- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst NT | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible | 11. Luther-Bibel |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het tweeëntwintigste hoofdstuk van
het Lucasevangelie :
317. Complot tegen Jezus : Mc
14,1-2 - Mt
26,1-5 - Lc
22,1-2
318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc
14,3-9 - Mt
26,6-13 - Lc
7,36-50
319. Verraad van Judas : Mc
14,10-11 - Mt
26,14-16 - Lc
22,3-6
320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc
14,12-16 - Mt
26,17-19 - Lc
22,7-13
321. Aanduiding van de verrader : Mc
14,17-21 - Mt
26,20-25 - Lc
22,14
322. Instelling van de eucharistie : Mc
14,22-25 - Mt
26,26-29 - Lc
22,15-20
323. Aanduiding van de verrader : Lc
22,21-23
324. Heersen is dienen : Lc
22,24-27
325. Eschatologische functie van de Twaalf : Lc
22,28-30
326. Voorspelling van Petrus'verloochening : Lc
22,31-34
327. Verleden en toekomst: de twee zwaarden : Lc
22,35-38
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening
: Mc
14,26-31 - Mt
26,30-35 - Lc
22,39
329. Jezus in Getsemane : Mc
14,32-42 - Mt
26,36-46 - Lc
22,40-46
330. Gevangenneming van Jezus : Mc
14,43-52 - Mt
26,47-56 - Lc
22,47-53
331. Naar de hogepriester : Mc
14,53-54 - Mt
26,57-58 - Lc
22,54-55
332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc
14,55-64 -
Mt 26,59-66 - Lc
22,66-71
333. Bespotting van Jezus : Mc
14,65 - Mt
26,67-68 - Lc
22,63-65
334. Verloochening van Petrus : Mc
14,66-72 - Mt
26,69-75 - Lc
22,56-62
HET LIJDENSVERHAAL VOLGENS LUCAS : ENKELE GEDACHTEN
1. Lucas is een man van God ; een man van geloof , vertrouwen en gebed . Lucas
belicht het wereldgebeuren vanuit God . Alles wat met Jezus gebeurde , is vervulling
van wat in de Tenach geschreven is . Vandaar zegt Lucas dat iets moet (dei)
of moest (edei) gebeuren .
2. Lucas heeft begrip voor wat mensen fout doen . Vooraleer Judas naar de hogepriesters gaat om Jezus over te leveren , en voordat Petrus Jezus driemaal verloochent, zegt Lucas dat de satan in hen vaarde . Lucas ziet hoe duivelse machten mensen kunnen overmeesteren .
3. Lucas heeft begrip voor situaties . In Jezus' doodstrijd liggen zijn leerlingen te slapen . Lucas zegt dat zij slapen uit verdriet .
4. Volgens Lucas wordt Jezus nooit overmeesterd, bemachtigd . Tegenstanders kunnen hem meenemen, hem van de ene plaats naar de andere leiden enz. Maar Jezus gaat bewust de weg .
5. Lucas vermijdt zijn tegenstanders slecht af te schilderen en ze als samenzweerders te beschouwen. In de ambtswoning van de hogepriester heeft geen ondervraging plaats . Dat gebeurt volgens de wettelijke regels overdag in het sanhedrin . Lucas zegt ook niet dat men met valse beschuldigingen Jezus probeert te veroordelen. Er is wel een getuigenis van Jezus' zelf . Maar een oordeel van schuld totterdood spreekt het sanhedrin niet uit .
6. Pilatus verklaart Jezus meerdere malen onschuldig . Na de keuze tussen Barabbas en Jezus spreekt Pilatus geen oordeel uit maar geeft hij Jezus uit handen .
7. Bij de kruisweg , de kruisiging en de kruisdood zijn mensen aanwezig die betreuren wat er gebeurt .
8. Driemaal bidt Jezus tot zijn 'Vader' . Deze gebeden zijn samengebundeld in het Onzevader.
9. De laatste woorden van Jezus getuigen van groot Godsvertrouwen . Hij geeft zijn geest terug die hij van God bij zijn conceptie en zijn doopsel had ontvangen. "Vader , in uw handen beveel ik mijn geest" .
317. Complot tegen Jezus : Lc 22,1-2 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Lc 22,1 - Lc 22,2 -
Lc 22,1 - Lc 22,1 : 317. Complot tegen Jezus : - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Lc 22,1 - Lc 22,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] Now the feast of unleavened bread drew nigh, which is
called the Passover.
Luther-Bibel . 1 Es war aber nahe das Fest der Ungesäuerten Brote, das
Passa heißt.
Tekstuitleg van Lc 22,1 .
4.
6.
3. - 6. hè heortè tôn azumôn (het feest van de ongedesemde broden) . Hapax in het NT .
9. pascha (Pasen) . Zelfstandig naamwoord . Eigennaam . In vijfenvijftig verzen in de bijbel . In achtentwintig verzen in het O.T. . In zevenentwintig verzen in het NT : Mt (4) . Mc (4) . Lc (7) . Joh (9) . Hnd (1) : Hnd 12,4. Brieven (2).
Lc 22,2 - Lc 22,2 : 317. Complot tegen Jezus : - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Lc 22,1 - Lc 22,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] And the chief priests and scribes sought how they might
kill him; for they feared the people.
Luther-Bibel . 2 Und die Hohenpriester und Schriftgelehrten trachteten danach,
wie sie ihn töten könnten; denn sie fürchteten sich vor dem Volk.
Tekstuitleg van Lc 22,2 .
4. nom. + acc. mann. mv. archiereis van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (10) : (1) Lc 19,47 . (2) Lc 20,1 . (3) Lc 20,19 . (4) Lc 22,2 . (5) Lc 22,52 . (6) Lc 22,66 . (7) Lc 23,4 . (8) Lc 23,10 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 24,20 . Een vorm van archiereus (hogepriester) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .
319. Verraad van Judas : Lc 22,3-6 - Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,3 - Lc 22,4 - Lc 22,5 - Lc 22,6 -
Lc 22,3 - Lc 22,3 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,3 - Lc 22,4 - Lc 22,5 - Lc 22,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] Then entered Satan into Judas surnamed Iscariot, being
of the number of the twelve.
Luther-Bibel . 3 Es fuhr aber der Satan in Judas, genannt Iskariot, der zur
Zahl der Zwölf gehörte.
Tekstuitleg van Lc 22,3 .
Lc 22,3.1. ind. aor. 3de pers. enk. eisèlthen (hij ging binnen) van het werkw. eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het NT : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai (binnengaan) . Lc (12) : In twaalf verzen bij Lc : (1) Lc 1,40 . (2) Lc 4,16 . (3) Lc 4,38 . (4) Lc 6,4 . (5) Lc 7,1 . (6) Lc 8,30 . (7) Lc 9,46 . (8) Lc 10,38 . (9) Lc 17,27 . (10) Lc 19,7 . (11) Lc 22,3 . (12) Lc 24,29 .
Lc 22,3.3. nom. mann. enk. satanas (satan) . Taalgebruik in NT : satanas (satan) . Lc (4) : (1) Lc 11,18 . (2) Lc 13,16 . (3) Lc 22,3 . (4) Lc 22,31 . Een vorm van satanas (satan) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 10,18 . (2) Lc 11,18 . (3) Lc 13,16 . (4) Lc 22,3 . (5) Lc 22,31 .
Lc 22,4 - Lc 22,4 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,3 - Lc 22,4 - Lc 22,5 - Lc 22,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And he went his way, and communed with the chief priests
and captains, how he might betray him unto them.
Luther-Bibel . 4 Und er ging hin und redete mit den Hohenpriestern und mit den
Hauptleuten darüber, wie er ihn an sie verraten könnte.
Tekstuitleg van Lc 22,4 .
5. dat. mann. mv. archiereusin van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (1) Lc 22,4 . Een vorm van archiereus (hogepriester) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .
Lc 22,5 - Lc 22,5 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,3 - Lc 22,4 - Lc 22,5 - Lc 22,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] And they were glad, and covenanted to give him money.
Luther-Bibel . 5 Und sie wurden froh und versprachen, ihm Geld zu geben.
Tekstuitleg van Lc 22,5 .
Lc 22,6 - Lc 22,6 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,3 - Lc 22,4 - Lc 22,5 - Lc 22,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And he promised, and sought opportunity to betray him
unto them in the absence of the multitude.
Luther-Bibel . 6 Und er sagte es zu und suchte eine Gelegenheit, dass er ihn
an sie verriete ohne Aufsehen.
Tekstuitleg van Lc 22,6 .
<320. Voorbereiding van het paasmaal : Lc 22,7-13 -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 -
Lc 22,7 - Lc 22,7 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] Then came the day of unleavened bread, when the passover
must be killed.
Luther-Bibel . 7 Es kam nun der Tag der Ungesäuerten Brote, an dem man
das Passalamm opfern musste.
Tekstuitleg van Lc 22,7 .
Lc 22,8 - Lc 22,8 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] And he sent Peter and John, saying, Go and prepare us
the passover, that we may eat.
Luther-Bibel . 8 Und er sandte Petrus und Johannes und sprach: Geht hin und
bereitet uns das Passalamm, damit wir's essen.
Tekstuitleg van Lc 22,8 .
3. acc. mann. enk. petron van de eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in
het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (4) : (1) Lc
6,14 . (2) Lc
8,51 . (3) Lc
9,28 . (4) Lc
22,8 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
5. act. part. aor. nom. mann. enk. eipôn (gezegd) van het werkw. legô
(zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon . In vijf verzen bij Lucas :
(1) Lc
9,22 (eerste lijdensvoorspelling) .
(2) Lc
19,28 (kai eipôn tauta = en dit gezegd) . Jezus was op weg naar Jeruzalem
.
(3) Lc 22,8
. Bij de zending van Petrus en Johannes gaf Jezus hen een opdracht , die ingeleid
wordt door eipôn (gezegd) .
(4) Lc
23,46 ( touto de eipôn = dit echter gezegd) . Daarop stierf Jezus
.
(5) Lc
24,40 (kai touto eipôn = en dit gezegd) . Daarop toonde Jezus zijn
handen en zijn voeten .
Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc
22,1 . (2) Lc
22,11 . (3) Lc
22,16 . (4) Lc
22,18 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
22,20 . (7) Lc
22,34 . (8) Lc
22,37 . (9) Lc
22,42 . (10) Lc
22,47 . (11) Lc
22,57 . (12) Lc
22,59 . (13) Lc
22,60 . (14) Lc
22,64 . (15) Lc
22,65 . (16) Lc
22,67 . (17) Lc
22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc
22,8 . (2) Lc
22,9 . (3) Lc
22,10 . (4) Lc
22,15 . (5) Lc
22,17 . (6) Lc
22,25 . (7) Lc
22,33 . (8) Lc
22,34 . (9) Lc
22,35 . (10) Lc
22,36 . (11) Lc
22,38 . (12) Lc
22,40 . (13) Lc
22,46 . (14) Lc
22,48 . (15) Lc
22,49 . (16) Lc
22,51 . (17) Lc
22,52 . (18) Lc
22,56 . (19) Lc
22,60 . (20) Lc
22,61 . (21) Lc
22,67 . (22) Lc
22,70 . (23) Lc
22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
6. part. aor. nom. mann. + vr. mv. poreuthentes (zich op weg begeven) van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het NT : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 7,22 . (2) Lc 9,12 . (3) Lc 9,13 . (4) Lc 9,52 . (5) Lc 13,32 . (6) Lc 17,14 . (7) Lc 22,8 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 22 in 4 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,22 . (3) Lc 22,33 . (4) Lc 22,39 .
13. act. conjunct. aor. 1ste pers. mv. φαγωμεν = fagômen (wij zouden eten) . Zie het werkw. φαγω = fagô (eten) en het werkw. esθιω = esthiô (eten) . Taalgebruik in de Bijbel : esthiô (eten) . Bijbel (7) : (1) Nu 11,13 . (2) 2 K 6,29 . (3) Js 22,13 . (4) Mt 6,31 . (5) Lc 22,8 . (6) 1 Kor 8,8 . (7) 1 Kor 15,32 . Een vorm van esθιω = esthiô in de LXX (686) , in het NT (65) , in Mt (11) , in Mc (11) , in Lc (12) . Een vorm van φαγω = fagô in de LXX (zie esθιω = esthiô) , in het NT (94) , in Mt (13) , in Mc (17) , in Lc (21) , in Joh (15) . Mt 6 (2) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,31 .
Lc 22,9 - Lc 22,9 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] And they said unto him, Where wilt thou that we prepare?
Luther-Bibel . 9 Sie aber fragten ihn: Wo willst du, dass wir's bereiten?
Tekstuitleg van Lc 22,9 .
Lc 22,10 - Lc 22,10 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And he said unto them, Behold, when ye are entered
into the city, there shall a man meet you, bearing a pitcher of water; follow
him into the house where he entereth in.
Luther-Bibel . 10 Er sprach zu ihnen: Siehe, wenn ihr hineinkommt in die Stadt,
wird euch ein Mensch begegnen, der trägt einen Wasserkrug; folgt ihm in
das Haus, in das er hineingeht,
Tekstuitleg van Lc 22,10 . Het vers Lc 22,10 telt 23 woorden en 131 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Lc 22,10 is 16007 (priemgetal) .
Lc 22,10.1. bep. lidw. nom. m. enk. ho (de) OF betrekk. voornaamw. nom. + acc. onz. enk ho . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (331) .Lc 22 (26) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,22 . (4) Lc 22,23 . (5) Lc 22,25 . (6) Lc 22,26 . (7) Lc 22,27 . (8) Lc 22,29 . (9) Lc 22,31 . (10) Lc 22,33 . (11) Lc 22,34 . (12) Lc 22,36 . (13) Lc 22,38 . (14) Lc 22,44 . (15) Lc 22,47 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,54 . (18) Lc 22,55 . (19) Lc 22,57 . (20) Lc 22,58 . (21) Lc 22,60 . (22) Lc 22,61 . (23) Lc 22,64 . (24) Lc 22,67 . (25) Lc 22,69 . (26) Lc 22,70 .
Lc 22,10.3. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc
22,10.6. part. aor. gen. mann. mv. = eiselthontôn (binnengekomen) van het werkw. εισερχομαι = eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het NT : eiserchomai
(binnengaan) . Taalgebruik in de LXX : eiserchomai
(binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai
(binnengaan) . Bijbel (5) :
Lc
22,10.10. acc. vr. enk. polin van het zelfst. naamw. polis (stad) . Taalgebruik in
het NT : polis
(stad) . Taalgebruik in Lc : polis
(stad) .
Lc (17) : (1) Lc
1,26 . (2) Lc
1,39 . (3) Lc
2,3 . (4) Lc
2,4 . (5) Lc
2,39 . (6) Lc
4,31 . (7) Lc
7,11 . (8) Lc
8,1 . (9) Lc
8,4 . (10) Lc
8,34 . (11) Lc
8,39 . (12) Lc
9,10 . (13) Lc
10,1 . (14) Lc
10,8 . (15) Lc
10,10 . (16) Lc
19,41 . (17) Lc
22,10 . Een vorm van polis (stad) in Lc in 38 verzen .
Lc 22,10.9. - 10. eis polin (naar een stad) . Lc (7) : (1) Lc 1,26 . (2) Lc 1,39 . (4) Lc 2,4 . (5) Lc 2,39 . (7) Lc 7,11 . (10) Lc 8,34 . (17) Lc 22,10 .
Lc 22,10.13. nom. mann. enk. ανθρωπος = anthrôpos (mens) . Taalgebruik in het NT : anthrôpos (mens) . Taalgebruik in de LXX : anthrôpos (mens) . Taalgebruik in Lc : anthrôpos (mens) . Bijbel (512) . OT (394) . NT (118) . Lc (24) : (1) Lc 2,25 . (2) Lc 4,4 . (3) Lc 4,33 . (4) Lc 6,6 . (5) Lc 6,45 . (6) Lc 7,8 . (7) Lc 7,34 . (8) Lc 9,25 . (9) Lc 10,30 . (10) Lc 13,19 . (11) Lc 14,2 . (12) Lc 14,16 . (13) Lc 14,30 . (14) Lc 15,4 . (15) Lc 15,11 . (16) Lc 16,1 . (17) Lc 16,19 . (18) Lc 19,12 . (19) Lc 19,21 . (20) Lc 19,22 . (21) Lc 20,9 . (22) Lc 22,10 . (23) Lc 23,6 . (24) Lc 23,47 . Een vorm van ανθρωπος = anthrôpos (mens) in de LXX (1430) , in het NT (548) .
anthrôpos (mens) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | nom. mann. enk. anthrôpos | 512 | 394 | 118 | 21 | 14 | 24 | 21 | 10 | 27 | 1 | 59 | 80 |
Totaal | 1760 | 1233 | 527 | 108 | 53 | 94 | 57 | 45 | 145 | 25 | 255 | 312 |
Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1 | nom. mann. enk. anthrôpos | 24 | (1) Lc 2,25 . | (2) Lc 4,4 . (3) Lc 4,33 . | (4) Lc 6,6 . (5) Lc 6,45 . | (6) Lc 7,8 . (7) Lc 7,34 . | (8) Lc 9,25 . | (9) Lc 10,30 . | (10) Lc 13,19 . | (11) Lc 14,2 . (12) Lc 14,16 . (13) Lc 14,30 . | (14) Lc 15,4 . (15) Lc 15,11 . | (16) Lc 16,1 . (17) Lc 16,19 . | (18) Lc 19,12 . (19) Lc 19,21 . (20) Lc 19,22 . | (21) Lc 20,9 . | (22) Lc 22,10 . | (23) Lc 23,6 . | (24) Lc 23,47 . |
Lc 22,10.17. act. imperat. aor. 2de pers. mv. ακολουθησατε = akolouthèsate (volgt) van het werkw. ακολουθεω = akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in het NT : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in de LXX : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in Lc : akoloutheô (volgen) . Een vorm van ακολουθεω = akoloutheô (volgen) in de LXX (13) , in het NT (90) , in Lc in 17 verzen : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 5,27 . (3) Lc 5,28 . (4) Lc 7,9 . (5) Lc 9,11 . (6) Lc 9,23 . (7) Lc 9,49 . (8) Lc 9,57 . (9) Lc 9,59 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 18,22 . (12) Lc 18,28 . (13) Lc 18,43 . (14) Lc 22,10 . (15) Lc 22,39 . (16) Lc 22,54 . (17) Lc 23,27 . In de LXX kan ακολουθεω = akoloutheô de vertaling van 4 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
Lc 22,10.23. act. ind. praes. 3de pers. enk. eisporeuetai (hij gaat op weg naar) van het werkw.
eisporeuomai (zich op weg begeven) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. praes. 3de pers. enk. eisporeuetai | 11 | 8 | 3 | 2 | 1 | 3 | 3 |
Lc 22,11 - Lc 22,11 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] And ye shall say unto the goodman of the house, The
Master saith unto thee, Where is the guestchamber, where I shall eat the passover
with my disciples?
Luther-Bibel . 11 und sagt zu dem Hausherrn: Der Meister lässt dir sagen:
Wo ist der Raum, in dem ich das Passalamm essen kann mit meinen Jüngern?
Tekstuitleg van Lc 22,11 .
12. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,11 . (2) Lc 22,19 . (3) Lc 22,38 . (4) Lc 22,53 . (5) Lc 22,59 . (6) Lc 22,64 .
20. gen. mann. mv. μαθητων == mathètôn (van leerlingen) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Taalgebruik in Lc : mathètès . Mc (8) : (1) Mc 3,7 . (2) Mc 7,2 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 10,46 . (5) Mc 11,1 . (6) Mc 13,1 . (7) Mc 14,13 . (8) Mc 14,14 . Lc (7) : (1) Lc 6,17 . (2) Lc 7,18 . 3) Lc 9,40 . (4) Lc 11,1 . (5) Lc 19,29 . (6) Lc 19,37 . (7) Lc 22,11 . Een vorm van μαθητης = mathètès in de LXX (-) , in het NT (262) , in Lc (37) . In Lc 5 verschillende vormen in 15 hoofdstukken en 37 verzen .
mathètès (leerling) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
6 | gen. mv. mathètôn | 45 | 45 | 3 | 8 | 7 | 18 | 9 | 18 | 36 | |||
Totaal | 256 | 256 | 71 | 43 | 37 | 77 | 28 | 151 | 228 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | 11. | 12. | 13. | 14. | 15. | |||
mathètès (leerling) | Lc | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 14 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 22 | |
1 | nom. enk. mathètès | 4 | (1) Lc 6,40 . | (2) Lc 14,26 - (3) Lc 14,27 . (3) Lc 14,33 . | |||||||||||||
2 | nom. mv. mathètai | 10 | (1) Lc 5,33 . | (2) Lc 6,1 . | (3) Lc 7,11 . (4) Lc 7,18 . | (5) Lc 8,9 . (6) Lc 8,22 . | (7) Lc 9,18 . (8) Lc 9,54 . | (9) Lc 18,15 . | (10) Lc 22,39 . | ||||||||
3 | gen. mann. mv. mathètôn | 7 | (1) Lc 6,17 . | (2) Lc 7,18 . | (3) Lc 9,40 . | (4) Lc 11,1 . | (5) Lc 19,29 . (6) Lc 19,37 . | (7) Lc 22,11 . | |||||||||
4 | dat. mv. mathètais | 3 | (1) Lc 9,16 . | (2) Lc 19,39 . | (3) Lc 20,45 . | ||||||||||||
5 | acc. mv. mathètas | 13 | (1) Lc 5,30 . | (2) Lc 6,13 . (3) Lc 6,20 . | (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,43 . | (6) Lc 10,23 . | (7) Lc 11,1 . | (8) Lc 12,1 . (9) Lc 12,22 . | (10) Lc 16,1 . | (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . | (13) Lc 22,45 . | ||||||
Totaal | 37 | 2 | 5 | 3 | 2 | 6 | 2 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 1 | 3 | 1 | 3 |
19. - 20. των μαθητων == tôn mathètôn (van de leerlingen) . NT (45) . Lc (6/7) : (1) Lc 7,18 . (2) Lc 9,40 . (3) Lc 11,1 . (4) Lc 19,29 . (5) Lc 19,37 . (6) Lc 22,11 .
18. - 20. μετα των μαθητων = meta tôn mathètôn (met de leerlingen) . NT (8) : (1) Mt 26,18 . (2) Mc 3,7 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 14,14 . (5) Lc 22,11 . (6) Joh 6,3 . (7) Joh 11,54 . (8) Joh 18,2 .
20. - 21. μαθητων μου = mathètôn mou (van mijn leerlingen) . NT (3) : (1) Mt 26,18 . (2) Mc 14,14 . (3) Lc 22,11 . Telkens in de formulering μετα των μαθητων μου = meta tôn mathètôn mou (met mijn leerlingen) . Het zijn parallelteksten .
Lc 22,12 - Lc 22,12 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] And he shall shew you a large upper room furnished:
there make ready.
Luther-Bibel . 12 Und er wird euch einen großen Saal zeigen, der mit Polstern
versehen ist; dort bereitet es.
Tekstuitleg van Lc 22,12 . Het vers Lc 22,12 telt 8 (2³) en 63 (3² X 7) letters . De getalwaarde van Lc 22,12 is 4590 ( 2 X 3³ X 5 X 17) .
5. nom. + acc. onz. enk. mega van het bijvoegl. naamw. μεγας = megas (groot) . Taalgebruik in het NT : megas (groot) . Taalgebruik in de LXX : megas (groot) . Taalgebruik in Lc : megas (groot) .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
3. | nom. + acc. onz. enk. mega | 110 | 92 | 18 | 1 | 1 | 4 | 4 | 8 | 6 | 6 | 4 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | 11. | 12. | 13. | 14. | 15. | 16. | |||
megas | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 14 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 19 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1. | nom. mann. enk. megas | 5 | (1) Lc 1,15 . (2) Lc 1,32 . | (3) Lc 4,25 . | (4) Lc 7,16 . | (5) Lc 9,48 . | ||||||||||||
2. | nom. + dat. vr. enk. megalè(i) | 6 | (1) Lc 1,42 . | (2) Lc 4,33 . | (3) Lc 8,28 . | (4) Lc 19,37 . | (5) Lc 21,23 . | (6) Lc 23,46 . | ||||||||||
3. | nom. + acc. onz. enk. mega | 4 | (1) Lc 6,49 . | (2) Lc 14,16 . | (3) Lc 16,26 . | (4) Lc 22,12 . | ||||||||||||
4. | gen. vr. enk. megalès | 2 | (1) Lc 17,15 . | (2) Lc 24,52 . | ||||||||||||||
5. | dat. mann. + onz. enk. megalô(i) | 2 | (1) Lc 4,38 . | (2) Lc 8,37 . | ||||||||||||||
6. | acc. mann. enk. megan | 1 | (1) Lc 2,9 . | |||||||||||||||
7. | acc. vr. enk. megalèn | 2 | (1) Lc 2,10 . | (2) Lc 5,29 . | ||||||||||||||
8. | nom. + acc. onz. mv. megala | 2 | (1) Lc 1,49 . | (2) Lc 21,11 . | ||||||||||||||
9. | dat. vr. mv. megalais | 1 | (1) Lc 23,23 . | |||||||||||||||
25 | 4 | 2 | 3 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 |
8. Een vorm van ἑτοιμαζω = hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) in Lc in 14 verzen : (1) Lc 1,17 . (2) Lc 1,76 . (3) Lc 2,31 . (4) Lc 3,4 . (5) Lc 9,52 . (6) Lc 12,20 . (7) Lc 12,47 . (8) Lc 17,8 . (9) Lc 22,8 . (10) Lc 22,9 . (11) Lc 22,12 . (12) Lc 22,13 . (13) Lc 23,56 . (14) Lc 24,1 . In Lc : 7 vormen in 9 hoofdstukken en in 14 verzen .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 8. | |||
hetoimazô | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 17 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | ||
1. | act. imperat. aor. 2de pers. enk. hetoimason | 1 | (1) Lc 17,8 . | ||||||||
2. | act. imperat. aor. 2de pers. mv. hetoisate | 3 | (1) Lc 3,4 . | (2) Lc 22,8 . (3) Lc 22,12 . | |||||||
3. | act.conj. aor. 1ste pers. mv. hetoimasômen |
1 | (1) Lc 22,9 . | ||||||||
4. | act. ind. aor. 3de pers. mv. ètoimasan | 3 | (1) Lc 22,9 . | (2) Lc 23,56 . | (3) Lc 24,1 . | ||||||
5. | act. inf. aor. hetoimasai | 2 | (1) Lc 1,17 . (2) Lc 1,76 . | (3) Lc 9,52 . | |||||||
6. | act. ind. aor. 2de pers. enk. hètoimasas | 2 | (1) Lc 2,31 . | (2) Lc 12,20 . | |||||||
7. | act. part. aor. nom. mann. enk. hetoimasas | 1 | (1) Lc 12,47 . | ||||||||
14 | 2 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 4 | 1 | 1 |
Lc 22,13 - Lc 22,13 : 320. Voorbereiding van het paasmaal - Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,7 - Lc 22,8 - Lc 22,9 - Lc 22,10 - Lc 22,11 - Lc 22,12 - Lc 22,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] And they went, and found as he had said unto them:
and they made ready the passover.
Luther-Bibel . 13 Sie gingen hin und fanden's, wie er ihnen gesagt hatte, und
bereiteten das Passalamm.
Tekstuitleg van Lc 22,13 .
4. καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals) . Taalgebruik in de LXX : kathôs (zoals) . Lc (17) : (1) Lc 1,2 . (2) Lc 1,55 . (3) Lc 1,70 . (4) Lc 2,20 . (5) Lc 2,23 . (6) Lc 5,14 . (7) Lc 6,31 . (8) Lc 6,36 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,30 . (11) Lc 17,26 . (12) Lc 17,28 . (13) Lc 19,32 . (14) Lc 22,13 . (15) Lc 22,29 . (16) Lc 24,24 . (17) Lc 24,39 .
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
|
Mt | Mc | Lc | syn. | ev. |
kathôs (zoals) bij syn. | 3 : (1) Mt 21,6 . (2) Mt 26,24 . (3) Mt 28,6 . | 8 : (1) Mc 1,2 (gegraptai) . (2) Mc 4,33 . (3) Mc 9,13 (gegraptai) . (4) Mc 11,6 (eipen) . (5) Mc 14,16 (eipen) . (6) Mc 14,21 (gegraptai) . (7) Mc 15,8 . (8) Mc 16,7 (eipen) . | 17 : (1) Lc 1,2 . (2) Lc 1,55 . (3) Lc 1,70 . (4) Lc 2,20 . (5) Lc 2,23 . (6) Lc 5,14 . (7) Lc 6,31 . (8) Lc 6,36 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,30 . (11) Lc 17,26 . (12) Lc 17,28 . (13) Lc 19,32 . (14) Lc 22,13 . (15) Lc 22,29 . (16) Lc 24,24 . (17) Lc 24,39 . | 28 : (1) Mt 26,24 // Mc 14,21 . | 59 |
- Hebreeuws . כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten
(68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- כּמוֹ = këmô (zoals) . Taalgebruik in Tenakh : këmô (zoals) . Getalwaarde : kaph = 12 of 30 , mem , 13 of 40 , waw = 6 ; totaal : 31 OF 76 (4 X 19) . Tenakh (52) . Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine
Profeten (8) . Geschriften (33) . . Pentateuch (2) : (1) Ex 15,5 . (2) Ex 15,8 . Arabisch . كَما = zoals (kamâ) . Taalgebruik in de Qoran : zoals (kamâ) . Lat. sicut . Fr. selon . E. as . D. wie .
321. Aanduiding van de verrader : Lc 22,14 -- Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 -
Lc 22,14 - Lc 22,14 : 321. Aanduiding van de verrader - Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And when the hour was come, he sat down, and the twelve
apostles with him.
Luther-Bibel . 14 Und als die Stunde kam, setzte er sich nieder und die Apostel
mit ihm.
Tekstuitleg van Lc 22,14 .
322. Instelling van de eucharistie : Lc 22,15-20 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 -
Lc 22,15 - Lc 22,15 : 322. Instelling van de eucharistie - Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] And he said unto them, With desire I have desired to
eat this passover with you before I suffer:
Luther-Bibel . 15 Und er sprach zu ihnen: Mich hat herzlich verlangt, dies Passalamm
mit euch zu essen, ehe ich leide.
Tekstuitleg van Lc 22,15 . Het vers Lc 22,15 telt 16 (2² X 2²) woorden en 74 (2 X 37) letters . De getalwaarde van Lc 22,15 is 8790 (2 X 3 X 5 X 293) . Het vers Lc 22,15 is eigen aan Lc .
Lc 22,15.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Lc : kai (en) .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- δε = de (echter) , afkorting δ' = d' . Taalgebruik in de bijbel : de (echter) .
de (echter) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk |
149 + 2 (d') | 6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 |
de (echter) | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
de (478) | 17 | 9 | 11 | 13 | 18 | 15 | 23 | 37 | 36 | 21 | 22 | 26 | 13 | 8 | 16 | 15 | 11 | 26 | 16 | 22 | 14 | 35 | 34 | 20 |
d' (5) | 1 | 2 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||
483 | 17 | 9 | 11 | 13 | 18 | 15 | 23 | 37 | 37 | 23 | 22 | 26 | 13 | 8 | 16 | 15 | 12 | 26 | 16 | 23 | 14 | 35 | 34 | 20 |
1151 verzen | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 |
80 | 52 | 38 | 44 | 39 | 49 | 50 | 56 | 62 | 42 | 54 | 59 | 35 | 35 | 32 | 31 | 37 | 43 | 48 | 47 | 38 | 71 | 56 | 53 |
Lc
22,15.2. act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô
(zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Hnd : legô
(zeggen) . Bijbel (3024) . OT (2426) . NT (598) . Lc (223) .
Lc 22 (18) : (1) Lc
22,10 . (2) Lc
22,15 . (3) Lc
22,17 . (4) Lc
22,25 . (5) Lc
22,33 . (6) Lc
22,34 . (7) Lc
22,35 . (8) Lc
22,36 . (9) Lc
22,38 . (10) Lc
22,40 . (11) Lc
22,46 . (12) Lc
22,48 . (13) Lc
22,51 . (14) Lc
22,52 . (15) Lc
22,56 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
22,67 . Een vorm van λεγω = legô
(zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc
22,1 . (2) Lc
22,11 . (3) Lc
22,16 . (4) Lc
22,18 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
22,20 . (7) Lc
22,34 . (8) Lc
22,37 . (9) Lc
22,42 . (10) Lc
22,47 . (11) Lc
22,57 . (12) Lc
22,59 . (13) Lc
22,60 . (14) Lc
22,64 . (15) Lc
22,65 . (16) Lc
22,67 . (17) Lc
22,70 ; van ειπον = eipon (ik zei) in Lc 22 (23) : (1) Lc
22,8 . (2) Lc
22,9 . (3) Lc
22,10 . (4) Lc
22,15 . (5) Lc
22,17 . (6) Lc
22,25 . (7) Lc
22,33 . (8) Lc
22,34 . (9) Lc
22,35 . (10) Lc
22,36 . (11) Lc
22,38 . (12) Lc
22,40 . (13) Lc
22,46 . (14) Lc
22,48 . (15) Lc
22,49 . (16) Lc
22,51 . (17) Lc
22,52 . (18) Lc
22,56 . (19) Lc
22,60 . (20) Lc
22,61 . (21) Lc
22,67 . (22) Lc
22,70 . (23) Lc
22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen)
in het NT (1318) , in de LXX (4610) .
- Hebr. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenach : ´âmar
(zeggen) . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . legô komt
van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon .
Lc
22,15.1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
Lc 22,15.3. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,23 . (3) Lc 22,45 . (4) Lc 22,52 . (5) Lc 22,56 . (6) Lc 22,70 .
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
pros | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
158 | 11 | 6 | 3 | 8 | 8 | 4 | 9 | 7 | 11 | 5 | 4 | 8 | 3 | 8 | 4 | 4 | 3 | 7 | 10 | 101 | 1 | 6 | 7 | 11 |
Lc
22,15.1. - 3. και ειπεν προς = kai eipen pros (en hij zei tot) . NT (15) : (1) Lc 2,34 . (2) Lc 2,49 . (3) Lc 3,14 . (4) Lc 4,23 . (5) Lc 5,10 . (6) Lc 8,22 . (7) Lc 9,3 . (8) Lc
9,50 . (9) Lc 11,5 . (10) Lc 19,5 . (11) Lc 19,13 . (12) Lc 22,15 . (13) Hnd 7,3 . (14) Hnd 9,10 . (15) Hnd 22,21 .
- ειπεν δε προς = eipen de pros (hij zei echter tot) . Lc (17) : (1) Lc
1,13 . (2) Lc
7,50 . (3) Lc
9,13 . (4) Lc
9,14 . (5) Lc
9,59 . (6) Lc
9,62 . (7) Lc
12,15 . (8) Lc
12,22 . (9) Lc
13,7 . (10) Lc
15,3 . (11) Lc
17,1 . (12) Lc
17,22 . (13) Lc
18,9 . (14) Lc
19,9 . (15) Lc
20,41 . (16) Lc
24,17 . (17) Lc
24,44 .
Lc 22,15.4. acc. mann. mv. αυτους = autous (hen) van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord autos . Lc 22 (4) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,45 . (3) Lc 22,47 . (4) Lc 22,70 .
autoi | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
8. | acc. mann. mv. autous | 1991 | 1652 | 339 | 46 | 40 | 83 | 18 | 95 | 32 | 25 | 169 | 187 |
Lc 22,15.3. - 4. προς αυτους = pros autous (tot hen) . NT (77) . Vooral in Lc en Hnd . Lc 22 (2) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,70 .
Lc
22,15.1. - 4. και ειπεν προς αυτους = kai eipen pros autous (en hij zei tot hen) . NT (= Lc) (8) : (1) Lc 2,49 . (2) Lc 3,14 . (3) Lc 4,23 . (4) Lc 8,22 . (5) Lc 9,3 . (6) Lc 11,5 . (7) Lc 19,13 . (8) Lc 22,15 .
- ειπεν δε προς αυτους = eipen de pros autous (hij zei echter tot hen) . NT (6) : (1) Lc 9,13 . (2) Lc 12,15 . (3) Lc 15,3 . (4) Lc
20,41 . (5) Lc 24,17 . (6) Hnd
1,7 .
- και ειπεν αυτοις = kai eipen autois (en hij zei hen) . NT (30) . Slechts in de evangelies . Lc (9) : (1) Lc
2,10 . (2) Lc
9,48 . (3) Lc
13,22 . (4) Lc
16,15 . (5) Lc
22,35 . (6) Lc
22,46 . (7) Lc
24,19 . (8) Lc
24,38 . (9) Lc
24,46 .
- ειπεν δε αυτοις = eipen de autois (hij zei echter aan hen) . NT (7) : (1) Lc 8,25 . (2) Lc 9,20 . (3) Lc 10,18 . (4) Lc 11,2 . (5) Lc
22,67 . (6) Lc
24,44 . (7) Joh
6,35 .
------------------------------------------------
Lc
22,15.7. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
13. - 16. pathein (lijden). Infinitief aorist . Verwijzing : paschô
(lijden) , zie Mt
16,21 . Infinitief aorist . In dertien verzen in de bijbel . In één
vers in het O.T. . In twaalf verzen in het NT . In negen verzen bij Lucas
en in Hnd : (4) Lc
9,22 ( // Mc
8,31 // Mt
16,21) (eerste lijdensvoorspelling) . (5) Lc
17,25 . (6) Lc
22,15 (het laatste avondmaal) . (7) Lc
24,26 (verschijning van Jezus aan de Emmaüsgangers) . (8) Lc
24,46 (verschijning van Jezus aan de elf en hun metgezellen) . In vier verzen
in Handelingen : (9) Hnd
1,3 (inleiding van Handelingen) . (10) Hnd
3,18 (toespraak van Petrus) . (11) Hnd
9,16 (Saulus in Damascus) . (12) Hnd
17,3 (Paulus in Tessalonica) .
De teksten van Lc
22,15 (het laatste avondmaal) : pro tou me pathein (voor mijn lijden) en
van Hnd
1,3 (inleiding van Handelingen) : meta to pathein auton (na zijn lijden)
omsluiten het lijden . Het lijden omvat de doorgang door de dood ; het is de
overgang : leven - dood - leven . In Lc
22,15 wordt de relatie gelegd tussen paschô (pasen) en pathein (lijden)
. Pasen of Pesach is de viering van de uittocht uit Egypte , de doortocht door
de Rietzee en het komen in de woestijn . De overgang heeft drie elementen die
over drie dagen worden gespreid .
Lc 22,16 - Lc 22,16 : 322. Instelling van de eucharistie - Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] For I say unto you, I will not any more eat thereof,
until it be fulfilled in the kingdom of God.
Luther-Bibel . 16 Denn ich sage euch, dass ich es nicht mehr essen werde, bis
es erfüllt wird im Reich Gottes.
Tekstuitleg van Lc 22,16 .
Lc 22,17 - Lc 22,17 : 322. Instelling van de eucharistie - Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] And he took the cup, and gave thanks, and said, Take
this, and divide it among yourselves:
Luther-Bibel . 17 Und er nahm den Kelch, dankte und sprach: Nehmt ihn und teilt
ihn unter euch;
Tekstuitleg van Lc 22,17 . Het vers Lc 22,17 bestaat uit 10 (2 X 5) woorden en 68 (2² X 17) letters . De getalwaarde van Lc 22,17 is 6455 (2 X 1291) .
Lc 22,17.3. zn nom en acc onz enk ποτηριον = potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion (beker) . Taalgebruik in de LXX : potèrion (beker) . NT (21) . Ev. (14) . Mt (5) : (1) Mt 10,32 . (2) Mt 20,22 . (3) Mt 20,23 . (4) Mt 26,27 . (5) Mt 26,39 . Mc (5) : (1) Mc 9,41 . (2) Mc 10,38 . (3) Mc 10,39 . (4) Mc 14,23 . (5) Mc 14,36 . Lc (3) : (1) Lc 22,17 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . Joh (1) : Joh 18,11 . 1 Kor (5) : (1) 1 Kor 10,16 . (2) 1 Kor 10,21 . (3) 1 Kor 11,25 . (4) Kor 11,26 . (5) 1 Kor 11,27 . Apk (2) : (1) Apk 16,19 . (2) Apk 17,4 . Een vorm van ποτηριον = potèrion in het OT (33) , in het NT (31) .
potèrion (beker) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + acc. onz. enk. potèrion | 41 | 20 | 21 | 5 | 5 | 3 | 1 | 5 | 2 | 13 | 14 |
4. act. part. aor. nom. mann. enk. ευχαριστησας = eucharistèsas (gedankt) van het werkw. ευχαριστεω = eucharisteô (danken) . Taalgebruik in het NT : eucharisteô (danken) . ch - r . L. gratia . Fr. grace . Vertaling : gratie , genade , char-me , bevalligheid . ευχαριστεω = eucharisteô : welgevallen , goede bevalligheid brengen . Bijbel (9) : (1) Mt 15,36 . (2) Mt 26,27 . (3) Mc 8,6 . (4) Mc 14,23 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,19 . (7) Joh 6,11 . (8) Hnd 28,15 . (9) 1 Kor 11,24 . Een vorm van ευχαριστεω = eucharisteô in de LXX (6) , in het NT (38) , in Lc (4) : (1) Lc 17,16 . (2) Lc 18,11 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,19 .
eucharisteô (danken) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
part. aor. nom. m. + vr. enk. eucharistèsas | 9 | 9 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 6 | 7 |
Lc 22,17.5. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc
22,17.7. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
Lc 22,18 - Lc 22,18 : 322. Instelling van de eucharistie - Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] For I say unto you, I will not drink of the fruit of
the vine, until the kingdom of God shall come.
Luther-Bibel . 18 denn ich sage euch: Ich werde von nun an nicht trinken von
dem Gewächs des Weinstocks, bis das Reich Gottes kommt.
Tekstuitleg van Lc 22,18 .
Lc 22,19 - Lc 22,19 : 322. Instelling van de eucharistie - Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And he took bread, and gave thanks, and brake it, and
gave unto them, saying, This is my body which is given for you: this do in remembrance
of me.
Luther-Bibel . 19 Und er nahm das Brot, dankte und brach's und gab's ihnen und
sprach: Das ist mein Leib, der für euch gegeben wird; das tut zu meinem
Gedächtnis.
Tekstuitleg van Lc
22,19 // Mc
14,22 // Mt
26,26 . Het vers Lc
22,19 telt 24 (2³ X 3) woorden en 119 (3 X 17) letters . De getalwaarde
van Lc
22,19 is 15335 (5 X 3067) . De verzen Lc
22,19 - Lc
22,20 horen bij elkaar en zijn parallel opgebouwd . Bij de verbondssluiting in Ex
24,8 worden eerst de handelingen vermeld en dan de woorden . Dat is evenzo het geval in Lc
22,19 en Lc
22,20 . Wellicht is de zin van het ritueel van het bloed (Lc
22,20) het eerst geformuleerd , overeenkomstig Ex
24,8 .
- Mc 14:22 kai esthiontôn autôn labôn arton eulogèsas
eklasen kai edôken autois kai eipen labete touto estin to sôma mou
- Mt 26:26 esthiontôn de autôn labôn
o ièsous arton kai eulogèsas eklasen kai dous tois mathètais
eipen labete fagete touto estin to sôma mou
- Lc 22:19 kai labôn arton eucharistèsas eklasen kai
edôken autois legôn touto estin to sôma mou | [[to | to | uper umôn
didomenon touto poieite eis tèn emèn
Lc 22,19.1. και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Lc (822) .
Lc 22,19.2. wkw act. part. aor. nom. mann. enk. λαβων = labôn van het werkw. λα-μ-β-αν-ω = lambanô
(nemen) . Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô
(nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Bijbel (86) . LXX (46) . NT (40)
. Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Synoptici (23) . Mt (11) : (1) Mt
13,31 . (2) Mt
14,19 . (3) Mt
17,27 . (4) Mt
25,16 . (5) Mt
25,18 . (6) Mt
25,20 . (7) Mt
26,26 . (8) Mt
26,27 . (9) Mt
27,24 . (10) Mt
27,48 . (11) Mt
27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,22 . (5) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
6,4 . (2) Lc
9,16 . (3) Lc
13,19 . (4) Lc
20,29 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
24,30 . (7) Lc
24,43 . Joh (4) : (1) Joh
3,33 . (2) Joh
13,4 . (3) Joh
13,30 . (4) Joh
18,3 . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in
het NT (258) , in de LXX (1335) . In Lc : X vormen van lambanô (nemen)
in 23 verzen in 11 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van lambanô (nemen)
in 29 verzen in 18 / 28 hoofdstukken .
- λαβων δε = labôn de (genomen hebbende echter) . LXX (6) : (1) Gn
31,45 . (2) Gn 48,13 . (3) Ex 24,6 . (4) Ex
24,8 . (5) 2 Mak 4,25 . (6) Job 42,17 . NT (1) : Lc 9,16 .
- και λαβων = kai labôn (en genomen hebbende) . LXX (15) . NT (15) . Synoptici (11) . Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt
15,36 .(3) Mt
26,27 . (4) Mt
27,48 . (5) Mt
27,59 . Mc (4) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,23 . Lc (2) : (1) Lc
22,19 . (2) Lc
24,43 . Joh (1) : Joh
13,4 .
- Hebreeuws . וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of
100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23) . Structuur : 3 - 1
- 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (199) . Pentateuch (86) . Eerdere Profeten (80) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Ex (15) : (1) Ex
2,1 . (2) Ex
4,20 . (3) Ex
6,20 . (4) Ex
6,23 . (5) Ex
13,19. (6) Ex
14,7 . (7) Ex
18,2 . (8) Ex
18,12 . (9) Ex
24,6 . (10) Ex
24,7 . (11) Ex
24,8 . (12) Ex
32,4 . (13) Ex
32,20 . (14) Ex
34,4 . (15) Ex
40,20 . Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) .
- Ned. : nemen . Arabisch : أخذ = akhadha . Zie : http://www.arabischlexicon.com/157-akhadha-nemen-157115821584.html . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre
. Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Lc 22,19.3.
acc. mann. enk. αρτον = arton van het zelfst. naamw. αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in
het NT : artos
(brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos
(brood) . Taalgebruik in Lc : artos
(brood) . Taalgebruik in Hnd : artos
(brood) . Bijbel (133) . LXX (96) . NT (37) . Synoptici (18) . Mt (5) : (1) Mt
6,11 . (2) Mt
7,9 . (3) Mt 15,2 . (4) Mt
15,26 . (5) Mt
26,26 . Mc (6) : (1) Mc
3,20 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 7,5 . (4) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Mc
14,22 . Lc (7)
: (1) Lc
7,33 . (2) Lc
9,3 . (3) Lc
11,3 . (4) Lc
14,1 . (5) Lc
14,15 . (6) Lc
22,19 . (7) Lc
24,30 . Een
vorm van αρτος = artos (brood) in het NT (97) , in de LXX (307) ,
in Lc (16) : (1) Lc
4,3 . (2) Lc
4,4 . (3) Lc
6,4 . (4) Lc
7,33 . (5) Lc
9,3 . (6) Lc
9,13 . (7) Lc
9,16 . (8) Lc
11,3 . (9) Lc
11,5 . (10) Lc
11,11 . (11) Lc
14,1 . (12) Lc
14,15 . (13) Lc
15,17 . (14) Lc
22,19 . (15) Lc
24,30 . (16) Lc
24,35 . In Lc : 7 vormen van αρτος = artos (brood) in 16 verzen in 9 / 24 hoofdstukken
. 10 X een vorm in het enk. , 5X een vorm in het mv. In Hnd : 2 vormen van αρτος = artos (brood) in 5 verzen in 3 / 28 hoofdstukken . In de LXX kan αρτος = artos de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden van Tenakh zijn .
artos (brood) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
acc. mann. enk. arton | 133 | 96 | 37 | 5 | 6 | 7 | 8 | 4 | 7 | 18 | 26 | |
Totaal | 414 | 307 | 97 | 21 | 21 | 15 | 24 | 5 | 11 | 57 | 81 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | |||
artos | Lc 4 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 11 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 22 | Lc 24 | ||
1. | nom. mann. enk. artos | 1 | (1) Lc 4,3 . | ||||||||
2. | gen. mann. enk. artou | 1 | (1) Lc 24,35 . | ||||||||
3. | dat. mann. enk. artô(i) | 1 | (1) Lc 4,4 . | ||||||||
4. | acc. mann. enk. arton | 7 | (1) Lc 7,33 . | (2) Lc 9,3 . | (3) Lc 11,3 . | (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 . | (6) Lc 22,19 . | (7) Lc 24,30 . | |||
5. | nom. + voc. mann. mv. artoi | 1 | (1) Lc 9,13 . | ||||||||
6. | gen. mann. mv. artôn | 1 | (1) Lc 15,17 . | ||||||||
7. | acc. mann. mv. artous | 3 | (1) Lc 6,4 . | (2) Lc 9,16 . | (3) Lc 11,5 . | ||||||
15 | 2 | 1 | 1 | 3 | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 |
- Hebreeuws . לֶחֶמ = lèchèm
(brood) . qatl-vorm (לַחמ) ; de 2de medeklinker , een gutturaal , ח = chet heeft normalerwijze een patach ַ (Joüon 88Cc) . Het is moeilijk om zeggen waarom de 2 woorden לֶחֶמ = lèchèm (brood) en רֶחֶמ = rèchèm (schoot, moederschoot) een segol ֶ hebben (Joüon 96Ai) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm
(brood) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 . Totaal
: 33 (3 X 11) of 78 ( 2 X 39 OF 6 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh
(227) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (69) . In Tenakh komt een vorm van לֶחֶמ = lèchèm in 277 verzen voor .
- Ned. : brood . Arabisch : خُبز = chubz (brood) . Taalgebruik in de Qoran : chubz (brood) . In het Arabisch heeft lachm een andere betekenis . Zie لَحْم = lachm (vlees) . Taalgebruik in de Qoran : lachm (vlees) . Aramees : לַחְמָא = lachëmâ´(brood) ; לְחֵים = lëche(j)m ; לְחֵם = lëchem . D. : Brot . E. : bread . Fr. pain . Grieks : αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in
het NT : artos
(brood) . Hebreeuws : לֶחֶמ = lèchèm
(brood) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm
(brood) . Lat. : panis .
Lc 22,19.2. - 3. λαβων αρτον = labôn arton (brood genomen) . Lc (1) : Lc
22,19 . Hnd (1) : Hnd 27,35 .
- λαβων ὁ ιησουσ αρτον = labôn arton (Jezus, brood genomen) : Mc
14,22 .
- λαβων τον αρτον = labôn ton arton (het brood genomen) . Lc (1) : Lc
24,30 .
- λαβων ὁ ιησους τον αρτον = labôn ho Ièsous ton arton (Jezus het brood genomen) : Mt
26,26 .
- De kribbe is een voederbak (Lc 2,7) . De kribbe verwijst naar het graf als gedenkteken (Lc
23,53) . Maar in dat gedenktekengraf is Jezus niet ; "Hij is niet hier" (Lc 24,6) . De leerlingen van Emmaüs herkenden hem bij het breken van het brood (Lc
24,30) . Dat brengt ons bij het verhaal van het laatste avondmaal (Lc 22,19) , waar Jezus het brood breekt . De voederbak waarin Jezus ligt verwijst naar het brood dat hij breekt . Hij is brood , voedsel en herkenbaar in het breken van het brood . Zo is de kribbe meer dan alleen maar een toevallige plaats waarin Jezus werd gelegd .
Lc 22,19.4. ευχαριστησας = eucharistèsas (gedankt) van het werkw. ευχαριστεω = eucharisteô (danken) . Taalgebruik in de Bijbel : eucharisteô (danken) . ch - r . L. gratia . Fr. grace . Vertaling : gratie , genade , char-me , bevalligheid . ευχαριστεω = eucharisteô : welgevallen , goede bevalligheid brengen . Bijbel (9) : (1) Mt 15,36 . (2) Mt 26,27 . (3) Mc 8,6 . (4) Mc 14,23 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,19 . (7) Joh 6,11 . (8) Hnd 28,15 . (9) 1 Kor 11,24 . Een vorm van ευχαριστεω = eucharisteô in de LXX (6) , in het NT (38) , in Lc (4) : (1) Lc 17,16 . (2) Lc 18,11 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,19 .
eucharisteô (danken) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
part. aor. nom. m. + vr. enk. eucharistèsas | 9 | 9 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 6 | 7 |
Lc 22,19.5. act. ind. aor. 3de pers. enk. εκλασεν = eklasen (hij brak) van het werkw. κλαω = klaô (breken) . Taalgebruik in het NT : klaô (breken) . Bijbel (6) : (1) Mt 15,36 . (2) Mt 26,26 . (3) Mc 8,6 . (4) Mc 14,22 . (5) Lc 22,19 . (6) 1 Kor 11,24 . Een vorm van κλαω = klaô in de LXX (3) , in het NT (14) .
Lc 22,19.4. - 5. ευχαριστησας εκλασεν = eucharistèsas eklasen (gedankt brak hij) . NT (4) : (1) Mt 15,36 . (2) Mc 8,6 . (3) Lc 22,19 . (4) 1 Kor 11,24 .
Lc 22,19.7. act. ind. aor. 3de pers. enk. εδωκεν = edôken (hij gaf) van het werkw. διδωμι = didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Bijbel (462) . OT (399) . NT (63) . Lc (7) :
Lc 22,19.5. - 7. εκλασεν και εδωκεν = eklasen kai edôken (brak hij en gaf hij) . NT (3) : (1) Mt 15,36 . (2) Mc 14,22 . (3) Lc 22,19 .
Lc 22,19.4. - 7. ευχαριστησας εκλασεν και εδωκεν = eucharistèsas eklasen kai edôken (gedankt brak hij en gaf hij) . NT (2) : (1) Mt 15,36 . (2) Lc 22,19 .
Lc 22,19.9. part. pr. nom. mann. enk. legôn van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (47) . Lc 22 (5) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . (4) Lc 22,57 . (5) Lc 22,59 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,19.10. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 | |||||||
Totaal | 4411 | 1388 | 147 | 78 | 230 | 237 | 268 |
Lc 22,19.11. act. ind. praes. 3de pers. enk. εστιν = estin van het werkw. ειμι = eimi (zijn) . Taalgebruik
in het NT : eimi
(zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi
(zijn) . Lc
(96) . Lc 22 (6) : (1) Lc
22,11 . (2) Lc
22,19 . (3) Lc
22,38 . (4) Lc
22,53 . (5) Lc
22,59 . (6) Lc
22,64 .
- Hebr. hâjâh . Taalgebruik in Tenach : hâjâh
(zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be .
eimi (zijn) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. pr. 3de pers. enk. estin | 2371 | 1558 | 813 | 114 | 69 | 96 | 147 | 66 | 296 | 25 | 176 | 323 |
eimi (zijn) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | Lc | |
act. ind. praes. 3de pers. enk. estin | 96 | 3 | 1 | 0 | 2 | 4 | 12 | 6 | 5 | 7 | 3 | 6 | 8 | 3 | 4 | 1 | 2 | 2 | 4 | 2 | 6 | 2 | 6 | 3 | 3 | 96 |
Lc 22,19.13.
nom. + acc. onz. enk. σωμα = sôma (lichaam) . Taalgebruik in het NT : sôma
(lichaam) . Taalgebruik in de Septuaginta : sôma
(lichaam) . Taalgebruik in Lc : sôma
(lichaam) . Taalgebruik in Hnd : sôma
(lichaam) . Bijbel (118) . OT (55) . NT (63) . Lc (10) : (1) Lc
11,34 . (2) Lc
11,36 . (3) Lc
12,4 . (4) Lc
12,23 . (5) Lc
17,37 . (6) Lc
22,19 . (7) Lc
23,52 . (8) Lc
23,55 . (9) Lc
24,3 . (10) Lc
24,23 . Een vorm van σωμα = sôma (lichaam) in de LXX (136) , in het NT (142) , in Lc (11) : (1) Lc
11,34 . (2) Lc
11,36 . (3) Lc
12,4 . (4) Lc
12,22 . (5) Lc
12,23 . (6) Lc
17,37 . (7) Lc
22,19 . (8) Lc
23,52 . (9) Lc
23,55 . (10) Lc
24,3 . (11) Lc
24,23 . In Lc : 3 vormen in 6 hoofdstukken en 11 verzen . In Lc : 3 vormen
in 6 / 24 hoofdstukken en 11 verzen . In Hnd : 1 vorm in 1 vers in 1 / 28 hoofdstukken
.
- Hebr. bâshâr (vlees, lichaam) . Taalgebruik in Tenach
: bâshâr
(vlees, lichaam) . Lat. corpus . Fr. corps . N. lichaam . D. Leib . E. body
.
Lc 22,19.10. - 13. touto estin to sôma mou (dit is mijn lichaam) . NT (3) :
Lc 22,19.16. persoonl. voornaamw. gen. mv. ὑμων = humôn (van jullie) . Lc 22 () .
pers. vnw. 2de p. mv. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
gen. mv. humôn | 1573 | 1084 | 489 | 61 | 12 | 60 | 43 | 34 | 275 | 4 |
Lc 22,19.16. - 17. ὑπερ ὑμων = huper humôn (ter wille van jullie) . NT (22) : (1) Mc 9,40 . (2) Lc 22,19 . (3) Lc 22,20 . (4) 1 Kor 1,13 . (5) 1 Kor 11,24 . (6) 2 Kor 1,6 . (7) 2 Kor 7,4 . (8) 2 Kor 7,14 . (9) 2 Kor 8,16 . (10) 2 Kor 8,24 . (11) 2 Kor 9,2 . (12) 2 Kor 9,3 . (13) 2 Kor 9,14 . (14) 2 Kor 12,19 . (15) Ef 1,16 . (16) Ef 3,1 . (17) Ef 3,13 . (18) Kol 1,7 . (19) Kol 1,9 . (20) Kol 1,24 . (21) Kol 4,12 . (22) Kol 4,13 .
Lc 22,19.19. nom. + acc. onz. enk. touto van het aanwijz. voornaamw. houtos (deze) . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . LTaalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Taalgebruik in de Septuaginta : houtos (deze) . Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der - die - das . E. this - that . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,17 . (3) Lc 22,19 . (4) Lc 22,20 . (5) Lc 22,23 . (6) Lc 22,37 . (7) Lc 22,42 .
Lc 22,19.23. acc. vr. enk. αναμνησιν = anamnèsin (her-denking, herinnering) van het zelfst. naamw. αναμνησις = anamnèsis (herinnering, het zich weer te binnen brengen) . Zie het werkw. αναμιμνῃσκω = anamimnè(i)skô (herinneren , zich weer te binnen brengen) . Taalgebruik in het NT : anamimnè(i)skô (herinneren , zich weer te binnen brengen) . Bijbel (7) : (1) Lv 24,7 . (2) Ps 38,1 . (3) Ps 70,1 . (4) W 16,6 . (5) Lc 22,19 . (6) 1
Kor 11,24 . (7) 1
Kor 11,25 . Een vorm van αναμνησις = anamnèsis in de LXX (5) , in het NT (4) .
- nom. vr enk. αναμνησις = anamnèsis (herinnering, het zich weer te binnen brengen) . Bijbel (2) : (1) Nu 10,10 . (2) Heb 10,3 .
- Hebreeuws . USB לְזִכְרוֹנִי = lëzikhërônî (tot mijn herinnering) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. . Deze vorm komt niet in Tenakh voor .
-- Zelfst. naamw. זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken,
zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar
(gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 . Het is datgene waardoor men zich herinnert .
-- לְזִכְרוֹן = lëzikhërôn (tot gedachtenis) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. . Zie het werkw. . Tenakh (5) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 30,16 . (3) Nu 10,10 . (4) Joz 4,7 . (5) Zach
6,14 . Vertaling in Hebreeuws NBG .
- In de LXX is het Griekse εις ... αναμνησιν = eis ... anamnèsin (tot herinnering, tot gedachtenis) enkele malen de vertaling van het Hebreeuwse לְהַזְכִּיר = lëhazëkîr (om te herinneren, om te gedenken) < prefix voorzetsel lë + werkwoordvorm act. hifil inf. stat. constructus van het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken,
zich herinneren) . Tenakh (4) : (1) 1 K 17,18 . (2) Am 6,10 . (3) Ps 38,1 . (4) Ps 70,1 . Als vertaling van εις ... αναμνησιν = eis ... anamnèsin in (3) Ps 38,1 . (4) Ps 70,1 .
- Latijn . acc. vr. enk. commemorationem van het zelfst. naamw. commemoratio (het samen gedenken) . Bijbel (4) : (1) W 16,6 . (2) Lc 22,19 . (3) 1
Kor 11,24 . (4) 1
Kor 11,25 . abl. vr. enk. commemoratione . Bijbel (1) : Ps 38,1 .
- Fr. mémoire . E. remembrance . D. Gedächtnis . Aramees : דוּכְרָנָא = dûkhërânâ´ (herinnering, gedachtenis) van het werkw. דְכַר = dëkhar (zich herinneren) . לְדוּכְרָנָא = lëdûkhërânâ´ (tot herinnering, tot gedachtenis) Targum Onkelos Pentateuch (4) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 28,12 . (3) Ex 30,16 . (4) Nu 10,10 . Arabisch : ذِكرى = dhikrâ (herinnering) . Taalgebruik in de Qoran : dhikrâ (herinnering) .
- Ned. : gedachtenis . Arabisch : ذِكرى = dhikrâ (herinnering) . Taalgebruik in de Qoran : dhikrâ (herinnering) . Aramees : דוּכְרָנָא = dûkhërânâ´ (herinnering, gedachtenis) van het werkw. דְכַר = dëkhar (zich herinneren) . D. : Gedächtnis . E. : remembrance . Fr. : mémoire . Latijn : commemoratio (het samen gedenken) .
Lc 22,20 - Lc 22,20 : 322. Instelling van de eucharistie - Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,15 - Lc 22,16 - Lc 22,17 - Lc 22,18 - Lc 22,19 - Lc 22,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] Likewise also the cup after supper, saying, This cup
is the new testament in my blood, which is shed for you.
Luther-Bibel . 20 Desgleichen auch den Kelch nach dem Mahl und sprach: Dieser
Kelch ist der neue Bund in meinem Blut, das für euch vergossen wird!
Mc 14,23 - Mc 14,24 | Mt 26,27 - Mt 26,28 | Lc 22,20 | Ex 24,8 | |||||
14:23 kai labôn potèrion eucharistèsas edôken autois
kai epion ex autou pantes 14:24 kai eipen autois touto estin to aima mou tès diathèkès to ekchunnomenon uper pollôn |
26:27 kai labôn potèrion | [kai] |
kai | eucharistèsas edôken autois legôn piete ex
autou pantes |
22:20 kai to potèrion ôsautôs meta to deipnèsai legôn touto to potèrion è kainè diathèkè en tô aimati mou to uper umôn | ekchunnomenon]] | ekchunnomenon | 8 labôn de môusès to aima kateskedasen tou laou kai eipen idou to aima tès diathèkès ès dietheto kurios pros umas peri pantwn twn logwn toutwn |
Tekstuitleg van Lc 22,20 // Mc 14,23 // Mt 26,27 . Het vers Lc 22,20 telt 22 (2 X 11) woorden en 103 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Lc 22,20 is 13759 (priemgetal) . De verzen Lc 22,19 - Lc 22,20 horen bij elkaar en zijn parallel opgebouwd . Bij de verbondssluiting in Ex 24,8 worden eerst de handelingen vermeld en dan de woorden . Dat is evenzo het geval in Lc 22,19 en Lc 22,20 . Wellicht is de zin van het ritueel van het bloed (Lc 22,20) het eerst geformuleerd , overeenkomstig Ex 24,8 .
Lc 22,20.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Lc
22,20.2. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . getalswaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of
100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23) . Structuur : 3 - 1
- 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (199) . Pentateuch (86) . Eerdere Profeten (80) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Ex (15) : (1) Ex
2,1 . (2) Ex
4,20 . (3) Ex
6,20 . (4) Ex
6,23 . (5) Ex
13,19 . (6) Ex
14,7 . (7) Ex
18,2 . (8) Ex
18,12 . (9) Ex
24,6 . (10) Ex
24,7 . (11) Ex
24,8 . (12) Ex
32,4 . (13) Ex
32,20 . (14) Ex
34,4 . (15) Ex
40,20 . Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) . Een vorm van לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) in Tenakh (965) .
- Grieks . act. part. aor. nom. mann. enk. λαβων = labôn van het werkw. λαμβανω = lambanô
(nemen) . Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô
(nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . LXX (46) . NT (40)
. Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Mt (11) : (1) Mt
13,31 . (2) Mt
14,19 . (3) Mt
17,27 . (4) Mt
25,16 . (5) Mt
25,18 . (6) Mt
25,20 . (7) Mt
26,26 . (8) Mt
26,27 . (9) Mt
27,24 . (10) Mt
27,48 . (11) Mt
27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,22 . (5) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
6,4 . (2) Lc
9,16 . (3) Lc
13,19 . (4) Lc
20,29 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
24,30 . (7) Lc
24,43 . Joh (4) : (1) Joh
3,33 . (2) Joh
13,4 . (3) Joh
13,30 . (4) Joh
18,3 . Bijbel (86) . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in
het NT (258) , in de LXX (1335) .
- λαβων δε = labôn de (genomen hebbende echter) . LXX (6) : (1) Gn
31,45 . (2) Gn 48,13 . (3) Ex 24,6 . (4) Ex
24,8 . (5) 2 Mak 4,25 . (6) Job 42,17 . NT (1) : Lc 9,16 .
- και λαβων = kai labôn (en genomen hebbende) . LXX (15) . NT (15) . Synoptici : Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt
15,36 .(3) Mt
26,27 . (4) Mt
27,48 . (5) Mt
27,59 . Mc (4) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
22,19 . (2) Lc
24,43 . Joh (1) : Joh
13,4 .
-
Ned. : nemen . Arabisch : أخذ = akhadha . Zie : http://www.arabischlexicon.com/157-akhadha-nemen-157115821584.html . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre
. Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Lc 22,20.3. ποτηριον = potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion (beker) . Taalgebruik in de LXX : potèrion (beker) . OT (20) : (1) Gn 40,11 . (2) Gn 40,13 . (3) Gn 40,21 . (4) Js 51,17 . (5) Js 51,22 . (6) Jr 16,7 . (7) Jr 25,15 . (8) Jr 25,17 . (9) Jr 25,28 . (10) Jr 49,12 . (11) Jr 51,7 . (12) Ez 23,31 . (13) Ez 23,32 . (14) Ez 23,33 . (15) Hab 2,16 . (16) Ps 23,5 . (17) Ps 75,9 . (18) Ps 116,13 . (19) Kl 2,13 . (20) Kl 4,21 . NT (21) . Ev. (14) . Mt (5) : (1) Mt 10,32 . (2) Mt 20,22 . (3) Mt 20,23 . (4) Mt 26,27 . (5) Mt 26,39 . Mc (5) : (1) Mc 9,41 . (2) Mc 10,38 . (3) Mc 10,39 . (4) Mc 14,23 . (5) Mc 14,36 . Lc (3) : (1) Lc 22,17 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . Joh (1) : Joh 18,11 . 1 Kor (5) : (1) 1 Kor 10,16 . (2) 1 Kor 10,21 . (3) 1 Kor 11,25 . (4) Kor 11,26 . (5) 1 Kor 11,27 . Apk (2) : (1) Apk 16,19 . (2) Apk 17,4 . Een vorm van ποτηριον = potèrion in het OT (33) , in het NT (31) . In de LXX kan ποτηριον = potèrion de vertaling van 3 Hebreeuwse woorden zijn .
potèrion (beker) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + acc. onz. enk. potèrion | 41 | 20 | 21 | 5 | 5 | 3 | 1 | 5 | 2 | 13 | 14 | ||||
Totaal | 64 | 33 | 31 | 7 | 6 | 5 | 1 | 8 | 4 | 18 | 19 |
- Hebr. כּוֹס = kôs (beker) . Taalgebruik in Tenakh : kôs (beker) . Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , waw = 6 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 86 (2 X 43) . Structuur : 2 - 6 - 6 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (15) : (1) Gn 40,11 . (2) Gn 40,13 . (3) 1 K 7,26 . (4) Js 51,17 . (5) Js 51,22 . (6) Jr 16,7 . (7) Jr 25,15 . (8) Jr 51,7 . (9) Ez 23,32 . (10) Ez 23,33 . (11) Hab 2,16 . (12) Ps 75,9 . (13) Ps 116,13 . (14) Kl 4,21 . (15) 2 Kr 4,5 . Een vorm van כּוֹס = kôs (beker) in Tenakh (26) .
- Ned. : beker . Arabisch : كوب = kub . D. : Kelck . E. : cup . Fr. : coup . Grieks : ποτηριον = potèrion
(beker) . Hebreeuws : כּוֹס = kôs (beker) . Taalgebruik in Tenakh : kôs (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion
(beker) . Lat. : calix .
Lc 22,20.2. - 3. το ποτηριον = to potèrion (de beker) . Bijbel (17/21) . Niet in (1) Mc 9,41 . (2) Lc 22,17 . (3) 1 Kor 10,21 . (4) Apk 17,4 . In Lc 22,20 wordt gezegd : en de beker evenzo . In de parallelteksten (Mc 14,23 en Mt 26,27) lezen we een genomen een beker) . In Lc 22,20 wordt verwezen naar Lc 22,19 : "en brood genomen" .
Lc 22,20.8. part. pr. nom. mann. enk. legôn van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (47) . Lc 22 (5) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . (4) Lc 22,57 . (5) Lc 22,59 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
5. - 6. μετα + (+ x + ) το = meta + (+ x + ) to . NT (19) . Mt (1) : Mt 26,32 . Mc (3) : (1) Mc 1,14 . (2) Mc 14,28 .(3) Mc 16,19 . Lc (2) : (1) Lc 12,5 . (2) Lc 12,5 . Joh (1) : Joh 13,27 . Hnd (8) : (1) Hnd 1,3 . (2) Hnd 7,4 . (3) Hnd 10,37 . (4) Hnd 10,41 . (5) Hnd 12,4 . (6) Hnd 15,13 . (7) Hnd 19,21 . (8) Hnd 20,1 . 1 Kor (1) : 1 Kor 11,25 . Heb (3) : (1) Heb 9,3 . (2) Heb 10,15 . (3) Heb 10,26 .
Lc 22,20.9. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
Lc 22,20.11. ποτηριον = potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion (beker) . Taalgebruik in de LXX : potèrion (beker) . NT (21) . Ev. (14) . Mt (5) : (1) Mt 10,32 . (2) Mt 20,22 . (3) Mt 20,23 . (4) Mt 26,27 . (5) Mt 26,39 . Mc (5) : (1) Mc 9,41 . (2) Mc 10,38 . (3) Mc 10,39 . (4) Mc 14,23 . (5) Mc 14,36 . Lc (3) : (1) Lc 22,17 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . Joh (1) : Joh 18,11 . 1 Kor (5) : (1) 1 Kor 10,16 . (2) 1 Kor 10,21 . (3) 1 Kor 11,25 . (4) Kor 11,26 . (5) 1 Kor 11,27 . Apk (2) : (1) Apk 16,19 . (2) Apk 17,4 . Een vorm van ποτηριον = potèrion in het OT (33) , in het NT (31) .
potèrion (beker) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + acc. onz. enk. potèrion | 41 | 20 | 21 | 5 | 5 | 3 | 1 | 5 | 2 | 13 | 14 |
Lc 22,20.10. - 11. το ποτηριον = to potèrion (de beker) . Bijbel (17/21) . Niet in (1) Mc 9,41 . (2) Lc 22,17 . (3) 1 Kor 10,21 . (4) Apk 17,4 .
Lc 22,20.9. - 11. τουτο το ποτηριον = touto to potèrion
(deze beker) . Bijbel (3) : (1) variante lezing : Mt
26,42 . (2) Lc
22,20 . (3) 1
Kor 11,25 .
- το ποτηριον τουτο = to potèrion touto (deze beker) . Bijbel (3) : (1) Mt
26,39 . (2) Lc
22,42 (variante lezing) . (3) Kor 11,26 .
Lc 22,20.13. nom. vr. enk. καινη = kainè van het bijvoegl. naamw. καινος = kainos (nieuw) . Taalgebruik in het NT : kainos (nieuw) . Bijbel () : (1) Js 65,17 . (2) Js 66,22 . (3) Job 29,20 . (4) Mc 1,27 . (5) Lc 22,20 . (6) Hnd 17,19 . (7) 1 Kor 11,25 . (8) 2 Kor 5,17 . (9) Gal 6,15 .
Lc 22,20.14. nom. vr. enk. διαθηκη = diathèkè (verbond) . Taalgebruik in het NT : diathèkè
(verbond) . Taalgebruik in de LXX : diathèkè
(verbond) . Taalgebruik in Lc. : diathèkè
(verbond) . Bijbel (45) . OT (28) , NT (9) : (1) Lc
22,20 . (2) Rom 11,27 . (3) 1
Kor 11,25 . (4) Heb 8,9 . (5) Heb 8,10 . (6) Heb 9,15 . (7) Heb 9,16 . (8) Heb 9,17 . (9) Heb 10,16 . Een vorm van διαθηκη = diathèkè (verbond) in de LXX (358) , in het NT (33) , in Lc in 2 verzen
: (1) Lc
1,72 . (2) Lc
22,20 . In Lc : 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in 2 verzen
in 2 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in
2 verzen in 2 hoofdstukken : (1) Hnd 3,25 . (2) Hnd 7,8 .
- בְרִית = bërîth
(verbond) . Taalgebruik in Tenakh : bërîth
(verbond) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , taw =
22 of 400 ; totaal : 54 (2 X 3³) of 612 (2² X 3² X 17) . Structuur : 2 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (132) . Pentateuch (32) . Eerdere Profeten (40) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine
Profeten (6) . Geschriften (34) .
- Lat. testamentum . E. testament . Ned. testament, verbond .
D. Bund . Fr. alliance .
Lc 22,20.17. dat. onz. enk. αἱματι = haimati van het zelfst. naamw. αἱμα = haima (bloed)
. Taalgebruik in het NT : haima
(bloed) . Taalgebruik in de LXX : haima
(bloed) . Taalgebruik in Lc : haima
(bloed) . Bijbel (55) . LXX (35) . NT (20) : (1) Mt
23,30 . (2) Lc 22,20 . (3) Rom 3,25 . (4) Rom 5,9 . (5) 1
Kor 11,25 . (6) Gal 1,16 . (7) Ef 2,13 . (8) Heb 9,21 . (9) Heb 9,22 . (10) Heb 9,25 . (11) Heb 10,19 . (12) Heb 12,24 . (13) Heb 13,20 . (14) 1
Pe 1,19 . (15) 1
Joh 5,6 . (16) Apk 1,5 . (17) Apk 5,9 . (18) Apk 7,14 . (19) Apk 8,7 . (20) Apk 19,13 . Een vorm van αἱμα = haima (bloed) in de LXX (401) , in het NT (97) , in Mt (10) : (1) Mt
16,17 . (2) Mt
23,30 . (3) Mt
23,35 . (4) Mt
26,28 . (5) Mt 27,4 . (6) Mt 27,6 . (7) Mt 27,8 . (8) Mt
27,24 . (9) Mt
27,25 . (10) Mt
27,49 , in Mc (3) : (1) Mc 5,25 . (2) Mc 5,29 . (3) Mc
14,24 , in Lc (7) : (1) Lc
8,43 . (2) Lc
8,44 . (3) Lc
11,50 . (4) Lc
11,51 . (5) Lc
13,1 . (6) Lc
22,20 . (7) Lc
22,44 .
- בְדָמִי = bëdâmî (met mijn bloed) < prefix bë + zelfst. naamw. + + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. . דָם = dâm
(bloed, bloedschuld) . Taalgebruik in Tenakh : dâm
(bloed, bloedschuld) . Bijbel (1) : (1) Ps 30,10 .
Lc 22,20.15. - 17. εν τῳ αἱματι = en tô(i) haimati (in mijn bloed, door mijn bloed) . NT (9) : (1) Mt 23,30 . (2) Lc 22,20 . (3) Rom 5,9 . (4) 1 Kor 11,25 . (5) Ef 2,13 . (6) Heb 10,19 . (7) Apk 1,5 . (8) Apk 5,9 . (9) Apk 7,14 .
Lc 22,20.22. pass. part. praes. nom. + acc. onz. enk. εκχυννομενον = ekchunnomenon (uitgegoten, vergoten) van het werkw. εκχεω = ekcheô / ekchunnô (gieten, vergieten) . Taalgebruik in het NT : ekchunnô (gieten, vergieten) . Een vorm van in de LXX (0) , in het NT (11) . NT (4) : (1) Mt 23,35 . (2) Mt 26,28 . (3) Mc 14,24 . (4) Lc 22,20 . In de LXX kan een vorm van εκχεω = ekcheô de vertaling van 15 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
323. Aanduiding van de verrader : Lc 22,21-23 -- Lc 22,21-23 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,21 - Lc 22,22 - Lc 22,23 -
Lc 22,21 - Lc 22,21 : 323. Aanduiding van de verrader - Lc 22,21-23 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,21 - Lc 22,22 - Lc 22,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] But, behold, the hand of him that betrayeth me is with
me on the table.
Luther-Bibel . 21 Doch siehe, die Hand meines Verräters ist mit mir am
Tisch.
Tekstuitleg van Lc 22,21 .
Lc 22,22 - Lc 22,22 : 323. Aanduiding van de verrader - Lc 22,21-23 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,21 - Lc 22,22 - Lc 22,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And truly the Son of man goeth, as it was determined:
but woe unto that man by whom he is betrayed!
Luther-Bibel . 22 Denn der Menschensohn geht zwar dahin, wie es beschlossen
ist; doch weh dem Menschen, durch den er verraten wird!
Tekstuitleg van Lc 22,22 . Het vers Lc 22,22 telt 18 (2 X 3²) woorden en 87 letters . De getalwaarde van Lc 22,22 is 11718 (2 X 3³ X 7 X 31) .
Lc 22,22.10. ind. praes. 3de pers. enk. poreuetai (hij begeeft zich op weg) van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het NT : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . In vier verzen bij Lucas : (1) Lc 7,8 . (2) Lc 11,26 . (3) Lc 15,4 . (4) Lc 22,22 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 22 in 4 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,22 . (3) Lc 22,33 . (4) Lc 22,39 .
Lc 22,22.16. dia (door, gedurende, na) . Afkorting : di' . Taalgebruik in NT : dia (door) . Taalgebruik in Lc : dia (door) . L. per , post . Fr. par , après . Ned. na . Lc (32 + 5 = 37) . Lc 22-24 (5 + 1 = 6) . dia (Lc 22-24 : 5) : (1) Lc 23,8 . (2) Lc 23,19 . (3) Lc 23,25 . (4) Lc 24,38 . (5) Lc 24,53 . di' (Lc 22-24 :1) Lc 22,22 .
18. paradidotai (hij wordt overgeleverd) . Verwijzing : paradidômi (overleveren) . Lat. tradere (trans -dare) . Fr. trahir . Ned. overleveren , overgeven . Hebr. mâsar . Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is . Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde . Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen . NT (7) . Mt (3) : (1) Mt 26,2 . (2) Mt 26,24 // Mc 14,21 . (3) Mt 26,45 // Mc 14,41 . Mc (3) : (1) Mc 9,31 . (2) Mc 14,21 // Mt 26,24 . (3) Mc 14,41 // Mt 26,45 . Lc (1) : Lc 22,22 .
paradidômi (overleveren) | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. pr. 3de pers. enk. paradidotai | 8 |
1 | 7 | 3 | 3 | 1 | (1) Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 . (2) Mc 14,41 // Mt 26,45 . |
aankondiging | vervulling | Judas | vervulling | Judas | Judas | ||
bijbelplaats | Mc 9,31 | Mc 14,41 // Mt 26,45 | Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 | Mt 26,2 | Mt 26,45 // Mc 14,41 // Lc 22,22 | Mt 26,24 // Mc 14,21 | Lc 22,22 // Mc 14,21 // Mt 26,24 |
Jezus | hoti ho huios tou anthrôpou (dat de mensenzoon) | idou paradidotai ho huios tou anthrôpou (zie wordt overgeleverd de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | plèn ouai tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou (maar wee die mens door wie |
wordt overgeleverd | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (hij wordt overgeleverd) | |
tot | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | eis tas cheiras tôn hamartôlôn (in de handen van de zondaars) | eis to staurothènai (om gekruisigd te worden) | eis cheiras hamartôlôn (in handen van zondaars) | |||
171. Tweede lijdensvoorspelling :Mc 9,30-32 - Mt 17,22-23 - Lc 9,43b-45 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 - | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - |
Lc 22,23 - Lc 22,23 : 323. Aanduiding van de verrader - Lc 22,21-23 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,21 - Lc 22,22 - Lc 22,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And they began to inquire among themselves, which of
them it was that should do this thing.
Luther-Bibel . 23 Und sie fingen an, untereinander zu fragen, wer es wohl wäre
unter ihnen, der das tun würde.
Tekstuitleg van Lc 22,23 .
5. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,23 . (3) Lc 22,45 . (4) Lc 22,52 . (5) Lc 22,56 . (6) Lc 22,70 .
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
pros | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
158 | 11 | 6 | 3 | 8 | 8 | 4 | 9 | 7 | 11 | 5 | 4 | 8 | 3 | 8 | 4 | 4 | 3 | 7 | 10 | 101 | 1 | 6 | 7 | 11 |
14. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
324. Heersen is dienen : Lc 22,24-27 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,24 - Lc 22,25 - Lc 22,26 - Lc 22,27 -
Lc 22,24 - Lc 22,24 : 324. Heersen is dienen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,24 - Lc 22,25 - Lc 22,26 - Lc 22,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] And there was also a strife among them, which of them
should be accounted the greatest.
Luther-Bibel . 24 Es erhob sich auch ein Streit unter ihnen, wer von ihnen als
der Größte gelten solle.
Tekstuitleg van Lc 22,24 .
Lc 22,25 - Lc 22,25 : 324. Heersen is dienen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,24 - Lc 22,25 - Lc 22,26 - Lc 22,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] And he said unto them, The kings of the Gentiles exercise
lordship over them; and they that exercise authority upon them are called benefactors.
Luther-Bibel . 25 Er aber sprach zu ihnen: Die Könige herrschen über
ihre Völker, und ihre Machthaber lassen sich Wohltäter nennen.
Tekstuitleg van Lc 22,25 .
3. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,26 - Lc 22,26 : 324. Heersen is dienen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,24 - Lc 22,25 - Lc 22,26 - Lc 22,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] But ye shall not be so: but he that is greatest among
you, let him be as the younger; and he that is chief, as he that doth serve.
Luther-Bibel . 26 Ihr aber nicht so! Sondern der Größte unter euch
soll sein wie der Jüngste und der Vornehmste wie ein Diener.
Tekstuitleg van Lc 22,26 .
Lc 22,27 - Lc 22,27 : 324. Heersen is dienen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,24 - Lc 22,25 - Lc 22,26 - Lc 22,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] For whether is greater, he that sitteth at meat, or
he that serveth? is not he that sitteth at meat? but I am among you as he that
serveth.
Luther-Bibel . 27 Denn wer ist größer: der zu Tisch sitzt oder der
dient? Ist's nicht der, der zu Tisch sitzt? Ich aber bin unter euch wie ein
Diener.
Tekstuitleg van Lc 22,27 .
325. Eschatologische functie van de Twaalf : Lc 22,28-30 - Lc 22,28-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,28 - Lc 22,29 - Lc 22,30 -
Lc 22,28 - Lc 22,28 : 325. Eschatologische functie van de Twaalf - Lc 22,28-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,28 - Lc 22,29 - Lc 22,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] Ye are they which have continued with me in my temptations.
Luther-Bibel . 28 Ihr aber seid's, die ihr ausgeharrt habt bei mir in meinen
Anfechtungen.
Tekstuitleg van Lc 22,28 .
Lc 22,29 - Lc 22,29 : 325. Eschatologische functie van de Twaalf - Lc 22,28-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,28 - Lc 22,29 - Lc 22,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] And I appoint unto you a kingdom, as my Father hath
appointed unto me;
Luther-Bibel . 29 Und ich will euch das Reich zueignen, wie mir's mein Vater
zugeeignet hat,
Tekstuitleg van Lc 22,29 .
Lc 22,30 - Lc 22,30 : 325. Eschatologische functie van de Twaalf - Lc 22,28-30 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,28 - Lc 22,29 - Lc 22,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] That ye may eat and drink at my table in my kingdom,
and sit on thrones judging the twelve tribes of Israel.
Luther-Bibel . 30 dass ihr essen und trinken sollt an meinem Tisch in meinem
Reich und sitzen auf Thronen und richten die zwölf Stämme Israels.
Tekstuitleg van Lc 22,30 . Het vers Lc 22,30 telt 22 (2 X 11) woorden en 106 (2 X 53) letters . De getalwaarde van Lc 22,30 is 10105 (5 X 43 X 47) .
22. ισραηλ = israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in Lc : Israèl (Israël) . Bijbel (2392) . OT (2328) . NT (64) . Lc (12) : (1) Lc 1,16 . (2) Lc 1,54 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 1,80 . (5) Lc 2,25 . (6) Lc 2,32 . (7) Lc 2,34 . (8)Lc 4,25 . (9) Lc 4,27 . (10) Lc 7,9 . (11) Lc 22,30 . (12) Lc 24,21 . Hnd (15) : (1) Hnd 1,6 . (2) Hnd 2,36 . (3) Hnd 4,10 . (4) Hnd 4,27 . (5) Hnd 5,21 . (6) Hnd 5,31 . (7) Hnd 7,23 (acc. mv. tous hiuous Israèl = de zonen van Israël) . (8) Hnd 7,37 . (9) Hnd 7,42 . (10) Hnd 9,15 (huiôn Israèl = van de zonen van Israël) . (11) Hnd 10,36 . (12) Hnd 13,17 . (13) Hnd 13,23 . (14) Hnd 13,24 . (15) Hnd 28,20 . Het is opvallend dat na de eerste rede van Paulus tijdens de eerste zendingsreis de naam Israël nog slechts eenmaal in Hnd wordt gebruikt .
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw . יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) .
326. Voorspelling van Petrus'verloochening : Lc 22,31-34 - Lc 22,31-34 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,31 - Lc 22,32 - Lc 22,33 - Lc 22,34 -
Lc 22,31 - Lc 22,31 : 326. Voorspelling van Petrus'verloochening - Lc 22,31-34 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,31 - Lc 22,32 - Lc 22,33 - Lc 22,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] And the Lord said, Simon, Simon, behold, Satan hath
desired to have you, that he may sift you as wheat:
Luther-Bibel . 31 Simon, Simon, siehe, der Satan hat begehrt, euch zu sieben
wie den Weizen.
Tekstuitleg van Lc 22,31 .
1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
1. + 2. nom. + voc. mann. enk. simôn (Simon) . Taalgebruik in het NT : Simôn (Simon) . Taalgebruik in Mc : Simôn (Simon) . 1. Simon = Petrus . 2. Simon , de Kananeeër of Simon , de zeloot : Mt 10,4 // Mc 3,18 // Lc 6,15 . 3. Simon , de melaatse : Mt 26,6 // Mc 14,3 . 4. Simon van Cyrene : Mt 27,32 // Mc 15,21 // Lc 23,26 . Lc (5) : (1) Lc 5,5 . (2) Lc 5,8 . (3) Lc 7,40 . (4) Lc 7,43 . (5) Lc 22,31 . Een vorm van Simon (Petrus) in 9 verzen in Lc : (1) Lc 4,38 . (2) Lc 5,3 . (3) Lc 5,4 . (4) Lc 5,5 . (5) Lc 5,8 . (6) Lc 5,10 . (7) Lc 6,14 . (8) Lc 22,31 (2X) . (9) Lc 24,34 . In Lc 4,38 (2X) staat simônos (van Simon) de eerste maal zonder lidwoord - hij wordt voor het eerst vermeld) - en de tweede maal met lidwoord . In Lc 5,3 wordt hij zonder lidwoord vermeld - het is de eerste maal in deze pericope - . In Lc 5,4 en Lc 5,10 sprak Jezus tot Simon ; hier wordt telkens het bepaald lidw. gebruikt bij simôna (tot Simon) . In Lc 22,31 wordt 2X de vocatief gebruikt (2 / 11) . In de andere gevallen geen bepaald lidw. (6 / 11) : (1) Lc 4,38 . (2) Lc 5,3 . (3) Lc 5,5 . (4) Lc 5,8 . (5) Lc 6,14 . (6) Lc 24,34 . Simon Petrus wordt vermeld bij de genezing van zijn schoonmoeder (Lc 4,38-39) , zijn roeping bij de wonderbare visvangst (Lc 5,1-11) , de aanstelling van de twaalf (Lc 6,14) , de aankondiging van de verloochening (Lc 22,31-34) , en de terugkomst van de twee leerlingen van Emmaüs bij de gemeenschap in Jeruzalem (Lc 24,34) .
5. nom. mann. enk. satanas (satan) . Taalgebruik in NT : satanas (satan) . Taalgebruik in Mc : satanas (satan) . Lc (4) : (1) Lc 11,18 . (2) Lc 13,16 . (3) Lc 22,3 . (4) Lc 22,31 . Een vorm van satanas (satan) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 10,18 . (2) Lc 11,18 . (3) Lc 13,16 . (4) Lc 22,3 . (5) Lc 22,31 .
Lc 22,32 - Lc 22,32 : 326. Voorspelling van Petrus'verloochening - Lc 22,31-34 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,31 - Lc 22,32 - Lc 22,33 - Lc 22,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] But I have prayed for thee, that thy faith fail not:
and when thou art converted, strengthen thy brethren.
Luther-Bibel . 32 Ich aber habe für dich gebeten, dass dein Glaube nicht
aufhöre. Und wenn du dereinst dich bekehrst, so stärke deine Brüder.
Tekstuitleg van Lc 22,32 .
Lc 22,33 - Lc 22,33 : 326. Voorspelling van Petrus'verloochening - Lc 22,31-34 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,31 - Lc 22,32 - Lc 22,33 - Lc 22,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] And he said unto him, Lord, I am ready to go with thee,
both into prison, and to death.
Luther-Bibel . 33 Er aber sprach zu ihm: Herr, ich bin bereit, mit dir ins Gefängnis
und in den Tod zu gehen.
Tekstuitleg van Lc 22,33 .
3. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
16. inf. praes. poreuesthai van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het NT : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 4,42 . (2) Lc 9,51 . (3) Lc 10,38 . (4) Lc 13,33 . (5) Lc 17,11 . (6) Lc 22,33 . (7) Lc 24,28 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 22 in 4 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,22 . (3) Lc 22,33 . (4) Lc 22,39 .
Lc 22,34 - Lc 22,34 : 326. Voorspelling van Petrus'verloochening - Lc 22,31-34 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,31 - Lc 22,32 - Lc 22,33 - Lc 22,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] And he said, I tell thee, Peter, the cock shall not
crow this day, before that thou shalt thrice deny that thou knowest me.
Luther-Bibel . 34 Er aber sprach: Petrus, ich sage dir: Der Hahn wird heute
nicht krähen, ehe du dreimal geleugnet hast, dass du mich kennst.
Tekstuitleg van Lc 22,34 .
3. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
6. voc. mann. enk. petre van de eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in
het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (1) Lc
22,34 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
8. act. ind. fut. 3de pers. enk. fônèsei (hij zal roepen) van het werkw. foneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in het NT : fôneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in Lc : fôneô (roepen, schreeuwen) . In het Lat. vertaald door het werkw. vocare = roepen , vox = stem . Hebr. qârâ . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 of 301 . Fr. appeler < Lat. pellere , pello , pulsum = stoten , slaan , doen klinken . appellare = oproepen ; appel : oproep . Cfr tele-foon . Lc (1) Lc 22,34 . Een vorm van foneô (roepen, schreeuwen) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 8,8 . (2) Lc 8,54 . (3) Lc 14,12 . (4) Lc 16,2 . (5) Lc 16,24 . (6) Lc 19,15 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,60 . (9) Lc 22,61 . (10) Lc 23,46 .
327. Verleden en toekomst: de twee zwaarden : Lc 22,35-38 -- Lc 22,35-38 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 -- Lc 22,35 - Lc 22,36 - Lc 22,37 - Lc 22,38 -
Lc 22,35 - Lc 22,35 : 327. Verleden en toekomst: de twee zwaarden - Lc 22,35-38 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,35 - Lc 22,36 - Lc 22,37 - Lc 22,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] And he said unto them, When I sent you without purse,
and scrip, and shoes, lacked ye any thing? And they said, Nothing.
Luther-Bibel . 35 Und er sprach zu ihnen: Als ich euch ausgesandt habe ohne
Geldbeutel, ohne Tasche und ohne Schuhe, habt ihr da je Mangel gehabt? Sie sprachen:
Niemals.
Tekstuitleg van Lc 22,35 .
2. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
Lc 22,36 - Lc 22,36 : 327. Verleden en toekomst: de twee zwaarden - Lc 22,35-38 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,35 - Lc 22,36 - Lc 22,37 - Lc 22,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] Then said he unto them, But now, he that hath a purse,
let him take it, and likewise his scrip: and he that hath no sword, let him
sell his garment, and buy one.
Luther-Bibel . 36 Da sprach er zu ihnen: Aber nun, wer einen Geldbeutel hat,
der nehme ihn, desgleichen auch die Tasche, und wer's nicht hat, verkaufe seinen
Mantel und kaufe ein Schwert.
Tekstuitleg van Lc 22,36 .
1. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,37 - Lc 22,37 : 327. Verleden en toekomst: de twee zwaarden - Lc 22,35-38 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,35 - Lc 22,36 - Lc 22,37 - Lc 22,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] For I say unto you, that this that is written must
yet be accomplished in me, And he was reckoned among the transgressors: for
the things concerning me have an end.
Luther-Bibel . 37 Denn ich sage euch: Es muss das an mir vollendet werden, was
geschrieben steht (Jesaja 53,12): »Er ist zu den Übeltätern
gerechnet worden.« Denn was von mir geschrieben ist, das wird vollendet.
Tekstuitleg van Lc 22,37 . Het vers Lc 22,37 telt 24 (2³ X 3) woorden en 102 (2 X 3 X 17) letters. De getalwaarde van Lc 22,37 is 9295 (5 X 11 X 13²) .
Lc
22,37.5. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
Lc
22,37.7. pass. part. perf. nom. + acc. onz.. enk. gegrammenon van het werkw. grafô
(schrijven) . Taalgebruik in het NT : grafô
(schrijven) . Taalgebruik in Mc : grafô
(schrijven) . Taalgebruik in Lc : grafô
(schrijven) . Taalgebruik in Hnd : grafô
(schrijven) . Hebr. kâthabh (schrijven) . Hebr. sâphar (tellen)
. Taalgebruik in Tenach : sâphar
(schrijven) . cijfer . sofer (schrijver) . sephèr (geschrift, boek)
. Om een tekst te lezen spreekt men soms over een tekst ontcijferen . Lat. scribere
. Fr. écrire . Lc (3) : (1) Lc
4,17 . (2) Lc
20,17 . (3) Lc
22,37 . Een vorm van grafô (schrijven) in Lc in 20 verzen : (1) Lc
1,3 . (2) Lc
1,63 . (3) Lc
2,23 . (4) Lc
3,4 . (5) Lc
4,4 . (6) Lc
4,8 . (7) Lc
4,10 . (8) Lc
4,17 . (9) Lc
7,27 . (10) Lc
10,26 . (11) Lc
16,6 . (12) Lc
16,7 . (13) Lc
18,31 . (14) Lc
19,46 . (15) Lc
20,17 . (16) Lc
20,28 . (17) Lc
21,22 . (18) Lc
22,37 . (19) Lc
24,44 . (20) Lc
24,46 . In Lc : 6 vormen van grafô (schrijven) in 13 / 24 hoofdstukken
en in 20 verzen . In Hnd : 8 vormen van grafô (schrijven) in 8 hoofdstukken
in 11 verzen .
Lc 22,37.8.
act. ind. praes. 3de pers. enk. dei (het moet) . Taalgebruik in het NT : dei
(moet) . Taalgebruik in Lc : dei
(moet) .
Lc (12) : (1) Lc
2,49 . (2) Lc
4,43 . (3) Lc
9,22 . (4) Lc
12,12 . (5) Lc
13,14 . (6) Lc
13,33 . (7) Lc
17,25 . (8) Lc
19,5 . (9) Lc
21,9 . (10) Lc
22,37 . (11) Lc
24,7 . (12) Lc
24,44 .
Lc 22,37.9. pass. inf. aor. telesthènai (voltrokken worden) van het werkw. teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) . Taalgebruik in het NT : teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) . Taalgebruik in Lc : teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) . Taalgebruik in Hnd : teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) . Hebr. kâlal (volkomen maken, voltrekken) . Taalgebruik in Tenach : kâlal (volkomen maken, voltrekken) . Lc (1) Lc 22,37 . Een vorm van teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) in Lc in 4 verzen : (1) Lc 2,39 . (2) Lc 12,50 . (3) Lc 18,31 . (4) Lc 22,37 . In Lc : 4 vormen van teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) in 4 hoofdstukken in 4 verzen . In Hnd : 1 vorm van teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) in 1 hoofdstuk in 1 vers .
Lc
22,37.15. gen. mv. ανομων = anomôn (van de wettelozen) van het bijvoegl. naamw. ανομος = anomos (niet volgens de wet, wetteloos, misdadig) . Taalgebruik in de Bijbel : anomos (niet volgens de wet, wetteloos, misdadig) . Bijbel (15) : (1) 1 S 24,14 . (2) Js 13,11 . (3) Js 21,2 . (4) Ez 21,34 . (5) Hab 3,13 . (6) Job 5,22 . (7) Job 11,11 . (8) Job 12,5 . (9) W 4,6 . (10) Sir 16,4 . (11) Sir 21,9 . (12) Sir 34,18 . (13) Sir 49,3 . (14) Lc 22,37 . (15) Hnd 2,23 . Een vorm van ανομος = anomos in de LXX (106) , in het NT (8) : (1) Mc
15,28 . (2) Lc
22,37 . (3) Hnd 2,23 . (4) 1
Kor 9,21 . (5) 2
Tes 2,8 . (6) 1
Tim 1,9 . (7) 2 Pe 2,8 . In de Ev (2) : (1) Mc
15,28 . (2) Lc
22,37 . illegaal (onwettelijk) < negatie in (daarna assimilatie aan de l) + legalis (wettelijk) < zelfst. naamw. lex (gen. legis) . anarchist (zonder gezag, gezagloos) < negatie a + verbinding n) + archist < archè (gezag) .
- Hebreeuws . act. qal part. mann. mv. פֹשְׁעִים = posjë`îm (misdadigers, zondaars) van het werkw. פָשַׁע = pâsja` (een misdrijf plegen, zondigen) . Taalgebruik in
Tenakh : pâsja`
(een misdrijf plegen, zondigen) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , sjin = 21
of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 450 (2 X 3² X 5²)
. Structuur : 8 - 3 - 7 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh
(4) : (1) Js
1,28 . (2) Js
53,12 . (3) Ps
51,15 . (4) Spr
10,12 . In Js
53,12 is het de enigste maal dat het met de accusativus èth wordt gebruikt . Een vorm van het werkw. פָשַׁע = pâsja` (een misdrijf
plegen, zondigen) in Js (8) : (1) Js
1,2 . (2) Js
1,28 . (3) Js
43,27 . (4) Js
46,8 . (5) Js
48,8 . (6) Js
53,12 . (7) Js
59,13 . (8) Js
66,24 .
Lc 22,37.14. - 15. μετα ανομων = meta anomôn (bij wettelozen) . NT (2) : (1) Mc 15,28 . (2) Lc 22,37 .
Lc 22,37.16. ελογισθη = elogisthè (hij werd gerekend) van het werkw. λογιζομαι = logizomai (rekenen, berekenen) . Taalgebruik in de Bijbel : logizomai (rekenen, berekenen) . Bijbel (15) : (1) Gn 15,6 . (2) 2 S 19,44 . (3) Js 53,3 . (4) Js 53,12 . (5) Ps 106,31 . (6) 1 Mak 2,52 . (7) W 3,2 . (8) Lc 22,37 . (9) Rom 4,3 . (10) Rom 4,9 . (11) Rom 4,10 . (12) Rom 4,22 . (13) Rom 4,23 . (14) Gal 3,6 . (15) Jak 2,23 . Een vorm van λογιζομαι = logizomai in de LXX (121) , in het NT (40) , in Synopt. (1) , in Lc (1) .
Lc 22,37.13. - 16 . και μετα ανομων ελογισθη = meta anomôn elogisthè (en bij wettelozen werd hij gerekend) . NT (2) : (1) Mc 15,28 . (2) Lc 22,37 . Bij Marcus tijdens de kruishanging , bij Lucas tijdens het gesprek over de bewapening . Marcus en Lucas citeren Js 53,12 als vervulling (verwerkelijking) van het citaat .
Lc 22,38 - Lc 22,38 : 327. Verleden en toekomst: de twee zwaarden - Lc 22,35-38 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,35 - Lc 22,36 - Lc 22,37 - Lc 22,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] And they said, Lord, behold, here are two swords. And
he said unto them, It is enough.
Luther-Bibel . 38 Sie sprachen aber: Herr, siehe, hier sind zwei Schwerter.
Er aber sprach zu ihnen: Es ist genug.
Tekstuitleg van Lc 22,38 .
11. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
14. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,11 . (2) Lc 22,19 . (3) Lc 22,38 . (4) Lc 22,53 . (5) Lc 22,59 . (6) Lc 22,64 .
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Lc 22,39 - Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 -
Lc 22,39 - Lc 22,39 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Lc 22,39 - Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] And he came out, and went, as he was wont, to the mount
of Olives; and his disciples also followed him.
Luther-Bibel . 39 Und er ging nach seiner Gewohnheit hinaus an den Ölberg.
Es folgten ihm aber auch die Jünger.
Lc 22,39.3. ind. aor. 3de p. enk. eporeuthè (hij / zij begaf zich op weg) van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het NT : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . Lc (5) : (1) Lc 1,39 . (2) Lc 4,42 . (3) Lc 7,11 . (4) Lc 19,12 . (5) Lc 22,39 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 22 in 4 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,22 . (3) Lc 22,33 . (4) Lc 22,39 .
Lc 22,39.12. ind. aor. 3de pers. mv. ηκολουθησαν = èkolouthèsan (zij volgden) van het werkw. ακολουθεω = akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in het NT : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in de LXX : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in Lc : akoloutheô (volgen) . Ned. acoliet . Bijbel (19) : Jdt 2,3 . Mt (11) : (1) Mt 4,20 . (2) Mt 4,22 . (3) Mt 4,25 . (4) Mt 8,1 . (5) Mt 8,23 . (6) Mt 9,27 . (7) Mt 12,15 . (8) Mt 14,13 . (9) Mt 19,2 . (10) Mt 20,34 . (11) Mt 27,55 . Mc (1) : Mc 1,18 . Lc (3) : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 9,11 . (3) Lc 22,39 . Joh (2) : (1) Joh 1,37 . (2) Joh 11,31 . Hnd (1) : Hnd 13,43 . Variante lezing in : (1) Mc 2,15 . (2) Mc 3,7 . Een vorm van ακολουθεω = akoloutheô (volgen) in de LXX (13) , in het NT (90) , in Lc (17) : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 5,27 . (3) Lc 5,28 . (4) Lc 7,9 . (5) Lc 9,11 . (6) Lc 9,23 . (7) Lc 9,49 . (8) Lc 9,57 . (9) Lc 9,59 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 18,22 . (12) Lc 18,28 . (13) Lc 18,43 . (14) Lc 22,10 . (15) Lc 22,39 . (16) Lc 22,54 . (17) Lc 23,27 . In de LXX kan ακολουθεω = akoloutheô de vertaling van 4 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
akoloutheô (volgen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. aor. 3de pers. mv. èkolouthèsan | 19 | 1 | 18 | 11 | 1 | 3 | 2 | 1 | 15 | 17 | |||||
Totaal | 13 | 90 | 25 | 18 | 17 | 19 | 4 | 1 | 6 | 60 | 79 | 1 |
Door iemand te volgen kan je je gedrag in woord en daad verantwoorden op basis van degene die je volgt . Iemand volgen kan ook de behoefte uitdrukken om van iemand te leren om een persoonlijk gedrag te ontwikkelen . In het eerste geval is er sprake van imitatie (navolging) , in het tweede geval van zelfwording . In de zelfwording is men zelf verantwoordelijk voor zijn gedrag . Wat beoogde Jezus : de navolging van Jezus of het zelfstandig worden .
17. nom. mann. mv. μαθηται = mathètai (leerlingen) van het zelfst. naamw. μαθητης = mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Taalgebruik in Lc : mathètès (leerling) . Lc (10) : (1) Lc 5,33 . (2) Lc 6,1 . (3) Lc 7,11 . (4) Lc 7,18 . (5) Lc 8,9 . (6) Lc 8,22 . (7) Lc 9,18 . (8) Lc 9,54 . (9) Lc 18,15 . (10) Lc 22,39 . Een vorm van in de LXX (-) , in het NT (262) , in Lc (37) . In Lc 5 verschillende vormen in 15 hoofdstukken en 37 verzen .
mathètès (leerling) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
5 | nom. mv. mathètai | 105 | 105 | 38 | 17 | 10 | 36 | 4 | 65 | 101 | |||
8 | acc. mv. mathètas | 39 | 39 | 10 | 7 | 13 | 1 | 8 | 30 | 31 | |||
Totaal | 262 | 73 | 46 | 37 | 78 | 28 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | 11. | 12. | 13. | 14. | 15. | |||
mathètès (leerling) | Lc | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 14 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 22 | |
1 | nom. enk. mathètès | 4 | (1) Lc 6,40 . | (2) Lc 14,26 - (3) Lc 14,27 . (3) Lc 14,33 . | |||||||||||||
2 | nom. mv. mathètai | 10 | (1) Lc 5,33 . | (2) Lc 6,1 . | (3) Lc 7,11 . (4) Lc 7,18 . | (5) Lc 8,9 . (6) Lc 8,22 . | (7) Lc 9,18 . (8) Lc 9,54 . | (9) Lc 18,15 . | (10) Lc 22,39 . | ||||||||
3 | gen. mann. mv. mathètôn | 7 | (1) Lc 6,17 . | (2) Lc 7,18 . | (3) Lc 9,40 . | (4) Lc 11,1 . | (5) Lc 19,29 . (6) Lc 19,37 . | (7) Lc 22,11 . | |||||||||
4 | dat. mv. mathètais | 3 | (1) Lc 9,16 . | (2) Lc 19,39 . | (3) Lc 20,45 . | ||||||||||||
5 | acc. mv. mathètas | 13 | (1) Lc 5,30 . | (2) Lc 6,13 . (3) Lc 6,20 . | (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,43 . | (6) Lc 10,23 . | (7) Lc 11,1 . | (8) Lc 12,1 . (9) Lc 12,22 . | (10) Lc 16,1 . | (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . | (13) Lc 22,45 . | ||||||
Totaal | 37 | 2 | 5 | 3 | 2 | 6 | 2 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 1 | 3 | 1 | 3 |
In Lc vinden we opmerkelijk minder de nom. mv. μαθηται = mathètai (leerlingen) dan de andere evangelisten . Daartegenover vinden we meer de acc. mv. vorm μαθητας = mathètas dan de andere evangelisten .
329. Jezus in Getsemane : Lc 22,40-46 - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 -
Lc 22,40 - Lc 22,40 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [40] And when he was at the place, he said unto them, Pray
that ye enter not into temptation.
Luther-Bibel . 40 Und als er dahin kam, sprach er zu ihnen: Betet, damit ihr
nicht in Anfechtung fallt!
Tekstuitleg van Lc 22,40 .
6. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
8. ind. praes. + imperat. praes. 2de pers. mv. proseuchesthe (bidt) van het werkw. proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in het NT : proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in Lc : proseuchomai (bidden) . Lc (3) : (1) Lc 6,28 . (2) Lc 22,40 . (3) Lc 22,46 . Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 3,21 . (3) Lc 5,16 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,28 . (6) Lc 9,18 . (7) Lc 9,28 . (8) Lc 9,29 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,2 . (11) Lc 18,1 . (12) Lc 18,10 . (13) Lc 18,11 . (14) Lc 20,47 . (15) Lc 22,40 . (16) Lc 22,41 . (17) Lc 22,44 . (18) Lc 22,46 .
Lc 22,41 - Lc 22,41 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [41] And he was withdrawn from them about a stone's cast,
and kneeled down, and prayed,
Luther-Bibel . 41 Und er riss sich von ihnen los, etwa einen Steinwurf weit,
und kniete nieder, betete
Tekstuitleg van Lc 22,41 .
13. ind. imperf. 3de pers. enk. prosèucheto (hij bad) van het werkw. proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in het NT : proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in Lc : proseuchomai (bidden) . Lc (3) : (1) Lc 18,11 . (2) Lc 22,41 . (3) Lc 22,44 . Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 3,21 . (3) Lc 5,16 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,28 . (6) Lc 9,18 . (7) Lc 9,28 . (8) Lc 9,29 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,2 . (11) Lc 18,1 . (12) Lc 18,10 . (13) Lc 18,11 . (14) Lc 20,47 . (15) Lc 22,40 . (16) Lc 22,41 . (17) Lc 22,44 . (18) Lc 22,46 .
Lc 22,42 - Lc 22,42 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [42] Saying, Father, if thou be willing, remove this cup
from me: nevertheless not my will, but thine, be done.
Luther-Bibel . 42 und sprach: Vater, willst du, so nimm diesen Kelch von mir;
doch nicht mein, sondern dein Wille geschehe!
Tekstuitleg van Lc 22,42 . De tekst bestaat uit 19 woorden en 81 letters . De inleiding op het citaat bestaat uit 1 woord en 5 letters . Het citaat bestaat uit 18 woorden en 76 (4 X 19) letters .
Lc 22,42.1. part. pr. nom. mann. enk. legôn van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (47) . Lc 22 (5) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . (4) Lc 22,57 . (5) Lc 22,59 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,42.2.
vocatief mann. enk. pater (vader) van het zelfst. naamw. patèr (vader)
. Taalgebruik in het NT : patèr
(vader) . Taalgebruik in Lc : patèr
(vader) . Hebr. âbh . Lat. pater . Fr. père . Ned. vader .
E. father . D. Vater . Lc (11) : (1) Lc
10,21 . (2) Lc
11,2 . (3) Lc
15,12 . (4) Lc
15,18 . (5) Lc
15,21 . (6) Lc
16,24 (pater Abraam) . (7) Lc
16,27 . (8) Lc
16,30 (pater Abraam) . (9) Lc
22,42 . (10) Lc
23,34 . (11) Lc
23,46 . In vijf verzen richt Jezus zich tot God als 'Vader' : (1) Lc
10,21 . (2) Lc
11,2 . (9) Lc
22,42 . (10) Lc
23,34 . (11) Lc
23,46 . De eerste maal gebruikt Jezus het woord 'vader' in een dankgebed
(Lc 10,21)
, de laatste maal op het kruis (Lc
23,46) .
(1) Lc
10,21 (dankgebed van Jezus) .
(2) Lc 11,2
(het Onzevader) .
(3) Lc
22,42 (Jezus in Getsemane) .
(4) Lc
23,34 (vergevingswoorden bij de kruisiging) .
(5) Lc
23,46 (Jezus' laatste woorden) .
Bij de conceptie zegt de engel tot Maria : Daarom zal het kind heilig genoemd
worden , zoon van God (Lc
1,35) . Bij de doop (Lc
3,21-22) zegt een stem uit de hemel : Gij zijt mijn zoon, mijn welbeminde
, in wie ik welbehagen heb . In het verhaal van de verheerlijking (Lc
9,28-36) zegt een stem uit de wolk : Deze is mijn zoon , de uitverkorene
. Luistert naar hem (Lc
9,35) . Jezus beleeft zijn relatie tot God als een vader-zoon relatie .
Allerlei tegenstanders vermelden het zoonschap van Jezus : de duivel , een onreine
geest . Bij de ondervraging van Jezus door de raad was het doorslaggevend getuigenis
het antwoord van Jezus op de vraag : "U bent dus de zoon van God"
(Lc 22,70)
.
In de aanroeping 'Vader' ligt de kern van het hele evangelie . Deze aanroeping
geeft de relatie tussen Jezus en zijn Vader weer . Deze relatie wordt niet in
filosofische termen weergegeven . Deze relatie is een mystieke beleving en wordt
in 'mystieke' termen weergegeven .
Slechts vijfmaal roept Jezus zijn 'Vader' aan . Het is telkens een gebed . De
bundeling van die verschillende gebeden gebeurt in het Onzevader .
Lc 22,42.6. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Taalgebruik in Lc : houtos
(deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc
22,15 . (2) Lc
22,17 . (3) Lc
22,19 . (4) Lc
22,20 . (5) Lc
22,23 . (6) Lc
22,37 . (7) Lc
22,42 .
- Lat. hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
Lc 22,42.8. ποτηριον = potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion (beker) . Taalgebruik in de LXX : potèrion (beker) . NT (21) . Ev. (14) . Mt (5) : (1) Mt 10,32 . (2) Mt 20,22 . (3) Mt 20,23 . (4) Mt 26,27 . (5) Mt 26,39 . Mc (5) : (1) Mc 9,41 . (2) Mc 10,38 . (3) Mc 10,39 . (4) Mc 14,23 . (5) Mc 14,36 . Lc (3) : (1) Lc 22,17 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . Joh (1) : Joh 18,11 . 1 Kor (5) : (1) 1 Kor 10,16 . (2) 1 Kor 10,21 . (3) 1 Kor 11,25 . (4) Kor 11,26 . (5) 1 Kor 11,27 . Apk (2) : (1) Apk 16,19 . (2) Apk 17,4 . Een vorm van ποτηριον = potèrion in het OT (33) , in het NT (31) .
potèrion (beker) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + acc. onz. enk. potèrion | 41 | 20 | 21 | 5 | 5 | 3 | 1 | 5 | 2 | 13 | 14 |
7. - 8. το ποτηριον = to potèrion (de beker) . Bijbel (17/21) . Niet in (1) Mc 9,41 . (2) Lc 22,17 . (3) 1 Kor 10,21 . (4) Apk 17,4 .
6. - 8. τουτο το ποτηριον = touto to potèrion
(deze beker) . Bijbel (3) : (1) variante lezing : Mt
26,42 . (2) Lc
22,20 . (3) 1
Kor 11,25 .
- το ποτηριον τουτο = to potèrion touto (deze beker) . Bijbel (3) : (1) Mt
26,39 . (2) Lc
22,42 (variante lezing) . (3) Kor 11,26 .
14. thelèma (wil) . Verwijzing : thelèma (wil) zie Mt 6,10 .
18. ginesthô (worde, gebeure) . Imperatief praesens derde persoon enkelvoud
. In tien verzen in de bijbel . In drie verzen in het O.T. . In zeven verzen
in het NT : (1) Lc
22,26 . (2) Lc
22,42 . (3) Hnd
21,14 .
- imperat. aor. 3de pers. enk. γενηθητω = genèthètô (het gebeure) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden) . Bijbel (31) . LXX (24) . NT (7) : (1) Mt
6,10 . (2) Mt
8,13 . (3) Mt
9,29 . (4) Mt
15,28 . (5) Mt
26,42 . (6) Hnd
1,20 . (7) Rom 11,9 .
Lc 22,43 - Lc 22,43 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [43] And there appeared an angel unto him from heaven, strengthening
him.
Luther-Bibel . 43 Es erschien ihm aber ein Engel vom Himmel und stärkte
ihn.
Tekstuitleg van Lc 22,43 . Het vers Lc 22,43 telt 8 (2³) woorden en 40 (2³ X 5) letters . De getalwaarde van Lc 22,43 is 7257 (3 X 41 X 59) .
Lc 22,43.1. ind. aor. 3de pers. enk. ôfthè (hij liet zich zien , hij verscheen) van het werkw. horaô (zien) . Taalgebruik in het NT : horaô (zien) . Taalgebruik in Mc : horaô (zien) . Taalgebruik in Lc : horaô (zien) . Lc (3) : (1) Lc 1,11 . (2) Lc 22,43 . (3) Lc 24,34 . Een vorm van horaô (zien) in Lc in 14 verzen .
Lc 22,43.4. nom. mann. enk. αγγελος = aggelos (engel) . Taalgebruik in het NT : aggelos (engel) . Taalgebruik in de LXX : aggelos (engel) . Taalgebruik in Lc : aggelos (engel) . Bijbel (155) . OT (108) . NT (47) . Gn (10) : (1) Gn 16,7. (2) Gn 16,8 . (3) Gn 16,9 . (4) Gn 16,10 . (5) Gn 16,11 . (6) Gn 21,17 . (7) Gn 22,11 . (8) Gn 22,15 . (9) Gn 31,11 . (10) Gn 48,16 . Ex (5) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 4,24 . (3) Ex 14,19 . (4) Ex 23,23 . (5) Ex 32,34 . Lc (10) : (1) Lc 1,11 . (2) Lc 1,13 . (3) Lc 1,19 . (4) Lc 1,26 . (5) Lc 1,30 . (6) Lc 1,35 . (7) Lc 1,38 . (8) Lc 2,9 . (9) Lc 2,10 . (10) Lc 22,43 . Een vorm van αγγελος = aggelos in de LXX (350) , in het NT (175) , in Lc (25) , in Lc 1 (10) : (1) Lc 1,11 . (2) Lc 1,13 . (3) Lc 1,18 . (4) Lc 1,19 . (5) Lc 1,26 . (6) Lc 1,28 . (7) Lc 1,30 . (8) Lc 1,34 .(9) Lc 1,35 . (10) Lc 1,38 . In Lc 2 (5) : (1) Lc 2,9 . (2) Lc 2,10 . (3) Lc 2,13 . (4) Lc 2,15 . (5) Lc 2,21 . In Lc : 8 vormen van αγγελος = aggelos (engel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen . In 14 verzen in de kindsheidsverhalen (Lc 1-2) . In 2 verzen in de verschijningsverhalen . Voor de rest van het evangelie nog 10 verzen , waarvan 6 verzen in de gen. mv. .
aggelos (engel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | nom. enk. aggelos | 155 | 108 | 47 | 6 | 10 | 1 | 11 | 2 | 17 | 16 | 17 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | |||
aggelos (engel) | Lc | Lc 1 | Lc 2 | Lc 4 | Lc 7 | Lc 9 | Lc 12 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 22 | Lc 24 | |
1 | nom. enk. aggelos | 10 | (1) Lc 1,11 . (2) Lc 1,13 . (3) Lc 1,19 . (4) Lc 1,26 . (5) Lc 1,30 . (6) Lc 1,35 . (7) Lc 1,38 . | (8) Lc 2,9 . (9) Lc 2,10 . | (10) Lc 22,43 . | |||||||
2 | gen. enk. aggelou | 1 | (1) Lc 2,21 . | |||||||||
3 | dat. enk. aggelôi | 1 | (1) Lc 2,13 . | |||||||||
4 | acc. enk. aggelon | 3 | (1) Lc 1,18 . (2) Lc 1,34 . | (3) Lc 7,27 . | ||||||||
5 | nom. + voc. mv. aggeloi | 1 | (1) Lc 2,15 . | |||||||||
6 | gen. mv. aggelôn | 7 | (1) Lc 7,24 . | (2) Lc 9,26 . | (3) Lc 12,8 . (4) Lc 12,9 . | (5) Lc 15,15 . | (6) Lc 16,22 . | (7) Lc 24,23 . | ||||
7 | dat. mann. mv. aggelois | 1 | (1) Lc 4,10 . | |||||||||
8 | acc. mv. aggelous | 1 | (1) Lc 9,52 . | |||||||||
Totaal | 25 | 9 | 5 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lc 22,43.1.
- 6. ôfthè de autôi aggelos ('maar' een engel verscheen hem)
.
(1) Lc
1,11 : ôfthè de autôi aggelos kuriou = 'maar' een engel
van de Heer verscheen hem .
(2) Lc
22,43 : ôfthè de autôi aggelos ap'ouranou = 'maar' een
engel uit de hemel verscheen hem .
Lc 22,44 - Lc 22,44 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [44] And being in an agony he prayed more earnestly: and
his sweat was as it were great drops of blood falling down to the ground.
Luther-Bibel . 44 Und er rang mit dem Tode und betete heftiger. Und sein Schweiß
wurde wie Blutstropfen, die auf die Erde fielen.
Tekstuitleg van Lc 22,44 .
6. ind. imperf. 3de pers. enk. prosèucheto (hij bad) van het werkw. proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in het NT : proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in Lc : proseuchomai (bidden) . Lc (3) : (1) Lc 18,11 . (2) Lc 22,41 . (3) Lc 22,44 . Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 3,21 . (3) Lc 5,16 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,28 . (6) Lc 9,18 . (7) Lc 9,28 . (8) Lc 9,29 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,2 . (11) Lc 18,1 . (12) Lc 18,10 . (13) Lc 18,11 . (14) Lc 20,47 . (15) Lc 22,40 . (16) Lc 22,41 . (17) Lc 22,44 . (18) Lc 22,46 .
Lc 22,45 - Lc 22,45 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [45] And when he rose up from prayer, and was come to his
disciples, he found them sleeping for sorrow,
Luther-Bibel . 45 Und er stand auf von dem Gebet und kam zu seinen Jüngern
und fand sie schlafend vor Traurigkeit
Tekstuitleg van Lc 22,45 .
Lc 22,45.7. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,23 . (3) Lc 22,45 . (4) Lc 22,52 . (5) Lc 22,56 . (6) Lc 22,70 .
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
pros | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
158 | 11 | 6 | 3 | 8 | 8 | 4 | 9 | 7 | 11 | 5 | 4 | 8 | 3 | 8 | 4 | 4 | 3 | 7 | 10 | 101 | 1 | 6 | 7 | 11 |
9. acc. mann. mv. μαθητας = mathètas (leerlingen) van het zelfst. naamw. μαθητης = mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Taalgebruik in Lc : mathètès (leerling) . Lc (13) : (1) Lc 5,30 . (2) Lc 6,13 . (3) Lc 6,20 . (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,43 . (6) Lc 10,23 . (7) Lc 11,1 . (8) Lc 12,1 . (9) Lc 12,22 . (10) Lc 16,1 . (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . (13) Lc 22,45 . Een vorm van μαθητης = mathètès in de LXX (-) , in het NT (262) , in Lc (37) . In Lc 5 verschillende vormen in 15 hoofdstukken en 37 verzen .
mathètès (leerling) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
8 | acc. mv. mathètas | 39 | 39 | 10 | 7 | 13 | 1 | 8 | 30 | 31 | |||
Totaal | 256 | 256 | 71 | 43 | 37 | 77 | 28 | 151 | 228 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | 11. | 12. | 13. | 14. | 15. | |||
mathètès (leerling) | Lc | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 14 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 22 | |
1 | nom. enk. mathètès | 4 | (1) Lc 6,40 . | (2) Lc 14,26 - (3) Lc 14,27 . (3) Lc 14,33 . | |||||||||||||
2 | nom. mv. mathètai | 10 | (1) Lc 5,33 . | (2) Lc 6,1 . | (3) Lc 7,11 . (4) Lc 7,18 . | (5) Lc 8,9 . (6) Lc 8,22 . | (7) Lc 9,18 . (8) Lc 9,54 . | (9) Lc 18,15 . | (10) Lc 22,39 . | ||||||||
3 | gen. mann. mv. mathètôn | 7 | (1) Lc 6,17 . | (2) Lc 7,18 . | (3) Lc 9,40 . | (4) Lc 11,1 . | (5) Lc 19,29 . (6) Lc 19,37 . | (7) Lc 22,11 . | |||||||||
4 | dat. mv. mathètais | 3 | (1) Lc 9,16 . | (2) Lc 19,39 . | (3) Lc 20,45 . | ||||||||||||
5 | acc. mv. mathètas | 13 | (1) Lc 5,30 . | (2) Lc 6,13 . (3) Lc 6,20 . | (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,43 . | (6) Lc 10,23 . | (7) Lc 11,1 . | (8) Lc 12,1 . (9) Lc 12,22 . | (10) Lc 16,1 . | (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . | (13) Lc 22,45 . | ||||||
Totaal | 37 | 2 | 5 | 3 | 2 | 6 | 2 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 1 | 3 | 1 | 3 |
Lc 17,1.7. - 9. προς τους μαθητας = pros tous mathètas (tot de leerlingen) . NT (14) : (1) Mt 26,40 . (2) Mt 26,45 . (3) Mc 9,14 . (4) Lc 5,30 . (5) Lc 9,14 . (6) Lc 9,43 . (7) Lc 10,22 . (8) Lc 10,23 . (9) Lc 12,1 . (10) Lc 12,22 . (11) Lc 16,1 . (12) Lc 17,1 . (13) Lc 17,22 . (14) Lc 22,45 .
Lc 22,46 - Lc 22,46 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,40 - Lc 22,41 - Lc 22,42 - Lc 22,43 - Lc 22,44 - Lc 22,45 - Lc 22,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [46] And said unto them, Why sleep ye? rise and pray, lest
ye enter into temptation.
Luther-Bibel . 46 und sprach zu ihnen: Was schlaft ihr? Steht auf und betet,
damit ihr nicht in Anfechtung fallt!
Tekstuitleg van Lc 22,46 .
Lc 22,46.2. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc
22,46.1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
Lc
22,46.6. act. part. aor. nom. mann. mv. ανασταντες = anastantes (opstaande) . Zie : ανιστημι = anistèmi
(opstaan) . Taalgebruik in het NT : anistèmi
(opstaan) . Tenakh (18) : (1) Gn 22,19 . (2) Gn 26,31 . (3) Gn 35,3 . (4) Gn 43,8 . (5) Gn 43,13 . (6) Gn 43,15 . (7) Nu 22,14 . (8) Joz 18,4 . (9) Joz 18,8 . (10) Js 21,5 . (11) Ps 35,11 . (12) 1 Mak 16,5 . (13) Mc
14,57 . (14) Lc
4,29 . (15) Lc
22,46 . (16) Lc
24,33 . (17) Hnd 5,6 . (18) Hnd 23,9 . Een vorm van ανιστημι = anistèmi
(opstaan) in de LXX (539) , in het NT (107) , in Lc (29) , in Lc
4 (4) : (1) Lc
4,16 . (2) Lc
4,29 . (3) Lc
4,38 . (4) Lc
4,39 . In Lc : 10 vormen van anistèmi (opstaan) in 15 / 24 hoofdstukken
en in 29 verzen . In Hnd : X vormen van anistèmi (opstaan) in 17 / 28
hoofdstukken en in 34 verzen .
-- act. part. aor. nom. mann. mv. εξανασταντες = exanastantes (opstaande) . Zie : ανιστημι = anistèmi
(opstaan) . Taalgebruik in het NT : anistèmi
(opstaan) . Tenakh (2) : (1) Gn 18,16 . (2) Js 37,36 . Een vorm van εξανιστημι = exanistèmi
(opstaan) in de LXX (41) , in het NT (3) .
- Hebreeuws . וַיָּקֻמוּ = wajjâqumû (en zij stonden op) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. קוּם = qûm (opstaan) .
Taalgebruik in Tenakh : qûm
(opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ;
totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4
. De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (27) . Pentateuch (6) : (1) Gn 18,16 . (2) Gn 22,19 . (3) Gn 37,35 . (4) Gn 43,15 . (5) Ex 32,6 . (6) Nu 16,2 . Eerdere Profeten (14) . Latere Profeten ( 1) : Jr 26,17 . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (6) : (1) 2
Kr 20,19 . (2) 2
Kr 28,12 . (3) 2
Kr 28,15. (4) 2
Kr 29,12 . (5) 2
Kr 30,14 . (6) 2
Kr 30,27 . Eerdere Profeten (14) : (1) Joz 18,4 . (2) Joz 18,8 . (3) Re 20,5 . (4) Re 20,18 . (5) 1 S 17,52 . (6) 1 S 28,25 . (7) 2 S 2,15 . (8) 2 S 12,17 . (9) 2 S 13,29 . (10) 1 K 1,49 . (11) 1 K 11,18 . (12) 2 K 3,24 .
(13) 2 K 12,21 . (14) 2 K 25,26 . Een vorm van קוּם = qûm (opstaan) (627) .
7. ind. praes. + imperat. praes. 2de pers. mv. proseuchesthe (bidt) van het werkw. proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in het NT : proseuchomai (bidden) . Taalgebruik in Lc : proseuchomai (bidden) . Lc (3) : (1) Lc 6,28 . (2) Lc 22,40 . (3) Lc 22,46 . Een vorm van proseuchomai (bidden) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 3,21 . (3) Lc 5,16 . (4) Lc 6,12 . (5) Lc 6,28 . (6) Lc 9,18 . (7) Lc 9,28 . (8) Lc 9,29 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,2 . (11) Lc 18,1 . (12) Lc 18,10 . (13) Lc 18,11 . (14) Lc 20,47 . (15) Lc 22,40 . (16) Lc 22,41 . (17) Lc 22,44 . (18) Lc 22,46 .
330. Gevangenneming van Jezus : Lc 22,47-53 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 -
Lc 22,47 - Lc 22,47 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [47] And while he yet spake, behold a multitude, and he
that was called Judas, one of the twelve, went before them, and drew near unto
Jesus to kiss him.
Luther-Bibel . 47 Als er aber noch redete, siehe, da kam eine Schar; und einer
von den Zwölfen, der mit dem Namen Judas, ging vor ihnen her und nahte
sich zu Jesus, um ihn zu küssen.
Tekstuitleg van Lc 22,47 . Het vers Lc 22,47 telt 21 (3 X 7) woorden en 102 (2 X 3 X 17) letters . De getalwaarde van Lc 22,47 is 14080 (2³ X 2³ X 2² X 11) .
Lc 22,47.13.
ind. imperf. 3de pers. enk. proèrcheto (hij ging voor) van het werkw.
proerchomai (vooraf gaan, voorgaan) . Taalgebruik in het NT : proerchomai
(vooraf gaan, voorgaan) . Taalgebruik in Lc : proerchomai
(vooraf gaan, voorgaan) . Lc (1) Lc
22,47 . Een vorm van proerchomai (vooraf gaan, voorgaan) in Lc in 2 verzen
: (1) Lc
1,17 . (2) Lc
22,47 .
Lc 22,47
. Tegenover Jezus , die zijn slapende leerlingen wakker maakte en hen vraagt
opdat zij niet op de beproeving zouden ingaan , kwam Judas (met een menigte
achter zich) . proèrcheto (hij ging voorop , hij ging op kop) . Het is
een hapax vorm in de bijbel . In Hnd
1,16 wordt hij hodègos (hodos = weg , en agô = voeren , leiden
; vandaar : weg-leider , aanvoerder) . Judas kende de weg , want hij had die
weg zovele malen met Jezus en met zijn collega's afgelegd 's avonds en 's morgens
. Hij ging op kop om Jezus te kussen en hem over te leveren . Vanaf dat moment
is Judas' rol uitgespeeld . Zijn rol bestond juist in het overleveren van Jezus
.
Lc 22,48 - Lc 22,48 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [48] But Jesus said unto him, Judas, betrayest thou the
Son of man with a kiss?
Luther-Bibel . 48 Jesus aber sprach zu ihm: Judas, verrätst du den Menschensohn
mit einem Kuss?
Tekstuitleg van Lc 22,48 .
3. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
5. iouda (Juda) . Taalgebruik in het NT : iouda (Juda) . Taalgebruik in Lc : iouda (Juda) . Lc (4) : (1) Lc 1,39 . (2) Lc 3,30 . (3) Lc 3,33 . (4) Lc 22,48 .
Lc 22,49 - Lc 22,49 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [49] When they which were about him saw what would follow,
they said unto him, Lord, shall we smite with the sword?
Luther-Bibel . 49 Als aber, die um ihn waren, sahen, was geschehen würde,
sprachen sie: Herr, sollen wir mit dem Schwert dreinschlagen?
Tekstuitleg van Lc 22,49 .
Lc 22,50 - Lc 22,50 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [50] And one of them smote the servant of the high priest,
and cut off his right ear.
Luther-Bibel . 50 Und einer von ihnen schlug nach dem Knecht des Hohenpriesters
und hieb ihm sein rechtes Ohr ab.
Tekstuitleg van Lc 22,50 .
8. gen. mann. enk. archiereôs van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (3) : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 22,50 . (3) Lc 22,54 . Een vorm van archiereus (hogepriester) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .
Lc 22,51 - Lc 22,51 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [51] And Jesus answered and said, Suffer ye thus far. And
he touched his ear, and healed him.
Luther-Bibel . 51 Da sprach Jesus: Lasst ab! Nicht weiter! Und er rührte
sein Ohr an und heilte ihn.
Tekstuitleg van Lc 22,51 .
5. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
1. - 5. apokritheis de ho ièsous eipen (geantwoord echter zei Jezus) in Lc (3) : (1) Lc 9,41 . (2) Lc 17,17 . (3) Lc 22,51 .
Lc 22,52 - Lc 22,52 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [52] Then Jesus said unto the chief priests, and captains
of the temple, and the elders, which were come to him, Be ye come out, as against
a thief, with swords and staves?
Luther-Bibel . 52 Jesus aber sprach zu den Hohenpriestern und Hauptleuten des
Tempels und den Ältesten, die zu ihm hergekommen waren: Ihr seid wie gegen
einen Räuber mit Schwertern und mit Stangen ausgezogen.
Tekstuitleg van Lc 22,52 .
4. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,23 . (3) Lc 22,45 . (4) Lc 22,52 . (5) Lc 22,56 . (6) Lc 22,70 .
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
pros | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
158 | 11 | 6 | 3 | 8 | 8 | 4 | 9 | 7 | 11 | 5 | 4 | 8 | 3 | 8 | 4 | 4 | 3 | 7 | 10 | 101 | 1 | 6 | 7 | 11 |
1. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
9. nom. + acc. mann. mv. archiereis van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (10) : (1) Lc 19,47 . (2) Lc 20,1 . (3) Lc 20,19 . (4) Lc 22,2 . (5) Lc 22,52 . (6) Lc 22,66 . (7) Lc 23,4 . (8) Lc 23,10 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 24,20 . Een vorm van archiereus (hogepriester) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .
13. gen. onz. enk. hierou van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) . Lc (4) : (1) Lc 2,37 . (2) Lc 4,9 . (3) Lc 21,5 . (4) Lc 22,52 . Een vorm van hieron (heiligdom, tempel) in Lc in 14 verzen : (1) Lc 2,27 . (2) Lc 2,37 . (3) Lc 2,46 . (4) Lc 4,9 . (5) Lc 18,10 . (6) Lc 19,45 . (7) Lc 19,47 . (8) Lc 20,1 . (9) Lc 21,5 . (10) Lc 21,37 . (11) Lc 21,38 . (12) Lc 22,52 . (13) Lc 22,53 . (14) Lc 24,53 . In Lc : 3 vormen van hieron (heiligdom, tempel) in 8 hoofdstukken en in 14 verzen . In Hnd : 3 vormen van hieron (heiligdom, tempel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen .
Lc 22,53 - Lc 22,53 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,47 - Lc 22,48 - Lc 22,49 - Lc 22,50 - Lc 22,51 - Lc 22,52 - Lc 22,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [53] When I was daily with you in the temple, ye stretched
forth no hands against me: but this is your hour, and the power of darkness.
Luther-Bibel . 53 Ich bin täglich bei euch im Tempel gewesen und ihr habt
nicht Hand an mich gelegt. Aber dies ist eure Stunde und die Macht der Finsternis.
Tekstuitleg van Lc 22,53 .
9. dat. onz. enk. hierô(i) van het zelfst. naamw. hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in het NT : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Lc : hieron (heiligdom, tempel) . Taalgebruik in Hnd : hieron (heiligdom, tempel) . Lc (7) : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 19,47 . (3) Lc 20,1 . (4) Lc 21,37 . (5) Lc 21,38 . (6) Lc 22,53 . (7) Lc 24,53 . Steeds in de constructie en tô(i) hierô(i) (in de tempel) . Een vorm van hieron (heiligdom, tempel) in Lc in 14 verzen : (1) Lc 2,27 . (2) Lc 2,37 . (3) Lc 2,46 . (4) Lc 4,9 . (5) Lc 18,10 . (6) Lc 19,45 . (7) Lc 19,47 . (8) Lc 20,1 . (9) Lc 21,5 . (10) Lc 21,37 . (11) Lc 21,38 . (12) Lc 22,52 . (13) Lc 22,53 . (14) Lc 24,53 . In Lc : 3 vormen van hieron (heiligdom, tempel) in 8 hoofdstukken en in 14 verzen . In Hnd : 3 vormen van hieron (heiligdom, tempel) in 10 hoofdstukken en in 25 verzen .
7. - 9. en tôi hierôi (in de tempel) . Voorzetsel van plaats + lidwoord datief onzijdig enkelvoud + zelfstandig naamwoord (hieron = tempel) datief onzijdig enkelvoud . In drieëndertig verzen in de bijbel . In één vers in het O.T. . In tweeëndertig (5 + 4 + 7 + 7 + 9) verzen in het NT : Mt (5) , Mc (4) . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 19,47 . (3) Lc 20,1 . (4) Lc 21,37 . (5) Lc 21,38 . (6) Lc 22,53 . (7) Lc 24,53 . In zeven verzen bij Johannes . In negen verzen in Hnd. : (1) Hnd 2,46 . (2) Hnd 5,20 . (3) Hnd 5,25 . (4) Hnd 5,42 . (5) Hnd 21,27 . (6) Hnd 22,17 . (7) Hnd 24,12 . (8) Hnd 24,18 . (9) Hnd 26,21 .
15. acc. enk. persoonl. voornaamw. 2de pers. enk. eme (mij) . Taalgebruik in NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Lc : persoonlijk voornaamwoord . Lc (7) : (1) Lc 1,43 . (2) Lc 4,18 . (3) Lc 9,48 . (4) Lc 10,16 . (5) Lc 22,53 . (6) Lc 23,28 . (7) Lc 24,39 .
14. - 15. ep'eme (op mij, tegen mij) . Lc (3) : (1) Lc 4,18 . (2) Lc 22,53 . (3) Lc 23,28 .
18. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,11 . (2) Lc 22,19 . (3) Lc 22,38 . (4) Lc 22,53 . (5) Lc 22,59 . (6) Lc 22,64 .
331. Naar de hogepriester : Lc 22,54-55 - verwijzingen - Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 -- Lc 22,54 - Lc 22,55 -
Lc 22,54 - Lc 22,54 : 331. Naar de hogepriester : verwijzingen - Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 -- Lc 22,54 - Lc 22,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [54] Then took they him, and led him, and brought him into
the high priest's house. And Peter followed afar off.
Luther-Bibel . 54 Sie ergriffen ihn aber und führten ihn ab und brachten
ihn in das Haus des Hohenpriesters. Petrus aber folgte von ferne.
Tekstuitleg van Lc 22,54 . Het vers Lc 22,54 telt 17 woorden en 90 (2 X 3² X 5) letters . De getalwaarde van Lc 22,54 is 8652 (2² X 3 X 7 X 103) .
Lc 22,54.1. act. part. aor. nom. mann. mv. sullabontes (meegenomen) van het werkw. sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) . Taalgebruik in het NT : sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) . Taalgebruik in Lc : sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) . Lc (1) Lc 22,54 . Een vorm van sullambanô (samen nemen, meenemen, zwanger worden) in Lc in 7 verzen : (1) Lc 1,24 . (2) Lc 1,31 . (3) Lc 1,36 . (4) Lc 2,21 . (5) Lc 5,7 . (6) Lc 5,9 . (7) Lc 22,54 . In het verhaal van Lucas wordt Jezus meegenomen (sullabontes) . In Hnd 1,16 spreekt Petrus over Judas die aanvoerder werd voor hen die Jezus hebben meegenomen (sullabousin : act. participium aorist dat. mannelijk meervoud) . Deze vorm slechts in één vers in de bijbel , nl. Hnd 1,16 . Jezus wordt naar het huis van de hogepriester geleid . Het 'huis' lijkt een privé-residentie van de hogepriester te zijn . Hier wordt Jezus gedurende de nacht in hechtenis gehouden . Hier spelen de mannen die hem hebben meegenomen een spelletje met hem ; ze bespotten en slaan hem . Hier komt het sanhedrin niet bijeen . Hier heeft geen rechtszitting plaats . Lc 22,54 en Lc 22,63 - Lc 22,64 omsluiten het verhaal van de verloochening van Jezus door Petrus .
Lc 22,54.4.
Jezus wordt (weg) geleid naar de hogepriester , naar Pilatus , naar de executieplaats
. Matteüs en Marcus gebruiken de term wegleiden en wegvoeren . Lucas doet
dat niet . Die termen zouden de indruk kunnen geven dat Jezus een crimineel
is die wordt weggeleid of weggevoerd (afgevoerd) .
apègagon (zij leidden weg) . Verwijzing : agô
(leiden, voeren) . Ind. aor. 3de pers. enk. van het werkw. agô
(leiden , voeren) . In het Nederlands kennen we het werkwoord ageren
, ac-tie voeren , handelen . In twaalf verzen in de bijbel
. In vijf verzen in het O.T. . In zeven verzen in het NT : Mt (3) . Mc (2)
. Lc (2) . Concreet : (1) Mt
26,57 // Mc
14,53 // (Lc
22,54) . (2) Mt
27,2 . (3) Mt
27,31 // Lc
23,26 . (4) Mc
14,53 // Mt
26,57 // (Lc
22,54) . (5) Mc
15,16 . (6) Lc
22,66 . (7) Lc
23,26 .
Lc 22,54.7. - 9. eis ton oikon (naar het huis) in Lc (16) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,40 . (3) Lc 1,56 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 5,25 . (6) Lc 6,4 . (7) Lc 7,10 . (8) Lc 8,39 . (9) Lc 8,41 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 10,38 . (12) Lc 11,24 . (13) Lc 15,6 . (14) Lc 16,27 . (15) Lc 18,14 . (16) Lc 22,54 .
11. gen. mann. enk. archiereôs van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (3) : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 22,50 . (3) Lc 22,54 . Een vorm van archiereus (hogepriester) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .
Lc 22,54.14. nom. mann. enk. petros (Petrus) van de eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het NT : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) . Lc (13) : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 8,45 . (3) Lc 9,20 . (4) Lc 9,32 . (5) Lc 9,33 . (6) Lc 12,41 . (7) Lc 18,28 . (8) Lc 22,54 . (9) Lc 22,55 . (10) Lc 22,58 . (11) Lc 22,60 . (12) Lc 22,61 . (13) Lc 24,12 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 6,14 . (3) Lc 8,45 . (4) Lc 8,51 . (5) Lc 9,20 . (6) Lc 9,28 . (7) Lc 9,32 . (8) Lc 9,33 . (9) Lc 12,41 . (10) Lc 18,28 . (11) Lc 22,8 . (12) Lc 22,34 . (13) Lc 22,54 . (14) Lc 22,55 . (15) Lc 22,58 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 24,12 .
Lc 22,54.15. ind. imperf. 3de pers. enk. èkolouthei van het werkw. akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in het NT : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in Lc : akoloutheô (volgen) . Ned. acoliet . Lc (4) : (1) Lc 5,28 . (2) Lc 18,43 . (3) Lc 22,54 . (4) Lc 23,27 . Een vorm van akoloutheô (volgen) in Lc in 17 verzen : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 5,27 . (3) Lc 5,28 . (4) Lc 7,9 . (5) Lc 9,11 . (6) Lc 9,23 . (7) Lc 9,49 . (8) Lc 9,57 . (9) Lc 9,59 . (10) Lc 9,61 . (11) Lc 18,22 . (12) Lc 18,28 . (13) Lc 18,43 . (14) Lc 22,10 . (15) Lc 22,39 . (16) Lc 22,54 . (17) Lc 23,27 .
Mt 26,57 // Mc 14,53 // (Lc 22,54) | Mc 14,53 | (Lc 22,54) | Lc 22,66 |
Hoi de kratèsantes (Zij echter overmeesterd) | Kai (en) | Sullabontes de (Meegenomen echter) | |
ton Ièsoun (Jezus) | auton (hem) | ||
apègagon (leidden zij weg) | apègagon (leidden zij weg) | ègagon (leidden zij) ) kai eisègagon (en leidden binnen) | apègagon (zij leidden weg) |
ton Ièsoun (Jezus) | auton (hem) | ||
eis to sunedrion autôn (naar hun sanhedrin) . |
ègagon (zij leidden) . Verwijzing : agô (leiden) , zie Lc 23,1 . Actief aorist derde persoon meervoud van het werkwoord agô (leiden , voeren) . In negenendertig verzen in de bijbel . In zesentwintig verzen in het O.T. . In dertien verzen in het NT : (1) Mt 21,7 . (2) Lc 4,29 . (3) Lc 4,40 . (4) Lc 19,35 . (5) Lc 22,54 : ègagon eis tèn oikian tou archiereôs = naar het huis van de hogepriester . (6) Lc 23,1 : ègagon auton epi ton Pilaton = zij leidden hem tot bij Pilatus . (7) Joh 18,13 : ègagon pros Annan = zij leidden (hem) naar Annas . In zes verzen in Hnd : (1) Hnd 6,12 : kai ègagon eis to sunedrion = en zij leidden (hem) naar het sanhedrin . (2) Hnd 17,15 . (3) Hnd 17,19 . (4) Hnd 18,12 : kai ègagon auton epi to bèma = en zij leidden hem tot de rechterstoel . (5) Hnd 20,12 . (6) Hnd 23,31 . Vaak in de betekenis van : iemand voor het gerecht brengen , voorleiden .
Lc 22,55 - Lc 22,55 : 331. Naar de hogepriester : verwijzingen - Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 -- Lc 22,54 - Lc 22,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [55] And when they had kindled a fire in the midst of the
hall, and were set down together, Peter sat down among them.
Luther-Bibel . 55 Da zündeten sie ein Feuer an mitten im Hof und setzten
sich zusammen; und Petrus setzte sich mitten unter sie.
Tekstuitleg van Lc 22,55 .
12. nom. mann. enk. petros (Petrus) van de eigennaam petros (Petrus)
. Taalgebruik in het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (13) : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
8,45 . (3) Lc
9,20 . (4) Lc
9,32 . (5) Lc
9,33 . (6) Lc
12,41 . (7) Lc
18,28 . (8) Lc
22,54 . (9) Lc
22,55 . (10) Lc
22,58 . (11) Lc
22,60 . (12) Lc
22,61 . (13) Lc
24,12 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
Bij Lucas staat het verhaal van de verloochening van Jezus door Petrus tussen de bespotting (Lc 22,54 en Lc 22,63 - Lc 22,64) van Jezus door de mannen die hem vasthouden . Het vindt plaats tijdens de nacht in de privé-residentie van de hogepriester . Er heeft nog geen bijeenkomst van het sanhedrin plaats en er is nog geen rechtszitting . Het verhaal van de verloochening vindt plaats terwijl de soldaten zich met Jezus amuseren . Bij Marcus en Matteüs vindt de verloochening plaats nadat Jezus de dood schuldig is verklaard .
Lc 22,56 - Lc 22,56 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [56] But a certain maid beheld him as he sat by the fire,
and earnestly looked upon him, and said, This man was also with him.
Luther-Bibel . 56 Da sah ihn eine Magd am Feuer sitzen und sah ihn genau an
und sprach: Dieser war auch mit ihm.
Tekstuitleg van Lc 22,56 .
7. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,23 . (3) Lc 22,45 . (4) Lc 22,52 . (5) Lc 22,56 . (6) Lc 22,70 .
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
pros | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
158 | 11 | 6 | 3 | 8 | 8 | 4 | 9 | 7 | 11 | 5 | 4 | 8 | 3 | 8 | 4 | 4 | 3 | 7 | 10 | 101 | 1 | 6 | 7 | 11 |
13. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,57 - Lc 22,57 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [57] And he denied him, saying, Woman, I know him not.
Luther-Bibel . 57 Er aber leugnete und sprach: Frau, ich kenne ihn nicht.
Tekstuitleg van Lc 22,57 .
4. part. pr. nom. mann. enk. legôn van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (47) . Lc 22 (5) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . (4) Lc 22,57 . (5) Lc 22,59 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,58 - Lc 22,58 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [58] And after a little while another saw him, and said,
Thou art also of them. And Peter said, Man, I am not.
Luther-Bibel . 58 Und nach einer kleinen Weile sah ihn ein anderer und sprach:
Du bist auch einer von denen. Petrus aber sprach: Mensch, ich bin's nicht.
Tekstuitleg van Lc 22,58 .
15. nom. mann. enk. petros (Petrus) van de eigennaam petros (Petrus)
. Taalgebruik in het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (13) : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
8,45 . (3) Lc
9,20 . (4) Lc
9,32 . (5) Lc
9,33 . (6) Lc
12,41 . (7) Lc
18,28 . (8) Lc
22,54 . (9) Lc
22,55 . (10) Lc
22,58 . (11) Lc
22,60 . (12) Lc
22,61 . (13) Lc
24,12 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
Lc 22,59 - Lc 22,59 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [59] And about the space of one hour after another confidently
affirmed, saying, Of a truth this fellow also was with him: for he is a Galilaean.
Luther-Bibel . 59 Und nach einer Weile, etwa nach einer Stunde, bekräftigte
es ein anderer und sprach: Wahrhaftig, dieser war auch mit ihm; denn er ist
ein Galiläer.
Tekstuitleg van Lc 22,59 .
9. part. pr. nom. mann. enk. legôn van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (47) . Lc 22 (5) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . (4) Lc 22,57 . (5) Lc 22,59 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
20. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,11 . (2) Lc 22,19 . (3) Lc 22,38 . (4) Lc 22,53 . (5) Lc 22,59 . (6) Lc 22,64 .
Lc 22,60 - Lc 22,60 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [60] And Peter said, Man, I know not what thou sayest. And
immediately, while he yet spake, the cock crew.
Luther-Bibel . 60 Petrus aber sprach: Mensch, ich weiß nicht, was du sagst.
Und alsbald, während er noch redete, krähte der Hahn.
Tekstuitleg van Lc 22,60 .
1. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
4. nom. mann. enk. petros (Petrus) van de eigennaam petros (Petrus) .
Taalgebruik in het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (13) : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
8,45 . (3) Lc
9,20 . (4) Lc
9,32 . (5) Lc
9,33 . (6) Lc
12,41 . (7) Lc
18,28 . (8) Lc
22,54 . (9) Lc
22,55 . (10) Lc
22,58 . (11) Lc
22,60 . (12) Lc
22,61 . (13) Lc
24,12 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
15. act. ind. aor. 3de pers. enk. efônèsen (hij riep) van het werkw. foneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in het NT : fôneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in Lc : fôneô (roepen, schreeuwen) . In het Lat. vertaald door het werkw. vocare = roepen , vox = stem . Hebr. qârâ . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 of 301 . Fr. appeler < Lat. pellere , pello , pulsum = stoten , slaan , doen klinken . appellare = oproepen ; appel : oproep . Cfr tele-foon . Lc (2) : (1) Lc 8,54 . (2) Lc 22,60 . Een vorm van foneô (roepen, schreeuwen) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 8,8 . (2) Lc 8,54 . (3) Lc 14,12 . (4) Lc 16,2 . (5) Lc 16,24 . (6) Lc 19,15 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,60 . (9) Lc 22,61 . (10) Lc 23,46 .
Lc 22,61 - Lc 22,61 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [61] And the Lord turned, and looked upon Peter. And Peter
remembered the word of the Lord, how he had said unto him, Before the cock crow,
thou shalt deny me thrice.
Luther-Bibel . 61 Und der Herr wandte sich und sah Petrus an. Und Petrus gedachte
an des Herrn Wort, wie er zu ihm gesagt hatte: Ehe heute der Hahn kräht,
wirst du mich dreimal verleugnen.
Tekstuitleg van Lc 22,61 .
7. dat. mann. enk. petrô(i) van de eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik
in het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (1) Lc
22,61 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
11. nom. mann. enk. petros (Petrus) van de eigennaam petros (Petrus)
. Taalgebruik in het NT : petros
(Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros
(Petrus) .
Lc (13) : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
8,45 . (3) Lc
9,20 . (4) Lc
9,32 . (5) Lc
9,33 . (6) Lc
12,41 . (7) Lc
18,28 . (8) Lc
22,54 . (9) Lc
22,55 . (10) Lc
22,58 . (11) Lc
22,60 . (12) Lc
22,61 . (13) Lc
24,12 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc
5,8 . (2) Lc
6,14 . (3) Lc
8,45 . (4) Lc
8,51 . (5) Lc
9,20 . (6) Lc
9,28 . (7) Lc
9,32 . (8) Lc
9,33 . (9) Lc
12,41 . (10) Lc
18,28 . (11) Lc
22,8 . (12) Lc
22,34 . (13) Lc
22,54 . (14) Lc
22,55 . (15) Lc
22,58 . (16) Lc
22,60 . (17) Lc
22,61 . (18) Lc
24,12 .
17. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
22. act. inf. aor. fônèsai (te roepen) van het werkw. foneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in het NT : fôneô (roepen, schreeuwen) . Taalgebruik in Lc : fôneô (roepen, schreeuwen) . In het Lat. vertaald door het werkw. vocare = roepen , vox = stem . Hebr. qârâ . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 of 301 . Fr. appeler < Lat. pellere , pello , pulsum = stoten , slaan , doen klinken . appellare = oproepen ; appel : oproep . Cfr tele-foon . Lc (1) Lc 22,61 . Een vorm van foneô (roepen, schreeuwen) in Lc in 10 verzen : (1) Lc 8,8 . (2) Lc 8,54 . (3) Lc 14,12 . (4) Lc 16,2 . (5) Lc 16,24 . (6) Lc 19,15 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,60 . (9) Lc 22,61 . (10) Lc 23,46 .
Lc 22,62 - Lc 22,62 : 334. Verloochening van Petrus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 -- Lc 22,56 - Lc 22,57 - Lc 22,58 - Lc 22,59 - Lc 22,60 - Lc 22,61 - Lc 22,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [62] And Peter went out, and wept bitterly.
Luther-Bibel . 62 Und Petrus ging hinaus und weinte bitterlich.
Tekstuitleg van Lc 22,62 .
2. actief participium aorist nominatief mannelijk enkelvoud εξελθων = exelthôn (uitgegaan) van het werkwoord εξερχομαι = exerchomai (uitgaan) . Taalgebruik in het NT : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in de LXX : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Lc : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Lc (6) : (1) Lc 1,22 . (2) Lc 4,42 . (3) Lc 14,18 . (4) Lc 15,28 . (5) Lc 22,39 . (6) Lc 22,62 . Een vorm van εξερχομαι = exerchomai in de LXX (216) , in het NT (742) , in Lc (41) .
exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
part. aor. nom. mann. enk. exelthôn | 38 | 17 | 21 | 9 | 3 | 6 | 3 | 18 | 21 |
3. εξω = exô (buiten) . Taalgebruik in het NT : exô (buiten) . Taalgebruik in Lc : exô (buiten) . Taalgebruik in Hnd : exô (buiten) . Taalgebruik in Hnd : exô (buiten) . Taalgebruik in de Septuaginta : exô (buiten) . LXX (109) . NT (62) . Syn. (28) . Ev. (41) . Lc (10) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 4,29 . (3) Lc 8,20 . (4) Lc 13,25 . (5) Lc 13,28 . (6) Lc 13,33 . (7) Lc 14,35 . (8) Lc 20,15 . (9) Lc 22,62 . (10) Lc 24,50 . Hnd (10) .
exô (buiten) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
163 | 101 | 62 | 9 | 10 | 10 | 12 | 11 | 9 | 2 | 29 | 41 | 8 | 1 |
- Hebreeuws . חוּץ = chûts (straat, buiten) . Taalgebruik in Tenakh : chûts (straat, buiten) . הַחוּצָה = hachûtsâh (naar buiten) . en) . Zie : חוּץ = chûts (straat,buiten) . Taalgebruik in Tenakh : chûts (straat, buiten) . Getalwaarde : chet = 8 , waw = 6 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 104 (4 X 26) . Structuur : 8 - 6 - 9 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (16) : (1) Gn 15,5 . (2) Gn 19,17 . (3) Gn 24,29 . (4) Gn 39,12 . (5) Gn 39,13 . (6) Gn 39,15 . (7) Gn 39,18 . (8) Dt 24,11 . (9) Dt 25,5 . (10) Joz 2,19 . (11) Re 12,9 . (12) 1 S 9,26 . (13) 2 S 13,17 . (14) 1 K 8,8 . (15) Ez 34,21 . (16) 2 Kr 5,9 .
2. - 3. εξελθων εξω = exelthôn eksô (uitgegaan naar buiten) . NT (2) :
333. Bespotting van Jezus : Lc 22,63-65 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,65 - Mt 26,67-68 - Lc 22,63-65 -- Lc 22,63 - Lc 22,64 - Lc 22,65 -
Lc 22,63 - Lc 22,63 : 333. Bespotting van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,65 - Mt 26,67-68 - Lc 22,63-65 -- Lc 22,63 - Lc 22,64 - Lc 22,65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [63] And the men that held Jesus mocked him, and smote him.
Luther-Bibel . 63 Die Männer aber, die Jesus gefangen hielten, verspotteten
ihn und schlugen ihn,
Tekstuitleg van Lc 22,63 .
5. sunechô (bijeenhouden,
vasthouden) . Verwijzing : sunechô
(bijeenhouden, vasthouden) , zie Lc
22,63 .
--- sunechontes . Participium meervoud . Slechts in één vers in
de bijbel , nl. Lc
22,63 .
7. empaizô (zijn spel drijven,
bespotten) . Verwijzing : empaizô
(zijn spel drijven, bespotten) , zie Lc
22,63 . paizô (als een kind handelen, spelen, lachen, schertsen) .
--- enepaizon (zij speelden een spel) . Imperfectum . In twee verzen in de bijbel
: (1) Re 16,25 (Samson) . (2) Lc
22,63 .
--- empaixousin (zij zullen slaan) . In twee verzen in de bijbel : (1) Js 33,4
. (2) Mc
10,34 .
--- enepaichthè (hij werd misleid) . Passief aorist derde persoon enkelvoud
. Hapax in Mt
2,16 .
9. derô (slaan) . Verwijzing : derô (slaan) , zie Lc 22,63 .
Lc 22,64 - Lc 22,64 : 333. Bespotting van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,65 - Mt 26,67-68 - Lc 22,63-65 -- Lc 22,63 - Lc 22,64 - Lc 22,65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [64] And when they had blindfolded him, they struck him
on the face, and asked him, saying, Prophesy, who is it that smote thee?
Luther-Bibel . 64 verdeckten sein Angesicht und fragten: Weissage, wer ist's,
der dich schlug?
Tekstuitleg van Lc 22,64 . Het vers Lc 22,64 telt 17 woorden en 96 (2³ X 2³ X 3) letters . De getalwaarde van Lc 22,64 is 14233 (43 X 331) .
4. act. ind. imperf. 3de pers. mv. επηρωτων = epèrôtôn (zij vroegen op) van het werkw. επερωταω = eperôtaô ( 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen) . Taalgebruik in het NT : eperotaô (epi - erôtaô) . Taalgebruik in de LXX : eperotaô (epi - erôtaô) . Taalgebruik in Lc : eperotaô (epi - erôtaô) . OT (3) : (1) Re 1,1 . (2) Hos 4,12 . (3) 2 Mak 7,7 . NT (10) . Mc (6) : (1) Mc 7,17 . (2) Mc 9,11 . (3) Mc 9,28 . (4) Mc 10,2 . (5) Mc 10,10 . (6) Mc 12,18 . Lc (4) Lc (4) : (1) Lc 3,10 . (2) Lc 3,14 . (3) Lc 8,9 . (4) Lc 22,64 . Een vorm van επερωταω = eperôtaô ( 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen) in de LXX (75) , in het NT (56) , in Mt (8) , in Mc (25) , in Lc (17) : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 3,10 . (3) Lc 3,14 . (4) Lc 6,9 . (5) Lc 8,9 . (6) Lc 8,30 . (7) Lc 9,18 . (8) Lc 17,20 . (9) Lc 18,18 . (10) Lc 18,40 .(11) Lc 20,21 . (12) Lc 20,27 . (13) Lc 20,40 . (14) Lc 21,7 . (15) Lc 22,64 . (16) Lc 23,6 . (17) Lc 23,9 .
1... kai epèrôtôn auton (en zij ondervroegen hem) in Lc (2) : (1) Lc 3,10 . (2) Lc 22,64 (variante) .
5. act. part. praes. nom. mann. en vr. mv. legontes (zeggende) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (37) . Lc 22 (2) : (1) Lc 22,64 . (2) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
8. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,11 . (2) Lc 22,19 . (3) Lc 22,38 . (4) Lc 22,53 . (5) Lc 22,59 . (6) Lc 22,64 .
10. paiô (slaan, treffen) . Verwijzing : paiô (slaan, treffen) , zie Lc 22,64 .
Lc 22,65 - Lc 22,65 : 333. Bespotting van Jezus - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - Mc 14,65 - Mt 26,67-68 - Lc 22,63-65 -- Lc 22,63 - Lc 22,64 - Lc 22,65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [65] And many other things blasphemously spake they against
him.
Luther-Bibel . 65 Und noch mit vielen andern Lästerungen schmähten
sie ihn.
Tekstuitleg van Lc 22,65 .
332. Jezus voor het Sanhedrin : Lc 22,66-71 - Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 -Volgens Lucas werd Jezus gedurende de nacht vastgehouden in het huis van de hogepriester . Hier amuseerden zij die hem vasthielden , zich met Jezus . Zodra het dag was , werd het presbyterium bijeengebracht en een vonnis geveld . Bij Marcus en Matteüs treffen we twee stappen aan . Enerzijds vindt de schuldverklaring plaats tijdens de nacht , anderzijds wordt het vonnis geveld tijdens de dag . Lucas laat het proces van Jezus volgens de wettelijke regels verlopen .
Lc 22,66 - Lc 22,66 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [66] And as soon as it was day, the elders of the people
and the chief priests and the scribes came together, and led him into their
council, saying,
Luther-Bibel . 66 Und als es Tag wurde, versammelten sich die Ältesten
des Volkes, die Hohenpriester und Schriftgelehrten und führten ihn vor
ihren Rat
Tekstuitleg van Lc 22,66 . Het vers Lc 22,66 telt 21 (3 X 7) woorden en 113 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Lc 22,66 is 12659 (priemgetal) .
Eenmaal dag geworden werd Jezus voor het Sanhedrin geleid (Lc 22,66) . Dat is ook het geval met de apostelen Petrus en Johannes (Hnd 4,5) . Deze apostelen werden gearresteerd en voorgeleid omdat zij onderrichtten in de naam van Jezus (voorzegd door Jezus in Lc 21,12) .
9. gen. mann. enk. = laou van het zelfst. naamw. λαος = laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Taalgebruik in de LXX : laos (volk) . Taalgebruik in Lc : laos (volk) . Lc (12) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 2,32 . (3) Lc 3,15 . (4) Lc 6,17 . (5) Lc 7,1 . (6) Lc 8,47 . (7) Lc 19,47 . (8) Lc 20,26 . (9) Lc 20,45 . (10) Lc 22,66 . (11) Lc 23,27 . (12) Lc 24,19 . Een vorm van λαος = laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) , in Lc (37) , in Lc 1 (5) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 1,17 . (3) Lc 1,21 . (4) Lc 1,68 . (5) Lc 1,77 .
10. nom. + acc. mann. mv. archiereis van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (10) : (1) Lc 19,47 . (2) Lc 20,1 . (3) Lc 20,19 . (4) Lc 22,2 . (5) Lc 22,52 . (6) Lc 22,66 . (7) Lc 23,4 . (8) Lc 23,10 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 24,20 . De eerste in de rij van priesters . Een vorm van αρχιερευς = archiereus (hogepriester) in de LXX (44) , in het NT (122) , in Lc (15) : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .
Lc 22,66.15. act. ind. aor. 3de pers. mv. απηγαγον = apègagon (zij leidden weg) van het werkw. απαγω = apagô (wegleiden, wegvoeren) . Taalgebruik in het NT : apagô (wegleiden, afvoeren) . Taalgebruik in Mc : apagô (wegleiden, afvoeren) . Bijbel (12) . LXX (5) : (1) 1 K 1,38 . (2) Job 24,3 . (3) 2 Kr 36,17 . (4) Jdt 6,14 . (5) Bar 4,16 . NT (7) : (1) Mt 26,57 . (2) Mt 27,2 . (3) Mt 27,31 . (4) Mc 14,53 . (5) Mc 15,16 . (6) Lc 22,66 . (7) Lc 23,26 . Na zijn arrestatie in de hof van Getsemane werd Jezus weggeleid naar de hogepriester (Mc 14,53) . Na de vrijlating van Barnabas werd Jezus weggeleid om gekruisigd te worden . De soldaten leidden Jezus weg en begonnen met de uitvoering van de straf (Mc 15,16) . Tussen beide wegleidingen ligt het gebeuren vanaf zijn arrestatie tot zijn veroordeling .
19. sunedrion (sanhedrin) . In elf verzen in de bijbel . In één vers in het O.T. . In tien verzen in het NT (1)
Lc 22,67 - Lc 22,67 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [67] Art thou the Christ? tell us. And he said unto them,
If I tell you, ye will not believe:
Luther-Bibel . 67 und sprachen: Bist du der Christus, so sage es uns! Er sprach
aber zu ihnen: Sage ich's euch, so glaubt ihr's nicht;
Tekstuitleg van Lc 22,67 .
1. act. part. praes. nom. mann. en vr. mv. legontes (zeggende) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (37) . Lc 22 (2) : (1) Lc 22,64 . (2) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
1. - 2. και ειπεν = kai eipen (en hij zei) . NT (140) . Lc 22 (3) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc
22,35 . (3) Lc
22,46 .
- ειπεν δε = eipen de (hij zei echter) . NT (78) . Lc (52) . Lc 22 (4) : (1) Lc
22,31 . (2) Lc
22,52 . (3) Lc
22,60 . (4) Lc
22,67 .
7. act. ind. aor. 3de pers. mv. + act. imperat. aor. 2de pers. enk. eipon (zij zeiden en zeg) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (4) : (1) Lc 11,15 . (2) Lc 20,2 . (3) Lc 22,67 . (4) Lc 24,24 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
9. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) .
Lc 22,68 - Lc 22,68 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [68] And if I also ask you, ye will not answer me, nor let
me go.
Luther-Bibel . 68 frage ich aber, so antwortet ihr nicht.
Tekstuitleg van Lc 22,68 .
Lc 22,69 - Lc 22,69 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [69] Hereafter shall the Son of man sit on the right hand
of the power of God.
Luther-Bibel . 69 Aber von nun an wird der Menschensohn sitzen zur Rechten der
Kraft Gottes.
Tekstuitleg van Lc 22,69 .
12. gen. mv. dexiôn van het bijvoegl. naamw. dexios (rechts) . Taalgebruik in het NT : dexios (rechts) . Taalgebruik in Lc : dexios (rechts) . Lc (4) : (1) Lc 1,11 . (2) Lc 20,42 . (3) Lc 22,69 . (4) Lc 23,33 . Een vorm van dexios (rechts) in Lc in 6 verzen : (1) Lc 1,11 . (2) Lc 6,6 . (3) Lc 20,42 . (4) Lc 22,50 . (5) Lc 22,69 . (6) Lc 23,33 . In Lc : 3 vormen van dexios (rechter- , rechts) in 5 hoofdstukken en in 6 verzen .
11. - 12. ek dexiôn (rechts) . NT (22) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) . (16) . (17) . (18) . (19) . (20) . (21) . (22) . Lc (4 / 4) : (1) Lc 1,11 . (2) Lc 20,42 . (3) Lc 22,69 . (4) Lc 23,33 .
10. - 12. Lc 1,11 : estôs ek dexiôn = staande rechts van . Een vorm van kathèmai (neerzitten) + ek dexiôn (rechts) in Lc (2 / 4) : (1) Lc 20,42 . (2) Lc 22,69 .
Lc 22,70 - Lc 22,70 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [70] Then said they all, Art thou then the Son of God? And
he said unto them, Ye say that I am.
Luther-Bibel . 70 Da sprachen sie alle: Bist du denn Gottes Sohn? Er sprach
zu ihnen: Ihr sagt es, ich bin es.
Tekstuitleg van Lc 22,70 .
13. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc 22 (6) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,23 . (3) Lc 22,45 . (4) Lc 22,52 . (5) Lc 22,56 . (6) Lc 22,70 .
pros (bij) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
pros | Lc 1 | Lc 2 | Lc 3 | Lc 4 | Lc 5 | Lc 6 | Lc 7 | Lc 8 | Lc 9 | Lc 10 | Lc 11 | Lc 12 | Lc 13 | Lc 14 | Lc 15 | Lc 16 | Lc 17 | Lc 18 | Lc 19 | Lc 20 | Lc 21 | Lc 22 | Lc 23 | Lc 24 | |
158 | 11 | 6 | 3 | 8 | 8 | 4 | 9 | 7 | 11 | 5 | 4 | 8 | 3 | 8 | 4 | 4 | 3 | 7 | 10 | 101 | 1 | 6 | 7 | 11 |
Lc 22,71 - Lc 22,71 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 22 - - Lc 22,66 - Lc 22,67 - Lc 22,68 - Lc 22,69 - Lc 22,70 - Lc 22,71 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [71] And they said, What need we any further witness? for
we ourselves have heard of his own mouth.
Luther-Bibel . 71 Sie aber sprachen: Was bedürfen wir noch eines Zeugnisses?
Wir haben's selbst gehört aus seinem Munde.
Tekstuitleg van Lc 22,71 .
- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT
- Vulgata
- Arabisch
- A - B - C - D - E - F - G - H
- nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze) . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Lc (37) . Lc 22 (7) : (1) Lc 22,15 . (2) Lc 22,17 . (3) Lc 22,19 . (4) Lc 22,20 . (5) Lc 22,23 . (6) Lc 22,37 . (7) Lc 22,42 .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
- I - J - K - L
- act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . Taalgebruik in Hnd : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Lc (223) . Lc 22 (18) : (1) Lc 22,10 . (2) Lc 22,15 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,25 . (5) Lc 22,33 . (6) Lc 22,34 . (7) Lc 22,35 . (8) Lc 22,36 . (9) Lc 22,38 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 22,46 . (12) Lc 22,48 . (13) Lc 22,51 . (14) Lc 22,52 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 22,67 . Bijbel (3024) . O.T. (2426) . NT (598) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in Lc 22 in 17 verzen : (1) Lc 22,1 . (2) Lc 22,11 . (3) Lc 22,16 . (4) Lc 22,18 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 22,20 . (7) Lc 22,34 . (8) Lc 22,37 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 22,47 . (11) Lc 22,57 . (12) Lc 22,59 . (13) Lc 22,60 . (14) Lc 22,64 . (15) Lc 22,65 . (16) Lc 22,67 . (17) Lc 22,70 ; van ειπον = eipon (ik zei) in Lc 22 in 23 verzen : (1) Lc 22,8 . (2) Lc 22,9 . (3) Lc 22,10 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,25 . (7) Lc 22,33 . (8) Lc 22,34 . (9) Lc 22,35 . (10) Lc 22,36 . (11) Lc 22,38 . (12) Lc 22,40 . (13) Lc 22,46 . (14) Lc 22,48 . (15) Lc 22,49 . (16) Lc 22,51 . (17) Lc 22,52 . (18) Lc 22,56 . (19) Lc 22,60 . (20) Lc 22,61 . (21) Lc 22,67 . (22) Lc 22,70 . (23) Lc 22,71 . Totaal : Lc 22 (17 + 23 = 40) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in het NT (1318) , in de LXX (4610) .
- M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -