LUCASEVANGELIE, ZESDE HOOFDSTUK , LC 6 -
- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -
- Lc 6 -- Lc 6,17.20-26 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

Overzicht van het Lucasevangelie : Lc 1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc 5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc 9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 ,
Tekstuitleg per pericope - Lc 6,1-5 - Lc 6,6-11 - Lc 6,12-16 - Lc 6,17-20a - Lc 6,20b-23 - Lc 6,24-26 - Lc 6,27-36 - Lc 6,37-38 - Lc 6,39 - Lc 6,40 - Lc 6,41-42 - Lc 6,43-45 - Lc 6,46 - Lc 6,47-49 -
Tekstuitleg vers per vers : Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 - Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 - Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 - Lc 6,17 - Lc 6,18 - Lc 6,19 - Lc 6,20 - Lc 6,21 - Lc 6,22 - Lc 6,23 - Lc 6,24 - Lc 6,25 - Lc 6,26 - Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 - Lc 6,37 - Lc 6,38 - Lc 6,39 - Lc 6,40 - Lc 6,41 - Lc 6,42 - Lc 6,43 - Lc 6,44 - Lc 6,45 - Lc 6,46 - Lc 6,47 - Lc 6,48 - Lc 6,49 -
Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel        

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts (Vlaams Blok) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- taalgebruik -
- Bijbel in het algemeen , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , Nieuwe Testament , Evangelies , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het zesde hoofdstuk van het Lucasevangelie :
94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5
95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14
97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16
98. Volkstoeloop en genezingen : Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a
99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12
100. De weespreuken : Lc 6,24-26
101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36
102. Oordelen : Lc 6,37-38 - Mt 7,1-5
103. Als blinden blinden gidsen : Lc 6,39 - Mt 15,10-20
104. De leerling niet boven de leraar : Lc 6,40 - Mt 10,24-25
105. De splinter en de balk : Lc 6,41-42 - Mt 7,1-5
106. De boom en zijn vrucht : Lc 6,43-45 - Mt 7,15-20
107. Belijden en doen : Lc 6,46 - Mt 7,21-23
108. Het huis met of zonder fundament : Lc 6,47-49 - Mt 7,24-27

In volgende tabel worden een reeks inleidingen met elkaar vergeleken vooral met het oog op de inleiding in Lc 6,6. Lc 6,6 is parallel aan Mc 3,1. Hieraan heeft Lucas het binnengaan in de synagoge ontleend. De constructie met egeneto (het gebeurde) gelijkt heel sterk op de inleiding van Lc 6,1. Die heeft Lucas ontleend aan Mc 2,23, de paralleltekst.

Mc 1,21 Mc 3,1 // Lc 6,6 - Mc 3,1-6 - Lc 6,6 - Lc 6,6-11 - Lc 7,36 Lc 14,1 - Lc 14,1-6 - Mc 2,23 // Lc 8,1 Lc 6,1
kai euthus (en terstond) kai (en) egeneto de (het gebeurde echter) kai (en) kai egeneto (en het gebeurde) kai egeneto (en het gebeurde) egeneto de (het gebeurde echter)
tois sabbasin (op sabbat)   en heterôi sabbatôi (op een andere sabbat)     auton en tois sabbasin (hij op sabbat) en sabbatôi (op een sabbat)
eiselthôn (binnengegaan zijnde) eisèlthen (hij ging binnen) eiselthein auton (in het binnengaan - hij -) eiselthôn (binnengegaan zijnde) en tôi elthein auton (in het gaan - hij - ) paraporeuesthai (langs gaan) diaporeuesthai (in het doortrekken)
  palin (opnieuw)          
eis (in) eis (in) eis (in) eis (in) eis (in) dia (door) dia (door)
tèn sunagôgèn (de synagoge) sunagôgèn (een synagoge) tèn sunagôgèn (de synagoge) ton oikon tou Farisaiou (in het huis van de Farizeeër) oikon tôn archontôn tôn Farisaiôn (het huis van de leiders van de Farizeeën) tôn sporimôn (de korenvelden) sporimôn (de korenvelden)
 edidasken (onderrichtte hij)   kai didaskein (en het leren) 36a ... hina fagèi met'autou (opdat hij met hem zou eten) sabbatôi fagein arton (op sabbat om brood te eten)    
 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 // Mt 4,23-25; 5,1-2 // Lc 4,31 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - 115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 ) 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - 94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5 94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5

94. Aren uittrekken op sabbat : Lc 6,1-5 - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 -

Lc 6,1 - Lc 6,1 : 94. Aren uittrekken op sabbat - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:1 egeneto de en sabbatô* diaporeuesthai auton dia sporimôn kai etillon oi mathètai autou kai èsthion tous stachuas psôchontes tais chersin 1 factum est autem in sabbato secundoprimo cum transiret per sata vellebant discipuli eius spicas et manducabant confricantes manibus     1 En het geschiedde op den tweeden eersten sabbat, dat Hij door het gezaaide ging; en Zijn discipelen plukten aren, en aten ze, die wrijvende met de handen.   [1] Terwijl Hij op een sabbat door de korenvelden liep, plukten zijn leerlingen aren. Ze wreven die tussen hun handen en aten ervan.  [1] Toen Jezus op sabbat eens door de korenvelden liep, begonnen zijn leerlingen aren te plukken. Ze wreven die stuk tussen hun handen en aten ervan.   1 ¶ Het geschiedt op een sabbat dat zijn tocht door de zaailanden voert; als zijn leerlingen hebben geplukt en gegeten –door de aren fijn te wrijven met hun handen–  1. Or il advint, un sabbat, qu'il traversait des moissons, et ses disciples arrachaient et mangeaient des épis en les froissant de leurs mains.  

King James Bible . [1] And it came to pass on the second sabbath after the first, that he went through the corn fields; and his disciples plucked the ears of corn, and did eat, rubbing them in their hands.
Luther-Bibel . 1 Und es begab sich an einem Sabbat, dass er durch ein Kornfeld ging; und seine Jünger rauften Ähren aus und zerrieben sie mit den Händen und aßen.

Tekstuitleg van Lc 6,1 .

3. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

Lc 6,2 - Lc 6,2 : 94. Aren uittrekken op sabbat - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:2 tines de tôn farisaiôn eipan ti poieite o ouk exestin tois sabbasin  2 quidam autem Pharisaeorum dicebant illis quid facitis quod non licet in sabbatis    2 En sommigen der Farizeën zeiden tot hen: Waarom doet gij, wat niet geoorloofd is te doen op de sabbatten?  [2] Enkele farizeeën zeiden toen: ‘Waarom* doen jullie iets dat op sabbat niet mag?’   [2] Enkele Farizeeën zeiden echter: ‘Waarom doet u iets dat op sabbat niet mag?’  2 zeggen enkelen van de farizeeërs: waarom doet ge wat niet mag op de sabbat?   2. Mais quelques Pharisiens dirent : « Pourquoi faites-vous ce qui n'est pas permis le jour du sabbat ? » 

King James Bible . [2] And certain of the Pharisees said unto them, Why do ye that which is not lawful to do on the sabbath days?
Luther-Bibel . 2 Einige der Pharisäer aber sprachen: Warum tut ihr, was am Sabbat nicht erlaubt ist?

Tekstuitleg van Lc 6,2 .

Lc 6,3 - Lc 6,3 : 94. Aren uittrekken op sabbat - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:3 kai apokritheis pros autous eipen | [o] | o | ièsous oude touto anegnôte o epoièsen dauid ote epeinasen autos kai oi met autou | | [ontes] 3 et respondens Iesus ad eos dixit nec hoc legistis quod fecit David cum esurisset ipse et qui cum eo erant    3 En Jezus, hun antwoordende, zeide: Hebt gij ook dat niet gelezen, hetwelk David deed, wanneer hem hongerde, en dengenen, die met hem waren?   [3] Jezus antwoordde hun: ‘Hebt u dan niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger kregen.  [3] Jezus antwoordde: ‘Hebt u dan niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger hadden,   3 Ten antwoord aan hen zegt Jezus: hebt u dat nooit gelezen, wat David deed toen hij honger leed,– en die met hem waren?–  3. Jésus leur répondit : « Vous n'avez donc pas lu ce que fit David, lorsqu'il eut faim, lui et ses compagnons, 

King James Bible . [3] And Jesus answering them said, Have ye not read so much as this, what David did, when himself was an hungred, and they which were with him;
Luther-Bibel . 3 Und Jesus antwortete und sprach zu ihnen: Habt ihr nicht das gelesen, was David tat, als ihn hungerte, und die, die bei ihm waren?

Tekstuitleg van Lc 6,3 . Het vers Lc 6,3 telt 21 (3 X 7) woorden en 102 (2 X 3 X 17) letters . De getalwaarde van Lc 6,3 is 10921 (67 X 163) .

Lc 6,3.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

Lc 6,3.12. act. ind. aor. 3de p. enk. epoièsen (hij deed) . van het werkw. poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het N.T. : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in Mc : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in Lc : poieô (doen, maken) .
Lc (14) : (1) Lc 1,49 . (2) Lc 1,51 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 3,19 . (5) Lc 5,29 . (6) Lc 6,3 . (7) Lc 6,10 . (8) Lc 8,8 . (9) Lc 8,39 . (10) Lc 11,40 . (11) Lc 16,8 . (12) Lc 17,9 . (13) Lc 19,18 . (14) Lc 23,22 . Een vorm van poieô (doen, maken) in Lc 6 (13) : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,3 . (3) Lc 6,10 . (4) Lc 6,11 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,26 . (7) Lc 6,27 . (8) Lc 6,31 . (9) Lc 6,33 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,46 . (12) Lc 6,47 . (13) Lc 6,49 .

Lc 6,3.:13. dauid (David) . Taalgebruik in het N.T. : dauid (David) . Taalgebruik in Mc : dauid (David) .
Lc (12) : (1) Lc 1,27 . (2) Lc 1,32 . (3) Lc 1,69 . (4) Lc 2,4 . (5) Lc 2,11 . (6) Lc 3,31 . (7) Lc 6,3 . (8) Lc 18,38 . (9) Lc 18,39 . (10) Lc 20,41 . (11) Lc 20,42 . (12) Lc 20,44 .

15. act. ind. aor. 3de pers. enk. epeinasen (hij had honger) van het werkw. peinaô (hongeren, honger hebben) . Taalgebruik in het N.T. : peinaô (hongeren, honger hebben) . Taalgebruik in Lc : peinaô (hongeren, honger hebben) . Lc (2) : (1) Lc 4,2 . (2) Lc 6,3 . Een vorm van peinaô (hongeren, honger hebben) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 1,53 . (2) Lc 4,2 . (3) Lc 6,3 . (4) Lc 6,21 . (5) Lc 6,25 .

Lc 6,4 - Lc 6,4 : 94. Aren uittrekken op sabbat - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:4 [ôs] eisèlthen eis ton oikon tou theou kai tous artous tès protheseôs labôn efagen kai edôken tois met autou ous ouk exestin fagein ei mè monous tous iereis  4 quomodo intravit in domum Dei et panes propositionis sumpsit et manducavit et dedit his qui cum ipso erant quos non licet manducare nisi tantum sacerdotibus     4 Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, en de toonbroden genomen en gegeten heeft, en ook gegeven dengenen, die met hem waren, welke niet zijn geoorloofd te eten, dan alleen den priesteren.   [4] Dat hij het huis van God binnenging en de offerbroden meenam, ervan at en ze ook aan zijn metgezellen gaf, hoewel alleen priesters die mogen eten?’   [4] hoe hij het huis van God binnenging, de toonbroden nam, ervan at en ze uitdeelde aan zijn mannen, ook al mogen alleen de priesters van die broden eten?’  4 hoe hij inging tot het huis van de Heer en ‘de broden van de voorlegging’ heeft genomen, ze heeft gegeten en gegeven aan die met hem waren,– die niemand mag eten dan alleen de geheiligden!  4. comment il entra dans la demeure de Dieu, prit les pains d'oblation, en mangea et en donna à ses compagnons, ces pains qu'il n'est permis de manger qu'aux seuls prêtres ? » 

King James Bible . [4] How he went into the house of God, and did take and eat the shewbread, and gave also to them that were with him; which it is not lawful to eat but for the priests alone?
Luther-Bibel . 4 Wie er in das Haus Gottes ging und die Schaubrote nahm und aß, die doch niemand essen durfte als die Priester allein, und wie er sie auch denen gab, die bei ihm waren?

Tekstuitleg van Lc 6,4 . Het vers Lc 6,4 telt 30 (2 X 3 X 5) woorden en 127 letters . De getalwaarde van Lc 6,4 is 15557 (47 X 331) .

Lc 6,4.1. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het N.T. : hôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : hôs (zoals) . Lc (49) . Lc 6 (3) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,22 . (3) Lc 6,40 .

Lc 6,4.2. ind. aor. 3de pers. enk. eisèlthen (hij ging binnen) van het werkw. eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het N.T. : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai (binnengaan) . Lc (12) : In twaalf verzen bij Lc : (1) Lc 1,40 . (2) Lc 4,16 . (3) Lc 4,38 . (4) Lc 6,4 . (5) Lc 7,1 . (6) Lc 8,30 . (7) Lc 9,46 . (8) Lc 10,38 . (9) Lc 17,27 . (10) Lc 19,7 . (11) Lc 22,3 . (12) Lc 24,29 . Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 45 verzen , in Lc 6 in 2 verzen : (4) Lc 6,4 . (2) Lc 6,6 .

Lc 6,4.2. - 3. eisèlthen eis (hij / zij ging binnen in) . (7 / 12) : (1) Lc 1,40 . (2) Lc 4,38 . (3) Lc 6,4 . (4 ) Lc 7,1 . (5) Lc 8,30 . (6) Lc 10,38 . (7) Lc 17,27 .

Lc 6,4.5. acc. mann. enk. oikon van het zelfst. naamw. oikos (huis) . Taalgebruik in het N.T. : oikos (huis) . Taalgebruik in Lc : oikos (huis) .
Lc (19) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,33 (epi ton oikon = over het huis) . (3) Lc 1,40 . (4) Lc 1,56 . (5) Lc 5,24 . (6) Lc 5,25 . (7) Lc 6,4 . (8) Lc 7,10 .  (9) Lc 7,36 . (10) Lc 8,39 . (11) Lc 8,41 . (12) Lc 9,61 .   (13) Lc 11,17 . (14) Lc 11,24 . (15) Lc 12,39 . (16) Lc 14,1 . (17) Lc 15,6 . (18) Lc 16,27 . (19) Lc 18,14 . Een vorm van oikos (huis) in Lc in 32 verzen .

Lc 6,4.3. - 5. eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,40 . (3) Lc 1,56 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 5,25 . (6) Lc 6,4 . (7) Lc 7,10 . (8) Lc 8,39 . (9) Lc 8,41 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 10,38 . (12) Lc 11,24 . (13) Lc 15,6 . (14) Lc 16,27 . (15) Lc 18,14 . (16) Lc 22,54 .

Lc 6,4.2. - 5. eisèlthen eis ton oikon (hij / zij ging binnen in het huis) . Lc (2) : (1) Lc 1,40 . (2) Lc 6,4 .

10. acc. mann. mv. artous van het zelfst. naamw. artos (brood) . Taalgebruik in het N.T. : artos (brood) . Taalgebruik in Lc : artos (brood) . Taalgebruik in Hnd : artos (brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos (brood) . Hebr. lèchèm (brood) . Taalgebruik in Tenach : lèchèm (brood) . Lat. panis . Fr. pain . N. brood . D. Brot . E. bread . Lc (3) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 11,5 . Bijbel (93) . LXX (65) . N.T. (28) . Een vorm van artos (brood) in Lc in 16 verzen : (1) Lc 4,3 . (2) Lc 4,4 . (3) Lc 6,4 . (4) Lc 7,33 . (5) Lc 9,3 . (6) Lc 9,13 . (7) Lc 9,16 . (8) Lc 11,3 . (9) Lc 11,5 . (10) Lc 11,11 . (11) Lc 14,1 . (12) Lc 14,15 . (13) Lc 15,17 . (14) Lc 22,19 . (15) Lc 24,30 . (16) Lc 24,35 . In Lc : 7 vormen van artos (brood) in 16 verzen in 9 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van artos (brood) in 5 verzen in 3 / 28 hoofdstukken . Een vorm van artos (brood) , in het N.T. (97) , in de LXX (307) .

13. act. part. aor. nom. mann. enk. labôn van het werkw. lambanô (nemen) . Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô (nemen) . Taalgebruik in het N.T. : lambanô (nemen) . Hebr. nâthan (nemen) . Taalgebruik in Tenach : nâthan (nemen) . Lat. accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) . Fr. prendre . N. nemen . D. nehmen . E. take . Lc (7) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 13,19 . (4) Lc 20,29 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,43 . LXX (40) . N.T. (46) . In Lc : X vormen van lambanô (nemen) in 23 verzen in 11 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van lambanô (nemen) in 29 verzen in 18 / 28 hoofdstukken . Een vorm van lambanô (nemen) in het N.T. (258) , in de LXX (1335) .

Lc 6,4.25. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .

Lc 6,5 - Lc 6,5 : 94. Aren uittrekken op sabbat - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,1 - Lc 6,2 - Lc 6,3 - Lc 6,4 - Lc 6,5 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:5 kai elegen autois kurios estin tou sabbatou o uios tou anthrôpou 5 et dicebat illis quia dominus est Filius hominis etiam sabbati     5 En Hij zeide tot hen: De Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat.  [5] ‘De Mensenzoon is ook Heer van de sabbat’, zei Hij.   [5] En hij voegde eraan toe: ‘De Mensenzoon is heer en meester over de sabbat.’  5 Ook heeft hij tot hen gezegd: heer over de sabbat is de mensenzoon!  5. Et il leur disait : « Le Fils de l'homme est maître du sabbat. » 

King James Bible . [5] And he said unto them, That the Son of man is Lord also of the sabbath.
Luther-Bibel . 5 Und er sprach zu ihnen: Der Menschensohn ist ein Herr über den Sabbat.

Tekstuitleg van Lc 6,5 .

95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Lc 6,6-11 - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -

Lc 6,6 - Lc 6,6 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:6 egeneto de en eterô sabbatô eiselthein auton eis tèn sunagôgèn kai didaskein kai èn anthrôpos ekei kai è cheir autou è dexia èn xèra   6 factum est autem et in alio sabbato ut intraret in synagogam et doceret et erat ibi homo et manus eius dextra erat arida    6 En het geschiedde ook op een anderen sabbat, dat Hij in de synagoge ging, en leerde. En daar was een mens, en zijn rechterhand was dor.   [6] Op een andere sabbat ging Hij naar de synagoge en gaf er onderricht. Daar was iemand wiens rechterhand verschrompeld was. 
[6] Op een andere sabbat ging hij naar de synagoge, waar hij onderricht gaf. Daar was ook iemand met een verschrompelde rechterhand.  
6 Het geschiedt op een andere sabbat: hij komt binnen in de synagoge en geeft onderricht; er is daar een mens wiens rechterhand verdord is.  6. Or il advint, un autre sabbat, qu'il entra dans la synagogue, et il enseignait. Il y avait là un homme dont la main droite était sèche. 

King James Bible . [6] And it came to pass also on another sabbath, that he entered into the synagogue and taught: and there was a man whose right hand was withered.
Luther-Bibel . 6 Es geschah aber an einem andern Sabbat, dass er in die Synagoge ging und lehrte. Und da war ein Mensch, dessen rechte Hand war verdorrt.

>
       
       

Tekstuitleg van Lc 6,6 .

3. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

12. didaskein (onderwijzen, leren) . Verwijzing : didaskô (onderrichten - onderwijzen) , zie Mc 1,45 . Infinitief praesens . In dertien verzen in het N.T. . In één vers bij Lucas : (6) Lc 6,6 (eiselthein ... kai didaskein = binnengaan en onderrichten) . In vier verzen in Hnd : (8) Hnd 1,1 (poiein te kai didaskein = doen evenals onderrichten) . (9) Hnd 4,2 : dia to didaskein autous ton laon = omdat zij het volk onderrichtten in de tempel . (10) Hnd 4,18 : mède didaskein epi tôi onomati tou Ièsou = noch te onderrichten in de naam van Jezus . (een duidelijke verwijzing naar Hnd 4,2) . (11) Hnd 5,28 : mè didaskein epi tôi onomati toutôi = noch te onderrichten in deze naam .

Lc 6,7 - Lc 6,7 -95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:7 paretèrounto de auton oi grammateis kai oi farisaioi ei en tô sabbatô therapeuei ina eurôsin katègorein autou  7 observabant autem scribae et Pharisaei si in sabbato curaret ut invenirent accusare illum    7 En de Schriftgeleerden en de Farizeën namen Hem waar, of Hij op den sabbat genezen zou; opdat zij enige beschuldiging tegen Hem mochten vinden.  [7] De schriftgeleerden en de farizeeën letten op Hem, om te zien of Hij op sabbat genezingen verrichtte; dan zouden ze Hem kunnen aanklagen.  [7] De schriftgeleerden en de Farizeeën letten op hem om te zien of hij op sabbat iemand zou genezen, want dan zouden ze hem op grond daarvan kunnen aanklagen.  7 De schriftgeleerden en de farizeeërs hielden hem al in het oog of hij op de sabbat zou helen,– om iets te vinden voor een aanklacht tegen hem;  7. Les scribes et les Pharisiens l'épiaient pour voir s'il allait guérir, le sabbat, afin de trouver à l'accuser. 

King James Bible . [7] And the scribes and Pharisees watched him, whether he would heal on the sabbath day; that they might find an accusation against him.
Luther-Bibel . 7 Aber die Schriftgelehrten und Pharisäer lauerten darauf, ob er auch am Sabbat heilen würde, damit sie etwas fänden, ihn zu verklagen.

>
       
       

Tekstuitleg van Lc 6,7 .

10. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

16. act. inf. praes. katègorein van het werkw. katègoreô (iemand van iets beschuldigen) . Taalgebruik in het N.T. : katègoreô (iemand van iets beschuldigen) . Taalgebruik in Lc : katègoreô (iemand van iets beschuldigen) . Taalgebruik in Hnd : katègoreô (iemand van iets beschuldigen) . Lc (2) : (1) Lc 6,7 . (2) Lc 23,2 . Een vorm van katègoreô (iemand van iets beschuldigen) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 6,7 . (2) Lc 11,54 . (3) Lc 23,2 . (4) Lc 23,10 . (5) Lc 23,14 . In Lc : 4 vormen van katègoreô (iemand van iets beschuldigen) in 3 hoofdstukken in 5 verzen . In Hnd : 7 vormen van katègoreô (iemand van iets beschuldigen) in 4 hoofdstukken in 9 verzen .

Lc 6,8 - Lc 6,8 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:8 autos de èdei tous dialogismous autôn eipen de tô andri tô xèran echonti tèn cheira egeire kai stèthi eis to meson kai anastas estè  8 ipse vero sciebat cogitationes eorum et ait homini qui habebat manum aridam surge et sta in medium et surgens stetit    8 Doch Hij kende hun gedachten, en zeide tot den mens, die de dorre hand had: Rijs op, en sta in het midden. En hij opgestaan zijnde, stond over einde.   [8] Maar Hij wist wat ze dachten en zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Sta op en kom naar voren.’ En hij stond op en kwam.  [8] Maar hij wist wat ze van plan waren en zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Sta op en kom in het midden staan.’ Dat deed de man.  8 maar hij wist van hun overleggingen; hij zegt tot de man die de verdorde hand heeft: waak op en kom in het midden staan! En hij staat op en komt daar staan.  8. Mais lui connaissait leurs pensées. Il dit donc à l'homme qui avait la main sèche : « Lève-toi et tiens-toi debout au milieu. » Il se leva et se tint debout.  

King James Bible . [8] But he knew their thoughts, and said to the man which had the withered hand, Rise up, and stand forth in the midst. And he arose and stood forth.
Luther-Bibel . 8 Er aber merkte ihre Gedanken und sprach zu dem Mann mit der verdorrten Hand: Steh auf und tritt hervor! Und er stand auf und trat vor.

>
       
       

Tekstuitleg van Lc 6,8 .

Lc 6,9 - Lc 6,9 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:9 eipen de | [o] | o | ièsous pros autous eperôtô umas ei exestin tô sabbatô agathopoièsai è kakopoièsai psuchèn sôsai è apolesai  9 ait autem ad illos Iesus interrogo vos si licet sabbato bene facere an male animam salvam facere an perdere     9 Zo zeide dan Jezus tot hen: Ik zal u vragen: Wat is geoorloofd op de sabbatten, goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden, of te verderven?   [9] Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Ik vraag u of men op sabbat goed mag doen of kwaad, een leven mag redden of verloren laten gaan.’  [9] Jezus zei tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: ‘Ik vraag u of men op sabbat goed mag doen of kwaad, of men een leven mag redden of verloren laten gaan.’  9 Jezus zegt tot hen: ik stel de vraag aan jullie of het mag: op de sabbat goeddoen, of liever kwaad doen?– een levende ziel redden of liever verloren laten gaan!   9. Puis Jésus leur dit : « Je vous le demande : est-il permis, le sabbat, de faire le bien plutôt que de faire le mal, de sauver une vie plutôt que de la perdre ? »  

King James Bible . [9] Then said Jesus unto them, I will ask you one thing; Is it lawful on the sabbath days to do good, or to do evil? to save life, or to destroy it?
Luther-Bibel . 9 Da sprach Jesus zu ihnen: Ich frage euch: Ist's erlaubt, am Sabbat Gutes zu tun oder Böses, Leben zu erhalten oder zu vernichten?

>
       
       

Tekstuitleg van Lc 6,9 .

12. dat. onz. enk. σαββατῳ = sabbatô(i) van het zelfst. naamw. σαββατον = sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in het NT : sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in de LXX : sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in Lc : sabbaton (sabbat) .

  sabbaton (sabbat)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
3 dat. onz. enk. sabbatô(i)  19  15        10  14     
  totaal 174  109  65  10  11  20  12  10    41  53   

    Mt Mc Lc Joh syn.  ev. 
1 nom. + acc. onz. enk. sabbaton  1 : Mt 12,5 . 1 : Mc 2,27 . 2 : (1) Lc 23,54 . (2) Lc 23,56 5 : (1) Joh 5,9 . (2) Joh 5,10 . (3) Joh 5,18 . (4) Joh 9,14 . (5) Joh 9,16 .
2 gen. onz.  enk. sabbatou 1 : Mt 12,8 . 4 : (1) Mc 2,28 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 16,1 . (4) Mc 16,9 . 5 : (1) Lc 6,5 . (2) Lc 13,14 . (3) Lc 13,16 . (4) Lc 14,5 . (5) Lc 18,12 1 : Joh 19,31 . 10 : (1) Mt 12,8 // Mc 2,28 // Lc 6,5 . (2) Mc 6,2 // Lc 4,16 . 11 
3 dat. onz. enk. sabbatô(i)  2 : (1) Mt 12,2 . (2) Mt 24,20 .   8 : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,9 . (5) Lc 13,14 . (6) Lc 13,15 . (7) Lc 14,1 . (8) Lc 14,3 . 4 : (1) Joh 5,16 . (2) Joh 7,22 . (3) Joh 7,23 . (4) Joh 19,31 . 10 : (1) Mt 12,2 // Mc 2,24 // Lc 6,2 . 14 
5 gen. onz. mv. sabbatôn  1 : Mt 28,1 . 1 : Mc 16,2 . 2 : (1) Lc 4,16 . (2) Lc 24,1 2 : (1) Joh 20,19 . (2) Joh 20,19 4 : 6 : (1) Mt 24,20 // Mc 16,2 (// Lc 24,1 // Joh 20,1
6 dat. onz. mv. sabbasin  5 : (1) Mt 12,1 . (2) Mt 12,5 . (3) Mt 12,10 . (4) Mt 12,11 . (5) Mt 12,12 5 : (1) Mc 1,21 . (2) Mc 2,23 . (3) Mc 2,24 . (4) Mc 3,2 . (5) Mc 3,4 . 3 : (1) Lc 4,31 . (2) Lc 6,2 . (3) Lc 13,10 .   13 : (1) Mt 12,1 // Mc 2,23 // Lc 6,1 . (2) Mt 12,10 // Mc 3,2 // Lc 6,7 . (3) Mt 12,12 // Mc 3,4 // Lc 6,9 . (4) Mc 1,21 // Lc 4,31 . 13 
  totaal 10  11  20  12  41  53 

16. acc. vr. enk. ψυχην = psuchèn van het zelfst. naamw. ψυχη = psuchè (adem, geest, leven) . Taalgebruik in het NT : psuchè (adem, geest, leven) . Taalgebruik in de LXX : psuchè (adem, geest, leven) . Lc (6) : (1) Lc 2,35 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 9,24 . (4) Lc 12,20 . (5) Lc 14,26 . (6) Lc 17,33 . Een vorm van ψυχη = psuchè in de LXX (976) , in het NT (101) , in Lc (13) : (1) Lc 1,47 . (2) Lc 2,35 . (3) Lc 6,9 . (4) Lc 9,24 . (5) Lc 9,56 . (6) Lc 10,27 . (7) Lc 12,19 . (8) Lc 12,20 . (9) Lc 12,22 . (10) Lc 12,23 . (11) Lc 14,26 . (12) Lc 17,33 . (13) Lc 21,19 .

  psuchè (adem, geest, leven)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  acc. vr. enk. psuchèn   289  254  35  16  24 

19. act. inf. aor. απολεσαι = apolesai van het werkw. απολλυμι = apollumi (verderven, verdoemen) . Taalgebruik in het NT : apollumi ( ten gronde richten , doden , verliezen ) . Taalgebruik in de LXX : apollumi (ten gronde richten , doden , verliezen) . Taalgebruik in Lc : apollumi (ten gronde richten , doden , verliezen) . Bijbel (31) . OT (24) . NT (7) : (1) Mt 2,13 en (2) Mt 10,28 // Lc 12,5 . (3) Mc 1,24 // Lc 4,34 . (4) Lc 4,34 // Mc 1,24 . (5) Lc 6,9 // Mc 3,4 . (6) Lc 19,47 // Mc 11,18 . (7) Jak 4,12 . Een vorm van απολλυμι = apollumi in de LXX (378) , in het NT (90) , in Mt (19) , in Mc (10) , in Lc (25) :

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12. 
  apollumi   Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 13 Lc 15 Lc 17 Lc 19 Lc 20 Lc 21
1.  pass. ind. praes. 1ste pers. enk. apollumai                 (1) Lc 15,17 .          
2.  pass. ind. praes. 1ste pers. mv. apollumetha        (1) Lc 8,24 .                  
3.  ind. fut. 3de pers. enk. apolesei          (1) Lc 9,24 .         (2) Lc 17,33 .     (3) Lc 20,16 .    
4.  ind. aor. 3de pers. enk. apôlesen                   (1) Lc 17,27 . (2) Lc 17,29 .        
5.  ind. aor. 1ste pers. enk. apôlesa                (1) Lc 15,9 .          
6.  ind. fut. 3de pers. mv.. apolountai    (1) Lc 5,37 .                      
7.  ind. fut. 2de pers. mv. apoleisthe              (1) Lc 13,3 . (2) Lc 13,5 .            
8.  conj. aor. 3de pers. enk. apolètai                         (1) Lc 21,18 .  
9.  conj. ind. aor. 3de pers. enk. apolesè(i)           (1) Lc 9,24 .        (2) Lc 15,8 .   (3) Lc 17,33 .        
10.  conj. aor. 3de pers. mv. apolesôsin                            
11.  inf. aor. apolesai   (1) Lc 4,34 .     (2) Lc 6,9 .     (3) Lc 9,56 .           (4) Lc 19,47 .      
12.  inf. aor. apolesthai               (1) Lc 13,33 .            
13.  part. aor. nom. mann. enk. apolesas          (1) Lc 9,25 .       (2) Lc 15,4 .          
14.  part. aor. gen. mann. + onz. enk. apolomenou             (1) Lc 11,51 .              
15.  part. perf. nom. mann. enk. apolôlôs                (1) Lc 15,24 . (2) Lc 15,32 .          
16.  part. perf. nom. + acc. onz. enk. apolôlos                (1) Lc 15,4 .  (2) Lc 15,6    (3) Lc 19,10 .      
  totaal 25  3

- In de LXX kan een vorm van απολλυμι = apollumi (verderven, verdoemen, ten gronde richten, doden) de vertaling van 42 verschillende Hebreeuwse (werk)woorden zijn .
- In verschillende situaties wordt het werkw. απολλυμι = apollumi (verderven, verdoemen, ten gronde richten, doden) gebruikt :
(1) Jezus komt om de onreine geest te verdelgen .
(2) Jezus komt om wat aan het verloren gaan is te zoeken opdat het zou herleven .
(3) Farizeeën en schriftgeleerden zoeken Jezus te doden .


Lc 6,10 - Lc 6,10 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:10 kai periblepsamenos pantas autous eipen autô ekteinon tèn cheira sou o de epoièsen kai apekatestathè è cheir autou   10 et circumspectis omnibus dixit homini extende manum tuam et extendit et restituta est manus eius    10 En hen allen rondom aangezien hebbende, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij deed alzo; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.   [10] Hij keek hen allemaal aan, en zei tegen hem: ‘Strek uw hand.’ Hij deed het en zijn hand herstelde zich.  [10] Nadat hij hen een voor een had aangekeken, zei hij tegen de man: ‘Strek uw hand uit.’ Dat deed hij en er kwam weer leven in zijn hand.   10 Hij kijkt hen allen aan en zegt tot hem: strek je hand uit! Hij doet het, en dan is zijn hand hersteld.   10. Promenant alors son regard sur eux tous, il lui dit : « Étends ta main. » L'autre le fit, et sa main fut remise en état. 

King James Bible . [10] And looking round about upon them all, he said unto the man, Stretch forth thy hand. And he did so: and his hand was restored whole as the other.
Luther-Bibel . 10 Und er sah sie alle ringsum an und sprach zu ihm: Strecke deine Hand aus! Und er tat's; da wurde seine Hand wieder zurechtgebracht.

>
       
       

Tekstuitleg van Lc 6,10 . Het vers Lc 6,10 telt 24 (2³ X 3) woorden en 115 (5 X 23) letters . De getalwaarde van Lc 6,10 is 15341 (23² X 29) .

Lc 6,10.13. act. ind. aor. 3de p. enk. epoièsen (hij deed) . van het werkw. poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het N.T. : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in Mc : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in Lc : poieô (doen, maken) .
Lc (14) : (1) Lc 1,49 . (2) Lc 1,51 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 3,19 . (5) Lc 5,29 . (6) Lc 6,3 . (7) Lc 6,10 . (8) Lc 8,8 . (9) Lc 8,39 . (10) Lc 11,40 . (11) Lc 16,8 . (12) Lc 17,9 . (13) Lc 19,18 . (14) Lc 23,22 . Een vorm van poieô (doen, maken) in Lc 6 (13) : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,3 . (3) Lc 6,10 . (4) Lc 6,11 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,26 . (7) Lc 6,27 . (8) Lc 6,31 . (9) Lc 6,33 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,46 . (12) Lc 6,47 . (13) Lc 6,49 .

Lc 6,11 - Lc 6,11 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,6 - Lc 6,7 - Lc 6,8 - Lc 6,9 - Lc 6,10 - Lc 6,11 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:11 autoi de eplèsthèsan anoias kai dielaloun pros allèlous ti an poièsaien tô ièsou  11 ipsi autem repleti sunt insipientia et conloquebantur ad invicem quidnam facerent Iesu    11 En zij werden vervuld met uitzinnigheid, en spraken samen met elkander, wat zij Jezus doen zouden.   [11] Maar zij werden razend en spraken er met elkaar over wat ze met Jezus zouden doen.   [11] De schriftgeleerden en de Farizeeën raakten bijna buiten zinnen en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen.   11 Zij raken vervuld van redeloze woede,– ze zijn met elkaar gaan bepraten wat ze tegen Jezus zouden kunnen doen.  11. Mais eux furent remplis de rage, et ils se concertaient sur ce qu'ils pourraient bien faire à Jésus. 

King James Bible . [11] And they were filled with madness; and communed one with another what they might do to Jesus.
Luther-Bibel . 11 Sie aber wurden ganz von Sinnen und beredeten sich miteinander, was sie Jesus tun wollten.

Tekstuitleg van Lc 6,11 .

Om de directe rede in het leiden gebruikt Marcus het werkwoord legô (zeggen). In dit verhaal staat het telkens in de onvoltooid tegenwoordige tijd. De woordvolgorde van de zin is : eventueel het nevenschikkend voegwoord kai (en), het werkwoord, de bestemmeling (de man, de Farizeeën samen met de Herodianen). Lucas plaatst het werkwoord in de aoristvorm (verleden tijd).
Mc 3,3 : het nevenschikkend voegwoord kai (en) wijzigt Lc 6,8b tot het partikel de (echter). Het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd legei (hij zegt) plaatst Lucas in de verleden aoristtijd eipen (hij zei). De formulering van de bestemmeling is bij Lucas bijna dezelfde als bij Marcus, maar met enkele wijzigingen; anthrôpoi (aan de mens) verandert Lc 6,8b in andri (aan de man); xèran (verschrompeld) staat tussen tèn cheira (de hand) en echonti (hebbende). Lc 6,8b plaatst xèran (verschrompeld) vooraan en het dichst bij het woord waarbij de bijstelling staat zoals in Mc 3,1.
Mc 3,4 . kai (en) en legei (hij zegt) wordt gewijzigd in Lc 6,9 (eipen de : hij zei echter) zoals dat in Lc 6,8b gebeurde met Mc 3,3. Lucas wijzigt de bepaling autois (aan hen) in pros autous (tot hen) zoals Lucas dat telkens doet tijdens de twistgesprekken van Mc 2,1-3,6 wanneer Jezus zich richt tot zijn tegenstanders. Lc 3,9 voegt hier ho Ièsous (Jezus) toe.
Mc 3,5 . Een participiumzin als bijstelling bij het onderwerp (Jezus) gaat aan de inleidingsformule op het citaat vooraf. Lucas behoudt het kai (en) van Marcus. legei (hij zegt) wordt eipen (hij zei). tôi anthoôpôi (aan de mens) wijzigt Lc 6,10 in autôi (aan hem). Lucas houdt blijkbaar van wat variatie in de formulering van het driemaal voorkomende anthrôpos (de mens) in Mc 3,1.3.5).

 inleingsformule op een citaat 1.      2.      3.  
  Mc 3,3 // Lc 6,8 Lc 6,8 // Mc 3,3   Mc 3,4 // Lc 6,9 Lc 6,9   Mc 3,5 Lc 6,10
nevenschikkend voegwoord kai (en) kai (en)     kai (en)      kai (en) .... kai (en)...
werkwoord en eventueel het partikel de (echter) legei (hij zegt)  eipen de (zei hij echter)   legei (hij zegt) eipen de (zei hij echter)   legei (hij zegt) eipen (zei hij)
onderwerp         ho Ièsous (Jezus)      
bestemmeling tôi anthrôpôi (aan de mens) tôi andri (tot de man)   autois (aan hen) pros autous (tot hen)   tôi znthrôpôi (aan de mens) autôi (aan hem)
  95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -              

Marcustekst

De indeler van de verzen heeft zich hoofdzakelijk laten leiden door de wisseling van de personages of door de wisseling van de bestemmeling bij eenzelfde personage. Uitzondering hierop vormen de twee nevenschikkende zinnen (Mc 6,5c) waar de gehandicapte uitvoert wat Jezus gebiedt en genezen wordt. Ook de voorstelling van de man in Mc 3,1b gaf geen aanleiding tot een nieuw vers. Zo werd de versindeling bepaald door de twee actoren : Jezus en zijn tegenstanders. Ook de reactie van de tegenstanders in Mc 6,4c gaf geen aanleiding tot een nieuw vers. Het valt echter op dat hier het zachte partikel de (echter) wordt gebruikt en in alle andere gevallen het nevenschikkend voegwoord kai (en) nl. 9X telkens als verbindend voegwoord van een nevenschikkende zin. Van deze 9 gevallen staan er 6 bij het begin van een vers.
Na kai (en) of de (echter) staat het vervoegd werkwoord of het werkwoord in de participiumvorm nominatief als bijstelling bij het onderwerp van de hoofdzin.
De werkwoordvormen zijn tegenwoordige tijd (indicatief en participium praesens) en verschillende vormen van verleden tijd (imperfectum en aorist).
Deze pericope had 9 verzen mogen tellen.
In deze pericope is de gehandicapte slechts 1X actief : nl. bij het uitstrekken van zijn hand (Mc 3,5c1). Door de versindeling valt de man helemaal in de plooien van het verhaal en wordt de tegenstelling tussen Jezus enerzijds en de Farizeeën en Herodianen anderzijds nog versterkt. In het verhaal is de situatie van de man aanleiding tot een twist tussen Jezus en zijn tegenstanders.

Lucastekst

Hoe weet een lezer hoe hij een tekst moet lezen? Van de zes verzen vinden we de (echter) op de tweede plaats van de zin; het heeft de functie van de zwakkere vorm van het nevenschikkend voegwoord kai (en). In Lc 6,8 staan twee nevenschikkende zinnen met hetzelfde onderwerp (Jezus); in de tweede zin staat eveneens de (echter) in de plaats van het nevenschikkend voegwoord kai (en). In Lc 6,10b staat een tweede maal de (echter) in de zin; daar geeft het een verandering van personage aan.
Het woordje de (echter) duidt de verandering van personage aan. Blijft het personage hetzelfde, maar richt het personage zich tot een andere bestemmeling, dan kan ook de (echter) gebruikt worden : Lc 6,8-10.
In vijf van de zes gevallen werd door Lucas het nevenschikkend voegwoord kai (en) bij het begin van een vers gewijzigd in het partikel de (echter). Marcus gebruikte 9 X het nevenschikkend voegwoord kai (en). In zes gevallen heeft Lucas het gewijzigd in de (echter). Naast de drie gevallen waarin kai (en) behouden blijft, gebruikt Lucas nog 6x kai (en). In Lc 6,8 voert de gehandicapte de uitnodiging van Jezus uit. Er heeft hier verandering van personage plaats; toch schrijft Lucas : kai anastas estè : en opgestaan ging hij (in het midden) staan. We hadden hier eerder de (echter) in plaats van kai (en) verwacht.
In deze tekst kunnen we zien hoe Lucas zijn tekst leesbaar maakt en hoe hij zijn bron redigeert.

  1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
  Lc 6,6a (Jezus) Lc 6,6b (man met de verschrompelde hand) Lc 6,7 (schriftgeleerden en Farizeeën) Lc 6,8a (Jezusi.v.m. de tegenstanders)) Lc 6,8b (Jezuz tot de man) Lc 6,9 (Jezus tot de tegenstanders) Lc 6,10a (Jezus tot de man) Lc 6,10b (de man) Lc 6,11 (de tegenstanders)
werkwoord (ingeval van de : echter) egeneto (het gebeurde) kai (en) paretèrounto (zij hielden in het oog) autos (hij) eipen (hij zei) eipen (hij zei) kai (en)...   autoi (zij)
partikel de (echter) de (echter)...   de (echter) de (echter) de (echter) de (echter)   ho de (hij echter) de (echter)
  eiselthein (bij het gaan naar) èn (er was) auton (hem) èidei (wist)     eipen (hij zei) epoièsen (deed) eplèsthèsan (werden vervuld)
onderwerp auton (hij) anthrôpos (een mens -man) hoi grammateis kai hoi Farisaioi (de schriftgeleerden en de Farizeeën)     ho Ièsous (Jezus)      
bestemmeling         tôi andri (de man) pros autous (tot hen) autôi (aan hem)    
  95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -                

 

   1.    2.    3.  
  Mc 3,1a // Lc 6,6a (Jezus) Lc 6,6a // Mc 3,1a (Jezus) Mc 3,1b // Lc 6,6b (de gehandicapte) Lc 6,6b// Mc 3,1b (man met de verschrompelde hand) Mc 3,2 // Lc 6,7 (tegenstanders) Lc 6,7 // Mc 3,2 (tegenstanders)
 werkwoord   egeneto (het gebeurde)       paretèrounto (zij sloegen gade)
nevenschikkend voegwoord kai (en)  of de (echter) Kai (en) de (echter)... kai (en) kai (en) kai (en) de (echter)
 werkwoord eventueel met de (echter) eisèlthen (hij ging naar) eiselthein (bij het gaan naar) èn ekei anthrôpos (daar was een mens) èn (er was) anthrôpos (een mens -man) paretèroun (zij sloegen gade)  
          auton (hem) auton (hem)
  5 woorden; 11 lettergrepen  12 woorden; 27 lettergrepen 8 woorden; 17 lettergrepen  12 woorden; 19 lettergrepen 11 woorden; 26 lettergrepen 17 woorden; 39 lettergrepen
   95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : . - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -          

 

   4.    5.    6.  
  Mc 3,3 // Lc 6,8 (Jezus tot de gehandicapte) Lc 6,8 // Mc 3,3 (Jezus tot de gehandicapte) Mc 3,4a // Lc 6,9 (Jezus tot de tegenstanders) Lc 6,9 // Mc 3,4a (Jezus tot de tegenstanders) Mc 3,4c -
  werkwoord   eipen (hij zei)   eipen (hij zei)    
nevenschikkend voegwoord kai (en)   kai (en) de (echter) kai (en) de (echter) oi de (zij echter) -
 werkwoord eventueel met de (echter) legei (hij zegt)   legei (hij zegt)   esiôpôn (zwegen) -
  tôi anthrôpôi (aan de mens) tôi andri (aan de man) autois (aan hen)      
  13 woorden; 23 lettergrepen 24 woorden; 44 lettergrepen  14 woorden; 33 lettergrepen 19 woorden; 43 lettergrepen  3 woorden; 6 lettergrepen -
    95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : . - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -          

 

  7.      8.    9.   10.  
  Mc 3,5 // Lc 6,10 (Jezus tot de gehandicapte) Lc 6,10 // Mc 3,5 (Jezus tot de gehandicapte) Mc 3,5c1 // Lc 6,10c1 (de gehandicapte) Lc 6,10c1 // Mc 3,5c1 (de gehandicapte) Mc 3,5c2 // Lc 6,10c2 (de gehandicapte) Lc 6,10c2 // Mc 3,5c2 (de gehandicapte) Mc 3,6 // Lc 6,11 (de tegenstanders) Lc 6,11 // Mc 3,6 (de tegenstanders)
  werkwoord                
nevenschikkend voegwoord kai (en)   kai (en) kai (en) kai (en) ho de (hij echter) kai (en) kai (en) kai (en) autoi de (zij echter)
 werkwoord eventueel met de (echter) periblexamenos (om zich heen kijkend) autous (naar hen) ... legei (zegt) periblexamenos (om zich heen kijkend)pantas autous (naar hen allen) eipen (zei hij) exeteinen (hij strekte uit) epoièsen (deed het) apekatestathè hè cheir autou (en zijn hand werd hersteld) apekatestathè hè cheir autou (en zijn hand werd hersteld) exelthontes hoi Farisaioi ... meta tôn Hèrôdiôn (de Farizeeën samen met de Herodianen naar buiten gaand ) sumboulion edidoun (pleegden overleg)  
  tôi anthrôpôi aan de mens)           kat'autou (tegen hem)    
   15 woorden; 35 lettergrepen 6 woorden; 11 lettergrepen  2 woorden; 5 lettergrepen 3 woorden; 6 lettergrepen  5 woorden; 11 lettergrepen  5 woorden; 11 lettergrepen 15 woorden; 39 lettergrepen 13 woorden; 28 lettergrepen
     95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : . - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -           Totaal: 91 woorden; 206 lettergrepen  Totaal : 111 woorden; 228 lettergrepen

95.1. Lc 6,6. Inleidend vers

Ons vertrekpunt is Lc 6,6 . Hier treffen we de bekende formulering egeneto ... en (het gebeurde ... op ...) .Het gebeurde op een andere sabbat. Ander verwijst naar een eerdere sabbat. Daarvan is sprake in Lc 6,1. De formulering van Lc 6,1 is een redactie van de paralleltekst Mc 2,23. Zo krijgen we tussen Lc 6,6 en Lc 6,1 een treffend parallelisme.
Lc 6,6-11 en Lc 14,1-6 lijken sterk op elkaar en behandelen eenzelfde thema. Zoals we hierboven gezien hebben, duidt de (echter) vaak de verandering van het personage in het verhaal aan en begint vaak een nieuw vers. Dat is niet het geval met de tekst van Lc 14,1-6. Daar duidt 7X het nevenschikkend voegwoord kai (en) de verandering van het personage of van de bestemmeling aan. Toch eigenaardig vermits Lucas de kai-tekst van Mc 3,1-6 herwerkt heeft tot een de-tekst (Lc 6,6-11).

Eenzelfde thema : mag je op sabbat genezen. In twee verschillende situaties        genezing in de synagoge  genezing in een huis van de leiders van de Farizeeën
  Mc 2,23 // Lc 6,1 Lc 6,1 // Mc 2,23 Mc 3,1 // Lc 6,6 Lc 6,6 // Mc 3,1 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1a - Lc 14,1-6 -
nevenschikkend voegwoord kai (en)   kai (en)   Kai (en)
hoofdwerkwoord egeneto (het gebeurde) egeneto de (het gebeurde echter)   egeneto de (het gebeurde echter) egeneto (het gebeurde)
voorzetsel auton en (dat hij op) en (op)   en (op) en (in)
lidwoord tois sabbasin (sabbat) sabbatôi ( sabbat)   heterôi sabbatôi (een andere sabbat)  
werkwoord in de infinitief paraporeuesthai (doortrok) diaporeuesthai auton (doortrekken hij) eisèlthen palin (hij ging opnieuw binnen) eiselthein auton (binnengaan hij) tôi elthein auton ( het binnengaan hij)
plaatsbepaling dia tôn sporimôn (door de korenvelden) dia sporimôn (door korenvelden) eis sunagôgèn (in een synagoge) eis tèn sunagôgèn (in de synagoge) eis oikon tinos tôn archôntôn tôn Farisaiôn (in het huis van iemand van de leiders van de Farizeeën
          sabbatôi fagein arton (op sabbat om brood te eten)
   94. Aren uittrekken op sabbat : - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -      95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 -   230. Genezing van een waterzuchtige op sabbat : Lc 14,1-6 - Mc 3,1-6 -Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 -Mt 12,9-14 -

Er is omtrent deze inleiding nog meer te zeggen. Mc 1,21-3,6 vormt een verhalenbundel. Het eerste en het laatste verhaal is een wonderverhaal. Ze hebben beide plaats op sabbat in de synagoge. In Mc 1,21-28 wordt de totaalactiviteit (woord en daad) van Jezus voorgesteld. Door de toevoeging van Lucas kai didaskein (en onderwijzen) in Lc 6,6 doet Lucas in Lc 6,6-11 hetzelfde. Het is hetzelfde werkwoord als Mc 1,21. De daad volgt op het woord. Door het woord kan geloof onder de toehoorders groeien, waardoor zij de genezende kracht van Jezus kunnen ervaren.

Mc 1,21 Mc 3,1 // Lc 6,6 - Mc 3,1-6 - Lc 6,6 - Lc 6,6-11 - Lc 7,36 Lc 14,1 - Lc 14,1-6 - Mc 2,23 // Lc 6,1 Lc 6,1
kai euthus (en terstond) kai (en) egeneto de (het gebeurde echter) kai (en) kai egeneto (en het gebeurde) kai egeneto (en het gebeurde) egeneto de (het gebeurde echter)
tois sabbasin (op sabbat)   en heterôi sabbatôi (op een andere sabbat)     auton en tois sabbasin (hij op sabbat) en sabbatôi (op een sabbat)
eiselthôn (binnengegaan zijnde) eisèlthen (hij ging binnen) eiselthein auton (in het binnengaan - hij -) eiselthôn (binnengegaan zijnde) en tôi elthein auton (in het gaan - hij - ) paraporeuesthai (langs gaan) diaporeuesthai (in het doortrekken)
  palin (opnieuw)          
eis (in) eis (in) eis (in) eis (in) eis (in) dia (door) dia (door)
tèn sunagôgèn (de synagoge) sunagôgèn (een synagoge) tèn sunagôgèn (de synagoge) ton oikon tou Farisaiou (in het huis van de Farizeeër) oikon tôn archontôn tôn Farisaiôn (het huis van de leiders van de Farizeeën) tôn sporimôn (de korenvelden) sporimôn (de korenvelden)
 edidasken (onderrichtte hij)   kai didaskein (en het leren) 36a ... hina fagèi met'autou (opdat hij met hem zou eten) sabbatôi fagein arton (op sabbat om brood te eten)    
 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 // Mt 4,23-25; 5,1-2 // Lc 4,31 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat :) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - 115. De boetvaardige zondares : Lc 7,36-50 // ( Mc 14,3 ) // ( Mt 26,6-7 ) - Lc 7,36-50 95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14 - 94. Aren uittrekken op sabbat :   - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 - 94. Aren uittrekken op sabbat :   - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5

het antwoord van Jezus tot de Farizeeën tijdens de twistgesprekken Mc 2,1-3,6.
1. Op een vraag volgt een antwoord : apokeitheis (antwoordende).
2. Het vervoegd werkwoord zeggen staat steeds in de verleden tijd (indicatief aorist eipen : hij zei).
3. Steeds is de naam Jezus vermeld. Daardoor komt de vraag of de opmerking of het gadeslaan van de Farizeeën en de beantwoording door Jezus beter tot zijn recht.
4. Marcus gebruikt geen voorzetsel om degenen aan te duiden tot wie Jezus zich richt. Lucas gebruikt telkens het voorzetsel pros : tot, tegen.

1.     2.     3.     4.      5.        
Mc 2,8 // Lc 5;22 Lc 5,22 // Mc 2,8   Mc 2,17 // Lc 5,31 Lc 5,31 // Mc 2,17   Mc 2,19 // Lc 5,34 Lc 5,34 // Mc 2,19   Mc 2,25 // Lc 6,3 Lc 6,3 // Mc 2,25   Mc 3,4 // Lc 6,9 Lc 6,9 // Mc 3,4   Lc 15,3  Lc 19,9
kai euthus (en omiddellijk)     kai (en) kai (en)   kai (en)     kai (en) kai (en)   kai (en)        
epignous (wetend) epignous (wetend)   akousas (horend) apokritheis (ant<oordend)           apokritheis (ant<oordend)      eipen de (hij zei echter)    eipen de (hij zei echter)   eipen de (hij zei echter)
  de (echter)                              
ho Ièsous (Jezus) ho Ièsous (Jezus)   ho Ièsous (Jezus) ho Ièsous (Jezus)      ho de Ièsous (Jezus echter)            ho Ièsous (Jezus)      
  apokritheis (antwoordend)                              
                                 
legei (zegt) eipen (zei hij)   legei (hij zegt) eipen (zei hij)   eipen (zei) eipen (zei hij)   legei (hij zegt) pros autous eipen (zei hij tot hen)   legei (hij zegt)        
                                 
autois (aan hen) pros autous (tot hen)   autois (aan hen) pros autous (tot hen)   autois (aanhen) pros autous (tot hen)   autois (aan hen)     autois (aan hen) pros autous (tot hen)   pros autous (tot hen)  pros auton (tot hem)
            hi Ièsous (Jezus)       ho Ièsous (Jezus)         tèn parabolèn tautèn legôn (deze parabel zeggende)  ho Ièsous (Jezus)
 67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26 - Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -  67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26 - Mc 2,1-12 - Lc 5,17-26 - Mt 9,1-8 -    69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 // Mt 9,10-13 // Lc 5,29-32 - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -  69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 // Mt 9,10-13 // Lc 5,29-32 - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 -    70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe : Mc 2,18-22 // Mt 9,14-17 // Lc 5,33-39 - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -  70. Vraag over het vasten. Het oude en het nieuwe : Mc 2,18-22 // Mt 9,14-17 // Lc 5,33-39 - Mc 2,18-22 - Mt 9,14-17 - Lc 5,33-39 -    94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5 - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -  94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5 - Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 -    95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14  95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6) - Mc 3,1-6 - Lc 6,6-11 - Lc 14,1-6 - Mt 12,9-14   238. Gelijkenis van het verloren schaap : Lc 15,1-7 - Lc 15,1-7  277. Zacheüs : Lc 19,1-10 - Lc 19,1-10 -

97. Roeping van de Twaalf : Lc 6,12-16 - Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 -

Lc 6,12 - Lc 6,12 : 97. Roeping van de Twaalf - Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:12 egeneto de en tais èmerais tautais exelthein auton eis to oros proseuxasthai kai èn dianuktereuôn en tè proseuchè tou theou  12 factum est autem in illis diebus exiit in montem orare et erat pernoctans in oratione Dei    12 En het geschiedde in die dagen, dat Hij uitging naar den berg, om te bidden, en Hij bleef den nacht over in het gebed tot God.   [12] In die dagen ging Hij naar het gebergte om te bidden, en bracht er de hele nacht door in gebed tot God.  
[12] Op een van die dagen trok Jezus zich terug op de berg om te bidden. De hele nacht bleef hij tot God bidden.
 
12 ¶ Het geschiedt in deze dagen: hij gaat de stad uit naar het bergland om te bidden, en brengt er de nacht door in de aanbidding van God;  12. Or il advint, en ces jours-là, qu'il s'en alla dans la montagne pour prier, et il passait toute la nuit à prier Dieu. 

King James Bible . [12] And it came to pass in those days, that he went out into a mountain to pray, and continued all night in prayer to God.
Luther-Bibel . 12 Es begab sich aber zu der Zeit, dass er auf einen Berg ging, um zu beten; und er blieb die Nacht über im Gebet zu Gott.

Tekstuitleg van Lc 6,12 .

1. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het N.T. : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... ) zoals vele verhalen bij ons beginnen .
Lc (69) . Lc (6) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,12 . (4) Lc 6,13 . (5) Lc 6,16 . (6) Lc 6,49 . Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc in 8 verzen : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,12 . (4) Lc 6,13 . (5) Lc 6,16 . (6) Lc 6,36 . (7) Lc 6,48 . (8) Lc 6,49 .

3. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

3. - 5. en tais hèmerais (in de dagen) . Lc (11 / 18) : (1) Lc 1,5 . (2) Lc 1,7 . (3) Lc 1,18 . (4) Lc 1,39 . (5) Lc 2,1 .  (6) Lc 4,2 . (7) Lc 4,25 . (8) Lc 6,12 . (9) Lc 17,26 . (10) Lc 17,28 . (11) Lc 24,18 .

1. - 5. egeneto en tais hèmerais (het gebeurde in die dagen) . Lc (3) : (1) Lc 1,5 . (2) Lc 17,26 . (3) Lc 17,28 . egeneto de en tais hèmerais (het gebeurde echter in de dagen) . Lc (1) : (2) Lc 2,1 . (2) Lc 6,12 .

6. aanwijz. voornaamw. dat. vr. mv. tautais van het aanwijz. voornaamw. houtos (deze) . Taalgebruik in het N.T. : houtos (deze) . Taalgebruik in Mc : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) .
Lc (4) : (1) Lc 1,39 . (2) Lc 6,12 . (3) Lc 23,7 . (4) Lc 24,18 .

1. - 6. en tais hèmerais tautais (in deze dagen) . Lc (3) : (1) Lc 1,39 . (2) Lc 6,12 . (3) Lc 24,18 . In bredere contekst . (1) Lc 1,39 : anastasa de mariam en tais hèmerais tautais eporeuthè eis tèn oreinèn (Maria echter opgestaan in deze dagen begaf zich op weg naar het gebergte) . (2) Lc 6,12 : egeneto de en tais hèmerais tautais exèlthen eis to horos (het gebeurde echter in deze dagen . Hij ging uit naar de berg) . Hebr. bajjâmim hâ´ellèh (in deze dagen) : Zach 8,9 en Zach 8,15 .

Lc 6,13 - Lc 6,13 : 97. Roeping van de Twaalf - Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:13 kai ote egeneto èmera prosefônèsen tous mathètas autou kai eklexamenos ap autôn dôdeka ous kai apostolous ônomasen  13 et cum dies factus esset vocavit discipulos suos et elegit duodecim ex ipsis quos et apostolos nominavit   13 En als het dag was geworden, riep Hij Zijn discipelen tot Zich, en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook apostelen noemde:  [13] Toen het dag werd riep Hij zijn leerlingen, en uit* hen koos Hij er twaalf, die Hij ook apostelen noemde:  [13] Toen de dag aanbrak, riep hij de leerlingen bij zich en koos twaalf van hen uit, die hij apostelen noemde:   13 het geschiedt wanneer het dag wordt: hij roept zijn leerlingen tot zich, kiest er uit hen twaalf uit die hij ook de naam ‘apostelen’, afgezanten geeft:   13. Lorsqu'il fit jour, il appela ses disciples et il en choisit douze, qu'il nomma apôtres :  

King James Bible . [13] And when it was day, he called unto him his disciples: and of them he chose twelve, whom also he named apostles;
Luther-Bibel . 13 Und als es Tag wurde, rief er seine Jünger und erwählte zwölf von ihnen, die er auch Apostel nannte:Tekstuitleg van Lc 6,13 .

 

Lc 6,14 - Lc 6,14 : 97. Roeping van de Twaalf - Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:14 simôna on kai ônomasen petron kai andrean ton adelfon autou kai iakôbon kai iôannèn kai filippon kai bartholomaion   14 Simonem quem cognominavit Petrum et Andream fratrem eius Iacobum et Iohannem Philippum et Bartholomeum    14 Namelijk Simon, welken Hij ook Petrus noemde; en Andreas zijn broeder, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartholomeüs;   [14] Simon*, die Hij ook Petrus noemde, diens broer Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus, Bartolomeüs,   [14] Simon, aan wie hij de naam Petrus gaf, diens broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs,   14 Simon, die hij ook Petrus noemt, zijn broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs,  14. Simon, qu'il nomma Pierre, André son frère, Jacques, Jean, Philippe, Barthélemy, 

King James Bible . [14] Simon, (whom he also named Peter,) and Andrew his brother, James and John, Philip and Bartholomew,
Luther-Bibel . 14 Simon, den er auch Petrus nannte, und Andreas, seinen Bruder, Jakobus und Johannes; Philippus und Bartholomäus;

Tekstuitleg van Lc 6,14 . Het vers Lc 6,14 telt 16 (2² X 2²) woorden en 89 letters . De getalwaarde van Lc 6,14 is 8783 .

Lc 6,14.1. acc. mann. enk. simôna van de eigennaam Simôn (Simon) . Taalgebruik in het N.T. : Simôn (Simon) . Taalgebruik in Mc : Simôn (Simon) . 1. Simon = Petrus . 2. Simon , de Kananeeër of Simon , de zeloot : Mt 10,4 // Mc 3,18 // Lc 6,15 . 3. Simon , de melaatse : Mt 26,6 // Mc 14,3 .  4. Simon van Cyrene : Mt 27,32 // Mc 15,21 // Lc 23,26 .  Lc (5) : (1) Lc 5,4 . (2) Lc 5,10 . (3) Lc 6,14 . (4) Lc 6,15 . (5) Lc 23,26 . Een vorm van Simon (Petrus) in 9 verzen in Lc : (1) Lc 4,38 . (2) Lc 5,3 . (3) Lc 5,4 . (4) Lc 5,5 . (5) Lc 5,8 . (6) Lc 5,10 . (7) Lc 6,14 . (8) Lc 22,31 (2X) . (9) Lc 24,34 . In  Lc 4,38 (2X) staat simônos (van Simon) de eerste maal zonder lidwoord - hij wordt voor het eerst vermeld) - en de tweede maal met lidwoord . In Lc 5,3 wordt hij zonder lidwoord vermeld - het is de eerste maal in deze pericope - . In Lc 5,4 en Lc 5,10 sprak Jezus tot Simon ; hier wordt telkens het bepaald lidw. gebruikt bij simôna (tot Simon) . In Lc 22,31 wordt 2X de vocatief gebruikt (2 / 11) . In de andere gevallen geen bepaald lidw. (6 / 11) : (1) Lc 4,38 . (2) Lc 5,3 . (3) Lc 5,5 . (4) Lc 5,8 . (5) Lc 6,14 . (6) Lc 24,34 . Simon Petrus wordt vermeld bij de genezing van zijn schoonmoeder (Lc 4,38-39) , zijn roeping bij de wonderbare visvangst (Lc 5,1-11) , de aanstelling van de twaalf (Lc 6,14) , de aankondiging van de verloochening (Lc 22,31-34) , en de terugkomst van de twee leerlingen van Emmaüs bij de gemeenschap in Jeruzalem (Lc 24,34) .

Lc 6,14..5. acc. mann. enk. petron van de eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het N.T. : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) .
Lc (4) : (1) Lc 6,14 . (2) Lc 8,51 . (3) Lc 9,28 . (4) Lc 22,8 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 6,14 . (3) Lc 8,45 . (4) Lc 8,51 . (5) Lc 9,20 . (6) Lc 9,28 . (7) Lc 9,32 . (8) Lc 9,33 . (9) Lc 12,41 . (10) Lc 18,28 . (11) Lc 22,8 . (12) Lc 22,34 . (13) Lc 22,54 . (14) Lc 22,55 . (15) Lc 22,58 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 24,12 .

Lc 6,15 - Lc 6,15 : 97. Roeping van de Twaalf - Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:15 kai maththaion kai thôman | [kai] | kai | iakôbon alfaiou kai simôna ton kaloumenon zèlôtèn 15 Mattheum et Thomam Iacobum Alphei et Simonem qui vocatur Zelotes    15 Mattheüs en Thomas, Jakobus, den zoon van Alfeüs, en Simon genaamd Zelotes;  [15] Matteüs, Tomas, Jakobus van Alfeüs, Simon de zeloot*,  [15] Matteüs en Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon, die de IJveraar genoemd wordt,   15 Matteüs en Tomas, Jakobus van Alfeüs en Simon die ‘de Zeloot’ heet,  15. Matthieu, Thomas, Jacques fils d'Alphée, Simon appelé le Zélote,  

King James Bible . [15] Matthew and Thomas, James the son of Alphaeus, and Simon called Zelotes,
Luther-Bibel . 15 Matthäus und Thomas; Jakobus, den Sohn des Alphäus, und Simon, genannt der Zelot;

Tekstuitleg van Lc 6,15 . Het vers Lc 6,15 telt 12 (2² X 3) woorden en 65 (5 X 13) letters . De getalwaarde van Lc 6,15 is 8058 (2 X 13 X 17 X 79) .

Lc 6,15.9. acc. mann. enk. simôna van de eigennaam Simôn (Simon) . Taalgebruik in het N.T. : Simôn (Simon) . Taalgebruik in Mc : Simôn (Simon) . 1. Simon = Petrus . 2. Simon , de Kananeeër of Simon , de zeloot : Mt 10,4 // Mc 3,18 // Lc 6,15 . 3. Simon , de melaatse : Mt 26,6 // Mc 14,3 .  4. Simon van Cyrene : Mt 27,32 // Mc 15,21 // Lc 23,26 .  Lc (5) : (1) Lc 5,4 . (2) Lc 5,10 . (3) Lc 6,14 . (4) Lc 6,15 . (5) Lc 23,26

Lc 6,16 - Lc 6,16 : 97. Roeping van de Twaalf - Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,12 - Lc 6,13 - Lc 6,14 - Lc 6,15 - Lc 6,16 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:16 kai ioudan iakôbou kai ioudan iskariôth os egeneto prodotès  16 Iudam Iacobi et Iudam Scarioth qui fuit proditor   16 Judas Jakobi, en Judas Iskariot, die ook de verrader geworden is.  [16] Judas* van Jakobus, en Judas Iskariot*, die de verrader is geworden.  [16] Judas, de zoon van Jakobus, en Judas Iskariot, die een verrader werd.   16 Judas–ben–Jakob, en Judas Isjkariot die de overleveraar wordt;   16. Judas fils de Jacques, et Judas Iscariote, qui devint un traître.  

King James Bible . [16] And Judas the brother of James, and Judas Iscariot, which also was the traitor.
Luther-Bibel . 16 Judas, den Sohn des Jakobus, und Judas Iskariot, der zum Verräter wurde.

Tekstuitleg van Lc 6,16 .

  Lc 5,1-11 - Lc 5,1-11 - Lc 5,12-16 - Lc 5,12-16 - Lc 5,17-26 - Lc 5,17-26 Lc 6,1 - Lc 6,1-5 - Lc 6,6 - Lc 6,6-11 - Lc 6,12 - Lc 6,12-16 -
nevenschikkend voegwoord Kai (en) Kai (en) Kai (en)      
hoofdwerkwoord egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto de (het gebeurde echter) egeneto de (het gebeurde echter) egeneto de (het gebeurde echter)
voorzetsel en (in) en (in) en (op) en (op) en (op) en (in)
lidwoord tôi (het) tôi (het) miai tôn hèmerôn (de eerste dag van de week) sabbatôi (een sabbat) heterôi sabbatôi (een andere sabbat) tais hèjmerais tautais (die dagen)
werkwoord in de infinitief ton ochlon epikeisthai autôi kai akouein ton logon tou theou (opdringen van de menigte op hem en het luisteren naar het woord van God) einai auton (aanwezig zijn hij)   diaporeuesthai auton (doortrekken hij) eiselthein auton (binnengaan hij) ekselthein auton (naar buiten gaan hij)
plaatsbepaling   en miai tôn poleôn (in één van de steden)   dia sporimôn (door korenvelden) eis tèn sunagôgèn (in de synagoge) eis to oros (naar de berg)
      kai autos (en hij)      
   62. Wonderbare visvangst. Roeping van Simon Petrus en metgezellen : Lc 5,1-11 // (Mc 1,16-20) // (Mt 4,18-22)  63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 // (Mt 8,2-4) // Lc 5,12-16  67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26  94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5  95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6)  97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 // Lc 6,12-16

 

               
  Lc 5,1-11 - Lc 5,1-11 - Lc 5,12-16 - Lc 5,12-16 - Lc 5,17-26 - Lc 5,17-26 Mc 2,23 // Lc 6,1 Lc 6,1 // Mc 2,23 - Lc 6,1-5 - Lc 6,6 - Lc 6,6-11 - Lc 6,12 - Lc 6,12-16 -
nevenschikkend voegwoord Kai (en) Kai (en) Kai (en) Kai (en)      
hoofdwerkwoord egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto de (het gebeurde echter) egeneto de (het gebeurde echter) egeneto de (het gebeurde echter)
voorzetsel en (in) en (in) en (op) en (op) en (op) en (op) en (in)
lidwoord tôi (het) tôi (het) miai tôn hèmerôn (de eerste dag van de week)   sabbatôi (een sabbat) heterôi sabbatôi (een andere sabbat) tais hèjmerais tautais (die dagen)
werkwoord in de infinitief ton ochlon epikeisthai autôi kai akouein ton logon tou theou (opdringen van de menigte op hem en het luisteren naar het woord van God) einai auton (aanwezig zijn hij)     diaporeuesthai auton (doortrekken hij) eiselthein auton (binnengaan hij) ekselthein auton (naar buiten gaan hij)
plaatsbepaling   en miai tôn poleôn (in één van de steden)     dia sporimôn (door korenvelden) eis tèn sunagôgèn (in de synagoge) eis to oros (naar de berg)
      kai autos (en hij)        
   62. Wonderbare visvangst. Roeping van Simon Petrus en metgezellen : Lc 5,1-11 // (Mc 1,16-20) // (Mt 4,18-22)  63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 // (Mt 8,2-4) // Lc 5,12-16  67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26    94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5  95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6)  97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 // Lc 6,12-16

Evangelielezing van de 6de (zesde) zondag door het jaar C : Lc 6,17.20-26 . Verwijzing : Lc 6,17.20-26 :
In die tijd daalde Jezus samen met de twaalf van de berg af. Hij bleef staan op een vlak terrein. Daar bevond zich een talrijke groep van zijn leerlingen en een grote volksmenigte uit heel het Joodse land, uit Jeruzalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. Hij sloeg nu zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak: "Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, wanneer zij u uitstoten en u beschimpen en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks. Als die dag komt, springt dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten. Maar wee u, rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten."

98. Volkstoeloop en genezingen : Lc 6,17-20a - Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,17 - Lc 6,18 - Lc 6,19 -

Lc 6,17 - Lc 6,17 : 98. Volkstoeloop en genezingen - Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,17 - Lc 6,18 - Lc 6,19 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:17 kai katabas met autôn estè epi topou pedinou kai ochlos polus mathètôn autou kai plèthos polu tou laou apo pasès tès ioudaias kai ierousalèm kai tès paraliou turou kai sidônos  17 et descendens cum illis stetit in loco campestri et turba discipulorum eius et multitudo copiosa plebis ab omni Iudaea et Hierusalem et maritimae Tyri et Sidonis   17 En met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats, en met Hem de schare Zijner discipelen, en een grote menigte des volks van geheel Judea en Jeruzalem, en van den zeekant van Tyrus en Sidon;  [17] Samen met hen daalde Hij af naar een vlak terrein. Daar waren zijn leerlingen, in groten getale, en een grote volksmenigte uit heel het Joodse land en Jeruzalem, en uit het kustgebied van Tyrus en Sidon.   [17] Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon.   17 en afdalend met hen staat hij ten slotte stil op een plaats waar het vlak is; en zie: een grote schare van leerlingen van hem, en een grote menigte van de gemeenschap uit heel Judea, Jeruzalem en van de zeekant van Tyrus en Sidon;  17. Descendant alors avec eux, il se tint sur un plateau. Il y avait là une foule nombreuse de ses disciples et une grande multitude de gens qui, de toute la Judée et de Jérusalem et du littoral de Tyr et de Sidon,  

King James Bible . [17] And he came down with them, and stood in the plain, and the company of his disciples, and a great multitude of people out of all Judaea and Jerusalem, and from the sea coast of Tyre and Sidon, which came to hear him, and to be healed of their diseases;
Luther-Bibel . 17 Und er ging mit ihnen hinab und trat auf ein ebenes Feld. Und um ihn war eine große Schar seiner Jünger und eine große Menge des Volkes aus ganz Judäa und Jerusalem und aus dem Küstenland von Tyrus und Sidon,

Tekstuitleg van Lc 6,17 .

1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

9. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

15. nom. + acc. onz. enk. πληθος = plèthos (menigte, veelheid) . Taalgebruik in het NT : plèthos (menigte, veelheid) . Taalgebruik in de LXX : plèthos (menigte, veelheid) . Taalgebruik in Lc : plèthos (menigte, veelheid) . Taalgebruik in Hnd : plèthos (menigte, veelheid) . Mc (2) : (1) Mc 3,7 . (2) Mc 3,8 . Lc (8) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 2,13 . (3) Lc 5,6 . (4) Lc 6,17 . (5) Lc 8,37 . (6) Lc 19,37 . (7) Lc 23,1 . (8) Lc 23,27 . Joh (1) : Joh 5,3 . Hnd (12) : (1) Hnd 2,6 . (2) Hnd 5,16 . (3) Hnd 6,2 . (4) Hnd 14,1 . (5) Hnd 14,4 . (6) Hnd 15,12 . (7) Hnd 15,30 . (8) Hnd 17,4 . (9) Hnd 21,36 . (10) Hnd 23,7 . (11) Hnd 25,24 . (12) Hnd 28,3 . Jac (1) : Jak 5,20 . 1 Pe (1) : 1 Pe 4,8 . Een vorm van πληθος = plèthos in de LXX (288) , in het NT (31) , in Lc (8) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 2,13 . (3) Lc 5,6 . (4) Lc 6,17 . (5) Lc 8,37 . (6) Lc 19,37 . (7) Lc 23,1 . (8) Lc 23,27 . In de LXX is πληθος = plèthos de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden .

22. gen. vr. enk. ioudaias (van Judea) van het zelfst. naamw. ioudaia (Judea) . Taalgebruik in het N.T. : ioudaia (Judea) . Taalgebruik in Lc : ioudaia (Judea) .
Lc (7) : (1) Lc 1,5 . (2) Lc 1,65 . (3) Lc 3,1 . (4) Lc 4,44 . (5) Lc 5,17 . (6) Lc 6,17 . (7) Lc 23,5 . Een vorm van ioudaia (Judea) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 1,5 . (2) Lc 1,65 . (3) Lc 2,4 . (4) Lc 3,1 . (5) Lc 4,44 . (6) Lc 5,17 . (7) Lc 6,17 . (8) Lc 7,17 . (9) Lc 21,21 . (10) Lc 23,5 .

23. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

25. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

29. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

Lc 6,18 - Lc 6,18 : 98. Volkstoeloop en genezingen - Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,17 - Lc 6,18 - Lc 6,19 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
[6:18] oi èlthon akousai autou kai iathènai apo tôn nosôn autôn 6:18 kai oi enochloumenoi apo pneumatôn akathartôn etherapeuonto  18 qui venerunt ut audirent eum et sanarentur a languoribus suis et qui vexabantur ab spiritibus inmundis curabantur   18 Die gekomen waren, om Hem te horen, en om van hun ziekten genezen te worden, en die van onreine geesten gekweld waren; en zij werden genezen.   [18] Ze waren gekomen om Hem te horen en van hun ziekten te worden genezen. Ook zij die geplaagd werden door onreine geesten, werden genezen.   [18] Ze waren gekomen om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen,   18 zij zijn gekomen om hem te horen en genezen te worden van hun ziekten; ook zij die werden gekweld door onreine geesten vonden heling.   18. étaient venus pour l'entendre et se faire guérir de leurs maladies. Ceux que tourmentaient des esprits impurs étaient guéris,  

King James Bible . [18] And they that were vexed with unclean spirits: and they were healed.
Luther-Bibel . 18 die gekommen waren, ihn zu hören und von ihren Krankheiten geheilt zu werden; und die von unreinen Geistern umgetrieben waren, wurden gesund.

Tekstuitleg van Lc 6,18 .

Lc 6,19 - Lc 6,19 : 98. Volkstoeloop en genezingen - Mc 3,7-12 - Mt 12,15-21 - Lc 6,17-20a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,17 - Lc 6,18 - Lc 6,19 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:19 kai pas o ochlos ezètoun aptesthai autou oti dunamis par autou exèrcheto kai iato pantas   19 et omnis turba quaerebant eum tangere quia virtus de illo exiebat et sanabat omnes     19 En al de schare zocht Hem aan te raken; want er ging kracht van Hem uit, en Hij genas ze allen.  [19] En al die mensen probeerden Hem aan te raken, omdat er een kracht van Hem uitging die iedereen genas.  [19] en de hele menigte probeerde hem aan te raken, want er ging een kracht van hem uit die allen genas.  19 Heel de schare is ernaar gaan zoeken om hem vast te grijpen, omdat er kracht van hem uit tot hen kwam en hij allen genas.  19. et toute la foule cherchait à le toucher, parce qu'une force sortait de lui et les guérissait tous. 

King James Bible . [19] And the whole multitude sought to touch him: for there went virtue out of him, and healed them all.
Luther-Bibel . 19 Und alles Volk suchte ihn anzurühren; denn es ging Kraft von ihm aus und er heilte sie alle.

Tekstuitleg van Lc 6,19 .

5. act. ind. imperf. 3de pers. mv. ezètoun van het werkw. zèteô (zoeken) . Taalgebruik in het N.T. : zèteô (zoeken) . Taaalgebruik in Lc : zèteô (zoeken) . Hebr. bâqasj (zoeken) . Taalgebruik in Tenach : bâqasj (zoeken) . dârasj < midrasj . Ned. zoeken . Lat. quaerere . Fr. chercher (ch / q - r) . E. search . D. suchen . D. zoeken . Lc (5) : (1) Lc 5,18 . (2) Lc 6,19 . (3) Lc 11,16 . (4) Lc 19,47 . (5) Lc 22,2 . Een vorm van zèteô (zoeken) in Lc in 26 verzen , in Lc 6 (1) Lc 6,19 . In Lc : 14 vormen van zèteô (zoeken) in 13 / 24 hoofdstukken en in 26 verzen . In Hnd : X vormen van zèteô (zoeken) in 7 / 28 hoofdstukken en in 10 verzen .

99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,20 - Lc 6,21 - Lc 6,22 - Lc 6,23 -

Lc 6,20 - Lc 6,20 : 99. De zaligsprekingen - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,20 - Lc 6,21 - Lc 6,22 - Lc 6,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:20 kai autos eparas tous ofthalmous autou eis tous mathètas autou elegen makarioi oi ptôchoi oti umetera estin è basileia tou theou  20 et ipse elevatis oculis in discipulos suos dicebat beati pauperes quia vestrum est regnum Dei    20 En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods.  
[20] Hij richtte het oog op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig* de armen, voor jullie is het koninkrijk van God. 

[20] Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God.  
20 ¶ Hij, zijn ogen opheffend naar zijn leerlingen, heeft gezegd: Zalig de armen,– want voor u is het koninkrijk van God!  20. Et lui, levant les yeux sur ses disciples, disait : « Heureux, vous les pauvres, car le Royaume de Dieu est à vous. 

King James Bible . [20] And he lifted up his eyes on his disciples, and said, Blessed be ye poor: for yours is the kingdom of God.
Luther-Bibel . 20 Und er hob seine Augen auf über seine Jünger und sprach: Selig seid ihr Armen; denn das Reich Gottes ist euer.

Tekstuitleg van Lc 6,20 .

1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

3. act. part. aor. nom. mann. enk. eparas (opgeheven) van het werkw. epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in het N.T. : epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in Lc : epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in Hnd : epairô (opheffen, verheffen) . Taalgebruik in de Septuaginta : epairô (opheffen, verheffen) . Hebr. nâshâ´(dragen, opnemen, verheffen) . Taalgebruik in Tenach : nâshâ´ (dragen, opnemen, verheffen) . Lat. levare (elevare) . Fr. lever . E. to lift up . D. aufheben . Lc (3) : (1) Lc 6,20 . (2) Lc 16,23 . (3) Lc 24,50 . Een vorm van epairô (opheffen, verheffen) in Lc in 6 verzen : (1) Lc 6,20 . (2) Lc 11,27 . (3) Lc 16,23 . (4) Lc 18,13 . (5) Lc 21,28 . (6) Lc 24,50 . In Lc : 4 vormen van epairô (opheffen, verheffen) in 6 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 4 vormen van epairô (opheffen, verheffen) in 5 verzen in 5 hoofdstukken . Een vorm van epairô (opheffen, verheffen) in het N.T. (19) , de LXX (83) .

Lc 6,21 - Lc 6,21 : 99. De zaligsprekingen - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,20 - Lc 6,21 - Lc 6,22 - Lc 6,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:21 makarioi oi peinôntes nun oti chortasthèsesthe makarioi oi klaiontes nun oti gelasete  21 beati qui nunc esuritis quia saturabimini beati qui nunc fletis quia ridebitis    21 Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen.   [21] Gelukkig die nu honger hebben, jullie zullen volop te eten hebben. Gelukkig die nu huilen, jullie zullen lachen.  [21] Gelukkig jullie die honger hebben, want je zult verzadigd worden. Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen.  21 Zalig wie nu honger lijden,– want ge zult worden verzadigd! Zalig wie nu weeklagen,– want ge zult lachen!   21. Heureux, vous qui avez faim maintenant, car vous serez rassasiés. Heureux, vous qui pleurez maintenant, car vous rirez. 

King James Bible . [21] Blessed are ye that hunger now: for ye shall be filled. Blessed are ye that weep now: for ye shall laugh.
Luther-Bibel . 21 Selig seid ihr, die ihr jetzt hungert; denn ihr sollt satt werden. Selig seid ihr, die ihr jetzt weint; denn ihr werdet lachen.

Tekstuitleg van Lc 6,21 . Het vers Lc 6,21 telt 12 (2² X 3) woorden en 71 letters . De getalwaarde van Lc 6,21 is 6866 (2 X 3433) .

Lc 6,21.3. act. part. praes. nom. mann. enk. peinôntes van het werkw. peinaô (hongeren, honger hebben) . Taalgebruik in het N.T. : peinaô (hongeren, honger hebben) . Taalgebruik in Lc : peinaô (hongeren, honger hebben) . Lc (1) Lc 6,21 . Een vorm van peinaô (hongeren, honger hebben) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 1,53 . (2) Lc 4,2 . (3) Lc 6,3 . (4) Lc 6,21 . (5) Lc 6,25 .

Lc 6,22 - Lc 6,22 : 99. De zaligsprekingen - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,20 - Lc 6,21 - Lc 6,22 - Lc 6,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:22 makarioi este otan misèsôsin umas oi anthrôpoi kai otan aforisôsin umas kai oneidisôsin kai ekbalôsin to onoma umôn ôs ponèron eneka tou uiou tou anthrôpou 22 beati eritis cum vos oderint homines et cum separaverint vos et exprobraverint et eiecerint nomen vestrum tamquam malum propter Filium hominis    22 Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil.  [22] Gelukkig zijn jullie als de mensen je haten, als ze je buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen omwille van de Mensenzoon;  [22] Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen.  22 Zalig zijt ge wanneer de mensen u haten,– wanneer ze u bannen, smaden en uw naam als iets kwalijks uitwerpen omwille van de mensenzoon!  22. Heureux êtes-vous, quand les hommes vous haïront, quand ils vous frapperont d'exclusion et qu'ils insulteront et proscriront votre nom comme infâme, à cause du Fils de l'homme.  

King James Bible . [22] Blessed are ye, when men shall hate you, and when they shall separate you from their company, and shall reproach you, and cast out your name as evil, for the Son of man's sake.
Luther-Bibel . 22 Selig seid ihr, wenn euch die Menschen hassen und euch ausstoßen und schmähen und verwerfen euren Namen als böse um des Menschensohnes willen.

Tekstuitleg van Lc 6,22 . Het vers Lc 6,22 telt 25 (5²) woorden en 127 letters . De getalwaarde van Lc 6,22 is 17395 (5 X 7² X 71) .

Lc 6,22.8. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

Lc 6,22.12. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

Lc 6,22.14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

Lc 6,22.17. nom. + acc. onz. enk. : onoma (naam) . Taalgebruik in het N.T. : onoma (naam) . Taalgebruik in Lc : onoma (naam) . Stam : N ... M . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . Lc (15) : (1) Lc 1,5 (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) . (2) Lc 1,13 (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) . (3) Lc 1,26 (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) . (4) Lc 1,27 (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) . (5) Lc 1,31 (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) . (6) Lc 1,49 . (7) Lc 1,63 (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) . (8) Lc 2,21 (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) . (9) Lc 2,25 (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) . (10) Lc 6,22 . (11) Lc 8,30 . (12) Lc 8,41 (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) . (13) Lc 11,2 . (14) Lc 21,17 . (15) Lc 24,13 (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) . Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen .

Lc 6,22.19. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het N.T. : hôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : hôs (zoals) . Lc (49) . Lc 6 (3) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,22 . (3) Lc 6,40

Lc 6,23 - Lc 6,23 : 99. De zaligsprekingen - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,20 - Lc 6,21 - Lc 6,22 - Lc 6,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:23 charète en ekeinè tè èmera kai skirtèsate idou gar o misthos umôn polus en tô ouranô kata ta auta gar epoioun tois profètais oi pateres autôn  23 gaudete in illa die et exultate ecce enim merces vestra multa in caelo secundum haec enim faciebant prophetis patres eorum    23 Verblijdt u in dien dag, en zijt vrolijk; want, ziet, uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks den profeten.  [23] dans die dag van blijdschap, want, vergeet niet, in de hemel wacht jullie een rijke beloning. Hetzelfde deden hun voorvaders immers met de profeten*.  [23] Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel. Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld.  23 Verheugt u te dien dage, danst van blijdschap!, want zie, overvloedig is uw loon in de hemel: hetzelfde immers hebben hun vaderen gedaan aan de profeten!  23. Réjouissez-vous ce jour-là et tressaillez d'allégresse, car voici que votre récompense sera grande dans le ciel. C'est de cette manière, en effet, que leurs pères traitaient les prophètes. »  

King James Bible . [23] Rejoice ye in that day, and leap for joy: for, behold, your reward is great in heaven: for in the like manner did their fathers unto the prophets.
Luther-Bibel . 23 Freut euch an jenem Tage und springt vor Freude; denn siehe, euer Lohn ist groß im Himmel. Denn das Gleiche haben ihre Väter den Propheten getan.

Tekstuitleg van Lc 6,23 .

2. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

6. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

7. act. imperat. aor. 2de pers. mv. skirtèsate (springt op) van het werkw. skirtaô (huppelen, springen, dansen) . Taalgebruik in het N.T. : skirtaô (huppelen, springen, dansen) . Taalgebruik in Lc : skirtaô (huppelen, springen, dansen) .
Lc (1) Lc 6,23 . Een vorm van skirtaô (huppelen, springen, dansen) in Lc in 3 verzen : (1) Lc 1,41 . (2) Lc 1,44 . (3) Lc 6,23 .

14. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

Lc 6,21 Lc 6,25 Lc 6,20b  Lc 6,24   Lc 1,53 a Lc 1,53b  Lc 16,25c  Lc 16,25d Lc 16,25e  Lc 16,25f 
makarioi (zalig - geluukig) ouai humin (wee aan u)  makarioi (zalig - gelukkig)  ouai humin (wee aan u)    kai (en)  hoti (want)  kai (en)    
hoi peinôntes (peinaô : hongeren) hoi empeplèsmenoi (de verzadigden) empimplèmi : verzadigen, vol zijn  hoi ptôchoi (de armen)  tois plousiois (rijken)  peinôntas eneplèsen (hongerigen verzadigde Hij)  ploutountas (die zich verrijkten)   lazaros homoiôs (en Lazarus op gelijke wijze)    su de (gij echter) 
nun (nu) nun (nu)        exapesteilen (zond Hij heen)  apelabes (gij hebt ontvangen)    nun de (nu echter)  
hoti (want) hoti (want) hoti (wxant)   hoti            
chortasthèsesthe (chortazô : gevoed worden, verzadigen) (gij zult verzadigd worden) peinasete (gij zult hongeren) humetera estin hè basileia  tou theou (het uwe is het koninkrijk van God) apechete tèn paraklèsin humôn (want uw vertroosting houdt u van u af) agathôn (met goederen)  kenous (ledig)   ta agatha sou (jouw goederen)  ta kaka (de kwalen)  hôde parakaleitai (vindt hij hier troost)   odunasai (lijdt pijn)  
            en tài zôèi sou (in uw leven)       
 99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -  100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26 -   99. De zaligsprekingen : Lc 6,20b-23 // (Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23 - Mt 5,3-12 -  100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26 -  4. Bezoek van Maria aan Elisabet : Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56 -   4. Bezoek van Maria aan Elisabet : Lc 1,39-56 - Lc 1,39-56 -  248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31   248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31   248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31   248. Gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus : Lc 16,19-31

100. De weespreuken : Lc 6,24-26 - Lc 6,24-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,24 - Lc 6,25 - Lc 6,26 -

Lc 6,24 - Lc 6,24 : 100. De weespreuken - Lc 6,24-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,24 - Lc 6,25 - Lc 6,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:24 plèn ouai umin tois plousiois oti apechete tèn paraklèsin umôn  24 verumtamen vae vobis divitibus quia habetis consolationem vestram    24 Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.   [24] Maar wee jullie, rijken, je hebt je troost al binnen. 
[24] Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad.  
24 Maar wee u die rijk zijt, want ge hébt uw vertroosting al!  24. « Mais malheur à vous, les riches ! car vous avez votre consolation.  

King James Bible . [24] But woe unto you that are rich! for ye have received your consolation.
Luther-Bibel . 24 Aber dagegen: Weh euch Reichen! Denn ihr habt euren Trost schon gehabt.

Tekstuitleg van Lc 6,24 .

Lc 6,25 - Lc 6,25 : 100. De weespreuken - Lc 6,24-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,24 - Lc 6,25 - Lc 6,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:25 ouai umin oi empeplèsmenoi nun oti peinasete ouai oi gelôntes nun oti penthèsete kai klausete 25 vae vobis qui saturati estis quia esurietis vae vobis qui ridetis nunc quia lugebitis et flebitis     25 Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en wenen.   [25] Wee jullie die nu voldaan zijn, je zult honger hebben. Wee die nu lachen, jullie zullen rouwen en huilen.  [25] Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult hongeren. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en huilen.  25 Wee u die nu al voldaan zijt, want ge zult honger lijden!– wee u die nu lacht, want ge zult rouwen en weeklagen!   25. Malheur à vous, qui êtes repus maintenant ! car vous aurez faim. Malheur, vous qui riez maintenant! car vous connaîtrez le deuil et les larmes.  

King James Bible . [25] Woe unto you that are full! for ye shall hunger. Woe unto you that laugh now! for ye shall mourn and weep.
Luther-Bibel . 25 Weh euch, die ihr jetzt satt seid! Denn ihr werdet hungern. Weh euch, die ihr jetzt lacht! Denn ihr werdet weinen und klagen.

Tekstuitleg van Lc 6,25 . Het vers Lc 6,25 telt 15 (3 X 5) woorden en 79 letters . De getalwaarde van Lc 6,25 is 7708 (2² X 41 X 47) .

Lc 6,25.7. act. ind. fut. 2de pers. mv.  peinasete (jullie zullen honger hebben) van het werkw. peinaô (hongeren, honger hebben) . Taalgebruik in het N.T. : peinaô (hongeren, honger hebben) . Taalgebruik in Lc : peinaô (hongeren, honger hebben) . Lc (1) Lc 6,25 . Een vorm van peinaô (hongeren, honger hebben) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 1,53 . (2) Lc 4,2 . (3) Lc 6,3 . (4) Lc 6,21 . (5) Lc 6,25 .

Lc 6,25.14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 6 (+ 11 / 49 . - 38 / 49 : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 6,9 . (3) Lc 6,21 . (4) Lc 6,24 . (5) Lc 6,26 . (6) Lc 6,27 . (7) Lc 6,28 . (8) Lc 6,40 . (9) Lc 6,41 . (10) Lc 6,43 . (11) Lc 6,44 . )

Lc 6,26 - Lc 6,26 : 100. De weespreuken - Lc 6,24-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,24 - Lc 6,25 - Lc 6,26 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:26 ouai otan | kalôs umas | umas kalôs | eipôsin pantes oi anthrôpoi kata ta auta gar epoioun tois pseudoprofètais oi pateres autôn  26 vae cum bene vobis dixerint omnes homines secundum haec faciebant prophetis patres eorum    26 Wee u, wanneer al de mensen wel van u spreken, want hun vaders deden desgelijks den valsen profeten. [26] Wee als alle mensen lovend over je spreken. Hetzelfde deden hun voorvaders immers met de valse profeten.  [26] Wee jullie wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld.  26 O wee wanneer alle mensen wél van u spreken: hetzelfde immers hebben hun vaderen gedaan aan de valse profeten.  26. Malheur, lorsque tous les hommes diront du bien de vous ! C'est de cette manière, en effet, que leurs pères traitaient les faux prophètes. »  

King James Bible . [26] Woe unto you, when all men shall speak well of you! for so did their fathers to the false prophets.
Luther-Bibel . 26 Weh euch, wenn euch jedermann wohlredet! Denn das Gleiche haben ihre Väter den falschen Propheten getan.

Tekstuitleg van Lc 6,26 .

101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -

Lc 6,27 - Lc 6,27 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:27 alla umin legô tois akouousin agapate tous echthrous umôn kalôs poieite tois misousin umas  27 sed vobis dico qui auditis diligite inimicos vestros benefacite his qui vos oderunt     27 Maar Ik zeg ulieden, die dit hoort: Hebt uw vijanden lief; doet wel dengenen, die u haten.   [27] Maar tegen jullie die luisteren, zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie je haten,  
[27] Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten,  
27 ¶ Nee, tot u die hoort zeg ik: hebt uw vijanden lief, doet wél aan wie u háten!   27. « Mais je vous le dis, à vous qui m'écoutez : Aimez vos ennemis, faites du bien à ceux qui vous haïssent,  

King James Bible . [27] But I say unto you which hear, Love your enemies, do good to them which hate you,
Luther-Bibel . 27 Aber ich sage euch, die ihr zuhört: Liebt eure Feinde; tut wohl denen, die euch hassen;

Tekstuitleg van Lc 6,27 .

6. act. ind. praes. + imperat. 2de pers. mv. αγαπατε = agapate (jullie beminnen, bemint) van het werkw. αγαπαω = agapaô (liefhebben) . Taalgebruik in het NT : agapaô (liefhebben) . Taalgebruik in de LXX : agapaô (liefhebben) . Bijbel (17) : (1) Dt 13,4 . (2) Zach 8,17 . (3) Ps 4,3 . (4) Mt 5,44 . (5) Lc 6,27 . (6) Lc 6,32 . (7) Lc 6,35 . (8) Lc 11,43 . (9) Joh 13,34 . (10) Joh 14,15 . (11) Joh 15,12 . (12) Joh 15,17 . (13) Ef 5,25 . (14) Kol 3,19 . (15) 1 Pe 1,8 . (16) 1 Pe 2,17 . (17) 1 Joh 2,15 . Een vorm van αγαπαω = agapaô in de LXX (283) , in het NT (141) , in Lc (13?) : (1) Lc 6,27 . (2) Lc 6,32 (2 vormen) . (3) Lc 6,35 . (4) Lc 7,5 . (5) Lc 7,42 . (6) Lc 7,47 . (7) Lc 10,27 . (8) Lc 11,43 . (9) Lc 16,13 . In de LXX kan vorm van αγαπαω = agapaô de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .

11. act. ind praes. + imperat. 2de praes. mv. ποιειτε = poieite (jullie doen of doet) van het werkw. ποιεω = poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in de LXX : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in Lc : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in Hnd : poieô (doen, maken) . Lc (6) : (1) Lc 3,4 . (2) Lc 6,2 . (3) Lc 6,27 . (4) Lc 6,31 . (5) Lc 6,46 . (6) Lc 22,19 .

poieô (doen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
act. ind praes. + imp. 2de praes. mv. poieite 51  18  33  12       

13. act. part. praes. dat. mann. mv. μισουσιν = misousin (aan hen die haten) van het werkw. μισεω = miseô (haten) . Taalgebruik in het NT : miseô (haten) . Taalgebruik in de LXX : miseô (haten) . Bijbel (7) : (1) Ex 20,5 . (2) Dt 5,9 . (3) Dt 7,10 . (4) Dt 32,41 . (5) Dt 32,43 . (6) Js 66,5 . (7) Lc 6,27 . Een vorm van μισεω = miseô in de LXX (182) , in het NT (39) , in Lc (7) : (1) Lc 1,71 . (2) Lc 6,22 . (3) Lc 6,27 . (4) Lc 14,26 . (5) Lc 16,13 . (6) Lc 19,14 . (7) Lc 21,17 . In de LXX is μισεω = miseô (haten) de vertaling van 8 verschillende Hebreeuwse woorden .

Lc 6,28 - Lc 6,28 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:28 eulogeite tous katarômenous umas proseuchesthe peri tôn epèreazontôn umas  28 benedicite maledicentibus vobis orate pro calumniantibus vos    28 Zegent degenen, die u vervloeken, en bidt voor degenen, die u geweld doen. [28] zegen hen die je vervloeken en bid voor degenen die je smaden.   [28] zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.  28 Zegent wie u vervloeken bidt voor wie u krenken!   28. bénissez ceux qui vous maudissent, priez pour ceux qui vous diffament. 

King James Bible . [28] Bless them that curse you, and pray for them which despitefully use you.
Luther-Bibel . 28 segnet, die euch verfluchen; bittet für die, die euch beleidigen.

Tekstuitleg van Lc 6,28 .

5. ind. praes. + imperat. praes. 2de pers. mv. proseuchesthe (bidt) van het werkw. proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in het N.T. : proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in Lc : proseuchomai (bidden) . Lc (3) : (1) Lc 6,28 .  (2) Lc 22,40 .  (3) Lc 22,46 . Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 3,21 . (3) Lc 5,16 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,28 . (6) Lc 9,18 . (7) Lc 9,28 . (8) Lc 9,29 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,2 . (11) Lc 18,1 . (12) Lc 18,10 . (13) Lc 18,11 . (14) Lc 20,47 . (15) Lc 22,40 . (16) Lc 22,41 . (17) Lc 22,44 . (18) Lc 22,46 .

Lc 6,29 - Lc 6,29 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Persoonlijke vertaling
6:29 tô tuptonti se epi tèn siagona pareche kai tèn allèn kai apo tou airontos sou to imation kai ton chitôna mè kôlusès  29 ei qui te percutit in maxillam praebe et alteram et ab eo qui aufert tibi vestimentum etiam tunicam noli prohibere  29 Dengene, die u aan de wang slaat, biedt ook de andere; en dengene, die u den mantel neemt, verhindert ook den rok niet te nemen.    [29] Slaat iemand je op de wang, bied hem dan ook de andere, en pakt iemand je jas af, weiger hem ook je hemd niet.   [29] Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt niet ook je onderkleed.   29 Slaat iemand je op de wang,– houd hem dan ook de ander voor; pakt iemand je mantel af, weiger hem ook het hemd niet!  29. A qui te frappe sur une joue, présente encore l'autre ; à qui t'enlève ton manteau, ne refuse pas ta tunique. 

King James Bible . [29] And unto him that smiteth thee on the one cheek offer also the other; and him that taketh away thy cloke forbid not to take thy coat also.
Luther-Bibel . 29 Und wer dich auf die eine Backe schlägt, dem biete die andere auch dar; und wer dir den Mantel nimmt, dem verweigere auch den Rock nicht.

Tekstuitleg van Lc 6,29 . Het vers Lc 6,29 telt 22 (2 X 11) woorden en 94 (2 X 47) letters . De getalwaarde van Lc 6,29 is 12114 (2 X 3² X 673) .

Lc 6,29.21. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .

Lc 6,30 - Lc 6,30 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:30 panti aitounti se didou kai apo tou airontos ta sa mè apaitei   30 omni autem petenti te tribue et qui aufert quae tua sunt ne repetas    30 Maar geeft een iegelijk, die van u begeert; en van dengene, die het uwe neemt, eist niet weder.  [30] Vraagt iemand je om iets, geef het, en pakt men iets van je af, vraag het dan niet terug.  [30] Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. 30 Vraagt wie–dan–ook iets van je, gééf het hem, en pakt iemand het jouwe af, vraag het niet van hem terug!  30. A quiconque te demande, donne, et à qui t'enlève ton bien, ne le réclame pas.  

King James Bible .[30] Give to every man that asketh of thee; and of him that taketh away thy goods ask them not again.
Luther-Bibel . 30 Wer dich bittet, dem gib; und wer dir das Deine nimmt, von dem fordere es nicht zurück.

Tekstuitleg van Lc 6,30 .

11. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .

Lc 6,31 - Lc 6,31 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:31 kai kathôs thelete ina poiôsin umin oi anthrôpoi poieite autois omoiôs   31 et prout vultis ut faciant vobis homines et vos facite illis similiter    31 En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks.  [31] Behandel de mensen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.   [31] Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen.  31 Zoals ge wilt dat de mensen ú doen, doet aan hen evenzo!  31. Ce que vous voulez que les hommes fassent pour vous, faites-le pour eux pareillement.  

King James Bible . [31] And as ye would that men should do to you, do ye also to them likewise.
Luther-Bibel . 31 Und wie ihr wollt, dass euch die Leute tun sollen, so tut ihnen auch!

Tekstuitleg van Lc 6,31 .

2. kathôs (zoals) . Taalgebruik in het N.T. : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Mc : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : kathôs (zoals) .
Lc (17) : (1) Lc 1,2 . (2) Lc 1,55 . (3) Lc 1,70 . (4) Lc 2,20 . (5) Lc 2,23 . (6) Lc 5,14 . (7) Lc 6,31 . (8) Lc 6,36 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,30 . (11) Lc 17,26 . (12) Lc 17,28 . (13) Lc 19,32 . (14) Lc 22,13 . (15) Lc 22,29 . (16) Lc 24,24 . (17) Lc 24,39 .

Lc 6,32 - Lc 6,32 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:32 kai ei agapate tous agapôntas umas poia umin charis estin kai gar oi amartôloi tous agapôntas autous agapôsin  32 et si diligitis eos qui vos diligunt quae vobis est gratia nam et peccatores diligentes se diligunt    32 En indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat dank hebt gij? Want ook de zondaars hebben lief degenen, die hen liefhebben.   [32] Als jullie je vrienden liefhebben, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook de zondaars hebben hun vrienden lief.  [32] Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben? Want ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben.  32 Als ge liefhebt wie ú liefhebben is dat reden tot dank aan u? Want ook de zondaars hebben lief wie hén liefhebben!  32. Que si vous aimez ceux qui vous aiment, quel gré vous en saura-t-on ? Car même les pécheurs aiment ceux qui les aiment.  

King James Bible . [32] For if ye love them which love you, what thank have ye? for sinners also love those that love them.
Luther-Bibel . 32 Und wenn ihr die liebt, die euch lieben, welchen Dank habt ihr davon? Denn auch die Sünder lieben ihre Freunde.

Tekstuitleg van Lc 6,32 .

14. nom. mann. mv. ἁμαρτωλοι = hamartôloi (zondaars) van het zelfst. naamw. ἁμαρτωλος = hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in het NT : hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in de LXX : hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in Lc : hamartôlos (zondaar) . Bijbel (35) . OT (23) . NT (12) : (1) Mt 9,10 . (2) Mc 2,15 . (3) Lc 6,32 . (4) Lc 6,33 . (5) Lc 6,34 . (6) Lc 13,2 . (7) Lc 15,1 . (8) Rom 5,19 . (9) Gal 2,15 . (10) Gal 2,17 . (11) Jak 4,8 . (12) . Jud 1,15 . Een vorm van ἁμαρτωλος = hamartôlos in de LXX (178) , in het NT (47) , in Lc (17) : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 5,30 . (3) Lc 5,32 . (4) Lc 6,32 . (5) Lc 6,33 . (6) Lc 6,34 . (7) Lc 7,34 . (8) Lc 7,37 . (9) Lc 7,39 . (10) Lc 13,2 . (11) Lc 15,1 . (12) Lc 15,2 . (13) Lc 15,7 . (14) Lc 15,10 . (15) Lc 18,13 . (16) Lc 19,7 . (17) Lc 24,7 .

Lc 6,33 - Lc 6,33 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:33 kai [gar] ean agathopoiète tous agathopoiountas umas poia umin charis estin kai oi amartôloi to auto poiousin   33 et si benefeceritis his qui vobis benefaciunt quae vobis est gratia siquidem et peccatores hoc faciunt    33 En indien gij goed doet dengenen, die u goed doen, wat dank hebt gij? Want ook de zondaars doen hetzelfde.   [33] En als jullie je weldoeners weldoen, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook de zondaars doen dat.   [33] En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie? Ook de zondaars handelen zo.  33 Ja, als ge goeddoet aan wie ú goeddoen, is dat reden tot dank aan u? Ook de zondaars doen dat!  33. Et si vous faites du bien à ceux qui vous en font, quel gré vous en saura-t-on ? Même les pécheurs en font autant. 

King James Bible . [33] And if ye do good to them which do good to you, what thank have ye? for sinners also do even the same.
Luther-Bibel . 33 Und wenn ihr euren Wohltätern wohltut, welchen Dank habt ihr davon? Denn die Sünder tun dasselbe auch.

Tekstuitleg van Lc 6,33 .

14. nom. mann. mv. ἁμαρτωλοι = hamartôloi (zondaars) van het zelfst. naamw. ἁμαρτωλος = hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in het NT : hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in de LXX : hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in Lc : hamartôlos (zondaar) . Bijbel (35) . OT (23) . NT (12) : (1) Mt 9,10 . (2) Mc 2,15 . (3) Lc 6,32 . (4) Lc 6,33 . (5) Lc 6,34 . (6) Lc 13,2 . (7) Lc 15,1 . (8) Rom 5,19 . (9) Gal 2,15 . (10) Gal 2,17 . (11) Jak 4,8 . (12) . Jud 1,15 . Een vorm van ἁμαρτωλος = hamartôlos in de LXX (178) , in het NT (47) , in Lc (17) : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 5,30 . (3) Lc 5,32 . (4) Lc 6,32 . (5) Lc 6,33 . (6) Lc 6,34 . (7) Lc 7,34 . (8) Lc 7,37 . (9) Lc 7,39 . (10) Lc 13,2 . (11) Lc 15,1 . (12) Lc 15,2 . (13) Lc 15,7 . (14) Lc 15,10 . (15) Lc 18,13 . (16) Lc 19,7 . (17) Lc 24,7 .

Lc 6,34 - Lc 6,34 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:34 kai ean danisète par ôn elpizete labein poia umin charis [estin] kai amartôloi amartôlois danizousin ina apolabôsin ta isa  34 et si mutuum dederitis his a quibus speratis recipere quae gratia est vobis nam et peccatores peccatoribus fenerantur ut recipiant aequalia     34 En indien gij leent dengenen, van welke gij hoopt weder te ontvangen, wat dank hebt gij? Want ook de zondaars lenen den zondaren, opdat zij evengelijk weder mogen ontvangen.  [34] En als jullie lenen aan mensen van wie je iets terugverwacht, is er dan reden tot dankbaarheid? Ook zondaars lenen aan zondaars om op hun beurt hetzelfde te krijgen.   [34] En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten? Ook zondaars lenen geld aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen.   34 En als ge uitleent aan hen van wie ge verwacht te ontvangen, is dat reden tot dankbaarheid? Ook zondaars lenen aan zondaars, om evenveel terug te ontvangen!   34. Et si vous prêtez à ceux dont vous espérez recevoir, quel gré vous en saura-t-on ? Même des pécheurs prêtent à des pécheurs afin de recevoir l'équivalent.  

King James Bible . [34] And if ye lend to them of whom ye hope to receive, what thank have ye? for sinners also lend to sinners, to receive as much again.
Luther-Bibel . 34 Und wenn ihr denen leiht, von denen ihr etwas zu bekommen hofft, welchen Dank habt ihr davon? Auch die Sünder leihen den Sündern, damit sie das Gleiche bekommen.

Tekstuitleg van Lc 6,34 .

13. nom. mann. mv. ἁμαρτωλοι = hamartôloi (zondaars) van het zelfst. naamw. ἁμαρτωλος = hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in het NT : hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in de LXX : hamartôlos (zondaar) . Taalgebruik in Lc : hamartôlos (zondaar) . Bijbel (35) . OT (23) . NT (12) : (1) Mt 9,10 . (2) Mc 2,15 . (3) Lc 6,32 . (4) Lc 6,33 . (5) Lc 6,34 . (6) Lc 13,2 . (7) Lc 15,1 . (8) Rom 5,19 . (9) Gal 2,15 . (10) Gal 2,17 . (11) Jak 4,8 . (12) . Jud 1,15 . Een vorm van ἁμαρτωλος = hamartôlos in de LXX (178) , in het NT (47) , in Lc (17) : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 5,30 . (3) Lc 5,32 . (4) Lc 6,32 . (5) Lc 6,33 . (6) Lc 6,34 . (7) Lc 7,34 . (8) Lc 7,37 . (9) Lc 7,39 . (10) Lc 13,2 . (11) Lc 15,1 . (12) Lc 15,2 . (13) Lc 15,7 . (14) Lc 15,10 . (15) Lc 18,13 . (16) Lc 19,7 . (17) Lc 24,7 .

Lc 6,35 - Lc 6,35 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:35 plèn agapate tous echthrous umôn kai agathopoieite kai danizete mèden apelpizontes kai estai o misthos umôn polus kai esesthe uioi upsistou oti autos chrèstos estin epi tous acharistous kai ponèrous 35 verumtamen diligite inimicos vestros et benefacite et mutuum date nihil desperantes et erit merces vestra multa et eritis filii Altissimi quia ipse benignus est super ingratos et malos     35 Maar hebt uw vijanden lief, en doet goed, en leent, zonder iets weder te hopen; en uw loon zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn; want Hij is goedertieren over de ondankbaren en bozen. [35] Nee, heb je vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug. Dan zal er een rijke beloning voor jullie zijn: je wordt kinderen van de Allerhoogste, want ook Hij is goed voor ondankbare en slechte mensen.   [35] Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond, en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is.  35 Nee, hebt uw vijanden lief!– doet goed en leent uit zonder iets terug te verwachten; dan zal uw loon groot zijn en zult ge wezen: zonen van de Allerhoogste, want hij is mild jegens de ondankbaren en bozen!  35. Au contraire, aimez vos ennemis, faites du bien et prêtez sans rien attendre en retour. Votre récompense alors sera grande, et vous serez les fils du Très-Haut, car il est bon, Lui, pour les ingrats et les méchants. 

King James Bible . [35] But love ye your enemies, and do good, and lend, hoping for nothing again; and your reward shall be great, and ye shall be the children of the Highest: for he is kind unto the unthankful and to the evil.
Luther-Bibel . 35 Vielmehr liebt eure Feinde; tut Gutes und leiht, wo ihr nichts dafür zu bekommen hofft. So wird euer Lohn groß sein und ihr werdet Kinder des Allerhöchsten sein; denn er ist gütig gegen die Undankbaren und Bösen.

Tekstuitleg van Lc 6,35 .

Lc 6,36 - Lc 6,36 : 101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 - Lc 6,27-36 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,27 - Lc 6,28 - Lc 6,29 - Lc 6,30 - Lc 6,31 - Lc 6,32 - Lc 6,33 - Lc 6,34 - Lc 6,35 - Lc 6,36 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:36 ginesthe oiktirmones kathôs | | [kai] | o patèr umôn oiktirmôn estin  36 estote ergo misericordes sicut et Pater vester misericors est    36 Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig is.   [36] Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is.  [36] Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is.  36 Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is!   36. « Montrez-vous compatissants, comme votre Père est compatissant. 

King James Bible . [36] Be ye therefore merciful, as your Father also is merciful.
Luther-Bibel . 36 Seid barmherzig, wie auch euer Vater barmherzig ist.

Tekstuitleg van Lc 6,36 .

3. kathôs (zoals) . Taalgebruik in het N.T. : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Mc : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : kathôs (zoals) .
Lc (17) : (1) Lc 1,2 . (2) Lc 1,55 . (3) Lc 1,70 . (4) Lc 2,20 . (5) Lc 2,23 . (6) Lc 5,14 . (7) Lc 6,31 . (8) Lc 6,36 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,30 . (11) Lc 17,26 . (12) Lc 17,28 . (13) Lc 19,32 . (14) Lc 22,13 . (15) Lc 22,29 . (16) Lc 24,24 . (17) Lc 24,39 .

Lc 3,8 // Mt 3,9 - Lc 3,7-9 - Lc 4,24 - Lc 4,16-30 - Lc 6,27 - Lc 6,27-36 - Lc 7,9 - Lc 7,1-10 -  Lc 7,26 - Lc 7,24-28 -  Lc 7,29            
  eipen de (hij zei echter) Alla (maar) ... eipen (zei hij)  nai (ja)              
  amèn (voorwaar)                    
    humin                  
legô (ik zeg) legô (ik zeg) legô (zeg ik) legô (ik zeg) legô (ik zeg) legô (ik zeg)            
gar (immers)                      
humin (jullie) humin (jullie) tois akouousin (de luisteraars) humin (jullie) humin (jullie) humin (jullie)            
hoti (dat) .... hoti (dat) ....                    
                       
14. Eschatologische prediking van Johannes de Doper : Lc 3,7-9 // Mt 3,7-10   22. Prediking te Nazaret en verwerping : Lc 4,16-30 // (Mc 6,1-6a) // Mt 13,53-58  101. Liefde tot de vijanden en wederkerigheidsmoraal : Lc 6,27-36 109. De honderdman van Kafarnaüm : Lc 7,1-10 // ( Mt 8,5-10 )    112. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 // ( Mt 11,7-11 )              
                       

102. Oordelen : Lc 6,37-38 - Lc 6,37-38 - Mt 7,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,37 - Lc 6,38 -

Lc 6,37 - Lc 6,37 : 102. Oordelen - Lc 6,37-38 - Mt 7,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,37 - Lc 6,38 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:37 kai mè krinete kai ou mè krithète kai mè katadikazete kai ou mè katadikasthète apoluete kai apoluthèsesthe   37 nolite iudicare et non iudicabimini nolite condemnare et non condemnabimini dimittite et dimittemini     37 En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat los, en gij zult losgelaten worden.   [37] Werp* je niet op als rechter, dan zullen jullie niet berecht worden. Veroordeel niet, dan zullen jullie niet veroordeeld worden. Spreek vrij, dan zullen jullie vrijgesproken worden.  [37] Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden.  37 ¶ Sleept niemand voor de rechter,– dat ge niet zult wórden berecht; veroordeelt niet,– dat ge niet zult worden veroordeeld; spreekt vrij,– dat ge zult worden vrijgesproken!–   37. Ne jugez pas, et vous ne serez pas jugés ; ne condamnez pas, et vous ne serez pas condamnés ; remettez, et il vous sera remis. 

King James Bible . [37] Judge not, and ye shall not be judged: condemn not, and ye shall not be condemned: forgive, and ye shall be forgiven:
Luther-Bibel . 37 Und richtet nicht, so werdet ihr auch nicht gerichtet. Verdammt nicht, so werdet ihr nicht verdammt. Vergebt, so wird euch vergeben.

Tekstuitleg van Lc 6,37 .

6. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .

9. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .

13. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .

Lc 6,38 - Lc 6,38 : 102. Oordelen - Lc 6,37-38 - Mt 7,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,37 - Lc 6,38 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:38 didote kai dothèsetai umin metron kalon pepiesmenon sesaleumenon uperekchunnomenon dôsousin eis ton kolpon umôn ô gar metrô metreite antimetrèthèsetai umin 38 date et dabitur vobis mensuram bonam confersam et coagitatam et supereffluentem dabunt in sinum vestrum eadem quippe mensura qua mensi fueritis remetietur vobis    38 Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, neergedrukte, en geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot geven; want met dezelfde maat, waarmede gijlieden meet, zal ulieden wedergemeten worden.   [38] Geef, dan zal jullie gegeven worden. Een mooie maat, stevig aangedrukt, goed geschud en overvol zal je in de schoot geworpen worden. Want met de maat waarmee jullie meten, zul je gemeten worden.’  [38] Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.’  38 geeft,– en aan u zal gegeven worden; een gunstige maat, aangedrukt, geschud en overvloeiend, zullen ze u in de schoot geven, want met de maat waarmee gij meet zal aan u worden toegemeten!  38. Donnez, et l'on vous donnera ; c'est une bonne mesure, tassée, secouée, débordante, qu'on versera dans votre sein ; car de la mesure dont vous mesurez on mesurera pour vous en retour. »  

King James Bible . [38] Give, and it shall be given unto you; good measure, pressed down, and shaken together, and running over, shall men give into your bosom. For with the same measure that ye mete withal it shall be measured to you again.
Luther-Bibel . 38 Gebt, so wird euch gegeben. Ein volles, gedrücktes, gerütteltes und überfließendes Maß wird man in euren Schoß geben; denn eben mit dem Maß, mit dem ihr messt, wird man euch wieder messen.

Tekstuitleg van Lc 6,38 .

103. Als blinden blinden gidsen : Lc 6,39 - Lc 6,39 - Mt 15,10-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -

Lc 6,39 - Lc 6,39 : 103. Als blinden blinden gidsen - Lc 6,39 - Mt 15,10-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:39 eipen de kai parabolèn autois mèti dunatai tuflos tuflon odègein ouchi amfoteroi eis bothunon empesountai  dicebat autem illis et similitudinem numquid potest caecus caecum ducere nonne ambo in foveam cadent    39 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Kan ook wel een blinde een blinde op den weg leiden? Zullen zij niet beiden in de gracht vallen?   [39] Verder zei Hij tegen hen in beeldspraak: ‘Kan de ene blinde een gids zijn voor de andere? Dan vallen ze toch samen in een kuil? 
[39] Hij sprak ook in gelijkenissen tegen hen: ‘Kan de ene blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet beiden in een kuil?  
39 Hij zegt ook een gelijkeniswoord tot hen: een blinde kan toch geen blinde over de weg leiden?!– zullen niet beiden in een gat vallen?   39. Il leur dit encore une parabole : « Un aveugle peut-il guider un aveugle ? Ne tomberont-ils pas tous les deux dans un trou ?  

King James Bible . [39] And he spake a parable unto them, Can the blind lead the blind? shall they not both fall into the ditch?
Luther-Bibel . 39 Er sagte ihnen aber auch ein Gleichnis: Kann auch ein Blinder einem Blinden den Weg weisen? Werden sie nicht alle beide in die Grube fallen?

Tekstuitleg van Lc 6,39 .

104. De leerling niet boven de leraar - Lc 6,40 - Mt 10,24-25 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -

Lc 6,40 - Lc 6,40 : 104. De leerling niet boven de leraar : Lc 6,40 - Lc 6,40 - Mt 10,24-25 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:40 ouk estin mathètès uper ton didaskalon katèrtismenos de pas estai ôs o didaskalos autou  40 non est discipulus super magistrum perfectus autem omnis erit sicut magister eius     40 De discipel is niet boven zijn meester; maar een iegelijk volmaakt discipel zal zijn gelijk zijn meester.   [40] Een leerling staat niet boven zijn leermeester; iemand die volleerd is zal als zijn leermeester zijn.   [40] Een leerling staat niet boven zijn leermeester; pas als iemand zich alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn leermeester.  40 Leerlingschap is niet boven de leraar staan; maar al wie weltoegerust is zal zijn zoals zijn leermeester.  40. Le disciple n'est pas au-dessus du maître ; tout disciple accompli sera comme son maître.  

King James Bible . [40] The disciple is not above his master: but every one that is perfect shall be as his master.
Luther-Bibel . 40 Der Jünger steht nicht über dem Meister; wenn er vollkommen ist, so ist er wie sein Meister.

Tekstuitleg van Lc 6,40 . Het vers Lc 6,40 telt 15 (3 X 5) woorden en 77 (7 X 11) letters . De getalwaarde van Lc 6,40 is 9028 (2² X 37 X 61) .

Lc 6,40.11. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het N.T. : hôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : hôs (zoals) . Lc (49) . Lc 6 (3) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,22 . (3) Lc 6,40

De eerste zin is identiek aan Mt 10,24 .

  Lc 5,1-11 - Lc 5,1-11 - Lc 5,12-16 - Lc 5,12-16 - Lc 5,17-26 - Lc 5,17-26 Lc 6,1 - Lc 6,1-5 - Lc 6,6 - Lc 6,6-11 - Lc 6,12 - Lc 6,12-16 -
nevenschikkend voegwoord Kai (en) Kai (en) Kai (en)      
hoofdwerkwoord egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto (het gebeurde) egeneto de (het gebeurde echter) egeneto de (het gebeurde echter) egeneto de (het gebeurde echter)
voorzetsel en (in) en (in) en (op) en (op) en (op) en (in)
lidwoord tôi (het) tôi (het) miai tôn hèmerôn (de eerste dag van de week) sabbatôi (een sabbat) heterôi sabbatôi (een andere sabbat) tais hèjmerais tautais (die dagen)
werkwoord in de infinitief ton ochlon epikeisthai autôi kai akouein ton logon tou theou (opdringen van de menigte op hem en het luisteren naar het woord van God) einai auton (aanwezig zijn hij)   diaporeuesthai auton (doortrekken hij) eiselthein auton (binnengaan hij) ekselthein auton (naar buiten gaan hij)
plaatsbepaling   en miai tôn poleôn (in één van de steden)   dia sporimôn (door korenvelden) eis tèn sunagôgèn (in de synagoge) eis to oros (naar de berg)
      kai autos (en hij)      
   62. Wonderbare visvangst. Roeping van Simon Petrus en metgezellen : Lc 5,1-11 // (Mc 1,16-20) // (Mt 4,18-22)  63. Genezing van een melaatse : Mc 1,40-45 // (Mt 8,2-4) // Lc 5,12-16  67. Genezing van de lamme : Mc 2,1-12 // Mt 9,1-8 // Lc 5,17-26  94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 // Mt 12,1-8 // Lc 6,1-5  95. Genezing van een verdorde hand op sabbat : Mc 3,1-6 // Mt 12,9-14 // Lc 6,6-11 // (Lc 14,1-6)  97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 // Lc 6,12-16

105. De splinter en de balk : Lc 6,41-42 - Lc 6,41-42 - Mt 7,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,41 - Lc 6,42 -

Lc 6,41 - Lc 6,41 : 105. De splinter en de balk - Lc 6,41-42 - Mt 7,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,41 - Lc 6,42 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:41 ti de blepeis to karfos to en tô ofthalmô tou adelfou sou tèn de dokon tèn en tô idiô ofthalmô ou katanoeis  41 quid autem vides festucam in oculo fratris tui trabem autem quae in oculo tuo est non consideras    41 En wat ziet gij den splinter, die in uws broeders oog is, en den balk, die in uw eigen oog is, merkt gij niet?   [41] Wat kijk je naar de splinter in het oog van een ander terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? 
[41] Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? 
41 Wat kijk je naar de flinter in het oog van je broeder,– merk je niets van de balk in het eigen oog?  41. Qu'as-tu à regarder la paille qui est dans l'œil de ton frère ? Et la poutre qui est dans ton œil à toi, tu ne la remarques pas ! 

King James Bible . [41] And why beholdest thou the mote that is in thy brother's eye, but perceivest not the beam that is in thine own eye?
Luther-Bibel . 41 Was siehst du aber den Splitter in deines Bruders Auge und den Balken in deinem Auge nimmst du nicht wahr?

Tekstuitleg van Lc 6,41 .

7. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

17. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 6 (7) : (1) Lc 6,1 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 6,7 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,23 . (6) Lc 6,41 . (7) Lc 6,42 .

Lc 6,42 - Lc 6,42 : 105. De splinter en de balk - Lc 6,41-42 - Mt 7,1-5 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,41 - Lc 6,42 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:42 pôs dunasai legein tô adelfô sou adelfe afes ekbalô to karfos to en tô ofthalmô sou autos tèn en tô ofthalmô sou dokon ou blepôn upokrita ekbale prôton tèn dokon ek tou ofthalmou sou kai tote diablepseis to karfos to en tô ofthalmô tou adelfou sou ekbalein  42 et quomodo potes dicere fratri tuo frater sine eiciam festucam de oculo tuo ipse in oculo tuo trabem non videns hypocrita eice primum trabem de oculo tuo et tunc perspicies ut educas festucam de oculo fratris tui    42 Of hoe kunt gij tot uw broeder zeggen: Broeder, laat toe, dat ik den splinter, die in uw oog is, uitdoe; daar gij zelf den balk, die in uw oog is, niet ziet? Gij geveinsde! doe eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit te doen, die in uws broeders oog is.   [42] Hoe kun je tegen een ander zeggen: “Vriend, laat me de splinter weghalen die in je oog zit”, terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Schijnheilige, haal eerst de balk uit je eigen oog; pas dan zie je scherp genoeg om de splinter weg te halen die in het oog van de ander zit.  [42] Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter in je oog verwijderen,” terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter in het oog van je broeder of zuster te verwijderen.  42 Hoe kun je tot je broeder zeggen: broer, laat mij de flinter die in je oog zit weghalen, terwijl jezelf naar de balk in je eigen oog niet omkijkt! Schijnheilige!, haal eerst de balk uit je eigen oog, en dán zul je scherp genoeg zien om de flinter die in het oog van je broeder zit weg te halen!   42. Comment peux-tu dire à ton frère : «Frère, laisse-moi ôter la paille qui est dans ton œil», toi qui ne vois pas la poutre qui est dans ton œil ? Hypocrite, ôte d'abord la poutre de ton œil ; et alors tu verras clair pour ôter la paille qui est dans l'œil de ton frère.  

King James Bible . [42] Either how canst thou say to thy brother, Brother, let me pull out the mote that is in thine eye, when thou thyself beholdest not the beam that is in thine own eye? Thou hypocrite, cast out first the beam out of thine own eye, and then shalt thou see clearly to pull out the mote that is in thy brother's eye.
Luther-Bibel . 42 Wie kannst du sagen zu deinem Bruder: Halt still, Bruder, ich will den Splitter aus deinem Auge ziehen, und du siehst selbst nicht den Balken in deinem Auge? Du Heuchler, zieh zuerst den Balken aus deinem Auge und sieh dann zu, dass du den Splitter aus deines Bruders Auge ziehst!

Tekstuitleg van Lc 6,42 .

106. De boom en zijn vrucht : Lc 6,43-45 - Lc 6,43-45 - Mt 7,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,43 - Lc 6,44 - Lc 6,45 -

Lc 6,43 - Lc 6,43 : 106. De boom en zijn vrucht - Lc 6,43-45 - Mt 7,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,43 - Lc 6,44 - Lc 6,45 - 
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:43 ou gar estin dendron kalon poioun karpon sapron oude palin dendron sapron poioun karpon kalon  43 non est enim arbor bona quae facit fructus malos neque arbor mala faciens fructum bonum     43 Want het is geen goede boom, die kwade vrucht voortbrengt, en geen kwade boom, die goede vrucht voortbrengt;   [43] Er is geen mooie boom die zieke vrucht draagt, en evenmin een zieke boom die mooie vrucht draagt. 
[43] Een goede boom brengt geen slechte vruchten voort, en evenmin brengt een slechte boom goede vruchten voort.  
43 Want er is geen gave boom die rotte vruchten draagt en geen rotte boom die goede vruchten draagt!  43. « Il n'y a pas de bon arbre qui produise un fruit gâté, ni inversement d'arbre gâté qui produise un bon fruit.  

King James Bible . [43] For a good tree bringeth not forth corrupt fruit; neither doth a corrupt tree bring forth good fruit.
Luther-Bibel . 43 Denn es gibt keinen guten Baum, der faule Frucht trägt, und keinen faulen Baum, der gute Frucht trägt.

Tekstuitleg van Lc 6,43 .

Lc 6,44 - Lc 6,44 : 106. De boom en zijn vrucht - Lc 6,43-45 - Mt 7,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,43 - Lc 6,44 - Lc 6,45 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:44 ekaston gar dendron ek tou idiou karpou ginôsketai ou gar ex akanthôn sullegousin suka oude ek batou stafulèn trugôsin  44 unaquaeque enim arbor de fructu suo cognoscitur neque enim de spinis colligunt ficus neque de rubo vindemiant uvam    44 Want ieder boom wordt uit zijn eigen vrucht gekend; want men leest geen vijgen van doornen, en men snijdt geen druif van bramen.  [44] Want iedere boom is herkenbaar aan zijn eigen vrucht. Van een doornstruik plukt men geen vijgen en van een braamstruik oogst men geen druiven.   [44] Elke boom kun je aan zijn vruchten kennen, want van distels pluk je geen vijgen en van doornstruiken geen druiven.   44 Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten; want ze lezen geen vijgen van doornen en van een braamstruik plukken ze geen druiventros.  44. Chaque arbre en effet se reconnaît à son propre fruit ; on ne cueille pas de figues sur des épines, on ne vendange pas non plus de raisin sur des ronces.  

King James Bible . [44] For every tree is known by his own fruit. For of thorns men do not gather figs, nor of a bramble bush gather they grapes.
Luther-Bibel . 44 Denn jeder Baum wird an seiner eigenen Frucht erkannt. Man pflückt ja nicht Feigen von den Dornen, auch liest man nicht Trauben von den Hecken.

Tekstuitleg van Lc 6,44 .

Lc 6,45 - Lc 6,45 : 106. De boom en zijn vrucht - Lc 6,43-45 - Mt 7,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,43 - Lc 6,44 - Lc 6,45 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:45 o agathos anthrôpos ek tou agathou thèsaurou tès kardias proferei to agathon kai o ponèros ek tou ponèrou proferei to ponèron ek gar perisseumatos kardias lalei to stoma autou 45 bonus homo de bono thesauro cordis sui profert bonum et malus homo de malo profert malum ex abundantia enim cordis os loquitur    45 De goede mens brengt het goede voort uit den goeden schat zijns harten; en de kwade mens brengt het kwade voort uit den kwaden schat zijns harten; want uit den overvloed des harten spreekt zijn mond.   [45] Een* goed mens haalt uit de voorraad van zijn goede hart het goede tevoorschijn, en een slecht mens uit zijn slechte hart het slechte; want waar iemands hart vol van is, daarvan spreekt zijn mond.  [45] Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is daar loopt de mond van over.  45 De mens die goed is brengt uit de schatkamer vol goed die het hart is het goede voort, en de boze brengt uit het boze het boze voort,– want waar het hart vol van is, daaruit spreekt zijn mond!   45. L'homme bon, du bon trésor de son cœur, tire ce qui est bon, et celui qui est mauvais, de son mauvais fond, tire ce qui est mauvais ; car c'est du trop-plein du cœur que parle sa bouche.  

King James Bible . [45] A good man out of the good treasure of his heart bringeth forth that which is good; and an evil man out of the evil treasure of his heart bringeth forth that which is evil: for of the abundance of the heart his mouth speaketh.
Luther-Bibel .45 Ein guter Mensch bringt Gutes hervor aus dem guten Schatz seines Herzens; und ein böser bringt Böses hervor aus dem bösen. Denn wes das Herz voll ist, des geht der Mund über.

Tekstuitleg van Lc 6,45 . Het vers Lc 6,45 telt 37 woorden en 184 (2³ X 23) letters . De getalwaarde van Lc 6,45 is 21535 (5 X 59 X 73) .

Lc 6,45.28. nom. + acc. onz. enk. stoma van het zelfst. naamw. stoma (mond) . Taalgebruik in het N.T. : stoma (mond) . Taalgebruik in Lc : stoma (mond) .
Lc (3) : (1) Lc 1,64 . (2) Lc 6,45 . (3) Lc 21,15 . Een vorm van stoma (mond) in Lc in 9 verzen : (1) Lc 1,64 . (2) Lc 1,70 . (3) Lc 4,22 . (4) Lc 6,45 . (5) Lc 11,54 . (6) Lc 19,22 . (7) Lc 21,15 . (8) Lc 21,24 . (9) Lc 22,71 .

107. Belijden en doen : Lc 6,46 - Lc 6,46 - Mt 7,21-23 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -

Lc 6,46 - Lc 6,46 : 107. Belijden en doen - Lc 6,46 - Mt 7,21-23 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:46 ti de me kaleite kurie kurie kai ou poieite a legô   46 quid autem vocatis me Domine Domine et non facitis quae dico    46 En wat noemt gij Mij, Heere, Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg?  
[46] Waarom roepen jullie Heer! Heer! tegen Mij en doen jullie niet wat Ik zeg? 

[46] Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen mij, maar doen jullie niet wat ik zeg?  
46 Waarom noemt ge mij ‘heer’ en ‘meester’ en doet ge niet wat ik zeg?!   46. « Pourquoi m'appelez-vous »Seigneur, Seigneur», et ne faites-vous pas ce que je dis ? 

King James Bible . [46] And why call ye me, Lord, Lord, and do not the things which I say?
Luther-Bibel . 46 Was nennt ihr mich aber Herr, Herr, und tut nicht, was ich euch sage?

Tekstuitleg van Lc 6,46 .

108. Het huis met of zonder fundament : Lc 6,47-49 - Lc 6,47-49 - Mt 7,24-27 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,47 - Lc 6,48 - Lc 6,49 -

Lc 6,47 - Lc 6,47 : 108. Het huis met of zonder fundament - Lc 6,47-49 - Mt 7,24-27 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,47 - Lc 6,48 - Lc 6,49 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:47 pas o erchomenos pros me kai akouôn mou tôn logôn kai poiôn autous upodeixô umin tini estin omoios  47 omnis qui venit ad me et audit sermones meos et facit eos ostendam vobis cui similis est     47 Een iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk is.  [47] Iedereen die bij Mij komt, Mij hoort en doet wat Ik zeg – Ik zal jullie laten zien op wie zo iemand lijkt.  [47] Ik zal jullie vertellen op wie degene lijkt die bij me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar handelt:   47 Al wie tot mij komt en mijn woorden hoort en ze dóet,– ik zal u tonen op wie hij gelijkt!   47. « Quiconque vient à moi, écoute mes paroles et les met en pratique, je vais vous montrer à qui il est comparable.  

King James Bible . [47] Whosoever cometh to me, and heareth my sayings, and doeth them, I will shew you to whom he is like:
Luther-Bibel . 47 Wer zu mir kommt und hört meine Rede und tut sie - ich will euch zeigen, wem er gleicht.

Tekstuitleg van Lc 6,47 .

Lc 6,48 - Lc 6,48 : 108. Het huis met of zonder fundament - Lc 6,47-49 - Mt 7,24-27 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,47 - Lc 6,48 - Lc 6,49 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:48 omoios estin anthrôpô oikodomounti oikian os eskapsen kai ebathunen kai ethèken themelion epi tèn petran plèmmurès de genomenès proserèxen o potamos tè oikia ekeinè kai ouk ischusen saleusai autèn dia to kalôs oikodomèsthai autèn  48 similis est homini aedificanti domum qui fodit in altum et posuit fundamenta supra petram inundatione autem facta inlisum est flumen domui illi et non potuit eam movere fundata enim erat supra petram    48 Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en leide het fondament op een steenrots; als nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond.   [48] Hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en de fundering op de rots legde. Toen kwam er een overstroming en de rivier beukte tegen het huis, maar kon het niet aan het wankelen brengen, want het was goed gebouwd.  [48] hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte niet in omdat het degelijk gebouwd was.  48 Hij gelijkt op een mens die bij het bouwen van zijn huis graaft, uitdiept en het fundament legt op de rotsbodem; er geschiedt een overstroming en de rivier beukt woest tegen dat huis aan, maar is niet sterk genoeg om het te doen wankelen,– doordat het zo goed is gebouwd.  48. Il est comparable à un homme qui, bâtissant une maison, a creusé, creusé profond et posé les fondations sur le roc. La crue survenant, le torrent s'est rué sur cette maison, mais il n'a pu l'ébranler, parce qu'elle était bien bâtie. 

King James Bible . [48] He is like a man which built an house, and digged deep, and laid the foundation on a rock: and when the flood arose, the stream beat vehemently upon that house, and could not shake it: for it was founded upon a rock.
Luther-Bibel . 48 Er gleicht einem Menschen, der ein Haus baute und grub tief und legte den Grund auf Fels. Als aber eine Wasserflut kam, da riss der Strom an dem Haus und konnte es nicht bewegen; denn es war gut gebaut.

Tekstuitleg van Lc 6,48 .

11. act. ind. aor. 3de pers. enk. εθηκεν = ethèken (hij legde) van het werkw. τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in de LXX : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Bijbel (67) . OT (50) . NT (11) : (1) Mt 27,60 . (2) Mc 15,46 . (3) Lc 6,48 . (4) Lc 23,53 . (5) Joh 19,19 . (6) Hnd 4,37 . (7) Hnd 5,2 . (8) Heb 1,2 . (9) 1 Joh 3,16 . (10) Apk 1,17 . (11) Apk 10,2 . Een vorm van τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken) in de LXX (558) , in het NT (101) .

Lc 6,49 - Lc 6,49 : 108. Het huis met of zonder fundament - Lc 6,47-49 - Mt 7,24-27 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 6 -- Lc 6,47 - Lc 6,48 - Lc 6,49 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:49 o de akousas kai mè poièsas omoios estin anthrôpô oikodomèsanti oikian epi tèn gèn chôris themeliou è proserèxen o potamos kai euthus sunepesen kai egeneto to règma tès oikias ekeinès mega   49 qui autem audivit et non fecit similis est homini aedificanti domum suam supra terram sine fundamento in quam inlisus est fluvius et continuo concidit et facta est ruina domus illius magna     49 Maar die ze gehoord, en niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens, die een huis bouwde op de aarde zonder fondament; tegen hetwelk de waterstroom aansloeg, en het viel terstond, en de val van datzelve huis was groot.   [49] Maar wie hoort en niet doet, lijkt op iemand die een huis zomaar op de grond bouwde, zonder fundering: de rivier beukte ertegen en meteen stortte het in, en dat huis werd één grote ruïne.’  [49] Wie wel naar mijn woorden luistert maar niet doet wat ik zeg, lijkt op iemand die een huis bouwde zonder fundament, zodat het meteen instortte toen het water ertegen beukte en er alleen een bouwval overbleef.’  49 Wie hoort en niet doet gelijkt op een mens die een huis bouwt zomaar op aarde, zonder fundament: de rivier beukt er woest tegenaan en onmiddellijk valt het in elkaar; zó geschiedt het: de verwoesting van dat huis is totaal!   49. Mais celui au contraire qui a écouté et n'a pas mis en pratique est comparable à un homme qui aurait bâti sa maison à même le sol, sans fondations. Le torrent s'est rué sur elle, et aussitôt elle s'est écroulée ; et le désastre survenu à cette maison a été grand ! » 

King James Bible . [49] But he that heareth, and doeth not, is like a man that without a foundation built an house upon the earth; against which the stream did beat vehemently, and immediately it fell; and the ruin of that house was great.
Luther-Bibel . 49 Wer aber hört und nicht tut, der gleicht einem Menschen, der ein Haus baute auf die Erde, ohne Grund zu legen; und der Strom riss an ihm und es fiel gleich zusammen und sein Einsturz war groß.

Tekstuitleg van Lc 6,49 .

5. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) .
Lc (123) . Lc 6 (5) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 6,29 . (3) Lc 6,30 . (4) Lc 6,37 . (5) Lc 6,49 .


Griekse tekst

1Ἐγένετο δὲ ἐν σαββάτῳ διαπορεύεσθαι αὐτὸν διὰ σπορίμων, καὶ ἔτιλλον οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ καὶ ἤσθιον τοὺς στάχυας ψώχοντες ταῖς χερσίν. 2τινὲς δὲ τῶν Φαρισαίων εἶπαν, Τί ποιεῖτε ὃ οὐκ ἔξεστιν τοῖς σάββασιν; 3καὶ ἀποκριθεὶς πρὸς αὐτοὺς εἶπεν ὁ Ἰησοῦς, Οὐδὲ τοῦτο ἀνέγνωτε ὃ ἐποίησεν Δαυὶδ ὅτε ἐπείνασεν αὐτὸς καὶ οἱ μετ' αὐτοῦ [ὄντες]; 4[ὡς] εἰσῆλθεν εἰς τὸν οἶκον τοῦ θεοῦ καὶ τοὺς ἄρτους τῆς προθέσεως λαβὼν ἔφαγεν καὶ ἔδωκεν τοῖς μετ' αὐτοῦ, οὓς οὐκ ἔξεστιν φαγεῖν εἰ μὴ μόνους τοὺς ἱερεῖς; 5καὶ ἔλεγεν αὐτοῖς, Κύριός ἐστιν τοῦ σαββάτου ὁ υἱὸς τοῦ ἀνθρώπου. 6Ἐγένετο δὲ ἐν ἑτέρῳ σαββάτῳ εἰσελθεῖν αὐτὸν εἰς τὴν συναγωγὴν καὶ διδάσκειν: καὶ ἦν ἄνθρωπος ἐκεῖ καὶ ἡ χεὶρ αὐτοῦ ἡ δεξιὰ ἦν ξηρά: 7παρετηροῦντο δὲ αὐτὸν οἱ γραμματεῖς καὶ οἱ Φαρισαῖοι εἰ ἐν τῷ σαββάτῳ θεραπεύει, ἵνα εὕρωσιν κατηγορεῖν αὐτοῦ. 8αὐτὸς δὲ ᾔδει τοὺς διαλογισμοὺς αὐτῶν, εἶπεν δὲ τῷ ἀνδρὶ τῷ ξηρὰν ἔχοντι τὴν χεῖρα, Ἔγειρε καὶ στῆθι εἰς τὸ μέσον: καὶ ἀναστὰς ἔστη. 9εἶπεν δὲ ὁ Ἰησοῦς πρὸς αὐτούς, Ἐπερωτῶ ὑμᾶς, εἰ ἔξεστιν τῷ σαββάτῳ ἀγαθοποιῆσαι ἢ κακοποιῆσαι, ψυχὴν σῶσαι ἢ ἀπολέσαι; 10καὶ περιβλεψάμενος πάντας αὐτοὺς εἶπεν αὐτῷ, Ἔκτεινον τὴν χεῖρά σου. ὁ δὲ ἐποίησεν, καὶ ἀπεκατεστάθη ἡ χεὶρ αὐτοῦ. 11αὐτοὶ δὲ ἐπλήσθησαν ἀνοίας, καὶ διελάλουν πρὸς ἀλλήλους τί ἂν ποιήσαιεν τῷ Ἰησοῦ. 12Ἐγένετο δὲ ἐν ταῖς ἡμέραις ταύταις ἐξελθεῖν αὐτὸν εἰς τὸ ὄρος προσεύξασθαι, καὶ ἦν διανυκτερεύων ἐν τῇ προσευχῇ τοῦ θεοῦ. 13καὶ ὅτε ἐγένετο ἡμέρα, προσεφώνησεν τοὺς μαθητὰς αὐτοῦ, καὶ ἐκλεξάμενος ἀπ' αὐτῶν δώδεκα, οὓς καὶ ἀποστόλους ὠνόμασεν, 14Σίμωνα, ὃν καὶ ὠνόμασεν Πέτρον, καὶ Ἀνδρέαν τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ, καὶ Ἰάκωβον καὶ Ἰωάννην καὶ Φίλιππον καὶ Βαρθολομαῖον 15καὶ Μαθθαῖον καὶ Θωμᾶν καὶ Ἰάκωβον Ἁλφαίου καὶ Σίμωνα τὸν καλούμενον Ζηλωτὴν 16καὶ Ἰούδαν Ἰακώβου καὶ Ἰούδαν Ἰσκαριώθ, ὃς ἐγένετο προδότης. 17Καὶ καταβὰς μετ' αὐτῶν ἔστη ἐπὶ τόπου πεδινοῦ, καὶ ὄχλος πολὺς μαθητῶν αὐτοῦ, καὶ πλῆθος πολὺ τοῦ λαοῦ ἀπὸ πάσης τῆς Ἰουδαίας καὶ Ἰερουσαλὴμ καὶ τῆς παραλίου Τύρου καὶ Σιδῶνος, 18οἳ ἦλθον ἀκοῦσαι αὐτοῦ καὶ ἰαθῆναι ἀπὸ τῶν νόσων αὐτῶν: καὶ οἱ ἐνοχλούμενοι ἀπὸ πνευμάτων ἀκαθάρτων ἐθεραπεύοντο. 19καὶ πᾶς ὁ ὄχλος ἐζήτουν ἅπτεσθαι αὐτοῦ, ὅτι δύναμις παρ' αὐτοῦ ἐξήρχετο καὶ ἰᾶτο πάντας. 20Καὶ αὐτὸς ἐπάρας τοὺς ὀφθαλμοὺς αὐτοῦ εἰς τοὺς μαθητὰς αὐτοῦ ἔλεγεν, Μακάριοι οἱ πτωχοί, ὅτι ὑμετέρα ἐστὶν ἡ βασιλεία τοῦ θεοῦ. 21μακάριοι οἱ πεινῶντες νῦν, ὅτι χορτασθήσεσθε. μακάριοι οἱ κλαίοντες νῦν, ὅτι γελάσετε. 22μακάριοί ἐστε ὅταν μισήσωσιν ὑμᾶς οἱ ἄνθρωποι, καὶ ὅταν ἀφορίσωσιν ὑμᾶς καὶ ὀνειδίσωσιν καὶ ἐκβάλωσιν τὸ ὄνομα ὑμῶν ὡς πονηρὸν ἕνεκα τοῦ υἱοῦ τοῦ ἀνθρώπου: 23χάρητε ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ καὶ σκιρτήσατε, ἰδοὺ γὰρ ὁ μισθὸς ὑμῶν πολὺς ἐν τῷ οὐρανῷ: κατὰ τὰ αὐτὰ γὰρ ἐποίουν τοῖς προφήταις οἱ πατέρες αὐτῶν. 24Πλὴν οὐαὶ ὑμῖν τοῖς πλουσίοις, ὅτι ἀπέχετε τὴν παράκλησιν ὑμῶν. 25οὐαὶ ὑμῖν, οἱ ἐμπεπλησμένοι νῦν, ὅτι πεινάσετε. οὐαί, οἱ γελῶντες νῦν, ὅτι πενθήσετε καὶ κλαύσετε. 26οὐαὶ ὅταν ὑμᾶς καλῶς εἴπωσιν πάντες οἱ ἄνθρωποι, κατὰ τὰ αὐτὰ γὰρ ἐποίουν τοῖς ψευδοπροφήταις οἱ πατέρες αὐτῶν. 27Ἀλλὰ ὑμῖν λέγω τοῖς ἀκούουσιν, ἀγαπᾶτε τοὺς ἐχθροὺς ὑμῶν, καλῶς ποιεῖτε τοῖς μισοῦσιν ὑμᾶς, 28εὐλογεῖτε τοὺς καταρωμένους ὑμᾶς, προσεύχεσθε περὶ τῶν ἐπηρεαζόντων ὑμᾶς. 29τῷ τύπτοντί σε ἐπὶ τὴν σιαγόνα πάρεχε καὶ τὴν ἄλλην, καὶ ἀπὸ τοῦ αἴροντός σου τὸ ἱμάτιον καὶ τὸν χιτῶνα μὴ κωλύσῃς. 30παντὶ αἰτοῦντί σε δίδου, καὶ ἀπὸ τοῦ αἴροντος τὰ σὰ μὴ ἀπαίτει. 31καὶ καθὼς θέλετε ἵνα ποιῶσιν ὑμῖν οἱ ἄνθρωποι, ποιεῖτε αὐτοῖς ὁμοίως. 32καὶ εἰ ἀγαπᾶτε τοὺς ἀγαπῶντας ὑμᾶς, ποία ὑμῖν χάρις ἐστίν; καὶ γὰρ οἱ ἁμαρτωλοὶ τοὺς ἀγαπῶντας αὐτοὺς ἀγαπῶσιν. 33καὶ [γὰρ] ἐὰν ἀγαθοποιῆτε τοὺς ἀγαθοποιοῦντας ὑμᾶς, ποία ὑμῖν χάρις ἐστίν; καὶ οἱ ἁμαρτωλοὶ τὸ αὐτὸ ποιοῦσιν. 34καὶ ἐὰν δανίσητε παρ' ὧν ἐλπίζετε λαβεῖν, ποία ὑμῖν χάρις [ἐστίν]; καὶ ἁμαρτωλοὶ ἁμαρτωλοῖς δανίζουσιν ἵνα ἀπολάβωσιν τὰ ἴσα. 35πλὴν ἀγαπᾶτε τοὺς ἐχθροὺς ὑμῶν καὶ ἀγαθοποιεῖτε καὶ δανίζετε μηδὲν ἀπελπίζοντες: καὶ ἔσται ὁ μισθὸς ὑμῶν πολύς, καὶ ἔσεσθε υἱοὶ ὑψίστου, ὅτι αὐτὸς χρηστός ἐστιν ἐπὶ τοὺς ἀχαρίστους καὶ πονηρούς. 36Γίνεσθε οἰκτίρμονες καθὼς [καὶ] ὁ πατὴρ ὑμῶν οἰκτίρμων ἐστίν. 37Καὶ μὴ κρίνετε, καὶ οὐ μὴ κριθῆτε: καὶ μὴ καταδικάζετε, καὶ οὐ μὴ καταδικασθῆτε. ἀπολύετε, καὶ ἀπολυθήσεσθε: 38δίδοτε, καὶ δοθήσεται ὑμῖν: μέτρον καλὸν πεπιεσμένον σεσαλευμένον ὑπερεκχυννόμενον δώσουσιν εἰς τὸν κόλπον ὑμῶν: ᾧ γὰρ μέτρῳ μετρεῖτε ἀντιμετρηθήσεται ὑμῖν. 39Εἶπεν δὲ καὶ παραβολὴν αὐτοῖς: Μήτι δύναται τυφλὸς τυφλὸν ὁδηγεῖν; οὐχὶ ἀμφότεροι εἰς βόθυνον ἐμπεσοῦνται; 40οὐκ ἔστιν μαθητὴς ὑπὲρ τὸν διδάσκαλον, κατηρτισμένος δὲ πᾶς ἔσται ὡς ὁ διδάσκαλος αὐτοῦ. 41Τί δὲ βλέπεις τὸ κάρφος τὸ ἐν τῷ ὀφθαλμῷ τοῦ ἀδελφοῦ σου, τὴν δὲ δοκὸν τὴν ἐν τῷ ἰδίῳ ὀφθαλμῷ οὐ κατανοεῖς; 42πῶς δύνασαι λέγειν τῷ ἀδελφῷ σου, Ἀδελφέ, ἄφες ἐκβάλω τὸ κάρφος τὸ ἐν τῷ ὀφθαλμῷ σου, αὐτὸς τὴν ἐν τῷ ὀφθαλμῷ σοῦ δοκὸν οὐ βλέπων; ὑποκριτά, ἔκβαλε πρῶτον τὴν δοκὸν ἐκ τοῦ ὀφθαλμοῦ σοῦ, καὶ τότε διαβλέψεις τὸ κάρφος τὸ ἐν τῷ ὀφθαλμῷ τοῦ ἀδελφοῦ σου ἐκβαλεῖν. 43Οὐ γάρ ἐστιν δένδρον καλὸν ποιοῦν καρπὸν σαπρόν, οὐδὲ πάλιν δένδρον σαπρὸν ποιοῦν καρπὸν καλόν. 44ἕκαστον γὰρ δένδρον ἐκ τοῦ ἰδίου καρποῦ γινώσκεται: οὐ γὰρ ἐξ ἀκανθῶν συλλέγουσιν σῦκα, οὐδὲ ἐκ βάτου σταφυλὴν τρυγῶσιν. 45ὁ ἀγαθὸς ἄνθρωπος ἐκ τοῦ ἀγαθοῦ θησαυροῦ τῆς καρδίας προφέρει τὸ ἀγαθόν, καὶ ὁ πονηρὸς ἐκ τοῦ πονηροῦ προφέρει τὸ πονηρόν: ἐκ γὰρ περισσεύματος καρδίας λαλεῖ τὸ στόμα αὐτοῦ. 46Τί δέ με καλεῖτε, Κύριε κύριε, καὶ οὐ ποιεῖτε ἃ λέγω; 47πᾶς ὁ ἐρχόμενος πρός με καὶ ἀκούων μου τῶν λόγων καὶ ποιῶν αὐτούς, ὑποδείξω ὑμῖν τίνι ἐστὶν ὅμοιος: 48ὅμοιός ἐστιν ἀνθρώπῳ οἰκοδομοῦντι οἰκίαν ὃς ἔσκαψεν καὶ ἐβάθυνεν καὶ ἔθηκεν θεμέλιον ἐπὶ τὴν πέτραν: πλημμύρης δὲ γενομένης προσέρηξεν ὁ ποταμὸς τῇ οἰκίᾳ ἐκείνῃ, καὶ οὐκ ἴσχυσεν σαλεῦσαι αὐτὴν διὰ τὸ καλῶς οἰκοδομῆσθαι αὐτήν. 49ὁ δὲ ἀκούσας καὶ μὴ ποιήσας ὅμοιός ἐστιν ἀνθρώπῳ οἰκοδομήσαντι οἰκίαν ἐπὶ τὴν γῆν χωρὶς θεμελίου, ἧ προσέρηξεν ὁ ποταμός, καὶ εὐθὺς συνέπεσεν, καὶ ἐγένετο τὸ ῥῆγμα τῆς οἰκίας ἐκείνης μέγα.