LUCASEVANGELIE : TAALGEBRUIK - Lc - . Taalgebruik L .
- bijbeloverzicht
-- taalgebruik
- Lc (Lucas)
-
- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Overzicht van het Lucasevangelie : -
Lucas : overzicht
.
- Lucas taalgebruik - Lucas
taalgebruik A - Lucas
taalgebruik B - Lucas
taalgebruik C - Lucas
taalgebruik D - Lucas
taalgebruik E - Lucas
taalgebruik F - Lucas taalgebruik
G - Lucas taalgebruik
H - Lucas taalgebruik
I - Lucas taalgebruik
J - Lucas taalgebruik
K - Lucas taalgebruik
L - Lucas taalgebruik
M - Lucas taalgebruik
N - Lucas taalgebruik
O - Lucas taalgebruik
P - Lucas taalgebruik
Q - Lucas taalgebruik
R - Lucas taalgebruik
S - Lucas taalgebruik
T - Lucas taalgebruik
U - Lucas taalgebruik
Z -
- Lc
: commentaar
Overzicht van het Lucasevangelie : Lc 1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc 5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc 9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 , bibliografie Lucasevangelie .
Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
Overzicht van de
bijbelboeken -
- bijbeloverzicht
, taalgebruik
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT : overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
- OT : Gn
(Genesis ) , Ex
(Exodus) , Lv
(Leviticus) , Nu
(Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re
(Rechters) , Rt
(Ruth) , 1 S
(1 Samuël) , 2
S (2 Samuël) , 1
K (1 Koningen) , 2
K (2 Koningen) , 1
Kr ( 1 Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh
(Nehemia) , Tob
(Tobia) , Jdt
(Judith) , Est
(Esther) , 1 Mak
(1 Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos)
, Ob (Obadja)
, Jon (Jona)
, Mi (Micha)
, Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2
Kor (Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1
Tes (Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
- A
- abraam (Abraham) : Lc 1,55.8.
-- tô(i) (...) abraam (aan Abraham) : Lc 1,55.7. - 8.
-- pros abraam (tot Abraham) : Lc
1,73.4. - 5.
-- abraam kai tô(i) spermati (Abraham en aan het zaad / nageslacht) : Lc 1,55.8. - 11.
- aiôn (eeuwigheid)
- acc. mann. enk. aiôna : Lc 1,55.15.
-- eis ton aiôna (tot in eeuwigheid) : Lc 1,55.13. - 15.
- autos
-- gen. mann. enk. autou : Lc 1,48.8.
- B - C -
- christos (gezalfde, Christus) : Lc 2,11.8.
D -
- diathèkè
(verbond) : Lc 22,20.14.
-- gen. vr. enk. diathèkès : Lc 1,72.9.
- dauid (David) : Lc 1,69.8.
- doulè (dienares)
-- gen. vr. enk. doulès : Lc 1,48.7.
E
- egeirô
(opwekken)
-- act. ind. mperf. 3de p. enk. ègeiren : Lc 1,69.2.
- epi (op, bij) : Lc 1,47.6.
- episkeptomai (kijken naar, bekijken)
-- ind. aor. 3de pers. enk. epeskepsato (hij zag om) : Lc
1,68.8.
- nom. mann. enk. eulogètos (gezegend) : Lc
1,68.1.
--- eulogètos kurios ho theos tou israèl (gezegend
JHWH de God van Israël) : Lc
1,68.1. - 6.
- F - G
- gar (want) : Lc 1,48.10.
- H
- hoti (dat, omdat, want) : Lc 1,48.1.
- I
- israèl (Israël) : Lc 1,68.6.
- J -
K
- kai (en) : Lc 1,69.1. Lc 1,55.9.
- kathôs (zoals) : Lc 1,55.1.
-- kathôs elalèsen (zoals hij sprak) : Lc 1,55.1.
- 2.
- kurios (heer) : Lc
1,68.2.
--- eulogètos kurios (gezegend JHWH) : Lc
1,68.1. - 2.
-- acc. mann. enk. kurion : Lc
1,46.9.
- L
- laos (volk)
-- dat. mann. enk. laô(i) : Lc
1,68.13.
- laleô (lallen, spreken, praten)
-- Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc 1 : Lc 1,55.2.
-- actief indicatief aorist derde persoon enkelvoud elalèsen (hij sprak) : Lc 1,55.2.
-- elalèsen pros (hij sprak tot) : Lc 1,55.2. - 3.
--- kathôs elalèsen (zoals hij sprak) : Lc 1,55.1.
- 2.
- legô (zeggen)
-- act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) : Lc
1,46.2.
--- eipen de (hij zei echter) + kai eipen (en hij zei) : Lc
1,46.1. - 2.
- bepaald lidwoord ho , hè
, to (de - het) .
-- bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) : Lc
1,68.3.
-- bep. lidw. nom. vr. enk. hè of betrekk. voornaamw. dat. vr. enk. hè(i)
of partikel van vergelijking è (of) : Lc
1,46.5.
-- bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to : Lc 1,47.3.
-- bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou : Lc
1,68.5.
-- gen. vr. enk. tès : Lc 1,48.6.
-- dat. mann. + onz. enk. tô(i) : Lc 1,55.7.
-- acc. mann. enk. ton : Lc 1,55.14.
-- acc. vr. enk. tèn : Lc 1,48.4.
-- acc. mann. mv. tous (de) : Lc 1,55.4.
- lutrôsis (loskoping, verlossing)
-- acc. vr. enk. lutrôsin (loskoping, verlossing) : Lc
1,68.11.
- M
- mariam (Maria) : Lc
1,46.3.
-- kai eipen mariam (en Maria zei) + eipen de mariam (Maria echter zei) : Lc
1,46.1. - 3.
- megalunô
(groot maken, verheffen)
-- act. ind. praes. 3de pers. enk. megalunei (hij maakt groot) : Lc
1,46.4.
- N - O
- P
- patèr (vader)
-- Een vorm van patèr (vader) in Lc 1 : Lc 1,55.5.
-- acc. mann. mv. pateras : Lc 1,55.5.
--- tous pateras (de vaders) : Lc 1,55.4. - 5.
---- pros tous pateras (tot de vaders) : Lc 1,55.3. - 5.
--- pateras hèmôn (onze vaders) : Lc 1,55.5. - 6.
---- pros tous pateras hèmôn (tot onze vaders) : Lc 1,55.3. - 6.
- pers. voornaamwoord
-- gen. enk. mou (van mij) : Lc
1,46.7.
- pneuma (geest) : Lc 1,47.4.
-- to pneuma mou (mijn geest) : Lc 1,47.3. - 5.
- poieô (doen, maken)
-- act. ind. aor. 3de p. enk. epoièsen (hij deed) : Lc
1,68.10.
--- kai epoisen (en hij deed) : Lc
1,68.9. - 10.
- pros (naar, bij) : Lc 1,55.3.
- psuchè (adem, geest, leven) : Lc
1,46.6.
-- hè psuchè mou (mijn ziel) : Lc
1,46.5. - 7.
- Q - R - S
- sperma (zaad, nakomeling)
-- dat. onz. enk. spermati : Lc 1,55.11.
--- tô(i) spermati (aan het zaad / nageslacht) : Lc 1,55.10. - 11.
---- tô(i) spermati autou (aan zijn zaad / nageslacht) : Lc 1,55.10. - 12.
----- kai tô(i) spermati autou (en aan zijn zaad / nageslacht) : Lc 1,55.9. - 12.
- nom. mann. enk. sôtèr (redder) : Lc 2,11.5.
-- dat. mann. enk. sôtèri : Lc 1,47.10.
- sôtèria (redding)
--
acc. vr. enk. sôtèrian : Lc 1,71.1.
- sôtèrion (redding) : Lc
2,30.7.
- T
- (vernedering, nederigheid) : Lc 1,48.5.
- nom. mann. enk. theos (God) : Lc 1,68.4.
- U - V - W - X -Y - Z -
Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
4 | ||||||||||||||||||||||||
5 | ||||||||||||||||||||||||
6 | ||||||||||||||||||||||||
7 | ||||||||||||||||||||||||
8 | ||||||||||||||||||||||||
2. | 3. | 8. | 1. | 4. | 5. | 6. | 7. | 9. | 10. | |
1. | Lc 1,34a | Lc 1,34b | Hnd 1,8 | Lc 1,17 | Lc 3,22 | Lc 4,14 | Lc 4,18 | Lc 9,34 | Ex 40,35b | Ex 40,35c |
2. | kai (en) | kai lèmpsethe (en gij zult ontvangen) | kai (en) katabènai (neerdalen) | egeneto (er was) | hoti (want) | kai (en) | ||||
3. | pneuma hagion (heilige geest) | dunamis hupsistou (de kracht van de Allerhoogste) | dunamin (kracht) | en pneumati kai dunamei èliou (in de geest en de kracht van Elia) | to pneuma to hagion (de heilige geest) ... | en tèi dunamei tou pneutos (in de kracht van de geest) | pneuma kuriou (de geest van de Heer) | nefelè (een wolk) | doxès kuriou (door de heerlijkheid van de Heer) | |
4. | epeleusetai (zal komen) | episkiasei (zal overschaduwen) | epelthontos tou hagiou pneumatos (van de komende heilige geest) | kai epeskiazen (en overschaduwde) | epeskiazen (overschaduwde) | plèsthè (was vervuld) | ||||
5. | epi se (over u) | soi (u) | ef'humas (over u) | ep'auton (over hem) | ep'eme (op mij) | autous (hen) | ep'autèn (op haar nl. de verbondstent) hè nefelè (de wolk) | hè skènè (de verbondstent) | ||
3. Aankondiging van de geboorte van Jezus : Lc 1,26-38 | Hnd 1,1-14: Jezus'laatste opdracht en hemelvaart | 2. Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper : Lc 1,5-25 | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 | 22. Prediking te Nazaret en verwerping : Lc 4,16-30 - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 | 168. Verheerlijking van Jezus : Mc 9,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 | Ex 40,1-38 : inwijding van het heiligdom | Ex 40,1-38 : inwijding van het heiligdom |
Mc 1,5 | Lc 2,3 | Lc 2,41 | Lc 2,42 | Lc 2,43 | ||||||
kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||||||||
ekseporeueto (trok uit) | eporeuonto (zij gingen) | eporeuonto (zij gingen) | anabainôntôn autôn (gingen zij op) | en tôi hupostrefein autous (bij hun terugkeren) | ||||||
pros auton (naar hem nl .Johannes de Doper) | ||||||||||
pasa hij Ioudaia choora kai hoi Hierosolumitai pantes (de hele Judese landstreek en alle Jerusalemmers) | pantes (allen) | hoi goneis autou (zijn ouders) | ||||||||
kai ebaptizonto (en ze werden gedoopt) | apografesthai (om zich te laten registreren) | |||||||||
... en tooi Iordaniji potamooi (in de rivier de Jordaan) | hekastos eis tèn heautou polin (ieder naar zijn stad) | ... eis Ierousalèm (naar Jem) | ||||||||
hup'autou (door hem) | ||||||||||
Mc 1,2-6 : optreden van Johannes de Doper | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | 8. De twaalfjarige Jezus in de tempel : Lc 2,41-52 | 8. De twaalfjarige Jezus in de tempel : Lc 2,41-52 | 8. De twaalfjarige Jezus in de tempel : Lc 2,41-52 |
Lc 2,1 | Mc 1,5 | Lc 3,7 | Lc 2,3 | Mc 1,9 | Lc 2,4 | Lc 2,51 | Mc 1,14 | Lc 4,14 | Lc 2,39 | Lc 4,16 | Lc 4,31 | Lc 1,26 | |
kai (en) | elegen oun (hij zei derhalve) | kai (en) | kai (en) | kai ... (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||||||
eksijlthen (ging uit) | ekseporeueto (trok uit) | tois ekporeuomenois (aan de uitgetrokken) | eporeuonto (zij gingen) | ijlthen (ging) | Anebij de (ging echter op) | katebij met'autoon kai ijlthen (hij daalde met hen af en kwam | ijlthen (ging) | hupestrepsen... (hij keerde terug) | epestrepsan (keerden zij terug) | ijlthen (ging) | katijlthen (hij daalde af) | apestalij (werd gezonden) | |
dogma... (een bevel) | Iijsous (Jezus) | kai Ioosijf (ook Jozef) | ho Iijsous (Jezus) | ho aggelos Gabriijl (de engel Gabriël) | |||||||||
pros auton (naar hem nl .Johannes de Doper) | |||||||||||||
pasa hij Ioudaia choora kai hoi Hierosolumitai pantes (de hele Judese landstreek en alle Jerusalemmers) | ochlois (menigten) | pantes (allen) | |||||||||||
apo Nazareth tijs Galilaias (uit Nazaret van Galilea) | apo tijs Galilaias ek poleoos Nazareth (van Galilea, uit de stad Nazaret) eis tijn Ioudaian | eis Nazareth (in Nazareth) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) eis tijn polin heautoon Nazareth (naar hun stad Nazaret) | eis Nazara hou ijn tethrammenos (naar Nazaret | eis Kafarnaoum polin tijs Galilaias (naar Kafarnaum, een stad van Galilea) | eis polin tijs Galilaias hiji onoma Nazareth (naar een stad van Galilea, waarvan de naam Nazaret was | |||||
apografesthai (om zich te laten registreren) | kai ebaptizonto (en ze werden gedoopt) | baptisthènai (om gedoopt te worden) | apografesthai (om zich te laten registreren) | kai ebaptisthij (en hij werd gedoopt) | apograpsasthai (om zich te laten registreren) | ||||||||
... en tooi Iordaniji potamooi (in de rivier de Jordaan) | hekastos eis tèn heautou polin (ieder naar zijn stad) | ||||||||||||
hup'autou (door hem) | hup'autou (door hem) | ||||||||||||
Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | Mc 1,2-6 : optreden van Johannes de Doper | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | Mc 1,9-11 : doop van Jezus | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | Lc 2,41-52 : de twaalfjarige Jezus in de tempel | Mc 1,14-15 // Lc 4,14-15: begin van Jezus'optreden in Galilea | Mc 1,14-15 // Lc 4,14-15: begin van Jezus'optreden in Galilea | Lc 2,21-40 : Jezus'besnijdenis en opdracht in de tempel. Simeon en Anna | Lc 4,16-30 : prediking te Nazaret en verwerping | Lc 4,31 // Mc 1,21 // Mt 4,23-25; 5,1-2 : Jezus leert en geneest | Lc 1,26-38 : aankondiging van de geboorte van Jezus |
Lc 2,9 | Lc 2,9b | Hnd 9,3 | Hnd 22,6 | Hnd 26,13 | |||||
kai (en) | kai | eksaifnès te (plotseling echter) | eksaifnès (plotseling) ek tou ouranou (uit de hemel) | ouranothen (vanuit de hemel) | |||||
aggelos kuriou (de engel van de Heer) | doksa kuriou (de heerlijkheid van de Heer) | ||||||||
epestè (stond) | perielampsen (omstraalde) | auton (hem) perièstrapsen (omstraalde) | periastrapsai ... peri eme (omstraald te hebben om mij) | ... perilampsan (omstraald te hebben) |
|||||
autois (bij hen) | autous (hen) | me (mij) | |||||||
fôs ek tou ouranou (licht uit de hemel) | fôs hikanon (een helder licht) | huper tèn lamprotèta tou hèliou (boven de straling van de zon) ... fôs (licht) | |||||||
Hnd 9,1-22 : Saulus in Damascus | Hnd 21,37-22,21 : verdedigingsrede tegenover het volk | Hnd 25,23-26,32 : Paulus verdedigt zich voor Agrippa en Bernice |
Er is een opmerkelijke gelijkenis tussen Lc 2,7 en Lc 23,53. In Lc 23,53 redigeert Lucas de gegevens van Marcus (Mc 15,46) . Kribbe en graf zijn parallel. Betrekken we er nog Lc 2,12.16 en Lc 24,3.5 erbij dan zien we dat het gaat om geboorte en verrijzenis (wedergeboorte).
Mc 15,42 | Mt 27,60 | Lc 23,53 | Lc 2,7 | Lc 2,12 | Lc 2,16 | Lc 24,3 | Lc 24,5 |
kai (en) agorasas (gekocht) sindona (een linnen doek) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | heurèsete brefos (jij zult vinden een kind) | kai aneuran... to brefos (en zij vonden... en het kind) | ouch heuron to sôma tou kuriou Ièsou (zij vonden niet het lichaam van de heer Jezus) | ti zèteite ton zônta meta tôn nekrôn (wat zoek jij de levende bij de doden) |
kathelôn (afgenomen) auton (hem) | labôn (genomen) to sôma (het lichaam) ho Iôsèf (Jozef) | kathelôn (afgenomen) | |||||
eneilèsen (wikkelde) tèi sindoni (in het linnen) | enetuliksen (wikkelde in) auto (het) (en) sindoni katharai (in) (zuiver linnen) | enetuliksen (wikkelde in) auto (het) sindoni (in linnen) | esparganôsen (wikkelde in doeken) auton (hem) | esparganômenon (in doeken gewikkeld) | |||
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | |||
katethijken (legde neer) | ethijken (legde) | ethijken (legde) | aneklinen (legde neer) | keimenon (liggend) | keimenon (liggend) | ||
auton (hem) | auto (het) | auton (hem) | auton (hem) | ||||
en (in) | en tooi kainooi autou (in zijn nieuw) | en (in) | en (in) | en (in) | en (in) | ||
mnijmati (het graf) | mnijmeiooi (graf) | mnijmati (het graf) | fatniji (een kribbe) | fatniji (een kribbe) | tiji fatniji (de kribbe) | ||
ho ijn lelatomijmenon ek petras (dat in de rots was uitgehouwen) | ho elatijsen en tiji petrai (dat hij uitgehouwen had in de rots) | lakseutooi, hou ouk ijn oudeis oupoo keimenos (uitgehouwen, waar niemand nog nooit had gelegen) | dioti ouk iujn autois topos en tooi katalumati (omdat er niet was voor hen een plaats in de herberg) | ouk estin hoode (hij is niet hier) | |||
349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a | 349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a | 349. Begrafenis van Jezus : Mc 15,42-47 // Mt 27,57-61 // Lc 23,50-56a | 6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20 |
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20 |
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20 |
6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20 |
351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12 |
Lc 1,5 | Lc 1,26 | ||||||||||||||
Egeneto (het gebeurde) | En de tooi mijni ektooi (in de zesde maand echter) | ||||||||||||||
en tais hijmerais Hijroodou (in de dagen van Herodes) | apestalij... | ||||||||||||||
basileoos tijs Ioudaias (koning van Judea) | eis polin tijs Galilaiashiji onoma Nazareth | ||||||||||||||
iereus tis (een priester) | pros parthenon emnijsteumenijn andri | ||||||||||||||
onomati Zacharias | hooi onoma Ioosijph | ||||||||||||||
eks efijmerias Abia | eks oikou David | ||||||||||||||
kai gunij autooi | kai to onoma tijs parthenou | ||||||||||||||
ek toon thugateroon Aaroon | kai to onoma autijs Elisabeth | Mariam | |||||||||||||
Lc 1,23 | Lc 1,57 | Lc 2,6 | Lc 2,21 |
kai (en | Kai (en) | ||
egeneto (het gebeurde) | Egeneto (het gebeurde) | ||
Tiji de Elisabeth (Voor Elisabet echter | de (echter) | ||
hoos (zodra) | en (in) | en tooi einai autous ekei (in het zijn zij daar)) | hote (toen) |
eplijsthijsan (vervuld waren) | eplijsthij (vervuld was) | eplijsthijsan (vervuld waren) | eplijsthijsan (vervuld waren) |
hai hijmeriai (de dagen) | ho chronos (de tijd) | hai hijmeriai (de dagen) | hijmeriai oktoo (acht dagen) |
tijs leitourgias van zijn dienst), | tou tekein autijn (om hem te baren) | tou tekein autijn (om hem te baren) | tou peritemein auton (om hem te besnijden) |
apijlthen (ging hij terug) | |||
Lc 1,5-25: aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper | Lc 1,57-80: geboorte van Johannes de Doper | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | Lc 2,21-40 : Jezus' besnijdenis...
|
Mc 1,5 | Lc 2,3 | Mc 1,9 | Lc 2,4 | Lc 2,51 | Mc 1,14 | Lc 4,14 | Lc 2,39 | Lc 4,16 | Lc 4,31 | Lc 1,26 | |||||||||||
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai ... (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | |||||||||||||||
ekseporeueto (trok uit) | eporeuonto (zij gingen) | ijlthen (ging) | Anebij de (ging echter op) | katebij met'autoon kai ijlthen (hij daalde met hen af en kwam | ijlthen (ging) | hupestrepsen... (hij keerde terug) | epestrepsan (keerden zij terug) | ijlthen (ging) | katijlthen (hij daalde af) | apestalij (werd gezonden) | |||||||||||
Iijsous (Jezus) | kai Ioosijf (ook Jozef) | ho Iijsous (Jezus) | ho aggelos Gabriijl (de engel Gabriël) | ||||||||||||||||||
pros auton (naar hem nl .Johannes de Doper) | |||||||||||||||||||||
pasa hij Ioudaia choora kai hoi Hierosolumitai pantes (de hele Judese landstreek en alle Jerusalemmers) | pantes (allen) | ||||||||||||||||||||
apo Nazareth tijs Galilaias (uit Nazaret van Galilea) | apo tijs Galilaias ek poleoos Nazareth (van Galilea, uit de stad Nazaret) eis tijn Ioudaian | eis Nazareth (in Nazareth) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) eis tijn polin heautoon Nazareth (naar hun stad Nazaret) | eis Nazara hou ijn tethrammenos (naar Nazaret | eis Kafarnaoum polin tijs Galilaias (naar Kafarnaum, een stad van Galilea) | eis polin tijs Galilaias hiji onoma Nazareth (naar een stad van Galilea, waarvan de naam Nazaret was | |||||||||||||
kai ebaptizonto (en ze werden gedoopt) | apografesthai (om zich te laten registreren) | kai ebaptisthij (en hij werd gedoopt) | apograpsasthai (om zich te laten registreren) | ||||||||||||||||||
... en tooi Iordaniji potamooi (in de rivier de Jordaan) | |||||||||||||||||||||
Mc 1,2-6 : optreden van Johannes de Doper | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | Mc 1,9-11 : doop van Jezus | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus | Lc 2,41-52 : de twaalfjarige Jezus in de tempel | Mc 1,14-15 // Lc 4,14-15: begin van Jezus'optreden in Galilea | Mc 1,14-15 // Lc 4,14-15: begin van Jezus'optreden in Galilea | Lc 2,21-40 : Jezus'besnijdenis en opdracht in de tempel. Simeon en Anna | Lc 4,16-30 : prediking te Nazaret en verwerping | Lc 4,31 // Mc 1,21 // Mt 4,23-25; 5,1-2 : Jezus leert en geneest | Lc 1,26-38 : aankondiging van de geboorte van Jezus |
Mc 1, 15 | Lc 4,21 | Lc 18,31 | Lc 21,22 | Lc 22,37 | Mt 26,56 | Mc 14,49 | Lc 24, 44 | Lc 24, 46 | |||||
touto (dit) | kai legoon (en zeggende) | ijrksato de legein (begon hij echter te zeggen) | eipen (zei hij) | legoo gar (want ik zeg) | touto (dit) | houtoi hoi logoi mou hous elalijsa (deze woorden van mij die ik heb gesproken) | kai eipen (en hij zei) | ||||||
de (echter) | pros (tot) | de (echter) | pros (tot) | ||||||||||
holon (geheel) | autous… (hen) | humin (aan u) | holon (geheel) | humas… (u) | autois (aan hen) | ||||||||
gegonen | gegonen | ||||||||||||
kai | |||||||||||||
hoti (dat) | hoti (dat) | tou (om) | hoti (dat) | hina (opdat) | hina (opdat) | hoti (dat) | hoti (dat) | ||||||
touto to gegrammenon | houtoos | ||||||||||||
plijroothiji | peplijrootai | pleplijrootai | telesthijsetai | plijsthijnai | dei telesthijnai | plijroothoosin | plijroothoosin | dei plijroothijnai | |||||
to rijthen | ho kairos | hij grafij hautij | panta ta gegrammena | panta ta gegrammena | hai grafai | hai grafai | panta ta gegrammena | gegraptai | |||||
hupo | |||||||||||||
kuriou | |||||||||||||
dia | dia | ||||||||||||
tou profijtou | toon profijtoon | ||||||||||||
legontos | |||||||||||||
tooi huiooi tou anthroopou | en emoi | expliciete parallel Lc 22,37 | |||||||||||
Lc 18,31-34 | |||||||||||||
Mc 1,14-15 // Lc 4,14-15: begin van Jezus'optreden in Galilea |
Het verhaal van de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper
Structuur
Plaats van het gebeuren
Begin— en eindtoestand van het verhaal spelen zich bij de thuis van Zacharias
af (Judea; niet voor niets staat er Herodes, de koning van Judea). Het middengedeelte
van het verhaal laat het gebeuren plaats vinden in de tempel van Jeruzalem.
Zacharias gaat het heiligdom van de tempel binnen (v.9) en komt dan naar buiten
(v.22), Terwijl hij in het heiligdom is, staat het volk buiten te wachten (v.10;
v,21). De aanwezigheid van JHWH wordt gesymboliseerd door het altaar van het
heiligdom. Daarom verschijnt de engel, rechts van het offeraltaar.
Personages
In het verhaal van de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper,
is Zacharias het hoofdpersonage. Immers, na de tijdsaanduiding “In de
dagen van Herodes, de koning van Judea” volgt de zin : “was er een
priester genaamd Zacharias”.
Wat zegt de tekst ons over Zacharias? Zacharias is een priester. Deze vermelding
is niet toevallig. Immers vele termen uit het verhaal staan in verband met het
priesterschap.
Volgens de tekst behoort Zacharias tot de afdeling Abia; de tekst veronderstelt
dus dat de priesters in verschillende afdelingen zijn ingedeeld. De indeling
van de priesters in (24) afdelingen had de bedoeling om de priesterlijke functie
volgens beurtrol te laten uitoefenen. In de afdeling werd dan een priester door
loting aangeduid om het heiligdom van de tempel binnen te gaan en het reukoffer
op het offeraltaar te brengen, terwijl het volk buiten bleef staan bidden. Gedurende
de tijd van hun tempeldienst, bleven de priesters in Jeruzalem.
Evenals zijn vrouw Elisabet behoort Zacharias tot de priesterlijke stam, die
op Aäron teruggaat. Zacharias is gehuwd: “Ook zijn vrouw stamde af
van Aäron”. In het jodendom was het priesterschap erfelijk.
De verdere voorstelling van Zacharias en Elisabet hebben te maken met de priesterlijke
afstamming van Zacharias en Elisabet en met de erfelijkheid van dat priesterschap.
Zacharias en Elisabet gedragen zich volgens de waardigheid van hun afstamming;
immers “Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leidden een onberispelijk
leven, geheel volgens de geboden en voorschriften van de Heer.” (v.6)
M.a.w. hun leven staat geheel in dienst van God. Zacharias en Elisabet hebben
geen kinderen. Hun kinderloosheid is niet het gevolg van een zondig leven, want
zij leidden een onberispelijk leven, maar wegens de onvruchtbaarheid van Elisabet.
Het houdt in dat zij de priesterlijke lijn niet zullen kunnen verder zetten.
Als er geen priesterlijke nakomelingen zijn, kan de priesterlijke dienst aan
JHWH niet vervuld worden.
De eindtoestand van het verhaal is de tegengestelde situatie
van de begintoestand. Tegenover de kinderloosheid van vers 7 staat de zwangerschap
van Elisabet in v.24.
Volgens v.6 zijn zij rechtvaardig voor God, maar hun kinderloosheid wordt door
de mensen beschouwd als een smaad. Want kinderloosheid werd aanzien als een
straf van God voor de zonde die het kinderloze echtpaar heeft bedreven. Wanneer
Elisabet zwanger is en haar zwangerschap goed zichtbaar wordt, zegt Elisabet:
“Dit heeft de Heer voor mij gedaan, toen hij... mijn smaad onder de mensen
wegnam.”(v.25)
Zacharias en Elisabeth hebben kinderen gewild; ze hebben erom gebeden: “want
je gebed is verhoord; je vrouw Elisabet zal jou een zoon baren (v.l3). Maar
Zacharias had alle hoop opgegeven, want hij en Elisabet zijn reeds op jaren:
“Hoe weet ik of dat wel waar is? Ik ben een oude man en mijn vrouw is
al op jaren” (v.18). Hij gelooft de woorden van de engel niet; daarom
wordt hij met verstomming geslagen: “Hij maakte gebaren naar hen en bleef
stom.” (v.22) Uit deze verstomming ontsproot nieuwe hoop.:
“Maar jij zult zwijgen en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit gebeurt,
omdat je mijn woorden niet hebt geloofd; maar die zullen echter op hun tijd
in vervulling gaan.” (v.20)
Het verhaal vertelt het gebeuren van een toestand van onvruchtbaarheid
van Elisabet naar een toestand van zwangerschap. Wie heeft deze ommekeer
bewerkt? Zacharias! Want we mogen veronderstellen dat hij gemeenschap had met
zijn vrouw: “Zodra zijn tempeldienst was afgelopen ging hij naar huis.
Niet lang daarna werd zijn vrouw Elisabet zwanger.” (v.23—24a)
Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de verstomming van Zacharias? m.a.w.
wie was in staat om Zacharias van houding te veranderen. Wie kon zijn houding
van ongeloof in de mogelijkheid van de zwangerschap van zijn vrouw doen verstommen?
De engel is verantwoordelijk voor de verandering in Zacharias’ houding;
dat wordt ons verteld in het verhaal van “de engelverschijning”.
Het vormt dan ook het kernstuk van het verhaal.
Over de figuur van Johannes, de Doper, zou veel te vertellen vallen. Maar we
laten hem hier buiten beschouwing. In het verhaal van het optreden van Johannes,
de Doper, komen vele elementen tegen, die we hier aantreffen (v.l3—17).
Tijdsgegevens
“In de dagen van Herodes, de koning van Judea. . .“ (v.5)Structuur
a v.6 rechtvaardig in Gods ogen
b v,7 want Elisabet was onvruchtbaar
c v.8 Eens, toen Zacharias. .. om als priester dienst te doen
d v.9 om het heiligdom van de Heer binnen te gaan
e v.l0 stond heel het volk buiten te bidden
f v.11-20 de engelverschijning
e’ v.21 Het volk stond op Zacharias te wachten
d’ v.22 Toen hij naar buiten kwam
c’ v.23 Zodra zijn tempeldienst was afgelopen
b’ v.24 werd zijn vrouw Elisabet zwanger
a’ v.25 toen hij. .. mijn smaad onder de mensen wegnam
De engelverschijriing heeft de volgende structuur:
a. de verschijning van de engel aan Zacharias (v.11)
b. de vrees van Zacharias (v.12)
c. het woord van de engel (v.13—17)
1) het wegnemen van de vrees (v.13a)
2) de boodschap
— aankondiging van de geboorte van een zoon
— de naamgeving
— de toekomst
d. het bezwaar van Zacharias (v.l8)
e. het wederwoord van de engel
1) het wegnemen van het bezwaar (v.l9)
2) het teken (v.20)
Uit onze analyse komen we tot de volgende structuur van het verhaal:
v,5- 7: inleiding
v.8-22 : middengedeelte
v.23—25: slot.
De toestand in het slot is tegengesteld aan die van de inleiding. Het middengedeelte bewerkt de overgang.
Lc 1, | Lc 1 |
11. oofthij ( hij verscheen) | 26. apestalij (werd gezonden) |
de autooi (echter aan hem) ) | |
aggelos kuriou (de engel van de Heer) | ho aggelos Fabriijl (de engel Gabriël)) |
12. kai (en) | 29. hij de (zij achter) |
etarachthij (werd ontsteld) | epi tooi logooi dietarachthij (op het woord werd ontsteld) |
Zacharias (Zacharias) | |
idoon… (ziende) | |
13. eipen (hij zei) | kai (en) eipen (hij zei) |
de (echter) | aggelos (de engel) |
pros auton (tot hem) | autiji (haar) |
ho aggelos (de engel) | |
mij (niet) | mij (niet) |
fobou, (vrezen) | fobou, (vrezen) |
Zacharia (Zacharia) | Mariam, (Maria) |
dioti (omdat) | heures (want gij hebt gevonden) gar |
eisijkousthij (is verhoord) | charin (genade) |
hij deijtis sou, (uw bede) | para tooi Theooi (vanwege God) |
kai (en) | kai (en) |
hij gunij sou Elisabet (uw vrouw Elisabet) | idou sullijmpsiji en gastri (zie gij zult in uw schoot ontvangen) |
gennijsei (zal baren) | kai teksiji (en zij zal baren) |
huion (een zoon) | huion (een zoon) |
soi, (voor u) | |
kai kaleseis (gij zult noemen) | kai kaleseis (en gij zult noemen) |
to onoma autou (zijn naam) | to onoma autou (zijn naam) |
Iooannijn… (Johannes) | Iijsoun, (Jezus) |
15. | houtos (deze) |
estai (hij zal zijn) | estai (hij zal zijn) |
gar (want) | megas (groot) |
megas (groot) | |
enoopion kuriou… (voor het oog van God) | kai huion hupsistou klijthijsetai (en zoon van de allerhoogste zal hij genoemd worden) |
18. kai (en) | 34. |
eipen (hij zei) | eipen de (zei echter) |
Zacharias (Zacharias) | Mariam (Maria) |
pros ton aggelon (tot de engel) | pros ton aggelon (tot de engel) |
kata ti (waaraan) | pôs (hoe) |
gnoosomai (zal ik weten) | estai (zal zijn) |
touto; (dit) | touto; (dit) |
19. kai (en) | 35. kai (en) |
apokritheis (antwoordende) | apokritheis (antwoordende) |
ho aggelos (de engel) | ho aggelos (de engel) |
eipen (zei) | eipèi (zei) |
autooi… (aan hem) | autèi (tot haar) |
20. kai (en) idou… (zie) | 36. kai (en) idou… (zie) |
2. Aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper : Lc 1,5-25 | 3. Aankondiging van de geboorte van Jezus : Lc 1,26-38 |
Het gebruik van een vorm van de passieve vorm verleden tijd (passief infinitief aorist : baptisthènai : om gedoopt te worden; van het werkwoord baptizô : dopen) kan verklaard worden vanuit de redactie van Lucas zoals hieronder mag duidelijk worden.
Mc 1,5a | Mc 1,5b | Mc 1,9a | Mc 1,9b | Lc 3,7 | Lc 3,7 vervolg | Lc 3,12 | Lc 3,12 vervolg | Lc 3,21a | Lc 3,21b | |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | egeneto de en tôi (het gebeurde echter terwijl ) | kai (en) | ||||
ekseporeueto (ging uit) | ebaptizonto (zij werden gedoopt) | èlthen (ging) | ebaptisthè (hij werd gedoopt) ... | tois ekporeuomenois ochlois (aan de uitgetrokken menigten | bapthisthènai (om gedoopt te worden) | èlthon (gingen) | bapthisthènai (om gedoopt te worden) | bapthisthènai (om gedoopt te worden) | Ièsou baptisthentos (nadat Jezus werd gedoopt) | |
pros (naar) | hup' (door) | hupo (door) | hup' (door) | |||||||
auton (hem) | autou (hem) | Iôannou (Johannes) | autou (hem) | |||||||
kai (en) | eksomologoumenoi tas hamartias autôn (belijdende hun zonden) | |||||||||
pasa (geheel) | panta ton laon (het gehele volk) | |||||||||
hè (de) | hoi (de) | |||||||||
Ioudaia choora (Judese streek) | Hierosolumiatai (Jeruzalemmers) | Ièsous (Jezus) | kai telônai (ook tollenaars) | |||||||
pantes (alle) | ||||||||||
13. Optreden van Johannes de Doper : Mc 1,1-6 // Mt 3,1-6 // Lc 3,1-6 | 13. Optreden van Johannes de Doper : Mc 1,1-6 // Mt 3,1-6 // Lc 3,1-6 | 13. Optreden van Johannes de Doper : Mc 1,1-6 // Mt 3,1-6 // Lc 3,1-6 | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 3,21-22 | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 3,21-22 | 14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper : Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10 | 14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper : Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10 | 15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14 | 15. Catechese van Johannes de Doper voor verschillende standen : Lc 3,10-14 | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 3,21-22 | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 3,21-22 |
Mc 1,4 | Mc 1,9 | Lc 1,5 | Lc 1,8 | Lc 1,23 | Lc 1,41 | Lc 1,59 | Lc 1,65 | Lc 2,1 | Lc 2,6 | Lc 2,15 | Lc 3,21 |
Kai (en) | Kai (en) | kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | |||||
Egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | Egeneto (het gebeurde) | Egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | Egeneto (het gebeurde) | Egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | Egeneto (het gebeurde) |
de (echter) | de (echter) | de (echter) | hoos (zodra) | de (echter) | |||||||
en (in) | en (in) | en (in) | hoos (zodra) | hoos (zodra) | en (in) | en (in) | en (in) | en (in) | |||
ekeinais tais hijmerais (die dagen) | tais hijmerais (de dagen) | tiji hijmerai tiji ogdoiji (de dag de achtste) | tais hijmerais ekeinais (die dagen) | ||||||||
tooi (het) | tooi (het) | tooi (het) | |||||||||
Hijroodou (van Herodes) | hierateuein (uitoefenen van het priesterschap) | einai (zijn) | baptisthijnai (het gedoopt worden) | ||||||||
auton (hij) | autous ekei (zij daar) | hapanta ton laon (het hele volk) | |||||||||
eplijsthijsan (waren vervuld) | ijkousen (zij hoorde) | eplijsthijsan (waren vervuld) | |||||||||
hai hijmerai (de dagen) | (hjij Elisabeth - Elisabet) | hai hijmerai (de dagen) | |||||||||
tijs leitourgias autou (van zijn dienstwerk) | ton aspasmon tijs Marias (de groet van Maria) | tou tekein autijn (om te baren) | |||||||||
ijlthen (ging) | elache (door loting verkreeg) | apijlthen (ging hij terug) | eskirtijsen (sprong op) | ijlthon (kwamen zij) | eksijlthen (ging uit) | ||||||
Iooannijs ho baptizoon (Johannes de Doper) | hiereus tis... (een priester) | fobos (vrees) | |||||||||
Mc 1,2-6 : optreden van Johannes de Doper | Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 2,21-22 : doop van Jezus | Lc 1,5-25: aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper | Lc 1,5-25: aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper | Lc 1,5-25: aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper | Lc 1,39-56: bezoek van Maria aan Elisabet | Lc 1,57-80: geboorte van Johannes de Doper | Lc 1,57-80: geboorte van Johannes de Doper | 6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20 | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus 6. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-206. Geboorte van Jezus : Lc 2,1-20 | Lc 2,1-20 : de geboorte van Jezus 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 3,21-22 Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 2,21-22 : doop van Jezus Lc 9,51-56 : het ongastvrije samaritanerdorp Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56-24,12: vrouwen als getuigen...
18.3. Lc 3,21 c : terwijl de hemel werd geopend
14. aneôichthènai (geopend worden) . Passief infinitief aorist . Taalgebruik : anoigô (openen) , zie Js 35,5 .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. |
Mc 1,9 | Mt 3,16c | Ez 1,1 | Lc 3,21c | Hnd 10,11 | Hnd 7,56 | Joh 1,51 | Apk 19,11 |
eiden (hij zag) | kai idou (en zie) | kai (en) | kai theôrei (en hij ziet) | idou theôrô (zie ik zie) | opsesthe (gij zult zien) | kai eidon (en ik zag) | |
schizimenous (openscheurende) | èneôichthèsan (geopend werden) | (niphtechû ) ènoichthèsan (geopend werden) | aneôichthènai in het (geopend worden) | ton ouranon aneôigmenon (de hemel geopend) | tous ouranous diènoigmenous (de hemelen geopend) | ton ouranon aneôigota (de hemel geopend) | ton ouranon aneôigmenon (de hemel geopend) |
tous ouranous (de hemelen) | hoi ouranoi (de hemelen) | (hasjamajim) hoi ouranoi (de hemelen) | ton ouranon (de hemel) | ||||
(waèrèh) kai eidon (en ik zag) ... | |||||||
18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 | Ez 1 ,1-28 : het roepingsvisioen van Ezechiel | 18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 | Hnd 10,1-48 : Petrus bij Cornelius in Caesarea | Hnd 7,54-8,3 : Stefanus vermoord en de Jeruzalemse gemeente vervolgd | Joh 1,43-51 : Jezus roept Filippus en Natanaël | Apk 19,11-21 : overwinning op het beest en zijn profeet |
1. de beproever | 2. Jezus | 3. de duivel | 4. Jezus | 5. de duivel | 6. Jezus | ||||||
Mt 4,3 | Lc 4,3 | Mt 4,4 | Lc 4,4 | Mt 4,6 | Lc 4,9 | Mt 4,7 | Lc 4,12 | Mt 4,9 | Lc 4,6 | Mt 4,10 | Lc 4,8 |
kai (en) | ho de (hij echter) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | tote (toen) | kai (en) | ||
proselthôn ho peirazôn (en naderbijgekomen de beproever) | apokritheis (geantwoord) | apokrithè (antwoordde) | apokritheis (geantwoord) | apokritheis (geantwoord) | |||||||
eipen (zei hij) | eipen de (zei echter) | eipen (zei) | legei (hij zegt) | eipen (hij zei) | efè (zei) | eipen (zei) | eipen (hij zei) | eipen (hij zei) | legei (zegt) | ho Ièsous (Jezus) eipen (hij zei) | |
autôi (hem) | autôi (aan hem) | pros auton (tot hem) | autôi (aan hem) | autôi (hem) | autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | |
ho diabolos (de duivel) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho diabolos (de duivel) | ho Ièsous (Jezus) |
Lc 4,16 // Mc 6,1 | Lc 4,31 // Mc 1,21 | Mc 1,21 (// Lc 4,31) | Mc 6,1 (// Lc 4,16) | Lc 4,37 (// Mc 1,28) | Mc 1,28 (// Lc 4,37) |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | ... kai (en) | kai (en) | kai (en) |
èlthen (hij ging) | katèlthen (hij ging naar beneden) | eisporeuontai (zij gaan) | erchetai (hij gaat) | ekseporeueto (hij ging uit) ... | eksèlthen (ging uit) ... |
eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) |
Nazara (Nazaret) | Kafarnaoum (Kafarnaüm) | Kafarnaoum (Kafarnaüm) | |||
hou èn tethrammenos (waar hij was opgevoed) | polin (een stad) | tijn patrida autou ( zijn vaderstad) | panta topon (iedere plaats) | ohlèn (geheel) | |
tès Galilaias (van Galilea) | tès perichôrou (van de omgeving) | tèn perichôron (de omgeving) | |||
tès Galilaias (van Galilea) | |||||
22. Prediking te Nazaret en verwerping : Lc 4,16-20 // (Mc 6,1-6a) // Mt 13,53-58 | 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 // Mt 4,23-25; 5,1-2 // Lc 4,31 | 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 // Mt 4,23-25; 5,1-2 // Lc 4,31 | 22. Prediking te Nazaret en verwerping : Lc 4,16-20 // (Mc 6,1-6a) // Mt 13,53-58 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 |
Mc 1,22 - | Lc 4,32 . Een reactie op de leer | Lc 4,36 Een reactie op de uitdrijving van onreine geesten | Mc 1,27 We vinden bij Marcus een tweevoudige reactie : op de leer en op de uitdrijving van de onreine geest | |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | hôste (zodat) | |
exeplèsonto (zij waren buiten zichzelf) | exeplèsonto (zij waren buiten zichzelf) | sunelaloun pros allèlous legontes | suzètein autous legontas (zodat zij overlegden zeggende) | |
epi tèi didachè autou (over zijn leer) | epi tèi didachè autou (over zijn leer) | tís ho logos houtos (wat is dit woord) | tí estin touto; didachè kainè kat'exousian (wat is dit? een nieuwe leer met macht) | |
èn gar didaskôn autous (hij was lerende hen)) | de nevenschikkende zin van reden (gar = want) zet Lucas om in een ondergeschikte zin van reden | hoti (omdat) | hoti (omdat) | |
hôs exousian echôn (als macht hebbende) | en exousiai (met macht) | en exousiai en dunamei (met macht en kracht) | ||
èn (was) | epitassei (opdraagt) | kai tois pneumasi tois akathartois epitassei (en aan de onreine geesten beveelt hij) | ||
ho logos autou (zijn woord) | ||||
54. Slot van de bergrede : Mc 1,22 // Mt 7,28-29 // Lc 4,32 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 54. Slot van de bergrede : Mc 1,22 // Mt 7,28-29 // Lc 4,32 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 |
Over het algemeen houdt Lucas zich aan de uitgangspunten van Marcus, maar hij durft de tekst in een paralleltekst veranderen: Lc 4,35b : Lc 4,36; Lc 4,37. Het gebruik van het voegwoord kai (en) gebruikt zoals de marcustekst; eveneens 11X.
Mc 1,23 - Mc 1,24 | Lc 4,33 - Lc 4,34 | Mc 1,25 | Lc 4,35 a | Mc 1,26 | Lc 4,35 b | Mc 1,27 | Lc 4,36 | Mc 1,28 | Lc 4,37 | |
nevenschikkend voegwoord | kai (en) .... | kai (en) .... | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) .... | kai (en) | kai (en) | kai (en) |
werkwoord | èn (was) .... | èn (was) .... | epetimèsen autôi (hij beval hem) | epetimèsen autôi (hij beval hem) | sparaxan auton (hem latende stuiptrekken) | ripsan auton (hem werpend) | ethambèthèsan (werden met verbazing geslagen) | egeneto (er was) | exèlthen (ging uit) | exeporeueto (ging uit) |
onderwerp | anthrôpos (een mens) | anthrôpos (een mens) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | to pneuma to akatharton (de onreine geest) | to daimonion (de demon) | hapantes (allen) | thambos (verbazing) | hè akoè autou (het gerucht over hem) | èchos (weerklank - echo) |
aantal woorden | 13 + 18 (14 + 17) = 31 | 14 + 18 = 32 | 11 (van 32 tot 42) | 11 (van 33 tot 43) | 14 (van 43 tot 56) | 14 (van 44 tot 57) | 23 (van 57 tot 79) | 25 (van 58 tot 83) | 13 (van 80 tot 92) | 10 (van 83 tot 93) |
aantal lettergrepen | 28 + 33 (30 + 31 ) = 61 | 33 + 33 = 66 | 24 (van 62 tot 85) | 24 (van 67 tot 90) | 29 (van 86 tot 114) | 26 (van 91 tot 116) | 56 (van 115 tot 170) | 57 (van 116 tot 173) | 28 (van 171 tot 198) 198 = 33 x 6 | 23 (van 174 tot 196) 196 = 49 x 4 |
In Marcus wordt elke directe rede (3X) voorafgegaan door het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord legô: zeggen. In Lc 4,33 heeft Lucas het legôn (zeggende) niet.
Mc 1,23 - Mc 1,24 | Lc 4,33 - Lc 4,34 | Mc 1,25 | Lc 4,35 | Mc 1,27 | Lc 4,36 |
23b. kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | hôste (zodat) | kai (en) |
anekraxen | anekraxen (hij schreeuwde uit) - fônèi megalèi (met luide stem) toevoeging zie Mc 1,26 | epetimèsen (hij droeg op / hij beval) | epetimèsen (hij droeg op / hij beval) | suzètein (overlegden) | sunelaloun (zij spraken samen) |
autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | pros allèlous (tot elkaar) | |||
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | autous (zij) | |||
24. legôn (zeggende) | - (valt weg) | legôn (zeggende) | legôn (zeggende) | legontas (zeggende) | legontes (zeggende) |
Mc 1,23b-24a - Mc 1,23-28 - | Lc 4,33 // Mc 1,23b | Mc 1,25 | Lc 4,35 // Mc 1,25 | Mc 1,27b | Lc 4,36b // Mc 1,27b |
23b. kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | hôste (zodat) | kai (en) |
anekraxen (hij schreeuwde uit) | anekraxen (hij schreeuwde uit) - fônèi megalèi (met luide stem) toevoeging vanuit Mc 1,26 | epetimèsen (hij droeg op / hij beval) | epetimèsen (hij droeg op / hij beval) | suzètein (overlegden) | sunelaloun (zij spraken samen) |
autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | pros allèlous (tot elkaar) | |||
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | autous (zij) | |||
24. legôn (zeggende) | - (valt weg) | legôn (zeggende) | legôn (zeggende) | legontas (zeggende) | legontes (zeggende) |
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 |
In Lc 4,33 wordt daimonion (demon) toegevoegd. In Lc 4,35
vervangt to daimonion (demon) de uitdrukking to pneuma to akatharton (de onzuivere
geest).
De (semitische) formulering anthrôpos en pneumati akathartôi
(een mens met een onreine geest) zou op een verkeerde wijze kunnen begrepen
worden nl. als een mens in een onreine geest m.a.w. een mens die in een onreine
geest huist; het is het tegendeel : de onreine geest huist in de mens. Een onreine
geest, een ziekte kan je hebben, maar het behoort niet tot je wezen; integendeel,
het is beter dat je het niet hebt, want het bedreigt je geestelijke of lichamelijke
gezondheid. Lucas vervangt de formulering door een deelwoord van het werkwoord
echô (hebben) en een lijdend voorwerp.
Mc 1,23 - Mc 1,23-28 - | Lc 4,33 // Mc 1,23 | Mc 1,25 | Lc 4,35 // Mc 1,25 | Mc 1,26 | Lc 4,35 // Mc 1,26 |
anthrôpos en pneumati akathartôi (een mens met een onzuivere geest | anthrôpos echôn pneuma daimoniou akatharthou (een mens, hebbende een geest van een onzuivere demon) | ||||
kai anekraxen (en hij schreeuwde het uit) | kai anekraxen (en hij schreeuwde uit) - fônèi megalèi (met luide stem | fimôthèti (zwijg) | fimôthèti (zwijg) | kai fônèsan fônèi megalèi (- de onrine geest - roepend met luide stem ) | - |
kai exelthe ex autou (en ga uit hem uit) | kai exelthe ap' autou (en ga van hem uit) | ... to pneuma to akatharthon ... exèlthen ex autou ( ... de onreine geest ...ging uit hem uit) | ... to daimonion ... exèlthen ap'autou ( ... de demon ... ging van hem uit | ||
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 |
ripsan : aorist (verleden tijd) participium nominatief onzijdig enkelvoud ; zo ook van het werkwoord balptô : schaden, schade toebrengen
We noemen Lc 4,36 en Mc 10,24 een omgekeerde constructie. Lc 4,36 : er was verbazing over allen (verbazing overviel allen) ; omgekeerd : allen waren verbaasd. Mc 10,24 : de leerlingen echter stonden verbaasd over zijn woorden. Omgekeerd : Zijn woorden overvielen zijn leerlingen met verbazing. Gemeenschappelijk hebben Lc 4,36 en Mc 10,24 : een vorm van thamb... (verbazing) + het voorzetsel epi (over / op ) . In de vraag gebruikt Lucas het woord logos (woord) : Wat is derhalve dit woord? In Mc 10,24 heeft de verbazing betrekking op de woorden van Jezus. Natuurlijk blijft nog de vraag waarom Lucas deze verandering heeft doorgevoerd.
Mc 1,27 // Lc 4,36 - Lc 4,36 - | Lc 4,36 // Mc 1,27 - Lc 4,36- | Mc 10,24 | ||
kai (en) | kai (en) | hoi de mathètai (de leerlingen echter) | ||
hoofdwerkwoord | ethambèthèsan (waren verbaasd) | egeneto thambos (er was verbazing) | ethambounto (waren verwonderd) | |
omgekeerde constructie met thamb... (verwonderd zijn) | hapantes (allen) | epi pantas (over allen) | epi tois logois autou (over zijn woorden) | |
... ti (wat) | ... tis (wat) | |||
estin (is) | ||||
gebruik van het woord logos (woord) | touto (dit) | ho logos houtos (is dit woord - gebeuren | ||
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 |
Mc 1,27 // Lc 4,36 - Lc 4,36 - Mc 1,27 - | Lc 4,36 // Mc 1,27 - Lc 4,36 - Mc 1,27 - | Mc 4,41 // Mt 8,27 // Lc 8,25 - Mc 4,41 - Mc 1,27 - | |||
kai (en) | kai (en) | eerste van de twee nevenschikkende zinnen, ingeleid door kai = en | kai (en) | ||
ethambèthèsan (waren verbaasd) | egeneto thambos (er was verbazing) | efobèthèsan fobon megan (zij werden door een grote vrees bevangen) | |||
hapantes (allen) | epi pantas (over allen) | ||||
hôste + infinitief om het mogelijk gevolg aan te duiden | 27. hôste (zodat) | kai (en) | tweede van de twee nevenschikkende zinnen, ingeleid door kai = en | 41. kai (en) | |
suzèteô = sun-zèteô | suzètein | een werkwoord met de samenstelling met sun- samen | sunelaloun (spraken samen) | werkwoord, in de imperfectumvorm (O.V.T.) | elegon (zeiden) |
onderwerp van de infinitiefzin in de accusatief | autous (zij) | pros allèlous (tot elkaar) | nadere bepaling bij het werkwoord (voorzetsel pros= tot + accusatief) | pros allèlous (tot elkaar) | |
legontas (zeggende) | bijstelling bij het onderwerp; het leidt de direte vraagzin in. | legontes (zeggende) | |||
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 142. Het bedaren van de storm : Mc 4,35-41 // (Mt 8,23-27) // Lc 8,22-25 |
55.4.3. Lc 4,36c : de vraag
Lc 4,31-37 beschouwt Mc 1,21-28 als twee pericopen: de ene over de leer, de andere over het wonderverhaal. De dubbele reactie van Mc 1,27 verdeelt hij over de twee afzonderlijke pericopen en werkt het parallel uit.
Mc 1,27 // Lc 4,36 | Lc 4,36 // Mc 1,27 | Mc 4,41 // Mt 8,27 // Lc 8,25 | Lc 8,25 // Mc 4,41 // Mt 8,27 | ||
hoofdzin; -vragend voornaamwoord | ti (wat) | tis (wat) | tis (wie) | de hoofdzin is overgenomen van Marcus; vragend voornaamwoord | tis (wie) |
estin (is) | |||||
touto (dit) | ho logos houtos (is dit woord - gebeuren | ara houtos estin (derhalve deze is) | vragende zin | ara houtos estin (derhalve deze is) | |
ondergeschikte zin: tweevouding ; eerste zin van reden | hoti en eksousiai en dunamei (omdat in macht en kracht | de ondergeschikte zin van reden komt in woordkeuze als woordvolgorde overeen met Mc 1,27 | hoti (omdat) | ||
kai tois pneumasi tois akathartois (en aan de onreine geesten) | epitassei tois akathartois pneumasin (hij beveelt aan de onreine geesten) | hoti kai ho anemos kai hè thalassa | kai tois anemois (en aan de winden) | ||
werkwoord in de O.T.T. | epitassei (draagt hij op) | epitassei kai tôi hudati (draagt hij op) | |||
tweede zin; nevenschikkend, van de ondergeschikte zin van reden | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||
werkwoord in de O.T.T. | hupakousin (zij gehoorzamen) | ekserchontai (zij gaan uit) | hupakouei (gehoorzaamt) | hupakousin (zij gehoorzamen) | |
autôi (hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | |||
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 142. Het bedaren van de storm : Mc 4,35-41 // (Mt 8,23-27) // Lc 8,22-25 | 142. Het bedaren van de storm : Mc 4,35-41 // (Mt 8,23-27) // Lc 8,22-25 |
Mc 1,28 // Lc 4,37 | Lc 4,37 // Mc 1,28 | |
nevenschikkend voegwoord | kai (en) | kai (en) |
werkwoord | eksèlthen (ging uit) | ekseporeueto (ging uit) |
hè | ||
onderwerp | akoè (het gehoor - gerucht) | èchos (weerklank) |
autou (over hem) | peri autou (over hem) | |
euthus (onmiddellijk) | ||
pantachou (overal) | ||
bepaling van plaats | eis (naar) | eis (naar |
holèn (geheel) | panta topon (elke plaats) | |
tèn perichôron (de omgeving) | tès perichôrou (van de omgeving) | |
tès Galilaias (van Galilea) | ||
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 |
Mc 1,28 // Lc 4,37 | Lc 4,37 // Mc 1,28 | Mc 1,45 // Lc 5,15 | Lc 5,15 // Mc 1,45 | Lc 7,17 | Lc 7,17 (b) | Lc 4,14 |
kai (en) | kai (en) | ho de ekselthoon ijrksato ... (hij echter zich verwijderd hebbende van hem begon hij...) | kai (en) | kai (en) | ||
eksijlthen (ging uit) | ekseporeueto (ging uit) | diafiujmizein (bekend maken) | diijrcheto de mallon (verspreidde zich echter meer) | eksijlthen (ging uit) | fijmij eksijlthen (faam ging uit) | |
hij | ho (het) | ho (het) | ||||
akoij (het gehoor - gerucht) | ijchos (weerklank) | ton logon (het gebeuren) | logos (woord) | logos houtos (dit woord - gebeuren) | ||
autou (over hem) | peri autou (over hem) | peri autou (over hem) | peri autou (over hem) | |||
euthus (onmiddellijk) | kai (en) | |||||
pantachou (overal) | ||||||
eis (naar) | eis (naar | en (in) | kath' (over) | |||
holijn (geheel) | panta topon (elke plaats) | holiji (geheel) | pasiji (geheel) | holijs (geheel) | ||
tijn perichooron (de omgeving) | tijs perichoorou (van de omgeving) | tiji Ioudaiai (Judea) | tiji perichoorooi (de omgeving) | tijs perichoorou (de omgeving) | ||
tijs Galilaias (van Galilea) | ||||||
peri autou (over hem) | ||||||
55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 55. Uitdrijving van een demon : Mc 1,23-28 // Lc 4,33-37 | 63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 // (Mt 8,2-4) // Lc 5,12-16 | 63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 // (Mt 8,2-4) // Lc 5,12-16 | 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 | 110. De zoon van de weduwe van Naïn : Lc 7,11-17 | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 // Mt 4,12-17 // Lc 4,14-15 |
We zien een aantal overeenkomsten tussen Lc 4,16 en Hnd 13,14 : (1) het gebruik van een vorm van het werkwoord eiserchomai (gaan naar) . (2) de tijdsbepaling . (3) de plaatsbepaling .
In Nazaret treedt Jezus voor het eerst op . De aangehaalde schrifttekst (De geest van de Heer rust op mij) roept herinneringen op aan Lc 3,21 - Lc 3,22 (het doopsel van Jezus) en Lc 1,34 (de boodschap van de engel aan Maria) . In dat verband wordt Jezus zoon van God genoemd .
Het Griekse woord Christos is vertaling van het Hebreeuwse woord Massiach (Messias) . Christus betekent gezalfde . Het woord Christos is afkomstig van het Griekse woord chriô : zalven . Dat woord staat in Js 61,1 dat Lucas citeert in Lc 4, . In het N.T. komt de verbinding van zalven en heilige geest niet zo veelvuldig voor .
Lc 4,18 | Hnd 10,38 | Heb 1,9 | ||
hou heineken (daarom) | hôs (toen) | dia touto (daarom) | ||
echrisen (heeft Hij gezalfd) | echrisen (heeft Hij gezalfd) | echrisen (heeft Hij gezalfd) | ||
me (mij) | auton (hem) | se (u) | ||
ho theos (Hij = God) | ho theos, ho theos sou (God, uw God) | |||
pneumati hagiô kai dunamei (met heilige geest en met kracht) | elaion agalliaseôs (met olie van vreugde) | |||