (tôn) sabbatôn (op de eerste dag van (de) week / (het) wekenfeest) komt slechts in twee verzen in Johannes voor : (1) Joh 20,1 en (2) Joh 20,19 . De datief van het hoofdtelwoord miai (eerste) komt slechts op deze twee plaatsen bij Johannes voor . In Joh 20,19 gaat geen lidwoord tôn (de) aan het zelfstandig naamwoord genitief meervoud sabbatôn (week? wekenfeest?) vooraf . Over welke eerste gaat het ? Over de eerste dag van de week ? Over de eerste van het wekenfeest (7 X 7 -> vijftigste : Pinksteren) . Het is wel opvallend dat hèmerai (op de dag) er niet staat ; dat zou misschien te sterk in de richting van de eerste dag van de week kunnen duiden . In de betekenis van : "op de eerste van het wekenfeest" kan die eerste op om het even welke dag van de week vallen . Er staat ook geen voorzetsel (en = op) van tijdsbepaling , wat eerder uitzonderlijk is , zie hèmera (dag) bij Johannes , zie Joh 2,12 .
Een losse genitief om de tijd aan te duiden met het werkwoord eimi (zijn) komt eveneens slechts in deze twee verzen bij Johannes voor , nl. Joh 20,1 : skotias eti ousès (terwijl duisternis er nog is) en Joh 20,19 : ousès oun opsias (terwijl het derhalve avond is - 's avonds) .
-

ekeinos (die) . Nominatief vrouwelijk enkelvoud of datief vrouwelijk enkelvoud. In 323 verzen in de bijbel; in 277 verzen in het O.T., in 46 verzen in het N.T. In 10 verzen bij Johannes.
--- ekeinè : (op die - die) . Verwijzing : ekeinè (die) , zie Joh 20,1 .
Joh 4,53 : en ekeinèi tèi hèmerai en tèi ... (op die dag waarop ...)
Joh 5,9 : en ekeinèi tèi hèmerai ... (op die dag ...)
Joh 14,20 : en ekeinèi tèi hèmerai ... (op die dag ...)
Joh 16,23 : en ekeinèi tèi hèmerai ... (op die dag ...)
Joh 16,26 : en ekeinèi tèi hèmerai ... (op die dag ...)
Joh 20,19 : tèi hèmeraè ekeinèi tèi miai tôn sabbatôn (op die dag op de eerste van de week / het wekenfeest)
Joh 21,3 : en ekeinèi tèi nukti (in die nacht)

tôn thurôn kekleismenôn (terwijl de deuren waren gesloten) komt slechts 2X in Johannes voor : Joh 20,19 en Joh 20,26.

Joh 20,2 - Joh 20,2 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:2 trechei oun kai erchetai pros simôna petron kai pros ton allon mathètèn on efilei o ièsous kai legei autois èran ton kurion ek tou mnèmeiou kai ouk oidamen pou ethèkan auton  2 cucurrit ergo et venit ad Simonem Petrum et ad alium discipulum quem amabat Iesus et dicit eis tulerunt Dominum de monumento et nescimus ubi posuerunt eum   2 Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus en tot den anderen discipel, welken Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben.          2. Elle court alors et vint trouver Simon-Pierre, ainsi que l'autre disciple, celui que Jésus aimait, et elle leur dit : « On a enlevé le Seigneur du tombeau et nous ne savons pas où on l'a mis. »  

King James Bible . [2] Then she runneth, and cometh to Simon Peter, and to the other disciple, whom Jesus loved, and saith unto them, They have taken away the Lord out of the sepulchre, and we know not where they have laid him.
Luther-Bibel . 2 Da läuft sie und kommt zu Simon Petrus und zu dem andern Jünger, den Jesus lieb hatte, und spricht zu ihnen: Sie haben den Herrn weggenommen aus dem Grab, und wir wissen nicht, wo sie ihn hingelegt haben.

Tekstuitleg van Joh 20,2 .

Joh 20,2.4. ind. praes. 3de pers. enk. ερχεται = erchetai (hij gaat) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai (gaan, komen) . Mc (16) : (1) Mc 1,7 . (2) Mc 1,40 . (3) Mc 3,20 . (4) Mc 3,31 . (5) Mc 4,15 . (6) Mc 4,21 . (7) Mc 5,22 . (8) Mc 6,1 . (9) Mc 6,48 . (10) Mc 10,1 . (11) Mc 13,35 . (12) Mc 14,17 . (13) Mc 14,37 . (14) Mc 14,41 . (15) Mc 14,66 . (16 ) Mc 15,36 . Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) , Mt (111) , Mc (86) , Lc (100) , Joh (156) , Hnd (54) , in Mc 6 (5) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,29 . (3) Mc 6,31 . (4) Mc 6,48 .  (5) Mc 6,53 .
In Mc 1,40 komt een zieke naar Jezus . In Mc 5,22 gaat een synagoge-overste om genezing vragen voor zijn dienaar . In Mc 6,1 gaat Jezus naar zijn vaderstad . In 7 verzen is Jezus onderwerp : (1) Mc 3,20 . (2) Mc 6,1 . (3) Mc 6,48 . (4) Mc 10,1 . (5) Mc 14,17 . (6) Mc 14,37 . (7) Mc 14,41 .

erchomai (gaan, komen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
ind. pr. 3de p. enk. erchetai 130 42 88 13 16 11 37 1 7 40  77 

- Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) .
- Ned. : gaan . D. : gehen . E. : go . Grieks : ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Lat. : ire . vadere (Fr. je vais , il va) . ambulare (Fr. nous allons , vous allez) .

Joh 20,2.3. - 4. και ερχεται = kai erchetai (en hij gaat, en hij komt) . LXX (10) : (1) 1 S 10,10 . (2) 1 S 10,13 . (3) 1 S 19,22 . (4) 1 S 20,1 . (5) 1 S 20,24 . (6) 1 S 21,2 . (7) 1 S 22,1 . (8) 1 K 11,43 . (9) 1 K 19,3 . (10) 1 K 21,43 . NT (11) . Mt (2) : (1) Mt 8,9 . (2) Mt 26,40 . Mc (6) : (1) Mc 1,40 . (2) Mc 3,20 . (3) Mc 3,31 . (4) Mc 5,22 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,41 . Lc (2) : (1) Lc 7,8 . (2) Lc 14,27 . Joh (2) : (1) Joh 11,29 . (2) Joh 20,2 . In Mc bij het begin van het vers (6) : (1) Mc 1,40 . (2) Mc 3,20 . (3) Mc 3,31 . (4) Mc 5,22 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,41 . In het midden van de zin : Mc 6,1 .
- και ερχονται = kai erchontai (en zij gaan) . LXX (7) : (1) 1 S 7,1 . (2) 1 S 11,4 . (3) 1 S 19,16 . (4) 1 S 26,1 . (5) 1 S 31,7 . (6) 1 K 13,11 . NT (9) = Mc (9) : (1) Mc 2,3 . (2) Mc 2,18 . (3) Mc 3,20 / Mc 3,19 (variante ερχονται = erchontai = zij gaan) . (4) Mc 5,15 . (5) Mc 5,38 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 10,46 . (8) Mc 11,15 . (8) Mc 11,27 . (9) Mc 12,18 . (10) Mc 14,32 .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיָּבּוֹא = wajjâbô´ (en hij ging) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (21) : (1) 1 S 4,13 . (2) 1 K 3,15 . (3) 1 K 7,14 . (4) 1 K 13,11 . (5) 1 K 22,15 . (6) 1 K 22,30 . (7) 1 K 22,37 . (8) 2 K 9,30 . (9) Js 38,1 . (10) Ez 14,1 . (11) Ez 23,44 . (12) Ez 36,20 . (13) Ez 40,6 . (14) Hos 6,3 . (15) Ps 24,7 . (16) Job 1,6 . (17) Job 2,1 . (18) Est 4,2 . (19) Est 4,9 . (20) Est 5,10 . (21) Est 6,6 .
- וַּיָּבִא = wajjâbe´ (en hij ging) < prefix voegwoord consec. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (289) .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבֹאוּ = wajjâbo´û (en zij gingen) OF prefix verbindingswoord wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבִאוּ = wajjâbhi´û (en zij lieten komen, zij brachten) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (195) . Pentateuch (47) . Eerdere Profeten (99) Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (33) .

Joh 20,2.15. gen. onz. enk. μνημειου = mnèmeiou van het zelfst. naamw. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in de LXX : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (14) : (1) Gn 23,9 . (2) Gn 35,20 . (3) Gn 49,30 . (4) Gn 50,13 . (5) Mt 27,60 . (6) Mt 28,8 . (7) Mc 15,46 . (8) Mc 16,3 . (9) Mc 16,8 . (10) Lc 24,2 . (11) Lc 24,9 . (12) Joh 12,17 . (13) Joh 20,1 . (14) Joh 20,2 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 8 verzen . Een laatste rustplaats kan op verschillende wijzen worden gemaakt , die als een zichtbaar teken aan de overledene doet denken . Een graf is de rustplaats van de overledene , het 'grafmonument' een gedenkteken voor de overlevenden . In het Grieks : ταφος = tafos (graf) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Een vorm van ταφος = tafos (graf) in de LXX (64) , in het NT (7) .

      1.  2.  3.  
  mnèmeion    Lc 11 Lc 23 Lc 24
1.  nom. + acc. onz. enk. mnèmeion     (1) Lc 23,55 .   (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 .  
2.  gen. onz. enk. mnèmeiou     (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .  
3.   nom. + acc. onz. mv. mnèmeia  (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .      
  Totaal  5

- Hebreeuws . NBS + UBS : הַקֶּבֶר= haqqèbhèr (het graf, de begraafplaats) < bepaald lidw. + קֶבֶר = qèbhèr (graf, begraafplaats) . Zie het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Niet in Tenakh . Een vorm van q-b-r in Tenakh (22) .
- Het Ned. graf en het D. Grab lijken verwantschap te vertonen met het Hebreeuwse qèbhèr , het Arameese qèbhèr / qibërâ´ en het Arabische qabr ; evenwel met omkering van de letters b en r .
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. tombeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβος = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֶבֶר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

Joh 20,2.24. - 25. του μνημειου = tou mnèmeiou . NT (10/10) : (1) Mt 27,60 . (2) Mt 28,8 . (3) Mc 15,46 . (4) Mc 16,3 . (5) Mc 16,8 . (6) Lc 24,2 . (7) Lc 24,9 . (8) Joh 12,17 . (9) Joh 20,1 . (10) Joh 20,2 .

Joh 20,2.23. - 25. απο του μνημειου = apo tou mnèmeiou (weg van het aandenken) . NT (4) : Mt (1) : Mt 28,8 . Mc (1) : Mc 16,8 . Lc (2) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .
- εκ του μνημειου = ek tou mnèmeiou (uit het aandenken) . NT (3) : (1) Joh 12,17 . (2) Joh 20,1 . (3) Joh 20,2 .

30. - 31. εθηκαν αυτον = ethèkan auton (zij legden hem) . LXX (2) : (1) Re 11,11 . (2) Tob 14,11 . NT (3) : (1) Mc 16,6 . (2) Joh 20,2 . (3) Joh 20,13 .
- εθηκαν αυτο = ethèkan auton (zij legden het) . Bijbel (1) : Mc 16,6 .


Joh 20,3 - Joh 20,3 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:3 exèlthen oun o petros kai o allos mathètès kai èrchonto eis to mnèmeion  3 exiit ergo Petrus et ille alius discipulus et venerunt ad monumentum  3 Petrus dan ging uit, en de andere discipel, en zij kwamen tot het graf.           3. Pierre sortit donc, ainsi que l'autre disciple, et ils se rendirent au tombeau.  

King James Bible . [3] Peter therefore went forth, and that other disciple, and came to the sepulchre.
Luther-Bibel . 3 Da ging Petrus und der andere Jünger hinaus und sie kamen zum Grab.

Tekstuitleg van Joh 20,3 .

Joh 20,4 - Joh 20,4 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:4 etrechon de oi duo omou kai o allos mathètès proedramen tachion tou petrou kai èlthen prôtos eis to mnèmeion   4 currebant autem duo simul et ille alius discipulus praecucurrit citius Petro et venit primus ad monumentum   4 En deze twee liepen tegelijk; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam eerst tot het graf.           4. Ils couraient tous les deux ensemble. L'autre disciple, plus rapide que Pierre, le devança à la course et arriva le premier au tombeau.  

King James Bible . [4] So they ran both together: and the other disciple did outrun Peter, and came first to the sepulchre.
Luther-Bibel . 4 Es liefen aber die zwei miteinander und der andere Jünger lief voraus, schneller als Petrus, und kam zuerst zum Grab,

Tekstuitleg van Joh 20,4 .

Joh 20,5 - Joh 20,5 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:5 kai parakupsas blepei keimena ta othonia ou mentoi eisèlthen 5 et cum se inclinasset videt posita linteamina non tamen introivit   5 En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij er niet in.          5. Se penchant, il aperçoit les linges, gisant à terre ; pourtant il n'entra pas.  

King James Bible . [5] And he stooping down, and looking in, saw the linen clothes lying; yet went he not in.
Luther-Bibel . 5 schaut hinein und sieht die Leinentücher liegen; er ging aber nicht hinein.

Tekstuitleg van Joh 20,5 .

Joh 20,6 - Joh 20,6 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:6 erchetai oun kai simôn petros akolouthôn autô kai eisèlthen eis to mnèmeion kai theôrei ta othonia keimena  6 venit ergo Simon Petrus sequens eum et introivit in monumentum et videt linteamina posita  6 Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen.         6. Alors arrive aussi Simon-Pierre, qui le suivait ; il entra dans le tombeau ; et il voit les linges, gisant à terre,  

King James Bible . [6] Then cometh Simon Peter following him, and went into the sepulchre, and seeth the linen clothes lie,
Luther-Bibel . 6 Da kam Simon Petrus ihm nach und ging in das Grab hinein und sieht die Leinentücher liegen,

Tekstuitleg van Joh 20,6 .

Joh 20,7 - Joh 20,7 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:7 kai to soudarion o èn epi tès kefalès autou ou meta tôn othoniôn keimenon alla chôris entetuligmenon eis ena topon  7 et sudarium quod fuerat super caput eius non cum linteaminibus positum sed separatim involutum in unum locum  7 En den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het bijzonder in een andere plaats samengerold.           7. ainsi que le suaire qui avait recouvert sa tête ; non pas avec les linges, mais roulé à part dans un endroit. 

King James Bible . [7] And the napkin, that was about his head, not lying with the linen clothes, but wrapped together in a place by itself.
Luther-Bibel . 7 aber das Schweißtuch, das Jesus um das Haupt gebunden war, nicht bei den Leinentüchern liegen, sondern daneben, zusammengewickelt an einem besonderen Ort.

Tekstuitleg van Joh 20,7 .

17. pass. part. perf. acc. onz. enk. εντετυλιγμενον = entetuligmenon (ingewikkeld) van het werkw. εντυλισσω = entulissô (inwikkelen) . Taalgebruik in de Bijbel : entulissô (inwikkelen) . Bijbel (1) : Joh 20,7 . Een vorm van εντυλισσω = entulissô in de LXX (0) , in het NT (3) : (1) Mt 27,59 . (2) Lc 23,53 . (3) Joh 20,7 . Een vorm van het werkw. τυλισσω = tulissô (omwikkelen) niet in de Bijbel .

Joh 20,8 - Joh 20,8 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:8 tote oun eisèlthen kai o allos mathètès o elthôn prôtos eis to mnèmeion kai eiden kai episteusen  8 tunc ergo introivit et ille discipulus qui venerat primus ad monumentum et vidit et credidit   8 Toen ging dan ook de andere discipel er in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde.          8. Alors entra aussi l'autre disciple, arrivé le premier au tombeau. Il vit et il crut.  

King James Bible . [8] Then went in also that other disciple, which came first to the sepulchre, and he saw, and believed.
Luther-Bibel . 8 Da ging auch der andere Jünger hinein, der zuerst zum Grab gekommen war, und sah und glaubte.

Tekstuitleg van Joh 20,8 .

Joh 20,9 - Joh 20,9 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:9 oudepô gar èdeisan tèn grafèn oti dei auton ek nekrôn anastènai  9 nondum enim sciebant scripturam quia oportet eum a mortuis resurgere  9 Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.           9. En effet, ils ne savaient pas encore que, d'après l'Écriture, il devait ressusciter d'entre les morts.  

King James Bible . [9] For as yet they knew not the scripture, that he must rise again from the dead.
Luther-Bibel . 9 Denn sie verstanden die Schrift noch nicht, dass er von den Toten auferstehen müsste.

Tekstuitleg van Joh 20,9 .

Joh 20,10 - Joh 20,10 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:10 apèlthon oun palin pros autous oi mathètai   10 abierunt ergo iterum ad semet ipsos discipuli   10 De discipelen dan gingen wederom naar huis.           10. Les disciples s'en retournèrent alors chez eux.  

King James Bible . [10] Then the disciples went away again unto their own home.
Luther-Bibel . 10 Da gingen die Jünger wieder heim.

Tekstuitleg van Joh 20,10 .

Joh 20,11 - Joh 20,11 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:11 maria de eistèkei pros tô mnèmeiô exô klaiousa ôs oun eklaien parekuyen eis to mnèmeion   11 Maria autem stabat ad monumentum foris plorans dum ergo fleret inclinavit se et prospexit in monumentum   11 En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf;           11. Marie se tenait près du tombeau, au-dehors, tout en pleurs. Or, tout en pleurant, elle se pencha vers l'intérieur du tombeau  

King James Bible . [11] But Mary stood without at the sepulchre weeping: and as she wept, she stooped down, and looked into the sepulchre,
Luther-Bibel . 11 Maria aber stand draußen vor dem Grab und weinte. Als sie nun weinte, schaute sie in das Grab

Tekstuitleg van Joh 20,11 .

Joh 20,12 - Joh 20,12 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:12 kai theôrei duo aggelous en leukois kathezomenous ena pros tè kefalè kai ena pros tois posin opou ekeito to sôma tou ièsou  12 et vidit duos angelos in albis sedentes unum ad caput et unum ad pedes ubi positum fuerat corpus Iesu  12 En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.           12. et elle voit deux anges, en vêtements blancs, assis là où avait reposé le corps de Jésus, l'un à la tête et l'autre aux pieds.  

King James Bible . [12] And seeth two angels in white sitting, the one at the head, and the other at the feet, where the body of Jesus had lain.
Luther-Bibel . 12 und sieht zwei Engel in weißen Gewändern sitzen, einen zu Häupten und den andern zu den Füßen, wo sie den Leichnam Jesu hingelegt hatten.

Tekstuitleg van Joh 20,12 .

Joh 20,13 - Joh 20,13 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:13 kai legousin autè ekeinoi gunai ti klaieis legei autois oti èran ton kurion mou kai ouk oida pou ethèkan auton  13 dicunt ei illi mulier quid ploras dicit eis quia tulerunt Dominum meum et nescio ubi posuerunt eum   13 En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben.           13. Ceux-ci lui disent : « Femme, pourquoi pleures-tu ? » Elle leur dit : « Parce qu'on a enlevé mon Seigneur, et je ne sais pas où on l'a mis. »  

King James Bible . [13] And they say unto her, Woman, why weepest thou? She saith unto them, Because they have taken away my Lord, and I know not where they have laid him.
Luther-Bibel . 13 Und die sprachen zu ihr: Frau, was weinst du? Sie spricht zu ihnen: Sie haben meinen Herrn weggenommen, und ich weiß nicht, wo sie ihn hingelegt haben.

Tekstuitleg van Joh 20,13 .

19. act. ind. aor. 3de pers. mv. εθηκαν = ethèkan (zij legden) van het werkw. τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in de LXX : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Bijbel (24) . Pentateuch (1) : Gn 50,26 . NT (7) : (1) Mc 6,29 . (2) Mc 16,6 . (3) Joh 19,42 . (4) Joh 20,2 . (5) Joh 20,13 . (6) Hnd 9,37 . (7) Hnd 13,29 .

  tithèmi (zetten, plaatsen, maken)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. mv. ethèkan (zij legden) 24 17     2   3 2     2 5    

- וַיִּישֶׂמ = wajjîshèm (en hij legde) < prefix voegwoord waw consecutiv. + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׂם = shâm (plaatsen, stellen)  . Taalgebruik in Tenakh : shâm (plaatsen, stellen) . Getalswaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Gn 24,33 . (2) Gn 50,26 .

19. - 20. εθηκαν αυτον = ethèkan auton (zij legden hem) . LXX (2) : (1) Re 11,11 . (2) Tob 14,11 . NT (3) : (1) Mc 16,6 . (2) Joh 20,2 . (3) Joh 20,13 .
- εθηκαν αυτο = ethèkan auton (zij legden het) . Bijbel (1) : Mc 16,6 .

Joh 20,14 - Joh 20,14 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:14 tauta eipousa estrafè eis ta opisô kai theôrei ton ièsoun estôta kai ouk èdei oti ièsous estin  14 haec cum dixisset conversa est retrorsum et videt Iesum stantem et non sciebat quia Iesus est   14 En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was.           14. Ayant dit cela, elle se retourna, et elle voit Jésus qui se tenait là, mais elle ne savait pas que c'était Jésus.  

King James Bible . [14] And when she had thus said, she turned herself back, and saw Jesus standing, and knew not that it was Jesus.
Luther-Bibel . 14 Und als sie das sagte, wandte sie sich um und sieht Jesus stehen und weiß nicht, dass es Jesus ist.

Tekstuitleg van Joh 20,14 .

Joh 20,15 - Joh 20,15 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:15 legei autè ièsous gunai ti klaieis tina zèteis ekeinè dokousa oti o kèpouros estin legei autô kurie ei su ebastasas auton eipe moi pou ethèkas auton kagô auton arô 15 dicit ei Iesus mulier quid ploras quem quaeris illa existimans quia hortulanus esset dicit ei domine si tu sustulisti eum dicito mihi ubi posuisti eum et ego eum tollam   15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weg gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen.           15. Jésus lui dit : « Femme, pourquoi pleures-tu ? Qui cherches-tu ? » Le prenant pour le jardinier, elle lui dit : « Seigneur, si c'est toi qui l'as emporté, dis-moi où tu l'as mis, et je l'enlèverai. »  

King James Bible . [15] Jesus saith unto her, Woman, why weepest thou? whom seekest thou? She, supposing him to be the gardener, saith unto him, Sir, if thou have borne him hence, tell me where thou hast laid him, and I will take him away.
Luther-Bibel . 15 Spricht Jesus zu ihr: Frau, was weinst du? Wen suchst du? Sie meint, es sei der Gärtner, und spricht zu ihm: Herr, hast du ihn weggetragen, so sage mir, wo du ihn hingelegt hast; dann will ich ihn holen.

Tekstuitleg van Joh 20,15 .

Joh 20,16 - Joh 20,16 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:16 legei autè ièsous mariam strafeisa ekeinè legei autô ebraisti rabbouni o legetai didaskale   16 dicit ei Iesus Maria conversa illa dicit ei rabboni quod dicitur magister   16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd, Meester.           16. Jésus lui dit : « Marie ! » Se retournant, elle lui dit en hébreu : « Rabbouni ! » - ce qui veut dire : « Maître ».  

King James Bible . [16] Jesus saith unto her, Mary. She turned herself, and saith unto him, Rabboni; which is to say, Master.
Luther-Bibel . 16 Spricht Jesus zu ihr: Maria! Da wandte sie sich um und spricht zu ihm auf Hebräisch: Rabbuni!, das heißt: Meister!

Tekstuitleg van Joh 20,16 .

Joh 20,17 - Joh 20,17 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 --
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:17 legei autè ièsous mè mou aptou oupô gar anabebèka pros ton patera poreuou de pros tous adelfous mou kai eipe autois anabainô pros ton patera mou kai patera umôn kai theon mou kai theon umôn   17 dicit ei Iesus noli me tangere nondum enim ascendi ad Patrem meum vade autem ad fratres meos et dic eis ascendo ad Patrem meum et Patrem vestrum et Deum meum et Deum vestrum  17 Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.           17. Jésus lui dit : « Ne me touche pas, car je ne suis pas encore monté vers le Père. Mais va trouver mes frères et dis-leur : je monte vers mon Père et votre Père, vers mon Dieu et votre Dieu. »  

King James Bible . [17] Jesus saith unto her, Touch me not; for I am not yet ascended to my Father: but go to my brethren, and say unto them, I ascend unto my Father, and your Father; and to my God, and your God.
Luther-Bibel . 17 Spricht Jesus zu ihr: Rühre mich nicht an! Denn ich bin noch nicht aufgefahren zum Vater. Geh aber hin zu meinen Brüdern und sage ihnen: Ich fahre auf zu meinem Vater und zu eurem Vater, zu meinem Gott und zu eurem Gott.

Tekstuitleg van Joh 20,17 .

Joh 20,18 - Joh 20,18 -- Jezus'leerlingen bij het lege graf : Joh 20,1-18 -- Joh 20,1 - Joh 20,2 - Joh 20,3 - Joh 20,4 - Joh 20,5 - Joh 20,6 - Joh 20,7 - Joh 20,8 - Joh 20,9 - Joh 20,10 - Joh 20,11 - Joh 20,12 - Joh 20,13 - Joh 20,14 - Joh 20,15 - Joh 20,16 - Joh 20,17 - Joh 20,18 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling (Liturgische lezing) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:18 erchetai mariam è magdalènè aggellousa tois mathètais oti eôraka ton kurion kai tauta eipen autè  18 venit Maria Magdalene adnuntians discipulis quia vidi Dominum et haec dixit mihi  18 Maria Magdalena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had.           18. Marie de Magdala vient annoncer aux disciples qu'elle a vu le Seigneur et qu'il lui a dit cela.  

King James Bible . [18] Mary Magdalene came and told the disciples that she had seen the Lord, and that he had spoken these things unto her.
Luther-Bibel . 18 Maria von Magdala geht und verkündigt den Jüngern: Ich habe den Herrn gesehen, und das hat er zu mir gesagt. Die Vollmacht der Jünger

Tekstuitleg van Joh 20,18 .

Verschijning aan de leerlingen : Joh 20,19-23 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -- Joh 20,19-23 -- Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 -

Evangelie Pinksteren ABC : Joh 20,19-31 . Verwijzing : Joh 20,19-23 .
Op de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: "Vrede zij u." Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: "Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u." Na deze woorden blies Hij over hen en zei: "Ontvangt de heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft dan zijn ze vergeven, als gij ze niet vergeeft zijn ze niet vergeven." Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd was echter niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: "Wij hebben de Heer gezien." Maar hij antwoordde: "Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker niet geloven." Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: "Vrede zij u." Vervolgens zei Hij tot Tomas: "Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig." Toen riep Tomas uit: "Mijn Heer en mijn God!" Toen zei Jezus tot hem: "Omdat gij Mij gezien hebt gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben." In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.

Wat hebben de leerlingen met het getuigenis van Maria van Magdala gedaan? Thomas wordt als 't ware op zijn nummertje gezet omdat hij niet gelooft op het woord van de leerlingen die Jezus gezien hebben. Die leerlingen hadden ook op hun nummertje gezet mogen geweest zijn want blijkbaar hebben ze niets met het getuigenis van Maria van Magdala gedaan. Heeft dat getuigenis van Maria van Magdala voor de anderen geen enkele waarde? Het is vrij laat op de dag vooraleer Jezus aan zijn leerlingen verschijnt. De zon is wellicht nog niet ondergegaan, maar is toch sterk gedaald. De dag loopt bijna ten einde. De leerlingen zijn het huis niet uit geweest. Ze hadden zich beveiligd in het huis. Ze waren daar samen en ze hadden de deuren gesloten. Een sterke tegenstelling tussen Jezus die vroeg op de dag erbij is, de geslotenheid van het graf heeft doorbroken en zich buiten het graf aan Maria van Magdala heeft laten zien. Het eerste woord aan zijn leerlingen is vrede. Het laatste woord aan zijn leerlingen was dat de herder zou worden geslagen en de schapen zouden verstrooid worden. De leerlingen waren gevlucht. Enkel een aantal vrouwen en Johannes stonden bij het kruis. De vredeswens houdt vergeving in. Het initiatief gaat uit van Jezus. Hij komt in hun beslotenheid. En hij zal die ook doorbreken. De leerlingen worden gezonden. Ze worden op hun verantwoordelijkheid gewezen. Samen verkommeren brengt geen aarde aan de dijk. Jezus geeft hen ook de heilige geest. De verlatenheid en eenzaamheid zal plaats maken voor getuigenis : wij hebben de Heer gezien. Jezus toonde hen zijn handen en zijn zijde. Ze hebben met geen schijnjezus te maken of met iemand die maar schijnbaar dood was. Het is de dode Jezus die ze levend zien. Dat is ook wat Thomas vraagt, overtuigd als hij is dat Jezus is gestorven. Zijn opwerping wil zeggen: hoe kan een dode nu verder leven?
Maria was de eerste die getuigde : Ik heb de Heer gezien. Daarna volgden zijn leerlingen : Wij hebben de Heer gezien. Dat getuigenis wordt in de verf gezet, want het getuigenis van de leerlingen is het fundament van de volgende generaties van wie gevraagd wordt dat ze in Jezus geloven zonder hem gekend te hebben. In deze visie is de 'traditie' fundamenteel en is een rechtstreekse ervaring van Jezus (zonder hem in zijn leven gekend te hebben) uitgesloten.
Het lijkt er bijna op dat de rol van Maria van Magdala volgens Johannes erin bestaat om Petrus ervan te overtuigen dat Jezus werkelijk gestorven is en werd begraven (hij heeft het zelf niet meegemaakt - het was de ontbrekende link bij Petrus). Het getuigenis van Maria dat ze Jezus gezien heeft, blijft bij de leerlingen zonder gevolg.

                 
Joh 20,19 Joh 20,21 Joh 20,22 Joh 20,25a Joh 20,25c Joh 20,27 Joh 20,28   Joh 20,29
kai (en)   kai (en)   ho de (hij echter) eita (vervolgens)   kai (en)  
                 
legei (hij zegt) eipen oun (hij zei derhalve) legei (hij zegt) elegon oun (ze zeiden derhalve) eipen (zei) legei (hij zegt) apekrithè (hij antwoordde) eipen (hij zei) legei (hij zegt)
                 
autois (aan hen) autois (aan hen) autois (aan hen) autôi (aan hem) autois (aan hen) tô! Thomai (aan Thomas)   autôi (aan hem) autôi (aan hem)
  ho Ièsous (Jezus)   hoi alloi mathètai (de andere leerlingen)     Thomas (Thomas)   ho Ièsous (Jezus)
                 

 

Joh 20,19 - Joh 20,19 : Verschijning aan de leerlingen -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -- Joh 20,19-23 -- Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 -
Griekse tekst Vulgaat Pinksteren ABC  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:19 ousès oun opsias tèi hèmerai ekeinèi tèi miai sabbatôn kai tôn thurôn kekleismenôn opou èsan hoi mathètai dia ton fobon tôn Ioudaiôn èlthen o Ièsous kai estè eis to meson kai legei autois eirènè humin   19 cum esset ergo sero die illo una sabbatorum et fores essent clausae ubi erant discipuli propter metum Iudaeorum venit Iesus et stetit in medio et dicit eis pax vobis   Op de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: "Vrede zij u."  19 Als het dan avond was, op denzelven eersten dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!   [19] Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’   [19] Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; ze hadden de deuren afgesloten, omdat ze bang waren voor de Joden. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Ik wens jullie vrede!’  19 ¶ Als het dan laat is op die dag, de eerste na de sabbat, en de deuren gesloten zijn daar waar de leerlingen zijn –uit vrees voor de Judeeërs– komt Jezus binnen en gaat in het midden staan; hij zegt tot hen: vrede voor u!   19. Le soir, ce même jour, le premier de la semaine, et les portes étant closes, là où se trouvaient les disciples, par peur des Juifs, Jésus vint et se tint au milieu et il leur dit : « Paix à vous ! »

King James Bible . [19] Then the same day at evening, being the first day of the week, when the doors were shut where the disciples were assembled for fear of the Jews, came Jesus and stood in the midst, and saith unto them, Peace be unto you.
Luther-Bibel . 19 Am Abend aber dieses ersten Tages der Woche, als die Jünger versammelt und die Türen verschlossen waren aus Furcht vor den Juden, kam Jesus und trat mitten unter sie und spricht zu ihnen: Friede sei mit euch!

Tekstuitleg van Joh 20,19 .

Joh 20,19 telt 35 woorden en (19 + 25 + 22) 66 lettergrepen. De eerste drie woorden beginnen met o. De hoofdzin wordt voorafgegaan door twee losse genitiefzinnen. Aan de tweede genitiefzin is nog een ondergeschikte zin van plaatsbepaling gehecht. tôn thurôn kekleismenôn (terwijl de deuren waren gesloten) komt slechts in 2 verzen in Johannes voor : Joh 20,19 en Joh 20,26 .

23. - 25. ηλθεν ὁ Ιησους = èlthen ho Ièsous (Jezus ging) . NT (5) : (1) Mc 1,14 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 4,46 . (4) Joh 20,19 . (5) Joh 20,24 .

- oun (bij-gevolg) (eropvolgend, dus, derhalve), zie Joh 20,21 . In 194 verzen bij Johannes.
- ekeinè (die) bij Johannes, zie Joh 20,1 - hèmera (dag) bij Johannes, zie Joh 2,12 : Joh 2,1-12 -
- sabbatôn (sabbat). - sabbaton (sabbat), zie Mc 16,1 . Genitief meervoud. In 10 verzen in het N.T. In Mt 28,1 . In Mc 16,2 (// Lc 24,1 // Joh 20,1 ) . In 2 verzen in Lucas: (1) Lc 4,16 . (2) Lc 24,1 (// Mc 16,2 // Joh 20,1 ). In 2 verzen bij Johannes: (1) Joh 20,1 (// Mc 16,2 // Lc 24,1 ) . (2) Joh 20,19 . In 3 verzen in Hnd. In Col 2,16 .

- eimi (zijn) . eimi (zijn), zie Mc 1,6 .
--- ousès . Participium aorist genitief vrouwelijk enkelvoud van het werkwoord eimi (zijn). Het komt in 15 verzen in de bijbel voor; in 9 verzen in het O.T., in 6 verzen in het N.T. In het N.T. : (1) Mc 11,11 (opsias èdè ousès tès hôras = toen het reeds een laat uur was geworden) . (2) Joh 4,9 . (3) Joh 20,1 (prôi skotias eti ousès = vroeg terwijl er nog duisternis was) . (4) Joh 20,19 (ousès oun opsias = toen het derhalve avond was) . (5) Hnd 9,38 . (6) Hnd 11,22 .
- tèi miai tôn sabbatôn (op de eerste dag van de week / de weken) zie Joh 20,19 komt slechts in 2 verzen in Johannes voor: Joh 20,1 en Joh 20,19 .
Een losse genitief om de tijd aan te duiden met het werkwoord eimi (zijn) komt eveneens slechts in 2 verzen bij Johannes voor, nl. Joh 20,1 : skotias eti ousès (terwijl duisternis er nog is) en Joh 20,19 : ousès oun opsias (terwijl het derhalve avond is).
- kleiô (sluiten).
--- kekleismenos (gesloten, besloten, beloken). In 1 vers in de bijbel, in het O.T.
--- kekleismena. In geen enkel vers in de bijbel.
--- kekleismenon. In 1 vers in de bijbel, nl. in Hand 5,23
--- kekleismenôn. Slechts in 2 verzen in de bijbel: (1) Joh 20,19 . (2) Joh 20,26 .

Joh 20,26: èsan (zij waren) verwijst naar Joh 20,19. Joh 20,26 : palin èsan esô hoi mathètai autou (zijn leerlingen waren opnieuw binnen). komt sterk overeen met Joh 20,19 : hopou èsan hou mathètai (waar de leerlingen waren).

Joh 20,20 - Joh 20,20 : Verschijning aan de leerlingen -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -- Joh 20,19-23 -- Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 -
Griekse tekst Vulgaat Pinksteren ABC  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:20 kai touto eipôn edeixen | kai | | tas cheiras kai tèn pleuran autois echarèsan oun oi mathètai idontes ton kurion  20 et hoc cum dixisset ostendit eis manus et latus gavisi sunt ergo discipuli viso Domino  Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen.   20 En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan werden verblijd, als zij den Heere zagen.  [20] Na* deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen.   [20] Na deze woorden toonde hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen.   20 Als hij dat zegt toont hij aan hen zijn handen en zijn zijde. Vol vreugde zijn dan de leerlingen bij het zien van de Heer.  20. Ayant dit cela, il leur montra ses mains et son côté. Les disciples furent remplis de joie à la vue du Seigneur.  

King James Bible . [20] And when he had so said, he shewed unto them his hands and his side. Then were the disciples glad, when they saw the Lord.
Luther-Bibel . 20 Und als er das gesagt hatte, zeigte er ihnen die Hände und seine Seite. Da wurden die Jünger froh, dass sie den Herrn sahen.

Tekstuitleg van Joh 20,20 .

Joh 20,21 - Joh 20,21 : Verschijning aan de leerlingen -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -- Joh 20,19-23 -- Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 -
Griekse tekst Vulgaat Pinksteren ABC  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:21 eipen oun autois [o ièsous] palin* eirènè umin kathôs apestalken me o patèr kagô pempô umas   21 dixit ergo eis iterum pax vobis sicut misit me Pater et ego mitto vos   Nogmaals zei Jezus tot hen: "Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u."   21 Jezus dan zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden, gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zende Ik ook ulieden.   [21] ‘Vrede’, zei Jezus nogmaals. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.’  [21] Nog eens zei Jezus: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’  21 Dan zegt Jezus weer tot hen: vrede voor u!– zoals de Vader mij heeft uitgezonden zo stuur ook ik u uit!   21. Il leur dit alors, de nouveau : « Paix à vous ! Comme le Père m'a envoyé, moi aussi je vous envoie. »  

King James Bible . [21] Then said Jesus to them again, Peace be unto you: as my Father hath sent me, even so send I you.
Luther-Bibel . 21 Da sprach Jesus abermals zu ihnen: Friede sei mit euch! Wie mich der Vater gesandt hat, so sende ich euch.

Tekstuitleg van Joh 20,21 .

7. nom vr. enk. ειρηνη = eirènè / dat. vr. enk. ειρηνῃ = eirènè(i) (vrede) . Taalgebruik in het NT : eirènè (vrede) . Taalgebruik in de LXX : eirènè (vrede) . Taalgebruik in Lc : eirènè (vrede) . Bijbel (151) . OT (105) . NT (46) . Lc (7) : (1) Lc 2,14 . (2) Lc 2,29 . (3) Lc 10,5 . (4) Lc 10,6 . (5) Lc 11,21 . (6) Lc 19,38 . (7) Lc 24,36 . Een vorm van ειρηνη = eirènè (vrede) in de LXX (294) , in het NT (91) , in Lc (14) : (1) Lc 1,79 . (2) Lc 2,14 . (3) Lc 2,29 . (4) Lc 7,50 . (5) Lc 8,48 . (6) Lc 10,5 . (7) Lc 10,6 . (8) Lc 11,21 . (9) Lc 12,51 . (10) Lc 14,32 . (11) Lc 19,38 . (12) Lc 19,42 . (13) Lc 24,36 . In Lc : 3 vormen in 10 hoofdstukken en 13 verzen . In Hnd (7) . (1) dat. enk. eirènè(i) : Hnd 16,36 . Gen. enk. (2) : (1) Hnd 15,33 . (2) Hnd 24,2 . Acc. enk. (4) : (1) Hnd 7,26 . (2) Hnd 9,31 . (3) Hnd 10,36 . (4) Hnd 12,20 .

eirènè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.  
nom. + dat.vr. enk.  151  105  46    34  10 

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  
  eirènè  Lc Lc 1 Lc 2 Lc 7 Lc 8 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 14 Lc 19 Lc 24
1.  nom. + dat.vr. enk. erirènè(i)   (1) Lc 2,14 . (2) Lc 2,29 .     (3) Lc 10,5 . (4) Lc 10,6 . (5) Lc 11,21 .     (6) Lc 19,38 .   (7) Lc 24,36 .     
2.  gen. vr. enk. eirènès  (1) Lc 1,79 .       (2) Lc 10,6 .            
3.  acc. vr. enk. eirènèn       (1) Lc 7,50 . (2) Lc 8,48 .     (3) Lc 12,51 . (4) Lc 14,32 . (5) Lc 19,42 .        
  Totaal  '13'  '2' 

- שָׁלוֹם = sjâlôm (vrede) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlôm (vrede) . Taalgebruik in Jesaja : sjâlôm (vrede) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . Structuur : 3 - 3 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (120) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (42) . Pentateuch (11) : (1) Gn 29,6 . (2) Gn 37,14 . (3) Gn 41,16 . (4) Gn 43,23 . (5) Gn 43,28 . (6) Lv 26,6 . (7) Nu 6,26 . (8) Nu 25,12 . (9) Dt 2,26 . (10) Dt 20,11 . (11) Dt 29,18 .
- Lat. pax . Fr. paix . E. peace . Ned. vrede . D. Friede .
- Mensen wensen elkaar vrede bij het begin en op het einde van een ontmoeting . Dat gebeurt ook in de liturgie van de Rooms-katholieke kerk ; bij de aanvang zegt de priester : "genade en vrede vanwege..." en op het einde van de viering : "Ga nu allen heen in vrede" . Bij de verschijning aan de Elf begroet Jezus hen met 'vrede' en bij het afscheid spreekt hij de zegen uit (die eindigt op vrede) . Bij de geboorte van Jezus wordt vrede op aarde toegezegd en bij de hemelvaart van Jezus spreekt hij de priesterlijke zegen met de wens van vrede uit .

7. - 8. ειρηνη ὑμιν = eirènè humin (vrede aan jullie) . NT (5) : (1) Lc 24,36 . (2) Joh 20,19 . (3) Joh 20,21 . (4) Joh 20,21 . (5) 1 Pe 5,14 .
- Hebreeuws . שָׁלוֹם לָכֶם = sjâlôm lâkhèm (vrede zij jullie) . Tenakh (1) : Gn 43,23 .
- לָךָ שָׁלוֹם = lëkhâ sjâlôm (aan jou vrede) . Tenakh (2) : (1) Nu 6,26 . (2) 1 S 25,6 .
- שָׁלוֹם לָךָ = sjâlôm lëkhâ (vrede aan jou) . Tenakh (3) : (1) Re 6,23 . (2) 1 S 20,21 . (3) 1 Kr 12,19 .

30. act. ind. aor. 3de pers. mv. εθηκαν = ethèkan (zij legden) van het werkw. τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in de LXX : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Bijbel (24) . Pentateuch (1) : Gn 50,26 . NT (7) : (1) Mc 6,29 . (2) Mc 16,6 . (3) Joh 19,42 . (4) Joh 20,2 . (5) Joh 20,13 . (6) Hnd 9,37 . (7) Hnd 13,29 .

  tithèmi (zetten, plaatsen, maken)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. mv. ethèkan (zij legden) 24 17     2   3 2     2 5    

- וַיִּישֶׂמ = wajjîshèm (en hij legde) < prefix voegwoord waw consecutiv. + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׂם = shâm (plaatsen, stellen)  . Taalgebruik in Tenakh : shâm (plaatsen, stellen) . Getalswaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Gn 24,33 . (2) Gn 50,26 .


Joh 20,22 - Joh 20,22 : Verschijning aan de leerlingen -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -- Joh 20,19-23 -- Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 -
Griekse tekst Vulgaat Pinksteren ABC  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:22 kai touto eipôn enefusèsen kai legei autois labete pneuma agion  22 hoc cum dixisset insuflavit et dicit eis accipite Spiritum Sanctum  Na deze woorden blies Hij over hen en zei: "Ontvangt de heilige Geest.   22 En als Hij dit gezegd had, blies Hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen Geest.   [22] Na deze woorden ademde* Hij over hen. ‘Ontvang de heilige Geest’, zei Hij.  [22] Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest.  22 Als hij dat gezegd heeft blaast hij hen toe en zegt hij tot hen: neemt in u op aanblazing van de Heilige;   22. Ayant dit cela, il souffla sur eux et leur dit : « Recevez l'Esprit Saint. 

King James Bible . [22] And when he had said this, he breathed on them, and saith unto them, Receive ye the Holy Ghost:
Luther-Bibel . 22 Und als er das gesagt hatte, blies er sie an und spricht zu ihnen: Nehmt hin den Heiligen Geist!

Tekstuitleg van Joh 20,22 .

Joh 20,23 - Joh 20,23 : Verschijning aan de leerlingen -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Joh (Johannes) -- Joh 20 -- Joh 20,19-23 -- Joh 20,19 - Joh 20,20 - Joh 20,21 - Joh 20,22 - Joh 20,23 -
Griekse tekst Vulgaat Pinksteren ABC  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:23 an tinôn afète tas amartias afeôntai autois an tinôn kratète kekratèntai   23 quorum remiseritis peccata remittuntur eis quorum retinueritis detenta sunt   Als gij iemand zonden vergeeft dan zijn ze vergeven, als gij ze niet vergeeft zijn ze niet vergeven.  23 Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden.   [23] ‘Als jullie iemand zijn zonden vergeven*, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.’ Jezus en Tomas   [23] Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’  23 wier zonden ge vergeeft, hun zijn ze vergeven; wie ge ze laat houden, die houden ze!   23. Ceux à qui vous remettrez les péchés, ils leur seront remis ; ceux à qui vous les retiendrez, ils leur seront retenus. »  

King James Bible . [23] Whose soever sins ye remit, they are remitted unto them; and whose soever sins ye retain, they are retained.
Luther-Bibel . 23 Welchen ihr die Sünden erlasst, denen sind sie erlassen; und welchen ihr sie behaltet, denen sind sie behalten. Thomas

Tekstuitleg van Joh 20,23 .

Jezus en Tomas : Joh 20,24-29

Joh 20,24 - Joh 20,24 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:24 thômas de eis ek tôn dôdeka o legomenos didumos ouk èn met autôn ote èlthen ièsous   24 Thomas autem unus ex duodecim qui dicitur Didymus non erat cum eis quando venit Iesus   24 En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam.     [24] Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam.  
[24] Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam.
24 Maar één van de twaalf, Tomas, die Tweeling genoemd wordt, was niet bij hen toen Jezus kwam;   24. Or Thomas, l'un des Douze, appelé Didyme, n'était pas avec eux, lorsque vint Jésus.  

King James Bible . [24] But Thomas, one of the twelve, called Didymus, was not with them when Jesus came.
Luther-Bibel . 24 Thomas aber, der Zwilling genannt wird, einer der Zwölf, war nicht bei ihnen, als Jesus kam.

Tekstuitleg van Joh 20,24 .

15. - 16. ηλθεν ὁ Ιησους = èlthen ho Ièsous (Jezus ging) . NT (5) : (1) Mc 1,14 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 4,46 . (4) Joh 20,19 . (5) Joh 20,24 .

Joh 20,25 - Joh 20,25 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:25 elegon oun autô oi alloi mathètai eôrakamen ton kurion o de eipen autois ean mè idô en tais chersin autou ton tupon tôn èlôn kai balô ton daktulon mou eis ton tupon tôn èlôn kai balô mou tèn cheira eis tèn pleuran autou ou mè pisteusô 25 dixerunt ergo ei alii discipuli vidimus Dominum ille autem dixit eis nisi videro in manibus eius figuram clavorum et mittam digitum meum in locum clavorum et mittam manum meam in latus eius non credam   25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.     [25] De andere leerlingen vertelden hem: ‘We hebben de Heer gezien.’ Maar hij zei: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.’  [25] Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’  25 dus hebben de andere leerlingen het hem gezégd: wij hebben de Heer gezien! Maar hij zei tot hen: als ik niet in zijn handen het litteken van de spijkers zie en niet mijn vinger kan leggen op de plek van de spijkers en mijn hand mag leggen op zijn zijde, zal ik echt niet geloven!   25. Les autres disciples lui dirent donc : « Nous avons vu le Seigneur ! » Mais il leur dit : « Si je ne vois pas dans ses mains la marque des clous, si je ne mets pas mon doigt dans la marque des clous, et si je ne mets pas ma main dans son côté, je ne croirai pas. »  

King James Bible . [25] The other disciples therefore said unto him, We have seen the Lord. But he said unto them, Except I shall see in his hands the print of the nails, and put my finger into the print of the nails, and thrust my hand into his side, I will not believe.
Luther-Bibel . 25 Da sagten die andern Jünger zu ihm: Wir haben den Herrn gesehen. Er aber sprach zu ihnen: Wenn ich nicht in seinen Händen die Nägelmale sehe und meinen Finger in die Nägelmale lege und meine Hand in seine Seite lege, kann ich's nicht glauben.

Tekstuitleg van Joh 20,25 .

Joh 20,26 - Joh 20,26 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:26 kai meth hèmeras oktô palin èsan esô hoi mathètai autou kai thômas met autôn erchetai o ièsous tôn thurôn kekleismenôn kai estè eis to meson kai eipen eirènè umin  26 et post dies octo iterum erant discipuli eius intus et Thomas cum eis venit Iesus ianuis clausis et stetit in medio et dixit pax vobis   26 En na acht dagen waren Zijn discipelen wederom binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden!     [26] Acht* dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Tomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’  [26] Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij,  26 ¶ Acht dagen later zijn zijn leerlingen weer daarbinnen en is ook Tomas bij hen. Jezus komt binnen; de deuren zijn gesloten; hij gaat in het midden staan en zegt: vrede voor u!   26. Huit jours après, ses disciples étaient de nouveau à l'intérieur et Thomas avec eux. Jésus vient, les portes étant closes, et il se tint au milieu et dit : « Paix à vous. »  

King James Bible . [26] And after eight days again his disciples were within, and Thomas with them: then came Jesus, the doors being shut, and stood in the midst, and said, Peace be unto you.
Luther-Bibel . 26 Und nach acht Tagen waren seine Jünger abermals drinnen versammelt und Thomas war bei ihnen. Kommt Jesus, als die Türen verschlossen waren, und tritt mitten unter sie und spricht: Friede sei mit euch!

Tekstuitleg van Joh 20,26 .

 Joh 20,26 : Kai meth'hèmeras oktô palin èsan esô hou mathètai autou (En na 8 dagen waren zijn leerlingen opnieuw bijeen)
-

Joh 20,26: èsan (zij waren) verwijst naar Joh 20,19. Joh 20,26 : palin èsan esô hoi mathètai autou (zijn leerlingen waren opnieuw binnen). komt sterk overeen met Joh 20,19 : hopou èsan hou mathètai (waar de leerlingen waren).

Joh 20,27 - Joh 20,27 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:27 eita legei tô thôma fere ton daktulon sou ôde kai ide tas cheiras mou kai fere tèn cheira sou kai bale eis tèn pleuran mou kai mè ginou apistos alla pistos   27 deinde dicit Thomae infer digitum tuum huc et vide manus meas et adfer manum tuam et mitte in latus meum et noli esse incredulus sed fidelis  27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig.     [27] Vervolgens richtte Hij zich tot Tomas: ‘Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’   [27] en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’   27 Daarop zegt hij tot Tomas: breng je vinger eens hierheen, en zie mijn handen; breng je hand hierheen en leg hem op mijn zijde; geef je ongeloof óp en geloof!   27. Puis il dit à Thomas : « Porte ton doigt ici : voici mes mains ; avance ta main et mets-la dans mon côté, et ne deviens pas incrédule, mais croyant. »  

King James Bible . [27] Then saith he to Thomas, reach hither thy finger, and behold my hands; and reach hither thy hand, and thrust it into my side: and be not faithless, but believing.
Luther-Bibel . 27 Danach spricht er zu Thomas: Reiche deinen Finger her und sieh meine Hände, und reiche deine Hand her und lege sie in meine Seite, und sei nicht ungläubig, sondern gläubig!

Tekstuitleg van Joh 20,27 .

Joh 20,28 - Joh 20,28 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:28 apekrithè thômas kai eipen autô o kurios mou kai o theos mou   28 respondit Thomas et dixit ei Dominus meus et Deus meus  28 En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!     [28] Hierop zei Tomas: ‘Mijn Heer! Mijn God!’  [28] Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 28 Tomas antwoordt en zegt tot hem: mijn Heer en mijn God!  28. Thomas lui répondit : « Mon Seigneur et mon Dieu ! »  

King James Bible . [28] And Thomas answered and said unto him, My Lord and my God.
Luther-Bibel . 28 Thomas antwortete und sprach zu ihm: Mein Herr und mein Gott!

Tekstuitleg van Joh 20,28 .

Joh 20,29 - Joh 20,29 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:29 legei autô | [o] | o | ièsous oti eôrakas me pepisteukas makarioi oi mè idontes kai pisteusantes   29 dicit ei Iesus quia vidisti me credidisti beati qui non viderunt et crediderunt   29 Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.    [29] Jezus zei: ‘Omdat* je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.’  [29] Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’  29 Jezus zegt tot hem: omdat je mij gezien hebt ben je tot geloof gekomen; zalig die niet zien en toch geloven!   29. Jésus lui dit : « Parce que tu me vois, tu crois. Heureux ceux qui n'ont pas vu et qui ont cru. »  
               

King James Bible . [29] Jesus saith unto him, Thomas, because thou hast seen me, thou hast believed: blessed are they that have not seen, and yet have believed.
Luther-Bibel . 29 Spricht Jesus zu ihm: Weil du mich gesehen hast, Thomas, darum glaubst du. Selig sind, die nicht sehen und doch glauben!

Tekstuitleg van Joh 20,29 .

Bedoeling van dit boek : Joh 20,30-31

Joh 20,30 - Joh 20,30 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:30 polla men oun kai alla sèmeia epoièsen o ièsous enôpion tôn mathètôn | | [autou*] | a ouk estin gegrammena en tô bibliô toutô  30 multa quidem et alia signa fecit Iesus in conspectu discipulorum suorum quae non sunt scripta in libro hoc   30 Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek;     [30] Nog veel andere tekenen heeft Jezus voor de ogen van zijn leerlingen verricht, die niet in dit boek zijn neergeschreven.   [30] Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan,  30 Dan doet Jezus ook wel vele andere tekenen voor het aanschijn van de leerlingen, die niet zijn opgeschreven in dit boek;  30. Jésus a fait sous les yeux de ses disciples encore beaucoup d'autres signes, qui ne sont pas écrits dans ce livre.  

King James Bible . [30] And many other signs truly did Jesus in the presence of his disciples, which are not written in this book:
Luther-Bibel . 30 Noch viele andere Zeichen tat Jesus vor seinen Jüngern, die nicht geschrieben sind in diesem Buch.

Tekstuitleg van Joh 20,30 .

Joh 20,31 - Joh 20,31 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20:31 tauta de gegraptai hina pisteuète hoti Ièsous estin ho christos ho huios tou theou kai hina pisteuontes zôèn echète en tôi onomati autou  31 haec autem scripta sunt ut credatis quia Iesus est Christus Filius Dei et ut credentes vitam habeatis in nomine eius   31 Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.     [31] Die welke u hier vindt, zijn neergeschreven opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam.   [31] maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.   31 (21:30) maar déze zijn opgeschreven opdat gij zult geloven dat Jezus is: de Christus, de Zoon van God, en opdat u die dit gelooft leven hebt in zijn naam!   31. Ceux-là ont été mis par écrit, pour que vous croyiez que Jésus est le Christ, le Fils de Dieu, et pour qu'en croyant vous ayez la vie en son nom. 

King James Bible . [31] But these are written, that ye might believe that Jesus is the Christ, the Son of God; and that believing ye might have life through his name.
Luther-Bibel . 31 Diese aber sind geschrieben, damit ihr glaubt, dass Jesus der Christus ist, der Sohn Gottes, und damit ihr durch den Glauben das Leben habt in seinem Namen.

Tekstuitleg van Joh 20,31 .

- hina (opdat) met een conjunctief tegenwoordige tijd van het werkwoord echô (hebben, bezitten) + (zôèn = leven) : (1) Joh 3,15 (3de persoon enkelvoud). (2) Joh 3,16 (3de persoon enkelvoud). (3) Joh 5,40 (2de persoon meervoud). (4) Joh 6,40 (3de persoon enkelvoud). (5) Joh 10,10 (3de persoon meervoud). (6) Joh 20,31 (2de persoon meervoud). We treffen hier een zeer korte formule aan. Geen aiônion (eeuwig) en zôèn (leven) staat vóór echète (jij zoudt hebben), zoals Joh 5,40 en Joh 10,10.

In Joh 20 ligt de klemtoon op de eerste - achtste dag van de week:
Joh 20, 1: tiji de miai sabbatoon... prooi skotias eti ousijs: op de eerste (dag) van de week... vroeg terwijl er nog duisternis is
Joh 20,19: ousijs oun opsias tiji hijmerai ekeiniji tiji miai sabbatoob: terwijl het derhalve avond is op diezelfde eerste dag van de week
Joh 20,26: kai meth'hijmeras oktoo...: en na acht dagen...
Waarom komen de eerste christenen op de eerste dag van de week samen? Waarom niet op donderdagavond, want dan werd het laatste avondmaal gevierd en dat was toch het belangrijkste om Jezus te gedenken (zie eucharistieviering).
Of waarom niet op vrijdag, want dan is Jezus gestorven.
Tussen vrijdagnamiddag en zondagmorgen lag de sabbat. Dan was het rustdag.
Het moet iets te maken hebben met de derde dag - een symboliek die uit de natuur werd gehaald; tussen het laatste kwartier van de maan en het eerste kwartier (of nieuwe maan) liggen drie dagen; het is een symboliek van de overgang van ondergaan, sterven, naar opgaan, verrijzen. Door gebruik van deze symboliek komen we op de eerste dag van de week.
Er zijn twee verhalen van de eerste dag. Het eerste speelt zich 's morgens af, het andere 's avonds. Ik dacht dat de joodse dag 's avonds begon. Hoe moeten we dan 's avonds van de eerste dag interpreteren? 's Zaterdag 's avonds is uitgesloten want de morgen gaat eraan vooraf. Het moet dan wel zondagavond zijn, maar in het joodse denken moet het dan al de tweede dag zijn nl. de maandag.
In het Romeinse denken is de eerste dag de zondag dies Solis. De zon is in hun denken het grootste hemellichaam.
Die eerste dag werd een rust-dag. Maar die rustdag viel voortaan op de eerste dag, en niet meer op de zevende dag. Dat is een fundamenteel verschil. Als men op de eerste dag rust, begint men met rusten, en werkt men op de zevende dag. Dat staat in schril contrast met het scheppingsverhaal.
Nu is de mens vrij om zijn werk- en rusttijden te kiezen, het geeft wel spanningen in bepaalde godsdienstige visies.

Jezus komt in het midden van de leerlingen, terwijl de deuren gesloten zijn. Enerzijds komt Jezus zichtbaar aanwezig, anderzijds is hij blijkbaar niet aan fysische wetten gebonden. Jezus toont zijn handen en zijn zijde. Wellicht is dit bedoeld om aan te duiden dat het de gekruisigde Jezus is. In vers 25 zeggen de leerlingen tot Thomas:wij hebben de Heer gezien (heoorakamen ton kurion). Kurios wijst op de 'verheerlijkte' Jezus. Jezus is bij God. Hoe? Met een lichaam? een verheerlijkt lichaam? In ieder geval wil men zeggen dat Jezus die gekruisigd werd, bij God verheerlijkt werd. Jezus leeft dus, bij God.
De leerlingen hebben dus de ervaring van Jezus'aanwezigheid. Die ervaring is een ervaring van geloof. Thomas had die ervaring eerst niet, daarna wel. Er wordt dan een onderscheid gemaakt tussen hen die die ervaring hebben (we hebben de Heer gezien) en zij die de Heer niet gezien hebben of m.a.w. die de ervaring van Jezus'aanwezigheid niet hebben maar geloven (wellicht op basis van hen die die ervaring wel hebben). -
Er wordt heel wat verondersteld. Ten eerste: het geloof in God. Ten tweede: dat Jezus op een of andere manier bij God leeft. Ten derde: dat Jezus initiatief kan nemen opdat de leerlingen hem als aanwezig kunnen ervaren. Ten vierde: dat hij de geest kan zenden. Ten vijfde: dat hij zonden kan vergeven.

Wanneer iemand sterft, kunnen we hopen en geloven dat de persoon op de een of andere manier verder leeft bij God. We kunnen ons herinneren wat hij gezegd en gedaan heeft. Dat de overledene nog meeleeft met de achtergeblevenen, is slechts aan een aantal gegeven. Dat de overledene nog actief kan ingrijpen, zien we in het geloof dat heiligen kunnen helpen, wonderen verrichten enz. Maar over het algemeen zijn mensen van mening dat wie zijn liedje hier heeft uitgezongen, helemaal uitgezongen is en geen onhoorbare melodie op de achtergrond geeft.
En waarom zendt Jezus de geest? Omdat hijzelf er niet meer is?

We moeten naar het verhaal van Elia en Elisa (2 Kon 2). Als Elisa de profeet Elia ten hemel zal zien opstijgen, zal hij het dubbele van zijn geest ontvangen. Elisa ziet Elia ten hemel opgenomen worden en Elisa ontvangt dan de geest van Elia. Het ligt dus in de lijn van dit Oudtestamentisch verhaal.


VULGAAT

1 una autem sabbati Maria Magdalene venit mane cum adhuc tenebrae essent ad monumentum et videt lapidem sublatum a monumento 2 cucurrit ergo et venit ad Simonem Petrum et ad alium discipulum quem amabat Iesus et dicit eis tulerunt Dominum de monumento et nescimus ubi posuerunt eum 3 exiit ergo Petrus et ille alius discipulus et venerunt ad monumentum 4 currebant autem duo simul et ille alius discipulus praecucurrit citius Petro et venit primus ad monumentum 5 et cum se inclinasset videt posita linteamina non tamen introivit 6 venit ergo Simon Petrus sequens eum et introivit in monumentum et videt linteamina posita 7 et sudarium quod fuerat super caput eius non cum linteaminibus positum sed separatim involutum in unum locum 8 tunc ergo introivit et ille discipulus qui venerat primus ad monumentum et vidit et credidit 9 nondum enim sciebant scripturam quia oportet eum a mortuis resurgere 10 abierunt ergo iterum ad semet ipsos discipuli 11 Maria autem stabat ad monumentum foris plorans dum ergo fleret inclinavit se et prospexit in monumentum 12 et vidit duos angelos in albis sedentes unum ad caput et unum ad pedes ubi positum fuerat corpus Iesu 13 dicunt ei illi mulier quid ploras dicit eis quia tulerunt Dominum meum et nescio ubi posuerunt eum 14 haec cum dixisset conversa est retrorsum et videt Iesum stantem et non sciebat quia Iesus est 15 dicit ei Iesus mulier quid ploras quem quaeris illa existimans quia hortulanus esset dicit ei domine si tu sustulisti eum dicito mihi ubi posuisti eum et ego eum tollam 16 dicit ei Iesus Maria conversa illa dicit ei rabboni quod dicitur magister 17 dicit ei Iesus noli me tangere nondum enim ascendi ad Patrem meum vade autem ad fratres meos et dic eis ascendo ad Patrem meum et Patrem vestrum et Deum meum et Deum vestrum 18 venit Maria Magdalene adnuntians discipulis quia vidi Dominum et haec dixit mihi 19 cum esset ergo sero die illo una sabbatorum et fores essent clausae ubi erant discipuli propter metum Iudaeorum venit Iesus et stetit in medio et dicit eis pax vobis 20 et hoc cum dixisset ostendit eis manus et latus gavisi sunt ergo discipuli viso Domino 21 dixit ergo eis iterum pax vobis sicut misit me Pater et ego mitto vos 22 hoc cum dixisset insuflavit et dicit eis accipite Spiritum Sanctum 23 quorum remiseritis peccata remittuntur eis quorum retinueritis detenta sunt 24 Thomas autem unus ex duodecim qui dicitur Didymus non erat cum eis quando venit Iesus 25 dixerunt ergo ei alii discipuli vidimus Dominum ille autem dixit eis nisi videro in manibus eius figuram clavorum et mittam digitum meum in locum clavorum et mittam manum meam in latus eius non credam 26 et post dies octo iterum erant discipuli eius intus et Thomas cum eis venit Iesus ianuis clausis et stetit in medio et dixit pax vobis 27 deinde dicit Thomae infer digitum tuum huc et vide manus meas et adfer manum tuam et mitte in latus meum et noli esse incredulus sed fidelis 28 respondit Thomas et dixit ei Dominus meus et Deus meus 29 dicit ei Iesus quia vidisti me credidisti beati qui non viderunt et crediderunt 30 multa quidem et alia signa fecit Iesus in conspectu discipulorum suorum quae non sunt scripta in libro hoc 31 haec autem scripta sunt ut credatis quia Iesus est Christus Filius Dei et ut credentes vitam habeatis in nomine eius