- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
- Marcus
: overzicht .
- Marcus taalgebruik - Marcus
taalgebruik A - Marcus
taalgebruik B - Marcus
taalgebruik C - Marcus
taalgebruik D - Marcus
taalgebruik E - Marcus
taalgebruik F - Marcus
taalgebruik G - Marcus
taalgebruik H - Marcus
taalgebruik I - Marcus
taalgebruik J - Marcus
taalgebruik K - Marcus
taalgebruik L - Marcus
taalgebruik M - Marcus
taalgebruik N - Marcus
taalgebruik O - Marcus
taalgebruik P - Marcus
taalgebruik R - Marcus
taalgebruik S - Marcus
taalgebruik T - Marcus
taalgebruik U - Marcus
taalgebruik Z -
- Mc
: commentaar .
http://www.bible-history.com/isbe/ | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het zesde hoofdstuk van het Marcusevangelie
:
145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc
6,1-6a - Mt
13,53-58 - Lc
4,16-30 .
146. Jezus als leraar : Mc
6,6b -
147. Zending van de twaalf : Mc
6,7-13 - Lc
9,1-6 .
148. Herodes'mening over Jezus : Mc
6,14-16 - Mt
14,1-2 - Lc
9,7-9 .
149. Onthoofding van Johannes de Doper : Mc
6,17-29 - Mt
14,3-12 .
150. Terugkeer van de apostelen. Volkstoeloop : Mc
6,30-34 - Mt
14,13-14 -Lc
9,10-11 .
151. Eerste broodvermenigvuldiging : Mc
6,35-44a - Mt
14,15-21a - Lc
9,12-17a .
152. Jezus wandelt op het meer : Mc
6,45-52 - Mt
14,22-33 .
153. Genezingen te Gennesaret : Mc
6,53-56 - Mt
14,34-36 .
145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 -
Lezing op de 14de (veertiende) zondag door het b-jaar : Mc 6,1-6a .
In die tijd ging Jezus vandaar weg om zich naar zijn vaderstad te begeven en zijn leerlingen gingen met Hem mee. Toen het sabbat was begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: "Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen die zijn handen verrichten? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?" En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: "Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring." Hij kon geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas die Hij de handen oplegde. Hij stond verwonderd over hun ongeloof. Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.
Hoe verhoudt Nazaret zich tot Jezus. Jezus is afkomstig uit Nazaret . Volgens Marcus gaat Jezus van Nazaret naar Judea om zich door Johannes te laten dopen. Bij zijn terugkeer naar Galilea gaat hij niet naar Nazaret maar naar Kafarnaüm. Er is een sterke gelijkenis tussen het optreden van Jezus in Kafarnaüm (Mc 1,21 - Mc 1,22 - Mc 1,23-28 ) en Nazaret (Mc 6,1-6a) althans wat het begin van het optreden in Nazaret betreft. In Nazaret vindt hij aanhangers maar ook tegenstanders.
Volgens Mc 1,9 ging Jezus van Nazaret van Galilea naar Johannes de Doper om zich door hem te laten dopen. Volgens Mc 1,14 ging Jezus naar Galilea (terug). Maar hij ging niet naar Nazaret. Volgens Mc 6,1-6a had Jezus er mee- en tegenstanders.Dat past nog niet bij het begin van het Marcusevangelie. Jezus ging naar Galilea terug niet om zijn vroegere plaats herin te nemen en zijn vroegere taak terug op te nemen. Hij ging naar Galilea om in de lijn van Johannes de Doper leraar te zijn. Dat was duidelijk in Mc 1,14-28 maar het wordt nog eens duidelijk gemaakt in Mc 6,1-6a.
De familie van Jezus is niet zo opgezet met het optreden van Jezus (Mc 3,20). Maar wat is zo opmerkelijk? Na een reeks twistgesprekken (Mc 2,1-3,6) beslissen Farizeeërs en Herodianen om Jezus om te brengen. Na een samenvatting (Mc 3,7-12) volgt de roeping van de leerlingen, die eindigt met de vermelding van Judas, die Jezus overleverde (Mc 3,19). In Mc 3,20 vermeldt Marcus dat de familie van Jezus uittrok om hem vast te grijpen omdat hij waanzinnig (buiten zichzelf) was. We mogen niet vergeten dat de overlevering van Jezus aan de joodse en Romeinse overheden slechts mogelijk was door het verraad van een meest nabije, uit de eigen kring. De vrees dat het de familie van Jezus zou zijn komt hier om de hoek kijken. Het maande Jezus tot voorzichtigheid aan. Het is niet voor niets dat Jezus hierna predikte in parabels.
Mc 6,1 - Mc 6,1 -- Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 1 En Hij ging van daar weg, en kwam in Zijn vaderland, en
Zijn discipelen volgden Hem.
King James Bible . [1] And he went out from thence, and came into his own country;
and his disciples follow him.
Luther-Bibel . 1 Und er ging von dort weg und kam in seine Vaterstadt, und seine
Jünger folgten ihm nach.
Tekstuitleg van Mc 6,1 . Dit vers Mc 6,1 telt 15 (3 X 5) woorden , 32 (2 X 2 X 2 X 2 X 2) lettergrepen en 77 (7 X 11) letters . Mc 6,1 bestaat uit 3 nevenschikkende zinnen . De eerste nevenschikkende zin geeft aan vanwaar Jezus komt , de tweede waarnaar Jezus gaat .
Mc 6,1 | Mt 13,53 | Lc 4,16 | |
1Καὶ ἐξῆλθεν ἐκεῖθεν, καὶ ἔρχεται εἰς τὴν πατρίδα αὐτοῦ, καὶ ἀκολουθοῦσιν αὐτῷ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ. | 53Καὶ ἐγένετο ὅτε ἐτέλεσεν ὁ Ἰησοῦς τὰς παραβολὰς ταύτας, μετῆρεν ἐκεῖθεν. 54καὶ ἐλθὼν εἰς τὴν πατρίδα αὐτοῦ | 16Καὶ ἦλθεν εἰς Ναζαρά, οὗ ἦν τεθραμμένος, |
Mc 6,1.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 6,1.2. ind. aor. 3de pers. enk. εξηλθεν = exèlthen (ging uit) van het
werkw. εξερχομαι = exerchomai (uitgaan) . Taalgebruik in het NT : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in de LXX : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Bijbel (289) . OT (222) . NT (67) . Mt (6) . (1) Mt
8,34 . (2) Mt
9,26 . (3) Mt
13,3 . (4) Mt
17,18 . (5) Mt
20,1 . (6) Mt
21,17 . Mc ( 11) : (1) Mc
1,26 . (2) Mc
1,28 . (3) Mc
1,35 . (4) Mc
2,12 . (5) Mc
2,13 . (6) Mc
4,3 . (7) Mc
6,1 . (8) Mc
8,27 . (9) Mc
9,26 . (10) Mc
11,11 . (11) Mc
14,68 . Lc (8) : (1) Lc
2,1 . (2) Lc
4,14 . (3) Lc
4,35 . (4) Lc
5,27 . (5) Lc
7,17 . (6) Lc
8,5 . (7) Lc
8,35 . (8) Lc
17,29 . Joh (19) . Het is de 7de maal dat deze vorm εξηλθεν = exèlthen in Mc gebruikt
wordt . Het huis , waarnaar verwezen wordt , is een besloten ruimte . Men kan
er buitengaan . Een vorm van εξερχομαι = exerchomai in de LXX (216) , in het NT (742) , in Mc (38) .
- act. part. aor. nom. mann. enk. εξελθων = exelthôn (uitgegaan) van het werkw. εξερχομαι = exerchomai (uitgaan) . Taalgebruik in het NT : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in de LXX : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Mc : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Bijbel (38) . LXX (17) . NT (21 : Een vorm van εξερχομαι = exerchomai in de LXX (216) , in het NT (742) , in Mc (38) .
- Link met εισελθων = eiselthôn (binnengegaan) (Mc
5,39) . εις τον οικον = eis ton oikon (Mc
5,38) wordt verondersteld . Mc 5,39-43 speelt zich binnenkamers af . Jezus ging uit het huis van het dochtertje van Jaïrus dat hij uit de doden
opwekte .
- Uit-gaan kan betekenen : van een besloten
ruimte zoals een huis, een stad enz. naar buiten gaan . Het werkwoord wordt
ook vaak gebruikt om het weggaan van een onreine geest uit een persoon aan te
geven .
|
Mc 6,1.1.
- 2. και εξηλθεν = kai exèlthen (en hij ging uit) . NT (18) : (1) Mt
9,26 . (2) Mt
17,18 . (3) Mc
2,13 . (4) Mc
6,1 . (5) Mc
8,27 . (6) Mc
14,68 . (7) Lc
7,17 . enz. Maar vaak gaat een participiumzin of een bepaling aan het vervoegd
werkw. εξηλθεν = exèlthen vooraf .
- εξηλθεν δε = exèlthen de (hij echter ging uit) . Bijbel = NT (1) : Lc
8,35 .
- ὁ δε εξελθων = (ho) de exelthôn (hij echter uitgegaan) . Slechts in Mc
1,45 in het NT .
- και εξελθων = kai exelthôn (en uitgegaan) . LXX (8) . NT (8) : (1) Mt
14,14 . (2) Mt
15,21 . (3) Mt 20,3 . (4) Mt 24,1 . (5) Mt
26,75 . (6) Mc
6,34 . (7) Lc
22,39 . (8) Hnd 12,9 .
- Hebreeuws : וַיֵּצֵא = wajjetse´ (en hij ging uit) < waw consec. en qal
act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. יָצָא = jâtsa´
(uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´
(uitgaan, uittrekken) . Getalswaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph
= 1 ; totaal : 29 (priemgetal) OF 101 priemgetal . Structuur : 1 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (191) . Pentateuch (55) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine
Profeten (6) . Geschriften (33) .
- Latijn : act. part. aor. nom. mann. enk. egressus (uitgeschreden) van het werkw. egredi (uitschrijden) . Bijbel (181) . Mc (6) .
Mc 6,1.3. εκειθεν = ekeithen . Taalgebruik
in het NT : vanhier,
vandaar . Taalgebruik
in de LXX : vanhier,
vandaar . Taalgebruik in Mc : vanhier,
vandaar . Mc (5) : (1) Mc
6,1 . (2) Mc
6,10 . (3) Mc
6,11 . (4) Mc
7,24 . (5) Mc
10,1 .
- Mc
6,10 en Mc
6,11 behoren tot de zendingsrede . εκειθεν = ekeithen (vandaar) in de andere drie
verzen maken telkens deel uit van de linken tussen οχλος = ochlos (menigte) , οικος = oikos
of οικια = oikia (huis) en εκειθεν = ekeithen (vandaar) .
- και εκειθεν = kai ekeithen (en vandaar) . LXX (9) : (1) Gn 11,9 . (2) Nu 21,13 . (3) Nu 21,16 . (4) Dt 30,4 . (5) Joz
19,13 . (6) 2 K 2,25 . (7) 2 K 7,2 . (8) 2 K 7,19 . (9) Mi 4,10 . NT (2) : (1) Mc
7,24 . (2) Lc 9,4 .
- εκειθεν δε = de ekeithen (echter vandaar) . LXX (5) : NT (0) .
ekeithen (vandaar) | Mc | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | ekeithen | 5 | (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,10 . (3) Mc 6,11 | (4) Mc 7,24 . | (5) Mc 10,1 | 157 | 130 | 27 | 12 | 5 | 3 | 2 | 4 | 1 | 20 | 22 | ||
2 | kakeithen | 1 | (1) Mc 9,30 . | 10 | 10 | 1 | 1 | 8 | ||||||||||
totaal | 6 | 3 | 1 | 1 | 1 | 167 | 130 | 37 | 12 | 6 | 4 | 2 | 12 | 1 | 20 | 22 |
- Hebreeuws : מִשָּׁם = misjsjâm (vandaar) < prefix voorzetsel min + bijwoord van sj-m . שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem
(naam) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2
X 17) of 340 (10 X 2 X 17) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (103) . Pentateuch (37) .
- וּמִשָּׁם = ûmisjsjam (en vandaar) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel min + bijwoord sj-m . Tenakh (8) .
- Hebreeuws : שָׁם = sjâm (daar) . Zie het werkw. שָׂם = shâm
(plaatsen, stellen) . Taalgebruik in Tenakh : shâm
(plaatsen, stellen) . Getalswaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ;
totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . s-m : Tenakh (1424) .
- Ned. : daar (aanwijz. bijw. van plaats; da.. r) <-> hier (aanwijz. bijw. van plaats : hi...r; zie persoonl. voornaamw. hij) . D. : da <-> hier . E. : the-re <-> he-re . Grieks : εκει (hier; Fr. : ici; k - c -h) . Arabisch : هناك = hunak (daar; h... in Ned. : hij) <-> هنا = huna (hier) . Hebreeuws : שָׁם = sjâm (daar) . Zie het werkw. שָׂם = shâm
(plaatsen, stellen) . Taalgebruik in Tenakh : shâm
(plaatsen, stellen) . Lat. : ibi (daar) <-> hic (hier) .
Linken tussen ochlos (menigte) (Mc
5,21) , oikos (huis) (Mc
5,38) en kai exèlthen ekeithen (vanaf hier) (Mc
6,1) . Dochtertje van Jaïrus + bloedbloeiende vrouw , in het huis van
Jaïrus , Nazaret .
- Mc 5,21 : sunèchthè ochlos polus ep'auton (verzamelde zich een grote menigte
bij hem) .
- Mc 5,37 : kai ouk afèken oudena ... ei mè (en hij liet niet toe ... tenzij)
. Mc 5,38 : kai erchontai eis ton oikon tou ... (en zij gaan naar het huis van...) .
- Mc 6,1 : και εξηλθεν = kai exèlthen ekeithen (en hij ging vandaar naar buiten) .
Mc 6,1.2.
- 3. εξηλθεν εκειθεν = exèlthen ekeithen (hij ging vandaar uit) . LXX (2) : (1) Gn 10,14 . (2) 1 K 12,25 . NT (2) : (1) Mc 6,1 . (2) Joh
4,43 .
Mc 6,1.1. - 3. και εξηλθεν εκειθεν = kai exèlthen ekeithen (en hij ging vandaar uit) . Bijbel (2) : (1) 1 K 12,25 . (2) Mc 6,1 .
- Een vorm van εξερχομαι = exerchomai (uitgaan, naar buiten gaan) EN εκειθεν = ekeithen (vanaf
hier) in : (1) Mc
6,1 . (2) Mc
6,10 ; EN κακειθεν = kakeithen (en vanaf hier) εξελθοντες = exelthontes (uitgegaan) : Mc
9,30 .
- וַיֵּצֵא מִשָּׁם = wajjetse´ misjsjâm (en vandaar ging hij uit) . Tenakh (3) : (1) Joz
19,34 . (2) 1 K 12,25 . (3) Jr 43, 2 .
Mc 6,1.1. - 3. Er zijn nogal grote gelijkenissen tussen Mc 6,1 , Mc 7,24 , Mc 9,30 en Mc 10,1 . εκειθεν = ekeithen verwijst naar een vorige plaats die verlaten wordt . Hierop volgt dat er naar een andere plaats wordt gegaan . Vanwaar... naar waar .
Mc 6,1.4. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 . Begin van de tweede nevenschikkende hoofdzin in Mc 6,1 . Tweede nevenschikkende zin .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 6,1.2. - 4. εξηλθεν εκειθεν και = exèlthen ekeithen kai (hij ging vandaar uit en) . LXX (1) : (1) 1 S 12,25 . NT (2) : (1) Mc 6,1 . (2) Joh 4,43 .
Mc 6,1.5. ind. praes. 3de pers. enk. ερχεται = erchetai (hij gaat) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan,
komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai
(gaan, komen) .
Mc (16) : (1) Mc
1,7 . (2) Mc
1,40 . (3) Mc
3,20 . (4) Mc
3,31 . (5) Mc
4,15 . (6) Mc
4,21 . (7) Mc
5,22 . (8) Mc
6,1 . (9) Mc
6,48 . (10) Mc
10,1 . (11) Mc
13,35 . (12) Mc
14,17 . (13) Mc
14,37 . (14) Mc
14,41 . (15) Mc
14,66 . (16 ) Mc
15,36 . Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) , Mt (111) , Mc (86) , Lc (100) , Joh (156) , Hnd (54) , in Mc 6 (5) : (1) Mc
6,1 . (2) Mc
6,29 . (3) Mc
6,31 . (4) Mc
6,48 . (5) Mc
6,53 .
In Mc
1,40 komt een zieke naar Jezus . In Mc
5,22 gaat een synagoge-overste om genezing vragen voor zijn dienaar . In Mc 6,1 gaat Jezus naar zijn vaderstad . In 7 verzen is Jezus onderwerp : (1) Mc
3,20 . (2) Mc
6,1 . (3) Mc
6,48 . (4) Mc
10,1 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,37 . (7) Mc
14,41 .
erchomai (gaan, komen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. pr. 3de p. enk. erchetai | 130 | 42 | 88 | 13 | 16 | 11 | 37 | 1 | 7 | 3 | 40 | 77 |
- Hebreeuws : בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur
: 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) .
- Ned. : gaan . D. : gehen . E. : go . Grieks : ερχομαι = erchomai (gaan,
komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) . Hebreeuws : בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Lat. : ire . vadere (Fr. je vais , il va) . ambulare (Fr. nous allons , vous allez) .
Mc 6,1.4.
- 5. και ερχεται = kai erchetai (en hij gaat, en hij komt) . LXX (10) : (1) 1 S 10,10 . (2) 1 S 10,13 . (3) 1 S 19,22 . (4) 1 S 20,1 . (5) 1 S 20,24 . (6) 1 S 21,2 . (7) 1 S 22,1 . (8) 1 K 11,43 . (9) 1 K 19,3 . (10) 1 K 21,43 . NT (11) . Mt (2) : (1) Mt
8,9 . (2) Mt
26,40 . Mc (6) : (1) Mc
1,40 . (2) Mc
3,20 . (3) Mc
3,31 . (4) Mc
5,22 . (5) Mc
14,37 . (6) Mc
14,41 . Lc (2) : (1) Lc 7,8 . (2) Lc
14,27 . Joh (2) : (1) Joh
11,29 . (2) Joh
20,2 . In Mc bij het begin van het vers (6) :
(1) Mc
1,40 . (2) Mc
3,20 . (3) Mc
3,31 . (4) Mc
5,22 . (5) Mc
14,37 . (6) Mc
14,41 . In het midden van de zin : Mc
6,1 .
- και ερχονται = kai erchontai (en zij gaan) . LXX (7) : (1) 1 S 7,1 . (2) 1 S 11,4 . (3) 1 S 19,16 . (4) 1 S 26,1 . (5) 1 S 31,7 . (6) 1 K 13,11 . NT (9) = Mc (9) : (1) Mc
2,3 . (2) Mc
2,18 . (3) Mc
3,20 / Mc
3,19 (variante ερχονται = erchontai = zij gaan) . (4) Mc
5,15 . (5) Mc
5,38 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
10,46 . (8) Mc
11,15 . (8) Mc
11,27 . (9) Mc
12,18 . (10) Mc
14,32 .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf.
3de pers. mann. enk. וַיָּבּוֹא = wajjâbô´ (en hij ging) van het werkw. בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur
: 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (21) : (1) 1 S 4,13 . (2) 1 K 3,15 . (3) 1 K 7,14 . (4) 1 K 13,11 . (5) 1 K 22,15 . (6) 1 K 22,30 . (7) 1 K 22,37 . (8) 2 K 9,30 . (9) Js 38,1 . (10) Ez 14,1 . (11) Ez 23,44 . (12) Ez 36,20 . (13) Ez
40,6 . (14) Hos 6,3 . (15) Ps 24,7 . (16) Job 1,6 . (17) Job 2,1 . (18) Est 4,2 . (19) Est 4,9 . (20) Est 5,10 . (21) Est 6,6 .
- וַּיָּבִא = wajjâbe´ (en hij ging) < prefix voegwoord consec. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (289) .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבֹאוּ = wajjâbo´û
(en zij gingen) OF prefix verbindingswoord wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבִאוּ = wajjâbhi´û
(en zij lieten komen, zij brachten) van het werkw. בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur
: 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (195) . Pentateuch
(47) . Eerdere Profeten (99) Latere Profeten (14) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (33) .
Mc 6,1.6. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 6 (14) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,32 . (8) Mc 6,36 . (9) Mc 6,41 . (10) Mc 6,45 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,51 . (13) Mc 6,53 . (14) Mc 6,56 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Lat. : in / ad .
Mc 6,1.5. - 6. ερχεται εις = erchetai eis (hij gaat naar) . LXX (9) : (1) Gn
32,7 . (2) 1 S 10,13 . (3) 1 S 22,1 . (4) 1 K 11,43 . (5) 1 K 19,3 . (6) 1 K 21,43 . (7) Spr 14,12 . (8) Spr 14,15 . (9) Jr 31,21 . NT (5) . Mc (5) : (1) Mc
3,20 . (2) Mc
5,38 (variante erchontai : zij gaan) . (3) Mc
6,1 . (4) Mc
8,22 (variante erchontai = zij gaan) . (5) Mc
10,1 . Joh ( 1) Joh
11,3 . Jezus is telkens onderwerp .
- ερχονται εις = erchontai eis (zij gaan naar) . LXX (2) : (1) 2 S 2,29 . (2) 1 K 11,18 . NT (4) : (1) Mc
3,20 . (2) Mc
10,46 . (3) Mc
11,15 . (4) Mc
14,32 .
Mc 6,1.4.
- 6. και ερχεται εις = kai erchetai eis (en hij gaat naar, en hij komt naar) . LXX (5) : (1) 1 S 10,13 . (2) 1 S 22,1 . (3) 1 K 11,43 . (4) 1 K 19,3 . (5) 1 K 21,43 . NT (2) : (1) Mc
5,38 (variante ερχονται = erchontai : zij gaan; dochter van Jaïrus) . (2) Mc
8,22 (variante ερχονται = erchontai = zij gaan; Betsaïda) .
- και ερχονται εις = kai erchontai eis (en zij gaan naar) . LXX (2) : (1) 2 S 2,29 . (2) 1 K 11,18 . NT (4) : (1) Mc
3,20 (een huis) . (2) Mc
10,46 (Jericho) . (3) Mc
11,15 (Jeruzalem) . (4) Mc
14,32 (streek van Getsemani) .
kai erchetai eis (en hij gaat naar) + plaatsbepaling . Onderwerp is Jezus
.
(1) Mc
3,20 (erchetai eis oikon = hij gaat naar huis) .
(2) Mc
6,1 (erchetai eis tèn patrida autou = hij gaat naar zijn vaderstad)
.
(3) Mc
10,1 (erchetai eis ta horia tès Ioudaias = hij gaat naar het gebied
van Judea) .
Mc 6,1.7. bep. lidw. acc. vr. enk. την = tèn (de) van het bepaald lidw. vr. enk. ἡ = hè . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 6 (11) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,8 . (4) Mc 6,17 . (5) Mc 6,18 . (6) Mc 6,24 . (7) Mc 6,25 . (8) Mc 6,27 . (9) Mc 6,28 . (10) Mc 6,53 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
9. | acc. vr. enk. tèn | 109 | 12 | 4 | 5 | 9 | 9 | 11 | 10 | 4 | 5 | 11 | 5 | 6 | 3 | 7 | 6 | 2 | 6161 | 4889 | 1272 | 180 | 109 | 149 | 121 | 198 | 404 | 111 | 438 | 559 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 6,1.5. - 7. - ερχεται εις την = erchetai eis tèn (hij ging naar de) . Bijbel (2) : (1) 1 K 11,43 . (2) Mc 6,1 .
- ερχεται εις τον = erchetai eis ton (hij gaat naar de) . LXX (1) : 1 S 10,13 . NT (1) : Mc
5,38 .
- ερχεται εις το = erchetai eis to (hij gaat naar het) . LXX (1) : 1 S 22,1 . NT (1) : Joh
11,38 .
- ερχεται εις τα = erchetai eis ta (hij gaat naar de) . Bijbel (1) : Mc
10,1 .
Mc 6,1.8.
acc. vr. enk. πατριδα = patrida (vaderstad) van het zelfst. naamw. πατρις , -δος = patris (vaderstad) .
Taalgebruik in het NT : patris
(vaderstad) . Taalgebruik in de LXX : patris
(vaderstad) . Bijbel (7) . LXX (4) : (1) Lv 25,10 . (2) Jr 46,16 . (3) Est 2,10 . (4) Est 2,20 . NT (3) : (1) Mt
13,54 . (2) Mc 6,1 . (3) Heb 11,14 . Een vorm van πατρις , -δος = patris (vaderstad) in de LXX (23) , in het NT (8) . Nazaret , een
dorp van weinige betekenis ten tijde van Jezus , lag ongeveer 4,5 km ten zuiden
van de koninklijke hoofdplaats Sepphoris op de zuidgrens van Galilea . De plaats
waar Jezus zijn kinder- en jeugdjaren heeft doorgebracht . Hier wordt de houding
geschetst hoe de geboorteplaats , de bloedverwanten en de huisgenoten tegenover
een profeet staan , in concreto tegenover Jezus .
- Hebreeuws : מִשְׁפַּחְתּוֹ = misjëpachëthô (zijn stam) : zelfst. naamw. stat. constr. vr. enk. + suffix bezitt. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Zie het zelfst. naamw. מִשְׁפַּחְָה = misjëpâchâh (geslacht, stam) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , sjin = 21
of 300 , pe = 17 of 80 , chet = 8 , he = 5 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 433 (priemgetal) . Strructuur : 4 - 3 -8 - 8 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (4) : (1) Lv 25,10 . (2) Lv 25,41 . (3) Nu 27,4 . (4) Re 1,25 .
- Van Cangh (2005) , p.172 vertaalt met = môladëthô (zijn verwantschap) < zelfst. naamw. stat. constr. vr. enk. + suffix bezittel voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (2) : (1) Gn 11,28 . (2) Jr 22,10 .
- שְׁפַּחְתְּנוּ = môladëthenû (onze verwantschap) < zelfst. naamw. stat. constr. vr. enk. + suffix bezittel voornaamw. 1ste pers. mv. . Tenakh (1) : Jr 46,16 .
Mc 6,1.9. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
Mc 6,1.6. - 8. εις την πατριδα = eis tèn patrida (naar zijn vaderland / -stad) . Bijbel (3) : (1) Lv 25,10 . (2) Jr 46,16 . (3) Mt 13,54 . (4) Mc 6,1 .
Mc 6,1.6. - 9. εις την πατριδα αυτου = eis tèn patrida autou (naar zijn vaderstad) . Bijbel (3) : (1) Lv 25,10 . (2) Mt
13,54 . (3) Mc 6,1 .
- אֶל מִשְׁפַּחְתּוֹ = `el misjëpachëthô (naar zijn stam) . Tenakh (1) : Lv
25,10 .
- Bij de studie van Mc 6,1 botste ik op de uitdrukking ‘naar zijn vader(-land, -stad)’. Deze uitdrukking komt 1X voor in de LXX , de Griekse vertaling van de Hebreeuwse bijbel , nl. in Lv 25,10 (Leviticus 25,10). We lezen: “Héiligen zult ge het jaar van de vijftig jaar, en vrijlating uitroepen in het land voor al zijn bewoners: een joveel zal het voor u wezen,- terugkeren zult ge ieder naar zijn stek,- ieder naar zijn familie keert ge terug!” (Naardense vertaling). De uitdrukking staat in de context van het 50ste jaar, het jobel/jubeljaar. Het is het jaar van vergeving en herstel. Op de 10de dag van de maand tisjri is het jom kippoer (grote verzoendag). In het 50ste jaar, op jom kippoerdag, wordt het jobeljaar uitgeroepen. Die dag is een sjabbatdag.
Zou Marcus Jezus bij gelegenheid van het jobeljaar naar zijn vader(-stad/-land) laten terugkeren en zou hij Jezus op jom kippoerdag, die een sjabbatdag is, hebben laten optreden? Zou niet alleen Jezus, maar ook de messiaanse christenen naar hun vader(-land, -stad) zijn teruggekeerd en op jom kippoer, een sjabbatdag, zijn opgetreden in de synagoge? Het doel van de 50ste jaar is vergeving, herstel, verzoening. Het kan bijna niet anders dat dit het thema van de synagogedienst moet geweest zijn.
Mc 6,1.10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 6,1.11. act. ind. praes. 3de pers. mv. ακολουθουσιν = akolouthousin (zij volgen) . ακολουθεω = akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in het NT : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in de LXX : akoloutheô (volgen) . Taalgebruik in Mc : akoloutheô (volgen) . Bijbel (3) : (1) Mt 8,10 . (2) Mc 6,1 . (3) Joh 10,27 . Een vorm van ακολουθεω = akoloutheô (volgen) in de LXX (13) , in het NT (90) , in Mc (17) , in Lc (17) . In de LXX kan ακολουθεω = akoloutheô de vertaling van 4 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
Mc 6,1.12. dat. mann. en onz. enk. αυτῳ = autô(i) van het persoonl. voornaamw. 3de pers. enk. nom. mann. enk. αυτος = autos (hij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Mc (109) . Mc 6 (7) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,14 . (4) Mc 6,19 . (5) Mc 6,30 . (6) Mc 6,35 . (7) Mc 6,37 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3 | dat. mann. enk. autô(i) | 109 | 10 | 6 | 4 | 3 | 9 | 7 | 3 | 9 | 7 | 14 | 5 | 6 | 2 | 16 | 8 | 2475 | 1686 | 789 | 159 | 109 | 144 | 153 | 79 | 114 | 31 | 412 | 565 | |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
Mc 6,1.11. - 12. Een vorm van akoloutheô + aanwijz. vnw. dat. mann. enk. autô(i) : hem volgen . In de betekenis van Jezus volgen : Mc (6) : (1) Mc 2,14 . (2) Mc 5,24 . (3) Mc 6,1 . (4) Mc 10,52 . (5) Mc 14,54 . (6) Mc 15,41 . Iemand anders dan Jezus : (1) Mc 14,13 .
Mc 6,1.13. bepaald lidw. nom. mann. mv. οἱ = hoi . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc 6 (7) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,29 . (3) Mc 6,30 . (4) Mc 6,31 . (5) Mc 6,35 . (6) Mc 6,44 . (7) Mc 6,49 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
10. | nom. m. mv. hoi | 101 | 4 | 8 | 8 | 5 | 3 | 7 | 5 | 5 | 4 | 14 | 5 | 7 | 5 | 11 | 10 | 4230 | 3257 | 973 | 196 | 101 | 165 | 125 | 147 | 169 | 70 | 462 | 587 | |
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 6,1.14. nom. mann. mv. μαθηται = mathètai (leerlingen) van het zelfst. naamw. μαθητης = mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Mc (17) . (1) Mc 2,18 . (2) Mc 2,23 . (3) Mc 5,31 . (4) Mc 6,1 . (5) Mc 6,29 . (6) Mc 6,35 . (7) Mc 7,5 . (8) Mc 7,17 . (9) Mc 8,4 . (10) Mc 8,27 . (11) Mc 9,28 . . (12) Mc 10,10 . (13) Mc 10,13 . (14) Mc 10,24 . (15) Mc 11,14 . (16) Mc 14,12 . (17) Mc 14,16 . Een vorm van μαθητης = mathètès (leerling) in de LXX (-) , in het NT (262) . 4de X nom. , 9de X een vorm van mathètès (leerling) .
mathètès (leerling) | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | syn. | ev. | |
5 | nom. mv. mathètai | 2 : (1) Mc 2,18 . (2) Mc 2,23 . | 1 : Mc 5,31 | 3 : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,29 . (3) Mc 6,35 . | 2 : (1) Mc 7,5 . (2) Mc 7,17 . | 2 : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,27 . | 1 : Mc 9,28 . | 3 : (1) Mc 10,10 . (2) Mc 10,13 . (3) Mc 10,24 . | 1 : Mc 11,14 . | 2 : (1) Mc 14,12 . (2) Mc 14,16 . | 105 | 105 | 38 | 17 | 10 | 36 | 4 | 65 | 101 |
Mc 6,1.15. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
Mc 6,1.13. - 15. οἱ μαθηται αυτου = oi mathètai autou (zijn leerlingen) . Mc (11 / 17) . Niet in (1) Mc 2,18 . (2) Mc 7,5 . (3) Mc 10,10 . (4) Mc 10,13 . (5) Mc 10,24 . (6) Mc 14,16 .
- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - Mc 6,14 - Mc 6,15 - Mc 6,16 - Mc 6,17 - Mc 6,18 - Mc 6,19 - Mc 6,20 - Mc 6,21 - Mc 6,22 - Mc 6,23 - Mc 6,24 - Mc 6,25 - Mc 6,26 - Mc 6,27 - Mc 6,28 - Mc 6,29 - Mc 6,30 - Mc 6,31 - Mc 6,32 - Mc 6,33 - Mc 6,34 - Mc 6,35 - Mc 6,36 - Mc 6,37 - Mc 6,38 - Mc 6,39 - Mc 6,40 - Mc 6,41 - Mc 6,42 - Mc 6,43 - Mc 6,44 - Mc 6,45 - Mc 6,46 - Mc 6,47 - Mc 6,48 - Mc 6,49 - Mc 6,50 - Mc 6,51 - Mc 6,52 - Mc 6,53 - Mc 6,54 - Mc 6,55 - Mc 6,56 -
Mc 6,2 - Mc 6,2 -- Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 2 En als het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge
te leren; en velen, die Hem hoorden, ontzetten zich, zeggende: Van waar komen
Dezen deze dingen, en wat wijsheid is dit, die Hem gegeven is, dat ook zulke
krachten door Zijn handen geschieden?
King James Bible . [2] And when the sabbath day was come, he began to teach
in the synagogue: and many hearing him were astonished, saying, From whence
hath this man these things? and what wisdom is this which is given unto him,
that even such mighty works are wrought by his hands?
Luther-Bibel . 2 Und als der Sabbat kam, fing er an zu lehren in der Synagoge.
Und viele, die zuhörten, verwunderten sich und sprachen: Woher hat er das? Und
was ist das für eine Weisheit, die ihm gegeben ist? Und solche mächtigen Taten,
die durch seine Hände geschehen?
Tekstuitleg van Mc 6,2 .
Mc 6,2 | |||
2καὶ γενομένου σαββάτου ἤρξατο διδάσκειν ἐν τῇ συναγωγῇ: καὶ πολλοὶ ἀκούοντες ἐξεπλήσσοντο λέγοντες, Πόθεν τούτῳ ταῦτα, καὶ τίς ἡ σοφία ἡ δοθεῖσα τούτῳ καὶ αἱ δυνάμεις τοιαῦται διὰ τῶν χειρῶν αὐτοῦ γινόμεναι; | ἐδίδασκεν αὐτοὺς ἐν τῇ συναγωγῇ αὐτῶν, ὥστε ἐκπλήσσεσθαι αὐτοὺς καὶ λέγειν, Πόθεν τούτῳ ἡ σοφία αὕτη καὶ αἱ δυνάμεις; | καὶ εἰσῆλθεν κατὰ τὸ εἰωθὸς αὐτῷ ἐν τῇ ἡμέρᾳ τῶν σαββάτων εἰς τὴν συναγωγήν, 22Καὶ πάντες ἐμαρτύρουν αὐτῷ καὶ ἐθαύμαζον ἐπὶ τοῖς λόγοις τῆς χάριτος τοῖς ἐκπορευομένοις ἐκ τοῦ στόματος αὐτοῦ, |
Mc 6,2.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 6,2.2.
part. aor. gen. onz. enk. γενομενου = genomenou (geworden) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden) . Taalgebruik in Mc : ginomai
(worden) . Bijbel (13) : (1) Gn 21,3 . (2) Job 31,25 . (3) 2 Mak 02,22 . (4) 2 Mak 08,24 . (5) 2 Mak 12,22 . (6) 2 Mak 14,44 . (7) Mt 26,6 . (8) Mc
6,2 . (9) Hnd
1,16 . (10) Hnd 25,15 . (11) Hnd 28,9 . (12) Rom 1,3 . (13) Heb 9,15 . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) .
- part. aor. gen. mann. en onz. enk. διαγενομενου = diagenomenou (doorgekomen) van het werkw. διαγινομαι = diaginomai (doorkomen, doorbrengen, vergaan, vervliegen) . Taalgebruik in de Bijbel : diaginomai (doorkomen, doorbrengen) . Bijbel : (1) Mc
16,1 (2) Hnd
27,9 . Een vorm van διαγινομαι = diaginomai in de LXX (1) : 2
Mak 11,26 , in het NT (3) : (1) Mc
16,1 (2) Hnd 25,13 . (3) Hnd
27,9 . Telkens is het in een losse genitiefconstructie , die een tijdsbepaling aanduidt .
1. - 2. και γενομενου = kai genomenou (en geworden) . LXX (1) : 2 Mak 12,22 . NT (1) : Mc
6,2 .
- και διαγενομενου = kai diagenomenou (en doorgekomen) . Bijbel (1) : Mc
16,1 .
Mc 6,2.3. gen. onz. enk. σαββατου = sabbatou (sabbat) van het zelfst. naamw. σαββατον = sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in het NT : sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in de LXX : sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in Mc : sabbaton (sabbat) . Mc (4) : (1) Mc 2,28 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 16,1 . (4) Mc 16,9 . Een vorm van σαββατον = sabbaton (sabbat) in de LXX (130) , in het NT (68) .
sabbaton (sabbat) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. onz. enk. sabbatou | 26 | 13 | 13 | 1 | 4 | 5 | 1 | 1 | 1 | 10 | 11 | 1 | ||
totaal | 181 | 116 | 65 | 10 | 11 | 20 | 12 | 10 | 2 | 41 | 53 | 2 |
Mt | Mc | Lc | Joh | syn. | ev. | ||
2 | gen. onz. enk. sabbatou | 1 : Mt 12,8 . | 4 : (1) Mc 2,28 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 16,1 . (4) Mc 16,9 . | 5 : (1) Lc 6,5 . (2) Lc 13,14 . (3) Lc 13,16 . (4) Lc 14,5 . (5) Lc 18,12 . | 1 : Joh 19,31 . | 10 : (1) Mt 12,8 // Mc 2,28 // Lc 6,5 . (2) Mc 6,2 // Lc 4,16 . | 11 |
Mc 6,2.2. - 3. In Mc 6,2 vinden we de losse genitief γενομενου σαββατου = genomenou sabbatou (toen het sabbat was geworden = op sabbat) . Zo komt het begin van Mc 6,2 sterk overeen met het begin van Mc 16,1 . De combinatie van γενομενου = genomenou en sσαββατου = abbatou komt in de bijbel enkel hier voor .
Mc 1,21 | Mc 6,2 | Mc 16,1 | Mc 16,2 |
kai lian prôi (en zeer vroeg) | |||
tois sabbasin (op sabbatdagen) | kai genomenou sabbatou (en toen het sabbat was geworden) | kai diagenomenou tou sabbatou (en toen de sabbat was voorbijgegaan) | en tèi miai tôn sabbatôn (op de eerste van de weken) |
anateilantos tou hèliou (bij zonsopgang) | |||
24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 . | 145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 | 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 | 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 |
- Hebreeuws : הַשַּׁבָּת = sjâbbath (sabbat) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 .Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (39) . Pentateuch (15) : (1) Ex 16,29 . (2) Ex 20,8 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 31,14 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,16 . (7) Ex 35,3 . (8) Lv 23,11 . (9) Lv 23,15 . (10) Lv 23,16 . (11) Lv 24,8 . (12) Nu 15,32 . (13) Nu 28,9 . (14) Dt 5,12 . (15) Dt 5,15 .
- zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Stat. constructus . Tenakh (11) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 31,15 . (3) Ex 35,2 . (4) Lv 16,31 . (5) Lv 23,3 . (6) Lv
23,32 . (7) Lv 25,4 . (8) Lv 25,6 . (9) Nu 28,10 . (10) Neh 9,14 . (11) 1 Kr 9,32 .
Marcus presenteert het optreden van Jezus in Kafarnaüm en in Nazaret in een parallelverhaal . Het meer van Galilea en de stad Kafarnaüm aan de oever gaf Jezus en zijn leerlingen een groter veiligheidsgevoel dan b.v. Nazaret , omdat zij bij gevaar de zee konden oversteken . Na de dood van Jezus zullen de leerlingen terug naar Galilea gaan .
Mc 6,2.4. ind. aor. 3de pers. enk. ηρξατο = èrxato (hij begon) van het werkw. αρχομαι = archomai (beginnen) . Taalgebruik in het NT : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Taalgebruik in de LXX : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Taalgebruik in Mc : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Mc (18) : (1) Mc 1,45 . (2) Mc 4,1 . (3) Mc 5,20 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . (12) Mc 11,15 . (13) Mc 12,1 . (14) Mc 13,5 . (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . (18) Mc 15,8 .
archomai (beginnen, aanvangen) | Mt | Mc | Lc | syn. | Mc | Mc 1 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | |
ind. aor. 3de p. enk. èrxato | 7 : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . | 18 : (1) Mc 1,45 . (2) Mc 4,1 . (3) Mc 5,20 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . (12) Mc 11,15 . (13) Mc 12,1 . (14) Mc 13,5 . (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . (18) Mc 15,8 . | (1) Lc 4,21 . (2) Lc 7,15 . (3) Lc 7,24 . (4) Lc 7,38 . (5) Lc 9,12 . (6) Lc 11,29 . (7) Lc 12,1 . (8) Lc 14,30 . (9) Lc 15,14 . (10) Lc 19,45 . (11) Lc 20,9 . | (1) Mt 11,7 // Lc 7,24 . (2) Mt 16,21 // Mc 8,31 . (3) Mt 16,22 // Mc 8,32 . (4) Mt 26,37 // Mc 14,33 . (5) Mt 26,74 // Mc 14,71 . (6) Mc 11,15 // Lc 19,45 . (7) Mc 12,1 // Lc 20,9 . | 18 | 1 : (1) Mc 1,45 . | 1 : Mc 4,1 . | 1 : (3) Mc 5,20 . | 3 : (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . | 2 : (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . | 3 : (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . | 1 : (12) Mc 11,15 . | 1 : (13) Mc 12,1 . | 1 : (14) Mc 13,5 . | 3 : (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . (18) Mc 15,8 . | 1 : (18) Mc 15,8 . | 76 | 35 | 41 | 7 | 18 | 11 | 1 | 4 |
- Hebreeuws : וַיָּחֶל = wajjâchèl (en hij begon) < prefiw voegwoord w consecutivum + act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. חָלַל = châlal (beginnen) . Taalgebruik in Tenakh : châlal (beginnen) . Getalswaarde : chet = 8 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 68 (2² X 17) . Structuur : 8 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh () : (1) Gn 8,10 . (2) Gn 9,20 . (3) Nu 25,1 . (4) Re 16,22 . (5) 1 S 31,3 . (6) Jon 3,4 . (7) 1 Kr 10,3 . (8) 2 Kr 3,1 . (9) 2 Kr 3,2 .
Mc 6,2.5. actief inf. praes. διδασκειν = didaskein (onderrichten) van het werkw. διδασκω = didaskô (leren,
onderrichten) . Taalgebruik in de NT : didaskô
(leren) . Taalgebruik in de LXX : didaskô
(leren) . Bijbel (15) . OT (2)
. Ezr (1) : Ezr 7,10 . 2 Kr (1) : 2 Kr 17,7 . NT (13) . Mt (1) : Mt
11,1 . Mc (4) : (1) Mc
4,1 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
6,34 . (4) Mc
8,31 . Lc (1) : Lc
6,6 . Joh (1) : Joh
7,35 . Hnd (4) : (1) Hnd
1,1 . (2) Hnd
4,2 .(3) Hnd
4,18 . (4) Hnd
5,28 . Br. : (1) 1
Tim 2,12 . (2) Heb 5,12 . Een vorm van διδασκω = didaskô (leren, onderrichten) in de LXX (107) , in het NT (95) , in Mt (14) , in Mc (17) , in Lc (17), in Joh (6) . In Marcus in vier verzen telkens voorafgegaan door het werkwoord
ηρξατο = èrxato (hij begon) : (1) Mc
4,1 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
6,34 . (4) Mc
8,31 .
- Hebreeuws : לְלַמֵּד = lëlammed (om te onderrichten) < prefix voorzetsel lë + piël infin. absol. van het werkw. לָמַד = lâmad (leren, onderrichten) . Taalgebruik in Tenakh : lâmad (leren, onderrichten) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 ; mem = 13 of 40 , daleth = 4 ; totaal : 29 of 74 (2 X 37) . Structuur : 3 - 4 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (5) : (1) Dt
4,14 . (2) Dt 6,1 . (3) 2 S 1,18 . (4) Ps 60,1 . (5) 2 Kr 17,7 .
- וּלְלַמֵּד = ûlëlammed (en om te onderrichten) < prefix voegwoord wë -> û + prefix voorzetsel lë + piël infin. absol. .
Mc 6,2.4. - 5. ηρξατο διδασκειν = èrxato didaskein (hij begon te onderrichten) . Bijbel = NT (4) : (1) Mc
4,1 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
6,34 . (4) Mc
8,31 .
- ηρξατο κηρυσσειν = èrxato kèrussein (hij begon te verkondigen) . Bijbel = Mc (2) : (1) Mc 1,45 . (3) Mc
5,20 .
Mc 6,2.6. εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Mc 6 (12) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,4 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,17 . (6) Mc 6,27 . (7) Mc 6,29 . (8) Mc 6,32 . (9) Mc 6,47 . (10) Mc 6,48 . (11) Mc 6,51 . (12) Mc 6,56 .
en (in) . | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
119 | 13 | 7 | 2 | 13 | 9 | 12 | 5 | 9 | 7 | 10 | 9 | 7 | 7 | 5 | 4 | 11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
- Ned. : in . Arabisch : فِي = fi (in) . Taalgebruik in de Qoran : fi . D. : in . E. : in . Fr. : dans . Grieks : εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Hebreeuws : בְּ = bë . Lat. : in .
Mc 6,2.7. bep. lidw. dat. vr. enk. τῃ = tè(i) (de) van het bepaald lidw. ἡ = hè . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 6 (5) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,4 . (3) Mc 6,24 . (4) Mc 6,27 . (5) Mc 6,28 .
lidw. enk. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
7. | dat. vr. enk. tè(i) | 3381 | 2631 | 750 | 94 | 55 | 119 | 64 | 122 | 264 | 32 | 268 | 332 |
Totaal | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Ned. : de . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 6,2.8. dat. vr. enk. συναγωγῃ = sunagôgè(i) (in de synagoge) van het zelfst. naamw.
συναγωγη = sunagôgè (synagoge) . Taalgebruik in het NT : sunagôgè
(synagoge) . Taalgebruik in de LXX : sunagôgè
(synagoge) . Taalgebruik in Mc : sunagôgè
(synagoge) . NT (14) : Mt
13,54 . (2) Mc
1,23 . (3) Mc
6,2 . (4) Lc
4,20 . (5) Lc
4,28 . (6) Lc
4,33 . (7) Joh
6,59 . (8) Joh
18,20 . (9) Hnd 17,1 . (10) Hnd
17,17 . (11) Hnd
18,4 . (12) Hnd
18,7 . (13) Hnd
18,26 . (14) Apk 2,9 .
Een vorm van συναγωγη = sunagôgè (synagoge) in Mc 1 (4) : (1) Mc
1,21 (acc. συναγωγην = sunagôgèn) . (2) (1) Mc
1,23 (dat. συναγωγῃ = sunagôgè(i) . (3) Mc
1,29 (gen. συναγωγης = sunagôgès) . (1) Mc
1,39 (acc. συναγωγας = sunagôgas) .
sunagôgè (synagoge) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + dat. vr. enk. sunagôgè(i) | 102 | 88 | 14 | 1 | 2 | 3 | 2 | 5 | 1 | 6 | 8 | ||||
totaal | 261 | 205 | 56 | 9 | 8 | 15 | 2 | 19 | 1 | 2 | 32 | 34 |
In de LXX is συναγωγη = sunagôgè voor het merendeel de vertaling van `edâh (132X /+200), in mindere mate van qâhal (35X) , en in drie verzen van ´âsaph : (1) Ex 23,16 (bë´âsëpëkhâ (in jouw samenkomst) = εν τῃ συναγωγῃ = en tè sunagôgèi) . (2) Ex 34,22 (wechag hâ´âsîph en het feest van de samenkomst = ἑορτην συναγωγης = heortèn sunagôgès) .
sunagôgè (synagoge) | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | syn. | ev. | Hnd | Br. | Apk |
nom. + dat. vr. enk. sunagôgè(i) | 14 | 1 : Mt 13,54 . | 2 : (1) Mc 1,23 . (2) Mc 6,2 . | 3 : (1) Lc 4,20 . (2) Lc 4,28 . (3) Lc 4,33 . | 2 : (1) Joh 6,59 . (2) Joh 18,20 . | 6 : (1) Mt 13,54 // Mc 6,2 // Lc 4,16 . (2) Mc 1,23 // Lc 4,33 . | 8 | 5 : (1) Hnd 17,1 . (2) Hnd 17,17 . (3) Hnd 18,4 . (4) Hnd 18,7 . (5) Hnd 18,26 . | 1 : Apk 2,9 . |
Mc 6,2.6. - 8. εν τῃ συναγωγῃ = en tè(i) sunagôgè(i) (in de synagoge) . OT (6) : (1) Ex 23,16 . (2) Nu 26,9 . (3) Nu 27,3 . (4) Nu 31,16 . (5) Joz 22,17 . (6) Ps 105,18 . NT (11) : (1) Mt 13,54 . (2) Mc 1,23 . (3) Mc 6,2 . (4) Lc 4,20 . (5) Lc 4,28 . (6) Lc 4,33 . (7) Joh 18,20 . (8) Hnd 17,17 . (9) Hnd 18,4 . (10) Hnd 18,7 . (11) Hnd 18,26 .
Mc 6,2.9. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 6,2.10. nom. mann. mv. πολλοι = polloi (velen) van het bijvoegl. naamw. πολυς = polus (veel) . Taalgebruik in het NT : polus (veel) . Taalgebruik in de LXX : polus (veel) . Bijbel (163) . OT (86) . NT (77) . Mc (12) (1) Mc 2,2 . (2) Mc 2,15 . (3) Mc 5,9 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,31 . (6) Mc 6,33 . (7) Mc 10,31 . (8) Mc 10,48 . (9) Mc 11,8 . (10) Mc 12,41 . (11) Mc 13,6 . (12) Mc 14,56 . Een vorm van πολυς = polus in de LXX (822) , in het NT (353) .
polus (veel) | Mc | Mc 2 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | polus (veel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. mann. mv. polloi | 12 | (1) Mc 2,2 . (2) Mc 2,15 . | (3) Mc 5,9 . | (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,31 . (6) Mc 6,33 . | (7) Mc 10,31 . (8) Mc 10,48 . | (9) Mc 11,8 . | (10) Mc 12,41 . | (11) Mc 13,6 . | (12) Mc 14,56 . | 9 | nom. mann. mv. polloi | 163 | 86 | 77 | 16 | 12 | 8 | 15 | 7 | 18 | 1 | 36 | 51 |
- N. : veel < Grieks : polus ; p -> v . Arabisch : كثير = kathir (veel) . D. : viel . E. many . Fr. : nombreux (tal-rijk) . Gr. : πολυς = polus (veel) . Taalgebruik in het NT : polus (veel) . Hebr. : רַב + Aramees = rab (veel, talrijk, groot) . Taalgebruik in Tenakh : rab (veel, talrijk, groot) . Lat. : multus .
Mc 6,2.11. act. part. praes. nom. mann. mv. ακουοντες = akouontes (horende) van het werkw. ακουω = akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in Mc : akouô (horen) . Mc (3) : (1) Mc 3,8 . (2) Mc 4,12 . (3) Mc 6,2 .
akouô (horen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
act. part. praes. nom. mann. mv. akouontes | 20 | 5 | 15 | 1 | 3 | 5 | 4 | 1 | 1 | 9 | 9 |
- Ned. : horen . Horen en oor zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ους = ous / ως= ôs , ωτις = ôtis . Lat. : auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Arabisch : سَمِعَ = sami`a (luisteren, horen) . Taalgebruik in de Qoran : sami`a (luisteren, horen) . D. hören . E. : to hear . Fr. : écouter . Grieks : ακουω = akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Hebreeuws : שָׁמַע = sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â (horen, luisteren) .
Mc 6,2.12.
pass. imperf. 3de pers. mv. εξεπλησσοντο = exeplèssonto (zij waren buiten zichzelf)
van het werkw. εκπλησσομαι = ekplèssomai (buiten zichzelf raken van angst , verbazing
, vreugde , bewondering) . Overlopen van . Taalgebruik in het NT : ekplèssomai
(buiten zichzelf raken, ontzet zijn) . Taalgebruik in de LXX : ekplèssomai
(buiten zichzelf raken, ontzet zijn) . Bijbel = NT (9) . Mt (3) : (1) Mt
7,28 . (2) Mt
19,25 . (3) Mt
22,33 . Mc (4) : (1) Mc
1,22 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
7,37 . (4) Mc
10,26 . Lc (2) : (1) Lc
4,32 . (2) Lc
9,43 . Een vorm van εκπλησσομαι = ekplèssomai (buiten zichzelf raken van angst , verbazing
, vreugde , bewondering) in de LXX (5) . NT (13) . Mt (4) : (1) Mt
7,28 . (2) Mt
13,54 . (3) Mt
19,25 . (4) Mt
22,33 . Mc (5) : (1) Mc
1,22 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
7,37 . (4) Mc
10,26 . (5) Mc
11,18 . Lc (3) : (1) Lc
2,48 . (2) Lc
4,32 . (3) Lc
9,43 . Hnd (1) : Hnd 13,12 . Parallellen ; (1) Mc
1,22 // (Mt
7,28) // Lc
4,32 . (2) Mc
6,2 // Mt
13,54 . (3) Mc
10,26 // Mt
19,25 .
-
imperf. 3de pers. enk. εξεπλησσeτο = exeplèsseto . Bijbel = Mc (1) : Mc
11,18 .
ekplèssomai (buiten zichzelf raken, ontzet zijn) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
pass. imperf. 3de pers. mv. exeplèssonto | 9 | 9 | 3 | 4 | 2 | 9 | 9 |
De toehoorders in de synagoge van Kafarnaüm waren buiten zichzelf van verbazing
over de leer van Jezus . Omdat hij leerde op (eigen) gezag en niet zoals de
schriftgeleerden (op gezag van de schrift) . In Mc
11,18 wordt deze verbazing een reden voor de hogepriesters en de schriftgeleerden
om het volk te vrezen .
In Mc 6,2 treedt Jezus op in de synagoge zoals dat ook het geval was in Mc
1,22 . In Mc
1,22 wordt het gezag van de leer van Jezus volmondig erkend . In Mc
6,2 zijn velen verwonderd , maar zij stellen zich toch vragen . Vanwaar
komt hem dat toe ? In Mc
10,26 lopen de leerlingen over van ongeloof : en wie kan er gered worden
? Na de tempelreiniging nemen in Mc
11,18 de hogepriesters en de schriftgeleerden het besluit om Jezus uit de weg te ruimen
van de Farizeeën en de Herodianen die dat advies uitbrachten
na het conflict tijdens het synagogebezoek (Mc
3,6) .
Mc 6,2.13. act. part. praes. nom. mann. mv. λεγοντες = legontes (zeggend) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Mc (15) : (1) Mc 3,11 . (2) Mc 5,12 . (3) Mc 5,35 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 7,37 . ( 6) Mc 8,28 . (7) Mc 9,11 . (8) Mc 10,26 . (9) Mc 10,35 . (10) Mc 10,49 . (11) Mc 11,31 . (12) Mc 12,18 . (13) Mc 13,6 . (14) Mc 14,57 . (15) Mc 15,29 . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in Mc 6 (13 verzen , 14X) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,4 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,16 . (7) Mc 6,18 . (8) Mc 6,25 . (9) Mc 6,31 . (10) Mc 6,35 . (11) Mc 6,37 . (12) Mc 6,38 . (13) Mc 6,38 . (14) Mc 6,50 .
legô (zeggen) tegenwoordige tijd | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
part. pr. nom. mann. en vr. mv. legontes | 384 | 232 | 152 | 47 | 15 | 37 | 10 | 23 | 4 | 16 | 99 | 109 |
Mc 6,2.12. - 13. εξεπλησσοντο λεγοντες = exeplèssonto legontes (zij waren buiten zichzelf zeggende) . Bijbel = Mc (3) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 7,37 . (3) Mc 10,26 .
Mc 6,2.14. ποθεν = pothen (vanwaar) . Taalgebruik in het NT : pothen (vanwaar) . Taalgebruik in de LXX : pothen (vanwaar) . Mc (3) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 8,4 . (3) Mc 12,37 .
pothen | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
63 | 37 | 26 | 5 | 3 | 4 | 11 | 1 | 2 | 12 | 23 | 1 |
Mc 6,2.13. - 14. λεγοντες ποθεν = legontes pothen (zeggend vanwaar) . Bijbel (2) : (1) Jr 43,17 . (2) Mc 6,2 .
Mc 6,2.15. aanwijz. voornaamw. dat. mann. en onz. enk. τουτῳ = toutô(i) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze) . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Mc (3) :
Mc 6,2.14. - 15. ποθεν τουτῳ = pothen toutô(i) (vanwaar aan deze) . Bijbel (2) : (1) Mt 13,54 . (2) Mc 6,2 . In Mc 3,20 trokken de luisteraars van bij hem thuis erop uit om hem te grijpen , want zij waren van mening dat hij buiten zichzelf was . In Mc 3,22 zeggen de schriftgeleerden uit Jeruzalem dat Jezus in het bezit van Beëlzebul is en dat hij door de vorst van de demonen de demonen uitwerpt . In Mc 6,2 stellen toehoorders de vraag : vanwaar die wijsheid ie hem gegeven is en die krachtdaden . Het heeft het niet vanuit zijn familie . De kring met kritiek op Jezus verbreedt .
Mc 6,2.16. nom. en acc. onz. mv. ταυτα = tauta (deze dingen) .
Mc 6,2.15. -16. τουτῳ ταυτα = toutô(i) tauta (aan deze deze dingen) . Bijbel (3) : (1) Mt 13,54 . (2) Mc 6,2 . (3) Joh 20,30 .
Mc 6,2.17. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 6,2.18.
Mc 6,2.19. bep. lidw. nom. vr. enk. ἡ = hè
Mc 6,2.20. bep. lidw. nom. vr. enk. ἡ = hè
Mc 6,2.19. - 21. ἡ σοφια ἡ = hè sofia hè (de wijsheid de) . Bijbel (2) : (1) W 9,9 . (2) Mc 6,2 .
Mc 6,2,22. pass. part. aor. nom. vr. enk. δοθεισα = dotheisa (gegeven werd) . Bijbel (3) : (1) Jr 39,28 . (2) Da 8,13 . (3) Mc 6,2 .
Mc 6,2,23. dat. mann. + onz. enk. αυτῳ = autô(i) .
Mc 6,2,22. - 23. δοθεισα αυτῳ = dotheisa autô(i) (gegeven werd aan hem) . Bijbel (1) : Mc 6,2 .
Mc 6,2.24. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
25. bepaald lidw. nom. vr. mv. αἱ = hai (de) .
28. - 30.
Mc 6,2.31. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - Mc 6,14 - Mc 6,15 - Mc 6,16 - Mc 6,17 - Mc 6,18 - Mc 6,19 - Mc 6,20 - Mc 6,21 - Mc 6,22 - Mc 6,23 - Mc 6,24 - Mc 6,25 - Mc 6,26 - Mc 6,27 - Mc 6,28 - Mc 6,29 - Mc 6,30 - Mc 6,31 - Mc 6,32 - Mc 6,33 - Mc 6,34 - Mc 6,35 - Mc 6,36 - Mc 6,37 - Mc 6,38 - Mc 6,39 - Mc 6,40 - Mc 6,41 - Mc 6,42 - Mc 6,43 - Mc 6,44 - Mc 6,45 - Mc 6,46 - Mc 6,47 - Mc 6,48 - Mc 6,49 - Mc 6,50 - Mc 6,51 - Mc 6,52 - Mc 6,53 - Mc 6,54 - Mc 6,55 - Mc 6,56 -
Mc 6,3 - Mc 6,3 -- Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 3 Is deze niet de timmerman, de zoon van Maria, en de broeder
van Jakobus en Joses, en van Judas en Simon, en zijn Zijn zusters niet hier
bij ons? En zij werden aan Hem geërgerd.
King James Bible . [3] Is not this the carpenter, the son of Mary, the brother
of James, and Joses, and of Juda, and Simon? and are not his sisters here with
us? And they were offended at him.
Luther-Bibel . 3 Ist er nicht der Zimmermann, Marias Sohn, und der Bruder des
Jakobus und Joses und Judas und Simon? Sind nicht auch seine Schwestern hier
bei uns? Und sie ärgerten sich an ihm.
Tekstuitleg van Mc 6,3 .
Mc 6,3 | |||
3οὐχ οὗτός ἐστιν ὁ τέκτων, ὁ υἱὸς τῆς Μαρίας καὶ ἀδελφὸς Ἰακώβου καὶ Ἰωσῆτος καὶ Ἰούδα καὶ Σίμωνος; καὶ οὐκ εἰσὶν αἱ ἀδελφαὶ αὐτοῦ ὧδε πρὸς ἡμᾶς; καὶ ἐσκανδαλίζοντο ἐν αὐτῷ. | 55οὐχ οὗτός ἐστιν ὁ τοῦ τέκτονος υἱός; οὐχ ἡ μήτηρ αὐτοῦ λέγεται Μαριὰμ καὶ οἱ ἀδελφοὶ αὐτοῦ Ἰάκωβος καὶ Ἰωσὴφ καὶ Σίμων καὶ Ἰούδας; 56καὶ αἱ ἀδελφαὶ αὐτοῦ οὐχὶ πᾶσαι πρὸς ἡμᾶς εἰσιν; πόθεν οὖν τούτῳ ταῦτα πάντα; 57καὶ ἐσκανδαλίζοντο ἐν αὐτῷ. | καὶ ἔλεγον, Οὐχὶ υἱός ἐστιν Ἰωσὴφ οὗτος; |
Mc 6,3.1. ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) .
Mc 6,3.2. aanwijz. voornaamw. nom. mann. enk. οὑτος = houtos (deze) . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Mc (12) : (1) Mc 2,7 . (2) Mc 3,35 . (3) Mc 4,41 . (4) Mc 6,3 . (5) Mc 6,16 . (6) Mc 7,6 . (7) Mc 9,7 . (8) Mc 12,7 . (9) Mc 12,10 . (10) Mc 13,13 . (11) Mc 14,69 . (12) Mc 15,39 .
Mc 6,3.1. - 2. ουχ οὑτος = ouch houtos (niet deze) . LXX (5) . NT (7) .
Mc 6,3.4. bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het
N.T. : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 6 (17) : (1) Mc
6,3 . (2) Mc
6,4 . (3) Mc
6,14 . (4) Mc
6,16 . (5) Mc
6,17 . (6) Mc
6,18 . (7) Mc
6,20 . (8) Mc
6,22 . (9) Mc
6,23 . (10) Mc
6,26 . (11) Mc
6,27 . (12) Mc
6,35 . (13) Mc
6,37 . (14) Mc
6,38 . (15) Mc
6,48 . (16) Mc
6,50 . (17) Mc
6,51 .
Mc 6,3.6. bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het
N.T. : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 6 (17) : (1) Mc
6,3 . (2) Mc
6,4 . (3) Mc
6,14 . (4) Mc
6,16 . (5) Mc
6,17 . (6) Mc
6,18 . (7) Mc
6,20 . (8) Mc
6,22 . (9) Mc
6,23 . (10) Mc
6,26 . (11) Mc
6,27 . (12) Mc
6,35 . (13) Mc
6,37 . (14) Mc
6,38 . (15) Mc
6,48 . (16) Mc
6,50 . (17) Mc
6,51 .
Mc 6,3.10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Mc 6,3.13. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Mc 6,3.14. Iôsètos (van Joses) . Taalgebruik : iôsès
(Joses) . Gen. mann. enk. van Iôsès (Joses) . Eigennaam . Deze
naam komt slechts driemaal in de bijbel : (1) Mc
6,3 . (2) Mc
15,40 . (3) Mc
15,47 . Zijn moeder is Maria . Zijn broers zijn Jezus , Jakobus, Judas en
Simon .
- Jakobus en Joses worden samen vermeld in (1) Mc
6,3 . (2) Mc
15,40 .
- In de scènes van de kruisiging , de graflegging en het lege graf komen
telkens twee vrouwen voor : Maria Magdalena en Maria , de moeder van ... In
de scène van de dood van Jezus worden de moeders van Jakobus en Joses samen vernoemd (Mc
15,40) ,
in de scène van de graflegging alleen de moeder van Joses en in de scène van
het lege graf alleen de moeder van Jakobus .
15. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
17. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
19. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
24. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
26. προς = pros (naar, bij) . Taalgebruik in het NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in de LXX : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Mc : pros (naar, bij) . Mc (62) . Mc 6 (6) : (1) Mc 6,3 . (2) Mc 6,25 . (3) Mc 6,30 (pros ton Ièsoun = naar Jezus) . (4) Mc 6,45 . (5) Mc 6,48 . (6) Mc 6,51 .
pros (bij) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
62 | 6 | 3 | 4 | 2 | 4 | 6 | 2 | 1 | 7 | 6 | 5 | 7 | 1 | 5 | 2 | 1 | 3919 | 3272 | 647 | 41 | 62 | 158 | 91 | 122 | 166 | 7 | 261 | 352 |
- Hebreeuws . ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´el . OF ontkenning עַל = ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) .
- Arabisch . إلي = ´ilâ (naar) . Taalgebruik in de Qoran : ´ilâ (naar) .
28. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
24. pers. voornaamw. vnw. gen. mann. enk. autou (van hem) van het pers. voornaamw.
autos . Taalgebruik in N.T. : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 6 (16) : (1) Mc
6,1 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
6,3 . (4) Mc
6,4 . (5) Mc
6,14 . (6) Mc
6,17 . (7) Mc
6,20 . (8) Mc
6,21 . (9) Mc
6,22 . (10) Mc
6,27 . (11) Mc
6,28 . (12) Mc
6,29 . (13) Mc
6,35 . (14) Mc
6,41 . (15) Mc
6,45 . (16) Mc
6,56 .
30. εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Mc 6 (12) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,4 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,17 . (6) Mc 6,27 . (7) Mc 6,29 . (8) Mc 6,32 . (9) Mc 6,47 . (10) Mc 6,48 . (11) Mc 6,51 . (12) Mc 6,56 .
en (in) . | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
119 | 13 | 7 | 2 | 13 | 9 | 12 | 5 | 9 | 7 | 10 | 9 | 7 | 7 | 5 | 4 | 11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
- Ned. : in . Arabisch : فِي = fi (in) . Taalgebruik in de Qoran : fi . D. : in . E. : in . Fr. : dans . Grieks : εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Hebreeuws : בְּ = bë . Lat. : in .
31. dat. mann. en onz. enk. αυτῳ = autô(i) van het persoonl. voornaamw. 3de pers. enk. nom. mann. enk. αυτος = autos (hij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Mc (109) . Mc 6 (7) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,14 . (4) Mc 6,19 . (5) Mc 6,30 . (6) Mc 6,35 . (7) Mc 6,37 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3 | dat. mann. enk. autô(i) | 109 | 10 | 6 | 4 | 3 | 9 | 7 | 3 | 9 | 7 | 14 | 5 | 6 | 2 | 16 | 8 | 2475 | 1686 | 789 | 159 | 109 | 144 | 153 | 79 | 114 | 31 | 412 | 565 | |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - Mc 6,14 - Mc 6,15 - Mc 6,16 - Mc 6,17 - Mc 6,18 - Mc 6,19 - Mc 6,20 - Mc 6,21 - Mc 6,22 - Mc 6,23 - Mc 6,24 - Mc 6,25 - Mc 6,26 - Mc 6,27 - Mc 6,28 - Mc 6,29 - Mc 6,30 - Mc 6,31 - Mc 6,32 - Mc 6,33 - Mc 6,34 - Mc 6,35 - Mc 6,36 - Mc 6,37 - Mc 6,38 - Mc 6,39 - Mc 6,40 - Mc 6,41 - Mc 6,42 - Mc 6,43 - Mc 6,44 - Mc 6,45 - Mc 6,46 - Mc 6,47 - Mc 6,48 - Mc 6,49 - Mc 6,50 - Mc 6,51 - Mc 6,52 - Mc 6,53 - Mc 6,54 - Mc 6,55 - Mc 6,56 -
Mc 6,4 - Mc 6,4 -- Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 4 En Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeëerd dan
in zijn vaderland en onder zijn magen, en in zijn huis.
King James Bible . [4] But Jesus said unto them, A prophet is not without honour,
but in his own country, and among his own kin, and in his own house.
Luther-Bibel . 4 Jesus aber sprach zu ihnen: Ein Prophet gilt nirgends weniger
als in seinem Vaterland und bei seinen Verwandten und in seinem Hause.
Tekstuitleg van Mc 6,4 .
Mc 6,4 | |||
4καὶ ἔλεγεν αὐτοῖς ὁ Ἰησοῦς ὅτι Οὐκ ἔστιν προφήτης ἄτιμος εἰ μὴ ἐν τῇ πατρίδι αὐτοῦ καὶ ἐν τοῖς συγγενεῦσιν αὐτοῦ καὶ ἐν τῇ οἰκίᾳ αὐτοῦ. | ὁ δὲ Ἰησοῦς εἶπεν αὐτοῖς, Οὐκ ἔστιν προφήτης ἄτιμος εἰ μὴ ἐν τῇ πατρίδι καὶ ἐν τῇ οἰκίᾳ αὐτοῦ. | 23καὶ εἶπεν πρὸς αὐτούς, Πάντως ἐρεῖτέ μοι τὴν παραβολὴν ταύτην: Ἰατρέ, θεράπευσον σεαυτόν: ὅσα ἠκούσαμεν γενόμενα εἰς τὴν Καφαρναοὺμ ποίησον καὶ ὧδε ἐν τῇ πατρίδι σου. 24εἶπεν δέ, Ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι οὐδεὶς προφήτης δεκτός ἐστιν ἐν τῇ πατρίδι αὐτοῦ. 25ἐπ' ἀληθείας δὲ λέγω ὑμῖν, πολλαὶ χῆραι ἦσαν ἐν ταῖς ἡμέραις Ἠλίου ἐν τῷ Ἰσραήλ, ὅτε ἐκλείσθη ὁ οὐρανὸς ἐπὶ ἔτη τρία καὶ μῆνας ἕξ, ὡς ἐγένετο λιμὸς μέγας ἐπὶ πᾶσαν τὴν γῆν, 26καὶ πρὸς οὐδεμίαν αὐτῶν ἐπέμφθη Ἠλίας εἰ μὴ εἰς Σάρεπτα τῆς Σιδωνίας πρὸς γυναῖκα χήραν. 27καὶ πολλοὶ λεπροὶ ἦσαν ἐν τῷ Ἰσραὴλ ἐπὶ Ἐλισαίου τοῦ προφήτου, καὶ οὐδεὶς αὐτῶν ἐκαθαρίσθη εἰ μὴ Ναιμὰν ὁ Σύρος. |
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
2. act. ind. imperf. 3de pers. enk. elegen (hij zei) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc (31) . Mc 6 (4) : (1) Mc 6,4 . (2) Mc 6,10 . (3) Mc 6,16 . (4) Mc 6,18 . Een vorm van legô (zeggen) in Mc 6 (13 verzen , 14X) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,4 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,16 . (7) Mc 6,18 . (8) Mc 6,25 . (9) Mc 6,31 . (10) Mc 6,35 . (11) Mc 6,37 . (12) Mc 6,38 . (13) Mc 6,38 . (14) Mc 6,50 .
3. dat. mann. en onz. mv. autois (aanhen) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (13) :(1) Mc 6,4 . (2) Mc 6,7 . (3) Mc 6,8 . (4) Mc 6,10 . (5) Mc 6,11 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,37 . (8) Mc 6,38 . (9) Mc 6,39 . (10) Mc 6,41 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,48 . (13) Mc 6,50 .
1. - 3. elegen de autois (hij zei hen) . Slechts in dit vers Mc 6,4 in het N.T. .
4. bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het
N.T. : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 6 (17) : (1) Mc
6,3 . (2) Mc
6,4 . (3) Mc
6,14 . (4) Mc
6,16 . (5) Mc
6,17 . (6) Mc
6,18 . (7) Mc
6,20 . (8) Mc
6,22 . (9) Mc
6,23 . (10) Mc
6,26 . (11) Mc
6,27 . (12) Mc
6,35 . (13) Mc
6,37 . (14) Mc
6,38 . (15) Mc
6,48 . (16) Mc
6,50 . (17) Mc
6,51 .
5. acc. mann. enk. Ièsoun (Jezus) . Taalgebruik in het N.T. : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) . Mc (11) : (1) Mc 5,6 . (2) Mc 5,15 . (3) Mc 6,30 . (4) Mc 9,8 . (5) Mc 10,50 . (6) Mc 11,7 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,60 . (9) Mc 15,1 . (10) Mc 15,15 . (11) Mc 16,6 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc 6 (2) : (1) Mc 6,4 (nom. Ièsous) . (2) Mc 6,30 (acc. Ièsoun) .
1. - 5. kai elegen autois ho Ièsous (en Jezus zei hen) of elegen de autois ho Ièsous (Jezus echter zei hen) . Slechts in dit vers Mc 6,4 in het N.T. . Het vervoegd werkwoord staat vooraan en het onderwerp ho Ièsous (Jezus) achteraan . We zouden elegen (hij zei) onmiddellijk vóór het citaat verwachten .
9. nom. mann. enk. profètès (profeet) . Taalgebruik in het N.T.
: profètès
(profeet) . Taalgebruik in Mc : profètès
(profeet) .
Mc (3) : (1) Mc
6,4 . (2) Mc
6,15 . (3) Mc
11,32 . Een vorm van profètès (profeet) in Mc in 5 verzen
: (1) Mc
1,2 . (2) Mc
6,4 . (3) Mc
6,15 (2 vormen) . (4) Mc
8,28 . (5) Mc
11,32 .
13. εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Mc 6 (12) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,4 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,17 . (6) Mc 6,27 . (7) Mc 6,29 . (8) Mc 6,32 . (9) Mc 6,47 . (10) Mc 6,48 . (11) Mc 6,51 . (12) Mc 6,56 .
en (in) . | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
119 | 13 | 7 | 2 | 13 | 9 | 12 | 5 | 9 | 7 | 10 | 9 | 7 | 7 | 5 | 4 | 11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
- Ned. : in . Arabisch : فِي = fi (in) . Taalgebruik in de Qoran : fi . D. : in . E. : in . Fr. : dans . Grieks : εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Hebreeuws : בְּ = bë . Lat. : in .
14. bep. lidw. dat. vr. enk. τῃ = tè(i) (de) van het bepaald lidw. ἡ = hè . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 6 (5) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,4 . (3) Mc 6,24 . (4) Mc 6,27 . (5) Mc 6,28 .
lidw. enk. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
7. | dat. vr. enk. tè(i) | 3381 | 2631 | 750 | 94 | 55 | 119 | 64 | 122 | 264 | 32 | 268 | 332 |
Totaal | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Ned. : de . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
16. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
17. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in N.T. . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc
6,16 . (2) Mc
6,17 . (3) Mc
6,18 . (4) Mc
6,52 .
18. εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Mc 6 (12) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,4 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,17 . (6) Mc 6,27 . (7) Mc 6,29 . (8) Mc 6,32 . (9) Mc 6,47 . (10) Mc 6,48 . (11) Mc 6,51 . (12) Mc 6,56 .
en (in) . | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
119 | 13 | 7 | 2 | 13 | 9 | 12 | 5 | 9 | 7 | 10 | 9 | 7 | 7 | 5 | 4 | 11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
- Ned. : in . Arabisch : فِي = fi (in) . Taalgebruik in de Qoran : fi . D. : in . E. : in . Fr. : dans . Grieks : εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Hebreeuws : בְּ = bë . Lat. : in .
21. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
22. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
23. εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Taalgebruik in de LXX: en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Mc 6 (12) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc 6,3 . (3) Mc 6,4 . (4) Mc 6,14 . (5) Mc 6,17 . (6) Mc 6,27 . (7) Mc 6,29 . (8) Mc 6,32 . (9) Mc 6,47 . (10) Mc 6,48 . (11) Mc 6,51 . (12) Mc 6,56 .
en (in) . | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
119 | 13 | 7 | 2 | 13 | 9 | 12 | 5 | 9 | 7 | 10 | 9 | 7 | 7 | 5 | 4 | 11097 | 8943 | 2154 | 247 | 119 | 288 | 182 | 226 | 966 | 126 | 654 | 836 |
- Ned. : in . Arabisch : فِي = fi (in) . Taalgebruik in de Qoran : fi . D. : in . E. : in . Fr. : dans . Grieks : εν = en (in, tijdens) . Taalgebruik in het NT : en (in) . Hebreeuws : בְּ = bë . Lat. : in .
26. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (16) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,3 . (4) Mc 6,4 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 6,17 . (7) Mc 6,20 . (8) Mc 6,21 . (9) Mc 6,22 . (10) Mc 6,27 . (11) Mc 6,28 . (12) Mc 6,29 . (13) Mc 6,35 . (14) Mc 6,41 . (15) Mc 6,45 . (16) Mc 6,56 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
Mc 6,5 - Mc 6,5 -- Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 5 En Hij kon aldaar geen kracht doen; dan Hij legde weinigen
zieken de handen op, en genas hen.
King James Bible . [5] And he could there do no mighty work, save that he laid
his hands upon a few sick folk, and healed them.
Luther-Bibel . 5 Und er konnte dort nicht eine einzige Tat tun, außer dass er
wenigen Kranken die Hände auflegte und sie heilte.
Tekstuitleg van Mc 6,5 .
Mc 6,5 | |||
5καὶ οὐκ ἐδύνατο ἐκεῖ ποιῆσαι οὐδεμίαν δύναμιν, εἰ μὴ ὀλίγοις ἀρρώστοις ἐπιθεὶς τὰς χεῖρας ἐθεράπευσεν: |
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
4. ekei (daar, hier) . Taalgebruik in het N.T. : ekei (daar) . Taalgebruik in Mc : ekei (daar) . Ned. hier . Fr. ici . Mc (11) : (1) Mc 1,38 . (2) Mc 2,6 . (3) Mc 3,1 . (4) Mc 5,11 . (5) Mc 6,5 . (6) Mc 6,10 . (7) Mc 6,33 . (8) Mc 11,5 . (9) Mc 13,21 . (10) Mc 14,15 . (11) Mc 16,7 .
14. acc.vr. mv. cheiras (handen) van het zelfst. naamw. cheir (hand)
. Taalgebruik in het N.T. : cheir
(hand) . Taalgebruik in Mc : cheir
(hand) .
Mc 5 (11) : (1) Mc
5,23 . (2) Mc
6,5 . (3) Mc
7,3 . (4) Mc
8,23 . (5) Mc
8,25 . (6) Mc
9,31 . (7) Mc
9,43 . (8) Mc
10,16 . (9) Mc
14,41 . (10) Mc
14,46 . (11) Mc
16,18 .
Mc 6,6 - Mc 6,6 -- Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 6 En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof, en omging de
vlekken daar rondom, lerende.
King James Bible . [6] And he marvelled because of their unbelief. And he went
round about the villages, teaching.
Luther-Bibel . 6 Und er wunderte sich über ihren Unglauben. Und er ging rings
umher in die Dörfer und lehrte.
Tekstuitleg van Mc 6,6 .
Mc 6,6 | |||
6καὶ ἐθαύμαζεν διὰ τὴν ἀπιστίαν αὐτῶν. Καὶ περιῆγεν τὰς κώμας κύκλῳ διδάσκων. | 58καὶ οὐκ ἐποίησεν ἐκεῖ δυνάμεις πολλὰς διὰ τὴν ἀπιστίαν αὐτῶν. |
Mc 6,6.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Mc 6,6.7. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Mc 6,6.11.
kuklô(i) (rondom) . Taalgebruik in het N.T. : kuklô(i)
(rondom) . Taalgebruik in Mc : kuklô(i)
(rondom) .
Mc (3) : (1) Mc
3,34 . (2) Mc
6,6 . (3) Mc
6,36 .
Mc 6,6.12. act. part. praes. nom. mann. enk. διδασκων = didaskôn (onderrichtend) van het werkw. διδασκω = didaskô (leren, onderrichten) . Taalgebruik in de NT : didaskô (leren) . Taalgebruik in de LXX : didaskô (leren) . Bijbel (32) . OT (9) . NT (23) . Mt (4) : (1) Mt 4,23 . (2) Mt 7,29 . (3) Mt 9,35 . (4) Mt 26,55 . Mc (4) : (1) Mc 1,22 . (2) Mc 6,6 . (3) Mc 12,35 . (4) Mc 14,49 . Lc (7) : (1) Lc 4,31 . (2) Lc 5,17 . (3) Lc 13,10 . (4) Lc 13,22 . (5) Lc 19,47 . (6) Lc 21,37 . (7) Lc 23,5 . Joh (3) : (1) Joh 6,59 . (2) Joh 7,28 . (3) Joh 8,20 . Hnd (3) : (1) Hnd 18,11 . (2) Hnd 21,28 . (3) Hnd 28,31 . Br. (2) : (1) Rom 2,21 . (2) Rom 12,7 . Parallellen : (1) Mc 1,21 - Mc 1,22 // Lc 4,31 . (2) Lc 5,17 , zie : Mc 1,21 - Mc 1,22 // Lc 4,31 . (3) (Mc 6,6) // Lc 13,22 . Een vorm van διδασκω = didaskô (leren, onderrichten) in de LXX (107) , in het NT (95) , in Mt (14) , in Mc (17) , in Lc (15) : : (1) Lc 4,15 . (2) Lc 4,31 . (3) Lc 5,3 . (4) Lc 5,17 . (5) Lc 6,6 . (6) Lc 11,1 . (7) Lc 12,12 . (8) Lc 13,10 . (9) Lc 13,22 . (10) Lc 13,26 . (11) Lc 19,47 . (12) Lc 20,1 . (13) Lc 20,21 . (14) Lc 21,37 . (15) Lc 23,5 . In Joh (6) .
didaskô (leren, onderrichten) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 4 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 14 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | act. ind. pr. 2de p.enk. didaskeis | 1 | (1) Mc 12,14 . | 6 | 6 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 3 | 4 | ||||||||||||
2 | ind. imperf. 3de pers. enk. edidasken | 6 | (1) Mc 1,21 . | (2) Mc 2,13 | .(3) Mc 4,2 | (4) Mc 9,31 . | (5) Mc 10,1 . | (6) Mc 11,17 | 15 | 1 | 14 | 2 | 6 | 2 | 2 | 1 | 1 | 10 | 12 | ||||||
3 | act. inf. pr. didaskein | 4 | (1) Mc 4,1 . | (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,34 . | (4) Mc 8,31 | 15 | 2 | 13 | 1 | 4 | 1 | 1 | 4 | 2 | 6 | 7 | |||||||||
4 | part. pr. nom. m. enk.didaskôn | 4 | (1) Mc 1,22 | (1) Mc 6,6 . | (1) Mc 12,35 | (1) Mc 14,49 | 32 | 9 | 23 | 4 | 4 | 7 | 3 | 3 | 2 | 15 | 18 | ||||||||
5 | part. pr. nom mv. didaskontes | 1 | Mc 7,7 | 9 | 1 | 8 | 1 | 1 | 3 | 3 | 2 | 2 | |||||||||||||
6 | ind. aor. 3de p. mv. edidaxan | 1 | (1) Mc 6,30 . | 3 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||||
totaal | 17 | 2 | 1 | 2 | 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 109 | 29 | 80 | 12 | 17 | 12 | 8 | 14 | 15 | 2 | 41 | 49 |
- Auto-didact : iemand die door zelfstudie kennis (lering) heeft verworven . Didactiek : leer van het onderrichten . Lat. docere (doctor) . Cfr docent , documentatie .
Enkele bemerkingen
1. Het evangelie is geen biografie . Het is een verhaal en volgens een verhaal opgebouwd . Het voert de spanning op en leidt uiteindelijk tot een ontknoping .
2. Is Mc geschreven om een oplossing te zoeken voor de spanningen binnen het jodendom ?
3. Personages staan vaak voor groepen .
4. sjabbat - wekelijks - om de 7 jaar - om de 50 jaar .
- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - Mc 6,14 - Mc 6,15 - Mc 6,16 - Mc 6,17 - Mc 6,18 - Mc 6,19 - Mc 6,20 - Mc 6,21 - Mc 6,22 - Mc 6,23 - Mc 6,24 - Mc 6,25 - Mc 6,26 - Mc 6,27 - Mc 6,28 - Mc 6,29 - Mc 6,30 - Mc 6,31 - Mc 6,32 - Mc 6,33 - Mc 6,34 - Mc 6,35 - Mc 6,36 - Mc 6,37 - Mc 6,38 - Mc 6,39 - Mc 6,40 - Mc 6,41 - Mc 6,42 - Mc 6,43 - Mc 6,44 - Mc 6,45 - Mc 6,46 - Mc 6,47 - Mc 6,48 - Mc 6,49 - Mc 6,50 - Mc 6,51 - Mc 6,52 - Mc 6,53 - Mc 6,54 - Mc 6,55 - Mc 6,56 -
146. Mc 6,6b : Jezus als leraar - Mc 6,6b - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -
zie hierboven .
- kai (en). Nevenschikkend voegwoord. In 555 verzen bij Marcus, zie Mc 1,4 -
kai (en) leidt een nevenschikkende zin in in een reeks van
nevenschikkende zinnen waarbij Jezus telkens het onderwerp is.
periègen (hij trok rond) indicatief imperfectum 3de
persoon enkelvoud van het werkwoord periagô : rondvoeren, rondtrekken.
In deze vorm komt het slechts in 3 verzen voor in de bijbel en wel in Mc 6,6b,
Mt 4,23 - Mt
4,23-25 ; 5,1-2 - en Mt 9,35 - Mt
9,35-38 - . Marcus gebruikt vaak een woord met de stam ag- (leiden, voeren)
erin en roept vaak het zelfstandig naamwoord sunagôgè : synagoge,
plaats van samenkomst, op.
Mc 1,4 | Mc 1,14 | Mc 1,21 | Mc 1,39 | Mc 6,6b | Mt 4,23 | Mt 9,35 | Mt 4,23b + Mt 9,35b | Mc 3,13 | Mc 6,12 | |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||||
egeneto ("trad op") | ijlthen (kwam) | eiselthoon (binnenkomende) | ijlthen (kwam) | periègen hij (trok rond) | periègen (hij trok rond) | periègen (hij trok rond) | ekselthontes (uittrekkende) | |||
Iooannijs ho baptidzoon (Johannes de dopende) ... | ho Iijsous (Jezus) | ho Iijsous (Jezus) | ||||||||
en tiji erijmooi (in de woestijn) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) | eis tijn sunagoogijn (naar de synagoge) | tas koomas kuklooi door de omliggende dorpen | en holiji tiji Galilaiai (in geheel Galilea) | ... tas koomas (door de dorpen) | |||||
kijrussoon (verkondigende | kijrussoon (verkondigende) | edidasken (onderwees hij) | didaskoon (onderwijzende) | didaskoon (onderwijzende) | didaskoon (onderwijzende) | didaskoon (onderwijzende) | kijrussoon (verkondigende) | kijrussein (te verkondigen) | ekijruksan (verkondigden zij) | |
eis tas sunagoogas autoon (in hun synagogen) | en tais sunagoogais autoon (in hun synagogen) | en tais sunagoogais autoon (in hun synagogen) | ||||||||
eis holijn tijn Galilaian (in geheel Galilea) | ||||||||||
baptisma metanoias eis afesin hamartioon (het doopsel van bekering tot vergeving van zonden) | to euaggelion tou theou (de blijde boodschap van God) | to euaggelion tijs basileias (de blijde boodschap van het koninkrijk) | hina metanooosin (dat zij zich zouden bekren) | |||||||
na deze inleiding volgt de genezing van de bezetenen (Mc 1,23-28) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kei echein eksousian (en de macht te hebben) | kai (en) | kai (en ...) | ||||
ta daimonia (de duivels) | therapeuoon (genezende) | therapeuoon (genezende) | ekballein (buiten te werpen) | daimonia polla (vele duivels) | etherapeuon (genazen zij) | |||||
ekballoon (uitwerpende) | pasan noson kai pasan malakian (elke ziekte en elke zwakheid) | pasan noson kai pasan malakian (elke ziekte en elke zwakheid) | ta daimonia (de duivels) | ekseballon (wierpen zij buiten) | ||||||
147. Mc 6,7-13 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 -
Evangelie op de 15de (vijftiende) zondag door het b-jaar : Mc 6,7-13 .
Het optreden van Jezus in de synagoge in Nazaret toont grote gelijkenis met
dat in de synagoge van Kafarnaüm (Mc 1,21-28 : Mc
1,21 - Mc
1,22 - Mc
1,23-28 -).
Na de gevangenneming van Johannes de Doper gaat Jezus naar Galilea (Mc
1,14-15), waar hij eerst (wellicht) de leerlingen van Johannes de Doper
hergroepeert en hen rond zijn persoon verzamelt (Mc
1,16-20). Het eerste optreden van Jezus verloopt succesvol (Mc 1,21-45).
Maar de tegenstand blijft niet uit. Groeiende meningsverschillen met de Farizeeën
lopen uit op een beslissing van hen om Jezus te doden (2,1-3,6). Na een samenvatting
(Mc 3,7-12)
volgt de roeping van de leerlingen (Mc
3,13-19). Zoals Johannes de Doper werd overgeleverd, zo kan dat ook wel
eens met Jezus gebeuren, en zoals hij (Jezus) het werk van Johannes de Doper
verder zet, zo zullen zijn leerlingen (de leerlingen van Jezus) zijn werk na
zijn overlevering verder zetten.
Het optreden van Jezus in Nazaret loopt bijna uit op een aanslag op Jezus. Na
dat optreden volgt een korte samenvatting (Mc
6,6b). Hierna volgt het verhaal van de zending van de twaalf. Blijkbaar
houdt Jezus er rekening mee dat een aanslag ieder ogenblik kan plaats hebben
en dat hij de toekomst moet voorbereiden. De zending van de leerlingen ligt
in de lijn van Jezus'optreden. Men zou het een soort stage kunnen noemen, maar
het is meer. Het brengt voorlopig in beeld, wat ieder ogenblijk bittere werkelijkheid
zou kunnen zijn nl. dat de leerlingen er alleen voor staan en moeten instaan
voor de voortzetting van de verkondiging van het Rijk Gods.
De versindeler heeft de perikope in zeven verzen verdeeld. Zes verzen beginnen met het nevenschikkend voegwoord kai (en). Elfmaal komt het voegwoord kai (en) in de perikope voor. We staan dus voor een 'verhalende' tekst; en... en... en... is een kenmerk van mondeling vertellen .
Mc 1,4 // Mt 3,1 | Mt 3,1 // Mc 1,4 | Mc 1,14 // Mt 4,17 | Mt4,17 // Mc 1,14 | Mc 3,13 | Mc 6,12 | Mt 10,7 | Mc 1,39 | Mc 6,6b | Mt 4,23 | Mt 9,35 | Mt 4,23b + Mt 9,35b | |
kai (en) ... | apo tote (van toen af) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||||||
egeneto ("trad op") | paraginetai (trad op) | ijlthen (kwam) | ijrksato (begon hij) | ekselthontes (uittrekkende) | poreuomenoi de (op weg gaande echter) | ijlthen (kwam) | periijgen (trok rond) | periijgen (trok rond) | periijgen (trok rond) | |||
Iooannijs ho baptidzoon (Johannes de dopende) ... | Iooannijs ho baptistijs (Johannes de Doper) | ho Iijsous (Jezus) | ho Iijsous (Jezus) | |||||||||
en tiji erijmooi (in de woestijn) | kijrussoon en tiji erijmooi tijs Ioudaias (verkondigende in de woestijn van Juda) | eis tijn Galilaian (naar Galilea) | tas koomas kuklooi door de omliggende dorpen | en holiji tiji Galilaiai (in geheel Galilea) | ... tas koomas (door de dorpen) | |||||||
kijrussoon (verkondigende | kijrussoon (verkondigende) | kijrussein (te verkodnigen) | kijrussein (te verkondigen) | ekijruksan (verkondigden zij) | kijrussete (verkondigt) | didaskoon (onderwijzende) | didaskoon (onderwijzende) | didaskoon (onderwijzende) | didaskoon (onderwijzende) | kijrussoon (verkondigende) | ||
legoon (zeggende) | kai legein (en te zeggen) | legontes (zeggende) | eis tas sunagoogas autoon (in hun synagogen) | en tais sunagoogais autoon (in hun synagogen) | en tais sunagoogais autoon (in hun synagogen) | |||||||
eis holijn tijn Galilaian (in geheel Galilea) | ||||||||||||
baptisma metanoias eis afesin hamartioon (het doopsel van bekering tot vergeving van zonden) | metanoeite (bekeer je) | to euaggelion tou theou (de blijde boodschap van God) ... | metanoeite (bekeer je | hina metanooosin (dat zij zich zouden bekren) | to euaggelion tijs basileias (de blijde boodschap van het koninkrijk) | |||||||
ijggiken gar hij basileia toon ouranoon (want nabij is het koninkrijk van de hemelen) | kai legoon... ijggiken hij basileia tou theou. metanoeite (en zeggende... nabij is het koninkrijk van God. Bekeer je... ) | ijggiken gar hij basileia toon ouranoon (want nabij is het koninkrijk van de hemelen) | kei echein eksousian (en de macht te hebben) | kai (en) | hoti ijggiken hij basileia toon ouranoon (want nabij is het koninkrijk van de hemelen) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en ...) | |||
ekballein (buiten te werpen) | daimonia polla (vele duivels) | ta daimonia (de duivels) | therapeuoon (genezende) | therapeuoon (genezende) | etherapeuon (genazen zij) | |||||||
ta daimonia (de duivels) | ekseballon (wierpen zij buiten) | ekballoon (uitwerpende) | pasan noson kai pasan malakian (elke ziekte en elke zwakheid) | pasan noson kai pasan malakian (elke ziekte en elke zwakheid) | ||||||||
Mc 1,1-6 // Mt 3,1-6 // Lc 3,1-6 : optreden van Johannes de Doper | Mc 1,1-6 // Mt 3,1-6 // Lc 3,1-6 : optreden van Johannes de Doper | Mc 1,14-15 // Mt 4,12-17 // Lc 4,14-15 : vegin van Jezus' optreden in Galilea | Mc 1,14-15 // Mt 4,12-17 // Lc 4,14-15 : vegin van Jezus' optreden in Galilea | Mc 3,13-19 : roeping van de Twaalf | Mc 6,7-13 : zending van de twaalf | Mt 10,1-4: keuze van de twaalf... | Mc 1,39 // Mt 4,23 // Mt 9,35 : prediking in de synagogen | Mc 6,6b : Jezus als leraar | Mc 1,39 // Mt 4,23 // Mt 9,35 : prediking in de synagogen | Mc 1,39 // Mt 4,23 // Mt 9,35 : prediking in de synagogen | Mc 1,39 // Mt 4,23 // Mt 9,35 : prediking in de synagogen |
Mc 6,7 - Mc 6,7 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 7 En Hij riep tot Zich de twaalven, en begon hen uit te zenden
twee en twee, en gaf hun macht over de onreine geesten.
King James Bible . [7] And he called unto him the twelve, and began to send
them forth by two and two; and gave them power over unclean spirits;
Luther-Bibel . 7 Und er rief die Zwölf zu sich und fing an, sie auszusenden
je zwei und zwei, und gab ihnen Macht über die unreinen Geister
Tekstuitleg van Mc 6,7 . Het vers Mc 6,7 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 104 (2 X 2 X 2 X 13) letters . De getalwaarde van Mc 6,7 is 13941 (3 X 3 X 1549) .
Mc 6,7 | Mt 10,1 | Lc 9,1 | ||
kai proskaleitai tous dôdeka kai èrxato autous apostellein duo duo, kai edidou autois exousian tôn pneumatôn tôn akathartôn | Kai proskalesamenos tous dôdeka mathètas autou edôken autois exousian pneumatôn akathartôn hôste ekballein auta kai therapeuein pasan noson kai pasan malakian | 9:1 sugkalesamenos de tous dôdeka edôken autois dunamin kai exousian epi panta ta daimonia kai nosous therapeuein |
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et ..
2. indicat. praes. 3de pers. enk. προσκαλειται = proskaleitai (hij roept tot zich) van het werkw. προσκαλεομαι = proskaleomai (bij zich roepen) . Taalgebruik in het NT : proskaleomai (bij zich roepen) . Taalgebruik in de LXX : proskaleomai (bij zich roepen) . Taalgebruik in Mc : proskaleomai (bij zich roepen) . Het komt in de bijbel slechts in 2 verzen voor nl. Mc 3,13 bij de roeping van de twaalf en Mc 6,7 bij de zending van de twaalf . Een vorm van προσκαλεομαι = proskaleomai (bij zich roepen) in de LXX (24) , in het NT (29) . hn
proskaleomai (bij zich roepen) | Mc | Mc 3 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 15 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Hnd | syn. | ev. | |
1 | ind. pr. 3de pers. ernk. proskaleitai | 2 | 1 : Mc 3,13 . | 1 : Mc 6,7 . | 2 | 2 | 2 | |||||||||||
2 | part. aor. nom. mann. enk. proskalesamenos | 7 | (1) Mc 3,23 . | (2) Mc 7,14 . | (3) Mc 8,1 . (4) Mc 8,34 . | (5) Mc 10,42 . | (6) Mc 12,43 . | (7) Mc 15,44 . | 23 | 3 | 20 | 6 | 7 | 3 | 4 | 16 | 16 | |
totaal | 9 | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 |
- partic. aor. nom. mann. enk. προσκαλεσαμενος = proskalesamenos (bij zich geroepen) van het werkw. προσκαλεομαι = proskaleomai (bij zich roepen) . Taalgebruik in het NT : proskaleomai (bij zich roepen) . Taalgebruik in de LXX : proskaleomai (bij zich roepen) . Taalgebruik in Mc : proskaleomai (bij zich roepen) . LXX (3) : (1) Gn 28,1 . (2) 2 Mak 7,25 . (3) W 18,8 . Mt (6) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt 15,10 .(3) Mt 15,32 . (4) Mt 18,2 . (5) Mt 18,32 . (6) Mt 20,25 . Mc (7) : (1) Mc 3,23 . (2) Mc 7,14 . (3) Mc 8,1 . (4) Mc 8,34 . (5) Mc 10,42 . (6) Mc 12,43 . (7) Mc 15,44 . In 6 / 7 is Jezus onderwerp . In 1 / 7 is het Pilatus (Mc 15,44) . In 7 / 7 volgt op het part. proskalesamenos (bij zich geroepen) een lijdend voorwerp . Lc (4) : (1) Lc 7,19 . (2) Lc 15,26 . (3) Lc 16,5 . (4) Lc 18,16 . Hnd (3) : (1) Hnd 13,7 . (2) Hnd 20,1 . (3) Hnd 23,17 . Een vorm van προσκαλεομαι = proskaleomai (bij zich roepen) in de LXX (24) , in het NT (29) .
proskaleomai (bij zich roepen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
ind. pr. 3de pers. ernk. proskaleitai | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | ||||||||||
part. aor. nom. mann. enk. proskalesamenos | 23 | 3 | 20 | 6 | 7 | 3 | 4 | 16 | 16 | ||||||
totaal | 25 | 3 | 22 | 6 | 9 | 3 | 4 | 18 | 18 |
- Hebreeuws : וַיִּקְרָא = wajjiqërâ´ (en hij riep, hij heet, hij noemde) < prefix waw consecutivum + werkwoordvorm act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkwoord קָרָא = qârâ´ (roepen, heten) . Taalgebruik in Tenakh : qârâ´ (roepen, heten) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 of 301 . Structuur : 1 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (209) . Pentateuch (90) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (12) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (25) . Gn (55) .
- Ned. : roepen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא =qërâ´ (roepen) . D. : rufen . E. : to call . Fr. : appeler (Lat. . appellare - pellere : pousser , dringen ; aandringen , oproepen) . Grieks : καλεω = kaleô (roepen, noemen) . Taalgebruik in het NT : kaleô (roepen) . κηρυσσω = kèrussô (verkondigen) . Taalgebruik in het NT : kèrussô (verkondigen) . Hebreeuws : קָרָא = qârâ´ (roepen, heten) . Taalgebruik in Tenakh : qârâ´ (roepen, heten) . Lat. : vocare (vox = stem) . l (qâla) en r (qâra) liggen dicht bij elkaar ; het zijn lingualen . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws : קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
3. bep. lidw. acc. mann. mv. τους = tous (de) . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 6 (8) : (1) Mc 6,7 . (2) Mc 6,26 . (3) Mc 6,36 . (4) Mc 6,41 . (5) Mc 6,44 . (6) Mc 6,45 . (7) Mc 6,55 . (8) Mc 6,56 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
4. δωδεκα = dôdeka (twaalf) . Taalgebruik in het NT : dôdeka (twaalf) . Taalgebruik in de LXX : dôdeka (twaalf) . Mt (12) : (1) Mt 9,20 . (2) Mt 10,1 . (3) Mt 10,2 . (4) Mt 10,5 . (5) Mt 11,1 . (6) Mt 14,20 . (7) Mt 19,28 . (8) Mt 20,17 . (9) Mt 26,14 . (10) Mt 26,20 . (11) Mt 26,47 . (12) Mt 26,53 . Mc (15) : (1) Mc 3,14 . (2) Mc 3,16 . (3) Mc 4,10 . (4) Mc 5,25 . (5) Mc 5,42 . (6) Mc 6,7 . (7) Mc 6,43 . (8) Mc 8,19 . (9) Mc 9,35 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 11,11 . (12) Mc 14,10 . (13) Mc 14,17 . (14) Mc 14,20 . (15) Mc 14,43 . Lc (12) : (1) Lc 2,42 . (2) Lc 6,13 . (3) Lc 8,1 . (4) Lc 8,42 . (5) Lc 8,43 . (6) Lc 9,1 . (7) Lc 9,12 . (8) Lc 9,17 . (9) Lc 18,31 . (10) Lc 22,3 . (11) Lc 22,30 . (12) Lc 22,47 .
bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
dôdeka (twaalf) | 138 (2³ X 17) | 69 + 6 | 24 | 27 | 5 | 1 | 12 | 8 | 3 | 1 | 11 | 1 | 61 | 12 | 15 | 12 | 6 | 4 | 2 | 10 | 39 | 45 | 1 | 1 |
- Ned. : twaalf . D. : zwölf . E. twelve . F. : douze . Grieks : δωδεκα = dôdeka (twaalf) . Taalgebruik in het NT : dôdeka (twaalf) . Taalgebruik in de LXX : dôdeka (twaalf) . Lat. : duodecim .
- De lange geschiedenis van Israël is er één van broederliefde en broederstrijd . Denken we aan Esau en Jakob . Een emotioneel moment van beiden is hun ontmoeting aan de Jabbokrivier (Ex 32,2-33,17) . Jakob ontvangt de naam Israël (Gn 32,29) . Zijn 12 zonen zullen uitgroeien tot 12 stammen . Mozes bevrijdt het volk uit Egypte en geeft het zijn grondwet . Jozua neemt bezit van het land Kanaän . Aan iedere stam wordt een gebied aangewezen , behalve aan de stam Levi , die voor de eredienst moet zorgen . Met David groeit het 12-stammengebied tot een koninkrijk met Jeruzalem als hoofdstad (1000-970 v. Chr.) . Na Salomo (+ 930 v. Chr.) wordt het koninkrijk gesplitst in een Noord- en een Zuidrijk . In het Noordrijk wordt Samaria de hoofdstad . In het Zuidrijk blijft Jeruzalem de hoofdstad . Het Noordrijk omvat 10 stammen , het Zuidrijk 2 stammen (Juda en Benjamin) . Vaak zullen deze beide koninkrijkjes tegen elkaar ten oorlog trekken . In 722 v. Chr. veroveren de Assyriërs het Noordrijk en de hoofdstad Samaria . Een gedeelte van de bevolking van het Noordrijk wordt weggevoerd en vreemde volkeren worden aangevoerd . Uit de vermenging van de autochtone bevolking en de geïmporteerden ontstaan de Samaritanen . Voor altijd blijft het Noorden onder vreemde overheersing . Het Zuidrijk zal nu eens autonoom zijn , dan weer onder vreemde heerschappij leven . In 586 v. Chr. valt Jeruzalem in handen van de Babyloniërs ; stad en tempel worden verwoest en een groot deel van de bevolking van Jeruzalem en Juda wordt weggevoerd naar Babylonië . In 538 v. Chr. mogen de bannelingen terugkomen . In de 2de eeuw komt het Zuidrijk onder het gezag van de Seleuciden , dat gevestigd is in Syrië . In 165 v. Chr. winnen de Makkabeeën de strijd en kunnen opnieuw onafhankelijk worden tot 67 v. Chr. wanneer een troonpretendent de hulp van de Romeinen inroept . Om het gevaar van verdwijning tegen te gaan plooit de kleine stam Juda op zichzelf terug en hoopt door het onderhouden van de geboden het tij van overheersing door de Romeinen te keren . Niet alleen worden de Samaritanen van het Noordrijk gehaat, maar ook zondaars , tollenaars , zieken worden uit het maatschappelijk leven van het kleine koninkrijk Juda geweerd . Van de vroegere droom van Israël om een gemeenschap van broers op te bouwen , schiet nog weinig over . Jezus vindt dat het welletjes is geweest en dat er eens komaf moet worden gemaakt met uitsluitingen van allerlei aard . De roeping van de twaalf is een heropnemen van de droom van Israël . Niet de afzonderlijke namen zijn belangrijk , maar het geheel , de twaalf . De namen van de twaalf zijn personificaties van de 12 stammen van Israël . Het gaat niet om 12 mannen met uitsluiting van vrouwen . Het gaat om het hele volk : mannen , vrouwen , kinderen . Zo wil Jezus komaf maken met een geschiedenis van meer dan 10 eeuwen broederstrijd . Uitsluiting moet worden geweerd , vergeving en barmhartigheid beoefend . Jezus stelt zich niet tot doel het koninkrijk van David te herstellen , maar wel om het verbinden van de 12 stammen met elkaar . Niet het grondgebied is belangrijk , maar de onderlinge band . Dat moeten de 12 onder elkaar leren . Dat zal ook hun zending inhouden en van die boodschap zullen zij getuigen .
5. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
6. ind. aor. 3de pers. enk. ηρξατο = èrxato (hij begon) van het werkw. αρχομαι = archomai (beginnen) . Taalgebruik in het NT : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Taalgebruik in de LXX : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Taalgebruik in Mc : archomai (beginnen, aanvangen, heersen) . Mc (18) : (1) Mc 1,45 . (2) Mc 4,1 . (3) Mc 5,20 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . (12) Mc 11,15 . (13) Mc 12,1 . (14) Mc 13,5 . (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . 18) Mc 15,8 .
archomai (beginnen, aanvangen) | Mt | Mc | Lc | syn. | Mc | Mc 1 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | |
ind. aor. 3de p. enk. èrxato | 7 : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . | 18 : (1) Mc 1,45 . (2) Mc 4,1 . (3) Mc 5,20 . (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . (12) Mc 11,15 . (13) Mc 12,1 . (14) Mc 13,5 . (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . (18) Mc 15,8 . | (1) Lc 4,21 . (2) Lc 7,15 . (3) Lc 7,24 . (4) Lc 7,38 . (5) Lc 9,12 . (6) Lc 11,29 . (7) Lc 12,1 . (8) Lc 14,30 . (9) Lc 15,14 . (10) Lc 19,45 . (11) Lc 20,9 . | (1) Mt 11,7 // Lc 7,24 . (2) Mt 16,21 // Mc 8,31 . (3) Mt 16,22 // Mc 8,32 . (4) Mt 26,37 // Mc 14,33 . (5) Mt 26,74 // Mc 14,71 . (6) Mc 11,15 // Lc 19,45 . (7) Mc 12,1 // Lc 20,9 . | 18 | 1 : (1) Mc 1,45 . | 1 : Mc 4,1 . | 1 : (3) Mc 5,20 . | 3 : (4) Mc 6,2 . (5) Mc 6,7 . (6) Mc 6,34 . | 2 : (7) Mc 8,31 . (8) Mc 8,32 . | 3 : (9) Mc 10,28 . (10) Mc 10,32 . (11) Mc 10,47 . | 1 : (12) Mc 11,15 . | 1 : (13) Mc 12,1 . | 1 : (14) Mc 13,5 . | 3 : (15) Mc 14,33 . (16) Mc 14,69 . (17) Mc 14,71 . (18) Mc 15,8 . | 1 : (18) Mc 15,8 . | 76 | 35 | 41 | 7 | 18 | 11 | 1 | 4 |
7. acc. mann. mv. αυτους = autous (hen) van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Mc (40) . Mc 6 (6) : (1) Mc 6,7 . (2) Mc 6,33 . (3) Mc 6,34 . (4) Mc 6,36 . (5) Mc 6,48 . (6) Mc 6,51 .
autoi | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
8 | acc. mann. mv. autous | 40 | 3 | 1 | 4 | 2 | 2 | 6 | 6 | 4 | 4 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 1991 | 1652 | 339 | 46 | 40 | 83 | 18 | 95 | 32 | 25 | 169 | 187 |
8. αποστελλω = apostellô (afsturen, wegsturen , afzenden) . Taalgebruik in het NT : apostellô (afsturen, wegsturen , afzenden) . Taalgebruik in de LXX : apostellô (afsturen, wegsturen , afzenden) . Taalgebruik in Mc : apostellô (afsturen, wegsturen , afzenden) . Taalgebruik in Lc : apostellô (afsturen, wegsturen , afzenden) . απο-στελλω = apo-stellô : af- / weg- sturen , wegzenden , afzenden (afgezant) , zenden . Een vorm van αποστελλω = apostellô (afsturen, wegsturen , afzenden) , in de LXX (691) (Lust J. ... Greek-English Lexicon of the Septuagint , Stuttgart , 2003) , in het NT (131) (Morgenthaler Robert , Statistik...) . Volgens diezelfde auteurs komt een vorm van apostolos in de Septuaginta niet voor , in het NT (79) . In de evangelies komt apostolos (apostel) slechts 9X voor , 1X in Mt , Mc , Joh en 6X in Lc .
Bij Jean-Marie Van Cangh ... (L' évangile de Marc . Un original hébreu ?) lezen we op blz. 111 met betrekking tot 'hous kai apostolous ônomasen = die hij ook apostelen noemde' : "Les mots hous ... ônomasen peuvent être considérés comme une interpolation à partir de Lc 6,13" (Metzger , 1994, p.69) . Nous ne les traduisons pas , car le sens de texte subordonne hina ôsin à epoièsen , pas à ônomasen . hoi apostoloi van Mc 6,30 wordt er (op p.191) door het Hebr. hasjsjëlîchîm (de gezondenen , van het werkw. sjâlach : zenden) vertaald .
De evangelisten gebruiken uiterst karig een vorm van het woord apostolos . De evangelies werden geschreven tussen 71 (Marcus) - 80 - 85 (Lucas - Matteüs) - 95 n. chr. (Johannes) . Hoe is het veelvuldig gebruik in de brieven van Paulus te verklaren ? Welke brieven ? De authentieke ? Later onder de naam van Paulus geschreven brieven ?
Volgens Muraoka T. , A Greek - Hebrew / Aramaic two-way Index to the Septuagint (Leuven , Peeters , 2010 , blz. 16) is een vorm van het werkw. apostellô in de LXX een vertaling van een 15-tal Hebreeuwse werkw. werkw. . Hierbij zijn de Aramese werkw. nëchat , sjëlach , tûb en tërad .
9. δυο = duo (twee) . Telwoord . Taalgebruik in het NT : telwoorden . Taalgebruik in de LXX : telwoorden . Taalgebruik in Lc : telwoorden . Lc (25) : (1) Lc 2,24 . (2) Lc 3,11 . (3) Lc 5,2 . (4) Lc 7,18 . (5) Lc 7,41 . (6) Lc 9,3 . (7) Lc 9,13 . (8) Lc 9,16 . (9) Lc 9,30 . (10) Lc 9,32 . (11) Lc 10,1 . (12) Lc 10,17 . (13) Lc 10,35 . (14) Lc 12,6 . (15) Lc 12,52 . (16) Lc 15,11 . (17) Lc 17,34 . (18) Lc 17,35 . (19) Lc 18,10 . (20) Lc 19,29 . (21) Lc 21,2 . (22) Lc 22,38 . (23) Lc 23,32 . (24) Lc 24,4 . (25) Lc 24,13 . Een vorm van δυο = duo in de LXX (694) , in het NT (136) , in Lc (28) .
telwoorden | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
duo | 624 | 509 | 115 | 33 | 14 | 25 | 13 |
- Hebreeuws . שְׂנַיִם = sjënajim (twee) . Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 400 (2² X 2² X 5²) . De som van de elementen is telkens 4 (2²) . Tenakh (76) . Stat. constr. mann. mv. שְׂנֵי = sjëne(j) (twee) . Tenakh (155) .
- Ned. : twee . Arabisch : اِثنَان = ´ithnân (twee) . Taalgebruik in de Qoran : ´ithnân (twee) . D. : zwei . E. : two . Fr. : deux . Grieks : δυο = duo (twee) . Taalgebruik in het NT : telwoorden . Hebreeuws : שְׂנַיִם = sjënajim (twee) . Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee) . Lat. : duo .
10. δυο = duo (twee) . Telwoord . Taalgebruik in het NT : telwoorden . Taalgebruik in de LXX : telwoorden . Taalgebruik in Lc : telwoorden . Lc (25) : (1) Lc 2,24 . (2) Lc 3,11 . (3) Lc 5,2 . (4) Lc 7,18 . (5) Lc 7,41 . (6) Lc 9,3 . (7) Lc 9,13 . (8) Lc 9,16 . (9) Lc 9,30 . (10) Lc 9,32 . (11) Lc 10,1 . (12) Lc 10,17 . (13) Lc 10,35 . (14) Lc 12,6 . (15) Lc 12,52 . (16) Lc 15,11 . (17) Lc 17,34 . (18) Lc 17,35 . (19) Lc 18,10 . (20) Lc 19,29 . (21) Lc 21,2 . (22) Lc 22,38 . (23) Lc 23,32 . (24) Lc 24,4 . (25) Lc 24,13 . Een vorm van δυο = duo in de LXX (694) , in het NT (136) , in Lc (28) .
telwoorden | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
duo | 624 | 509 | 115 | 33 | 14 | 25 | 13 |
- Hebreeuws . שְׂנַיִם = sjënajim (twee) . Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 400 (2² X 2² X 5²) . De som van de elementen is telkens 4 (2²) . Tenakh (76) . Stat. constr. mann. mv. שְׂנֵי = sjëne(j) (twee) . Tenakh (155) .
- Ned. : twee . Arabisch : اِثنَان = ´ithnân (twee) . Taalgebruik in de Qoran : ´ithnân (twee) . D. : zwei . E. : two . Fr. : deux . Grieks : δυο = duo (twee) . Taalgebruik in het NT : telwoorden . Hebreeuws : שְׂנַיִם = sjënajim (twee) . Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee) . Lat. : duo .
11. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
12.
13. dat. mann. en onz. mv. autois (aanhen) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc 6 (13) :(1) Mc 6,4 . (2) Mc 6,7 . (3) Mc 6,8 . (4) Mc 6,10 . (5) Mc 6,11 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,37 . (8) Mc 6,38 . (9) Mc 6,39 . (10) Mc 6,41 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,48 . (13) Mc 6,50 .
14. acc. vr. enk. εξουσιαν = exousian (macht, gezag) van het zelfst. naamw. εξουσια = exousia (gezag, macht) . Taalgebruik in het
NT : exousia
(gezag, macht) . Taalgebruik in de LXX : exousia
(gezag, macht) . Taalgebruik in Mc : exousia
(gezag, macht) . Da (9) : (1) Da 3,30 . (2) Da 4,15 . (3) Da 4,29 . (4) Da 5,4 . (5) Da 5,16 . (6) Da 5,29 . (7) Da 6,4 . (8) Da 7,26 . (9) Da 7,27 . 1 Mak (6) : (1) 1 Mak 1,13 . (2) 1 Mak 10,6 . (3) 1 Mak 10,8 . (4) 1 Mak 10,32 . (5) 1 Mak 10,35 . (6) 1 Mak 11,58 . 2 Mak (3) . Sir (5) . Mt (6) : (1) Mt
7,29 . (2) Mt
8,9 . (3) Mt 9,6 . (4) Mt 9,8 . (5) Mt 10,1 . (6) Mt
21,23 . Mc (7) : (1) Mc
1,22 . (2) Mc
1,27 . (3) Mc
2,10 . (4) Mc
3,15 . (5) Mc
6,7 . (6) Mc
11,28 . (7) Mc
12,34 . Lc (8) : Lc (8) : (1) Lc
4,6 . (2) Lc
5,24 . (3) Lc
7,8 . (4) Lc
9,1 . (5) Lc
10,19 . (6) Lc
12,5 . (7) Lc
19,17 . (8) Lc
20,2 . Een vorm van in de LXX (79) , in het NT (102) . Een vorm van εξουσια = exousia (gezag, macht) kan de vertaling van 8 Hebreeuwse woorden zijn . In de LXX komt vooral een vorm van εξουσια = exousia (gezag, macht) voor in Da en vervolgens in de 2 boeken Mak . In het NT vallen op : de Br. van Paulus , Apk en Lc .
- exousia < ex - ousia (part. praes. nom. vr. enk. of onz. mv.) : uit zich zijnde ; wat je hebt uit jezelf (al dan niet) : gezag .
exousia (gezag, macht) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 6 | Mc 11 | Mc 12 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat vr. enk. exousia(i) | 3 | 3 : (1) Mc 11,27 . (2) Mc 11,29 . (3) Mc 11,33 . | 39 | 10 | 29 | 4 | 3 | 6 | 2 | 6 | 8 | 13 | 13 | 5 | 1 | ||||||
2 | acc. vr. enk. exousian | 7 | (1) Mc 1,22 . (2) Mc 1,27 . | (3) Mc 2,10 . | (4) Mc 3,15 . | (5) Mc 6,7 . | (6) Mc 11,28 . | (7) Mc 12,34 . | 82 | 29 | 53 | 6 | 7 | 8 | 6 | 3 | 11 | 12 | 21 | 27 | 11 | |
totaal | 10 | 2 | 1 | 1 | 1 | 4 | 1 | 145 | 46 | 99 | 10 | 10 | 16 | 6 | 7 | 30 | 20 | 36 | 42 | 29 |
- Hebreeuws : שָׁלְסָן = sjâlëtân/ sjoltan (heerschappij) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlëtân (heerschappij) . Tenakh (3) : (1) Da 4,31 . (2) Da 6,27 . (3) Da 7,14 .
- proskaleitai (hij roept). Taalgebruik : proskaleô
(bij zich roepen) , zie Mc
3,23 en Mc
3,13 . Het komt in de bijbel slechts in 2 verzen voor nl. Mc
3,13 bij de roeping van de twaalf en Mc
6,7 bij de zending van de twaalf.
- Twaalf komt bij Marcus in vijftien verzen voor. Hier is het de zesde maal.
Het is de vierde maal dat het over de twaalf (leerlingen) van Jezus gaat. Het
is de tweede maal dat het over "de twaalf" handelt. Taalgebruik : dôdeka
(twaalf), zie Mt
28,16 .
- èrxato
(hij begon) , zie Mc
1,45 : Bij Marcus: (1) Mc
1,45 (kèrussein = verkondigen) . (2) Mc
4,1 (didaskein = leraren) . (3) Mc
5,20 (kèrussein = verkondigen) . (4) Mc
6,2 (didaskein = leraren) . (5) Mc
6,7 (apostellein = zenden) . (6) Mc
6,34 (didaskein = leraren) . (7) Mc
8,31 (didaskein = leraren) . (8) Mc
8,32 (epitiman = opripsen) . (9) Mc
10,28 (legein = zeggen) . (10) Mc
10,32 (legein = zeggen) . (11) Mc
10,47 (legein = zeggen) . (12) Mc
11,15 (ekballein = buitenwerpen) . (13) Mc
12,1 (lalein = praten) . (14) Mc
13,5 (legein = zeggen) . (15) Mc
14,33 (ekthambeisthai = huiveren) . (16) Mc
14,69 (legein = zeggen) . (17) Mc
14,71 (anathematizein = zweren) . (18) Mc
15,8 (aiteisthai = vragen, eisen) .
Marcus duidt hier een begin aan. Het is het begin van de "zendingsrede". Bij Matteüs is het de tweede rede. Ieder van de 5 redes eindigt Matteüs met de woorden: "Toen hij geëindigd had... "
Mc 6,8 - Mc 6,8 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 8 En Hij gebood hun, dat zij niets zouden nemen tot den
weg, dan alleenlijk een staf, geen male, geen brood, geen geld in den gordel;
King James Bible . [8] And commanded them that they should take nothing for
their journey, save a staff only; no scrip, no bread, no money in their purse:
Luther-Bibel . 8 und gebot ihnen, nichts mitzunehmen auf den Weg als allein
einen Stab, kein Brot, keine Tasche, kein Geld im Gürtel,
Tekstuitleg van Mc 6,8 .
Mc 6,8 | Mt 10,9 | Lc 9,3 | ||
6:8 kai parèggeilen autois ina mèden airôsin eis odon ei mè rabdon monon mè arton mè pèran mè eis tèn zônèn chalkon | mè pèran eis odon mède duo citônas mède upodèmata mède rabdon axios gar o ergatès tès trofès autou | 9:3 kai eipen pros autous mèden airete eis tèn odon mète rabdon mète pèran mète arton mète argurion mète | | [ana*] | duo chitônas echein |
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
3. dat. mann. en onz. mv. autois (aanhen) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 6 (13) :(1) Mc
6,4 . (2) Mc
6,7 . (3) Mc
6,8 . (4) Mc
6,10 . (5) Mc
6,11 . (6) Mc
6,31 . (7) Mc
6,37 . (8) Mc
6,38 . (9) Mc
6,39 . (10) Mc
6,41 . (11) Mc
6,46 . (12) Mc
6,48 . (13) Mc
6,50 .
7. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 6 (14) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,32 . (8) Mc 6,36 . (9) Mc 6,41 . (10) Mc 6,45 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,51 . (13) Mc 6,53 . (14) Mc 6,56 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Lat. : in / ad .
8. acc. vr. enk. hodon (weg) van het zelfst. naamw. hodos (weg) . Taalgebruik
in het N.T. : hodos
(weg) . Taalgebruik in Mc : hodos
(weg) .
Mc (10) : (1) Mc
1,2 . (2) Mc
1,3 . (3) Mc
2,23 . (4) Mc
4,4 . (5) Mc
4,15 . (6) Mc
6,8 . (7) Mc
10,17 . (8) Mc
10,46 . (9) Mc
11,8 . (10) Mc
12,14 .
17. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 6 (14) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,32 . (8) Mc 6,36 . (9) Mc 6,41 . (10) Mc 6,45 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,51 . (13) Mc 6,53 . (14) Mc 6,56 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Lat. : in / ad .
18. bep. lidw. acc. vr. enk. την = tèn (de) van het bepaald lidw. vr. enk. ἡ = hè . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 6 (11) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 6,8 . (4) Mc 6,17 . (5) Mc 6,18 . (6) Mc 6,24 . (7) Mc 6,25 . (8) Mc 6,27 . (9) Mc 6,28 . (10) Mc 6,53 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
9. | acc. vr. enk. tèn | 109 | 12 | 4 | 5 | 9 | 9 | 11 | 10 | 4 | 5 | 11 | 5 | 6 | 3 | 7 | 6 | 2 | 6161 | 4889 | 1272 | 180 | 109 | 149 | 121 | 198 | 404 | 111 | 438 | 559 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 6,9 - Mc 6,9 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 9 Maar dat zij schoenzolen zouden aanbinden, en met geen
twee rokken gekleed zijn.
King James Bible . [9] But be shod with sandals; and not put on two coats.
Luther-Bibel . 9 wohl aber Schuhe, und nicht zwei Hemden anzuziehen.
Tekstuitleg van Mc 6,9 .
Mc 6,9 | ||||
alla upodedemenous sandalia kai mè | endusasthai | endusèsthe | duo chitônas | 9:3b mète | | [ana*] | duo chitônas echein |
4. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
Mc 6,10 - Mc 6,10 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 10 En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis zult ingaan,
blijft daar, totdat gij van daar uitgaat.
King James Bible . [10] And he said unto them, In what place soever ye enter
into an house, there abide till ye depart from that place.
Luther-Bibel . 10 Und er sprach zu ihnen: Wo ihr in ein Haus gehen werdet, da
bleibt, bis ihr von dort weiterzieht.
Tekstuitleg van Mc 6,10 .
Mc 6,10 | Mt 10,11 | Lc 9,4 | ||
kai elegen autois, Hopou ean eiselthète eis oikian, ekei menete heôs an exelthète ekeithen | eis èn d an polin è kômèn eiselqète exetasate tis en autè axios estin kakei meinate eôs an exelqète | kai eis èn an oikian eiselthète ekei menete kai ekeithen exerchesthe |
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
2. act. ind. imperf. 3de pers. enk. elegen (hij zei) . Taalgebruik in N.T.
: legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (31) . Mc 6 (4) : (1) Mc
6,4 . (2) Mc
6,10 . (3) Mc
6,16 . (4) Mc
6,18 . Een vorm van legô (zeggen) in Mc 6 (13 verzen , 14X) : (1) Mc 6,2 . (2) Mc
6,4 . (3) Mc
6,10 . (4) Mc
6,14 . (5) Mc
6,15 . (6) Mc
6,16 . (7) Mc
6,18 . (8) Mc
6,25 . (9) Mc
6,31 . (10) Mc
6,35 . (11) Mc
6,37 . (12) Mc
6,38 . (13) Mc
6,38 . (14) Mc
6,50 .
3. dat. mann. en onz. mv. autois (aanhen) . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 6 (13) :(1) Mc
6,4 . (2) Mc
6,7 . (3) Mc
6,8 . (4) Mc
6,10 . (5) Mc
6,11 . (6) Mc
6,31 . (7) Mc
6,37 . (8) Mc
6,38 . (9) Mc
6,39 . (10) Mc
6,41 . (11) Mc
6,46 . (12) Mc
6,48 . (13) Mc
6,50 .
5. ean (indien) . Taalgebruik in het N.T. : ean
(indien) . Taalgebruik in Mc : ean
(indien) .
Mc (32) . Mc 6 (3) : (1) Mc
6,10 . (2) Mc
6,22 . (3) Mc
6,23 .
7. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 6 (14) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,32 . (8) Mc 6,36 . (9) Mc 6,41 . (10) Mc 6,45 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,51 . (13) Mc 6,53 . (14) Mc 6,56 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Lat. : in / ad .
9. ekei (daar, hier) . Taalgebruik in het N.T. : ekei (daar) . Taalgebruik in Mc : ekei (daar) . Ned. hier . Fr. ici . Mc (11) : (1) Mc 1,38 . (2) Mc 2,6 . (3) Mc 3,1 . (4) Mc 5,11 . (5) Mc 6,5 . (6) Mc 6,10 . (7) Mc 6,33 . (8) Mc 11,5 . (9) Mc 13,21 . (10) Mc 14,15 . (11) Mc 16,7 .
11. heôs (tot, totdat) . Taalgebruik in het N.T. : heôs
(tot , totdat) . Taalgebruik in Mc : heôs
(tot , totdat) .
Mc (14) . Mc 6 (3) : (1) Mc
6,10 . (2) Mc
6,23 . (3) Mc
6,45 .
14. εκειθεν = ekeithen . Taalgebruik
in het NT : vanhier,
vandaar . Taalgebruik
in de LXX : vanhier,
vandaar . Taalgebruik in Mc : vanhier,
vandaar . Mc (5) : (1) Mc
6,1 . (2) Mc
6,10 . (3) Mc
6,11 . (4) Mc
7,24 . (5) Mc
10,1 .
- Mc
6,10 en Mc
6,11 behoren tot de zendingsrede . εκειθεν = ekeithen (vandaar) in de andere drie
verzen maken telkens deel uit van de linken tussen οχλος = ochlos (menigte) , οικος = oikos
of οικια = oikia (huis) en εκειθεν = ekeithen (vandaar) .
- και εκειθεν = kai ekeithen (en vandaar) . LXX (9) . NT (2) : (1) Mc
7,24 . (2) Lc 9,4 .
- εκειθεν δε = de ekeithen (echter vandaar) . LXX (5) . NT (0) .
ekeithen (vandaar) | Mc | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | ekeithen | 5 | (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,10 . (3) Mc 6,11 | (4) Mc 7,24 . | (5) Mc 10,1 | 157 | 130 | 27 | 12 | 5 | 3 | 2 | 4 | 1 | 20 | 22 | ||
2 | kakeithen | 1 | (1) Mc 9,30 . | 10 | 10 | 1 | 1 | 8 | ||||||||||
totaal | 6 | 3 | 1 | 1 | 1 | 167 | 130 | 37 | 12 | 6 | 4 | 2 | 12 | 1 | 20 | 22 |
- Hebreeuws : מִשָּׁם = misjsjâm (vandaar) < prefix voorzetsel min + bijwoord van sj-m . שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem
(naam) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2
X 17) of 340 (10 X 2 X 17) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (103) . Pentateuch (37) .
- וּמִשָּׁם = ûmisjsjam (en vandaar) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel min + bijwoord sj-m . Tenakh (8) .
- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,1 - Mc 6,2 - Mc 6,3 - Mc 6,4 - Mc 6,5 - Mc 6,6 - Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - Mc 6,14 - Mc 6,15 - Mc 6,16 - Mc 6,17 - Mc 6,18 - Mc 6,19 - Mc 6,20 - Mc 6,21 - Mc 6,22 - Mc 6,23 - Mc 6,24 - Mc 6,25 - Mc 6,26 - Mc 6,27 - Mc 6,28 - Mc 6,29 - Mc 6,30 - Mc 6,31 - Mc 6,32 - Mc 6,33 - Mc 6,34 - Mc 6,35 - Mc 6,36 - Mc 6,37 - Mc 6,38 - Mc 6,39 - Mc 6,40 - Mc 6,41 - Mc 6,42 - Mc 6,43 - Mc 6,44 - Mc 6,45 - Mc 6,46 - Mc 6,47 - Mc 6,48 - Mc 6,49 - Mc 6,50 - Mc 6,51 - Mc 6,52 - Mc 6,53 - Mc 6,54 - Mc 6,55 - Mc 6,56 -
Mc 6,11 - Mc 6,11 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 11 En zo wie u niet zullen ontvangen, noch u horen, vertrekkende
van daar, schudt het stof af, dat onder aan uw voeten is, hun tot een getuigenis.
Voorwaar zeg Ik u: Het zal Sodom en Gomorra verdragelijker zijn in den dag des
oordeels dan dezelve stad.
King James Bible . [11] And whosoever shall not receive you, nor hear you, when
ye depart thence, shake off the dust under your feet for a testimony against
them. Verily I say unto you, It shall be more tolerable for Sodom and Gomorrha
in the day of judgment, than for that city.
Luther-Bibel . 11 Und wo man euch nicht aufnimmt und nicht hört, da geht hinaus
und schüttelt den Staub von euren Füßen zum Zeugnis gegen sie.
Tekstuitleg van Mc 6,11 . De getalswaarde van Mc 6,11 is 16580 (2² X 5 X 829) .
Mc 6,11 | Mt 10,14 | Lc 9,5 | ||
kai os an topos mè dexètai umas mède akousôsin umôn ekporeuomenoi ekeithen ektinaxate ton choun ton upokatô tôn podôn umôn eis marturion autois |
kai (en) hos an (wie) mè dechètai humas mè akousèi tous logous humôn 10:14 kai os an mè dexètai umas mède akousè tous logous umôn exercomenoi exô tès oikias è tès poleôs ekeinès ektinaxate ton koniorton tôn podôn umôn |
kai osoi an mè dechôntai umas exerchomenoi apo tès poleôs ekeinès ton koniorton apo tôn podôn umôn apotinassete eis marturion ep autous |
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
2. betrekk. voornaamw. nom. mann. enk. ὁς = hos (die) . Zie het betrekk. voornaamw. ὁς , ἡ , ὁ = hos , hè , ho (die/dat) . Taalgebruik in het NT : betrekkelijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : betrekkelijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : betrekkelijk voornaamwoord . Mc (25) : (1) Mc 1,2 . (2) Mc 3,19 . (3) Mc 3,29 . (4) Mc 3,35 . (5) Mc 4,9 . (6) Mc 4,25 . (7) Mc 4,31 . (8) Mc 5,3 . (9) Mc 6,11 . (10) Mc 8,35 . (11) Mc 8,38 . (12) Mc 9,37 . (13) Mc 9,39 . (14) Mc 9,40 . (15) Mc 9,41 . (16) Mc 9,42 . (17) Mc 10,11 . (18) Mc 10,15 . (19) Mc 10,29 . (20) Mc 10,43 . (21) Mc 10,44 . (22) Mc 11,23 . (23) Mc 13,2 . (24) Mc 15,23 . (25) Mc 15,43 .
Mc 1 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
nom. mann. enk. hos | (1) Mc 1,2 . | (2) Mc 3,19 . (3) Mc 3,29 . (4) Mc 3,35 . | (5) Mc 4,9 . (6) Mc 4,25 . (7) Mc 4,31 . | (8) Mc 5,3 . | (9) Mc 6,11 . | (10) Mc 8,35 . (11) Mc 8,38 . | (12) Mc 9,37 . (13) Mc 9,39 . (14) Mc 9,40 . (15) Mc 9,41 . (16) Mc 9,42 . | (17) Mc 10,11 . (18) Mc 10,15 . (19) Mc 10,29 . (20) Mc 10,43 . (21) Mc 10,44 . | (22) Mc 11,23 . | (23) Mc 13,2 . | (24) Mc 15,23 . (25) Mc 15,43 . | 652 | 454 | 198 | 27 | 25 | 28 | 10 | 31 | 129 | 8 | 80 | 90 |
3. αν = an . Taalgebruik in het NT : an . Taalgebruik in de LXX : an . Taalgebruik in Mc : an . Mc (18) : (1) Mc 3,29 . (2) Mc 3,35 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,56 . (6) Mc 8,35 . (7) Mc 9,1 . (8) Mc 9,37 . (9) Mc 9,41 . (10) Mc 9,42 . (11) Mc 10,11 . (12) Mc 10,15 . (13) Mc 10,43 . (14) Mc 10,44 . (15) Mc 11,23 . (16) Mc 12,36 . (17) Mc 13,20 . (18) Mc 14,44 .
an | Mc | Mc 3 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
18 | (1) Mc 3,29 . (2) Mc 3,35 . | (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,56 . | (6) Mc 8,35 . | (7) Mc 9,1 . (8) Mc 9,37 . (9) Mc 9,41 . (10) Mc 9,42 . | (11) Mc 10,11 . (12) Mc 10,15 . (13) Mc 10,43 . (14) Mc 10,44 . | (15) Mc 11,23 . | (16) Mc 12,36 . | (17) Mc 13,20 . | (18) Mc 14,44 . | 679 | 528 | 151 | 36 | 18 | 29 | 23 | 15 | 28 | 2 | 83 | 106 |
1. - 3. ὁς γαρ αν = hos gar an (want wie zou) . LXX (2) : (1) Gn 21,6 . (2) Js 13,15 . NT (9) . Mt (1) : Mt 16,25 . Mc (5) : (1) Mc 3,35 . (2) Mc 4,25 . (3) Mc 8,35 . (4) Mc 8,38 . (5) Mc 9,41 . Lc (3) : (1) Lc 8,18 . (2) Lc 9,24 . (3) Lc 9,26 .
- ὁς δ' αν = hos d' an (wie echter zou) . Bijbel . Slechts in het NT (14) : (1) Mt 5,19 . (2) Mt 5,21 . (3) Mt 5,22 2X) . (4) Mt 12,32 . (5) Mt 16,25 . (6) Mt 18,6 . (7) Mt 23,16 . (8) Mt 23,18 . (9) Mc 3,29 . (10) Mc 8,35 . (11) Lc 9,24 . (12) Joh 4,14 . (13) 1 Joh 2,5 . (14) 1 Joh 3,17.
- ὁστις γαρ αν = hostis an (want wie zou) . Bijbel (1) : Mt 12,50 .
4. τοπος = topos (plaats) . Taalgebruik in het NT : topos (plaats) . Taalgebruik in de LXX : topos (plaats) . Een vorm van τοπος = topos in de LXX (613) , in het NT (95) .
- Hebreeuws : מַקוֹם = maqôm (plaats, verblijfplaats) . Taalgebruik in Tenakh : maqôm (plaats, verblijfplaats) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , qoph = 19 of 100 , waw = 6 ; totaal : 51 (3 X 17) OF 186 (2 X 3 X 31) . Structuur : 4 - 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 .
- Ned. : plaats . D. : Stätte . E. : place . Fr. : place . Grieks : τοπος = topos (plaats) . Taalgebruik in het NT : topos (plaats) . Hebreeuws : מַקוֹם = maqôm (plaats, verblijfplaats) . Taalgebruik in Tenakh : maqôm (plaats, verblijfplaats) . Lat. : locus .
5. μη = mè (niet) . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Taalgebruik in Mc : mè (niet) .
mè (niet) | Mc | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
67 | 6 | 4 | 4 | 4 | 7 | 2 | 2 | 5 | 6 | 2 | 5 | 14 | 4 | 2 | 3266 | 2344 | 922 | 117 | 67 | 123 | 110 | 61 | 403 | 41 | 307 | 417 |
6. conj. aor. 3de pers. enk. dexètai (hij zou ontvangen) van het werkw. Mc (3) : (1) Mc 6,11 . (2) Mc 9,37 . (3) Mc 10,15 .
1. - 6.
Mc 9,37 | Mt 18,5 | Lc 9,48 | Mc 9,37 | Mt 10,40 | Mt 10,40 | Lc 9,48 | Mc 6,11 | Mt 10,14 | Mc 10,15 | Lc 18,17 | ||
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | |||||
hos an (wie) | hos ean (wie) | hos ean (wie) | hos an (wie) | hos an (wie) | hos an topos (welke plaats) | hos an (wie) | hos an (wie) | hos an (wie) | ||||
hen tôn toioutôn paidiôn dexètai (één van dergelijke kinderen ontvangt) | dexètai hen paidion toiouto (één dergelijk kind ontvange) | dexètai hen touto to paidiono (dit kind ontvange) | eme dechètai (mij ontvangt) | ho dechomenos humas (de ontvangende u) | ho eme dechomenos (de ontvangende mij) | eme dechètai (mij ontvangt) | mè dexètai humas (u niet zou ontvangen) | mè dechètai humas (je niet zou ontvangen) | mè dechètai tèn basileian tou theou hôs paidion ( niet zou ontvangen het koninkrijk van God als een kind | mè dechètai tèn basileian tou theou hôs paidionhumas ( niet zou ontvangen het koninkrijk van God als een kind | ||
173. De grootste in het Rijk Gods : - Mc 9,33-37 - Mt 18,1-5 - Lc 9,46-48 |
173. De grootste in het Rijk Gods : - Mc 9,33-37 - Mt 18,1-5 - Lc 9,46-48 - | 173. De grootste in het Rijk Gods : - Mc 9,33-37 - Mt 18,1-5 - Lc 9,46-48 - | 173. De grootste in het Rijk Gods : - Mc 9,33-37 - Mt 18,1-5 - Lc 9,46-48 - |
Ontvangst en loon : - Mt 10,40-42 - Mc 9,38-41 - Lc 10,16 - | Ontvangst en loon : - Mt 10,40-42 - Mc 9,38-41 - Lc 10,16 - | 173. De grootste in het Rijk Gods : - Mc 9,33-37 - Mt 18,1-5 - Lc 9,46-48 - | 147. zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 - | 76. Zendingsrede: Mt 10,5-16 - Lc 9,1-6 - Mc 6,7-13 - | 267. Jezus ontvangt de kinderen : - Mc 10,13-16 - Mt 19,13-15 - Lc 18,15-17 - | 267. Jezus ontvangt de kinderen : - Mc 10,13-16 - Mt 19,13-15 - Lc 18,15-17 - |
1. - 6.
- Mc 6,11 : kai hos an topos mè dexètai (en welke plaats - jullie - niet
zou ontvangen) .
- Mc 9,37 : hos an ... dexètai (wie - één van dergelijke kinderen
- zou ontvangen) kai hos an eme dechètai ( en wie mij zou ontvangen)
.
- Mc 10,15 : kai hos an mè dexètai tèn basileian tou theou hôs
paidion (en wie het koninkrijk van God niet zou ontvangen als een kind) .
8. mède (noch) . Taalgebruik in het NT : mède (noch) . Taalgebruik in Mc : mède (noch) .
mède | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
153 | 105 | 48 | 8 | 6 | 5 | 2 | 2 | 25 | 19 | 21 | 21 | 4 |
9.
10. persoonl. voornaamw. 2de pers. gen. mv. ὑμων = humôn (van jullie) . Zie persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Lc : persoonlijk voornaamwoord .
pers. vnw. 2de p. mv. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
gen. mv. humôn | 1573 | 1084 | 489 | 61 | 12 | 60 | 43 | 34 | 275 | 4 | ||
totaal | 4034 | 2377 | 1657 | 224 | 69 | 205 | 219 | 116 | 813 | 11 | 498 | 717 |
11. ind. imperf. 3de pers. enk. εξεπορευετο = exeporeueto (hij begaf zich op weg naar buiten) van het werkw. εκπορευομαι = ekporeuomai (zich op weg begeven uit) . Taalgebruik in het NT : ekporeuomai (zich op weg begeven uit) . Taalgebruik in de LXX : ekporeuomai (zich op weg begeven uit) . Taalgebruik in Mc : ekporeuomai (zich op weg begeven uit) . Een vorm van εκπορευομαι = ekporeuomai (zich op weg begeven uit) in de LXX (172) , in het NT (33) , in Mt (5) , in Mc (11) , in Lc (3) , in Joh (2) , in Hnd (3) . In Mc (11) : (1) Mc 1,5 . (2) Mc 6,11 . (3) Mc 7,15 . (4) Mc 7,19 . (5) Mc 7,20 . (6) Mc 7,21 . (7) Mc 7,23 . (8) Mc 10,17 . (9) Mc 10,46 . (10) Mc 11,19 . (11) Mc 13,1 . Een vorm van εκπορευομαι = ekporeuomai (zich op weg begeven uit) vergezeld van εκ = ek (4) : (1) Mc 7,15 . (2) Mc 7,20 . (3) Mc 7,21 . (4) Mc 13,1 , van εξω = exô (1) : Mc 11,19 , van -θεν = -then (2) : (1) Mc 6,11 . (2) Mc 7,21 .
- Ned. : p of ph = f -> v + r . Het woord behoort tot de groep van varen . Mnd. . voort . Ofries : forda . Oeng. : ford . D. : fahren . Grieks : πορος = poros : weg door een water heen , wad , voorde , veer , doorwaadbare plaats . Lat. : por-tus : haven .
- Zie verder :
-- Taalgebruik in Mc : poreuomai (zich op weg begeven, op weg gaan) .
-- Taalgebruik in Mc : eisporeuomai (zich op weg begeven) .
ekporeuomai (zich op weg begeven uit) | Mc | Mc 1 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 13 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Apk | syn. | ev. | |
1 | ind. praes. 3de pers. enk. ekporeuetai | 2 | (1) Mc 7,19 . (2) Mc 7,23 | 24 | 17 | 7 | 2 | 1 | 4 | 2 | 3 | |||||||
2 | ind. praes. 3de pers. mv. ekporeuontai | 1 | (1) Mc 7,21 | 12 | 10 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||
3 | part. praes. gen. mann. enk. ekporeuomenou | 3 | (1) Mc 10,17 . (2) Mc 10,46 | (3) Mc 13,1 | 7 | 3 | 4 | 3 | 1 | 3 | 3 | |||||||
4 | part. praes. nom. + acc. onz. enk. ekporeuomenon | 1 | (1) Mc 7,20 | 12 | 9 | 3 | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | |||||||
5 | part. praes. nom. mann. mv. poreuomenoi | 1 | (1) Mc 6,11 | 12 | 11 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||||
6 | part. praes. nom. + acc. onz. mv. ekporeuomena | 1 | (1) Mc 7,15 | 7 | 5 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||||||
7 | ind. imperf. 3de pers. enk. exeporeueto | 1 | (1) Mc 1,5 | 21 | 18 | 3 | 1 | 1 | 1 | 3 | 3 | |||||||
8 | ind. imperf. 3de pers. mv. exeporeuonto | 1 | (1) Mc 11,19 | 7 | 6 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||||
totaal | 11 | 1 | 1 | 5 | 2 | 1 | 1 | 102 | 79 | 23 | 3 | 11 | 1 | 1 | 7 | 15 | 16 |
Mc
6,11. εκειθεν = ekeithen . Taalgebruik
in het NT : vanhier,
vandaar . Taalgebruik
in de LXX : vanhier,
vandaar . Taalgebruik in Mc : vanhier,
vandaar . Mc (5) : (1) Mc
6,1 . (2) Mc
6,10 . (3) Mc
6,11 . (4) Mc
7,24 . (5) Mc
10,1 .
- Mc
6,10 en Mc
6,11 behoren tot de zendingsrede . εκειθεν = ekeithen (vandaar) in de andere drie
verzen maken telkens deel uit van de linken tussen οχλος = ochlos (menigte) , οικος = oikos
of οικια = oikia (huis) en εκειθεν = ekeithen (vandaar) .
- και εκειθεν = kai ekeithen (en vandaar) . LXX (9) . NT (2) : (1) Mc
7,24 . (2) Lc 9,4 .
- εκειθεν δε = de ekeithen (echter vandaar) . LXX (5) . NT (0) .
ekeithen (vandaar) | Mc | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | ekeithen | 5 | (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,10 . (3) Mc 6,11 | (4) Mc 7,24 . | (5) Mc 10,1 | 157 | 130 | 27 | 12 | 5 | 3 | 2 | 4 | 1 | 20 | 22 | ||
2 | kakeithen | 1 | (1) Mc 9,30 . | 10 | 10 | 1 | 1 | 8 | ||||||||||
totaal | 6 | 3 | 1 | 1 | 1 | 167 | 130 | 37 | 12 | 6 | 4 | 2 | 12 | 1 | 20 | 22 |
- Hebreeuws : מִשָּׁם = misjsjâm (vandaar) < prefix voorzetsel min + bijwoord van sj-m . שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem
(naam) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2
X 17) of 340 (10 X 2 X 17) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (103) . Pentateuch (37) .
- וּמִשָּׁם = ûmisjsjam (en vandaar) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel min + bijwoord sj-m . Tenakh (8) .
14. bep. lidw. acc. mann. enk. τον = ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 6 (7) : (1) Mc 6,11 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,20 . (4) Mc 6,25 . (5) Mc 6,30 . (6) Mc 6,41 . (7) Mc 6,45 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
8. | acc. m. + onz. enk. ton | 124 | 8 | 9 | 5 | 11 | 10 | 7 | 13 | 6 | 9 | 5 | 4 | 7 | 2 | 12 | 11 | 5 | 6202 | 4880 | 1322 | 167 | 124 | 191 | 197 | 244 | 338 | 61 | 482 | 679 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
16. bep. lidw. acc. mann. enk. τον = ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 6 (7) : (1) Mc 6,11 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,20 . (4) Mc 6,25 . (5) Mc 6,30 . (6) Mc 6,41 . (7) Mc 6,45 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
8. | acc. m. + onz. enk. ton | 124 | 8 | 9 | 5 | 11 | 10 | 7 | 13 | 6 | 9 | 5 | 4 | 7 | 2 | 12 | 11 | 5 | 6202 | 4880 | 1322 | 167 | 124 | 191 | 197 | 244 | 338 | 61 | 482 | 679 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
18. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. των = tôn (van de) van het bepaald lidw. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
13. | gen. m. + vr. + onz. mv. tôn | 90 | 4 | 4 | 4 | 2 | 7 | 6 | 10 | 6 | 3 | 3 | 5 | 9 | 3 | 13 | 9 | 2 | 5178 | 4144 | 1034 | 178 | 90 | 119 | 98 | 166 | 267 | 116 |
- bepaald lidw. Ned. : de . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
19. πους = pous , ποδος = podos (voet) . Taalgebruik in het NT : pous , podos (voet) . Taalgebruik in de LXX : pous , podos (voet) . Een vorm van pous , podos (voet) in de LXX (301) , in het NT (93) , in de Hnd (19) .
20. persoonl. voornaamw. 2de pers. gen. mv. ὑμων = humôn (van jullie) . Zie persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Lc : persoonlijk voornaamwoord .
pers. vnw. 2de p. mv. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
gen. mv. humôn | 1573 | 1084 | 489 | 61 | 12 | 60 | 43 | 34 | 275 | 4 | ||
totaal | 4034 | 2377 | 1657 | 224 | 69 | 205 | 219 | 116 | 813 | 11 | 498 | 717 |
21. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 6 (14) : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 6,10 . (4) Mc 6,11 . (5) Mc 6,15 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,32 . (8) Mc 6,36 . (9) Mc 6,41 . (10) Mc 6,45 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,51 . (13) Mc 6,53 . (14) Mc 6,56 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Lat. : in / ad .
22. marturion (getuigenis). In 44 verzen in de bijbel; in 27 verzen in het O.T., in 17 verzen in het N.T. In 3 verzen bij Matteüs, in 3 verzen bij Marcus, in 3 verzen bij Lucas, niet bij Johannes,
23. dat. mann. en onz. mv. αυτοις = autois van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Mc 6 (13) :(1) Mc 6,4 . (2) Mc 6,7 . (3) Mc 6,8 . (4) Mc 6,10 . (5) Mc 6,11 . (6) Mc 6,31 . (7) Mc 6,37 . (8) Mc 6,38 . (9) Mc 6,39 . (10) Mc 6,41 . (11) Mc 6,46 . (12) Mc 6,48 . (13) Mc 6,50 .
autoi | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
7 | dat. mann. en onz. mv.autois | 117 | 4 | 6 | 5 | 10 | 5 | 13 | 5 | 7 | 10 | 12 | 7 | 8 | 2 | 13 | 7 | 3 | 1722 | 1180 | 542 | 101 | 117 | 89 | 97 | 75 | 47 | 16 | 307 | 404 |
Mc 6,12 - Mc 6,12 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 12 En uitgegaan zijnde, predikten zij, dat zij zich zouden
bekeren.
King James Bible . [12] And they went out, and preached that men should repent.
Luther-Bibel . 12 Und sie zogen aus und predigten, man solle Buße tun,
Tekstuitleg van Mc 6,12 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
2. part. aor. nom. mann. mv. exelthontes (uitgegaan) van het werkw. exerchomai
(uitgaan) . Taalgebruik in N.T. : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Mc : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) .
Mc (5) : (1) Mc
1,29 . (2) Mc
3,6 . (3) Mc
6,12 . (4) Mc
9,30 . (5) Mc
16,20 . De leerlingen gaan op zending .
3. act. ind. aor. 3de p. mv. ekèruxan (zij verkondigden) van het
werkw. kèrussô (verkondigen) . Taalgebruik in het N.T. : kèrussô
(verkondigen) . Taalgebruik in Mc : kèrussô
(verkondigen) .
Mc (2) : (1) Mc
6,12 . (2) Mc
16,20 .
Mc 3,14 behoort tot het roepingsverhaal (Mc
3,13-19) . In dit verhaal worden de taken van de geroepenen voorzegd . In
het zendingsverhaal (Mc
6,7-13) voeren de leerlingen uit wat hen is opgedragen : ekèruxan
(Mc 6,12 : zij verkondigden) . STAP VOOR STAP !
Na de hemelvaart gingen de leerlingen verkondigen . Zowel in Mc
6,12 als in Mc
16,20 : exelthontes ekèruxan (zij uitgetrokken verkondigden) .
De verkondigingstaak van de leerlingen sluit aan bij de verkondigingstaak van
Jezus : Mc
1,38 : hina kai ekei kèruxô , eis touto gar exèlthon
(opdat ik ook daar zou verkondigen ; want daartoe ben ik uitgegaan) .
Mc 6,13 - Mc 6,13 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 13 En zij wierpen vele duivelen uit, en zalfden vele kranken
met olie, en maakten hen gezond.
King James Bible . [13] And they cast out many devils, and anointed with oil
many that were sick, and healed them.
Luther-Bibel . 13 und trieben viele böse Geister aus und salbten viele Kranke
mit Öl und machten sie gesund.
Tekstuitleg van Mc 6,13 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
5. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
Mc 6,12 - Mc 6,12 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 12 En uitgegaan zijnde, predikten zij, dat zij zich zouden
bekeren.
King James Bible . [12] And they went out, and preached that men should repent.
Luther-Bibel . 12 Und sie zogen aus und predigten, man solle Buße tun,
Tekstuitleg van Mc 6,12 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
2. part. aor. nom. mann. mv. exelthontes (uitgegaan) van het werkw. exerchomai
(uitgaan) . Taalgebruik in N.T. : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Mc : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) .
Mc (5) : (1) Mc
1,29 . (2) Mc
3,6 . (3) Mc
6,12 . (4) Mc
9,30 . (5) Mc
16,20 . De leerlingen gaan op zending .
3. act. ind. aor. 3de p. mv. ekèruxan (zij verkondigden) van het
werkw. kèrussô (verkondigen) . Taalgebruik in het N.T. : kèrussô
(verkondigen) . Taalgebruik in Mc : kèrussô
(verkondigen) .
Mc (2) : (1) Mc
6,12 . (2) Mc
16,20 .
Mc 3,14 behoort tot het roepingsverhaal (Mc
3,13-19) . In dit verhaal worden de taken van de geroepenen voorzegd . In
het zendingsverhaal (Mc
6,7-13) voeren de leerlingen uit wat hen is opgedragen : ekèruxan
(Mc 6,12 : zij verkondigden) . STAP VOOR STAP !
Na de hemelvaart gingen de leerlingen verkondigen . Zowel in Mc
6,12 als in Mc
16,20 : exelthontes ekèruxan (zij uitgetrokken verkondigden) .
De verkondigingstaak van de leerlingen sluit aan bij de verkondigingstaak van
Jezus : Mc
1,38 : hina kai ekei kèruxô , eis touto gar exèlthon
(opdat ik ook daar zou verkondigen ; want daartoe ben ik uitgegaan) .
Mc 6,13 - Mc 6,13 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 13 En zij wierpen vele duivelen uit, en zalfden vele kranken
met olie, en maakten hen gezond.
King James Bible . [13] And they cast out many devils, and anointed with oil
many that were sick, and healed them.
Luther-Bibel . 13 und trieben viele böse Geister aus und salbten viele Kranke
mit Öl und machten sie gesund.
Tekstuitleg van Mc 6,13 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
5. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
Mc 6,12 - Mc 6,12 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 12 En uitgegaan zijnde, predikten zij, dat zij zich zouden
bekeren.
King James Bible . [12] And they went out, and preached that men should repent.
Luther-Bibel . 12 Und sie zogen aus und predigten, man solle Buße tun,
Tekstuitleg van Mc 6,12 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
2. part. aor. nom. mann. mv. exelthontes (uitgegaan) van het werkw. exerchomai
(uitgaan) . Taalgebruik in N.T. : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Mc : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) .
Mc (5) : (1) Mc
1,29 . (2) Mc
3,6 . (3) Mc
6,12 . (4) Mc
9,30 . (5) Mc
16,20 . De leerlingen gaan op zending .
3. act. ind. aor. 3de p. mv. ekèruxan (zij verkondigden) van het
werkw. kèrussô (verkondigen) . Taalgebruik in het N.T. : kèrussô
(verkondigen) . Taalgebruik in Mc : kèrussô
(verkondigen) .
Mc (2) : (1) Mc
6,12 . (2) Mc
16,20 .
Mc 3,14
behoort tot het roepingsverhaal (Mc
3,13-19) . In dit verhaal worden de taken van de geroepenen voorzegd . In
het zendingsverhaal (Mc
6,7-13) voeren de leerlingen uit wat hen is opgedragen : ekèruxan
(Mc 6,12
: zij verkondigden) . STAP VOOR STAP !
Na de hemelvaart gingen de leerlingen verkondigen . Zowel in Mc
6,12 als in Mc
16,20 : exelthontes ekèruxan (zij uitgetrokken verkondigden) .
De verkondigingstaak van de leerlingen sluit aan bij de verkondigingstaak van
Jezus : Mc
1,38 : hina kai ekei kèruxô , eis touto gar exèlthon
(opdat ik ook daar zou verkondigen ; want daartoe ben ik uitgegaan) .
Mc 6,13 - Mc 6,13 : zending van de twaalf - Mc 6,7-13 - Lc 9,1-6 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 6 -- Mc 6,7 - Mc 6,8 - Mc 6,9 - Mc 6,10 - Mc 6,11 - Mc 6,12 - Mc 6,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 13 En zij wierpen vele duivelen uit, en zalfden vele kranken
met olie, en maakten hen gezond.
King James Bible . [13] And they cast out many devils, and anointed with oil
many that were sick, and healed them.
Luther-Bibel . 13 und trieben viele böse Geister aus und salbten viele Kranke
mit Öl und machten sie gesund.
Tekstuitleg van Mc 6,13 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
5. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.: et .
10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 56 verzen in Mc 6 niet in 4 verzen : (1) Mc 6,16 . (2) Mc 6,17 . (3) Mc 6,18 . (4) Mc 6,52 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 |