- WEBSITEWEGWIJZER - LUCASEVANGELIE , VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK , LC 24 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24 -- Lc 24,1-12 -- Lc 24,13-35 -- Lc 24,46-53 -- Lc 24,35-48 -

Overzicht van het Lucasevangelie : Lc 1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc 5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc 9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 ,
Tekstuitleg vers per vers - Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 - Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 - Lc 24,36 - Lc 24,37 - Lc 24,38 - Lc 24,39 - Lc 24,40 - Lc 24,41 - Lc 24,42 - Lc 24,43 - Lc 24,44 - Lc 24,45 - Lc 24,46 - Lc 24,47 - Lc 24,48 - Lc 24,49 - Lc 24,50 - Lc 24,51 - Lc 24,52 - Lc 24,53 -


- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 3 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken- bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

Overzicht van Tenakh : Tenakh : overzicht , Tenakh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenakh : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht van het NT : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
- C-jaar -- Lc 1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc 5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc 9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 , 2de (tweede) zondag van de advent C .

1. Hebreeuwse bijbel   2. Targumim 3. LXX (1) , LXX (2) , Griekse tekst N.T.   4. Vulgata   
5. Statenvertaling   6. Willibrordvertaling   7. Nieuwe Vertaling   8. http://naardensebijbel.nl/zoek.php .
9. Bible de Jérusalem 10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   12. liturgische lezing   13. Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm  

- Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) : Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.greekbible.com/index.php . Griekse tekst - Septuaginta .
- Aramees - Peshitta : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Aramees - Peshitta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PUZ.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/luka/24.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=66825,66877 . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=66825,66877 . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=4609530 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibelstelle/Lukas%2024/bibel/text/lesen/ch/899d58043b75483a5525c5c4b3d191f4/ . Luther Bibel .
- Arabisch : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Arabisch .


Literatuur : Lc 23,56b-24,12 : Otten . Lc 24,36-49 : Denaux Adelbert - Kremer Jacob . Lc 24,50-53 : Van Segbroeck Frans
Liturgisch gebruik
- Lc 24,1-12 : Pasen . Nachtwake C .
- Lc 24,35-48 :
- Lc 24,46-53 : Hemelvaart ABC .

In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het vierentwintigste hoofdstuk van het Lucasevangelie :
351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -
354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -
355. Verschijning aan de leerlingen in Jeruzalem : Lc 24,36-49 -
356. Afscheid en hemelvaart : Lc 24,50-53 -

Lc 24 behoort tot 2 (tweede cyclus) . Lc 24 telt drieënvijftig verzen . Het hoofdstuk kan in vier perikopen verdeeld worden.

351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Lc 23,56b-24,12 - Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -

Evangelielezing op Pasen . Nachtwake C : Lc 24,1-12 (Lc 24,1-12) :
Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden. Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen er binnen maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed. Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: "Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is niet hier, Hij is verrezen. Herinnert u hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft: De Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en Hij moet aan het kruis worden geslagen, maar op de derde dag zal Hij verrijzen." Zij herinnerden zich zijn woorden en keerden van het graf terug en ze brachten dit alles over aan de elf en aan al de anderen. Het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jakobus; de andere vrouwen die met hen waren vertelden aan de apostelen hetzelfde. Maar dat verhaal leek de apostelen beuzelpraat en zij geloofden hen niet. Toch liep Petrus ijlings naar het graf; hij bukte zich voorover maar zag alleen de zwachtels. Daarop ging hij terug, verbaasd nadenkend over hetgeen er gebeurd was.

ENKELE GEDACHTEN BIJ HET LEGE GRAFVERHAAL (Lc 24,1-12)
In het verhaal van het lege graf hebben de synoptici gebruik gemaakt van het verhaal van Jakob bij de put (Gn 29,1-11) . Jakob is gevlucht voor zijn broer Esau . Op zijn vlucht komt hij bij een waterput waar drie kudden schapen liggen te wachten om water te krijgen . Daar ontmoet hij Rachel . Hij rolt de steen weg van de waterput en geeft de schapen van Rachel te drinken . Deze waterput betekent leven voor de schapen . Bij deze put ontstaat ook een nieuwe toekomst , want Rachel zal later de vrouw van Jakob worden . In nog twee andere verhalen gebeurt iets gelijkaardigs . In Gn 24 worden enkele dienaars van Abraham erop uitgestuurd om een vrouw voor Isaak te zoeken . Bij een waterput ontmoeten zij Rebekka , die de vrouw van Isaak zal worden . In het NT vinden we het verhaal van Jezus in gesprek met de Samaritaanse vrouw bij de waterput (Joh 4) .In Ex 2,16-22 is Mozes op de vlucht voor de farao van Egypte . Hij ontmoet er bij de waterput van de kudden de zeven dochters van de priesters Jethro . Met één van hen zal Mozes later huwen .Het wegrollen van de steen betekent de mogelijkheid scheppen om water te putten en de dieren te drinken te geven . Het is toegang krijgen tot de bron van leven . De ontmoeting van Jakob en Rachel is de bron van toekomst , van elkaar huwen en nageslacht . In vergelijking met de Oud-Testamentische verhalen gaan de Nieuw-Testamentische verhalen een omgekeerde weg . In het NT wordt de steen voor de deur van het gedenkteken gerold en daarna weggerold . Het wegrollen van de steen bij het graf betekent de deur naar nieuw leven openen . Want hoe tegenstrijdig het ook moge klinken , de plaats die beschouwd wordt als een plaats van de dood is een plaats van leven . Zo zingt een lied : Midden in de dood is het leven . Vanuit deze gedachten kan het doopsel gezien worden als een afdalen naar de bron , om eruit op te stijgen als nieuw geborene .Ook het verhaal van de lamme (Mc 2,1-12) krijgt een diepere betekenis . De vier dragers van de lamme kunnen niet bij Jezus komen vanwege de menigte . Zij klimmen op het dak , maken een opening en laten de lamme voor Jezus' voeten neerdalen , de bron van leven . Na afgedaald te zijn tot de bron van het leven kan de lamme opstaan . De evangelisten beklemtonen de verandering , het keerpunt . Bij Marcus en Matteüs ligt de klemtoon van de verandering op het graf als bron van leven voor het individuele en gemeenschappelijke leven. Lucas wil de klemtoon van de verandering niet leggen op de situatie van de steen als afsluiting of ontsluiting van leven . Bij de graflegging spreekt Lucas niet eens over de steen en bij het lege grafverhaal is zijn vermelding uiterst beperkt (ze zagen een weggerolde steen). Lucas’ klemtoon ligt op de persoon van Jezus (Hij leeft ; dit is meer dan : Hij is bron van leven; het ene veronderstelt het andere) . De verandering is aangekondigd in de lijdensvoorspellingen : op de derde dag zal hij verrijzen . In drie zitten de drie elementen van verandering : ondergaan – onder-zijn – op-gaan . De verandering betreft Jezus’ zelf . Hiermee wijkt Lucas af van Marcus en Matteüs . Zij herinneren aan de woorden van Jezus dat Hij de leerlingen zou voorgaan naar Galilea . Daar zou Jezus hen verzamelen.

Lc 24,1 - Lc 24,1 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:1 tè de mia tôn sabbatôn orthrou batheôs epi to mnèma èlthon ferousai a ètoimasan arômata  1 una autem sabbati valde diluculo venerunt ad monumentum portantes quae paraverant aromata  De eerste dag nu van de week, in de heel vroege morgen, kwamen ze bij de grafkamer de specerijen brengen die ze bereid hadden .   Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf, met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden.   [1] maar op de eerste dag van de week gingen ze ’s morgens heel vroeg naar het graf, met de kruiden die ze hadden klaargemaakt.  [1] Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden  1 ¶ maar op de eerste van de zeven dagen komen zij, nog diep in de morgen, bij het graf, dragende de geurige kruiden die ze hebben bereid.   1. Le premier jour de la semaine, à la pointe de l'aurore, elles allèrent à la tombe, portant les aromates qu'elles avaient préparés.  

Statenvertaling . 1 En op den eersten dag der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen met haar.
King James Bible . Now upon the first day of the week, very early in the morning they came unto the sepulchre, bringing the spices which they had prepared, and certain others with them.
Luther-Bibel . 1 Aber am ersten Tag der Woche sehr früh kamen sie zum Grab und trugen bei sich die wohlriechenden Öle, die sie bereitet hatten.

Tekstuitleg van Lc 24,1 . Dit vers Lc 24,1 telt 19 woorden en 89 letters . De getalwaarde van Lc 24,1 is 10069 .

Lc 24,1.1. bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) van het bep.lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamw. il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In elf verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,13 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,32 . (7) Lc 24,33 . (8) Lc 24,35 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,46 . (11) Lc 24,49 . In zes verzen bij een tijdsbepaling . In vier verzen bij een plaatsbepaling .
In drie verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 (tè(i) galilaia(i) : In Galilea) . (3) Lc 24,7 (tè(i) tritè(i) hèmerai : op de derde dag) . In twee verzen voor een tijdsbepaling , in één vers voor een plaatsbepaling . Het is wel opvallend dat het vers Lc 24,1 begint met een tijdsbepaling . In Lc 23,56b staat ook de tijdsbepaling vooraan . De vrouwen overspannen de tijd van drie dagen (Lc 23,55-24,1) : ze zien waar ze Jezus hebben neergelegd en bereidden kruiden . Ze rustten op sabbat . Op de eerste dag gingen ze naar het aandenken .

Lc 24,1.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,5 . (5) Lc 24,10 . (6) Lc 24,12 . Wellicht hebben we met de constructie van men (Lc 23,56b) ... de (Lc 24,1) te maken ; enerzijds : op sabbat rustten ze ; anderzijds : op de eerste dag van de week .

Lc 24,1.1. - 2. tè(i) de ... (1) Lc 1,57 . (2) Lc 24,1 . Bij het begin van het vers . Lc 23,56b : kai to men ... en de sabbat enerzijds .

Lc 24,1.3. nom. + dat. vr. enk. μια / μιᾳ = mia(i) = op één (b.v. op dag één) van het telwoord εἱς = heis , μια = mia , ἑν = hen (één) . Taalgebruik in het NT : telwoorden . Taalgebruik in Lc : telwoorden . Lc (7) : (1) Lc 5,12 . (2) Lc 5,17 . (3) Lc 8,22 . (4) Lc 13,10 . (5) Lc 17,35 . (6) Lc 20,1 . (7) Lc 24,1 . Een vorm van het telwoord εἱς = heis , μια = mia , ἑν = hen (één) in de LXX (1052) , in het NT (337) , in Lc in 42 verzen , in Lc 24 in 2 verzen : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,18 .
- Hebreeuws . בְּאֶחָד / בְּאַחַד = bë´èchâd / bë´achad (op één , op de eerste) < bë + hoofdtelwoord אֶחָד = ´èchâd (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd (één) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , daleth = 4 . Totaal : 13 . Structuur : 1 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . God is één of 13 . Tenakh (29) : (1) Gn 8,5 . (2) Gn 8,13 . (3) Gn 37,20 . (4) Ex 40,2 . (5) Ex 40,17 . (6) Lv 23,24 . (7) Nu 1,1 . (8) Nu 1,18 . (9) Nu 29,1 . (10) Nu 33,38 . (11) Dt 1,3 . (12) Dt 12,14 . (13) Dt 15,7 . (14) Dt 16,5 . (15) Dt 17,2 . (16) Dt 23,17 . (17) Re 19,13 . (18) 2 S 17,9 . (19) 2 K 2,16 . (20) Ez 26,1 . (21) Ez 29,17 . (22) Ez 31,1 . (23) Ez 32,1 . (24) Ez 45,18 . (25) Job 23,13 . (26) Job 41,8 . (27) Hl 4,9 . (28) Ezr 7,9 . (29) 2 Kr 29,17 .
- וּבְאֶחָד = ûbh´èchâd (en op de één, en op de eerste) . Tenakh (1) : Ezr 7,9 .
- Lat. unus . Fr. un . Ned. een . D. ein . E. one .

Lc 24,1.4. bep.lidw. gen. mv. tôn van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamw. il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In zes verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,8 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,27 .

Lc 24,1.3. - 4. mia(i) tôn) (één van) . Lc (6 / 7) : (1) Lc 5,12 . (2) Lc 5,17 . (3) Lc 8,22 . (4) Lc 13,10 . (5) Lc 20,1 . (6) Lc 24,1 .

Lc 24,1.5. gen. onz. mv. σαββατων = sabbatôn van het zelfst. naamw. σαββατον = sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in het NT : sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in Lc : sabbaton (sabbat) . Lc (2) : (1) Lc 4,16 . (2) Lc 24,1 . Een vorm van σαββατον = sabbaton (sabbat) in de LXX (130) , in het NT (68) , in Lc in 19 verzen : (1) Lc 4,16 . (2) Lc 4,31 . (3) Lc 6,1 . (4) Lc 6,2 . (5) Lc 6,5 . (6) Lc 6,6 . (7) Lc 6,7 . (8) Lc 6,9 . (9) Lc 13,10 . (10) Lc 13,14 . (11) Lc 13,15 . (12) Lc 13,16 . (13) Lc 14,1 . (14) Lc 14,3 . (15) Lc 14,5 . (16) Lc 18,12 .  (17) Lc 23,54 . (18) Lc 23,56 .  (19) Lc 24,1 .  In Lc : 5 vormen in 7 hoofdstukken en in 19 verzen .

  sabbaton (sabbat)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
5 gen. onz. mv. sabbatôn  44  34  10     

    Mt Mc Lc Joh syn.  ev. 
5 gen. onz. mv. sabbatôn  1 : Mt 28,1 . 1 : Mc 16,2 . 2 : (1) Lc 4,16 . (2) Lc 24,1 2 : (1) Joh 20,19 . (2) Joh 20,19 4 : 6 : (1) Mt 24,20 // Mc 16,2 (// Lc 24,1 // Joh 20,1

-

Lc 24,1.2. - 5. τῃ μιᾳ των σαββατων = tè(i) mia(i) tôn sabbatôn (op de eerste van de week / het wekenfeest) . NT (4) : (1) Lc 24,1 . (2) Joh 20,1 . (3) Joh 20,19 . (4) Hnd 20,7 . Duidt de tijdsaanduiding bij het begin van het vers de eerste dag van de week of de eerste dag van het Wekenfeest aan ? Ze duidt in ieder geval een nieuw begin aan . Dat is de ervaring van de eerste volgelingen van Jezus . Ze hebben met Jezus iets nieuws ervaren en hij staat aan het begin van een nieuwe beweging . We zijn ook in de week van de ongedesemde broden , uitdrukking van een nieuw begin . Met het krieken van de ochtend is de overgang - pathein (lijden, ondergaan) - voorbij .

Lc 24,1.6. gen. mann. enk. ορθρου = orthrou (des morgens = 's morgens) van het zelfst. naamw. ορθρος = orthros (ochtendschemering, morgen) . Taalgebruik in het NT : orthros (ochtendschemering, morgen) . Taalgebruik in de LXX : orthros (ochtendschemering, morgen) . Taalgebruik in Lc : orthros (ochtendschemering, morgen) . Bijbel (15) . LXX (13) . NT (2) : (1) Lc 24,1 . Dit is de enigste vorm in Lc . (2) Joh 8,2 .
- שָׁחַר = sjachar (morgenrood, dageraad) . Taalgebruik in Tenakh : sjachar (morgenrood, dageraad) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , het = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 49 (7²) OF 508 (2² X 127) . Structuur : 3 - 8 - 2 . De som van de elementen is telkens 4 .
- הַשָּׁחַר = hasjsjachar (het morgenrood, de dageraad) < prefix bepaald lidw. ha + שָׁחַר = sjachar (morgenrood, dageraad) . Taalgebruik in Tenakh : sjachar (morgenrood, dageraad) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , het = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 49 (7²) OF 508 (2² X 127) . Structuur : 3 - 8 - 2 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (10) : (1) Gn 19,15 . (2) Gn 32,25 . (3) Gn 32,27 . (4) Joz 6,15 . (5) Joz 13,19 . (6) Joz 19,25 . (7) 1 S 9,26 . (8) Jon 4,7 . (9) Ps 22,1 . (10) Neh 4,15 .

Lc 24,1.7. bijwoord batheôs van het bijvoegl. naamw. bathus (diep, hoog) . Taalgebruik in het N.T. : bathus (diep, hoog) . Taalgebruik in Lc : bathus (diep, hoog) . Lc (1) Lc 24,1 . Dit is de enigste vorm in Lc .

Lc 24,1.8. επι = epi (op, bij) . Afkortingen : επ' = ep' en εφ' = ef' . Taalgebruik in het NT : epi (op, bij) . Taalgebruik in de LXX : epi (op, bij) . Taalgebruik in Lc : epi (op, bij) . Ned. op .
Lc (104 + 25 + 20 = 149) . Lc 24 (6) . epi (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,47 . Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297) , in het NT (878) .

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

- Lat. ad . Fr. à . E. at . Ned. op , naar, bij . D. bei .

Lc 24,1.9. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamw. il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

Lc 24,1.8. - 9. επι το = = epi to . Lc (10) : (1) Lc 4,9 . (2) Lc 5,19 . (3) Lc 5,27 . (4) Lc 10,34 . (5) Lc 15,4 . (6) Lc 17,35 . (7) Lc 24,1 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 .

Lc 24,1.10. nom. + acc. onz. enk. μνημα = mnèma (aandenken, gedenkteken) . Taalgebruik in het NT : mnèma (aandenken, gedenkteken) . Taalgebruik in de LXX : mnèma (aandenken, gedenkteken) . Taalgebruik in Lc : mnèma (aandenken, gedenkteken) . Een vorm van μνημα = mnèma in de LXX (20) , in het NT (10) , in Lc (3) : (1) Lc 8,27 . (2) Lc 23,53 . (3) Lc 24,1 . In Lc : 3 vormen in 3 hoofdstukken en in 3 verzen . De enkelv.-vorm in Lc 23,53 (εν μνηματι = en mnèmati = in een graf, aandenken) en in Lc 24,1 (επι το μνημα = epi to mnèma = op / naar het graf, aandenken) . Deze twee teksten verwijzen naar elkaar .
-

mnèma (aandenken) . Taalgebruik in het N.T. : mnèma (aandenken, gedenkteken) . Taalgebruik in Lc : mnèma (aandenken) . Lc (1) Lc 24,1 . Een vorm van mnèma (aandenken) in Lc in 3 verzen : (1) Lc 8,27 . (2) Lc 23,53 . (3) Lc 24,1 . In Lc : 3 vormen in 3 hoofdstukken en in 3 verzen . De enkelv.-vorm in Lc 23,53 (en mnèmati = in een graf, aandenken) en in Lc 24,1 (epi to mnèma = op / naar het graf, aandenken) . Deze twee teksten verwijzen naar elkaar . Een vorm van mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 3 verzen .

Lc 24,1.8. - 10. epi to mnèma (op / naar het aandenken) . Hapax in Lc .
- epi to mnèmeion (op / naar het gedenkteken) . Lc (3) : (1) Lc 24,12 . (2) Lc 24,22 . (3) Lc 24,24 .

Lc 24,1.11. ind. aor. 3de pers. mv. èlthon (zij gingen) van het werkw. erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het N.T. : erchomai (gaan, komen) .
Lc (11) : (1) Lc 1,59 . (2) Lc 2,44 . (3) Lc 3,12 . (4) Lc 4,42 . (5) Lc 5,7 . (6) Lc 6,18 . (7) Lc 8,35 . (8) Lc 12,49 . (9) Lc 23,33 . (10) Lc 24,1 . (11) Lc 24,23 . Een vorm van erchomai (gaan, komen) in Lc in 98 verzen , in Lc 24 in 2 verzen : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,23 . In Lc : X vormen in 24 hoofdstukken en in 98 verzen .

Lc 24,1.8. - 11. epi to mnèma èlthon (naar het aandenken gingen zij) . Variante lezing : èlthon epi to mnèma (zij gingen naar het aandenken) . Parallelle lezing in Lc 23,56b : hèsuchasan kata tèn entolèn (zij rustten volgens het voorschrift) .

Lc 24,1.12. act. part. praes. nom. vr. mv. φερουσαι = ferousai (dragende) van het werkw. φερω = ferô (voeren, dragen, brengen) . Taalgebruik in het NT : ferô (voeren, dragen) . Taalgebruik in de LXX : ferô (voeren, dragen) . Taalgebruik in Lc : ferô (voeren, dragen) . Bijbel = Lc (1) Lc 24,1 . Een vorm van φερω = ferô (voeren, dragen, brengen) in de LXX (290) , in het NT (68) , in Lc (4) : (1) Lc 5,18 . (2) Lc 15,23 . (3) Lc 23,26 . (4) Lc 24,1 . In Lc : 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 4 verzen . In de LXX kan een vorm van φερω = ferô (voeren, dragen, brengen) de vertaling van 31 Hebreeuwse (werk)woorden zijn .

Lc 24,1.13. nom. + acc. onz. mv. ha . Betrekk. voornaamw. hos , hè , ho (die, dat) . Taalgebruik in het N.T. : betrekkelijk voornaamwoord . Taalgebruik in Lc : betrekkelijk voornaamwoord . Lc (9) : (1) Lc 6,46 . (2) Lc 7,22 . (3) Lc 7,32 . (4) Lc 10,23 . (5) Lc 10,24 . (6) Lc 12,12 . (7) Lc 12,20 . (8) Lc 21,6 . (9) Lc 24,1 .

Lc 24,1.14. act. ind. aor. 3de pers. mv. ètoimasan van het werkw. hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) . Taalgebruik in het N.T. : hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) . Taalgebruik in Lc : hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) . Lc (3) : (1) Lc 22,9 . (2) Lc 23,56 .  (3) Lc 24,1 .  Een vorm van ἑτοιμαζω = hetoimazô (gereed maken, voorbereiden) in Lc in 14 verzen : (1) Lc 1,17 . (2) Lc 1,76 . (3) Lc 2,31 . (4) Lc 3,4 . (5) Lc 9,52 . (6) Lc 12,20 . (7) Lc 12,47 . (8) Lc 17,8 . (9) Lc 22,8 . (10) Lc 22,9 . (11) Lc 22,12 . (12) Lc 22,13 . (13) Lc 23,56 . (14) Lc 24,1 . In Lc : 7 vormen in 9 hoofdstukken en in 14 verzen .

Lc 24,1.15. nom. + acc. onz. mv. arômata van het zelfst. naamw. arôma (welriekend kruid , specerij) . Taalgebruik in het N.T. : arôma (welriekend kruid , specerij) . Taalgebruik in Lc : arôma (welriekend kruid , specerij) . Lc (2) : (1) Lc 23,56 . (2) Lc 24,1 . Dit is de enigste vorm in Lc .

Lc 24,1.14. - 15. hètoimasan arômata (zij bereidden welriekende kruiden) . Lc (2) : (1) Lc 23,56 . (2) Lc 24,1 . In Lc 23,56 bereidden de vrouwen de kruiden , in Lc 24,1 droegen ze de kruiden mee wanneer ze naar het aandenken gingen . De twee verzen volgen op elkaar en sluiten bij elkaar aan .

Lc 24,2 - Lc 24,2 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:2 euron de ton lithon apokekulismenon apo tou mnèmeiou  2 et invenerunt lapidem revolutum a monumento  2 Nu vonden ze de steen weggewenteld van de grafkamer.   Zij vonden de steen weggerold van het graf,   [2] Ze vonden de steen weggerold van het graf  . [2] Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold,  2 Maar ze vinden de steen weggewenteld van het graf,   2. Elles trouvèrent la pierre roulée de devant le tombeau,  

Statenvertaling . 2 En zij vonden den steen afgewenteld van het graf
King James Bible . [2] And they found the stone rolled away from the sepulchre.
Luther-Bibel . 2 Sie fanden aber den Stein weggewälzt von dem Grab

Tekstuitleg van Lc 24,2 . Het vers Lc 24,2 telt 8 (2³) woorden en 44 (2² X 11) letters . De getalwaarde van Lc 24,2 is 3818 (2 X 23 X 83) . Bij de graflegging was er bij Lucas geen sprake van het rollen van een steen voor het 'graf' . Lc 24,2 veronderstelt dit wel . De klemtoon gaat naar het lichaam van Jezus .

Lc 24,2.1. act. ind. aor. 1ste pers. enk. of 3de pers. mv. εὑρον = heuron (ik vond of zij vonden) van het werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) . Taalgebruik in het NT : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in de Septuaginta : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Lc : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Hnd : heuriskô (vinden) . Pentateuch (9) : (1) Gn 11,2 . (2) Gn 18,3 . (3) Gn 26,19 . (4) Gn 30,27 . (5) Gn 33,15 . (6) Gn 38,22 . (7) Gn 50,4 . (8) Ex 16,27 . (9) Nu 15,32 . NT (32) . Mt (4) : (1) Mt 8,10 . (2) Mt 22,10 . (3) Mt 26,60 . (4) Mt 27,32 . Mc (3) : (1) Mc 1,37 . (2) Mc 11,4 . (3) Mc 14,16 . Lc (14) : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 7,9 . (3) Lc 7,10 . (4) Lc 8,35 . (5) Lc 15,6 . (6) Lc 15,9 . (7) Lc 19,32 . (8) Lc 22,13 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 23,22 . (11) Lc 24,2 . (12) Lc 24,3 . (13) Lc 24,24 . (14) Lc 24,33 . Een vorm van εὑρισκω = heuriskô (vinden) in de LXX (613) , in het NT (176) , in Lc (45) . In Lc : 17 vormen in 18 / 24 hoofdstukken en 45 verzen . In Hnd : X vormen in 17 hoofdstukken en 33 verzen . In de LXX kan een vorm van εὑρισκω = heuriskô (vinden) de vertaling van 20 verschillende Hebreeuwse (werk)woorden zijn .

  heuriskô  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. mv. heuron   92  60  32  14    11      21  21     

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  16.  17.  18. 
  heuriskô    Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 15 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 22 Lc 23 Lc 24
1.  act. ind. praes. 3de pers. enk. heuriskei                   (1) Lc 11,10 . (2) Lc 11,25 .                    
2.  act. ind. praes. 1ste pers. enk. heuriskô                       (1) Lc 13,7 .             (2) Lc 23,4 .    
3.  act. ind. imperf. 3de pers. mv. heuriskon                  (1) Lc 11,24 .             (2) Lc 19,48 .        
4.  act. ind. fut. 3de pers. enk. heurèsei                     (1) Lc 12,37 . (2) Lc 12,43 .         (3) Lc 18,8 .          
5.  act. ind. fut. 2de pers. mv. heurèsete    (1) Lc 2,12 .               (2) Lc 11,9 .             (3) Lc 19,30 .        
6.  act. ind. aor. 3de pers. enk. heuren      (1) Lc 4,17 .                 (2) Lc 13,6 .           (3) Lc 22,45 .      
7.  act. ind. aor. 2de pers. enk. heures   Lc (1) Lc 1,30 .                                  
8.  act. ind. aor. 1ste pers. enk. of 3de pers. mv. heuron   14    (1) Lc 2,46 .       (2) Lc 7,9 . (3) Lc 7,10 . (4) Lc 8,35 .         (5) Lc 15,6 . (6) Lc 15,9     (7) Lc 19,32 . (8) Lc 22,13 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 23,22 . (11) Lc 24,2 . (12) Lc 24,3 . (13) Lc 24,24 . (14) Lc 24,33 .        
9.  act. ind. aor. 1ste pers. mv. heuramen                                 (1) Lc 23,2  
10.  act. conj. aor. 3de pers. enk. heurè(i)                     (1) Lc 12,38 .     (2) Lc 15,4 . (3) Lc 15,8            
11.  act. conj. aor. 3de pers.mv. heurôsin           (1) Lc 6,7 .     (2) Lc 9,12 . () Lc 11,54 .                    
12.  act. part. aor. nom. mann. enk. heurôn                       (1) Lc 15,5            
13.  act. part. aor. nom. vr. enk. heurousa                         (1) (6) Lc 15,9 .               
14.  act. part. aor. nom. mann. mv. heurontes    (1) Lc 2,45   (2) Lc 5,19 .                              
15.  act. part. aor. nom. vr. mv. heurousai                                    (1) Lc 24,23 .  
16.  pass. ind. aor. 3de pers. enk. heurethè  3               (1) Lc 9,36 .         (2) Lc 15,24 . (3) Lc 15,32 .              
17.  pass. ind. aor. 3de pers. mv. heurethèsan                         (1) Lc 17,18 .          
    45  5   3  

- Verder bekijken Ex 33,17 : want jij hebt genade gevonden .
- Hebreeuws . act. qal perf. 3de pers. mann. mv. מָצָאוּ / מָצְאוּ = mâtsâ´û / mâtsë´û (zij vonden) van het werkw. מָצָא = mâtsâ´ (vinden) . Taalgebruik in Tenakh : mâtsâ´ (vinden) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 32 ( 2² X 2³) of 131 . Structuur : 4 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (10) : (1) Ex 15,22 . (2) Ex 16,27 . (3) Joz 2,22 . (4) Re 21,14 . (5) 1 S 9,4 . (6) 2 S 17,20 . (7) 2 K 9,35 . (8) Ps 76,6 . (9) Neh 5,8 . (10) Ps 107,4 . Een vorm van מָצָא = mâtsâ´ (vinden) in 403 verzen .
- וַיִּמְצְאוּ = wajjimëtsë´û (en zij vonden) < prefix verbindingswoord wa (consecuitivum) + act. qal imperef. 3de pers. mann. mv. van het werkw. מָצָא = mâtsâ´ (vinden) . Taalgebruik in Tenakh : mâtsâ´ (vinden) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 32 ( 2² X 2³) of 131 . Structuur : 4 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (13) : (1) Gn 11,2 . (2) Gn 26,19 . (3) Nu 15,32 . (4) Re 1,5 . (5) Re 21,12 . (6) 1 S 30,11 . (7) 1 S 31,8 . (8) 1 K 1,3 . (9) Jr 41,12 . (10) Neh 8,14 . (11) 1 Kr 4,40 . (12) 1 Kr 10,8 . (13) 2 Kr 20,25 .
- Lat. invenire . Fr. trouver . Du latin populaire *tropare (« composer, inventer un air » d’où « composer un poème », puis « inventer, découvrir »), dérivé de tropus (« figure de rhétorique » ? voir trope). Website : http://fr.wiktionary.org/wiki/trouver . Ned. vinden . D. finden . E. to find .
- Meer dan de andere evangelisten gebruikt Lucas het werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) .

Lc 24,2.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Lc (478 + 5 = 483) . In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,5 . (5) Lc 24,10 . (6) Lc 24,12 . Hetzelfde onderwerp als in Lc 24,1 . De vrouwen hadden wellicht niet verwacht dat de steen zou weggerold zijn . Er is dus een bepaalde tegenstelling , vandaar de (echter) .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  73 50  23  12      19  20 
Totaal 6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

de (echter)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
de (478) 17  11  13  18  15  23  37  36  21  22  26  13  16  15  11  26  16  22  14  35  34  20 
d' (5)                                        
483 17  11  13  18  15  23  37  37  23  22  26  13  16  15  12  26  16  23  14  35  34  20 
1151 verzen  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
  80  52  38  44  39  49  50  56  62  42  54  59  35  35  32  31  37  43  48  47  38  71  56  53 

Lc 24,2.3. bep. lidw. acc. mann. enk. ton van het bep. lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamw. il-lum , il-lam) . Lc (191) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,46 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,53 .

Lc 24,2.4. acc. mann. enk. λιθον = lithon (steen) van het zelfst. naamw. λιθος = lithos (steen) . Taalgebruik in het NT : lithos (steen) . Taalgebruik in de LXX : lithos (steen) . Taalgebruik in Lc : lithos (steen) . Bijbel (81) . OT (57) . NT (24) . Lc (5) : (1) Lc 4,11 . (2) Lc 19,44 . (3) Lc 20,17 . (4) Lc 20,18 . (5) Lc 24,2 . Een vorm van λιθος = lithos in de LXX (306) , in het NT (58) , in Lc in 13 verzen : (1) Lc 3,8 . (2) Lc 4,3 . (3) Lc 4,11 . (4) Lc 11,11 . (5) Lc 17,2 . (6) Lc 19,40 . (7) Lc 19,44 . (8) Lc 20,17 . (9) Lc 20,18 . (10) Lc 21,5 . (11) Lc 21,6 . (12) Lc 22,41 . (13) Lc 24,2 . In Lc : 7 vormen in 9 hoofdstukken en 13 verzen .
- Hebreeuws . אֶבֶן = ´èbhèn (steen) . Taalgebruik in Tenakh : ´èbhèn (steen) . Getalwaarde : aleph = 1 , ben = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 17 OF 53 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (67) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (16) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (23) .
- Lat. lapis . Ned. steen . E. stone . D. Stein . Fr. pierre .

Lc 24,2.3. - 4. Een vorm van het zelfst. naamw. λιθος = lithos (steen) met het bepaald lidw. komt overeen met הָאֶבֶן = hâ´èbhèn (de steen) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶבֶן = ´èbhèn (steen) . Taalgebruik in Tenakh : ´èbhèn (steen) . Getalwaarde : aleph = 1 , ben = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 17 OF 53 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (19) : (1) Gn 28,18 . (2) Gn 29,3 (2X) . (3) Gn 29,8 . (4) Gn 29,10 . (5) Ex 24,12 . (6) Ex 28,10 . (7) Joz 24,27 . (8) 1 S 4,1 . (9) 1 S 6,15 . (10) 1 S 17,49 . (11) 1 S 20,19 . (12) 2 S 20,8 . (13) 2 K 12,13 . (14) Jr 3,9 . (15) Ez 11,19 . (16) Ez 36,26 . (17) Zach 3,9 . (18) Zach 4,7 . (19) Zach 4,10 .
- τον λιθον = ton lithon (de steen) . NT (10) : (1) Mt 21,44 . (2) Mt 27,66 . (3) Mt 28,2 . (4) Mc 16,3 . (5) Lc 20,18 . (6) Lc 24,2 . (7) Joh 8,7 . (8) Joh 11,39 . (9) Joh 11,41 . (10) Joh 20,1 .
- In Lc 24,2 is τον λιθον = ton lithon (de steen) lijdend voorwerp . Dat komt overeen met אֶת הָאֶבֶן = ´èth hâ´èbhèn (de steen) . Tenakh (8) : (1) Gn 28,18 . (2) Gn 29,3 (2X) . (3) Gn 29,8 . (4) Gn 29,10 . (5) Jr 3,9 . (6) Ez 36,26 . (7) Zach 4,7 . (8) Zach 4,10 .

Lc 24,2.5. pass. part. perf. acc. mann. enk. αποκεκυλισμενον = apokekulismenon (weggerold) van het werkw. αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) . Zie het werkw. κυλιω = kuliô (rollen, wentelen) . Taalgebruik in de Bijbel : kuliô (rollen) . Bijbel (1) : Lc 24,2 . Een vorm van αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) in de LXX (4) : (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 . (3) Gn 29,10 . (4) Jdt 13,9 , in het NT (4) :
(1) Mt 28,2 : act. ind. aor. 3de pers. enk. απεκυλισεν = apekulisen (hij rolde weg) .
(2) Mc 16,3 : act. ind. fut. 3de pers. enk. αποκυλισει = apokulisei (hij zal wegrollen) .
(3) Mc 16,4 : pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισται = apokekulistai (hij is weggerold) .
(4) Lc 24,2 : pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισμενον = apokekulismenon (weggerold) .
- Hebreeuws . גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) . Taalgebruik : gâlal (rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 3 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 .
- Lat. revolvere . Ned. wegrollen, wegwentelen . Fr. rouler . E. to roll away . D. walzen . Arabisch : لَفَّ = laffa (rollen) . Taakgebruik in de Qoran : laffa (rollen) .
- Zie Gn 29,1-11 . In dit verhaal geeft Jakob de kudde van Rachel , de dochter van Laban , te drinken .
- Het prefix voorzetsel απο = apo van het werkw. versterkt de bepaling die begint met het voorzetsel απο = apo .

Lc 24,2.6. απο = apo (af, van-weg) ; afkorτing απ' = ap' en αφ' = af' . Taalgebruik in het NT : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in de LXX : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in Lc : apo (af , van-weg) .

  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
apo (af, van-weg)   2984 2544 440 82 33 73 19 93 115 25 188  207 
ap'  567  445  122  22  12  32  15  12  26  66  81 
af'  183  141  42    19  10  16 
totaal   3734 3130  604  105  45  114  40  111 160  29   264 304 

Lc (73 + 32 + 9 = 114) . Lc (4 + 4 = 8) . απο = apo (4) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,41 . (6) Lc 24,47 . απ' = ap' : Lc (32) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,31 . (2) Lc 24,51 . αφ' = af' : Lc (9) . Lc 24 (1) Lc 24,21 .

Lc 24,2.7. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bep. lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamw. il-lum , il-lam) . Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

Lc 24,2.8. gen. onz. enk. μνημειου = mnèmeiou van het zelfst. naamw. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in de LXX : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (14) : (1) Gn 23,9 . (2) Gn 35,20 . (3) Gn 49,30 . (4) Gn 50,13 . (5) Mt 27,60 . (6) Mt 28,8 . (7) Mc 15,46 . (8) Mc 16,3 . (9) Mc 16,8 . (10) Lc 24,2 . (11) Lc 24,9 . (12) Joh 12,17 . (13) Joh 20,1 . (14) Joh 20,2 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 8 verzen . Een laatste rustplaats kan op verschillende wijzen worden gemaakt , die als een zichtbaar teken aan de overledene doet denken . Een graf is de rustplaats van de overledene , het 'grafmonument' een gedenkteken voor de overlevenden . In het Grieks : ταφος = tafos (graf) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Een vorm van ταφος = tafos (graf) in de LXX (64) , in het NT (7) .

      1.  2.  3.  
  mnèmeion    Lc 11 Lc 23 Lc 24
1.  nom. + acc. onz. enk. mnèmeion     (1) Lc 23,55 .   (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 .  
2.  gen. onz. enk. mnèmeiou     (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .  
3.   nom. + acc. onz. mv. mnèmeia  (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .      
  Totaal  5

- Hebreeuws . NBS + UBS : הַקֶּבֶר= haqqèbhèr (het graf, de begraafplaats) < bepaald lidw. + קֶבֶר = qèbhèr (graf, begraafplaats) . Zie het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Niet in Tenakh . Een vorm van q-b-r in Tenakh (22) .
- Het Ned. graf en het D. Grab lijken verwantschap te vertonen met het Hebreeuwse qèbhèr , het Arameese qèbhèr / qibërâ´ en het Arabische qabr ; evenwel met omkering van de letters b en r .
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. tombeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβος = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֶבֶר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

7. - 8. του μνημειου = tou mnèmeiou . NT (10/10) : (1) Mt 27,60 . (2) Mt 28,8 . (3) Mc 15,46 . (4) Mc 16,3 . (5) Mc 16,8 . (6) Lc 24,2 . (7) Lc 24,9 . (8) Joh 12,17 . (9) Joh 20,1 . (10) Joh 20,2 .

Lc 24,2.6. - 8. απο του μνημειου = apo tou mnèmeiou (weg van het aandenken) . NT (4) : Mt (1) : Mt 28,8 . Mc (1) : Mc 16,8 . Lc (2) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .

Lc 24,3 - Lc 24,3 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:3 eiselthousai de ouch euron to sôma tou kuriou ièsou 3 et ingressae non invenerunt corpus Domini Iesu  Toen ze echter binnengegaan waren, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. gingen er binnen maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.   [3] en gingen naar binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer* Jezus niet.   [3] en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet.   3 en als ze er binnengaan vinden ze het lichaam van de Heer Jezus niet  3. mais, étant entrées, elles ne trouvèrent pas le corps du Seigneur Jésus. 

Statenvertaling . . 3 En ingegaan zijnde, vonden zij het lichaam van den Heere Jezus niet.
King James Bible . [3] And they entered in, and found not the body of the Lord Jesus.
Luther-Bibel . 3 und gingen hinein und fanden den Leib des Herrn Jesus nicht.

Tekstuitleg van Lc 24,3 . Het vers Lc 24,3 telt 9 (3²) woorden en 42 (2 X 3 X 7) letters . De getalwaarde van Lc 24,3 is 6535 (5 X 1307) .

Lc 24,3.1. part. aor. nom. vr. mv. εισελθουσαι = eiselthousai (binnengegaan) van het werkw. εισερχομαι = eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het NT : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in de LXX : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Mc : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai (binnengaan) . Bijbel (4) : (1) Gn 46,26 . (2) Gn 46,27 . (3) Mc 16,5 . (4) Lc 24,3 . Een vorm van εισερχομαι = eiserchomai in de LXX (700) , in het NT (192) , in Mc (30) , in Lc (50) . Een vorm van εισερχομαι = eiserchomai (binnengaan) in Lc in 47 verzen , in Lc 24 in 3 verzen : (1) Lc 24,3 . (2) Lc 24,26 .  (3) Lc 24,29 .  In Lc : 16 vormen in 17 hoofdstukken en in 47 verzen .

      1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
      Lc 1 Lc 4 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 21 Lc 22 Lc 24
1. eiserchesthôsan                               (1) Lc 21,21 .      
2. conj. praes. 2de pers. mv. eiserchèsthe             (1) Lc 10,8 .                      
3. part. praes. gen. mann. + onz. enk.  eiserchomenou                       (1) Lc 17,12 .            
4. part. praes. acc. mann. mv. eiserchomenous                (1) Lc 11,52 .                    
5. ind. aor. 3de pers. enk. eisèlthen  12 (1) Lc 1,40 .   (2) Lc 4,16 . (3) Lc 4,38 .   (4) Lc 6,4 .   (5) Lc 7,1 .   (6) Lc 8,30 .   (7) Lc 9,46 (8) Lc 10,38 .           (9) Lc 17,27 .     (10) Lc 19,7 .     (11) Lc 22,3 .   (12) Lc 24,29 .  
6. ind. aor. 2de pers. mv. eisèlthate                 (1) Lc 11,52 .                    
7. ind. aor. 3de pers. mv. eisèlthon        (1) Lc 7,44 . (2) Lc 7,45 .   (3) Lc 8,33 .   (4) Lc 9,52 .                        
8. inf. aor. eiselthein  11      (1) Lc 6,6   (2) Lc 8,32 . (3) Lc 8,41 . (4) Lc 8,51 .   (5) Lc 9,34 .       (6) Lc 13,24 .   (7) Lc 14,23 .   (8) Lc 15,28 .     (9) Lc 18,25 .       (10) Lc 22,40 .   (11) Lc 24,26 .  
9. conj. aor. 3de pers. enk. eiselthè(i)                         (1) Lc 18,17 .          
10. conj. aor. 2de pers. enk. eiselthè(i)s         (1) Lc 7,6 .                            
11. conj. aor. 2de pers. mv. eiselthète             (1) Lc 9,4 .   (2) Lc 10,5 . (3) Lc 10,10 .                   (4) Lc 22,46 .    
12. part. aor. nom. mann. enk. eiselthôn  6 (1) Lc 1,9 . (2) Lc 1,28 .       (3) Lc 7,36 .         (4) Lc 11,37 .             (5) Lc 19,1 . (6) Lc 19,45      
13. part. aor. dat. mann. enk. eiselthonti                         (1) Lc 17,7 .            
14. part. aor. acc. mann. enk. eiselthonta                (1) Lc 11,26 .                    
15. part. aor. nom. vr. mv. eiselthousai                                  (1) Lc 24,3 .
16. part. aor.  gen. mann. mv. eiselthontôn                               (1) Lc 22,10 .    
    47

- prefix verbindingswoord wa (consecutivum) + act. ind. imperf. 3de pers. vr. mv. וָתָּבֹאנָה = waththâbho´nâh (en zij gingen) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (4) : (1) Gn 41,21 . (2) Ex 2,16 . (3) Ex 2,18 . (4) Js 48,3 .
- Lat. intro-ire (binnengaan) . F. entrer . E. to enter . Ned. binnengaan . D. eingehen .

Lc 24,3.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Lc (478 + 5 = 483) . In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,5 . (5) Lc 24,10 . (6) Lc 24,12 . Hetzelfde onderwerp als in Lc 24,1 . De vrouwen hadden wellicht niet verwacht dat de steen zou weggerold zijn . Er is dus een bepaalde tegenstelling , vandaar de (echter) .

de (echter)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
de  6210 3754 2456 421 149 478 203 490 708 7 1048  1251 
d'  73 50  23  12      19  20 
Totaal 6283 3804 2479 433 151 483 204 490 711 7 1067 1271

de (echter)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
de (478) 17  11  13  18  15  23  37  36  21  22  26  13  16  15  11  26  16  22  14  35  34  20 
d' (5)                                        
483 17  11  13  18  15  23  37  37  23  22  26  13  16  15  12  26  16  23  14  35  34  20 
1151 verzen  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
  80  52  38  44  39  49  50  56  62  42  54  59  35  35  32  31  37  43  48  47  38  71  56  53 

Lc 24,3.3. ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch (niet) OF betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (οὑ = hou) . Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in de LXX : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 1 (2 + 5 = 7) . ου = ou . Lc (84) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ουκ = ouk . Lc (92) . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ουχ = ouch : Lc 24 (1) Lc 24,3 .

ou (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
ou   3068  2321  747  97  42  84  113  68  313  30  223  336 
ouk  3499  2752  747  93  66  92  137  56  274  29  251  388 
ouch  452  351  101  20  49  20  40 
Totaal  7019 5424 1595 197 114 183 270 132 636 63 494 764

ou (niet)  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
ou  / 84 2 1 2 4 2 6 4 5 2 3 5 7 5 5 4 2 1 3 1 3 6 6 2 3
ouk / 92 5 4 1 4 1 4 4 6 6 2 3 9 6 5 1 4 2 4 5 3 2 4 3 4
ouch / 7                     1   2       1   1     1   1
Totaal  / 183 7 5 3 8 3 10 8 11 10 5 9 16 13 10 5 6 4 7 7 6 8 11 5 8

- Hebreeuws . לֹא = lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) . De getalwaarde van לֹא = lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Structuur : 3 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 .
- Fr. ne... pas . E. not . D. nicht .

Lc 24,3.4. act. ind. aor. 1ste pers. enk. of 3de pers. mv. εὑρον = heuron (ik vond of zij vonden) van het werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) . Taalgebruik in het NT : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in de Septuaginta : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Lc : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Hnd : heuriskô (vinden) . Pentateuch (9) : (1) Gn 11,2 . (2) Gn 18,3 . (3) Gn 26,19 . (4) Gn 30,27 . (5) Gn 33,15 . (6) Gn 38,22 . (7) Gn 50,4 . (8) Ex 16,27 . (9) Nu 15,32 . NT (32) . Mt (4) : (1) Mt 8,10 . (2) Mt 22,10 . (3) Mt 26,60 . (4) Mt 27,32 . Mc (3) : (1) Mc 1,37 . (2) Mc 11,4 . (3) Mc 14,16 . Lc (14) : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 7,9 . (3) Lc 7,10 . (4) Lc 8,35 . (5) Lc 15,6 . (6) Lc 15,9 . (7) Lc 19,32 . (8) Lc 22,13 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 23,22 . (11) Lc 24,2 . (12) Lc 24,3 . (13) Lc 24,24 . (14) Lc 24,33 . Een vorm van εὑρισκω = heuriskô (vinden) in de LXX (613) , in het NT (176) , in Lc (45) . In Lc : 17 vormen in 18 / 24 hoofdstukken en 45 verzen . In Hnd : X vormen in 17 hoofdstukken en 33 verzen . In de LXX kan een vorm van εὑρισκω = heuriskô (vinden) de vertaling van 20 verschillende Hebreeuwse (werk)woorden zijn .

  heuriskô  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. mv. heuron   92  60  32  14    11      21  21     

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  16.  17.  18. 
  heuriskô    Lc 1 Lc 2 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 15 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 22 Lc 23 Lc 24
1.  act. ind. praes. 3de pers. enk. heuriskei                   (1) Lc 11,10 . (2) Lc 11,25 .                    
2.  act. ind. praes. 1ste pers. enk. heuriskô                       (1) Lc 13,7 .             (2) Lc 23,4 .    
3.  act. ind. imperf. 3de pers. mv. heuriskon                  (1) Lc 11,24 .             (2) Lc 19,48 .        
4.  act. ind. fut. 3de pers. enk. heurèsei                     (1) Lc 12,37 . (2) Lc 12,43 .         (3) Lc 18,8 .          
5.  act. ind. fut. 2de pers. mv. heurèsete    (1) Lc 2,12 .               (2) Lc 11,9 .             (3) Lc 19,30 .        
6.  act. ind. aor. 3de pers. enk. heuren      (1) Lc 4,17 .                 (2) Lc 13,6 .           (3) Lc 22,45 .      
7.  act. ind. aor. 2de pers. enk. heures   Lc (1) Lc 1,30 .                                  
8.  act. ind. aor. 1ste pers. enk. of 3de pers. mv. heuron   14    (1) Lc 2,46 .       (2) Lc 7,9 . (3) Lc 7,10 . (4) Lc 8,35 .         (5) Lc 15,6 . (6) Lc 15,9     (7) Lc 19,32 . (8) Lc 22,13 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 23,22 . (11) Lc 24,2 . (12) Lc 24,3 . (13) Lc 24,24 . (14) Lc 24,33 .        
9.  act. ind. aor. 1ste pers. mv. heuramen                                 (1) Lc 23,2  
10.  act. conj. aor. 3de pers. enk. heurè(i)                     (1) Lc 12,38 .     (2) Lc 15,4 . (3) Lc 15,8            
11.  act. conj. aor. 3de pers.mv. heurôsin           (1) Lc 6,7 .     (2) Lc 9,12 . () Lc 11,54 .                    
12.  act. part. aor. nom. mann. enk. heurôn                       (1) Lc 15,5            
13.  act. part. aor. nom. vr. enk. heurousa                         (1) (6) Lc 15,9 .               
14.  act. part. aor. nom. mann. mv. heurontes    (1) Lc 2,45   (2) Lc 5,19 .                              
15.  act. part. aor. nom. vr. mv. heurousai                                    (1) Lc 24,23 .  
16.  pass. ind. aor. 3de pers. enk. heurethè  3               (1) Lc 9,36 .         (2) Lc 15,24 . (3) Lc 15,32 .              
17.  pass. ind. aor. 3de pers. mv. heurethèsan                         (1) Lc 17,18 .          
    45  5   3  

- Verder bekijken Ex 33,17 : want jij hebt genade gevonden .
- Hebreeuws . act. qal perf. 3de pers. mann. mv. מָצָאוּ / מָצְאוּ = mâtsâ´û / mâtsë´û (zij vonden) van het werkw. מָצָא = mâtsâ´ (vinden) . Taalgebruik in Tenakh : mâtsâ´ (vinden) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 32 ( 2² X 2³) of 131 . Structuur : 4 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (10) : (1) Ex 15,22 . (2) Ex 16,27 . (3) Joz 2,22 . (4) Re 21,14 . (5) 1 S 9,4 . (6) 2 S 17,20 . (7) 2 K 9,35 . (8) Ps 76,6 . (9) Neh 5,8 . (10) Ps 107,4 .
- וַיִּמְצְאוּ = wajjimëtsë´û (en zij vonden) < prefix verbindingswoord wa (consecuitivum) + act. qal imperef. 3de pers. mann. mv. van het werkw. מָצָא = mâtsâ´ (vinden) . Taalgebruik in Tenakh : mâtsâ´ (vinden) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 32 ( 2² X 2³) of 131 . Structuur : 4 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (13) : (1) Gn 11,2 . (2) Gn 26,19 . (3) Nu 15,32 . (4) Re 1,5 . (5) Re 21,12 . (6) 1 S 30,11 . (7) 1 S 31,8 . (8) 1 K 1,3 . (9) Jr 41,12 . (10) Neh 8,14 . (11) 1 Kr 4,40 . (12) 1 Kr 10,8 . (13) 2 Kr 20,25 .
- Lat. invenire . Fr. trouver . Du latin populaire *tropare (« composer, inventer un air » d’où « composer un poème », puis « inventer, découvrir »), dérivé de tropus (« figure de rhétorique » ? voir trope). Website : http://fr.wiktionary.org/wiki/trouver . Ned. vinden . D. finden . E. to find .
- Meer dan de andere evangelisten gebruikt Lucas het werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) .

Lc 24,3.3. - 4. ουχ εὑρον = ouch heuron (zij vonden niet) . NT (3) : (1) Mt 26,60 . (2) Lc 24,3 . (3) Hnd 5,22 .
- μη εὑροντες = mè heurontes (niet gevonden) . (1) Lc 2,45 . (2) Lc 5,19 . (3) Hnd 17,6 .
- μη εὑρουσαι = mè heurousai (niet gevonden) : Lc 24,23 .
- μη = mè (niet) + een vorm van het werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) . Lc (4) : (1) Lc 2,45 . (2) Lc 5,19 . (3) Lc 11,24 . (4) Lc 24,23 . ουχ = ouch (niet) + een vorm van het werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) . Lc (5) : (1) Lc 13,6 . (2) Lc 13,7 . (3) Lc 17,18 . (4) Lc 19,48 . (5) Lc 24,3 .

Lc 24,3.5. bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

Lc 24,3.6. nom. + acc. onz. enk. σωμα = sôma (lichaam) . Taalgebruik in het NT : sôma (lichaam) . Taalgebruik in de Septuaginta : sôma (lichaam) . Taalgebruik in Lc : sôma (lichaam) . Taalgebruik in Hnd : sôma (lichaam) . Bijbel (118) . OT (55) . NT (63) . Lc (10) : (1) Lc 11,34 . (2) Lc 11,36 . (3) Lc 12,4 . (4) Lc 12,23 . (5) Lc 17,37 . (6) Lc 22,19 . (7) Lc 23,52 . (8) Lc 23,55 . (9) Lc 24,3 . (10) Lc 24,23 . Een vorm van σωμα = sôma (lichaam) in de LXX (136) , in het NT (142) , in Lc (11) : (1) Lc 11,34 . (2) Lc 11,36 . (3) Lc 12,4 . (4) Lc 12,22 . (5) Lc 12,23 . (6) Lc 17,37 . (7) Lc 22,19 . (8) Lc 23,52 . (9) Lc 23,55 . (10) Lc 24,3 . (11) Lc 24,23 . In Lc : 3 vormen in 6 hoofdstukken en 11 verzen . In Lc : 3 vormen in 6 / 24 hoofdstukken en 11 verzen . In Hnd : 1 vorm in 1 vers in 1 / 28 hoofdstukken .

      1.  2.  3.  4.  5.  6. 
    Lc  Lc 11 Lc 12 Lc 17 Lc 22 Lc 23 Lc 24
1.  nom. + acc. onz. enk. sôma   10  (1) Lc 11,34 .  (2) Lc 11,36 (3) Lc 12,4 .  (4) Lc 12,23 (5) Lc 17,37   (6) Lc 22,19 . (7) Lc 23,52 .  (8) Lc 23,55 (9) Lc 24,3 .  (10) Lc 24,23 .
2.  gen. onz. enk. sômatos   (1) Lc 11,34 .            
3.   dat. onz. enk. sômati     (1) Lc 12,22 .          
  Totaal   '11' 

- Hebreeuws . בָּשָׂר = bâshâr (vlees, lichaam) . Taalgebruik in Tenakh : bâshâr (vlees, lichaam) . Getalwaarde : beth = 2 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 43 (17 + 26) OF 502 (2 X 251) . Structuur : 2 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (66) .
- Lat. corpus . Fr. corps . Ned. lichaam . D. Leib . E. body . Arabisch : بَدَن = badan (lichaam) . Taalgebruik in de Qoran : badan (lichaam) .

4. - 5. το σωμα = to sôma (het lichaam) . NT (53) . Lc (10/10) , zie hoger .

Lc 24,3.4. - 6. Een vorm van hert werkw. εὑρισκω = heuriskô (vinden) en het zelfst. naamw. σωμα = tsôma (lichaam) in Lc (2) : (1) Lc 24,3 : ouch heuron to sôma tou kuriou ièsou (zij vonden niet het lichaam van de Heer Jezus) . (2) Lc 24,23 : mè heurousai to sôma autou (niet gevonden zijn lichaam) .

Lc 24,3.7. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

4. - 6. το σωμα του = to sôma tou (het lichaam van) . NT (11) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 27,58 . (3) Mc 15,43 . (4) Lc 12,23 . (5) Lc 23,52 . (6) Lc 24,3 . (7) Joh 19,38 . (8) . (9) . (10) . (11) .

Lc 24,3.8. gen. mann. enk. kuriou (van de heer) van het zelfst. naamw. kurios (heer) . Taalgebruik in het N.T. : kurios (heer) . Taalgebruik in Lc : kurios (heer) . Hebr. JHWH of ´ädonaj . Lat. dominus . Lc (26) . Lc 24 (1) Lc 24,3 . Een vorm van kurios (heer) in Lc (99) , in Lc 24 in 2 verzen : (1) Lc 24,3 . (2) Lc 24,34 . In Lc : een vorm van kurios (heer) in het enkelv. in 5 vormen , in 20 hoofdstukken en in 99 verzen .

Lc 24,3.9. voc. + gen. + dat. mann. enk. Ièsou (Jezus) van de eigennaam ièsous (Jezus) . Taalgebruik in het N.T. : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Lc : Ièsous (Jezus) . Lc (18) : (1) Lc 3,21 . (2) Lc 3,29 . (3) Lc 4,34 . (4) Lc 5,8 . (5) Lc 5,19 . (6) Lc 6,11 . (7) Lc 7,3 . (8) Lc 8,28 . (9) Lc 8,35 . (10) Lc 8,41 . (11) Lc 17,13 . (12) Lc 18,38 . (13) Lc 22,47 . (14) Lc 23,26 . (15) Lc 23,42 . (16) Lc 23,52 . (17) Lc 24,3 . (18) Lc 24,19 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Lc in 87 verzen , in Lc 24 (3) : (1) Lc 24,3 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,19 . In Lc : 3 vormen in 19 hoofdstukken en in 87 verzen .

Lc 24,3.8. - 9. kuriou Ièsou (van de Heer Jezus) . Slechts in één vers in de evangelies : Lc 24,3 .

5. - 9. het lichaam van...
- Lc 23,52 : to sôma tou ièsou = het lichaam van Jezus . - Lc 24,3 : to sôma tou kuriou ièsou = het lichaam van de Heer Jezus .
- Lc 23,55 en Lc 24,23 : to sôma autou = zijn lichaam .
In Lc 23,52 is er sprake over het gestorven lichaam van Jezus aan het kruis , in Lc 23,55 over het gestorven lichaam van Jezus dat in een graf wordt gelegd , in Lc 24,3 en Lc 24,23 over het verheerlijkte lichaam .

Lc 24,4 - Lc 24,4 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:4 kai egeneto en tô aporeisthai autas peri toutou kai idou andres duo epestèsan autais en esthèti astraptousè  4 et factum est dum mente consternatae essent de isto ecce duo viri steterunt secus illas in veste fulgenti  4 En het gebeurde, terwijl ze hierover in verwarring raakten, en zie, twee mannen stonden plots bij hen in een bliksemwit kleed. Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed.  [4] Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Opeens stonden er twee mannen voor hen in stralend witte kleren.  [4] Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen.   . 4 En het geschiedt, als ze daarmee niet verder weten te gaan zie, daar staan twee mannen bij hen in blinkend gewaad;  4. Et il advint, comme elles en demeuraient perplexes, que deux hommes se tinrent devant elles, en habit éblouissant. 

Statenvertaling . 4 En het geschiedde, als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen.
King James Bible . [4] And it came to pass, as they were much perplexed thereabout, behold, two men stood by them in shining garments:
Luther-Bibel . 4 Und als sie darüber bekümmert waren, siehe, da traten zu ihnen zwei Männer mit glänzenden Kleidern.

Tekstanalyse van Lc 24,4 . Het vers Lc 24,4 telt 17 woorden en 97 letters . De getalwaarde van Lc 24,4 is 10486 ( 2 X 7² X 107) .

Lc 24,4.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,4.2. ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Bijbel (925) . OT (730) . NT (195) . Lc (69) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,51 . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen) . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) , in Lc (129) , in Lc 24 (12) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,21 . (8) Lc 24,22 . (9) Lc 24,30 . (10) Lc 24,31 . (11) Lc 24,37 . (12) Lc 24,51 . In Lc : X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 129 verzen . Het is duidelijk dat Lucas in zijn evangelie en in Handelingen εγενετο = egeneto veelvuldig gebruikt in tegenstelling tot de andere evangelisten en de andere bijbelboeken van het NT .

ginomai (worden, gebeuren)  bijbel Tenach OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev. 
aor. 3de pers. enk. egeneto  925  wajëhî : 784 730  195  13  17  69  16  53    17  99  115 
Totaal 2841   2174 667 75 55 129 51 124   38 259 310

egeneto (het gebeurde) Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24  
67 3      

- Hebreeuws . wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 .Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren)

eimi (zijn) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. pr. 3de pers. enk. estin  2371  1558  813  114  69  96  147  66  296  25  176 323    
Totaal 9397 6947 2450 288 192 361 442 560 496 111 841 1283    

- Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . OF ook : worden . Aramees : הֲוָא = häwâ´ . Arabisch : هَؤَىَ = haw

1. - 2. εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) . NT (40) . Lc (20) : (1) Lc 1,8 . (2) Lc 2,1 . (3) Lc 2,6 . (4) Lc 3,21 . (5) Lc 5,1 . (6) Lc 6,1 . (7) Lc 6,6 . (8) Lc 6,12 . (9) Lc 8,40 . (10) Lc 9,28 . (11) Lc 9,37 . (12) Lc 9,51 . (13) Lc 9,57 . (14) Lc 10,38 . (15) Lc 11,14 . (16) Lc 11,27 . (17) Lc 16,22 . (18) Lc 18,35 . (19) Lc 22,24 . (20) Lc 22,44 .
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) . NT (67) . Lc (35) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,41 . (3) Lc 1,59 . (4) Lc 1,65 . (5) Lc 2,15 . (6) Lc 2,42 . (7) Lc 2,46 . (8) Lc 4,36 . (9) Lc 5,12 . (10) Lc 5,17 . (11) Lc 6,13 . (12) Lc 6,16 . (13) Lc 6,49 . (14) Lc 7,11 . (15) Lc 8,1 . (16) Lc 8,22 . (17) Lc 8,24 . (18) Lc 9,18 . (19) Lc 9,29 . (20) Lc 9,33 . (21) Lc 11,1 . (22) Lc 13,19 . (23) Lc 14,1 . (24) Lc 17,11 . (25) Lc 17,14 . (26) Lc 17,28 . (27) Lc 19,15 . (28) Lc 19,29 . (29) Lc 20,1 . (30) Lc 22,14 . (31) Lc 22,66 . (32) Lc 24,4 . (33) Lc 24,15 . (34) Lc 24,30 . (35) Lc 24,51 .
Dit is in totaal 55/69 wat Lc betreft en 55/107 wat het NT betreft . 14/69 is niet omgeven door δε = de OF και = kai .

Lc 24,4.3. εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

en (in) .   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk synopt. ev.
  11097 8943 2154 247 119 288 182 226 966 126 654  836 

en (in)   Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
288   25  23  10  18  10  12  12  13  14  12  17  13  11  11  13  12  16 

- Hebr. בְּ = bë . Fr. en . Ned. in . E. in . D. in . Fr. dans . Arabisch : فِي = fi (in) . Taalgebruik in de Qoran : fi (in) .

Lc 24,4.4. bep. lidw. dat. mann. + onz. enk. tô(i) van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (154) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,30 . (4) Lc 24,44 . (5) Lc 24,47 . (6) Lc 24,51 . (7) Lc 24,53 .

3. - 4. εν τῳ = en tô(i) . NT (423) .

Lc 24,4.1. - 4. εγενετο δε εν τῳ = egeneto de en tô(i) = het gebeurde echter tijdens het ... Lc (9) : (1) Lc 1,8 . (2) Lc 2,6 . (3) Lc 3,21 . (4) Lc 5,1 . (5) Lc 8,40 . (6) Lc 9,51 . (7) Lc 10,38 . (8) Lc 11,27 . (9) Lc 18,35 .
- και εγενετο εν τῳ = kai egeneto en tô(i) = en het gebeurde tijdens het ... Lc (14) : (1) Lc 5,12 . (2) Lc 8,1 . (3) Lc 9,18 . (4) Lc 9,29 . (5) Lc 9,33 . (6) Lc 11,1 . (7) Lc 14,1 . (8) Lc 17,11 . (9) Lc 17,14 . (10) Lc 19,15 . (11) Lc 24,4 . (12) Lc 24,15 . (13) Lc 24,30 . (14) Lc 24,51 .
De zinsconstructie van Lc 1,8 vinden we terug in Lc 24,4 . Deze zinsconstructie staat opnieuw bij het begin van de verandering van begin- naar eindsituatie . Het staat dus aan een overgang . Opmerkelijk in beide verhalen is wel dat er daarna sprake is van "hemelse figuren" .

Lc 24,4.5. pass. inf. praes. aporeisthai van het werkw. απορεω = aporeô (zonder doortocht, zonder uitweg zijn, in verlegenheid, in twijfel zijn) . Taalgebruik in het N.T. : aporeô (zonder doortocht, zonder uitweg zijn) . Taalgebruik in Lc : aporeô (zonder doortocht, zonder uitweg zijn) . Lc (1) Lc 24,4 . Een vorm van απορεω = aporeô in de LXX (14) , in het NT (6) .

Lc 24,4.6. pers. voornaamw. acc. vr. mv. autas (hen) van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (3) : (1) Lc 23,28 . (2) Lc 24,4 . (3) Lc 24,5 .

Lc 24,4.7. peri (omwille van, over) . Taalgebruik in N.T. : peri (over, rondom, omwille van) . Taalgebruik in Lc : peri (over, rondom, omwille van) . Fr. pour , N. voor . Lc (43) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,14 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,44 .

Lc 24,4.8. aanwijz. voornaamw. gen. mann. + onz. enk. toutou van het aanwijz. voornaamw. houtos (deze) . Taalgebruik in het N.T. : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Lc (7) : (1) Lc 2,17 . (2) Lc 9,45 . (3) Lc 13,16 . (4) Lc 16,8 . (5) Lc 20,34 . (6) Lc 22,51 . (7) Lc 22,4 .

Lc 24,4.9. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,4.10. ιδου = idou (zie) . Taalgebruik in het NT : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . Taalgebruik in Lc : idou (zie) . Taalgebruik in Hnd : idou (zie) . Lc (55) . Lc 1 (6) : (1) Lc 1,20 . (2) Lc 1,31 . (3) Lc 1,36 . (4) Lc 1,38 . (5) Lc 1,44 . (6) Lc 1,48 . Lc 2 (4) : (1) Lc 2,10 . (2) Lc 2,25 . (3) Lc 2,34 . (4) Lc 2,48 . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 . (3) Lc 24,49 . Hnd (23) .
Zowel Mt als Lc gebruiken veelvuldig ιδου = idou (zie) .

idou (zie)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1229  1037  192  59  55 23  19  25  121  125 

  Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24
55  0 0 2 1 5 1 3 3 0 6 1 1 0 2 2 3 0 0 5 4

- הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (495) . Pentateuch (96) . Eerdere Profeten (153) . Latere Profeten (140) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (77) .
- Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici .

Lc 24,4.9. - 10. και ιδου = kai idou (en zie) . NT (84) . Lc (26) . Lc 1 (3) : (1) Lc 1,20 . (2) Lc 1,31 . (3) Lc 1,36 . Lc 2 (1) Lc 2,25 . Lc 24 (3 / 3) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 . (3) Lc 24,49 .
- Hebreeuws . וְהִנֵּה = wëhinneh (en zie) . Zie : הֵן / הִנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (347) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (70) . 12 Kleine Profeten (16) . Geschriften (36) .

Lc 24,4.11. nom. + voc. mann. mv. ανδρες = andres van het zelfst. naamw. ανηρ = anèr (man) . Taalgebruik in het NT : anèr (man) . Taalgebruik in de LXX : anèr (man) . Taalgebruik in Lc : anèr (man) . Taalgebruik in Hnd : anèr (man) . Lc (8) : (1) Lc 5,18 . (2) Lc 7,20 . (3) Lc 9,14 . (4) Lc 9,30 . (5) Lc 11,32 . (6) Lc 17,12 . (7) Lc 22,63 . (8) Lc 24,4 . Een vorm van ανηρ = anèr (man) in de LXX (1918) , in het NT (216) , in Lc (26) , in Lc 24 (2) : (8) Lc 24,4 . (9) Lc 24,19 .   In Lc : 7 vormen van ανηρ = anèr (man) in 15 hoofdstukken en in 26 verzen . In Hnd : 9 vormen van ανηρ = anèr (man) in 26 hoofdstukken en in 99 verzen .

  anèr (man) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk syn. ev.
6 nom. + voc. mann. mv. andres 394 331 63 4 1 8 1 44 5   13  14 

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  
  anèr (man) Lc  Lc 1 Lc 2 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 11 Lc 14 Lc 16 Lc 17 Lc 19 Lc 22 Lc 23 Lc 24
1. nom. mann. enk. anèr 9     (1) Lc 5,8 . (2) Lc 5,12 .     (3) Lc 8,27 . (4) Lc 8,38 . (5) Lc 8,41 . (6) Lc 9,38 .         (7) Lc 19,2 .        (8) Lc 23,50 . (9) Lc 24,19 .  
2. gen.  mann. enk. andros 2   (1) Lc 2,36 .                 (2) Lc 16,18 .            
3. dat. mann. enk. andri 3 (1) Lc 1,27 .       (2) Lc 6,8 .                 (3) Lc 19,7 .        
4. acc. mann. enk. andra 1 (1) Lc 1,34 .                              
5. nom. + voc. mann. mv. andres 8     (1) Lc 5,18 .   (2) Lc 7,20 .   (3) Lc 9,14 . (4) Lc 9,30 . (5) Lc 11,32 .     (6) Lc 17,12 .   (7) Lc 22,63 .        (8) Lc 24,4 .   
6. gen.  mann. mv. andrôn 2               (1) Lc 11,31 .   (2) Lc 14,24 .              
7. acc.  mann. mv. andras 1             (1) Lc 9,32 .                  
  Totaal   26  3

Lc 24,4.12. duo (twee) . Telwoord . Taalgebruik in het N.T. : telwoorden . Taalgebruik in Lc : telwoorden . F. deux . E. two . D. zwei . Lc (25) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 .

  telwoorden  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  duo  624  509  115  33  14  25  13              

11. - 12. δυο ανδρες = duo andres (2 mannen) . NT (1) : Lc 24,4 .
- ανδρες δυο = andres duo (2 mannen) . NT (2) : (1) Lc 9,30 . (2) Hnd 1,10 .

10. - 12. ιδου δυο = idou duo (zie 2) . NT (3) : (1) Mt 20,30 . (2) Lc 24,4 . (3) Lc 24,13 .
- ιδου δυο ανδρες = idou duo andres (zie 2 mannen) . NT (1) : Lc 24,4 .
- ιδου ανδρες = idou andres (zie mannen) . NT (3) (1) Lc 5,18 . (2) Lc 9,30 . (3) Hnd 1,10 .
- ιδου oἱ ανδρες = idou hoi andres (zie de mannen) . NT (2) : (1) Hnd 5,25 . (2) Hnd 10,17 .

Lc 24,4.9. - 12. και ιδου δυο = kai idou duo (zie 2) . NT (3) : (1) Mt 20,30 . (2) Lc 24,4 . (3) Lc 24,13 .
- και ιδου δυο ανδρες = kai idou duo andres (en zie 2 mannen) . NT (1) : Lc 24,4 .
- και ιδου ανδρες = kai idou andres (en zie mannen) . NT (4) (1) Lc 5,18 . (2) Lc 9,30 . (3) Hnd 1,10 .
- και ιδου oἱ ανδρες = kai idou hoi andres (en zie de mannen) . NT (2) : (1) Hnd 5,25 . (2) Hnd 10,17 .
- και ιδου ανδρες δυο = kai idou andres duo (en zie 2 mannen) . NT (2) : (1) Lc 9,30 . (2) Hnd 1,10 .

Lc 24,4.13. ind. aor. 3de p. mv. epestèsan (zij stonden bij) van het werkw. efistèmi (staan bij) . Taalgebruik in het N.T. : efistèmi (staan bij) . Taalgebruik in Lc : efistèmi (staan bij) . Taalgebruik in Hnd : efistèmi (staan bij) . Lc (2) : (1) Lc 20,1 . (2) Lc 24,4 . Een vorm van efistèmi (staan bij) in Lc in 7 verzen : (1) Lc 2,9 . (2) Lc 2,38 . (3) Lc 4,39 . (4) Lc 10,40 . (5) Lc 20,1 . (6) Lc 21,34 .  (7) Lc 24,4 . In Lc : 5 vormen in 6 hoofdstukken en in 7 verzen . In Hnd : 6 vormen van efistèmi (staan bij) in 9 hoofdstukken en in 11 verzen .

Lc 24,4.11. - 13. - Lc 24,4 : duo andres epestèsan (twee mannen stonden bij) . - Hnd 11,11 : treis andres epestèsan (drie mannen stonden bij) .

14. autais

15. en

16. esthèti . esthès (kleed, kleding) . 2 M 11,8 : en leukèi esthèti (in wit licht) . Lc 24,4 : en esthèti astraptousèi (in een schitterend kleed) . Hnd 10,30 : en esthèto lamprai (in stralend kleed) . Jak 2,2 : en esthèto lamprai (in stralend kleed) . In vier verzen in het N.T.

17. act. part. praes. dat. vr. enk. αστραπτουσῃ = astraptousèi van het werkw. αστραπτω = astraptô (bliksemen, stralen) . Taalgebruik in het NT : astraptô (bliksemen, stralen) . Slechts in Lc 24,4 . Een vorm van αστραπτω = astraptô in de LXX (2) : (1) Ps 144,6 . (2) W 11,18 , in het NT (2) : (1) Lc 17,24 . (2) Lc 24,4 .

Lc 24,5 - Lc 24,5 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:5 emfobôn de genomenôn autôn kai klinousôn ta prosôpa eis tèn gèn eipan pros autas ti zèteite ton zônta meta tôn nekrôn 5 cum timerent autem et declinarent vultum in terram dixerunt ad illas quid quaeritis viventem cum mortuis  Toen ze nu bevreesd werden en de gezichten naar de aarde bogen, zeiden die tegen hen : “Wat zoek je de levende bij de doden? Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar: "Waarom zoekt ge de levende onder de doden?  [5] Daar schrokken ze van en ze sloegen hun ogen neer, maar zij zeiden: ‘Waarom zoekt u de levende bij de doden?   [5] Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden?  5 zij worden zeer bevreesd en neigen hun gezichten ter aarde, maar zij zeggen tot hen: wat zoekt ge de levende bij de doden?– hij is niet hier, nee, hij is opgewekt!–  5. Et tandis que, saisies d'effroi, elles tenaient leur visage incliné vers le sol, ils leur dirent : « Pourquoi cherchez-vous le Vivant parmi les morts ?  

Statenvertaling . 5 En als zij zeer bevreesd werden, en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de doden?
King James Bible . [5] And as they were afraid, and bowed down their faces to the earth, they said unto them, Why seek ye the living among the dead?
Luther-Bibel . 5 Sie aber erschraken und neigten ihr Angesicht zur Erde. Da sprachen die zu ihnen: Was sucht ihr den Lebenden bei den Toten?

Tekstuitleg van Lc 24,5 . Het vers Lc 24,5 telt 21 (3 X 7) woorden en 98 (2² X 2² X 3) letters . De getalwaarde van Lc 24,5 is 14826 (2 X 3 X 7 X 353) .

Lc 24,5.1. gen. mann. mv. εμφοβων = emfobôn van het bijvoegl. naamw. εμφοβος = emfobos (bevreesd) . Taalgebruik in het NT : emfobos (bevreesd) . Taalgebruik in de LXX : emfobos (bevreesd) . Taalgebruik in Lc : emfobos (bevreesd) . Lc (1) Lc 24,5 . Een vorm van emfobos (bevreesd) in de LXX (1) : Sir 19,24 . In het NT (5) , in Lc in 2 verzen : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,37 . In Lc : 2 vormen in 1 hoofdstuk en in 2 verzen . Hnd (2) : (1) Hnd 10,4 . (2) Hnd 24,25 . Apk (1) : Apk 11,13 .

Lc 24,5.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,5 . (5) Lc 24,10 . (6) Lc 24,12 . Wellicht hebben we met de constructie van men (Lc 23,56b) ... de (Lc 24,1) te maken ; enerzijds : op sabbat rustten ze ; anderzijds : op de eerste dag van de week . De vrouwen reageren met vrees op de verschijning van de twee mannen .

Lc 24,5.3. part. aor. gen. mv. genomenôn van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het N.T. : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Lc (1) Lc 24,5 . Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc 24 in 12 verzen : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,21 . (8) Lc 24,22 . (9) Lc 24,30 . (10) Lc 24,31 . (11) Lc 24,37 . (12) Lc 24,51 . In Lc : X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 130 verzen .

Lc 24,5.4. gen. mv.autôn van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (94) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,11 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,16 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,36 . (8) Lc 24,41 . (9) Lc 24,43 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,51 .

Lc 24,5.5. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

8. nom. + acc. onz. mv. prosôpa van het zelfst. naamw. prosôpon (aangezicht) . Taalgebruik in het N.T. : prosôpon (aangezicht) . Taalgebruik in Lc : prosôpon (aangezicht) . pros : naar , bij (aan-) , ôpon , zie optie , optieken enz ... op- : zien . aangezicht , waarnaar je kijkt . Of : pro -s -opon , waaruit het Latijnse per- son -a (doorheen -klinken) , wat wijst op een masker waardoor men sprak . Lc (1) Lc 24,5 .

Lc 24,5.9. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

13. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

14. pers. voornaamw. acc. vr. mv. autas (hen) van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (3) : (1) Lc 23,28 . (2) Lc 24,4 . (3) Lc 24,5 .

Lc 24,5.15. nom. + acc. onz. enk. ti van het voornaamwoord tis . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Ned. wie , wat ? deze , dat ! Lc (66) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,38 . (3) Lc 24,41 .

Lc 24,5.16. act. ind. praes. + imperat. praes. 2de pers. mv. zèteite van het werkw. zèteô (zoeken) . Taalgebruik in het N.T. : zèteô (zoeken) . Taaalgebruik in Lc : zèteô (zoeken) . Hebr. bâqasj . dârasj < midrasj . Ned. zoeken . Lat. quaerere . Fr. chercher (ch / q - r) . E. search . D. suchen . D. zoeken . Lc (4) : (1) Lc 11,9 . (2) Lc 12,29 . (3) Lc 12,31 . (4) Lc 24,5 . Een vorm van zèteô (zoeken) in Lc in 26 verzen . In Lc : 14 vormen van zèteô (zoeken) in 13 / 24 hoofdstukken en in 26 verzen . In Hnd : X vormen van zèteô (zoeken) in 7 / 28 hoofdstukken en in 10 verzen .

Lc 24,5.17. bep. lidw. acc. mann. enk. ton van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (191) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,46 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,53 .

Lc 24,5.19. meta (met , na) . Afkorting : met' of meth' . Taalgebruik in het N.T. : meta (na , met) . Taalgebruik in Mc : meta (na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im . - Lat. cum . Ned. met (Gr. me - ta = met die dingen) . D. mit . E. with . Fr. avec (< apud hoc : met dat) . - Lat. post-quam . Ned. na-dat . D. nachdem . Fr. après (< ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) . E. after . Lc (37 + 21 + 4 = 62) . Lc (2 + 1 + 1 = 4) . meta (2) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,52 . met' (1) Lc 24,30 . meth' (1) Lc 24,29 .

Lc 24,5.20. bepaald lidw. gen. mann. + vr. + onz. mv. tôn van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (119) . In zes verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,8 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,27 .

21. gen. mv. nekrôn van het bijvoegl. naamw. nekros (dode) . Taalgebruik in het N.T. : nekros (dode) . Taalgebruik in Lc : nekros (dode) . Taalgebruik in Hnd : nekros (dode) . Hebr. mth (67) . mwth (123) . L. mori : sterven ; mors , mortis : de dood ; mortuus : dode; cfr. mortuarium : dodenhuisje . Lc (7) : (1) Lc 9,7 . (2) Lc 16,30 . (3) Lc 16,31 . (4) Lc 20,35 . (5) Lc 20,38 . (6) Lc 24,5 . (7) Lc 24,46 . In Lc : 5 vormen van nekros (dode) in 6 hoofdstukken en in 13 verzen . In Hnd : X vormen van nekros (dode) in 12 hoofdstukken en in 17 verzen .

20. - 21. tôn nekrôn . N.T. (16) . Lc (1) Lc 24,5 .

19. - 21. meta tôn nekrôn (bij de doden) . In het N.T. slechts in Lc 24,5 .

Lc 24,6 - Lc 24,6 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:6 ouk estin ôde alla ègerthè mnèsthète ôs elalèsen umin eti ôn en tè galilaia  6 non est hic sed surrexit recordamini qualiter locutus est vobis cum adhuc in Galilaea esset  6 Hij is niet hier, maar hij is opgewekt. Herinner je hoe hij je gesproken heeft toen hij nog in Galilea was,    Hij is niet hier, Hij is verrezen. Herinnert u hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft:  [6] Hij is niet hier, Hij is tot leven gewekt. Vergeet niet wat Hij u destijds in Galilea* heeft gezegd: [6] Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was:  6 gedenkt hoe hij tot u heeft gesproken toen hij nog in Galilea was,  6. Il n'est pas ici ; mais il est ressuscité. Rappelez-vous comment il vous a parlé, quand il était encore en Galilée :  

Statenvertaling . 6 Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Gedenkt, hoe Hij tot u gesproken heeft, als Hij nog in Galilea was,
King James Bible . [6] He is not here, but is risen: remember how he spake unto you when he was yet in Galilee,
Luther-Bibel . 6 Er ist nicht hier, er ist auferstanden. Gedenkt daran, wie er euch gesagt hat, als er noch in Galiläa war:

Tekstuitleg van Lc 24,6 . Het vers Lc 24,6 telt 14 (2 X 7) woorden en 61 letters . De getalwaarde van Lc 24,6 is 6141 (2 X 23 X 89) .

Bespreking van dit vers in Lc 24,6 . Het vers Lc 24,6 telt 14 (2 X 7) woorden en 61 (3 X 17) letters . De getalwaarde van Lc 24,6 is 6141 (2 X 23 X 89) .

Lc 24,6.1. ou - ouk - ouch (niet) of betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (hou) . Taalgebruik in het N.T. : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in Lc : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 24 (3 + 4 + 1 = 8) . ou . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ouk . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ouch . Lc 24 (1) Lc 24,3 .

Lc 24,6.2. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,29 .

Lc 24,6.3. hôde (hier) . Taalgebruik in het N.T. : hôde (hier) . Taalgebruik in Lc : hôde (hier) . Lc (15) : (1) Lc 4,23 . (2) Lc 9,12 . (3) Lc 9,33 . (4) Lc 9,41 . (5) Lc 11,31 . (6) Lc 11,32 . (7) Lc 14,21 . (8) Lc 15,17 . (9) Lc 16,25 . (10) Lc 17,21 . (11) Lc 17,23 . (12) Lc 19,27 . (13) Lc 22,38 . (14) Lc 23,5 . (15) Lc 24,6 .
- De kribbe is een voederbak (Lc 2,7) . De kribbe verwijst naar het graf als gedenkteken (Lc 23,53) . Maar in dat gedenktekengraf is Jezus niet ; "Hij is niet hier" (Lc 24,6) . De leerlingen van Emmaüs herkenden hem bij het breken van het brood (Lc 24,30) . Dat brengt ons bij het verhaal van het laatste avondmaal (Lc 22,19) , waar Jezus het brood breekt . De voederbak waarin Jezus ligt verwijst naar het brood dat hij breekt . Hij is brood , voedsel en herkenbaar in het breken van het brood . Zo is de kribbe meer dan alleen maar een toevallige plaats waarin Jezus werd gelegd .

Lc 24,6.5. pass. ind. aor. 3de pers. enk. ègerthè (hij werd opgewekt) van het werkw. egeirô (opwekken) . Taalgebruik in het N.T. : egeirô (wekken) . Taalgebruik in Mc : egeirô (wekken) . Wellicht wekken uit de slaap , op-wekken . Ned. wekken vlg. Lat. vegere : flink , levendig zijn , opgewekt zijn . . Lat. resurgere . Surgere ( surrexi , surrectum ) = oprijzen , opstaan , rechtop staan . sur < super = op , boven + regere ( rexi , rectum ) : richten (rechtop) , leiden , sturen . -> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten , terug rechtop staan . Ned. rekken ( Lat. reg- ) , uitstrekken . Rectus = recht . Fr. résurrection .
Fr. ressusciter cfr. Lat. suscitare . super : op , boven + citare (citus : vlug , snel) : in beweging brengen . Aldus : terug in beweging brengen , heropleven .
Fr. réveiller : wekken , ont-waken < re + vigilare (vig- wak- , wek-) waken . Lc (4) : (1) Lc 7,16 . (2) Lc 9,7 . (3) Lc 24,6 . (4) Lc 24,34 .  Een vorm van egeirô (opwekken) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,69 . (2) Lc 3,8 . (3) Lc 5,23 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 6,8 . (6) Lc 7,14 . (7) Lc 7,16 . (8) Lc 7,22 . (9) Lc 8,54 . (10) Lc 9,7 . (11) Lc 9,22 . (12) Lc 11,8 . (13) Lc 11,31 . (14) Lc 13,25 . (15) Lc 20,37 . (16) Lc 21,10 . (17) Lc 24,6 . (18) Lc 24,34 . In Lc : 10 vormen in 12 hoofdstukken en in 18 verzen .

Lc 24,6.6. imperat. aor. 2de pers.mv. μνησθητε = mnèsthète (herinnert jullie) van het werkwoord μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in het NT : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in de LXX : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in Lc : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in Hnd : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Lc (1) Lc 24,6 . Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275) , in het NT (23) , in Lc (6) : (1) Lc 1,54 . (2) Lc 1,72 . (3) Lc 16,25 . (4) Lc 23,42 . (5) Lc 24,6 . (6) Lc 24,8 . In Lc : 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen . In Hnd : 2 vormen van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2 verzen .

  mimnèskomai  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  conj. + imperat. aor. 2de pers.mv. mnèsthète  17  15             

      1.  2.  3.  4. 
  mimnèskomai    Lc 1 Lc 16 Lc 23 Lc 24
1.  ind. aor. 3de pers. mv. emnèsthèsan         (1) Lc 24,8 .  
2.  imperat. aor. 2de pers. enk. mnèsthèti     (1) Lc 16,25 .   (2) Lc 23,42 .    
3.  imperat. aor. 2de pers. mv. mnèsthète         (1) Lc 24,6 .  
4.  inf. aor. mnèsthènai   (1) Lc 1,54 . (2) Lc 1,72 .        
  Totaal   

Hebreeuws . act. qal. imperat. 2de pers. mann. mv. זִכְרוּ = zihkërû (herinnert jullie) van het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (7) : (1) 1 Kr 16,12 . (2) 1 Kr 16,15 . (3) Ps 105,5 . (4) Js 46,8 . (5) Js 46,9 . (6) Jr 51,50 . (7) Mal 3,22 .

Lc 24,6.7. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het N.T. : hôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : hôs (zoals) . Lc (49) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,32 . (3) Lc 24,35 .

Lc 24,6.8. actief indicatief aorist derde persoon enkelvoud elalèsen (hij sprak) van het werkw. laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het N.T. : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Lc : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Hnd : laleô (lallen, spreken, praten) . Lc (5) : (1) Lc 1,55 . (2) Lc 1,70 . (3) Lc 2,50 . (4) Lc 11,14 . (5) Lc 24,6 . Hnd (8) . Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen . In 5 verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,25 . (3) Lc 24,32 . (4) Lc 24,36 . (5) Lc 24,44 . In Lc : 17 vormen in 12 / 24 hoofdstukken en in 31 verzen . In Hnd : 23 vormen van laleô (lallen, spreken, praten) in 23 / 28 hoofdstukken en in 60 verzen .

11. betrekk. voornaamw. gen. mann. + onz. mv. hôn van het betrekk. voornaamw. hos , hè , ho OF part. praes. nom. mann. enk. ôn van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : betrekkelijk voornaamwoord . Taalgebruik in Lc : betrekkelijk voornaamwoord . Lc (17) : (1) Lc 1,4 . (2) Lc 1,20 . (3) Lc 3,19 . (4) Lc 3,23 . (5) Lc 5,9 . (6) Lc 6,34 . (7) Lc 9,36 . (8) Lc 11,23 . (9) Lc 12,3 . (10) Lc 13,1 . (11) Lc 15,16 . (12) Lc 19,37 . (13) Lc 19,44 . (14) Lc 23,14 . (15) Lc 23,41 . (16) Lc 24,6 . (17) Lc 24,44 .

Lc 24,6.12. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

Lc 24,6.13. bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In elf verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,13 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,32 . (7) Lc 24,33 . (8) Lc 24,35 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,46 . (11) Lc 24,49 . In zes verzen bij een tijdsbepaling , in vier verzen bij een plaatsbepaling . In drie verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 (tèi galilaiai : In Galilea) . (3) Lc 24,7 (tèi tritèi hèmerai : op de derde dag) . In twee verzen voor een tijdsbepaling , in één vers voor een plaatsbepaling .

14. gen. vr. enk. Galilaias (Galilea) van de plaatsnaam Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in het N.T. : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in Synoptici : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in Lc : Galilaia (Galilea) . Hebr. gälal (rollen, wentelen) . Lc (10) : (1) Lc 1,26 . (2) Lc 2,4 . (3) Lc 3,1 . (4) Lc 4,31 . (5) Lc 5,17 . (6) Lc 8,26 . (7) Lc 17,11 . (8) Lc 23,5 . (9) Lc 23,49 . (10) Lc 23,55 . Een vorm van Galilaia (Galilea) in Lc in 13 verzen : (1) Lc 1,26 . (2) Lc 2,4 . (3) Lc 2,39 . (4) Lc 3,1 . (5) Lc 4,14 . (6) Lc 4,31 . (7) Lc 5,17 . (8) Lc 8,26 . (9) Lc 17,11 . (10) Lc 23,5 . (11) Lc 23,49 . (12) Lc 23,55 . (13) Lc 24,6 . Een variante in Lc 4,44 . In Lc : 3 vormen van Galilaia (Galilea) in 9 hoofdstukken en in 13 (14) verzen .

Lc 24,7 - Lc 24,7 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:7 legôn ton uion tou anthrôpou oti dei paradothènai eis cheiras anthrôpôn amartôlôn kai staurôthènai kai tè tritè èmera anastènai   7 dicens quia oportet Filium hominis tradi in manus hominum peccatorum et crucifigi et die tertia resurgere  7 zeggend over de Mensenzoon dat hij overgeleverd moet worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.”    De Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en Hij moet aan het kruis worden geslagen, maar op de derde dag zal Hij verrijzen."  [7] De Mensenzoon moet overgeleverd worden in handen van zondaars, gekruisigd worden en op de derde* dag weer opstaan.’  [7] de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’  7 toen hij zei van de mensenzoon dat hij moest worden prijsgegeven in de handen van zondige mensen, gekruisigd worden en ten derden dage opstaan!  7. Il faut, disait-il, que le Fils de l'homme soit livré aux mains des pécheurs, qu'il soit crucifié, et qu'il ressuscite le troisième jour. » 

Statenvertaling . 7 Zeggende: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in de handen der zondige mensen, en gekruisigd worden, en ten derden dage wederopstaan.
King James Bible . [7] Saying, The Son of man must be delivered into the hands of sinful men, and be crucified, and the third day rise again.
Luther-Bibel . 7 Der Menschensohn muss überantwortet werden in die Hände der Sünder und gekreuzigt werden und am dritten Tage auferstehen.

Tekstuitleg van Lc 24,7 . Het vers Lc 24,7 telt 19 woorden en 107 letters . De getalwaarde van Lc 24,7 is 13766 (2 X 6883) .

1. legôn (zeggend) . In zevenenveertig verzen in Lc . In één vers in Lc 24 (een eerder citaat van Jezus wordt aangehaald) .

2. bep. lidw. acc. mann. enk. ton van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (191) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,46 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,53 .

4. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

6. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in N.T. : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Lc : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Hnd : hoti (dat, omdat) . Hebr. kî . Taalgebruik in Tenach : kî (want) . Lat. quia . Fr. parce que / que . Lc (160) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,29 . (4) Lc 24,34 . (5) Lc 24,39 . (6) Lc 24,44 . (7) Lc 24,46 .

Lc 24,7.7. act. ind. praes. 3de pers. enk. dei (hij / het moet) . Taalgebruik in het N.T. : dei (moet) . Taalgebruik in Lc : dei (moet) . Taalgebruik in Hnd : dei (moet) . Lc (12) : (1) Lc 2,49 . (2) Lc 4,43 . (3) Lc 9,22 . (4) Lc 12,12 . (5) Lc 13,14 . (6) Lc 13,33 . (7) Lc 17,25 . (8) Lc 19,5 . (9) Lc 21,9 . (10) Lc 22,37 . (11) Lc 24,7 . (12) Lc 24,44 . Een vorm van dei (hij / het moet) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 2,49 . (2) Lc 4,43 . (3) Lc 9,22 . (4) Lc 11,42 . (5) Lc 12,12 . (6) Lc 13,14 . (7) Lc 13,16 . (8) Lc 13,33 . (9) Lc 15,32 . (10) Lc 17,25 . (11) (1) Lc 18,1 . (12) Lc 19,5 . (13) Lc 21,9 . (14) Lc 22,7 . (15) Lc 22,37 . (16) Lc 24,7 . (17) Lc 24,26 . (18) Lc 24,44 . In Lc : 3 vormen van dei (hij / het moet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 18 verzen . In Hnd : 4 vormen van dei (hij / het moet) in 18 / 28 hoofdstukken en in 24 verzen .

6. 7. dei (moet) . Verwijzing : deô (moeten) , zie Mt 16,21 . In twaalf verzen bij Lucas :
(11) Lc 24,7 : legôn ton huion tou anthrôpou hoti dei = zeggende dat de mensenzoon moet . (verschijning aan de vrouwen) .
- hoti dei (dat moet) . hoti leidt een voorwerpszin in . Het wordt voorafgegaan door allerlei werkwoordvormen van verschillende werkwoorden met de betekenis van zeggen . In acht verzen in het N.T. : (1) Mt 16,21 (// Mc 8,31 // Lc 9,22) (eerste lijdensvoorspelling) . (2) Mc 8,31 (// Mt 16,21 // Lc 9,22) (eerste lijdensvoorspelling) . (3) Lc 9,22 ( // Mc 8,31 // Mt 16,21) (eerste lijdensvoorspelling) . (4) Lc 24,7 . (5) Lc 24,44 . In vier van de acht teksten wordt de mensenzoon (ton huion tou anthrôpou) uitdrukkelijk vermeld : (2) Mc 8,31 . (3) Lc 9,22 . (4) Lc 24,7 . (6) Joh 12,34 .
- De gelijkenis tussen Lc 9,22 (eerste lijdensvoorspelling) en Lc 24,7 (verschijning van Jezus aan de vrouwen) is groot :
--- Lc 9,22 : : eipôn hoti dei ton huion tou anthrôpou polla pathein = zeggende dat de mensenzoon veel zal moeten lijden (eerste lijdensvoorspelling) .
--- Lc 24,7 : legôn ton huion tou anthrôpou hoti dei = zeggende dat de mensenzoon moet . (verschijning aan de vrouwen) .
In deze beide verzen volgt op het werkwoord dei drie nevenschikkende infinitiefzinnen .

9. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

10. acc. vr. mv. cheiras van het zelfst. naamw. cheir (hand) . Taalgebruik in het N.T. : cheir (hand) . Taalgebruik in Lc : cheir (hand) . Taalgebruik in Hnd : cheir (hand) . Hebr. jad (hand) . Taalgebruik in Tenach : jad (hand) . Ned. hand . D. Hand . E. hand . Lat. manus . Fr. main . Lc 11) : (1) Lc 4,40 . (2) Lc 9,44 . (3) Lc 13,13 . (4) Lc 20,19 . (5) Lc 21,12 . (6) Lc 22,53 . (7) Lc 23,46 . (8) Lc 24,7 . (9) Lc 24,39 . (10) Lc 24,40 . (11) Lc 24,50 . Een vorm van cheir (hand) in Lc in 25 verzen , in Lc 24 (4) . In Lc : 8 vormen van cheir (hand) in 25 verzen in 14 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van cheir (hand) in 45 verzen in 21 / 28 hoofdstukken .

Lc 24,7.13. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

14. pass. inf. aor. staurôthènai van het werkw. stauroô (kruisigen) . Taalgebruik in het N.T. : stauroô (kruisigen) . Taalgebruik in Lc : stauroô (kruisigen) . Taalgebruik in Hnd : stauroô (kruisigen) . Lat. crucifigere (crux - kruis ) . Fr. crucifier . Ned. kruisigen (k-r-) . Lc (2) : (1) Lc 23,23 . (2) Lc 24,7 . Een vorm van stauroô (kruisigen) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 23,21 . (2) Lc 23,23 . (3) Lc 23,33 .  (4) Lc 24,7 . (5) Lc 24,20 . In Lc : 3 vormen van stauroô (kruisigen) in 5 verzen in 2 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 1 vorm van stauroô (kruisigen) in 2 verzen in 2 hoofdstukken .

Lc 24,7.15. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,7.16. bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In elf verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,13 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,32 . (7) Lc 24,33 . (8) Lc 24,35 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,46 . (11) Lc 24,49 . In zes verzen bij een tijdsbepaling , in vier verzen bij een plaatsbepaling . In drie verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 (tèi galilaiai : In Galilea) . (3) Lc 24,7 (tèi tritèi hèmerai : op de derde dag) . In twee verzen voor een tijdsbepaling , in één vers voor een plaatsbepaling .

Lc 24,7.17. dat. vr. enk. tritè(i) ( - op de - derde) van het telwoord treis (drie) . Taalgebruik in het N.T. : telwoorden . Taalgebruik in Lc : telwoorden . Taalgebruik in Hnd : telwoorden . Lc (6) : (1) Lc 9,22 . (2) Lc 12,38 . (3) Lc 13,32 . (4) Lc 18,33 . (5) Lc 24,7 . (6) Lc 24,46 .

Lc 24,7.18. nom. en dat. vr. enk. hèmera(i) (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in Lc : hèmera (dag) . Taalgebruik in Hnd : hèmera (dag) . Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567) , in het NT (388) , in Lc (82) , in Lc 24 (6) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,13 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,29 . (6) Lc 24,46 . In Lc : 6 vormen van hèmera (dag) in 22 / 24 hoofdstukken en in 78 verzen . In Hnd : 6 vormen van hèmera (dag) in 25 / 28 hoofdstukken en in 91 verzen . Lat. dies . Ned. dag . D. Tag . E. day . F. jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Arabisch : dag (jaum) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . Hebr. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . Tenakh (209) . Pentateuch (76) . Eerdere Profeten (23) . Latere Profeten (33) . 12 Kleine Profeten (24) . Geschriften (53) .

  hèmera (dag)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. en dat. vr. enk. hèmera(i)  854  750  104  13  27 17  12  28  43  60    

Lc 24,7.16. - 18. tè(i) tritè(i) hèmera(i) = op de derde dag . NT (10) . Mt (3) : (1) Mt 16,21 . (2) Mt 17,23 . (3) Mt 20,19 . Mc (2) : (1) Mc 9,31 . (2) Mc 10,34 . Lc (3) : (1) Lc 9,22 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,46 . Hnd (1) Hnd 10,40 . Verder : 1 Kor 15,4 . tè(i) hèmera(i) tè(i) tritè(i) (op de dag , de derde) . NT (2) : (1) Lc 18,32 . (2) Joh 2,1 . Hebr. bajjôm hasjsjëlîsjî (op de derde dag) , zie Hebr. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenach : jôm (dag) . Lc 18,33 : tè(i) hèmera(i) tè(i) tritè(i) = op de derde dag .

Lc 24,7.19. inf. aor. anastènai van het werkw. anistèmi (opstaan) . Taalgebruik in het N.T. : anistèmi (opstaan) . Taalgebruik in Lc : anistèmi (opstaan) . Taalgebruik in Hnd : anistèmi (opstaan) . Hebr. qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenach : qûm (opstaan) . Lc (3) : (1) Lc 9,22 .   (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,46 . Een vorm van anistèmi (opstaan) in Lc (29) , in Lc 9 (3) : (1) Lc 9,8 . (2) Lc 9,19 . (3) Lc 9,22 . In Lc : 10 vormen van anistèmi (opstaan) in 15 hoofdstukken en in 29 verzen . In Hnd : X vormen van anistèmi (opstaan) in 17 / 28 hoofdstukken en in 34 verzen .

16. - 19. tè(i) tritè(i) hèmera(i) = op de derde dag in combinatie met een vorm van anistèmi (opstaan) . Lc (3) : (1) Lc 9,22 (variante) . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,46 . Hos 6,2 : bajjôm hasjsjëlîsjî jëqimenû (op de derde dag zal hij ons doen opstaan) . jëqimenû : hifil imperfectum 3de pers. enk. ) + nû : suffix pers. voornaamw. 1ste pers. mv. LXX : en tè èmera tè tritè anastèsometha (op de derde dag zullen wij 'opgewekt' worden) . Lc 18,33 : tè(i) hèmera(i) tè(i) tritè(i) = op de derde dag zal hij 'opgewekt' worden . De lezing van Lc 18,33 benadert de LXX van Hos 6,2 het sterkst .
- tè(i) tritè(i) hèmera(i) = op de derde dag in combinatie met een vorm van egeirô (opwekken) . Lc (1) Lc 9,22 . Hnd (1) Hnd 10,40 .

Lc 24,8 - Lc 24,8 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:8 kai emnèsthèsan tôn rèmatôn autou  8 et recordatae sunt verborum eius  8 En ze herinnerden zich zijn woorden.  Zij herinnerden zich zijn woorden  [8] Toen herinnerden ze zich zijn woorden.  [8] Toen herinnerden ze zich zijn woorden.  8 Zij worden zijn uitspraken indachtig,  8. Et elles se rappelèrent ses paroles. 

Statenvertaling . 8 En zij werden indachtig Zijner woorden.
King James Bible . [8] And they remembered his words,
Luther-Bibel . 8 Und sie gedachten an seine Worte.

Tekstuitleg van Lc 24,8 . Het vers Lc 24,8 telt 5 woorden en 28 (2² X 7) letters . De getalwaarde van Lc 24,8 is 4222 (2 X 2111) .

Lc 24,8.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,8.2. ind. aor. 3de pers. mv. εμνησθησαν = emnèsthèsan (zij herinnerden zich) van het werkw. μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in het NT : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in de LXX : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in Lc : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in Hnd : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Bijbel (13) : (1) Re 8,34 . (2) Am 1,9 . (3) Ps 78,35 . (4) Ps 78,42 . (5) Ps 106,7 . (6) Neh 9,17 . (7) 1 Mak 9,38 . (8) Bar 3,23 . (9) Lc 24,8 . (10) Joh 2,17 . (11) Joh 2,22 . (12) Joh 12,16 . (13) Hnd 10,31 . Een vorm van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in de LXX (275) , in het NT (23) , in Lc (6) : (1) Lc 1,54 . (2) Lc 1,72 . (3) Lc 16,25 . (4) Lc 23,42 . (5) Lc 24,6 . (6) Lc 24,8 . In Lc : 4 vormen in 4 hoofdstukken en in 6 verzen . In Hnd : 2 vormen van μι-μνη-σκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) in 2 hoofdstukken en in 2 verzen . Dit is een verwijzing naar Lc 24,6 .

      1.  2.  3.  4. 
  mimnèskomai    Lc 1 Lc 16 Lc 23 Lc 24
1.  ind. aor. 3de pers. mv. emnèsthèsan         (1) Lc 24,8 .  
2.  imperat. aor. 2de pers. enk. mnèsthèti     (1) Lc 16,25 .   (2) Lc 23,42 .    
3.  imperat. aor. 2de pers. mv. mnèsthète         (1) Lc 24,6 .  
4.  inf. aor. mnèsthènai   (1) Lc 1,54 . (2) Lc 1,72 .        
  Totaal   

Lc 24,8.3. bepaald lidw. gen. mann. + vr. + onz. mv. tôn van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (119) . In zes verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,8 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,27 .

Lc 24,8.4. gen. onz. mv. rèmatôn van het zelfst. naamw. rèma (woord, uitspraak) . Taalgebruik in het N.T. : rèma (woord, uitspraak) . Taalgebruik in Lc : rèma (woord, uitspraak) . Lc (1) Lc 24,8 . Een vorm van rèma (woord, uitspraak) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,37 . (2) Lc 1,38 . (3) Lc 1,65 . (4) Lc 2,15 . (5) Lc 2,17 . (6) Lc 2,19 . (7) Lc 2,29 . (8) Lc 2,50 . (9) Lc 2,51 . (10) Lc 3,2 . (11) Lc 5,5 . (12) Lc 7,1 . (13) Lc 9,45 . (14) Lc 18,34 . (15) Lc 20,26 . (16) Lc 22,61 . (17) Lc 24,8 . (18) Lc 24,11 .

5. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. autou van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Hnd. : voornaamwoord autos . Lc (220) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,8 . (2) Lc 24,23 . (3) Lc 24,26 . (4) Lc 24,47 . (5) Lc 24,50 . Hnd (118) .

Lc 24,9 - Lc 24,9 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:9 kai upostrepsasai | [apo tou mnèmeiou] | apo tou mnèmeiou | apèggeilan tauta panta tois endeka kai pasin tois loipois  9 et regressae a monumento nuntiaverunt haec omnia illis undecim et ceteris omnibus   9 En terugkerend van de grafkamer boodschapten ze al deze dingen aan de elf en alle overigen.  en keerden van het graf terug en ze brachten dit alles over aan de elf en aan al de anderen.   [9] Ze keerden van het graf terug naar huis en vertelden dat alles aan* de elf en aan alle anderen.  
[9] Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd.  
9 keren terug van het graf en verkondigen dit alles aan de elf en al de overigen.  9. A leur retour du tombeau, elles rapportèrent tout cela aux Onze et à tous les autres. 

Statenvertaling . 9 En wedergekeerd zijnde van het graf, boodschapten zij al deze dingen aan de elven, en aan al de anderen.
King James Bible . [9] And returned from the sepulchre, and told all these things unto the eleven, and to all the rest.
Luther-Bibel . 9 Und sie gingen wieder weg vom Grab und verkündigten das alles den elf Jüngern und den andern allen.

Tekstuitleg van Lc 24,9 . Het vers Lc 24,9 telt 14 (2 X 7) woorden en 77 (7 X 11) letters . De getalwaarde van Lc 24,9 is 7304 (2³ X 11 X 83) .

Lc 24,9.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,9.2. act. part. aor. nom. vr. mv. hupostrepsasai (teruggekeerd) van het werkw. hupostrefô (omkeren, terugkeren) . Taalgebruik in het N.T. : hupostrefô (omkeren, terugkeren) . Taalgebruik in Lc : hupostrefô (omkeren, terugkeren) . Lc (2) : (1) Lc 23,56 .  (2) Lc 24,9 .  Een vorm van hupostrefô (omkeren, terugkeren) in Lc in 21 verzen : (1) Lc 1,56 . (2) Lc 2,20 . (3) Lc 2,43 . (4) Lc 2,45 . (5) Lc 4,1 . (6) Lc 4,14 . (7) Lc 7,10 . (8) Lc 8,37 . (9) Lc 8,39 . (10) Lc 8,40 . (11) Lc 9,10 . (12) Lc 10,17 . (13) Lc 11,24 . (14) Lc 17,15 . (15) Lc 17,18 . (16) Lc 19,12 . (17) Lc 23,48 . (18) Lc 23,56 . (19) Lc 24,9 . (20) Lc 24,33 . (21) Lc 24,52 . In Lc : 9 vormen in 12 hoofdstukken en 21 verzen .

Lc 24,9.3. apo (af, van-weg) . afkoring ap' en af' . Taalgebruik in het N.T. : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in Lc : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Lc (73 + 32 + 9 = 114) .Lc 24 (6 + 2 + 1 = 9) . apo . Lc (73) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,41 . (6) Lc 24,47 . ap' . Lc (32) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,31 . (2) Lc 24,51 . af' . Lc (9) . Lc 24 (1) Lc 24,21 .

Lc 24,9.4. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

Lc 24,9.5. gen. onz. enk. mnèmeiou van het zelfst. naamw. mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het N.T. : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Lc (2) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . Een vorm van mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 3 verzen .

Lc 24,9.3. - 5. apo tou mnèmeiou (weg van het graf) . Lc (2) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .

Lc 24,9.6. act. ind. aor. 3de pers. mv.apèggeilan van het werkw. apaggellô (af-kondigen) . Taalgebruik in het N.T. : apaggellô (af-kondigen) . Taalgebruik in Lc : apaggellô (af-kondigen) . Lc (6) : (1) Lc 7,18 . (2) Lc 8,34 . (3) Lc 8,36 . (4) Lc 9,36 . (5) Lc 18,37 . (6) Lc 24,9 . Een vorm van apaggellô (af-kondigen) in Lc in 11 verzen : (1) Lc 7,18 . (2) Lc 7,22 . (3) Lc 8,20 . (4) Lc 8,34 . (5) Lc 8,36 . (6) Lc 8,47 . (7) Lc 9,36 . (8) Lc 13,1 . (9) Lc 14,21 . (10) Lc 18,37 . (11) Lc 24,9 . In Lc : 5 vormen in 7 hoofdstukken en in 11 verzen .

Lc 24,9.7. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) van het aanwijzend voornaamw. οὑτος = houtos . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Taalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Lc (46) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,11 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,36 .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. + acc. onz. mv. tauta  815  587  228  22 14 46  58 28            

9. dat onz. mv. tois van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (65) . Lc (2) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,44 .

Lc 24,9.11. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

13. dat onz. mv. tois van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (65) . Lc (2) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,44 .

Lc 24,10 - Lc 24,10 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:10 èsan de è magdalènè maria kai iôanna kai maria è iakôbou kai ai loipai sun autais elegon pros tous apostolous tauta  10 erat autem Maria Magdalene et Iohanna et Maria Iacobi et ceterae quae cum eis erant quae dicebant ad apostolos haec   10 Het waren nu Maria Magdalena en Johanna en Maria van Jakobus en de overigen met hen. Ze zeiden deze dingen tegen de apostelen;  Het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jakobus; de andere vrouwen die met hen waren vertelden aan de apostelen hetzelfde.  [10] Het waren Maria van Magdala, Johanna en Maria van Jakobus en de overige* vrouwen die bij hen waren. Ze vertelden het dus aan de apostelen,   [10] De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd,  10 Het zijn geweest: Maria Magdalena, Johanna, en Maria van Jakobus. De overige vrouwen die met haar waren hebben tot de apostelen hetzelfde gezegd.  10. C'étaient Marie la Magdaléenne, Jeanne et Marie, mère de Jacques. Les autres femmes qui étaient avec elles le dirent aussi aux apôtres ; 

Statenvertaling . 10 En deze waren Maria Magdalena, en Johanna, en Maria, de moeder van Jakobus, en de andere met haar, die dit tot de apostelen zeiden.
King James Bible . [10] It was Mary Magdalene, and Joanna, and Mary the mother of James, and other women that were with them, which told these things unto the apostles.
Luther-Bibel . 10 Es waren aber Maria von Magdala und Johanna und Maria, des Jakobus Mutter, und die andern mit ihnen; die sagten das den Aposteln.

Tekstuitleg van Lc 24,10 . Het vers Lc 24,10 telt 21 (3 X 7) woorden en 96 (2² X 2³ X 3) letters . De getalwaarde van Lc 24,10 is 8824 (2³ X 1103) .

Lc 24,10.1. act. ind. imperf. 3de pers. mv. ησαν = èsan  (zij waren) van het werkw. ειμι = eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in de LXX : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Taalgebruik in Hnd : eimi (zijn) . Lc (22) : (1) Lc 1,6 . (2) Lc 1,7 . (3) Lc 2,8 . (4) Lc 4,20 . (5) Lc 4,25 . (6) Lc 4,27 . (7) Lc 5,10 . (8) Lc 5,17 . (9) Lc 5,29 . (10) Lc 7,41 . (11) Lc 8,2 . (12) Lc 8,40 . (13) Lc 9,14 . (14) Lc 9,30 . (15) Lc 9,32 . (16) Lc 14,1 . (17) Lc 15,1 . (18) Lc 20,29 . (19) Lc 23,55 . (20) Lc 24,10 . (21) Lc 24,13 . (22) Lc 24,53 . Hnd (28) : (1) Hnd 1,10 . (2) Hnd 1,13 . (3) Hnd 1,14 . (4) Hnd 2,1 . (5) Hnd 2,2 . (6) Hnd 2,5 . (7) Hnd 2,42 . (8) Hnd 2,44 . (9) Hnd 4,6 . (10) Hnd 4,13 . (11) Hnd 4,31 . (12) Hnd 5,12 . (13) Hnd 11,20 . (14) Hnd 12,3 . (15) Hnd 12,12 . (16) Hnd 13,1 . (17) Hnd 13,48 . (18) Hnd 14,4 . (19) Hnd 14,7 . (20) Hnd 14,26 . (21) Hnd 17,11 . (22) Hnd 18,3 . (23) Hnd 19,7 . (24) Hnd 19,14 . (25) Hnd 20,8 . (26) Hnd 21,9 . (27) Hnd 21,29 . (28) Hnd 23,13 . Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in het NT (2450) , in de LXX (6947) .

  eimi (zijn) Lc Lc 1 Lc 2 Lc 3 Lc 4 Lc 5 Lc 6 Lc 7 Lc 8 Lc 9 Lc 10 Lc 11 Lc 12 Lc 13 Lc 14 Lc 15 Lc 16 Lc 17 Lc 18 Lc 19 Lc 20 Lc 21 Lc 22 Lc 23 Lc 24 Lc
  act. ind. imperf. 3de pers. mv. èsan   22  (1) Lc 1,6 . (2) Lc 1,7 . (3) Lc 2,8 .   (4) Lc 4,20 . (5) Lc 4,25 . (6) Lc 4,27 . (7) Lc 5,10 . (8) Lc 5,17 . (9) Lc 5,29 .   (10) Lc 7,41 . (11) Lc 8,2 . (12) Lc 8,40 . (13) Lc 9,14 . (14) Lc 9,30 . (15) Lc 9,32 .         (16) Lc 14,1 .          (17) Lc 15,1 .           (18) Lc 20,29 .     (19) Lc 23,55 . (20) Lc 24,10 . (21) Lc 24,13 . (22) Lc 24,53 .     22 

- Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn . E. to be .

Lc 24,10.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,5 . (5) Lc 24,10 . (6) Lc 24,12 . Een opsomming van de vrouwen wordt gegeven .

6. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

8. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

12. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

15. sun (met) . Taalgebruik in het N.T. : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenach : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . Lc (23) : (1) Lc 1,56 . (2) Lc 2,5 . (3) Lc 2,13 . (4) Lc 5,9 . (5) Lc 5,19 . (6) Lc 7,6 . (7) Lc 7,12 . (8) Lc 8,1 . (9) Lc 8,38 . (10) Lc 8,51 . (11) Lc 9,32 . (12) Lc 19,23 . (13) Lc 20,1 . (14) Lc 22,14 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 23,11 . (17) Lc 23,32 . (18) Lc 24,10 . (19) Lc 24,21 . (20) Lc 24,24 . (21) Lc 24,29 . (22) Lc 24,33 . (23) Lc 24,44 . Hnd (49) .

18. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

21. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) van het aanwijzend voornaamw. οὑτος = houtos . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Taalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Lc (46) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,11 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,36 .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. + acc. onz. mv. tauta  815  587  228  22 14 46  58 28            
Lc 24,11 - Lc 24,11 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C   Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:11 kai efanèsan enôpion autôn ôsei lèros ta rèmata tauta kai èpistoun autais  11 et visa sunt ante illos sicut deliramentum verba ista et non credebant illis  11 en deze woorden schenen als larie voor hen, en ze geloofden hen niet.  Maar dat verhaal leek de apostelen beuzelpraat en zij geloofden hen niet.  [11] maar in hun ogen was het onzin wat de vrouwen zeiden, en ze geloofden hen niet.  [11] maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet.  11 Deze verhalen schenen hun zotteklap toe en zij hebben haar niet geloofd.   11. mais ces propos leur semblèrent du radotage, et ils ne les crurent pas. 

Statenvertaling . 11 En haar woorden schenen voor hen als ijdel geklap, en zij geloofden haar niet.
King James Bible . [11] And their words seemed to them as idle tales, and they believed them not.
Luther-Bibel . 11 Und es erschienen ihnen diese Worte, als wär's Geschwätz, und sie glaubten ihnen nicht.

Tekstuitleg van Lc 24,11 . Het vers Lc 24,11 telt 12 (2² X 3) woorden en 62 (2 X 31) letters . De getalwaarde van Lc 24,11 is 9248 (2² X 2³ X 17²) .

Lc 24,11.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,11.3. enôpion (voor het aangezicht van) . Taalgebruik in het N.T. : enôpion (voor het aangezicht van) . Taalgebruik in Lc : enôpion (voor het aangezicht van) . In Lc in 19 verzen : (1) Lc 1,15 . (2) Lc 1,17 . (3) Lc 1,19 . (4) Lc 1,76 . (5) Lc 4,7 . (6) Lc 5,18 . (7) Lc 5,25 . (8) Lc 8,47 . (9) Lc 12,6 . (10) Lc 12,9 . (11) Lc 13,26 . (12) Lc 14,10 . (13) Lc 15,10 . (14) Lc 15,18 . (15) Lc 15,21 . (16) Lc 16,15 . (17) Lc 23,14 . (18) Lc 24,11 . (19) Lc 24,43 .

Lc 24,11.4. gen. mv.autôn van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (94) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,11 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,16 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,36 . (8) Lc 24,41 . (9) Lc 24,43 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,51 .

Lc 24,11.3. - 4. enôpion autou (voor het aangezicht van hem / voor zijn aangezicht) . Lc (3) : (1) Lc 1,17 . (2) Lc 1,75 . (3) Lc 5,18 . enôpion autôn (voor het aangezicht van hen / voor hun aangezicht) . Lc (3) : (1) Lc 5,25 . (2) Lc 24,11 . (3) Lc 24,43 .

Lc 24,11.8. nom. + acc. onz. rèmata van het zelfst. naamw. rèma (woord, uitspraak) . Taalgebruik in het N.T. : rèma (woord, uitspraak) . Taalgebruik in Lc : rèma (woord, uitspraak) . Lc (5) : (1) Lc 1,65 . (2) Lc 2,19 . (3) Lc 2,51 . (4) Lc 7,1 . (5) Lc 24,11 . Een vorm van rèma (woord, uitspraak) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,37 . (2) Lc 1,38 . (3) Lc 1,65 . (4) Lc 2,15 . (5) Lc 2,17 . (6) Lc 2,19 . (7) Lc 2,29 . (8) Lc 2,50 . (9) Lc 2,51 . (10) Lc 3,2 . (11) Lc 5,5 . (12) Lc 7,1 . (13) Lc 9,45 . (14) Lc 18,34 . (15) Lc 20,26 . (16) Lc 22,61 . (17) Lc 24,8 . (18) Lc 24,11 .

9. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) van het aanwijzend voornaamw. οὑτος = houtos . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Taalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Lc (46) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,11 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,36 .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. + acc. onz. mv. tauta  815  587  228  22 14 46  58 28            

Lc 24,11.10. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,12 - Lc 24,12 : 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,1 - Lc 24,2 - Lc 24,3 - Lc 24,4 - Lc 24,5 - Lc 24,6 - Lc 24,7 - Lc 24,8 - Lc 24,9 - Lc 24,10 - Lc 24,11 - Lc 24,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Pasen . Nachtwake C  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:12 | [[o | o | de petros anastas edramen epi to mnèmeion kai parakupsas blepei ta othonia mona kai apèlthen pros eauton thaumazôn to | gegonos]] | gegonos |   12 Petrus autem surgens cucurrit ad monumentum et procumbens videt linteamina sola posita et abiit secum mirans quod factum fuerat   12 Petrus nu stond op (en) liep naar de grafkamer en toekijkend zag hij alleeen de windsels , en hij ging heen naar huis , verwonderd over het gebeurde .   Toch liep Petrus ijlings naar het graf; hij bukte zich voorover maar zag alleen de zwachtels. Daarop ging hij terug, verbaasd nadenkend over hetgeen er gebeurd was.  [12] Toch* holde Petrus naar het graf, en toen hij er een blik in wierp zag hij alleen de linnen doeken. Hij ging terug naar huis, verbaasd over wat er gebeurd was.  [12] Petrus echter stond op en rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering over wat er gebeurd was.  12 Maar Petrus is opgestaan en naar het graf gesneld; hij heeft zich gebukt en heeft alleen de zwachtels zien liggen; hij is teruggekomen vol verwondering over wat is geschied.  12. Pierre cependant partit et courut au tombeau. Mais, se penchant, il ne voit que les linges. Et il s'en alla chez lui, tout surpris de ce qui était arrivé.  

Statenvertaling . 12 Doch Petrus opstaande, liep tot het graf, en nederbukkende, zag hij de linnen doeken, liggende alleen, en ging weg, zich verwonderende bij zichzelven van hetgeen geschied was.
King James Bible . [12] Then arose Peter, and ran unto the sepulchre; and stooping down, he beheld the linen clothes laid by themselves, and departed, wondering in himself at that which was come to pass.
Luther-Bibel .12 Petrus aber stand auf und lief zum Grab und bückte sich hinein und sah nur die Leinentücher und ging davon und wunderte sich über das, was geschehen war.

Tekstuitleg van Lc 24,12 . Het vers Lc 24,12 telt 22 (2 X 11) woorden en 109 letters . De getalwaarde van Lc 24,12 is 8518 (2 X 4259) .

Lc 24,12.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,5 . (5) Lc 24,10 . (6) Lc 24,12 . De apostelen reageren met ongeloof op het bericht van de vrouwen . Petrus echter gaat naar het graf kijken .

Lc 24,12.3. nom. mann. enk. petros  (Petrus) van de eigennaam petros (Petrus) . Taalgebruik in het N.T. : petros (Petrus) . Taalgebruik in Lc : petros (Petrus) .
Lc (13) : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 8,45 . (3) Lc 9,20 . (4) Lc 9,32 . (5) Lc 9,33 . (6) Lc 12,41 . (7) Lc 18,28 . (8) Lc 22,54 . (9) Lc 22,55 . (10) Lc 22,58 . (11) Lc 22,60 . (12) Lc 22,61 . (13) Lc 24,12 . Een vorm van petros (Petrus) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 5,8 . (2) Lc 6,14 . (3) Lc 8,45 . (4) Lc 8,51 . (5) Lc 9,20 . (6) Lc 9,28 . (7) Lc 9,32 . (8) Lc 9,33 . (9) Lc 12,41 . (10) Lc 18,28 . (11) Lc 22,8 . (12) Lc 22,34 . (13) Lc 22,54 . (14) Lc 22,55 . (15) Lc 22,58 . (16) Lc 22,60 . (17) Lc 22,61 . (18) Lc 24,12 .

Lc 24,12.6. epi (op, bij) . Afkortingen : ep' en ef' . Taalgebruik in het N.T. : epi (op, bij) . Taalgebruik in Lc : epi (op, bij) . Ned. op .
Lc (104 + 25 + 20 = 149) . Lc 24 (6) . epi (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,47 .

Lc 24,12.7. bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

Lc 24,12.8. nom. of acc. onz. enk. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in de LXX : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (21) : (1) Gn 23,6 . (2) Js 22,16 . (3) Ez 39,11 . (4) W 10,7 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,5 . (7) Lc 23,55 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 . (11) Joh 11,31 . (12) Joh 11,38 . (13) Joh 19,41 . (14) Joh 19,42 . (15) Joh 20,1 . (16) Joh 20,3 . (17) Joh 20,4 . (18) Joh 20,6 . (19) Joh 20,8 . (20) Joh 20,11 . (21) Hnd 13,29 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 8 verzen . Een laatste rustplaats kan op verschillende wijzen worden gemaakt , die als een zichtbaar teken aan de overledene doet denken . Een graf is de rustplaats van de overledene , het 'grafmonument' een gedenkteken voor de overlevenden . In het Grieks : ταφος = tafos (graf) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Een vorm van ταφος = tafos (graf) in de LXX (64) , in het NT (7) .

      1.  2.  3.  
  mnèmeion    Lc 11 Lc 23 Lc 24
1.  nom. + acc. onz. enk. mnèmeion     (1) Lc 23,55 .   (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 .  
2.  gen. onz. enk. mnèmeiou     (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .  
3.   nom. + acc. onz. mv. mnèmeia  (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .      
  Totaal  5

- Hebreeuws . NBS + UBS : הַקֶּבֶר= haqqèbhèr (het graf, de begraafplaats) < bepaald lidw. + קֶבֶר = qèbhèr (graf, begraafplaats) . Zie het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Niet in Tenakh . Een vorm van q-b-r in Tenakh (22) .
- Het Ned. graf en het D. Grab lijken verwantschap te vertonen met het Hebreeuwse qèbhèr , het Arameese qèbhèr / qibërâ´ en het Arabische qabr ; evenwel met omkering van de letters b en r .
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. tombeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβος = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֶבֶר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

Lc 24,12.6. - 8. επι το μνημειον = epi to mnèmeion (op / naar het grafmonument) . NT (4) . Mc (1) Mc 16,2 . Lc (3) : (1) Lc 24,12 . (2) Lc 24,22 . (3) Lc 24,24 .

Lc 24,12.9. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,12.15. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,12.16. ind. aor. 3de pers. enk. apèlthen (hij ging weg) van het werkw. aperchomai (weggaan) . Taalgebruik in het N.T. : aperchomai (weggaan) . Taalgebruik in Lc : aperchomai (weggaan) . Lc (6) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,38 . (3) Lc 5,13 . (4) Lc 5,25 . (5) Lc 8,39 . (6) Lc 24,12 . Een vorm van aperchomai (weggaan) in Lc (21) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,38 . (3) Lc 2,15 .  (4) Lc 5,13 . (5) Lc 5,14 .   (6) Lc 5,25 . (7) Lc 7,24 . (8) Lc 8,31 . (9) Lc 8,37 .  (10) Lc 8,39 . (11) Lc 9,57 .  (12) Lc 9,59 . (13) Lc 9,60 .  (14) Lc 10,30 . (15) Lc 17,23 . (16) Lc 19,32 .  (17) Lc 22,4 .  (18) Lc 22,13 .  (19) Lc 23,33 .  (20) Lc 24,12 .   (21) Lc 24,24 . In Lc : 10 vormen van aperchomai (weggaan) in 12 hoofdstukken en in 21 verzen .

Lc 24,12.17. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

Lc 24,12.20. bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 - Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -

Evangelie van de 3de (derde) paaszondag A : Lc 24,13-35 :
In die tijd waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. Hij vroeg hun: "Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?" Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: "Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?" Hij vroeg hun: "Wat dan?" Ze antwoordden Hem: "Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en van heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar hadden zijn lichaam niet gevonden, en kwamen zeggen, dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet." Nu sprak Hij tot hen: "O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?" Beginnend met Mozes verklaarde Hij uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heengingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: "Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde". Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: "Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?" Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Deze verklaarden: "De Heer is waarlijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen." En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.

Lc 24,13 - Lc 24,13 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 24:13 kai idou duo ex autôn en autè tè èmera èsan poreuomenoi eis kômèn apechousan stadious exèkonta apo ierousalèm è onoma emmaous 13 et ecce duo ex illis ibant ipsa die in castellum quod erat in spatio stadiorum sexaginta ab Hierusalem nomine Emmaus  13 En zie, twee van hen waren op die dag aan het gaan naar een dorp, zestig stadiën van Jeruzalem verwijderd, waarvan de naam Emmaüs was;  In die tijd waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag.  [13] Juist op die dag waren twee van hen op weg naar het dorp Emmaüs*, dat zestig stadiën van Jeruzalem ligt. [13] Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt.   13 ¶ En zie, twee van hen zijn op diezelfde dag onderweg geweest naar een dorp op een afstand van zestig stadiën van Jeruzalem, welks naam Emmaüs is,–  13. Et voici que, ce même jour, deux d'entre eux faisaient route vers un village du nom d'Emmaüs, distant de Jérusalem de soixante stades,  

Statenvertaling . 13 En zie, twee van hen gingen op denzelfden dag naar een plek, dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs;
King James Bible . [13] And, behold, two of them went that same day to a village called Emmaus, which was from Jerusalem about threescore furlongs.
Luther-Bibel . 13 Und siehe, zwei von ihnen gingen an demselben Tage in ein Dorf, das war von Jerusalem etwa zwei Wegstunden entfernt; dessen Name ist Emmaus.

Tekstuitleg van Lc 24,13 . Het vers telt 21 (3 X 7) woorden en 108 (2² X 3³) letters . De getalwaarde van Lc 24,13 is 11279 .

Lc 24,13.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,13.2. idou (zie) . Taalgebruik in het NT : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . Taalgebruik in Lc : idou (zie) . Taalgebruik in Hnd : idou (zie) . Lc (55) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 . (3) Lc 24,49 .

idou (zie)   bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1229  1037  192  59  55 23  19  25  121  125 

- הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (495) . Pentateuch (96) . Eerdere Profeten (153) . Latere Profeten (140) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (77) .
- Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici .

Lc 24,13.1. - 2. και ιδου = kai idou (en zie) . Lc (27 / 55) . Lc 24 (3 / 3) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 . (3) Lc 24,49 .
- Hebreeuws . וְהִנֵּה = wëhinneh (en zie) . Zie : הֵן / הִנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (347) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (70) . 12 Kleine Profeten (16) . Geschriften (36) . Gn (55) . Gn 18 (2) : (1) Gn 18,2 . (2) Gn 18,10 .

Lc 24,13.3. δυο = duo (twee) . Telwoord . Taalgebruik in het NT : telwoorden . Taalgebruik in Lc : telwoorden . Lc (25) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 .

  telwoorden  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh
  duo  624  509  115  33  14  25  13

- Lat. duo . F. deux . E. two . D. zwei .

Lc 24,13.1. - 3. kai idou duo (en zie twee) . Lc (2) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,13 .

Lc 24,13.5. gen. mv.autôn van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (94) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,11 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,16 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,36 . (8) Lc 24,41 . (9) Lc 24,43 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,51 .

Lc 24,13.6. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

7. pers. voornaamw. nom. + dat. vr. enk. autè(i) van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (43) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,13 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,33 .

Lc 24,13.8. bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In elf verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,13 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,32 . (7) Lc 24,33 . (8) Lc 24,35 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,46 . (11) Lc 24,49 . In zes verzen bij een tijdsbepaling , in vier verzen bij een plaatsbepaling .

Lc 24,13.10. act. ind. imperf. 3de pers. mv. èsan  (zij waren) van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (22) : (1) Lc 1,6 . (2) Lc 1,7 . (3) Lc 2,8 . (4) Lc 4,20 . (5) Lc 4,25 . (6) Lc 4,27 . (7) Lc 5,10 . (8) Lc 5,17 . (9) Lc 5,29 . (10) Lc 7,41 . (11) Lc 8,2 . (12) Lc 8,40 . (13) Lc 9,14 . (14) Lc 9,30 . (15) Lc 9,32 . (16) Lc 14,1 . (17) Lc 15,1 . (18) Lc 20,29 . (19) Lc 23,55 . (20) Lc 24,10 . (21) Lc 24,13 . (22) Lc 24,53 .

Lc 24,13.11. part. praes. nom. mann. mv. poreuomenoi (zich op weg begevende) van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het N.T. : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Hnd : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Hebr. hâlakh (gaan) < halacha : http://nl.wikipedia.org/wiki/Halacha . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . Hebr. por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . Lc (3) : (1) Lc 1,6 . (2) Lc 8,14 . (3) Lc 24,13 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 24 (2) : (1) Lc 24,13 . (2) Lc 24,28 . In Lc : 19 vormen van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in 18 / 24 hoofdstukken en in 48 verzen . In Hnd : X vormen van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in 21 / 28 hoofdstukken en in 39 verzen . N.T. (150) .
Aan het èsan poreuomenoi (zij waren op weg naar) van Lc 24,13 correspondeert hupestrepsan (zij keerden terug) van Lc 24,33 .

Lc 24,13.12. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

Lc 24,13.17. apo (af, van-weg) . afkorting ap' en af' . Taalgebruik in het N.T. : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in Lc : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Lc (73 + 32 + 9 = 114) .Lc 24 (6 + 2 + 1 = 9) . apo . Lc (73) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,41 . (6) Lc 24,47 . ap' . Lc (32) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,31 . (2) Lc 24,51 . af' . Lc (9) . Lc 24 (1) Lc 24,21 .

Lc 24,13.18. hierousalèm (Jeruzalem) . Taalgebruik in het N.T. : hierousalèm (Jeruzalem) . Taalgebruik in Lc : hierousalèm (Jeruzalem) . Lc (26) : (1) Lc 2,25 . (2) Lc 2,38 . (3) Lc 2,41 . (4) Lc 2,43 . (5) Lc 2,45 . (6) Lc 4,9 . (7) Lc 5,17 . (8) Lc 6,17 . (9) Lc 9,31 . (10) Lc 9,51 . (11) Lc 9,53 . (12) Lc 10,30 . (13) Lc 13,4 . (14) Lc 13,33 . (15) Lc 13,34 . (16) Lc 17,11 . (17) Lc 18,31 . (18) Lc 19,11 . (19) Lc 21,20 . (20) Lc 21,24 . (21) Lc 23,28 . (22) Lc 24,13 . (23) Lc 24,18 . (24) Lc 24,33 . (25) Lc 24,47 . (26) Lc 24,52 . Een vorm van hierosoluma (Jeruzalem) in Lc in 4 verzen : (1) Lc 2,22 . (2) Lc 13,22 . (3) Lc 19,28 . (4) Lc 23,7 .

Lc 24,13.17. - 18. apo hierousalèm (van Jeruzalem weg) . N.T. (5) . Lc (3) : (12) Lc 10,30 . (22) Lc 24,13 . (25) Lc 24,47 . Hnd (1) Hnd 8,26 .

Lc 24,13.21. nom. + acc. onz. enk. : onoma (naam) . Taalgebruik in het N.T. : onoma (naam) . Taalgebruik in Lc : onoma (naam) . Stam : N ... M . Fr. nom . Ned. naam . Eng. name . Lc (15) : (1) Lc 1,5 (kai to onoma autès Elisabet = en haar naam was Elisabet) . (2) Lc 1,13 (kai kaleseis to onoma autou Iôannèn = en je zult zijn naam Johannes noemen) . (3) Lc 1,26 (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) . (4) Lc 1,27 (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) . (5) Lc 1,31 (kai kaleseis to onoma autou Ièsoun = en je zult zijn naam Jezus noemen) . (6) Lc 1,49 . (7) Lc 1,63 (Iôannès estin onoma autou = Johannes is zijn naam) . (8) Lc 2,21 (kai eklèthè to onoma autou Ièsous (en zijn naam werd Jezus genoemd) . (9) Lc 2,25 (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) . (10) Lc 6,22 . (11) Lc 8,30 . (12) Lc 8,41 (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) . (13) Lc 11,2 . (14) Lc 21,17 . (15) Lc 24,13 (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) . Een vorm van onoma (naam) in Lc in 33 verzen .

Lc 24,13.20. - 21. betrekkelijk voornaamwoord datief enkelvoud + onoma (naam) in Lc (5) : (1) Lc 1,26 (hè(i) onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) . (2) Lc 1,27 (hô(i) onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) . (3) Lc 2,25 (hô(i) onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) . (4) Lc 8,41 (hô(i) onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) . (5) Lc 24,13 (hè(i) onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) .
Betrekk. voornaamw. datief vrouw. enk. in Lc in 2 verzen : (1) Lc 1,26 (hèi onoma Nazareth = aan wie de naam Nazareth) . (2) Lc 24,13 (hèi onoma Emmaous = aan wie de naam Emmaüs) . Het betreft twee dorpen : Nazareth en Emmaüs , het eerste en het laatste dorp in Lc . De andere drie verzen zijn samengesteld uit het betrekk. voornaamw. datief mann. enk. + een persoonsnaam (Jozef , Simeon en Jaïrus) : (1) Lc 1,27 (hôi onoma Iôsèf = aan wie de naam Jozef) . (2) Lc 2,25 (hôi onoma Sumeôn = aan wie de naam Simeon) . (3) Lc 8,41 (hôi onoma Iaïros = aan wie de naam Jaïrus) .

Lc 24,14 - Lc 24,14 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:14 kai autoi ômiloun pros allèlous peri pantôn tôn sumbebèkotôn toutôn  14 et ipsi loquebantur ad invicem de his omnibus quae acciderant   14 en ze praatten met elkaar over al die dingen die voorgevallen waren.  Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen.  [14] Ze spraken met elkaar over alles wat voorgevallen was.  [14] Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen.   14 en hebben zich met elkaar onderhouden over al deze dingen die voorgevallen zijn.  14. et ils conversaient entre eux de tout ce qui était arrivé.  

Statenvertaling . 14 En zij spraken samen onder elkander van al deze dingen, die er gebeurd waren.
King James Bible . [14] And they talked together of all these things which had happened.
Luther-Bibel . 14 Und sie redeten miteinander von allen diesen Geschichten.

Tekstuitleg van Lc 24,14 . Het vers Lc 24,14 telt 10 (2 X 5) woorden en 58 (2 X 29) letters . De getalwaarde van Lc 24,14 is 9874 (2 X 4937) .

Lc 24,14.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,14.2. nom. mann. mv. autoi (zij) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (19) : (1) Lc 2,50 . (2) Lc 6,11 . (3) Lc 9,36 . (4) Lc 11,4 . (5) Lc 11,19 . (6) Lc 11,46 . (7) Lc 11,48 . (8) Lc 11,52 . (9) Lc 13,4 . (10) Lc 14,1 . (11) Lc 14,12 . (12) Lc 16,28 . (13) Lc 17,13 . (14) Lc 18,34 . (15) Lc 22,23 . (16) Lc 22,71 . (17) Lc 24,14 . (18) Lc 24,35 . (19) Lc 24,52 .

Lc 24,14.3. act. ind. imperf. 3de pers. mv. hômiloun van het werkw. homileô (omgaan, zich onderhouden met) . Taalgebruik in het N.T. : homileô (omgaan, zich onderhouden met) . Taalgebruik in Lc : homileô (omgaan, zich onderhouden met) . Taalgebruik in het N.T. : homileô (omgaan, zich onderhouden met) . Lc (1) Lc 24,14 . Een vorm van homileô (omgaan, zich onderhouden met) in Lc in 2 verzen : (1) Lc 24,14 . (2) Lc 24,15 . In Lc : 2 vormen van homileô (omgaan, zich onderhouden met) in 2 verzen in 2 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van (omgaan, zich onderhouden met) in 2 verzen in 2 hoofdstukken .

Lc 24,14.4. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

Lc 24,14.5. acc. mann. mv. allèlous van het voornaamw. allèloi (elkander, elkaar) . Taalgebruik in het N.T. : allèloi (elkander, elkaar) . Taalgebruik in Lc : allèloi (elkander, elkaar) . Taalgebruik in Hnd : allèloi (elkander, elkaar) . Lc (9) : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 8,25 . (5) Lc 12,1 . (6) Lc 20,14 . (7) Lc 24,14 . (8) Lc 24,17 . (9) Lc 24,32 . Een vorm van allèloi (elkander, elkaar) in Lc in 11 verzen : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 7,32 . (5) Lc 8,25 . (6) Lc 12,1 . (7) Lc 20,14 . (8) Lc 23,12 . (9) Lc 24,14 . (10) Lc 24,17 . (11) Lc 24,32 . In Lc : 3 vormen van allèloi (elkander, elkaar) in 11 verzen in 9 hoofdstukken . In Hnd : 3 vormen van allèloi (elkander, elkaar) in 8 verzen in 7 hoofdstukken .

Lc 24,14.4. - 5. pros allèlous (tot elkander) . Lc (7) : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 8,25 . (5) Lc 24,14 . (6) Lc 24,17 . (7) Lc 24,32 .

Lc 24,14.6. peri (omwille van, over) . Taalgebruik in N.T. : peri (over, rondom, omwille van) . Taalgebruik in Lc : peri (over, rondom, omwille van) . Fr. pour , N. voor . Lc (43) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,14 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,44 .

Lc 24,14.7. gen. mv. pantôn van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het N.T. : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas (ieder, elk, alles) . Hebr. kol . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Lc (17) : (1) Lc 1,71 . (2) Lc 2,31 . (3) Lc 3,15 . (4) Lc 3,19 . (5) Lc 4,15 . (6) Lc 4,20 . (7) Lc 7,18 . (8) Lc 7,35 . (9) Lc 8,45 . (10) Lc 9,43 . (11) Lc 11,50 . (12) Lc 14,10 . (13) Lc 21,3 . (14) Lc 21,12 . (15) Lc 21,17 . (16) Lc 24,14 . (17) Lc 24,27 .

Lc 24,14.6. - 7. peri pantôn (over allen / alles) . N.T. (15) . Lc (3) : (1) Lc 3,19 . (2) Lc 7,18 . (3) Lc 24,14 . Hnd (4) .

Lc 24,14.8. bepaald lidw. gen. mann. + vr. + onz. mv. tôn van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (119) . In zes verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,8 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,27 .

Lc 24,15 - Lc 24,15 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:15 kai egeneto en tô omilein autous kai suzètein | [kai] | kai | autos ièsous eggisas suneporeueto autois 15 et factum est dum fabularentur et secum quaererent et ipse Iesus adpropinquans ibat cum illis  15 En het gebeurde, terwijl ze praatten en redetwistten, dat Jezus zelf naderde (en) met hen meeging;  Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee.  [15] Terwijl ze met elkaar in discussie waren, voegde Jezus zelf zich bij hen en liep met hen mee.  [15] Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee,  15 En het is geschied, terwijl zij zich onderhielden en van gedachten wisselden, dat Jezus zelf is genaderd en met hen meegelopen is;  15. Et il advint, comme ils conversaient et discutaient ensemble, que Jésus en personne s'approcha, et il faisait route avec eux ;  

Statenvertaling . 15 En het geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander ondervraagden, dat Jezus Zelf bij hen kwam, en met hen ging.
King James Bible . [15] And it came to pass, that, while they communed together and reasoned, Jesus himself drew near, and went with them.
Luther-Bibel . 15 Und es geschah, als sie so redeten und sich miteinander besprachen, da nahte sich Jesus selbst und ging mit ihnen.

Tekstuitleg van Lc 24,15 . Het vers Lc 24,15 telt 15 (3 X 5) woorden en 79 letters . De getalwaarde van Lc 24,15 is 9279 (3² X 1031) .

Lc 24,15.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,15.2. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het N.T. : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... ) zoals vele verhalen bij ons beginnen . Lc (69) .In zeven verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,51 . Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc 24 in 12 verzen : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,21 . (8) Lc 24,22 . (9) Lc 24,30 . (10) Lc 24,31 . (11) Lc 24,37 . (12) Lc 24,51 .

Lc 24,15.3. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in . Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

Lc 24,15.4. bep. lidw. dat. mann. + onz. enk. tô(i) van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (154) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,30 . (4) Lc 24,44 . (5) Lc 24,47 . (6) Lc 24,51 . (7) Lc 24,53 .

Lc 24,15.1. - 4. egeneto de en tô(i) = het gebeurde echter tijdens het ... Lc (9) : (1) Lc 1,8 . (2) Lc 2,6 . (3) Lc 3,21 . (4) Lc 5,1 . (5) Lc 8,40 . (6) Lc 9,51 . (7) Lc 10,38 . (8) Lc 11,27 . (9) Lc 18,35 . kai egeneto en tô(i) = en het gebeurde tijdens het ... Lc (14) : (1) Lc 5,12 . (2) Lc 8,1 . (3) Lc 9,18 . (4) Lc 9,29 . (5) Lc 9,33 . (6) Lc 11,1 . (7) Lc 14,1 . (8) Lc 17,11 . (9) Lc 17,14 . (10) Lc 19,15 . (11) Lc 24,4 . (12) Lc 24,15 . (13) Lc 24,30 . (14) Lc 24,51 .

Lc 24,15.6. pers. voornaamw. acc. mann. mv. autous (hen) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (83) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,44 . (5) Lc 24,50 . (6) Lc 24,51 .

Lc 24,15.7. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,15.9. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

10. pers. voornaamw. nom. mann. enk. autos (hij) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (45) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,28 . (5) Lc 24,31 . (6) Lc 24,36 . (7) Lc 24,39 .

14. dat. mann. en onz. mv.autois van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord autos . Lc (89) . Lc 24 (12) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,19 . (3) Lc 24,27 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,33 . (7) Lc 24,35 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,40 . (11) Lc 24,41 . (12) Lc 24,46 .

Lc 24,16 - Lc 24,16 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel  
24:16 oi de ofthalmoi autôn ekratounto tou mè epignônai auton  16 oculi autem illorum tenebantur ne eum agnoscerent  16 hun ogen echter bleven verhinderd zodat ze hem niet herkenden.   Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen.  [16] Maar hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen. [16] maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden.  16 maar hun ogen zijn zo bevangen geweest dat zij hem niet hebben herkend.   16. mais leurs yeux étaient empêchés de le reconnaître. 

Statenvertaling . 16 En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.
King James Bible . [16] But their eyes were holden that they should not know him.
Luther-Bibel . 16 Aber ihre Augen wurden gehalten, dass sie ihn nicht erkannten.

Tekstuitleg van Lc 24,16 . Het vers Lc 24,16 telt 9 (3²) woorden en 46 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Lc 24,16 is 6334 (2 X 3167) .

Lc 24,16.1. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

Lc 24,16.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 . Lc 24,13-53 (14) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,21 . (6) Lc 24,24 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,37 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,42 . (12) Lc 24,44 . (13) Lc 24,49 . (14) Lc 24,50 .

3. nom. mann. mv. ofthalmoi (ogen) van het zelfst. naamw. ofthalmos (oog) . ofthalmos (oog) . Taalgebruik in het NT : ofthalmos (oog) . Taalgebruik in de LXX : ofthalmos (oog) . Taalgebruik in Lc : ofthalmos (oog) . Taalgebruik in Hnd : ofthalmos (oog) . Lc (5) : (1) Lc 2,30 . (2) Lc 4,20 . (3) Lc 10,23 . (4) Lc 24,16 . (5) Lc 24,31 . Hnd (-) . Een vorm van ofthalmos (oog) in de LXX (678) , in het NT (100) , in Lc (12) : (1) Lc 2,30 . (2) Lc 4,20 . (3) Lc 6,20 . (4) Lc 6,41 . (5) Lc 6,42 . (6) Lc 10,23 . (7) Lc 11,34 . (8) Lc 16,23 . (9) Lc 18,13 . (10) Lc 19,42 .(11) Lc 24,16 . (12) Lc 24,31 . In Lc : 6 vormen van ofthalmos (oog) in 12 verzen in 9 hoofdstukken . In Hnd : 3 vormen van ofthalmos (oog) in 6 verzen in 4 hoofdstukken .

      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9. 
  ofthalmos (oog)    Lc 2 Lc 4 Lc 6 Lc 10 Lc 11 Lc 16 Lc 18 Lc 19 Lc 24
1.  nom. mann. enk. ofthalmos           (1) Lc 11,34 .          
2.  gen. mann. enk. ofthalmou       (1) Lc 6,42 .              
3.  dat. mann. enk. ofthalmô(i)       (1) Lc 6,41 . (2) Lc 6,42 .              
4.  nom. mann. mv. ofthalmoi   5   (1) Lc 2,30 .   (2) Lc 4,20 .     (3) Lc 10,23 .           (4) Lc 24,16 . (5) Lc 24,31 .  
5.  gen. mann. mv. ofthalmôn                 (1) Lc 19,42  
6.  acc. mann. mv. ofthalmous       (1) Lc 6,20 .       (2) Lc 16,23 .   (3) Lc 18,13 .      
    '12'  '3' 


- Hebr. ajin (oog, bron) . Taalgebruik in Tenach : ajin (oog, bron) . Lat. oculus . Fr. oeil (yeux) . E. eye . Ned. oog . D. Aug .

Lc 24,16.4. gen. mv.autôn van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (94) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,11 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,16 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,36 . (8) Lc 24,41 . (9) Lc 24,43 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,51 .

Lc 24,16.6. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

Lc 24,16.7. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) . Lc (123) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,23 .

Lc 24,16.9. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

Lc 24,17 - Lc 24,17 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:17 eipen de pros autous tines oi logoi outoi ous antiballete pros allèlous peripatountes kai estathèsan skuthrôpoi   17 et ait ad illos qui sunt hii sermones quos confertis ad invicem ambulantes et estis tristes   17 Hij zei nu tegen hen: Wat zijn die woorden die je al wandelend met elkaar wisselt? En ze bleven met somber gezicht staan.  Hij vroeg hun: "Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?" Met een bedrukt gezicht bleven ze staan.  [17] Hij sprak tot hen: ‘Waarover lopen jullie zo druk met elkaar te praten?’ Met sombere gezichten bleven ze staan.  [17] Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan.  17 Maar dan zegt hij tot hen: wat zijn dit voor gesprekken die ge al wandelend met elkaar voert? Treurig blijven ze staan.   17. Il leur dit : « Quels sont donc ces propos que vous échangez en marchant ? » Et ils s'arrêtèrent, le visage sombre. 

Statenvertaling . 17 En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?
King James Bible . [17] And he said unto them, What manner of communications are these that ye have one to another, as ye walk, and are sad?
Luther-Bibel . 17 Er sprach aber zu ihnen: Was sind das für Dinge, die ihr miteinander verhandelt unterwegs? Da blieben sie traurig stehen.

Tekstuitleg van Lc 24,17 . Het vers Lc 24,17 telt 16 (2² X 2²) woorden en 88 (2³ X 11) letters . De getalwaarde van Lc 24,17 is 10062 (2 X 3² X 13 X 43) .

Lc 24,17.1. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 24 (8) : (1) Lc 24,17 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,25 . (5) Lc 24,38 . (6) Lc 24,41 . (7) Lc 24,44 . (8) Lc 24,46 . Lc 24 (6 + 12 = 18) . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 24 (6) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,23 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,34 . (6) Lc 24,36 ; van eipon (ik zei) in Lc 24 (12) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,32 . (8) Lc 24,38 . (9) Lc 24,40 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,44 . (12) Lc 24,46 .

Lc 24,17.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 . Lc 24,13-53 (14) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,21 . (6) Lc 24,24 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,37 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,42 . (12) Lc 24,44 . (13) Lc 24,49 . (14) Lc 24,50 .

Lc 24,17.3. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

Lc 24,17.1. - 3. eipen de pros (hij zei echter tot) . Lc (17) : (1) Lc 1,13 . (2) Lc 7,50 . (3) Lc 9,13 . (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,59 . (6) Lc 9,62 . (7) Lc 12,15 . (8) Lc 12,22 . (9) Lc 13,7 . (10) Lc 15,3 . (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . (13) Lc 18,9 . (14) Lc 19,9 . (15) Lc 20,41 . (16) Lc 24,17 . (17) Lc 24,44 .

Lc 24,17.4. pers. voornaamw. acc. mann. mv. autous (hen) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (83) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,44 . (5) Lc 24,50 . (6) Lc 24,51 .

Lc 24,17.1. - 4. eipen de pros autous (hij echter zei tot hen) . Lc (6) : (1) Lc 9,13 . (2) Lc 12,15 . (3) Lc 15,3 . (4) Lc 20,41 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,44 . Hnd (1) .

Lc 24,17.5. nom. mann. + vr. mv. tines van het voornaamw. tis . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Hnd : voornaamwoord tis . Ned. wie , wat ? een , iets . Hebr. mî (wie) . Taalgebruik in Tenach : mî (wie) . Ned. wie , wat , welke . E. who , what . D. Was . Fr. qui , quel . Lc (12) : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 8,2 . (3) Lc 9,27 . (4) Lc 11,15 . (5) Lc 13,1 . (6) Lc 13,31 . (7) Lc 19,39 . (8) Lc 20,27 . (9) Lc 20,39 . (10) Lc 24,17 . (11) Lc 24,22 . (12) Lc 24,24 . Hnd (16) .

Lc 24,17.6. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

Lc 24,17.7. nom. mann. mv. logoi van het zelfst. naamw. logos (woord) . Taalgebruik in het N.T. : logos (woord) . Taalgebruik in Lc : logos (woord) . Taalgebruik in Hnd. : logos (woord) . logos komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (3) : (1) Lc 21,33 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,44 . Een vorm van logos (woord) in Lc 24 (3) : (1) Lc 24,17 . (2) Lc 24,19 .   (3) Lc 24,44 .   In Lc : 8 vormen van logos (woord) in 17 / 24 hoofdstukken en in 33 verzen . In Hnd : 8 vormen van logos (woord) in 20 / 28 hoofdstukken en in 65 verzen .

Lc 24,17.8. nom. mann. mv. houtoi  van het aanwijz. voornaamw. houtos (deze) . Taalgebruik in het N.T. : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Lc (10) : (1) Lc 8,13 . (2) Lc 8,14 . (3) Lc 8,15 . (4) Lc 8,21 . (5) Lc 13,2 . (6) Lc 19,40 . (7) Lc 20,47 . (8) Lc 21,4 . (9) Lc 24,17 . (10) Lc 24,44 . Hnd (14) .

Lc 24,17.6. - 8. deze woorden . Lc 24,17 : hoi logoi houtoi . Lc 24,44 : houtoi hoi logoi .

Lc 24,17.11. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

Lc 24,17.12. acc. mann. mv. allèlous van het voornaamw. allèloi (elkander, elkaar) . Taalgebruik in het N.T. : allèloi (elkander, elkaar) . Taalgebruik in Lc : allèloi (elkander, elkaar) . Taalgebruik in Hnd : allèloi (elkander, elkaar) . Lc (9) : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 8,25 . (5) Lc 12,1 . (6) Lc 20,14 . (7) Lc 24,14 . (8) Lc 24,17 . (9) Lc 24,32 . Een vorm van allèloi (elkander, elkaar) in Lc in 11 verzen : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 7,32 . (5) Lc 8,25 . (6) Lc 12,1 . (7) Lc 20,14 . (8) Lc 23,12 . (9) Lc 24,14 . (10) Lc 24,17 . (11) Lc 24,32 . In Lc : 3 vormen van allèloi (elkander, elkaar) in 11 verzen in 9 hoofdstukken . In Hnd : 3 vormen van allèloi (elkander, elkaar) in 8 verzen in 7 hoofdstukken .

Lc 24,17.11. - 12. pros allèlous (tot elkander) . Lc (7) : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 8,25 . (5) Lc 24,14 . (6) Lc 24,17 . (7) Lc 24,32 . pros allèlous (tot elkander) . Lc (7) : (1) Lc 2,15 . (2) Lc 4,36 . (3) Lc 6,11 . (4) Lc 8,25 . (5) Lc 24,14 . (6) Lc 24,17 . (7) Lc 24,32 .

Lc 24,17.14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,18 - Lc 24,18 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:18 apokritheis de eis onomati kleopas eipen pros auton su monos paroikeis ierousalèm kai ouk egnôs ta genomena en autè en tais èmerais tautais  18 et respondens unus cui nomen Cleopas dixit ei tu solus peregrinus es in Hierusalem et non cognovisti quae facta sunt in illa his diebus  18 Eén nu, met de naam van Kleopas, antwoordde (en) zei tegen hem: Bent u de enige die als vreemdeling in Jeruzalem woont en die niet weet welke dingen daar deze dagen gebeurd zijn?  Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: "Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?" Hij vroeg hun:  [18] Een van hen, die Kleopas heette, gaf Hem ten antwoord: ‘Bent U dan de enige inwoner van Jeruzalem die niet weet wat daar de afgelopen dagen is gebeurd?’  [18] Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ 18 Ten antwoord zegt één, wiens naam Kleopas is, tot hem: bent u de enige vreemdeling in Jeruzalem dat u niet weet van de dingen die daar in deze dagen zijn geschied?  18. Prenant la parole, l'un d'eux, nommé Cléophas, lui dit : « Tu es bien le seul habitant de Jérusalem à ignorer ce qui y est arrivé ces jours-ci ! » -  

Statenvertaling . 18 En de een, wiens naam was Kleopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die deze dagen daarin geschied zijn?
King James Bible . [18] And the one of them, whose name was Cleopas, answering said unto him, Art thou only a stranger in Jerusalem, and hast not known the things which are come to pass therein these days?
Luther-Bibel . 18 Und der eine, mit Namen Kleopas, antwortete und sprach zu ihm: Bist du der Einzige unter den Fremden in Jerusalem, der nicht weiß, was in diesen Tagen dort geschehen ist?

Tekstuitleg van Lc 24,18 .

Lc 24,18.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 . Lc 24,13-53 (14) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,21 . (6) Lc 24,24 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,37 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,42 . (12) Lc 24,44 . (13) Lc 24,49 . (14) Lc 24,50 .

Lc 24,18.3. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

Lc 24,18.6. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 24 (8) : (1) Lc 24,17 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,25 . (5) Lc 24,38 . (6) Lc 24,41 . (7) Lc 24,44 . (8) Lc 24,46 . Lc 24 (6 + 12 = 18) . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 24 (6) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,23 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,34 . (6) Lc 24,36 ; van eipon (ik zei) in Lc 24 (12) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,32 . (8) Lc 24,38 . (9) Lc 24,40 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,44 . (12) Lc 24,46 .

Lc 24,18.7. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

Lc 24,18.8. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

Lc 24,18.12. hierousalèm (Jeruzalem) . Taalgebruik in het N.T. : hierousalèm (Jeruzalem) . Taalgebruik in Lc : hierousalèm (Jeruzalem) . Lc (26) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,13 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,33 . (4) Lc 24,47 . (5) Lc 24,52 .

Lc 24,18.13. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,18.14. ou - ouk - ouch (niet) of betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (hou) . Taalgebruik in het N.T. : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in Lc : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 24 (3 + 4 + 1 = 8) . ou . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ouk . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ouch . Lc 24 (1) Lc 24,3 .

Lc 24,18.18. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

Lc 24,18.19. pers. voornaamw. nom. + dat. vr. enk. autè(i) van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (43) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,13 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,33 .

Lc 24,18.20. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

Lc 24,18.21. bepaald lidw. dat. vr. mv. tais van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (33) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,18 . (2) Lc 24,27 .

Lc 24,18.22. dat. vr. mv. hèmerais van het zelfst. naamw. hèmera (dag) . Taalgebruik in het N.T. : hèmera (dag) . Taalgebruik in Lc : hèmera (dag) . Taalgebruik in Hnd : hèmera (dag) . Hebr. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenach : jôm (dag) . Lc (18) . (1) Lc 1,5 . (2) Lc 1,7 . (3) Lc 1,18 . (4) Lc 1,25 . (5) Lc 1,39 . (6) Lc 1,75 . (7) Lc 2,1 . (8) Lc 2,36 . (9) Lc 4,2 . (10) Lc 4,25 . (11) Lc 5,35 . (12) Lc 6,12 . (13) Lc 9,36 . (14) Lc 17,26 . (15) Lc 17,28 . (16) Lc 21,23 . (17) Lc 23,7 . (18) Lc 24,18 . Een vorm van hèmera (dag) in Lc (82) , in Lc 24 (6) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,13 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,29 . (6) Lc 24,46 . In Lc : 6 vormen van hèmera (dag) in 22 / 24 hoofdstukken en in 78 verzen . In Hnd : 6 vormen van hèmera (dag) in 25 / 28 hoofdstukken en in 91 verzen .

Lc 24,18.23. aanwijz. voornaamw. dat. vr. mv. tautais van het aanwijz. voornaamw. houtos (deze) . Taalgebruik in het N.T. : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Taalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Lc (4) : (1) Lc 1,39 . (2) Lc 6,12 . (3) Lc 23,7 . (4) Lc 24,18 . Hnd (3) : (1) Hnd 1,15 . (2) Hnd 6,1 . (3) Hnd 11,27 .

Lc 24,18.20. - 23. en tais hèmerais tautais (in deze dagen) . Lc (3) : (1) Lc 1,39 . (2) Lc 6,12 . (3) Lc 24,18 . In bredere contekst . (1) Lc 1,39 : anastasa de mariam en tais hèmerais tautais eporeuthè eis tèn oreinèn (Maria echter opgestaan in deze dagen begaf zich op weg naar het gebergte) . (2) Lc 6,12 : egeneto de en tais hèmerais tautais exèlthen eis to horos (het gebeurde echter in deze dagen . Hnd (3) : (1) Hnd 1,15 . (2) Hnd 6,1 (en de ....) . (3) Hnd 11,27 (en tautais de ...) . Hij ging uit naar de berg) . Hebr. bajjâmim hâ´ellèh (in deze dagen) : Zach 8,9 en Zach 8,15 . Taalgebruik in Tenach : jôm (dag) .

Lc 24,19 - Lc 24,19 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:19 kai eipen autois poia oi de eipan autô ta peri ièsou tou nazarènou os egeneto anèr profètès dunatos en ergô kai logô enantion tou theou kai pantos tou laou  19 quibus ille dixit quae et dixerunt de Iesu Nazareno qui fuit vir propheta potens in opere et sermone coram Deo et omni populo  19 En hij zei hun: Welke? Zij nu zeiden hem: Omtrent Jezus de Nazarener, een man die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en al het volk;   "Wat dan?" Ze antwoordden Hem: "Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en van heel het volk;  [19] ‘Wat dan?’ vroeg Hij. Ze zeiden Hem: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret. Hij was een profeet, machtig in woord en daad in de ogen van God en van heel het volk.  [19] Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk.  19 Hij zegt tot hen: wat voor dingen? Zij zeggen tot hem: die met Jezus de Nazarener, een man die een profeet was, machtig in werk en woord tegenover God en heel de gemeenschap,–  19. « Quoi donc ? » leur dit-il. Ils lui dirent : « Ce qui concerne Jésus le Nazarénien, qui s'est montré un prophète puissant en œuvres et en paroles devant Dieu et devant tout le peuple,  

Statenvertaling . 19 En Hij zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus den Nazarener, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk.
King James Bible . [19] And he said unto them, What things? And they said unto him, Concerning Jesus of Nazareth, which was a prophet mighty in deed and word before God and all the people:
Luther-Bibel . 19 Und er sprach zu ihnen: Was denn? Sie aber sprachen zu ihm: Das mit Jesus von Nazareth, der ein Prophet war, mächtig in Taten und Worten vor Gott und allem Volk;

Tekstuitleg van Lc 24,19 . Het vers Lc 24,19 telt 29 woorden en 129 (3 X 43) letters . De getalwaarde van Lc 24,19 is 15399 (3² X 29 X 59) .

Lc 24,19.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,19.2. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 24 (8) : (1) Lc 24,17 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,25 . (5) Lc 24,38 . (6) Lc 24,41 . (7) Lc 24,44 . (8) Lc 24,46 . Lc 24 (6 + 12 = 18) . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 24 (6) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,23 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,34 . (6) Lc 24,36 ; van eipon (ik zei) in Lc 24 (12) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,32 . (8) Lc 24,38 . (9) Lc 24,40 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,44 . (12) Lc 24,46 .

3. dat. mann. en onz. mv.autois van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord autos . Lc (89) . Lc 24 (12) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,19 . (3) Lc 24,27 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,33 . (7) Lc 24,35 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,40 . (11) Lc 24,41 . (12) Lc 24,46 .

1. - 3. kai eipen autois (en hij zei hen) . Lc (9) : (1) Lc 2,10 . (2) Lc 9,48 . (3) Lc 13,22 . (4) Lc 16,15 . (5) Lc 22,35 . (6) Lc 22,46 . (7) Lc 24,19 . (8) Lc 24,38 . (9) Lc 24,46 .

5. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

Lc 24,19.6. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 . Lc 24,13-53 (14) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,21 . (6) Lc 24,24 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,37 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,42 . (12) Lc 24,44 . (13) Lc 24,49 . (14) Lc 24,50 .

Lc 24,19.10. peri (omwille van, over) . Taalgebruik in N.T. : peri (over, rondom, omwille van) . Taalgebruik in Lc : peri (over, rondom, omwille van) . Taalgebruik in Hnd : peri (over, rondom, omwille van) . Fr. pour , N. voor . Lc (43) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,14 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,44 .

9. - 10. ta peri (dat over) . Lc (2) : (1) Lc 24,19 : ta peri Ièsou tou Nazaraiou = dat over Jezus de Nazarener (Emmaüsverhaal) . (2) Lc 24,27 . Hnd (12) .

Lc 24,19.11. voc. + gen. + dat. mann. enk. Ièsou (Jezus) van de eigennaam ièsous (Jezus) . Taalgebruik in het N.T. : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Lc : Ièsous (Jezus) . Lc (18) : (1) Lc 3,21 . (2) Lc 3,29 . (3) Lc 4,34 . (4) Lc 5,8 . (5) Lc 5,19 . (6) Lc 6,11 . (7) Lc 7,3 . (8) Lc 8,28 . (9) Lc 8,35 . (10) Lc 8,41 . (11) Lc 17,13 . (12) Lc 18,38 . (13) Lc 22,47 . (14) Lc 23,26 . (15) Lc 23,42 . (16) Lc 23,52 . (17) Lc 24,3 . (18) Lc 24,19 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Lc in 87 verzen , in Lc 24 (3) : (1) Lc 24,3 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,19 . In Lc : 3 vormen in 19 hoofdstukken en in 87 verzen .

Lc 24,19.12. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

Lc 24,19.15. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het N.T. : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... ) zoals vele verhalen bij ons beginnen . Lc (69) .In zeven verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,51 . Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc 24 in 12 verzen : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,21 . (8) Lc 24,22 . (9) Lc 24,30 . (10) Lc 24,31 . (11) Lc 24,37 . (12) Lc 24,51 .

Lc 24,19.17. nom. mann. enk. profètès (profeet) . Taalgebruik in het N.T. : profètès (profeet) . Taalgebruik in Lc : profètès (profeet) . Taalgebruik in Hnd : profètès (profeet) . Taalgebruik in Tenach : nâbhî´(profeet) . Hebr. nâbhî´(profeet) . Gr. profètès < pro - fè - tès (fèmi : spreken) . pro-fèmi (voor zich uitspreken) . Lc (7) : (1) Lc 1,76 . (2) Lc 4,24 . (3) Lc 7,16 . (4) Lc 7,39 . (5) Lc 9,8 . (6) Lc 9,19 . (7) Lc 24,19 . Hnd (4) . Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen , in Lc 24 (4) : (1) Lc 24,19 . (2) Lc 24,25 . (3) Lc 24,27 . (4) Lc 24,44 . In Lc : 7 vormen van profètès (profeet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 29 verzen . In Hnd : 6 vormen van profètès (profeet) in 12 / 28 hoofdstukken en in 30 verzen .

 

Lc 24,19.19. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

Lc 24,19.21. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,19.23. enantion (tegenover, in de ogen van) . Taalgebruik in het N.T. : enantion (tegenover, in de ogen van) . Taalgebruik in Lc : enantion (tegenover, in de ogen van) . Lc (3) : (1) Lc 1,6 . (2) Lc 20,26 . (3) Lc 24,19 . enanti (tegenover) . Taalgebruik in het N.T. : enanti (tegenover) . Taalgebruik in Lc : enanti (tegenover) . Lc (1) Lc 1,8 .

Lc 24,19.25. gen. mann. enk.  theou van het zelfst. naamw. theos (God) . Taalgebruik in het N.T. : theos (God) . Taalgebruik in Mc : theos (God) . Vergelijk : L. deus , Fr. dieu . vloek dju . Lc (70) . Lc 24 (1) Lc 24,53 . Een vorm van theos (God) in Lc (115) , in Lc 24 (2) : (1) Lc 24,19 . (2) Lc 24,53 . In Lc : 4 vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 115 verzen .

Lc 24,19.23. - 25. enantion tou theou (tegenover God) . Lc (2) : (1) Lc 1,6 . (2) Lc 24,19 . enanti tou theou (tegenover God) . Lc (1) Lc 1,8 .

Lc 24,19.26. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,19.27. gen. mann. + onz. enk. pantos van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het N.T. : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas (ieder, elk, alles) . Hebr. kol . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Lc (4) : (1) Lc 8,47 . (2) Lc 20,45 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,53 . Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc 24 (9) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,14 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,27 . (7) Lc 24,44 . (8) Lc 24,47 . (9) Lc 24,53 .

29. gen. mann. enk. = laou van het zelfst. naamw. λαος = laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Taalgebruik in de LXX : laos (volk) . Taalgebruik in Lc : laos (volk) . Lc (12) : (1) Lc 1,10 . (2) Lc 2,32 . (3) Lc 3,15 . (4) Lc 6,17 . (5) Lc 7,1 . (6) Lc 8,47 . (7) Lc 19,47 . (8) Lc 20,26 . (9) Lc 20,45 . (10) Lc 22,66 . (11) Lc 23,27 . (12) Lc 24,19 . Een vorm van λαος = laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) , in Lc (37) .

Lc 24,20 - Lc 24,20 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:20 opôs te paredôkan auton oi archiereis kai oi archontes èmôn eis krima thanatou kai estaurôsan auton  20 et quomodo eum tradiderunt summi sacerdotum et principes nostri in damnationem mortis et crucifixerunt eum  20 en hoe onze hogepriesters en oversten hem hebben overgeleverd tot de terdoodbrenging en hem gekruisigd hebben.   hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen.  [20] Onze hogepriesters en leiders hebben Hem overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen, en ze hebben Hem zelfs gekruisigd.   [20] Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen.  20 hoe onze overpriesters en onze overheden hem hebben prijsgegeven aan terdoodveroordeling en hem gekruisigd hebben;   20. comment nos grands prêtres et nos chefs l'ont livré pour être condamné à mort et l'ont crucifié. 

Statenvertaling . 20 En hoe onze overpriesters en oversten Denzelven overgeleverd hebben tot het oordeel des doods, en Hem gekruisigd hebben.
King James Bible . [20] And how the chief priests and our rulers delivered him to be condemned to death, and have crucified him.
Luther-Bibel . 20 wie ihn unsre Hohenpriester und Oberen zur Todesstrafe überantwortet und gekreuzigt haben.

Tekstuitleg van Lc 24,20 .

Lc 24,20.3. De overlevering van Jezus door Judas aan de hogepriesters en de schriftgeleerden werd aangekondigd in de derde lijdensvoorspelling : Mt 20,18 // Mc 10,33 (en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en de schriftgeleerden) . Bij Lucas ontbreekt dit stukje van de derde lijdensaankondiging . Lucas is voorzichtig om het woord paradidômi (overleveren) te gebruiken , zowel bij Judas , als bij de hogepriesters en de schriftgeleerden . Het zou de indruk kunnen geven dat zij macht over Jezus zouden bezitten .

Lc 24,20.4. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

5. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

Lc 24,20.6. nom. + acc. mann. mv. archiereis van het zelfst. naamw. archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het N.T. : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Lc : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Hnd : archiereus (hogepriester) . De eerste in de rij van priesters . Lc (10) : (1) Lc 19,47 . (2) Lc 20,1 . (3) Lc 20,19 . (4) Lc 22,2 . (5) Lc 22,52 . (6) Lc 22,66 . (7) Lc 23,4 . (8) Lc 23,10 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 24,20 . Een vorm van archiereus (hogepriester) in Lc in 15 verzen : (1) Lc 3,2 . (2) Lc 9,22 . (3) Lc 19,47 . (4) Lc 20,1 . (5) Lc 20,19 . (6) Lc 22,2 . (7) Lc 22,4 . (8) Lc 22,50 . (9) Lc 22,52 . (10) Lc 22,54 . (11) Lc 22,66 . (12) Lc 23,4 . (13) Lc 23,10 . (14) Lc 23,13 . (15) Lc 24,20 . In Lc : 4 vormen van archiereus (hogepriester) in 15 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 7 vormen van archiereus (hogepriester) in 10 hoofdstukken in 23 verzen .

Lc 24,20.7. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

8. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

Lc 24,20.11. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

Lc 24,20.13. gen. mann. enk.  thanatou van het zelfst. naamw. thanatos (dood) . Taalgebruik in het N.T. : thanatos (dood) . Taalgebruik in Lc : thanatos (dood) . Taalgebruik in Hnd : thanatos (dood) . Hebr. mâwèth / mâwëthâh (dood) . Taalgebruik in Tenach : mâwèth / mâwëthâh (dood) . Lc (5) : (1) Lc 1,79 . (2) Lc 9,27 . (3) Lc 23,15 . (4) Lc 23,22 . (5) Lc 24,20 . Een vorm van thanatos (dood) in Lc in 7 verzen : (1) Lc 1,79 . (2) Lc 2,26 . (3) Lc 9,27 . (4) Lc 22,33 . (5) Lc 23,15 . (6) Lc 23,22 . (7) Lc 24,20 . In Lc : 2 vormen van thanatos (dood) in 7 verzen in 6 hoofdstukken . In Hnd : 1 vorm van thanatos (dood) in 7 verzen in 6 hoofdstukken .

Lc 24,20.14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,20.15. act. ind. aor. 3de pers. mv. estaurôsan van het werkw. stauroô (kruisigen) . Taalgebruik in het N.T. : stauroô (kruisigen) . Taalgebruik in Lc : stauroô (kruisigen) . Taalgebruik in Hnd : stauroô (kruisigen) . Lat. crucifigere (crux - kruis ) . Fr. crucifier . Ned. kruisigen (k-r-) . Lc (2) : (1) Lc 23,33 . (2) Lc 24,20 . Een vorm van stauroô (kruisigen) in Lc in 5 verzen : (1) Lc 23,21 . (2) Lc 23,23 . (3) Lc 23,33 .  (4) Lc 24,7 . (5) Lc 24,20 . In Lc : 3 vormen van stauroô (kruisigen) in 5 verzen in 2 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 1 vorm van stauroô (kruisigen) in 2 verzen in 2 / 24 hoofdstukken .
In Lc : 2 vormen van anaireô (opnemen, doden, vernietigen) in 2 verzen in 2 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van anaireô (opnemen, doden, vernietigen) in 18 verzen in 12 / 28 hoofdstukken .
In Lc : 9 vormen van apokteinô (doden) in 12 verzen in 6 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 5 vormen van apokteinô (doden) in 6 verzen in 5 / 28 hoofdstukken .
In Lc : 16 vormen van apollumi (verderven, verdoemen) in 25 verzen in 12 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van apollumi (verderven, verdoemen) in 2 verzen in 2 / 28 hoofdstukken .

Lc 24,20.16. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

Lc 24,20.15. - 16. hon humeis estaurôsate (die jullie kruisigden) . Hnd (2) : (1) Hnd 2,36 . (2) Hnd 4,10 . estaurôsan auton (zij kruisigden hem) . Lc (2) : (1) Lc 23,33 . (2) Lc 24,20 en in Mc 15,25 .

- paredôkan (zij leverden over) . Verwijzing : paradidômi (overleveren) . Actief ind. aor. 3de pers. mv. van het werkw. paradidômi . Lat. tradere (trans - dare) . Fr. trahir . Ned. overleveren , overgeven . Hebr. mâsar . Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is . Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde . Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen . I.v.m. de overlevering van Jezus aan Pilatus : In 5 van de 6 verzen : (1) Mt 27,2 // Mc 15,1 . (2) Mt 27,18 // Mc 15,10 (paradedôkeisan = zij hem hadden overgeleverd) . (3) Mc 15,1 // Mt 27,2 . (4) Lc 24,20 . (5) Joh 18,35 .

- paredôken (hij leverde over) . Actief ind. aor. 3de pers. enk. . In 4 verzen in de syn. i.v.m. de overlevering van Jezus aan Pilatus : (1) Mt 27,26 // Mc 15,15 // Lc 23,25 . (2) Mc 3,19 // Mt 10,4 (paradous = 'die overleverde') // Lc 6,16 (prodotès = overleveraar) . (3) Mc 15,15 // Lc 23,25 // Mt 27,26 . (4) Lc 23,25 // Mt 27,26 // Mc 15,15 .

paradidômi (overleveren)   bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. aor. 3de pers. enk. paredôken  82  65  17   
act. ind. aor. 3de pers. mv. paredôkan        

sanhedrin sanhedrin sanhedrin  Judas Pilatus Pilatus Pilatus
Mc 15,1 Mt 27,2 Mt 27,18   Mc 3,19 Mc 15,15  Mt 27,26 Lc 23,25  
kai (en) kai (en) hoti (dat) kai Ioudan Iskariôth (Judas Iskariot) kai (en)  ton de Ièsoun Jezus echter)  
paredôkan Pilatôi (zij leverden - hem - uit aan Pilatus) paredôkan Pilatôi (zij leverden - hem - uit aan Pilatus) tôi hègemoni (de procureur) dia fthonon paredôkan auton (zij hem omwille van nijd overleverden ) hos kai paredôken auton (die hem ook overleverde) paredôken (leverde hij over) ton Ièsoun (Jezus)  paredôken (leverde hij over) ton de Ièsoun (Jezus) paredôken (leverde hij over)
    hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden.   hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden. hina staurôthè (opdat hij zou gekruisigd worden. tôi thelèmati autôn (aan hun wil)
336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1 - 336. Naar Pilatus : Mc 15,1 - Mt 27,1-2 - Lc 22,66-71 - Lc 23,1-  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25 97. Roeping van de Twaalf : Mc 3,13-19 - Lc 6,12-16 -  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25  342. Jezus ter dood veroordeeld : Mc 15,15 - Mt 27,24-26 - Lc 23,24-25
Lc 24,21 - Lc 24,21 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:21 èmeis de èlpizomen oti autos estin o mellôn lutrousthai ton israèl alla ge kai sun pasin toutois tritèn tautèn èmeran agei af ou tauta egeneto   21 nos autem sperabamus quia ipse esset redempturus Israhel et nunc super haec omnia tertia dies hodie quod haec facta sunt   21 Wij echter bleven hopen dat hij het is die Israël zou verlossen; maar ja, met dit alles laat hij de derde dag voorbijgaan sinds die dingen gebeurd zijn.   En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn.  [21] En wij hadden zo gehoopt dat Hij het was die Israël zou verlossen, maar inmiddels is het al de derde dag sinds dat gebeurd is.  [21] Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is.   21 wij hebben de hoop gekoesterd dat hij het was die Israël zou gaan verlossen; maar al met al is het vandaag de derde dag sinds die dingen zijn geschied;  21. Nous espérions, nous, que c'était lui qui allait délivrer Israël ; mais avec tout cela, voilà le troisième jour depuis que ces choses sont arrivées !  

Statenvertaling . 21 En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn.
King James Bible . [21] But we trusted that it had been he which should have redeemed Israel: and beside all this, to day is the third day since these things were done.
Luther-Bibel . 21 Wir aber hofften, er sei es, der Israel erlösen werde. Und über das alles ist heute der dritte Tag, dass dies geschehen ist.

Tekstuitleg van Lc 24,21 . Het vers Lc 24,21 telt 25 (5²) woorden en 120 (2³ X 3 X 5) letters . De getalwaarde van Lc 24,21 is 13097 (7 X 1871) .

Lc 24,21.2. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 . Lc 24,13-53 (14) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,21 . (6) Lc 24,24 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,37 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,42 . (12) Lc 24,44 . (13) Lc 24,49 . (14) Lc 24,50 .

4. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in N.T. : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Lc : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Hnd : hoti (dat, omdat) . Hebr. kî . Taalgebruik in Tenach : kî (want) . Lat. quia . Fr. parce que / que . Lc (160) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,29 . (4) Lc 24,34 . (5) Lc 24,39 . (6) Lc 24,44 . (7) Lc 24,46 .

Lc 24,21.5. pers. voornaamw. nom. mann. enk. autos (hij) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (45) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,28 . (5) Lc 24,31 . (6) Lc 24,36 . (7) Lc 24,39 .

Lc 24,21.6. act. ind. praes. 3de pers. enk. estin van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Taalgebruik in Lc : eimi (zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Lc (96) . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,29 .

Lc 24,21.10. bep. lidw. acc. mann. enk. ton van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (191) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,46 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,53 .

Lc 24,21.11. israèl (Israël) . Taalgebruik in het N.T. : Israèl (Israël) . Taalgebruik in Lc : Israèl (Israël) .
Lc (12) : (1) Lc 1,16 . (2) Lc 1,54 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 1,80 . (5) Lc 2,25 . (6) Lc 2,32 . (7) Lc 2,34 . (8)Lc 4,25 . (9) Lc 4,27 . (10) Lc 7,9 . (11) Lc 22,30 . (12) Lc 24,21 .

Lc 24,21.14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

15. sun (met) . Taalgebruik in het N.T. : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenach : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . Lc (23) : (1) Lc 1,56 . (2) Lc 2,5 . (3) Lc 2,13 . (4) Lc 5,9 . (5) Lc 5,19 . (6) Lc 7,6 . (7) Lc 7,12 . (8) Lc 8,1 . (9) Lc 8,38 . (10) Lc 8,51 . (11) Lc 9,32 . (12) Lc 19,23 . (13) Lc 20,1 . (14) Lc 22,14 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 23,11 . (17) Lc 23,32 . (18) Lc 24,10 . (19) Lc 24,21 . (20) Lc 24,24 . (21) Lc 24,29 . (22) Lc 24,33 . (23) Lc 24,44 . Hnd (49) .

Lc 24,21.22. apo (af, van-weg) . afkoring ap' en af' . Taalgebruik in het N.T. : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in Lc : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Lc (73 + 32 + 9 = 114) .Lc 24 (6 + 2 + 1 = 9) . apo . Lc (73) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,41 . (6) Lc 24,47 . ap' . Lc (32) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,31 . (2) Lc 24,51 . af' . Lc (9) . Lc 24 (1) Lc 24,21 .

Lc 24,21.23. ou - ouk - ouch (niet) of betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (hou) . Taalgebruik in het N.T. : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in Lc : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 24 (3 + 4 + 1 = 8) . ou . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ouk . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ouch . Lc 24 (1) Lc 24,3 .

24. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) van het aanwijzend voornaamw. οὑτος = houtos . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Taalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Lc (46) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,11 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,36 .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. + acc. onz. mv. tauta  815  587  228  22 14 46  58 28            

Lc 24,21.25. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het N.T. : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... ) zoals vele verhalen bij ons beginnen . Lc (69) .In zeven verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,15 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,31 . (7) Lc 24,51 . Een vorm van ginomai (worden, gebeuren) in Lc 24 in 12 verzen : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,21 . (8) Lc 24,22 . (9) Lc 24,30 . (10) Lc 24,31 . (11) Lc 24,37 . (12) Lc 24,51 .

Lc 24,22 - Lc 24,22 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:22 alla kai gunaikes tines ex èmôn exestèsan èmas genomenai orthrinai epi to mnèmeion   22 sed et mulieres quaedam ex nostris terruerunt nos quae ante lucem fuerunt ad monumentum  22 Maar ook enige vrouwen uit ons midden hebben ons verstomd. Nadat ze in de vroege morgen naar de grafkamer geweest waren  Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest,  [22] Wel hebben enkele vrouwen uit onze kring ons versteld doen staan. Die waren vanmorgen vroeg naar het graf gegaan   [22] Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen,  22 echter hebben ook enkele vrouwen uit onze gelederen ons ontsteld die vroeg in de morgen bij het graf geweest zijn;  22. Quelques femmes qui sont des nôtres nous ont, il est vrai, stupéfiés. S'étant rendues de grand matin au tombeau  

Statenvertaling . 22 Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn;
King James Bible . [22] Yea, and certain women also of our company made us astonished, which were early at the sepulchre;
Luther-Bibel . 22 Auch haben uns erschreckt einige Frauen aus unserer Mitte, die sind früh bei dem Grab gewesen,

Tekstuitleg van Lc 24,22 . Het vers Lc 24,22 telt 13 woorden en 68 (4 X 17) letters . De getalwaarde van Lc 24,22 is 4660 (2² X 5 X 233) .

Lc 24,22.2. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,22.3. nom. + voc. vr. mv. gunaikes van het zelfst. naamw. gunè (vrouw) . Taalgebruik in het N.T. : gunè (vrouw) . Taalgebruik in Lc : gunè (vrouw) . Hebr. ´isjsjâh . Lat. uxor . Fr. femme (> Lat. femina) . Ned. vrouw . D. Frau . Lc (5) : (1) Lc 8,2 . (2) Lc 23,49 . (3) Lc 23,55 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,24 . Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 37 (38) verzen , in Lc 24 (2) : (1) Lc 24,22 . (2) Lc 24,24 . In Lc : in 7 vormen van gunè (vrouw) in 17 hoofdstukken in 37 (38) verzen .

4. nom. mann. + vr. mv. tines van het voornaamw. tis . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Hnd : voornaamwoord tis . Ned. wie , wat ? een , iets . Hebr. mî (wie) . Taalgebruik in Tenach : mî (wie) . Ned. wie , wat , welke . E. who , what . D. Was . Fr. qui , quel . Lc (12) : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 8,2 . (3) Lc 9,27 . (4) Lc 11,15 . (5) Lc 13,1 . (6) Lc 13,31 . (7) Lc 19,39 . (8) Lc 20,27 . (9) Lc 20,39 . (10) Lc 24,17 . (11) Lc 24,22 . (12) Lc 24,24 . Hnd (16) .

Lc 24,22.11. επι = epi (op, bij) . Taalgebruik in het NT : epi (op, bij) . Taalgebruik in de LXX : epi (op, bij) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,47 .
- Lat. ad . Fr. à . E. at . Ned. op , naar, bij . D. bei .

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep' 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef'  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

Lc 24,22.12. bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

Lc 24,22.13. nom. of acc. onz. enk. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (21) : (1) Gn 23,6 . (2) Js 22,16 . (3) Ez 39,11 . (4) W 10,7 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,5 . (7) Lc 23,55 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 . (11) Joh 11,31 . (12) Joh 11,38 . (13) Joh 19,41 . (14) Joh 19,42 . (15) Joh 20,1 . (16) Joh 20,3 . (17) Joh 20,4 . (18) Joh 20,6 . (19) Joh 20,8 . (20) Joh 20,11 . (21) Hnd 13,29 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 8 verzen . Een laatste rustplaats kan op verschillende wijzen worden gemaakt , die als een zichtbaar teken aan de overledene doet denken . Een graf is de rustplaats van de overledene , het 'grafmonument' een gedenkteken voor de overlevenden . In het Grieks : ταφος = tafos (graf) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Een vorm van tafos (graf) in de LXX (64) , in het NT (7) .

      1.  2.  3.  
  mnèmeion    Lc 11 Lc 23 Lc 24
1.  nom. + acc. onz. enk. mnèmeion     (1) Lc 23,55 .   (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 .  
2.  gen. onz. enk. mnèmeiou     (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .  
3.   nom. + acc. onz. mv. mnèmeia  (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .      
  Totaal  5

- Hebreeuws . NBS : הַקֻּבֻר = haqqèbhèr (het graf, de begraafplaats) < bepaald lidw. + קֻבֻר = qèbhèr (graf, begraafplaats) . Zie het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Niet in Tenakh . Een vorm van q-b-r in Tenakh (22) .
- UBS : בַקֻּבֻר = baqqèbhèr (in het graf) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. + zelfst. naamw. . b-q-b-r : Tenakh (11) : (1) Nu 19,16 . (2) Nu 19,18 . (3) Re 8,32 . (4) Re 16,31 . (5) 2 S 2,32 . (6) 2 S 4,12 . (7) 2 S 17,23 . (8) 2 S 21,14 . (9) 1 K 13,31 . (10) 2 K 13,21 . (11) Ps 88,12 .
- Het Ned. graf en het D. Grab lijken verwantschap te vertonen met het Hebreeuwse qèbhèr , het Arameese qèbhèr / qibërâ´ en het Arabische qabr ; evenwel met omkering van de letters b en r .
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteen) , stat. constructus ???????? = zikhërôn . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. tombeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβοσ = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֻבֻר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

Lc 24,22.11. - 13. epi to mnèmeion (op / naar het graf) . Lc (3) : (1) Lc 24,12 (Petrus) . (2) Lc 24,22 (verhaal van de Emmaüsgangers) . (3) Lc 24,24 .

Lc 24,23 - Lc 24,23 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:23 kai mè eurousai to sôma autou èlthon legousai kai optasian aggelôn eôrakenai oi legousin auton zèn   23 et non invento corpore eius venerunt dicentes se etiam visionem angelorum vidisse qui dicunt eum vivere  23 en zijn lichaam niet vonden, zijn ze komen zeggen dat ze zelfs een verschijning gezien hadden van engelen, die zeiden dat hij leeft.  maar hadden zijn lichaam niet gevonden, en kwamen zeggen, dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde.  [23] en toen ze zijn lichaam daar niet aantroffen, kwamen ze terug met het verhaal dat ze ook nog een verschijning hadden gehad van engelen die zeiden dat Hij leeft.  [23] vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft.  23 toen ze zijn lichaam daar niet vonden zijn ze komen zeggen dat ze ook een aanblik van engelen hebben gezien, die zeggen dat hij lééft;   23. et n'ayant pas trouvé son corps, elles sont revenues nous dire qu'elles ont même eu la vision d'anges qui le disent vivant. 

Statenvertaling . 23 En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft.
King James Bible . [23] And when they found not his body, they came, saying, that they had also seen a vision of angels, which said that he was alive.
Luther-Bibel . 23 haben seinen Leib nicht gefunden, kommen und sagen, sie haben eine Erscheinung von Engeln gesehen, die sagen, er lebe.

Tekstuitleg van Lc 24,23 . Het vers Lc 24,23 telt 16 (2² X 2²) woorden en 83 letters . De getalwaarde van 9104 (2² X 2² X 569) .

Lc 24,23.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,23.2. mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het N.T. : mè (niet) . Taalgebruik in Lc : mè (niet) . Lc (123) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,23 .

Lc 24,23.3. act. part. aor. nom. vr. mv. heurousai (gevonden) van het werkw. heuriskô (vinden) . Taalgebruik in het N.T. : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Lc : heuriskô (vinden) . Lc (1) Lc 24,23 . Een vorm van heuriskô (vinden) in Lc in 45 verzen , . in Lc 24 in 5 verzen : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,23 . (4) Lc 24,24 . (5) Lc 24,33 . In Lc : 17 vormen in 18 hoofdstukken en 45 verzen . Verwijzing naar Lc 24,3 : de vrouwen vonden het verheerlijkte lichaam van Jezus niet .

Lc 24,23.2. - 3. mè heurontes (niet gevonden) . (1) Lc 2,12 . (1) Lc 2,45 . (1) Lc 2,46 . mè heurousai (niet gevonden) : Lc 24,23 .
mè (niet) + een vorm van het werkw. heuriskô (vinden) . Lc (4) : (1) Lc 2,45 . (2) Lc 5,19 . (3) Lc 11,24 . (4) Lc 24,23 . ouch (niet) + een vorm van het werkw. heuriskô (vinden) . Lc (5) : (1) Lc 13,6 . (2) Lc 13,7 . (3) Lc 17,18 . (4) Lc 19,48 . (5) Lc 24,3 .

Lc 24,23.4. bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

Lc 24,23.5. nom. + acc. onz. enk. sôma (lichaam) . Taalgebruik in het N.T. : sôma (lichaam) . Taalgebruik in Lc : sôma (lichaam) . Lc (10) : (1) Lc 11,34 . (2) Lc 11,36 . (3) Lc 12,4 . (4) Lc 12,23 . (5) Lc 17,37 . (6) Lc 22,19 . (7) Lc 23,52 . (8) Lc 23,55 . (9) Lc 24,3 . (10) Lc 24,23 . Een vorm van sôma (lichaam) in Lc (11) . (1) Lc 11,34 . (2) Lc 11,36 . (3) Lc 12,4 . (4) Lc 12,22 . (5) Lc 12,23 . (6) Lc 17,37 . (7) Lc 22,19 . (8) Lc 23,52 . (9) Lc 23,55 . (10) Lc 24,3 . (11) Lc 24,23 . In Lc : 3 vormen in 6 hoofdstukken en 11 verzen .

6. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. autou van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Hnd. : voornaamwoord autos . Lc (220) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,8 . (2) Lc 24,23 . (3) Lc 24,26 . (4) Lc 24,47 . (5) Lc 24,50 . Hnd (118) .

Lc 24,23.4. - 6. het lichaam van...
- Lc 23,52 : to sôma tou ièsou = het lichaam van Jezus . - Lc 24,3 : to sôma tou kuriou ièsou = het lichaam van de Heer Jezus .
- Lc 23,55 en Lc 24,23 : to sôma autou = zijn lichaam .
In Lc 23,52 is er sprake over het gestorven lichaam van Jezus aan het kruis , in Lc 23,55 over het gestorven lichaam van Jezus dat in een graf wordt gelegd , in Lc 24,3 en Lc 24,23 over het verheerlijkte lichaam .

Lc 24,23.3. - 6. Een vorm van hert werkw. heuriskô (vinden) en het zelfst. naamw. sôma (lichaam) in Lc (2) : (1) Lc 24,3 : ouch heuron to sôma tou kuriou ièsou (zij vonden niet het lichaam van de Heer Jezus) . (2) Lc 24,23 : mè heurousai to sôma autou (niet gevonden zijn lichaam) .

Lc 24,23.7. ind. aor. 3de pers. mv. èlthon (zij gingen) van het werkw. erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het N.T. : erchomai (gaan, komen) .
Lc (11) : (1) Lc 1,59 . (2) Lc 2,44 . (3) Lc 3,12 . (4) Lc 4,42 . (5) Lc 5,7 . (6) Lc 6,18 . (7) Lc 8,35 . (8) Lc 12,49 . (9) Lc 23,33 . (10) Lc 24,1 . (11) Lc 24,23 . Een vorm van erchomai (gaan, komen) in Lc 24 in 2 verzen : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,23 . In Lc : X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 98 verzen .

Lc 24,23.9. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

13. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

Lc 24,23.15. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

Lc 24,24 - Lc 24,24 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:24 kai apèlthon tines tôn sun èmin epi to mnèmeion kai euron outôs kathôs | | kai | ai gunaikes eipon auton de ouk eidon  24 et abierunt quidam ex nostris ad monumentum et ita invenerunt sicut mulieres dixerunt ipsum vero non viderunt   24 En enigen van hen die bij ons waren, zijn heengegaan naar de grafkamer en ze hebben het zo gevonden zoals de vrouwen gezegd hadden, hem echter hebben ze niet gezien.   Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet."  [24] Een paar van ons zijn toen naar het graf gegaan en het bleek zo te zijn als de vrouwen gezegd hadden, maar Hem hebben ze niet gezien.’   [24] Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’  24 zomaar enkelen van hen die met ons zijn zijn mee teruggegaan naar het graf, en vonden het zó zoals ook de vrouwen hebben gezegd, maar hemzelf hebben ze niet gezien!   24. Quelques-uns des nôtres sont allés au tombeau et ont trouvé les choses tout comme les femmes avaient dit ; mais lui, ils ne l'ont pas vu ! » 

Statenvertaling . 24 En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.
King James Bible . [24] And certain of them which were with us went to the sepulchre, and found it even so as the women had said: but him they saw not.
Luther-Bibel . 24 Und einige von uns gingen hin zum Grab und fanden's so, wie die Frauen sagten; aber ihn sahen sie nicht.

Tekstuitleg van Lc 24,24 . Het vers Lc 24,24 telt 21 (3 X 7) letters en 88 (2³ X 11) letters . De getalwaarde van Lc 24,24 is 9151 .

Lc 24,24.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,24.2. ind. aor. 3de pers. mv. apèlthon (zij gingen weg) van het werkw. aperchomai (weggaan) . Taalgebruik in het N.T. : aperchomai (weggaan) . Taalgebruik in Lc : aperchomai (weggaan) . Lc (4) : (1) Lc 2,15 .  (2) Lc 10,30 . (3) Lc 23,33 .  (4) Lc 24,24 . Een vorm van aperchomai (weggaan) in Lc (21) : (1) Lc 1,23 . (2) Lc 1,38 . (3) Lc 2,15 .  (4) Lc 5,13 . (5) Lc 5,14 .   (6) Lc 5,25 . (7) Lc 7,24 . (8) Lc 8,31 . (9) Lc 8,37 .  (10) Lc 8,39 . (11) Lc 9,57 .  (12) Lc 9,59 . (13) Lc 9,60 .  (14) Lc 10,30 . (15) Lc 17,23 . (16) Lc 19,32 .  (17) Lc 22,4 .  (18) Lc 22,13 .  (19) Lc 23,33 .  (20) Lc 24,12 .   (21) Lc 24,24 . In Lc : 10 vormen van aperchomai (weggaan) in 12 hoofdstukken en in 21 verzen .

3. nom. mann. + vr. mv. tines van het voornaamw. tis . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord tis . Taalgebruik in Hnd : voornaamwoord tis . Ned. wie , wat ? een , iets . Hebr. mî (wie) . Taalgebruik in Tenach : mî (wie) . Ned. wie , wat , welke . E. who , what . D. Was . Fr. qui , quel . Lc (12) : (1) Lc 6,2 . (2) Lc 8,2 . (3) Lc 9,27 . (4) Lc 11,15 . (5) Lc 13,1 . (6) Lc 13,31 . (7) Lc 19,39 . (8) Lc 20,27 . (9) Lc 20,39 . (10) Lc 24,17 . (11) Lc 24,22 . (12) Lc 24,24 . Hnd (16) .

Lc 24,24.4. bepaald lidw. gen. mann. + vr. + onz. mv. tôn van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In zes verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,8 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,27 .

5. sun (met) . Taalgebruik in het N.T. : sun (met) . Taalgebruik in Lc : sun (met) . Taalgebruik in Hnd : sun (met) . Hebr. bë (in, met) . Taalgebruik in Tenach : bë (in, met) . Lat. cum . Ned. met . D. mit . E. with . Fr. avec < apud - hoc . Lc (23) : (1) Lc 1,56 . (2) Lc 2,5 . (3) Lc 2,13 . (4) Lc 5,9 . (5) Lc 5,19 . (6) Lc 7,6 . (7) Lc 7,12 . (8) Lc 8,1 . (9) Lc 8,38 . (10) Lc 8,51 . (11) Lc 9,32 . (12) Lc 19,23 . (13) Lc 20,1 . (14) Lc 22,14 . (15) Lc 22,56 . (16) Lc 23,11 . (17) Lc 23,32 . (18) Lc 24,10 . (19) Lc 24,21 . (20) Lc 24,24 . (21) Lc 24,29 . (22) Lc 24,33 . (23) Lc 24,44 . Hnd (49) .

Lc 24,24.7. epi (op, bij) . Afkortingen : ep' en ef' . Taalgebruik in het N.T. : epi (op, bij) . Taalgebruik in Lc : epi (op, bij) . Ned. op .
Lc (104 + 25 + 20 = 149) . Lc 24 (6) . epi (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,47 .

Lc 24,24.8. bepaald lidw. nom. + acc. onz. enk. to . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (181) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,24 .

Lc 24,24.9. nom. of acc. onz. enk. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (21) : (1) Gn 23,6 . (2) Js 22,16 . (3) Ez 39,11 . (4) W 10,7 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,5 . (7) Lc 23,55 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 . (11) Joh 11,31 . (12) Joh 11,38 . (13) Joh 19,41 . (14) Joh 19,42 . (15) Joh 20,1 . (16) Joh 20,3 . (17) Joh 20,4 . (18) Joh 20,6 . (19) Joh 20,8 . (20) Joh 20,11 . (21) Hnd 13,29 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Lc in 8 verzen : (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .  (3) Lc 23,55 .  (4) Lc 24,2 . (5) Lc 24,9 .  (6) Lc 24,12 . (7) Lc 24,22 . (8) Lc 24,24 . In Lc : 3 vormen van mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in 3 hoofdstukken en in 8 verzen . Een laatste rustplaats kan op verschillende wijzen worden gemaakt , die als een zichtbaar teken aan de overledene doet denken . Een graf is de rustplaats van de overledene , het 'grafmonument' een gedenkteken voor de overlevenden . In het Grieks : ταφος = tafos (graf) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in het NT : thaptô (begraven) . Taalgebruik in de LXX : thaptô (begraven) . Een vorm van tafos (graf) in de LXX (64) , in het NT (7) .

      1.  2.  3.  
  mnèmeion    Lc 11 Lc 23 Lc 24
1.  nom. + acc. onz. enk. mnèmeion     (1) Lc 23,55 .   (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 .  
2.  gen. onz. enk. mnèmeiou     (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 .  
3.   nom. + acc. onz. mv. mnèmeia  (1) Lc 11,44 . (2) Lc 11,47 .      
  Totaal  5

- Hebreeuws . NBS + UBS : הַקֻּבֻר = haqqèbhèr (het graf, de begraafplaats) < bepaald lidw. + קֻבֻר = qèbhèr (graf, begraafplaats) . Zie het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Niet in Tenakh . Een vorm van q-b-r in Tenakh (22) .
- Het Ned. graf en het D. Grab lijken verwantschap te vertonen met het Hebreeuwse qèbhèr , het Arameese qèbhèr / qibërâ´ en het Arabische qabr ; evenwel met omkering van de letters b en r .
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. tombeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβοσ = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֻבֻר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

Lc 24,24.7. - 9. epi to mnèmeion (op / naar het graf) . Lc (3) : (1) Lc 24,12 . (2) Lc 24,22 . (3) Lc 24,24 .

Lc 24,24.10. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,24.11. actief ind. aorist eerste persoon enkelvoud of derde persoon meervoud euron (ik vond of zij vonden) van het werkw. heuriskô (vinden) . Taalgebruik in het N.T. : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in Lc : heuriskô (vinden) . In veertien verzen bij Lc : (1) Lc 2,46 . (2) Lc 7,9 . (3) Lc 7,10 . (4) Lc 8,35 . (5) Lc 15,6 . (6) Lc 15,9 . (7) Lc 19,32 . (8) Lc 22,13 . (9) Lc 23,13 . (10) Lc 23,22 . (11) Lc 24,2 . (12) Lc 24,3 . (13) Lc 24,24 . (14) Lc 24,33 . Een vorm van heuriskô (vinden) in Lc in 45 verzen . Een vorm van heuriskô (vinden) in Lc in 5 verzen : 4 + Lc 24,23 .

Lc 24,24.13. kathôs (zoals) . Taalgebruik in het N.T. : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Mc : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Lc : kathôs (zoals) .
Lc (17) : (1) Lc 1,2 . (2) Lc 1,55 . (3) Lc 1,70 . (4) Lc 2,20 . (5) Lc 2,23 . (6) Lc 5,14 . (7) Lc 6,31 . (8) Lc 6,36 . (9) Lc 11,1 . (10) Lc 11,30 . (11) Lc 17,26 . (12) Lc 17,28 . (13) Lc 19,32 . (14) Lc 22,13 . (15) Lc 22,29 . (16) Lc 24,24 . (17) Lc 24,39 .

Lc 24,24.14. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,24.16. nom. + voc. vr. mv. gunaikes van het zelfst. naamw. gunè (vrouw) . Taalgebruik in het N.T. : gunè (vrouw) . Taalgebruik in Lc : gunè (vrouw) . Hebr. ´isjsjâh . Lat. uxor . Fr. femme (> Lat. femina) . Ned. vrouw . D. Frau . Lc (5) : (1) Lc 8,2 . (2) Lc 23,49 . (3) Lc 23,55 . (4) Lc 24,22 . (5) Lc 24,24 . Een vorm van gunè (vrouw) in Lc in 37 (38) verzen , in Lc 24 (2) : (1) Lc 24,22 . (2) Lc 24,24 . In Lc : in 7 vormen van gunè (vrouw) in 17 hoofdstukken in 37 (38) verzen .

Lc 24,24.18. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

Lc 24,24.19. de (echter) , afkorting d' . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Lc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
In twintig verzen in Lc 24 . In zes verzen in Lc 23,56b-24,12 . Lc 24,13-53 (14) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,21 . (6) Lc 24,24 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,37 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,42 . (12) Lc 24,44 . (13) Lc 24,49 . (14) Lc 24,50 .

Lc 24,24.20. ou - ouk - ouch (niet) of betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (hou) . Taalgebruik in het N.T. : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in Lc : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 24 (3 + 4 + 1 = 8) . ou . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ouk . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ouch . Lc 24 (1) Lc 24,3 .

Lc 24,25 - Lc 24,25 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:25 kai autos eipen pros autous ô anoètoi kai bradeis tè kardia tou pisteuein epi pasin ois elalèsan oi profètai 25 et ipse dixit ad eos o stulti et tardi corde ad credendum in omnibus quae locuti sunt prophetae  25 En hij zei tegen hen: O jullie onbegrijpenden en tragen van hart om te geloven aan alles wat de profeten gesproken hebben:  Nu sprak Hij tot hen: "O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben!  [25] Toen zei Hij tot hen: ‘Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip als het gaat om het geloof in alles wat de profeten hebben gezegd!  [25] Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben?  25 Dan zegt hij tot hen: o onverstandigen, te traag van hart om te vertrouwen op alles wat gesproken hebben de profeten!–  25. Alors il leur dit : « O cœurs sans intelligence, lents à croire à tout ce qu'ont annoncé les Prophètes ! 

Statenvertaling . 25 En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!
King James Bible . [25] Then he said unto them, O fools, and slow of heart to believe all that the prophets have spoken:
Luther-Bibel . 25 Und er sprach zu ihnen: O ihr Toren, zu trägen Herzens, all dem zu glauben, was die Propheten geredet haben!

Tekstuitleg van Lc 24,25 . Het vers Lc 24,25 telt 19 woorden en 91 (7 X 13) letters . De getalwaarde van Lc 24,25 is 9069 (3 X 3023) .

Lc 24,25.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,25.2. pers. voornaamw. nom. mann. enk. autos (hij) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (45) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,28 . (5) Lc 24,31 . (6) Lc 24,36 . (7) Lc 24,39 .

Lc 24,25.3. act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen (hij zei) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in het N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in Lc : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . Lc (223) . Lc 24 (8) : (1) Lc 24,17 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,25 . (5) Lc 24,38 . (6) Lc 24,41 . (7) Lc 24,44 . (8) Lc 24,46 . Lc 24 (6 + 12 = 18) . Een vorm van legô (zeggen) in Lc 24 (6) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,23 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,34 . (6) Lc 24,36 ; van eipon (ik zei) in Lc 24 (12) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,18 . (4) Lc 24,19 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,32 . (8) Lc 24,38 . (9) Lc 24,40 . (10) Lc 24,41 . (11) Lc 24,44 . (12) Lc 24,46 .

4. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,12 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,17 . (6) Lc 24,18 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,44 . (11) Lc 24,50 .

Lc 24,25.5. pers. voornaamw. acc. mann. mv. autous (hen) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (83) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,44 . (5) Lc 24,50 . (6) Lc 24,51 .

Lc 24,25.8. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,25.10. bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In elf verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,13 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,32 . (7) Lc 24,33 . (8) Lc 24,35 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,46 . (11) Lc 24,49 . In zes verzen bij een tijdsbepaling , in vier verzen bij een plaatsbepaling .

Lc 24,25.12. bep. lidw. gen. mann. en onz. enk. tou van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (272) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,3 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,9 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,25 . (8) Lc 24,29 . (9) Lc 24,35 . (10) Lc 24,45 . (11) Lc 24,49 .

Lc 24,25.14. epi (op, bij) . Afkortingen : ep' en ef' . Taalgebruik in het N.T. : epi (op, bij) . Taalgebruik in Lc : epi (op, bij) . Ned. op .
Lc (104 + 25 + 20 = 149) . Lc 24 (6) . epi (6) : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,12 . (3) Lc 24,22 . (4) Lc 24,24 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,47 .

Lc 24,25.17. act. ind. aor. 3de pers. mv. elalèsan (zij spraken) van het werkw. laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het N.T. : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Lc : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Hnd : laleô (lallen, spreken, praten) . Lc (1) Lc 24,25 . Hnd (3) . Deze vorm slechts hier in Lc 24,25 in het N.T. . Een vorm van laleô (lallen, spreken, praten) in Lc in 31 verzen . In 5 verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,25 . (3) Lc 24,32 . (4) Lc 24,36 . (5) Lc 24,44 . In Lc : 17 vormen in 12 / 24 hoofdstukken en in 31 verzen . In Hnd : 23 vormen van laleô (lallen, spreken, praten) in 23 / 28 hoofdstukken en in 60 verzen .

18. nom. mann. mv. hoi van het bep. lidw. ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Hnd : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (165) . Lc 24 (9) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,17 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,20 . (5) Lc 24,23 . (6) Lc 24,25 . (7) Lc 24,31 . (8) Lc 24,42 . (9) Lc 24,44 . Hnd (147) .

19. nom. mv. profètai van het zelfst. naamw. profètès (profeet) . Taalgebruik in het N.T. : profètès (profeet) . Taalgebruik in Lc : profètès (profeet) . Taalgebruik in Hnd : profètès (profeet) . Taalgebruik in Tenach : nâbhî´(profeet) . Hebr. nâbhî´(profeet) . Gr. profètès < pro - fè - tès (fèmi : spreken) . Lc (3) : (1) Lc 10,24 . (2) Lc 16,16 . (3) Lc 24,25 . Hnd (6) . Een vorm van profètès (profeet) in Lc (29) , in Lc 24 (4) : (1) Lc 24,19 .  (2) Lc 24,25 . (3) Lc 24,27 . (4) Lc 24,44 . In Lc : 7 vormen van profètès (profeet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 29 verzen . In Hnd : 6 vormen van profètès (profeet) in 12 / 28 hoofdstukken en in 30 verzen .

Lc 24,26 - Lc 24,26 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:26 ouchi tauta edei pathein ton christon kai eiselthein eis tèn doxan autou  26 nonne haec oportuit pati Christum et ita intrare in gloriam suam  26 moest de christus deze dingen niet lijden en zo in zijn heerlijkheid binnengaan?  Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?"   [26] Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?’   [26] Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’  26 moest de Christus niet dat alles lijden, en zo binnengaan in zijn heerlijkheid?  26. Ne fallait-il pas que le Christ endurât ces souffrances pour entrer dans sa gloire ? » 

Statenvertaling . 26 Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?
King James Bible . [26] Ought not Christ to have suffered these things, and to enter into his glory?
Luther-Bibel . 26 Musste nicht Christus dies erleiden und in seine Herrlichkeit eingehen?

Tekstuitleg van Lc 24,26 . Het vers Lc 24,26 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 57 letters . De getalwaarde van Lc 24,26 is 6295 (5 X 1259) .

Lc 24,26.1. ou - ouk - ouch (niet) of betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (hou) . Taalgebruik in het N.T. : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in Lc : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 24 (3 + 4 + 1 = 8) . ou . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ouk . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ouch . Lc 24 (1) Lc 24,3 . Ook : Lc 24,26 .

Lc 24,26.2. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) van het aanwijzend voornaamw. οὑτος = houtos . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Taalgebruik in Lc : houtos (deze) . Taalgebruik in Hnd : houtos (deze) . Lc (46) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,10 . (3) Lc 24,11 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,36 .

    bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  nom. + acc. onz. mv. tauta  815  587  228  22 14 46  58 28            

Lc 24,26.3. act. ind. imperf. 3de pers. enk. edei  (hij / het moest) . dei (hij / het moet) . Taalgebruik in het N.T. : dei (moet) . Taalgebruik in Lc : dei (moet) . Taalgebruik in Hnd : dei (moet) . Lc (5) : (1) Lc 11,42 . (2) Lc 13,16 . (3) Lc 15,32 . (4) Lc 22,7 . (5) Lc 24,26 . Een vorm van dei (hij / het moet) in Lc in 18 verzen : (1) Lc 2,49 . (2) Lc 4,43 . (3) Lc 9,22 . (4) Lc 11,42 . (5) Lc 12,12 . (6) Lc 13,14 . (7) Lc 13,16 . (8) Lc 13,33 . (9) Lc 15,32 . (10) Lc 17,25 . (11) (1) Lc 18,1 . (12) Lc 19,5 . (13) Lc 21,9 . (14) Lc 22,7 . (15) Lc 22,37 . (16) Lc 24,7 . (17) Lc 24,26 . (18) Lc 24,44 . In Lc : 3 vormen van dei (hij / het moet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 18 verzen . In Hnd : 4 vormen van dei (hij / het moet) in 18 / 28 hoofdstukken en in 24 verzen . N.T. (102) .

Lc 24,26.4. act. inf. aor. pathein van het werkw. paschô (lijden) . Taalgebruik in het N.T. : paschô (lijden) . Taalgebruik in Lc : paschô (lijden) . Taalgebruik in Hnd : paschô (lijden) . Hebr. `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Taalgebruik in Tenach : `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Gr. pathos . Lat. pati - passio . Ned. pathos - passie . Zie http://www.xs4all.nl/~adcs/woordenweb/p/pathos.htm . Lc (5) : (1) Lc 9,22 . (2) Lc 17,25 . (3) Lc 22,15 . (4) Lc 24,26 . (5) Lc 24,46 . Hnd (4) . Een vorm van paschô (lijden) in Lc in 6 verzen : (1) Lc 9,22 . (2) Lc 13,2 . (3) Lc 17,25 . (4) Lc 22,15 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,46 . In Lc : 2 vormen van paschô (lijden) in 6 verzen in 5 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van paschô (lijden) in 5 verzen in 5 hoofdstukken . N.T. (41) .
Lc (5) : (1) Lc 9,22 (eerste lijdensvoorspelling) . (2) Lc 17,25 (de dag van de mensenzoon) . (3) Lc 22,15 (het laatste avondmaal) . (4) Lc 24,26 (verschijning van Jezus aan de Emmaüsgangers) . (5) Lc 24,46 (verschijning van Jezus aan de elf en hun metgezellen) .
De teksten van Lc 22,15 (het laatste avondmaal) : pro tou me pathein (voor mijn lijden) en van Hnd 1,3 (inleiding van Handelingen) : meta to pathein auton (na zijn lijden) omsluiten het lijden . Het lijden omvat de doorgang door de dood ; het is de overgang : leven - dood - leven . In Lc 22,15 wordt de relatie gelegd tussen paschô (pasen) en pathein (lijden) . Pasen of Pesach is de viering van de uittocht uit Egypte , de doortocht door de Rietzee en het komen in de woestijn . De overgang heeft drie elementen die over drie dagen worden gespreid .

Lc 24,26.3. - 4. edei pathein (hij moest lijden) . In drie verzen in het N.T. . Lc (2 / 5) : (1) Lc 24,26 : edei pathein ton Christon = dat Christus moest lijden . {(2) Lc 24,46 : ' edei ' pathein ton Christon = dat Christus moest lijden.} Hnd (1 / 4) Hnd 17,3 (hoti ton Christon. edei pathein = dat Christus moest lijden) . dei pathein (hij moet lijden) . Lc (2 / 5) : (1) Lc 9,22 . (2) Lc 17,25 . Hnd (1 / 4) Hnd 9,16 .

Lc 24,26.5. bep. lidw. acc. mann. enk. ton van het bepaald lidw. ho - hè - to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (191) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,7 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,26 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,46 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,53 .

Lc 24,26.6. acc. mann. enk. christon van het zelfst. naamw. christos (gezalfde, Christus) . Taalgebruik in het N.T. : christos (Christus) . Taalgebruik in Lc : christos (Christus) . Taalgebruik in Hnd : christos (Christus) . Hebr. mâsjîach (Messias , gezalfde) , in het Grieks christos (Christus) . Zie het werkw. mâsjach (zalven) . Taalgebruik in Tenach : mâsjach (zalven) . Lc (7) : (1) Lc 2,26 (+) . (2) Lc 4,41 (+) . (3) Lc 9,20 (+) . (4) Lc 20,41 (+) . (5) Lc 23,2 (-) . (6) Lc 24,26 (+) . (7) Lc 24,46 (+) . Hnd (10) . Een vorm van christos (gezalfde, Christus) in Lc in 12 verzen : (1) Lc 2,11 (-) . (2) Lc 2,26 (+) . (3) Lc 3,15 (+) . (4) Lc 4,41 (+) . (5) Lc 9,20 (+) . (6) Lc 20,41 (+) . (7) Lc 22,67 (+) . (8) Lc 23,2 (-) . (9) Lc 23,35 (+) . (10) Lc 23,39 (+) . (11) Lc 24,26 (+) . (12) Lc 24,46 (+) . In Lc : 2 vormen van christos (gezalfde, Christus) in 12 verzen in 8 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen in 28 verzen in 16 hoofdstukken . N.T. (517) .

Lc 24,26.4. - 6. pathein ton Christon (dat Christus - moest - lijden) . In vier verzen in het N.T. : (1) Lc 24,26 : edei pathein ton Christon = dat Christus moest lijden . {(2) Lc 24,46 : ' edei ' pathein ton Christon = dat Christus moest lijden.} (3) Hnd 3,18 : pathein ton Christon = dat Christus (moest) lijden .(4) Hnd 17,3 (hoti ton Christon. edei pathein = dat Christus moest lijden) .

Lc 24,26.7. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

8. inf. aor. eiselthein van het werkw. eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het N.T. : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Hnd : eiserchomai (binnengaan) . Hebr. bâw´ (gaan, komen) OF hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . . Taalgebruik in Tenach : bâw´ (gaan, komen) . Lat. intro-ire (binnengaan) . F. entrer . E. to enter . Ned. binnengaan . D. eingehen . Lc (11) : (1) Lc 6,6 . (2) Lc 8,32 . (3) Lc 8,41 . (4) Lc 8,51 . (5) Lc 9,34 . (6) Lc 13,24 . (7) Lc 14,23 . (8) Lc 15,28 . (9) Lc 18,25 . (10) Lc 22,40 . (11) Lc 24,26 . Een vorm van eiserchomai (binnengaan) in Lc in 45 verzen , in Lc 24 in 3 verzen : (1) Lc 24,3 . (2) Lc 24,26 . (3) Lc 24,29 . In Lc : 16 vormen in 17 hoofdstukken en in 47 verzen .

Lc 24,26.9. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

12. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. autou van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Hnd. : voornaamwoord autos . Lc (220) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,8 . (2) Lc 24,23 . (3) Lc 24,26 . (4) Lc 24,47 . (5) Lc 24,50 . Hnd (118) .

Lc 24,27 - Lc 24,27 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:27 kai arxamenos apo môuseôs kai apo pantôn tôn profètôn diermèneusen autois en pasais tais grafais ta peri eautou  27 et incipiens a Mose et omnibus prophetis interpretabatur illis in omnibus scripturis quae de ipso erant   27 En beginnend van Mozes en aIle profeten verklaarde hij hun in alle Schriften wat omtrent hem geschreven staat.   Beginnend met Mozes verklaarde Hij uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had.  [27] En Hij legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had, te beginnen bij Mozes en alle Profeten.  [27] Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.  27 En beginnend bij Mozes en bij alle profeten, legt hij hun uit wat in alle geschriften over hem gaat.  27. Et, commençant par Moïse et parcourant tous les Prophètes, il leur interpréta dans toutes les Écritures ce qui le concernait.  

Statenvertaling . 27 En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.
King James Bible . [27] And beginning at Moses and all the prophets, he expounded unto them in all the scriptures the things concerning himself.
Luther-Bibel . 27 Und er fing an bei Mose und allen Propheten und legte ihnen aus, was in der ganzen Schrift von ihm gesagt war.

Tekstuitleg van Lc 24,27 . Het vers Lc 24,27 telt 21 (3 X 7) woorden en 92 (2² X 23) letters . De getalwaarde van Lc 24,27 is 12481 (7 X 1783) .

Lc 24,27.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,27.3. apo (af, van-weg) . afkoring ap' en af' . Taalgebruik in het N.T. : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in Lc : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Lc (73 + 32 + 9 = 114) .Lc 24 (6 + 2 + 1 = 9) . apo . Lc (73) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,41 . (6) Lc 24,47 . ap' . Lc (32) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,31 . (2) Lc 24,51 . af' . Lc (9) . Lc 24 (1) Lc 24,21 .

Lc 24,27.5. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,27.6. apo (af, van-weg) . afkoring ap' en af' . Taalgebruik in het N.T. : apo (af , van-weg) . Taalgebruik in Lc : apo (af , van-weg) . Voorzetsel . Lc (73 + 32 + 9 = 114) .Lc 24 (6 + 2 + 1 = 9) . apo . Lc (73) . Lc 24 (6) : (1) Lc 24,2 . (2) Lc 24,9 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,41 . (6) Lc 24,47 . ap' . Lc (32) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,31 . (2) Lc 24,51 . af' . Lc (9) . Lc 24 (1) Lc 24,21 .

Lc 24,27.8. bepaald lidw. gen. mann. + vr. + onz. mv. tôn van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Lc (119) . In zes verzen in Lc 24 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,5 . (3) Lc 24,8 . (4) Lc 24,14 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,27 .

Lc 24,27.9. gen. mann. mv. profètôn van het zelfst. naamw. profètès (profeet) . Taalgebruik in het N.T. : profètès (profeet) . Taalgebruik in Lc : profètès (profeet) . Taalgebruik in Hnd : profètès (profeet) . Taalgebruik in Tenach : nâbhî´(profeet) . Hebr. nâbhî´(profeet) . Gr. profètès < pro - fè - tès (fèmi : spreken) . pro-fèmi (voor zich uitspreken) . Lc (6) : (1) Lc 1,70 . (2) Lc 11,47 . (3) Lc 11,50 .  (4) Lc 16,31 . (5) Lc 18,31 .  (6) Lc 24,27 . Hnd (4) . Een vorm van profètès (profeet) in Lc in 29 verzen , in Lc 24 (4) : (1) Lc 24,19 .  (2) Lc 24,25 . (3) Lc 24,27 . (4) Lc 24,44 . In Lc : 7 vormen van profètès (profeet) in 13 / 24 hoofdstukken en in 29 verzen . In Hnd : 6 vormen van profètès (profeet) in 12 / 28 hoofdstukken en in 30 verzen .

Lc 24,27.10. act. ind. aor. 3de pers. enk. dièrmèneusen (hij zette uiteen) van het werkw. diermèneuô (uitleggen, vertalen) . Taalgebruik in het N.T. : diermèneuô (uitleggen, vertalen) . Taalgebruik in Lc : diermèneuô (uitleggen, vertalen) . Taalgebruik in Hnd : diermèneuô (uitleggen, vertalen) . Lc (1) Lc 24,27 . Hapax in de ev. . Een vorm van diermèneuô (uitleggen, vertalen) in Hnd in 1 vers .

Lc 24,27.11. dat. mann. en onz. mv.autois van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc : voornaamwoord autos . Lc (89) . Lc 24 (12) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,19 . (3) Lc 24,27 . (4) Lc 24,29 . (5) Lc 24,30 . (6) Lc 24,33 . (7) Lc 24,35 . (8) Lc 24,36 . (9) Lc 24,38 . (10) Lc 24,40 . (11) Lc 24,41 . (12) Lc 24,46 .

Lc 24,27.12. en (in, met) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Lc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en / dans . Ned. in .
Lc (288) . Lc 24 (16) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,6 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,15 . (5) Lc 24,18 . (6) Lc 24,19 . (7) Lc 24,27 . (8) Lc 24,30 . (9) Lc 24,32 . (10) Lc 24,35 . (11) Lc 24,36 . (12) Lc 24,38 . (13) Lc 24,44 . (14) Lc 24,49 . (15) Lc 24,51 . (16) Lc 24,53 .

Lc 24,27.13. dat. vr. mv. pasais van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het N.T. : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Lc : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Hnd : pas (ieder, elk, alles) . Hebr. kl (al) . Taalgebruik in Tenach : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Lc (3) : (1) Lc 1,6 . (2) Lc 1,75 . (3) Lc 24,27 . Een vorm van pas (ieder, elk, alles) in Lc (149) , in Lc 24 (9) : (1) Lc 24,9 . (2) Lc 24,14 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,21 . (5) Lc 24,25 . (6) Lc 24,27 . (7) Lc 24,44 . (8) Lc 24,47 . (9) Lc 24,53 . In Lc : X vormen in 24 / 24 hoofdstukken en in 149 verzen .

Lc 24,27.14. bepaald lidw. dat. vr. mv. tais van het bepaald lidwoord ho , hè , to (de - het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Lc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Lc (33) . Lc 24 (2) : (1) Lc 24,18 . (2) Lc 24,27 .

Lc 24,27.15. dat. onz. mv. γραφαις = grafais van het zelfst. naamw. γραφη = grafè (schrift) . Taalgebruik in het NT : grafè (schrift) . Taalgebruik in de LXX : grafè (schrift) . Taalgebruik in Lc : grafè (schrift) . Taalgebruik in Hnd : grafè (schrift) . Bijbel (4) : (1) Mt 21,42 . (2) Lc 24,27 . (3) Hnd 18,24 . (4) Rom 1,2 . Een vorm van γραφη = grafè in de LXX (50) , in het NT (50) , in Lc (4) : (1) Lc 4,21 . (2) Lc 24,27 . (3) Lc 24,32 . (4) Lc 24,45 . In Lc : 3 vormen van grafè (schrift) in 4 verzen in 2 hoofdstukken . In Hnd : 5 vormen van grafè (schrift) in 7 verzen in 4 hoofdstukken .

grafè (schrift) bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
dat. mv. grafais 4   1   1   1 1  

- Hebreeuws . הַכְּתֻבִים = hakkëthûbhîm (de geschriften) < prefix bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. këthûbh (schrift, geschrif, bevel) . Zie het werkw. כָּתַב= kâthabh (schrijven) . Taalgebruik in Tenakh : kâthabh (schrijven) . Getalwaarde : kaph = 12 of 30 , thaw = 22 of 400 , beth = 2 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 342 (2 X 3² X 19) . Structuur : 3 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (4) : (1) 2 K 23,3 . (2) 2 K 23,24 . (3) Jr 32,12 . (4) Jr 51,60 .
- bakkëthûbhîm (in de geschriften) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (1) : Nu 11,26 .
- Latijn . dat. vr. mv. scripturis van scriptura (geschrift) . Bijbel (5) : Zie Grieks + Hnd 17,2 .
-

Zie verder : grafô (schrijven) . Taalgebruik in het N.T. : grafô (schrijven) . Taalgebruik in Lc : grafô (schrijven) . Taalgebruik in Hnd : grafô (schrijven) . Hebr. kâthabh (schrijven) . Hebr. sjâphar (schrijven) . Taalgebruik in Tenach : sjâphar (schrijven) . cijfer . sofer (schrijver) . sephèr (geschrift, boek) . Om een tekst te lezen spreekt men soms over een tekst ontcijferen . Lat. scribere . Fr. écrire . Lc 24 (1) Lc 24,27 . Een vorm van grafè (schrift)

Lc 24,27.17. peri (omwille van, over) . Taalgebruik in N.T. : peri (over, rondom, omwille van) . Taalgebruik in Lc : peri (over, rondom, omwille van) . Taalgebruik in Hnd : peri (over, rondom, omwille van) . Fr. pour , N. voor . Lc (43) . Lc 24 (5) : (1) Lc 24,4 . (2) Lc 24,14 . (3) Lc 24,19 . (4) Lc 24,27 . (5) Lc 24,44 .

Lc 24,27.16. - 17. ta peri (dat over) . Lc (2) : (1) Lc 24,19 : ta peri Ièsou tou Nazaraiou = dat over Jezus de Nazarener (Emmaüsverhaal) . (2) Lc 24,27 . Hnd (12) .

Lc 24,28 - Lc 24,28 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:28 kai èggisan eis tèn kômèn ou eporeuonto kai autos prosepoièsato porrôteron poreuesthai  28 et adpropinquaverunt castello quo ibant et ipse se finxit longius ire   28 En ze naderden tot bij het dorp waarheen ze gingen, en hij deed alsof hij verder wou gaan.  Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heengingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan.  [28] Toen ze bij het dorp kwamen waar ze moesten zijn, deed Hij alsof Hij verder wilde gaan. 
[28] Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. 
28 Dan naderen ze het dorp waarheen ze onderweg waren, en hij doet alsof hij verder wil trekken.  28. Quand ils furent près du village où ils se rendaient, il fit semblant d'aller plus loin. 

Statenvertaling . 28 En zij kwamen nabij het vlek, daar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof Hij verder gaan zou.
King James Bible . [28] And they drew nigh unto the village, whither they went: and he made as though he would have gone further.
Luther-Bibel . 28 Und sie kamen nahe an das Dorf, wo sie hingingen. Und er stellte sich, als wollte er weitergehen.

Tekstuitleg van Lc 24,28 . Het vers Lc 24,28 telt 12 (2² X 3) woorden en 73 letters . De getalwaarde van Lc 24,28 is 8704 (2³ X 2³ X 2³ X 17) .

Lc 24,28.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,28.3. eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in Mc : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) . E. for . Ned. naar . D. nach . Lc (210) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,7 . (3) Lc 24,13 . (4) Lc 24,18 . (5) Lc 24,20 . (6) Lc 24,26 . (7) Lc 24,28 . (8) Lc 24,33 . (9) Lc 24,47 . (10) Lc 24,51 . (11) Lc 24,52 .

Lc 24,28.6. ou - ouk - ouch (niet) of betrekk. voornaamw. gen. mann. en onz. enk (hou) . Taalgebruik in het N.T. : ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in Lc : ou - ouk - ouch (niet) . Lc (84 + 92 + 7 = 183) . Lc 24 (3 + 4 + 1 = 8) . ou . Lc 24 (3) : (1) Lc 24,21 . (2) Lc 24,28 . (3) Lc 24,49 . ouk . Lc (4) : (1) Lc 24,6 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,24 . (4) Lc 24,39 . ouch . Lc 24 (1) Lc 24,3 .

Lc 24,28.7. ind. imperf. 3de pers. mv. eporeuonto (zij begaven zich op weg) van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het N.T. : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Hnd : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Hebr. hâlakh (gaan) < halacha : http://nl.wikipedia.org/wiki/Halacha . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . Lc (3) : (1) Lc 2,3 . (2) Lc 2,41 . (3) Lc 24,28 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 24 (2) : (1) Lc 24,13 . (2) Lc 24,28 . In Lc : 19 vormen van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in 18 / 24 hoofdstukken en in 48 verzen . In Hnd : X vormen van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in 21 / 28 hoofdstukken en in 39 verzen . N.T. (150) .

Lc 24,28.8. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,28.9. pers. voornaamw. nom. mann. enk. autos (hij) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (45) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,15 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,25 . (4) Lc 24,28 . (5) Lc 24,31 . (6) Lc 24,36 . (7) Lc 24,39 .

Lc 24,28.12. inf. praes. poreuesthai van het werkw. poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) . Taalgebruik in het N.T. : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Lc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Taalgebruik in Hnd : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) . Hebr. hâlakh (gaan) < halacha : http://nl.wikipedia.org/wiki/Halacha . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . por-euomai . p of ph = f -> v + r . Zelfstandig naamwoord poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. por-tus : haven . Mnd. voort , ofries forda , oeng. ford . Het woord behoort tot de groep van varen . In zeven verzen bij Lucas : (1) Lc 4,42 . (2) Lc 9,51 . (3) Lc 10,38 . (4) Lc 13,33 . (5) Lc 17,11 . (6) Lc 22,33 . (7) Lc 24,28 . Een vorm van poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) in Lc (48) , in Lc 24 (2) : (1) Lc 24,13 . (2) Lc 24,28 . In Lc : 19 vormen van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in 18 / 24 hoofdstukken en in 48 verzen . In Hnd : X vormen van poreuomai (zich op weg begeven , op weg gaan) in 21 / 28 hoofdstukken en in 39 verzen . N.T. (150) .

Lc 24,29 - Lc 24,29 : 354. Verschijning aan twee leerlingen op weg naar Emmaüs : Lc 24,13-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Lc (Lucas) -- Lc 24,13 - Lc 24,14 - Lc 24,15 - Lc 24,16 - Lc 24,17 - Lc 24,18 - Lc 24,19 - Lc 24,20 - Lc 24,21 - Lc 24,22 - Lc 24,23 - Lc 24,24 - Lc 24,25 - Lc 24,26 - Lc 24,27 - Lc 24,28 - Lc 24,29 - Lc 24,30 - Lc 24,31 - Lc 24,32 - Lc 24,33 - Lc 24,34 - Lc 24,35 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis 3de (derde) paaszondag A  Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24:29 kai parebiasanto auton legontes meinon meth èmôn oti pros esperan estin kai kekliken èdè è èmera kai eisèlthen tou meinai sun autois  29 et coegerunt illum dicentes mane nobiscum quoniam advesperascit et inclinata est iam dies et intravit cum illis  29 Maar ze dwongen hem, zeggend: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag neigt ten einde. En hij ging binnen om bij hen te blijven.  Zij drongen bij Hem aan: "Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde". Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven.   [29] Maar met aandrang vroegen ze: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde.’ Toen ging Hij mee naar binnen om bij hen te blijven.  [29] Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen.  29 Zij dringen sterk bij hem aan en zeggen: blijft bij ons, want het is tegen de avond en de dag is al gaan liggen! Dan gaat hij mee naar binnen om bij hen te blijven.   29. Mais ils le pressèrent en disant : « Reste avec nous, car le soir tombe et le jour déjà touche à son terme. » Il entra donc pour rester avec eux.  

Statenvertaling . 29 En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven.
King James Bible . [29] But they constrained him, saying, Abide with us: for it is toward evening, and the day is far spent. And he went in to tarry with them.
Luther-Bibel . 29 Und sie nötigten ihn und sprachen: Bleibe bei uns; denn es will Abend werden und der Tag hat sich geneigt. Und er ging hinein, bei ihnen zu bleiben.

Tekstuitleg van Lc 24,29 .

Lc 24,29.1. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in N.T. . Taalgebruik in Lc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und . Lc (822 / 1151) . Lc 24 (+ 45 / 53 . - 8 / 53 : (1) Lc 24,1 . (2) Lc 24,2 . (3) Lc 24,3 . (4) Lc 24,6 . (5) Lc 24,16 . (6) Lc 24,42 . (7) Lc 24,45 . (8) Lc 24,48 .)

Lc 24,29.3. pers. voornaamw. 3de pers. enk. acc. mann. enk. auton (hem) van het pers. voornaamw. autos (hij - hem) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Lc. : voornaamwoord autos . Lc (184) . Lc 24 (10) : (1) Lc 24,16 . (2) Lc 24,18 . (3) Lc 24,20 . (4) Lc 24,23 . (5) Lc 24,24 . (6) Lc 24,29 . (7) Lc 24,30 . (8) Lc 24,31 . (9) Lc 24,51 . (10) Lc 24,52 .

Lc 24,29.6. meta (met , na) . Afkorting : met' of meth' . Taalgebruik in het N.T. : meta (na , met) . Taalgebruik in Mc : meta (na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im . - Lat. cum . Ned. met (Gr. me - ta = met die dingen) . D. mit . E. with . Fr. avec (< apud hoc : met dat) .
- Lat. post-quam . Ned. na-dat . D. nachdem . Fr. après (< ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) . E. after .
Lc (37 + 21 + 4 = 62) . Lc 24 (2 + 1 + 1 = 4) . meta (2) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,52 . met' (1) Lc 24,30 . meth' (1) Lc 24,29 .

8. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in N.T. : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Lc : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Hnd : hoti (dat, omdat) . Hebr. kî . Taalgebruik in Tenach : kî (want) . Lat. quia . Fr. parce que / que . Lc (160) . Lc 24 (7) : (1) Lc 24,7 . (2) Lc 24,21 . (3) Lc 24,29 . (4) Lc 24,34 . (5) Lc 24,39 . (6) Lc 24,44 . (7) Lc 24,46 .

Lc 24,29.9. pros (naar, bij) . Taalgebruik in het N.T. : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Lc : pros (naar, bij) . Lc (158) . Lc 24 (11) : (1) Lc 24,5 . (2) Lc 24,10 . (3)