MARCUSEVANGELIE , ACHTSTE HOOFDSTUK - MC 8 -
- bijbeloverzicht
-- taalgebruik
-- Mc (Marcus)
-- Mc 8
-
- Mc
8,27-35
- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
- Marcus
: overzicht .
- Marcus taalgebruik - Marcus
taalgebruik A - Marcus
taalgebruik B - Marcus
taalgebruik C - Marcus
taalgebruik D - Marcus
taalgebruik E - Marcus
taalgebruik F - Marcus
taalgebruik G - Marcus
taalgebruik H - Marcus
taalgebruik I - Marcus
taalgebruik J - Marcus
taalgebruik K - Marcus
taalgebruik L - Marcus
taalgebruik M - Marcus
taalgebruik N - Marcus
taalgebruik O - Marcus
taalgebruik P - Marcus
taalgebruik Q - Marcus
taalgebruik R - Marcus
taalgebruik S - Marcus
taalgebruik T - Marcus
taalgebruik U - Marcus
taalgebruik Z -
- Mc
: commentaar .
Overzicht van het NT : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Overzicht van het Marcusevangelie : Mc
1 , Mc 2
, Mc 3 ,
Mc 4 , Mc
5 , Mc 6
, Mc 7 ,
Mc 8 , Mc
9 , Mc 10
, Mc 11 ,
Mc 12 , Mc
13 , Mc 14
, Mc 15 ,
Mc 16
Tekstuitleg per pericope - Mc
8,1-10 - Mc
8,11-13 - Mc
8,14-21 - Mc
8,22-26 - Mc
8,27-30 - Mc
8,31-32 - Mc
8,32-33 - Mc
8,34-35 - Mc
8,36-38
Tekstuitleg vers per vers - Mc
8,1 - Mc
8,2 - Mc
8,3 - Mc
8,4 - Mc
8,5 - Mc
8,6 - Mc
8,7 - Mc
8,8 - Mc
8,9 - Mc
8,10 - Mc
8,11 - Mc
8,12 - Mc
8,13 - Mc
8,14 - Mc
8,15 - Mc
8,16 - Mc
8,17 - Mc
8,18 - Mc
8,19 - Mc
8,20 - Mc
8,21 - Mc
8,22 - Mc
8,23 - Mc
8,24 - Mc
8,25 - Mc
8,26 - Mc
8,27 - Mc
8,28 - Mc
8,29 - Mc
8,30 - Mc
8,31 - Mc
8,32 - Mc
8,33 - Mc
8,34 - Mc
8,35 - Mc
8,36 - Mc
8,37 - Mc
8,38 -
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
1. LXX , Griekse tekst NT | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het achtste hoofdstuk van het Marcusevangelie
:
158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc
8,1-10 - Mt
15,32-39 -
159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc
8,11-13 - Mt
16,1-4 - Mt
12,38-42 -
160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc
8,14-21 - Mt
16,5-12 -
161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc
8,22-26 -
162. Belijdenis van Petrus : Mc
8,27-30 - Mt
16,13-20 - Lc
9,18-21 -
163. Eerste lijdensvoorspelling : Mc
8,31-32 - Mt
16,21 - Lc
9,22 -
164. Berisping van Petrus : Mc
8,32-33 - Mt
16,22-23 -
165. Zijn kruis opnemen. Zijn leven verliezen om het te winnen : Mc
8,34-35 - Mt
16,24-25 - Lc
9,23-24 -
166. Wat baat het een mens de hele wereld te winnen : Mc
8,36-38 - Mt
16,26-27 - Lc
9,25-26 -
158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 -
Mc 8,1-9: het tweede broodverhaal
De ontmoeting met de Syro-Fenicische vrouw in Tyrus en de vraag van de bewoners van het tienstedengebied in het Overjordaanse om een doofstomme te genezen openen de ogen van Jezus. Jezus ziet dat ook niet-Joden zijn boodschap met open armen ontvangen. Die bewoners van het tienstedengebied reageren overenthousiast op zijn wondere boodschap . Ze halen opgelucht adem dat haat en agressie plaats maken voor gesprek en dialoog. Opnieuw kunnen mensen naar elkaar luisteren en met elkaar spreken hoe verschillend ze ook zijn en tot welk volk ze ook behoren. Het enthousiasme van de bewoners brengt veel mensen in beweging. Ze komen naar Jezus. Ze komen van overal, vanuit alle windstreken. Wel vierduizend mensen. Ze hongeren naar spiritueel voedsel. Het is niet uitgesloten dat ze ook lichamelijke honger hebben wegens het vele geweld en de oorlogen.
Marcus zegt dat ze al drie dagen bij hem zijn zonder eten. Daarenboven vertelt hij dat Jezus medelijden met hen heeft. Dit klinkt toch contradictorisch. Je zou toch verwachten dat Jezus niet zo lang wacht om de honger van de massa te stillen. We stuiten op deze moeilijkheden omdat we het verhaal maar al te letterlijk nemen en niet kijken naar het verhaal achter het verhaal. Er is sprake van drie dagen. Dat zegt ons niet zoveel, maar in landen met ’s nachts heldere hemel is het fenomeen van de overgang van het laatste kwartier van de maan naar het eerste kwartier heel betekenisvol. Die overgang duurt drie dagen. Het symboliseert de overgang van duisternis naar licht, van sterven naar verrijzen, van eindigen naar beginnen. De massa verkeert in geestelijke duisternis en snakt naar licht, naar een nieuw begin. Mensen hongeren naar spiritueel voedsel. Jezus ziet het en heeft medelijden. Dank zij de Syro-Fenicische vrouw ziet Jezus ook de noden van deze niet-Joodse mensen. En hij is met hen begaan.
Joden kunnen hun spirituele honger stillen met de Thora en de Profeten, maar waarmee moeten niet- Joden zich voeden? Marcus geeft ons twee broodverhalen; één voor Joden (Mc 6,30-34) en één voor niet-Joden (Mc 8,1-9). De honger verschilt niet van elkaar en de mensen hopen te kunnen eten en verzadigd te worden, tot welk volk ze ook behoren. Jezus beseft maar al te goed dat hij hen te eten moet geven, anders komen ze om. Hij moet wel een alternatief bieden voor veel geweld, waardoor het volk omkomt. Hij kan ze niet zonder boodschap zomaar naar huis sturen. De weg terug, te voet, is lastig en vermoeiend. Sommigen zullen bezwijken door de inspanning. Hoeveel moeite moet een volk wel niet doen om stapsgewijs zich erbovenop te helpen, om uitzicht op een nieuw bestaan te krijgen, om een beetje hoop op een betere toekomst te koesteren.
Jezus legt aan de leerlingen het probleem van de hongerende massa voor. Wat hebben de leerlingen te bieden: broederlijkheid, delen, dienen. Dat hebben ze toch in de leerschool van Jezus opgedaan. Maar dat houdt de leerlingen niet bezig. Ze interpreteren de vraag van Jezus in de letterlijke betekenis: “Waar haal je hier in deze eenzame streek genoeg brood vandaan om deze mensen te eten te geven.”
Op de vraag van Jezus over hoeveel broden ze beschikken, bieden de leerlingen Jezus zeven broden aan. Hij zegent en breekt ze en vraagt aan zijn leerlingen om ze uit te delen. Zij delen ze uit. Hetzelfde gebeurt met enkele visjes.
Jezus zegent het broederlijk samenleven, het breken voor elkaar en het delen van het dagelijks leven met elkaar, voor zeven dagen op zeven. Dergelijk samenleven brengt honderdvoudig vruchten voort: nog 7 manden gebroken brood, voor de toekomst, voor iedere dag van de week, voor iedereen.
We hebben een zinnetje over het hoofd gezien: “Jezus vroeg de menigte om op de grond te gaan zitten”. De Griekse tekst spreekt van liggen. De menigte gaat aanliggen aan een maaltijd om te eten en zich te verzadigen. Tegenover dit aanliggen staat het neerliggen op de grond als gewonde of gedode, als gesneuvelde, bij geweld en oorlog. Naar het aanliggen voor een maaltijd snakt het volk. Maar het is doodsbang om te sneuvelen. De boodschap van Jezus is een vredesaanbod tegenover oorlog en geweld.
Mc 8,1 - Mc 8,1 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 1 In dezelfde dagen, als er een geheel grote schare was,
en zij niet hadden, wat zij eten zouden, riep Jezus Zijn discipelen tot Zich,
en zeide tot hen:
King James Bible . [1] In those days the multitude being very great, and having
nothing to eat, Jesus called his disciples unto him, and saith unto them,
Luther-Bibel . 1 Zu der Zeit, als wieder eine gro?e Menge da war und sie nichts
zu essen hatten, rief Jesus die J?nger zu sich und sprach zu ihnen:
Tekstuitleg van Mc 8,1 . Het vers Mc 8,1 telt 20 (2 X 2 X 5) woorden en 109 letters . De getalwaarde van Mc 8,1 is 13434 (2 X 3 X 2239) .
Mc 8,1 Ἐν ἐκείναις ταῖς ἡμέραις πάλιν πολλοῦ ὄχλου ὄντος καὶ μὴ ἐχόντων τί φάγωσιν, προσκαλεσάμενος τοὺς μαθητὰς λέγει αὐτοῖς,
Vertaling: In die dagen was er opnieuw een grote menigte en zij hadden niets te eten. Hij riep de leerlingen bij zich en zgt hen:
Mc 8,1. Ἐν (= en: in, tijdens, met; vz van plaats, tijd) ἐκείναις (= ekeinais: 'in' die; anwijz vnw dat vr mv van het aanwijz vnw ἐκείνος = ekeinos: die) ταῖς (= tais: aan de; bep lidw dat vr mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) ἡμέραις (= hèmerais: dagen; zn dat vr mv van het zn ἡμερα = hèmera: dag; verwant met schemer?) πάλιν (= palin: opnieuw; partikel) πολλοῦ (= pollou: van veel; bv nw gen mann en onz enk van het bv nw = polus: veel; stam: p/v - l) ὄχλου (= ochlou: (van de menigte; zn gen mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte) ὄντος (= ontos: terwijl er is; wkw act part praes gen mann enk van het wkw ειμι = eimi: zijn; stam: es-; zie Ned.: is; Lat: esse) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) μὴ (= mè: niet; partikel van ontkenning in zinnen die niet in de indicatief staan) ἐχόντων (= echontôn: van zij die hebben; wkw act part praes gen mann mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten) τί (= ti: wat? vrag vnw acc onz enk van het vrag vnw τις = tis: wie?) φάγωσιν (= fagôsin: zij zouden eten; wkw act conjunct aor 3de pers mv bij het wkw εσθιω = esthiô: eten; fut εδομαι = edomai, aor εφαγον = efagon, perf εδηδως = edèdôs; wkw met verschillende stammen: Baeyens nr 136 blz 102), προσκαλεσαμενος (= proskalesamenos: bij zich geroepen; wkw med part aor nom mann enk van het wkw προσκαλεομαι = proskaleomai: bij zich roepen) τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) μαθητὰς (= mathètas: leerlingen; zn acc mann mv van het zn μαθητης = mathètès: leerling; zie het wkw ma-n-th-an-ô: leren; zie Baeyens nr 133: praesensstam op -an met nasale in de stam) λέγει (= λέγει: hij zegt; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep) αὐτοῖς (= αὐτοῖς: aan hen; aanwijz vnw 3de pers dat mann of onz mv van het aanwijz vnw αυτος = αυτος: hij),
Mc 8,1.1.
Ἐν (= en: in, tijdens, met; vz van plaats, tijd). Taalgebruik in het NT : en
(in) . Taalgebruik in Mc : en
(in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans . Voorzetsel .
Mc 8 (5) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,3 . (3) Mc
8,14 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,38 .
Mc 8,1.2.
ἐκείναις (= ekeinais: 'in' die; anwijz vnw dat vr mv van het aanwijz vnw ἐκείνος = ekeinos: die). Taalgebruik in het NT : ekeinos
(die) . Taalgebruik in Mc : ekeinos
(die) .
Mc (4) : (1) Mc
1,9 (kai egeneto ...) . (2) Mc
8,1 . (3) Mc
13,17 . (4) Mc
13,24 .
Mc 8,1.3.
ταῖς (= tais: aan de; bep lidw dat vr mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (10) : (1) Mc
1,9 . (2) Mc
2,6 . (3) Mc
2,8 . (4) Mc
6,56 . (5) Mc
8,1 . (6) Mc
12,38 . (7) Mc
12,39 . (8) Mc
13,17 . (9) Mc
13,24 . (10) Mc
16,18 .
Mc 8,1.4.
ἡμέραις (= hèmerais: dagen; zn dat vr mv van het zn ἡμερα = hèmera: dag; verwant met schemer?) Taalgebruik in het NT : h?mera
(dag) . Taalgebruik in Mc : h?mera
(dag) .
(1) Mc 1,9
(kai egeneto ...) . (2) Mc
8,1 . (3) Mc
13,17 . (4) Mc
13,24 . (5) en trisin hèmerais (in drie dagen) .
Mc 8,1.1. - 4. en ekeinais tais hèmerais (in díe dagen) . Bij Marcus staat telkens en ekeinais tais hèmerais : (1) Mc 1,9 (kai egeneto ...) . (2) Mc 8,1 . (3) Mc 13,17 . (4) Mc 13,24 .
Mc 8,1.5. πάλιν (= palin: opnieuw; partikel).
Mc 8,1.6.
πολλοῦ (= pollou: van veel; bv nw gen mann en onz enk van het bv nw = polus: veel; stam: p/v - l). Taalgebruik
in het NT : polus
(veel) . Taalgebruik in Mc : polus
(veel) .
Mc (1) : Mc
8,1 .
Mc 8,1.7. ὄχλου (= ochlou: (van de menigte; zn gen mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte). Taalgebruik in het NT : ochlos (menigte) . Taalgebruik in de LXX : ochlos (menigte) . Taalgebruik in Mc : ochlos (menigte) . Taalgebruik in Lc : ochlos (menigte) ochlos (menigte) . Mc (5) : (1) Mc 7,17 . (2) Mc 7,33 . (3) Mc 8,1 . (4) Mc 9,17 . (5) Mc 10,46 . Een vorm van οχλος = ochlos in de LXX (55) , in het NT (174) .
ochlos (menigte) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Apk | syn. | ev. | |
1 | nom. mann. enk. ochlos | 49 | 4 | 45 | 6 | 13 | 9 | 12 | 4 | 1 | 28 | 40 |
2 | gen. mann. enk. ochlou | 31 | 6 | 25 | 1 | 5 | 9 | 4 | 4 | 2 | 15 | 19 |
enk. | 142 | 26 | 116 | 19 | 35 | 25 | 19 | 15 | 3 | 79 | 98 | |
mv. | 70 | 13 | 29 | 17 | 1 | 16 | 1 | 8 | 48 | 49 | ||
totaal enk. en mv. | 212 | 39 | 173 | 50 | 36 | 41 | 20 | 23 | 3 | 127 | 147 |
ochlos (menigte) | Mc | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 15 | syn. | |
1 | nom. mann. enk. ochlos | 13 | (1) Mc 2,13 . | 2 : (1) Mc 3,20 . (2) Mc 3,32 . | (1) Mc 4,1 . | 2 : (1) Mc 5,21 . (2) Mc 5,24a - Mc 5,24b . | 2 : (1) Mc 9,15 . (2) Mc 9,25 . | (1) Mc 11,18 . | 3 : (1) Mc 12,37 . (2) Mc 12,41 . (3) Mc 12,43 . | (1) Mc 15,8 . | 28 | |||||
2 | gen. mann. enk. ochlou | 5 | 2 : (1) Mc 7,17 . (2) Mc 7,33 . | 1: Mc 8,1 . | 1: Mc 9,17 . | 1 : Mc 10,46 . | 15 | |||||||||
3 | dat. mann. enk. ochlô(i) | 4 | 2 : (1) : Mc 5,27 . (2) Mc 5,30 . | (1) Mc 8,6 . | Mc 15,15 | 9 | ||||||||||
4 | acc. mann. enk. ochlon | 13 | 1 : Mc 2,4 . | 1 : Mc 3,9 . | 1 : Mc 4,36 . | 1 : Mc 5,31 . | 2 : (1) Mc 6,34 . (2) Mc 6,45 . | 1 : Mc 7,14 . | 2 : (1) Mc 8,2 . (2) Mc 8,34 . | 1 : Mc 9,14 . | 1 : Mc 11,32 . | 1 : Mc 12,12 . | 1 : Mc 15,11 . | 27 | ||
5 | nom. mann. mv. ochloi | 1 | 1 : Mc 10,1 . | 25 | ||||||||||||
totaal | 36 | 2 | 3 | 2 | 5 | 2 | 3 | 4 | 4 | 2 | 2 | 4 | 1 | 2 |
Mc 8,1.6.
- 7. een combinatie van polus (veel , talrijk) en ochlos (menigte) in Mc (6)
:
- polus ochlos of ochlos polus (talrijke menigte) . Mc (3) (1) Mc
5,21 . (2) Mc
5,24 . (3) Mc
12,37 .
- pollou ochlou (talrijke menigte) . Mc (1) : Mc
8,1 .
- polun ochlon of ochlon polun (talrijke menigte) . Mc (2) : (1) Mc
6,34 . (2) Mc
9,14 .
Mc 8,1.8. ὄντος (= ontos: terwijl er is; wkw act part praes gen mann enk van het wkw ειμι = eimi: zijn; stam: es-; zie Ned.: is; Lat: esse).
Mc 8,1.9. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . D. : und . E. : and . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat.:
Mc 8,1.10. μὴ (= mè: niet; partikel van ontkenning in zinnen die niet in de indicatief staan).
Mc 8,1.11. ἐχόντων (= echontôn: van zij die hebben; wkw act part praes gen mann mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten).
Mc 8,1.12. τί (= ti: wat? vrag vnw acc onz enk van het vrag vnw τις = tis: wie?).
Mc 8,1.13. φάγωσιν (= fagôsin: zij zouden eten; wkw act conjunct aor 3de pers mv bij het wkw εσθιω = esthiô: eten; fut εδομαι = edomai, aor εφαγον = efagon, perf εδηδως = edèdôs; wkw met verschillende stammen: Baeyens nr 136 blz 102),
Mc 8,1.14.
προσκαλεσαμενος (= proskalesamenos: bij zich geroepen; wkw med part aor nom mann enk van het wkw προσκαλεομαι = proskaleomai: bij zich roepen). Taalgebruik in het NT : proskaleomai
(bij zich roepen) . Taalgebruik in de LXX : proskaleomai
(bij zich roepen) . Taalgebruik in Mc : proskaleomai
(bij zich roepen) . LXX (3) : (1) Gn 28,1 . (2) 2 Mak 7,25 . (3) W 18,8 . Mt (6) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt 15,10 .(3) Mt 15,32 . (4) Mt 18,2 . (5) Mt 18,32 . (6) Mt 20,25 . Mc (7) : (1) Mc
3,23 . (2) Mc
7,14 . (3) Mc
8,1 . (4) Mc
8,34 . (5) Mc
10,42 . (6) Mc
12,43 . (7) Mc
15,44 . In 6 / 7 is Jezus onderwerp . In 1 / 7 is het Pilatus (Mc
15,44) . In 7 / 7 volgt op het part. προσκαλεσάμενος = proskalesamenos (bij zich geroepen)
een lijdend voorwerp .
Lc (4) : (1) Lc 7,19 . (2) Lc 15,26 . (3) Lc 16,5 . (4) Lc 18,16 . Hnd (3) : (1) Hnd 13,7 . (2) Hnd 20,1 . (3) Hnd 23,17 . Een vorm van προσκαλεομαι = proskaleomai (bij zich roepen) in de LXX (24) , in het NT (29) , in Mc in 9 verzen .
proskaleomai (bij zich roepen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
ind. pr. 3de pers. ernk. proskaleitai | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | ||||||||||
part. aor. nom. mann. enk. proskalesamenos | 23 | 3 | 20 | 6 | 7 | 3 | 4 | 16 | 16 | ||||||
totaal | 25 | 3 | 22 | 6 | 9 | 3 | 4 | 18 | 18 |
1. Jezus en de leerlingen | 2. Jezus en het volk | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. |
Mc 3,23 | Mc 7,14 | Mc 8,1 | Mc 8,34 | Mc 10,42 | Mc 12,43 | Mc 15,44 |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | |
proskalesamenos (bij zich geroepen) | proskalesamenos (bij zich geroepen) | proskalesamenos (bij zich geroepen) | proskalesamenos (bij zich geroepen) | proskalesamenos (bij zich geroepen) | proskalesamenos (bij zich geroepen) | proskalesamenos (bij zich geroepen) |
autous (hen) | palin ton ochlon (opnieuw de menigte) | tous mathètas (de leerlingen) | ton ochlon sun tois mathètais autou (de menigte samen met zijn leerlingen) | autous (hen) | tous mathètas autou (zijn leerlingen) |
ton kenturiôna (de centurio) |
ho Ièsous (Jezus) | ||||||
en parabolais elegen (zei hij in parabels) | elegen (zei hij) | legei (zegt hij) | eipen (zei hij) | legei (zegt hij) | eipen (zei hij) | epèrôtèsen (vroeg hij) |
autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | auton (hem) |
118. De Beëlzebubcontroverse : Mc 3,22-27 - Mt 12,24-30 - Lc 11,15-23 - | 155. Rein en onrein : Mc 7,14-23 - Mt 15,10-20 - | 165. Zijn kruis opnemen... : Mc 8,34-35 - Mt 16,24-25 - Lc 9,23-24 |
Mc 8,1.15. τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,1.16. μαθητὰς (= mathètas: leerlingen; zn acc mann mv van het zn μαθητης = mathètès: leerling; zie het wkw ma-n-th-an-ô: leren; zie Baeyens nr 133: praesensstam op -an met nasale in de stam). Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Taalgebruik in Mc : mathètès (leerling) . Mt (10) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt 12,49 . (3) Mt 14,22 . (4) Mt 15,32 . (5) Mt 16,13 . (6) Mt 26,45 .. (7) Mt 20,17 . (8) Mt 21,1 . (9) Mt 22,16 . (10) Mt 26,45 . Mc (7) : (1) Mc 6,45 . (2) Mc 8,1 . (3) Mc 8,27 . (4) Mc 8,33 . (5) Mc 9,14 . (6) Mc 9,31 . (7) Mc 12,43 . Lc (13) : (1) Lc 5,30 . (2) Lc 6,13 . (3) Lc 6,20 . (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,43 . (6) Lc 10,23 . (7) Lc 11,1 . (8) Lc 12,1 . (9) Lc 12,22 . (10) Lc 16,1 . (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . (13) Lc 22,45 . Een vorm van μαθητης = mathètès in de LXX (-) , in het NT (262) . Het woordgebruik van μαθητης = mathètès (leerling) in het meervoud is bij Mc en Lc bijna gelijk ; in Mt en Joh is dat bijna het dubbele van Mc en Lc , in Hnd komt het het minst voor . Ook interessant om te bekijken is het gebruik van de nom. en de acc. . Slechts in Lc en Joh overtreft de acc. de nom. .
mathètès (leerling) mv. | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | syn. | ev. | |
5 | nom. mv. mathètai | 2 : (1) Mc 2,18 . (2) Mc 2,23 . | 1 : Mc 5,31 | 3 : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,29 . (3) Mc 6,35 . | 2 : (1) Mc 7,5 . (2) Mc 7,17 . | 2 : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,27 . | 1 : Mc 9,28 . | 3 : (1) Mc 10,10 . (2) Mc 10,13 . (3) Mc 10,24 . | 1 : Mc 11,14 . | 2 : (1) Mc 14,12 . (2) Mc 14,16 . | 105 | 105 | 38 | 17 | 10 | 36 | 4 | 65 | 101 | |||||
6 | gen. mv. mathètôn | 1 : Mc 3,7 . | 1 : Mc 7,2 . | 1 : Mc 8,10 . | 1 : Mc 10,46 . | 1 : Mc 11,1 . | 1 : Mc 13,1 . | 2 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . | 45 | 45 | 3 | 8 | 7 | 18 | 9 | 18 | 36 | |||||||
7 | dat. mv. mathètais | 2 : (1) Mc 2,15 . (2) Mc 2,16. | 1 : Mc 3,9 . | 1 : Mc 4,34 . | 1 : Mc 6,41 . | 2 : (1) Mc 8,6 . (2)Mc 8,34 . | 1 : Mc 9,18 . | 1 : Mc 10,23 . | 1 : Mc 14,32 . | 1 : Mc 16,7 . | 41 | 41 | 17 | 11 | 3 | 7 | 3 | 31 | 38 | |||||
8 | acc. mv. mathètas | 1 : Mc 6,45 . | 3 : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,27 . (3) Mc 8,33 . | 2 : (1) Mc 9,14 . (2) Mc 9,31 . | 1 : Mc 12,43 . | 39 | 39 | 10 | 7 | 13 | 1 | 8 | 30 | 31 | ||||||||||
Totaal | 4 | 2 | 1 | 1 | 5 | 3 | 8 | 4 | 5 | 2 | 1 | 1 | 5 | 1 | 256 | 256 | 71 | 43 | 37 | 77 | 28 | 151 | 228 |
Mc 8,1.14.
- 16. proskalesamenos (samengeroepen bij zich) . Mc (6 / 7: Jezus is onderwerp) : (1) Mc 3,23 (A) . (2) Mc 7,14 (B) . (3) Mc 8,1 (C) . (4) Mc 8,34 (D) . (5) Mc 10,42 (E) . (6) Mc 12,43 (F) . zeshoek
- proskalesamenos autous (samengeroepen hen) in Mc (2) : (1) Mc 3,23 . (2) Mc 10,42 . Zeshoek ABCDEF diagonaal AE .
- proskalesamenos (...) ton ochlon (samengeroepen het volk) in Mc (2) : (1) Mc 7,14 . (2) Mc 8,34 . Zeshoek ABCDEF diagonaal BD .
- proskalesamenos tous mathètas (samengeroepen de leerlingen) in Mc (2) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 12,43 . Zeshoek ABCDEF diagonaal CF .
- proskalesamenos ton ochlos sun tois mathètais autou (samengeroepen het volk met zijn leerlingen) in Mc (1) : Mc 8,34 .
proskalesamenos (Jezus is onderwerp in 6 / 7) + een vorm van het werkw. legô (ik zeg) / eipon (ik zei) + pers. voornaanw. dat. mann. mv. autois (hen) . Zeshoek ABCDEF .
- proskalesamenos (bij zich geroepen) ... elegen autois (zei hij hen) . Mc (2) : (1) Mc 3,23 . (2) Mc 7,14 . Zeshoek ABCDEF zijde AB .
- proskalesamenos (bij zich geroepen) ... legei autois (zegt hij hen) . Mc (2) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 10,42 . Zeshoek ABCDEF diagonaal CE
- proskalesamenos (bij zich geroepen) ... eipen autois (zei hij hen) . Mc (2) : (1) Mc 8,34 . (2) Mc 12,43 . Zeshoek ABCDEF diagonaal DF
In Mc 3,23 riep Jezus de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren afgedaald bij zich en sprak tot hen in parabels . In Mc 7,14 riep Jezus opnieuw de menigte bij zich om het een parabel te vertellen .
- Mc 8,1 : proskalesamenos tous mathètas legei autois (samengeroepen de leerlingen zegt hij aan hen) .
- Mc 12,43 : kai proskalesamenos tous mathètas autou eipen autois (en samengeroepen de leerlingen zei hij aan hen) .
proskalesamenos tous mathètas (samengeroepen de leerlingen) . Mc (2) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 12,43 .
Mc 8,1.7. λέγει (= λέγει: hij zegt; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mc (62) . Mc 8 (5) . (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . Een vorm van legô (zeggen in Mc in 15 verzen , van eipon
(ik zei) in 5 verzen .
Mc 8,1.18.
αὐτοῖς (= αὐτοῖς: aan hen; aanwijz vnw 3de pers dat mann of onz mv van het aanwijz vnw αυτος = αυτος: hij). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 8 (7) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,21 . (5) Mc
8,27 . (6) Mc
8,30 . (7) Mc
8,34 .
Duality
- proskalesamenos tous mathètas (samengeroepen de leerlingen) . Mc (2) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 12,43 .
Mc 8,2 - Mc 8,2 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 2 Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare;
want zij zijn nu drie dagen bij Mij gebleven, en hebben niet, wat zij eten zouden.
King James Bible . I have compassion on the multitude, because they have now
been with me three days, and have nothing to eat:
Luther-Bibel . 2 Mich jammert das Volk, denn sie haben nun drei Tage bei mir
ausgeharrt und haben nichts zu essen.
Tekstuitleg van Mc 8,2 . Dit vers Mc 8,2 telt 15 (3 X 5) woorden en 75 (3 X 5 X 5) letters . De getalwaarde van Mc 8,2 is 8781 (3 X 2927) .
Mc 8,2 Σπλαγχνίζομαι ἐπὶ τὸν ὄχλον ὅτι ἤδη ἡμέραι τρεῖς προσμένουσίν μοι καὶ οὐκ ἔχουσιν τί φάγωσιν:
Vertaling: Ik heb medelijden met de menigte omdat zij reeds drie dagen bij mij verblijven en niets hebben wat zij zouden eten.
Mc 8,2. Σπλαγχνίζομαι (= splagchnizômai: zich ontfermen, medelijden
hebben; wkw med ind praes 1ste pers enk: ik onferm mij over) ἐπὶ (= epi + gen, dat of acc: op, bij, naar, tegen, opnieuw, terug) τὸν (= ton: de, bep lidw acc mann enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het) ὄχλον (= ochlon: menigte; zn acc mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte) ὅτι (= hoti: dat of omdat; ondergeschikt vw dat een objectzin of een redegevende zin inleidt) ἤδη (= èdè: reeds, al; bw) ἡμέραι (= hèmerai: dagen; zn nom vr mv van het zn ἡμερα = hèmera: dag; verwant met schemer?) τρεῖς (= treis: drie; hoofdtelw) προσμένουσίν (= prosmenousin: zij blijven bij; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw προσμένω = prosmenô: blijven bij, verblijven) μοι (= moi: aan mij; pers vnw 1ste pers dat mann enk van het pers vnw εγω = egô: ik - mij) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) οὐκ (= ouk: niet, partikel van ontkenning; ou + k omdat volgend woord met een klinker begint, ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch: niet) ἔχουσιν (= echousin: zij hebben; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten) τί (= ti: wat? vrag vnw acc onz enk van het vrag vnw τις = tis: wie?) φάγωσιν (= fagôsin: zij zouden eten; wkw act conjunct aor 3de pers mv bij het wkw εσθιω = esthiô: eten; fut εδομαι = edomai, aor εφαγον = efagon, perf εδηδως = edèdôs; wkw met verschillende stammen: Baeyens nr 136 blz 102):
Mc 8,2.1. Σπλαγχνίζομαι (= splagchnizômai: zich ontfermen, medelijden hebben; wkw med ind praes 1ste pers enk: ik onferm mij over).
Mc 8,2.2. ἐπὶ (= epi + gen, dat of acc: op, bij, naar, tegen, opnieuw, terug).
Mc 8,2.3. τὸν (= ton: de, bep lidw acc mann enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (6) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,28 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,32 . (5) Mc
8,34 . (6) Mc
8,36 .
Mc 8,2.4. ὄχλον .(= ochlon: menigte; zn acc mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte).
Mc 8,2.5. ὅτι (= hoti: dat of omdat; ondergeschikt vw dat een objectzin of een redegevende zin inleidt). Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,2.6. .ἤδη (= èdè: reeds, al; bw). Taalgebruik in het NT : èdè
(reeds) . Taalgebruik in Mc : èdè
(reeds) .
Mc (7) : (1) Mc
4,37 . (2) Mc
6,35 . (3) Mc
8,2 . (4) Mc
11,11 . (5) Mc
13,28 . (6) Mc
15,42 . (7) Mc
15,44 .
Mc 8,2.7. ἡμέραι (= hèmerai: dagen; zn nom vr mv van het zn ἡμερα = hèmera: dag; verwant met schemer?) t?e?? (= treis: drie; hoofdtelw)
Mc 8,2.8. τρεῖς (= treis: drie; hoofdtelw). Taalgebruik in het NT : telwoorden
. Taalgebruik in Mc : telwoorden
.
Mc (5) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,31 . (3) Mc
9,5 . (4) Mc
9,31 . (5) Mc
10,34 .
Mc 8,2.9. προσμένουσίν .(= prosmenousin: zij blijven bij; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw προσμένω = prosmenô: blijven bij, verblijven).
Mc 8,2.10. μοι (= moi: aan mij; pers vnw 1ste pers dat mann enk van het pers vnw εγω = egô: ik - mij).
Mc 8,2.11. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,2.12. .οὐκ (= ouk: niet, partikel van ontkenning; ou + k omdat volgend woord met een klinker begint, ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch: niet).
Mc 8,2.13. ἔχουσιν (= echousin: zij hebben; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten).
Mc 8,2.14. τί (= ti: wat? vrag vnw acc onz enk van het vrag vnw τις = tis: wie?).
Mc 8,2.15. φάγωσιν (= fagôsin: zij zouden eten; wkw act conjunct aor 3de pers mv bij het wkw εσθιω = esthiô: eten; fut εδομαι = edomai, aor εφαγον = efagon, perf εδηδως = edèdôs; wkw met verschillende stammen: Baeyens nr 136 blz 102):
Mc 8,3 - Mc 8,3 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 3 En indien Ik hen nuchteren naar hun huis laat gaan, zo
zullen zij op den weg bezwijken; want sommigen van hen komen van verre.
King James Bible . [3] And if I send them away fasting to their own houses,
they will faint by the way: for divers of them came from far.
Luther-Bibel . 3 Und wenn ich sie hungrig heimgehen lie?e, w?rden sie auf dem
Wege verschmachten; denn einige sind von ferne gekommen.
Tekstuitleg van Mc 8,3.
Mc 8,3 καὶ ἐὰν ἀπολύσω αὐτοὺς νήστεις εἰς οἶκον αὐτῶν, ἐκλυθήσονται ἐν τῇ ὁδῷ: καί τινες αὐτῶν ἀπὸ μακρόθεν ἥκασιν.
Vertaling: En indien ik hen hongerig naar hun huis laat gaan, zullen zij onderweg vermoeid worden; en sommigen van hen zijn van ver gekomen.
Mc 8,3 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἐὰν (ondergeschikt vw van voorwaarde + conjunct: in-dien, als) ἀπολύσω (= apolusô: ik zal ontbinden; wkw act ind fut 1ste pers enk van het wkw ἀπολύω: vrijlaten, loslaten, ontbinden) αὐτοὺς (= autous: hen; pers vnw 3de pers acc mann mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) νήστεις (= nèsteis: hongerig; bv nw acc mann mv van het bv nw νήστεις = nèstis: nuchter, hongerig, vastend) εἰς (= eis: naar; vz van plaats) οἶκον (= oikon: huis; zn acc mann enk van het zn οικος = oikos: huis) αὐτῶν (= autôn: van hen; pers vnw 3de pers gen mann of onz mv van het pers vnw αυτος = αυτος: hij), ἐκλυθήσονται (= ekluthèsontai: zij zullen vermoeid worden; wkw pass ind fut 3de pers mv van het wkw εκλυω = ekluô: losmaken, verlossen, vermoeien, verzwakken) ἐν (= en: in, tijdens, met; vz van plaats, tijd) τῇ (= tè(i); bep lidw dat vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) ὁδῷ (= hodô: 'onder'weg; zn dat vr enk van het zn ὁδὸς = hodos: weg) καί (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) τινες (= tines: sommigen; onbep vnw nom mann mv van het onbep vnw τις - τι = tis, ti: iemand, iets; mv: sommigen) αὐτῶν (= autôn: van hen; pers vnw 3de pers gen mann of onz mv van het pers vnw αυτος = αυτος: hij) ἀπὸ (= apo; 'af', weg van, vanaf; vz van plaats, nl verwijdering; afkorτing απ' = ap' (vóór een niet-aangeblazen klinker) en αφ' = af' (vóór een aangeblazen klinker) μακρόθεν (= makrothen: van verre, in de verte; bw) ἥκασιν (= èkasin: zij zijn gekomen; wkw act ind perf 3de pers mv van het wkw èkô: gekomen zijn).
Mc
8,3.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc
8,3.2. ἐὰν (ondergeschikt vw van voorwaarde + conjunct: in-dien, als). Taalgebruik in het NT : ean
(indien) . Taalgebruik in Mc : ean
(indien) .
Mc (32) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,35 . (3) Mc
8,38 .
Mc 8,3.3. ἀπολύσω (= apolusô: ik zal ontbinden; wkw act ind fut 1ste pers enk van het wkw ἀπολύω: vrijlaten, loslaten, ontbinden)
Mc
8,3.4. αὐτοὺς (= autous: hen; pers vnw 3de pers acc mann mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (40) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,9 . (4) Mc
8,13 . (5) Mc
8,29 . (6) Mc
8,31 .
Mc 8,3.5. νήστεις (= nèsteis: hongerig; bv nw acc mann mv van het bv nw νήστεις = nèstis: nuchter, hongerig, vastend)
Mc
8,3.6. εἰς (= eis: naar; vz van plaats). Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,3.7. οἶκον (= oikon: huis; zn acc mann enk van het zn οικος = oikos: huis).
Mc 8,3.8. αὐτῶν (= autôn: van hen; pers vnw 3de pers gen mann of onz mv van het pers vnw αυτος = αυτος: hij).
Mc 8,3.9. ἐκλυθήσονται (= ekluthèsontai: zij zullen vermoeid worden; wkw pass ind fut 3de pers mv van het wkw εκλυω = ekluô: losmaken, verlossen, vermoeien, verzwakken).
Mc
8,3.10. ἐν (= en: in, tijdens, met; vz van plaats, tijd). Taalgebruik in het NT : en
(in) . Taalgebruik in Mc : en
(in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans . Voorzetsel .
Mc 8 (5) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,3 . (3) Mc
8,14 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,38 .
Mc
8,3.11. ἐν (= en: in, tijdens, met; vz van plaats, tijd) τῇ (= tè(i); bep lidw dat vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het). Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (4) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,27 . (4) Mc
8,38 .
Mc
8,3.12. ὁδῷ (= hodô: 'onder'weg; zn dat vr enk van het zn ὁδὸς = hodos: weg). Taalgebruik in het NT : hodos
(weg) . Taalgebruik in Mc : hodos
(weg) .
Mc (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,27 . (3) Mc
9,33 . (4) Mc
9,34 . (5) Mc
10,32 . (6) Mc
10,52 .
Mc
8,3.13. καί (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,3.14. τινες (= tines: sommigen; onbep vnw nom mann mv van het onbep vnw τις - τι = tis, ti: iemand, iets; mv: sommigen).
Mc 8,3.15. αὐτῶν (= autôn: van hen; pers vnw 3de pers gen mann of onz mv van het pers vnw αυτος = αυτος: hij).
Mc 8,3.16. ἀπὸ (= apo; 'af', weg van, vanaf; vz van plaats, nl verwijdering; afkorτing απ' = ap' (vóór een niet-aangeblazen klinker) en αφ' = af' (vóór een aangeblazen klinker).
Mc 8,3.17. μακρόθεν (= makrothen: van verre, in de verte; bw).
Mc 8,3.18. ἥκασιν (= èkasin: zij zijn gekomen; wkw act ind perf 3de pers mv van het wkw èkô: gekomen zijn).
Mc 8,4 - Mc 8,4 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 4 En Zijn discipelen antwoordden Hem: Van waar zal iemand
dezen met broden hier in de woestijn kunnen verzadigen?
King James Bible . [4] And his disciples answered him, From whence can a man
satisfy these men with bread here in the wilderness?
Luther-Bibel . 4 Seine J?nger antworteten ihm: Wie kann sie jemand hier in der
W?ste mit Brot s?ttigen?
Tekstuitleg van Mc 8,4.
Mc 8,4 καὶ ἀπεκρίθησαν αὐτῷ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ ὅτι Πόθεν τούτους δυνήσεταί τις ὧδε χορτάσαι ἄρτων ἐπ' ἐρημίας;
Vertaling: En zijn leerlingen antwoordden hem dat: vanwaar zal iemand dezen kunnen voeden met brood hier in de woestijnij.
Mc 8,4 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἀπεκρίθησαν (= apekrithèsan: zij antwoordden; wkw med aor 3de pers mv van het wkw αποκρινομαι = apokrinomai: antwoorden) αὐτῷ (= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw αυτος = αυτος: hij) οἱ (= hoi: de; bep lidw nom mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) μαθηταὶ (= mathètai: leerlingen; zn nom mann mv van het zn μαθητης = mathètès: leerling; zie het wkw ma-n-th-an-ô: leren; zie Baeyens nr 133: praesensstam op -an met nasale in de stam) αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; aanw vnw 3de pers gen mann of onz enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) ὅτι (= hoti: dat of omdat; ondergeschikt vw dat een objectzin of een redegevende zin inleidt) Πόθεν (= pothen: vanwaar; onbep vrag vnw) τούτους (= toutous: deze); aanwijz vnw acc mann mv van het aanwijz vnw = houtos: deze) δυνήσεταί (= dunèsetai: hij zal kunnen; wkw med ind fut 3de pers enk van het wkw δυναμαι = dunamai: kunnen) τις (= tis: iemand; onbep vnw nom mann enk) ὧδε (= hôde: hier; bw van plaats) χορτάσαι (= chortasai: te verzadigen); wkw act inf aor van het wkw χορταζω = chortazô: vet mesten, voeden, verzadigen) ἄρτων (= artôn: van broden; zn gen mann mv van het zn αρτος = artos: brood; gemeensch.: r - t/d) ἐπ' (= ep': op, bij; vz; afkorting vóór een niet-aangeblazen klinker van het vz επι = epi: op, bij) ἐρημίας (= erèmias: van de woestenij, van de eenzame streek; zn gen vr enk van het zn ἐρημία = erèmia: woestenij, eenzame streek);
Mc
8,4.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc (555) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,4.2. ἀπεκρίθησαν (= apekrithèsan: zij antwoordden; wkw med aor 3de pers mv van het wkw αποκρινομαι = apokrinomai: antwoorden).
Mc
8,4.3. αὐτῷ (= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw αυτος = αυτος: hij). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc
8,4.4. οἱ (= hoi: de; bep lidw nom mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het
NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (101) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,11 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,28 .
Mc
8,4.5. μαθηταὶ (= mathètai: leerlingen; zn nom mann mv van het zn μαθητης = mathètès: leerling; zie het wkw ma-n-th-an-ô: leren; zie Baeyens nr 133: praesensstam op -an met nasale in de stam). Taalgebruik in het NT : mathètès
(leerling) . Taalgebruik in Mc : mathètès
(leerling) . Bij Mc niet in het enk.
Mc (17) . (1) Mc
2,18 . (2) Mc
2,23 . (3) Mc
5,31 . (4) Mc
6,1 . (5) Mc
6,29 . (6) Mc
6,35 . (7) Mc
7,5 . (8) Mc
7,17 . (9) Mc
8,4 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
9,28 . . (12) Mc
10,10 . (13) Mc
10,13 . (14) Mc
10,24 . (15) Mc
11,14 . (16) Mc
14,12 . (17) Mc
14,16 .
Mc
8,4.6. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; aanw vnw 3de pers gen mann of onz enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc
8,4.7. ὅτι (= hoti: dat of omdat; ondergeschikt vw dat een objectzin of een redegevende zin inleidt). Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,4.8. Πόθεν (= pothen: vanwaar; onbep vrag vnw).
Mc 8,4.9. τούτους (= toutous: deze); aanwijz vnw acc mann mv van het aanwijz vnw = houtos: deze).
Mc 8,4.10. δυνήσεταί (= dunèsetai: hij zal kunnen; wkw med ind fut 3de pers enk van het wkw δυναμαι = dunamai: kunnen).
Mc
8,4.11. Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis . Ned. wie , wat ? een .
Mc (24) . Mc 8 (2) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,34 .
Mc 8,4.12. τις (= tis: iemand; onbep vnw nom mann enk).
Mc 8,4.13. χορτάσαι (= chortasai: te verzadigen); wkw act inf aor van het wkw χορταζω = chortazô: vet mesten, voeden, verzadigen).
Mc 8,4.14. ἄρτων (= artôn: van broden; zn gen mann mv van het zn αρτος = artos: brood; gemeensch.: r - t/d).
Mc 8,4.15. ἐπ' (= ep': op, bij; vz; afkorting vóór een niet-aangeblazen klinker van het vz επι = epi: op, bij).
Mc 8,4.16. ἐρημίας (= erèmias: van de woestenij, van de eenzame streek; zn gen vr enk van het zn ἐρημία = erèmia: woestenij, eenzame streek).
Mc 8,5 - Mc 8,5 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 5 En Hij vraagde hun: Hoeveel broden hebt gij? En zij zeiden:
Zeven.
King James Bible . [5] And he asked them, How many loaves have ye? And they
said, Seven.
Luther-Bibel . 5 Und er fragte sie: Wie viel Brote habt ihr? Sie sprachen: Sieben.
Tekstuitleg van Mc 8,5 . Het vers Mc 8,5 telt 10 (2 X 5) woorden en 46 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Mc 8,5 is 6392 ( 2 X 2 X 2 X 17 X 47) .
Mc 8,5 καὶ ἠρώτα αὐτούς, Πόσους ἔχετε ἄρτους; οἱ δὲ εἶπαν, Ἑπτά.
Vertaling: En hij vroeg hen: Hoeveel broden hebben jullie. Maar ze zeiden: zeven.
Mc 8,5 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἠρώτα (= èrôta: hij/zij vroeg; wkw act ind imperf 3de pers vr enk van het wkw ερωταω = erôtaô : vragen) αὐτούς (= autous: hen; pers vnw 3de pers acc mann mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het), Πόσους (= posous: hoeveel; onbep vrag vnw acc mann mv van het onep vrag vnw ποσοι = posoi: hoeveel) ἔχετε (= echete: jullie hebben; act ind praes 2de pers mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten) ἄρτους (= artous: broden; zn acc mann mv van het zn αρτος = artos: brood; gemeensch.: r - t/d); οἱ (= hoi: de; bep lidw nom mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) δὲ (= de: tegenover, echter; nevenschikkend vw) εἶπαν (= eipan: zij zeiden; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep) , Ἑπτά (= hepta: zeven; hoofdtelw)
Mc 8,5.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,5.2. ἠρώτα (= èrôta: hij/zij vroeg; wkw act ind imperf 3de pers vr enk van het wkw ερωταω = erôtaô : vragen). Taalgebruik in het NT : erôtaô . Taalgebruik in de LXX : erôtaô . Bijbel (9) : (1) Gn 40,7 . (2) 1 S 22,10 . (3) Jr 37,17 . (4) Mt
16,13 . (5) Mc 7,26 . (6) Mc 8,5 . (7) Lc
7,36 . (8) Joh
4,47 . (9) Hnd 3,3 . Een vorm van ερωταω = erôtaô
(vragen) in de LXX (70) , in het NT (62) , in Mc (3) .
- וַתִּשְׁאַל = waththisjë`al (en zij vroeg) < prefix voegwoord wë + act. ind. imperf. 3de pers. vr. enk. van het werkw. שָׁאַל = sjâ´al (verlangen, eisen, vragen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâ´al (verlangen, eisen, vragen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 331 (priemgetal) . Structuur : 3 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 7 . Niet in Tenakh . Hebreeuwse vertaling van het Griekse ηρωτα = èrôta (hij / zij vroeg) van het werkw. ερωταω = erôtaô
(vragen) .
Mc 8,5.3.
αὐτούς (= autous: hen; pers vnw 3de pers acc mann mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (40) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,9 . (4) Mc
8,13 . (5) Mc
8,29 . (6) Mc
8,31 .
Mc 8,5.4.
Πόσους (= posous: hoeveel; onbep vrag vnw acc mann mv van het onep vrag vnw ποσοι = posoi: hoeveel). Taalgebruik in het NT
: bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (101) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,11 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,28 .
Mc 8,5.5. ἔχετε (= echete: jullie hebben; act ind praes 2de pers mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten).
Mc 8,5.6. ἄρτους (= artous: broden; zn acc mann mv van het zn αρτος = artos: brood; gemeensch.: r - t/d).
Mc 8,5.7. οἱ (= hoi: de; bep lidw nom mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het).
Mc 8,5.8.
δὲ (= de: tegenover, echter; nevenschikkend vw). Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc (149 + 2) . Mc 8 Mc 8 (5 + 1) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,9 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,35 (d') .
Mc 8,5.7. - 8. hoi de (zij echter) . Mc () . Mc 8 (2) : (3) Mc 8,5 . (4) Mc 8,28 .
Mc 8,5.9.
εἶπαν (= eipan: zij zeiden; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (9) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,28 . (3) Mc
10,4 . (4) Mc
10,37 . (5) Mc
10,39 . (6) Mc
11,6 . (7) Mc
12,7 . (8) Mc
12,16 . (9) Mc
16,8 . De leerlingen antwoorden op een vraag van Jezus . In de inleiding
op de vraag staat èrôta (hij vroeg) .
Mc 8,5.7. - 9. hoi de eipan (zij echter zeiden) . Mc (7) : (1) Mc 8,5 . (2) Mc 8,28 . (3) Mc 10,4 . (4) Mc 10,37 . (5) Mc 10,39 . (6) Mc 11,6 . (7) Mc 12,16 .
Mc 8,5.10. Ἑπτά (= hepta: zeven; hoofdtelw).
Duality
- act. ind. imperf. 3de pers. enk. èrôta (zij vroeg) van het werkw.
erôtaô (vragen) . Mc (2) : (1) Mc
7,26 . (2) Mc
8,5 .
- kai èrôta (en hij / zij vroeg) : (1) Mc
7,26 . (2) Mc
8,5 .
Mc 8,6 - Mc 8,6 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 6 En Hij gebood de schare neder te zitten op de aarde, en
Hij nam de zeven broden, en gedankt hebbende, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen,
opdat zij ze zouden voorleggen; en zij leiden ze der schare voor.
King James Bible . [6] And he commanded the people to sit down on the ground:
and he took the seven loaves, and gave thanks, and brake, and gave to his disciples
to set before them; and they did set them before the people.
Luther-Bibel . 6 Und er gebot dem Volk, sich auf die Erde zu lagern. Und er
nahm die sieben Brote, dankte und brach sie und gab sie seinen J?ngern, damit
sie sie austeilten, und sie teilten sie unter das Volk aus.
Tekstuitleg van Mc 8,6.
Mc 8,6 καὶ παραγγέλλει τῷ ὄχλῳ ἀναπεσεῖν ἐπὶ τῆς γῆς: καὶ λαβὼν τοὺς ἑπτὰ ἄρτους εὐχαριστήσας ἔκλασεν καὶ ἐδίδου τοῖς μαθηταῖς αὐτοῦ ἵνα παρατιθῶσιν καὶ παρέθηκαν τῷ ὄχλῳ.
Vertaling: En hij beval de menigte op de grond te gaan zitten en hij nam de zeven broden, dankte en brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten en ze zetten ze aan de menigte voor.
Mc 8,6 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) παραγγέλλει (= paraggellei: afkondigen, bevelen; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw παραγγέλλω: afkondigen, bevelen; zie zn αγγελος = aggelos: engel) τῷ (= tô: de; bep lidw dat mann en onz enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) ὄχλῳ (= ochlô: menigte, massa; zn dat mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte) ἀναπεσεῖν (= anapesein: aan te liggen; wkw inf aor van het wkw αναπιπτω = anapiptô: aanliggen) ἐπὶ (= epi + gen, dat of acc: op, bij, naar, tegen, opnieuw, terug) τῆς (= tès: van de, bep lidw gen vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het) γῆς: (= gès: aarde, land; zn gen vr enk van het zn γη = gè: aarde, land) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) λαβὼν (= labôn: genomen; wkw act part aor nom mann enk van het wkw λαμβανω = lambanô: nemen; stam: lab) τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) ἑπτὰ (= hepta: zeven; hoofdtelw) ἄρτους (= artous: broden; zn acc mann mv van het zn αρτος = artos: brood; gemeensch.: r - t/d) εὐχαριστήσας (= eucharistèsas: gedankt; wkw act part aor nom mann enk van het wkw ευχαριστεω = eucharisteô: danken) ἔκλασεν (= eklasen: hij brak; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw κλαω = klaô: breken) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἐδίδου (= edidou: hij gaf; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw διδωμι =
didômi: geven. Lat: dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr:
donner - don: geven - gave) τοῖς (= tois; bep lidw dat mann of onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) μαθηταῖς (= mathètais: leerlingen; zn dat mann mv van het zn μαθητης = mathètès: leerling; zie het wkw ma-n-th-an-ô: leren; zie Baeyens nr 133: praesensstam op -an met nasale in de stam) αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) ἵνα (= hina: opdat, zodat; ondergeschikt vw van doel) παρατιθῶσιν (= paratithôsin: zij zouden voorzetten; wkw act conjunct praes 3de pers mv van het wkw παρατιθημι = voorzetten, bijzetten) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) παρέθηκαν (= parethèkan: zij zetten voor; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw παρατιθημι = voorzetten, bijzetten) τῷ (= tô: de; bep lidw dat mann en onz enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) ὄχλῳ (= ochlô: menigte, massa; zn dat mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte).
Mc 8,6.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,6.2. παραγγέλλει (= paraggellei: afkondigen, bevelen; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw παραγγέλλω: afkondigen, bevelen; zie zn αγγελος = aggelos: engel).
Mc 8,6.3. τῷ (= tô: de; bep lidw dat mann en onz enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het).
Mc 8,6.4. ὄχλῳ (= ochlô: menigte, massa; zn dat mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte).
Mc 8,6.5. ἀναπεσεῖν (= anapesein: aan te liggen; wkw inf aor van het wkw αναπιπτω = anapiptô: aanliggen)
Mc 8,6.6. ἐπὶ (= epi + gen, dat of acc: op, bij, naar, tegen, opnieuw, terug).
Mc
8,6.7. τῆς (= tès: van de, bep lidw gen vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (65) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,37 .
Mc 8,6.8. γῆς: (= gès: aarde, land; zn gen vr enk van het zn γη = gè: aarde, land).
Mc 8,6.9. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,6.10. λαβὼν (= labôn: genomen; wkw act part aor nom mann enk van het wkw λαμβανω = lambanô: nemen; stam: lab). Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô (nemen) . Bijbel (86) . LXX (46) . NT (40) . Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Mt (11) : (1) Mt 13,31 . (2) Mt 14,19 . (3) Mt 17,27 . (4) Mt 25,16 . (5) Mt 25,18 . (6) Mt 25,20 . (7) Mt 26,26 . (8) Mt 26,27 . (9) Mt 27,24 . (10) Mt 27,48 . (11) Mt 27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 9,36 . (4) Mc 14,22 . (5) Mc 14,23 . Lc (7) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 13,19 . (4) Lc 20,29 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,43 . Joh (4) : (1) Joh 3,33 . (2) Joh 13,4 . (3) Joh 13,30 . (4) Joh 18,3 . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in het NT (258) , in de LXX (1335) . In Lc : X vormen van lambanô (nemen) in 23 verzen in 11 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van lambanô (nemen) in 29 verzen in 18 / 28 hoofdstukken . In de LXX kan λαμβανω = lambanô de vertaling van 39 Hebreeuwse werkw. zijn .
lambanô (nemen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
Totaal |
1593 | 1335 | 258 | 53 | 20 | 22 | 46 | 29 | 34+16 | 23 | 95 | 141 | 50 | 15 |
- Hebreeuws . וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of
100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23) . Structuur : 3 - 1
- 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (199) . Pentateuch (86) . Eerdere Profeten (80) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Gn (46) . Ex (15) : (1) Ex
2,1 . (2) Ex
4,20 . (3) Ex
6,20 . (4) Ex
6,23 . (5) Ex
13,19. (6) Ex
14,7 . (7) Ex
18,2 . (8) Ex
18,12 . (9) Ex
24,6 . (10) Ex
24,7 . (11) Ex
24,8 . (12) Ex
32,4 . (13) Ex
32,20 . (14) Ex
34,4 . (15) Ex
40,20 . Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) . Een vorm van לָקַח = lâqach in Tenakh (90) .
- Ned. : nemen . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre . Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô (nemen) .Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Mc 8,6.11. τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,6.12. ἑπτὰ (= hepta: zeven; hoofdtelw).
Mc 8,6.13. ἄρτους (= artous: broden; zn acc mann mv van het zn αρτος = artos: brood; gemeensch.: r - t/d).
Mc 8,6.14. εὐχαριστήσας (= eucharistèsas: gedankt; wkw act part aor nom mann enk van het wkw ευχαριστεω = eucharisteô: danken).
Mc 8,6.15. ἔκλασεν (= eklasen: hij brak; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw κλαω = klaô: breken).
Mc 8,6.16. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,6.17. ἐδίδου (= edidou: hij gaf; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw διδωμι = didômi: geven. Lat: dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr: donner - don: geven - gave).
Mc
8,6.18. τοῖς (= tois; bep lidw dat mann of onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (47) . Mc 8 (2) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,34 .
Mc
8,6.19. μαθηταῖς (= mathètais: leerlingen; zn dat mann mv van het zn μαθητης = mathètès: leerling; zie het wkw ma-n-th-an-ô: leren; zie Baeyens nr 133: praesensstam op -an met nasale in de stam). Taalgebruik in het NT : mathètès
(leerling) . Taalgebruik in Mc : mathètès
(leerling) . Bij Mc niet in het enk.
Mc (11) . (1) Mc
2,15 . (2) Mc
2,16 . (3) Mc
3,9 . (4) Mc
4,34 . (5) Mc
6,41 . (6) Mc
8,6 . (7) Mc
8,34 . (8) Mc
9,18 . (9) Mc
10,23 . (10) Mc
14,32 . (11) Mc
16,7 .
Mc
8,6.20. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc 8,6.18. - 20. tois mathètais autou (aan zijn leerlingen) . Mc (9 / 11) . Niet in (1) Mc 4,34 . (2) Mc 9,18 .
Mc
8,6.21. ἵνα (= hina: opdat, zodat; ondergeschikt vw van doel). Taalgebruik in het NT : hina
(opdat) . Taalgebruik in Mc : hina
(opdat) . Voorzetsel van doel .
Mc 8 (3) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
8,30 .
Mc 8,6.22. παρατιθῶσιν (= paratithôsin: zij zouden voorzetten; wkw act conjunct praes 3de pers mv van het wkw παρατιθημι = voorzetten, bijzetten).
Mc 8,6.23. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa).
Mc 8,6.24. παρέθηκαν (= parethèkan: zij zetten voor; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw παρατιθημι = voorzetten, bijzetten)
Mc 8,6.25. τῷ (= tô: de; bep lidw dat mann en onz enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het).
Mc 8,6.26. ὄχλῳ (= ochlô: menigte, massa; zn dat mann enk van het zn οχλος = ochlos: menigte).
Mc 8,7 - Mc 8,7 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 7 En zij hadden weinige visjes; en als Hij gezegend had,
zeide Hij, dat zij ook die zouden voorleggen.
King James Bible . [7] And they had a few small fishes: and he blessed, and
commanded to set them also before them.
Luther-Bibel . 7 Und sie hatten auch einige Fische, und er dankte und lie? auch
diese austeilen.
Tekstuitleg van Mc 8,7 .
Mc 8,7 καὶ εἶχον ἰχθύδια ὀλίγα: καὶ εὐλογήσας αὐτὰ εἶπεν καὶ ταῦτα παρατιθέναι.
Vertaling: En zij hadden een weinig visjes en hij zegende ze en zei om deze ook voor te zetten.
Mc 8,7 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) εἶχον (= eichon: zij hadden; wkw act ind imperf 3de pers mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten) ἰχθύδια (= ichthudia: visjes; zn verkleinwoord nom en acc onz mv van het zn ιχθυδιον = ichthudion: visje) ὀλίγα (= oliga: weinig; bv nw nom en acc onz mv van het bv nw ὀλίγος = oligos: weinig): καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) εὐλογήσας (= eulogèsas: gezegend; wkw act part aor nom mann enk van het wkw ευλογεω = eulogeô: zegenen, goed spreken, loven, prijzen) αὐτὰ (= auta: hen; pers vnw nom en acc onz mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) εἶπεν (= eipen: hij zei; wkw act ind aor 3de pers enk bij het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep) καὶ (= kai: en; nevensch vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: וְ = wë) ταῦτα (= tauta: deze dingen; aanwijz vnw nom of acc onz mv van het aanwijz vnw ουτος = houtos, αυτη = hautè, τουτο = touto: deze, dit, de d van aanwijzing: dat, Fr.: tu) παρατιθέναι (= paratithenai: om voor te zetten; wkw act inf praes van het wkw παρατιθημι = voorzetten, bijzetten)
Mc 8,7.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,7.2. εἶχον (= eichon: zij hadden; wkw act ind imperf 3de pers mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten).
Mc 8,7.3. ἰχθύδια (= ichthudia: visjes; zn verkleinwoord nom en acc onz mv van het zn ιχθυδιον = ichthudion: visje).
Mc 8,7.4. ὀλίγα (= oliga: weinig; bv nw nom en acc onz mv van het bv nw ὀλίγος = oligos: weinig).
Mc 8,7.5. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,7.6. εὐλογήσας (= eulogèsas: gezegend; wkw act part aor nom mann enk van het wkw ευλογεω = eulogeô: zegenen, goed spreken, loven, prijzen).
Mc 8,7.7.
αὐτὰ (= auta: hen; pers vnw nom en acc onz mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (5) : (1) Mc
5,10 . (2) Mc
8,7 . (3) Mc
10,14 . (4) Mc
10,16 . (5) Mc
15,24 .
Mc 8,7.8.
εἶπεν (= eipen: hij zei; wkw act ind aor 3de pers enk bij het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (56) . Mc 8 (2) : (1) Mc
8,7 . (2) Mc
8,34 .
Mc 8,7.9. καὶ (= kai: en; nevensch vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: וְ = wë). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,7.10. ταῦτα (= tauta: deze dingen; aanwijz vnw nom of acc onz mv van het aanwijz vnw ουτος = houtos, αυτη = hautè, τουτο = touto: deze, dit, de d van aanwijzing: dat, Fr.: tu).
Mc 8,7.11. παρατιθέναι (= paratithenai: om voor te zetten; wkw act inf praes van het wkw παρατιθημι = voorzetten, bijzetten).
Mc 8,8 - Mc 8,8 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 8 En zij hebben gegeten, en zijn verzadigd geworden, en zij
namen het overschot der brokken op, zeven manden.
King James Bible . [8] So they did eat, and were filled: and they took up of
the broken meat that was left seven baskets.
Luther-Bibel . 8 Sie a?en aber und wurden satt und sammelten die ?brigen Brocken
auf, sieben K?rbe voll.
Tekstuitleg van Mc 8,8.
Mc 8,8 καὶ ἔφαγον καὶ ἐχορτάσθησαν, καὶ ἦραν περισσεύματα κλασμάτων ἑπτὰ σπυρίδας.
Vertaling: En zij aten en zij werden verzadigd en zij namen de overschotten van brokken, zeven manden.
Mc 8,8 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἔφαγον (= efagon: zij aten; wkw act ind aor 1ste pers enk en 3de pers mv bij het wkw εσθιω = esthiô: eten; fut εδομαι = edomai, aor εφαγον = efagon, perf εδηδως = edèdôs; wkw met verschillende stammen: Baeyens nr 136 blz 102) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἐχορτάσθησαν (= echorasthèsan: zij werden verzadigd; wkw pass ind aor 3de pers mv van het wkw χορταζω = chortazô: vet mesten, voeden, verzadigen), καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἦραν (= èran: zij namen; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw αιρω = airô: nemen) περισσεύματα (= perisseumata: overschotten; zn nom en acc onz mv van het zn περισσεύμα: overschot, overvloed) κλασμάτων (= klasmatôn: van brokken; zn nom en acc onz mv van get zn κλασμα: het gebrokene, brok) ἑπτὰ (= ta; bep lidw nom en acc onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het) σπυρίδας (= spuridas: korven; zn acc vr mv van het zn σπυρις - σπυριδος = spuris - spuridos: gevlochten mand, korf).
Mc 8,8.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,8.2. ἔφαγον (= efagon: zij aten; wkw act ind aor 1ste pers enk en 3de pers mv bij het wkw εσθιω = esthiô: eten; fut εδομαι = edomai, aor εφαγον = efagon, perf εδηδως = edèdôs; wkw met verschillende stammen: Baeyens nr 136 blz 102)
Mc 8,8.3. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,8.4. ἐχορτάσθησαν (= echorasthèsan: zij werden verzadigd; wkw pass ind aor 3de pers mv van het wkw χορταζω = chortazô: vet mesten, voeden, verzadigen).
Mc 8,8.5. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,8.6. ἦραν (= èran: zij namen; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw αιρω = airô: nemen).
Mc 8,8.7. περισσεύματα (= perisseumata: overschotten; zn nom en acc onz mv van het zn περισσεύμα: overschot, overvloed).
Mc 8,8.8. κλασμάτων (= klasmatôn: van brokken; zn nom en acc onz mv van get zn κλασμα: het gebrokene, brok).
Mc 8,8.9. ἑπτὰ (= ta; bep lidw nom en acc onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het).
Mc 8,8.10. σπυρίδας (= spuridas: korven; zn acc vr mv van het zn σπυρις - σπυριδος = spuris - spuridos: gevlochten mand, korf).
Mc 8,9 - Mc 8,9 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 9 Die nu gegeten hadden, waren omtrent vier duizend; en Hij
liet hen gaan.
King James Bible . [9] And they that had eaten were about four thousand: and
he sent them away.
Luther-Bibel . 9 Und es waren etwa viertausend; und er lie? sie gehen.
Tekstuitleg van Mc 8,9 .
Mc 8,9 ἦσαν δὲ ὡς τετρακισχίλιοι. καὶ ἀπέλυσεν αὐτούς.
Vertaling: Maar zij waren met ongeveer vierduizend en hij ontbond hen.
Mc 8,9 ἦσαν (= èsan: zij waren; wkw act ind imperf 3de pers mv van het wkw ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned:: is; Lat: esse) δὲ (= de: tegenover, echter; nevenschikkend vw) ὡς (= hôs: zoals, zodra; voegwoord) τετρακισχίλιοι (= tetrakischilioi: vierduizend; rangtelw bv nw nom mann mv). καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἀπέλυσεν (= apelusen: hij ontbond; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw απολυω = apoluô: losmaken, ontbinden) αὐτούς (= autous: hen; pers vnw 3de pers acc mann mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het).
Mc 8,9.1. ἦσαν (= èsan: zij waren; wkw act ind imperf 3de pers mv van het wkw ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned:: is; Lat: esse).
Mc
8,9.2. δὲ (= de: tegenover, echter; nevenschikkend vw). Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc (149 + 2) . Mc 8 Mc 8 (5 + 1) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,9 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,35 (d') .
Mc 8,9.3. ὡς (= hôs: zoals, zodra; voegwoord) τετρακισχίλιοι (= tetrakischilioi: vierduizend; rangtelw bv nw nom mann mv).
Mc 8,9.4. τετρακισχίλιοι (= tetrakischilioi: vierduizend; rangtelw bv nw nom mann mv).
Mc 8,9.5. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,9.6. ἀπέλυσεν (= apelusen: hij ontbond; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw απολυω = apoluô: losmaken, ontbinden).
Mc
8,9.7. αὐτούς (= autous: hen; pers vnw 3de pers acc mann mv van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (40) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,9 . (4) Mc
8,13 . (5) Mc
8,29 . (6) Mc
8,31 .
Mc 8,10 - Mc 8,10 : 158. Tweede broodvermenigvuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,1 - Mc 8,2 - Mc 8,3 - Mc 8,4 - Mc 8,5 - Mc 8,6 - Mc 8,7 - Mc 8,8 - Mc 8,9 - Mc 8,10 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 10 En terstond in het schip gegaan zijnde met Zijn discipelen,
is Hij gekomen in de delen van Dalmanutha.
King James Bible . [10] And straightway he entered into a ship with his disciples,
and came into the parts of Dalmanutha.
Luther-Bibel . 10 Und alsbald stieg er in das Boot mit seinen J?ngern und kam
in die Gegend von Dalmanuta.
Tekstuitleg van Mc 8,10 . Het vers Mc 8,10 telt 15 (3 X 5) woorden en 68 (2 X 2 X 17) letters . De getalwaarde van Mc 8,10 is 7845 (3 X 5 X 523) .
Mc 8,10.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,10.2.
euthus (tijd : onmiddellijk , dadelijk , terstond ; plaats : rechtstreeks ,
direct , zonder omwegen) . Verwijzing in NT : euthus
(onmiddellijk , rechtstreeks) . Verwijzing in Mc : euthus
(onmiddellijk , rechtstreeks) . euthunô (recht houden , recht maken)
.
Mc (40) . Mc 8 (1) : (30) Mc
8,10 .
Mc 8,10.3.
act. part. aor. nom. mann. enk. embas van het werkw. embainô (inklimmen)
. Taalgebruik in het NT : embainô
(inklimmen) . Taalgebruik in Mc : embainô
(inklimmen) .
Mc (2) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,13 .
Mc 8,10.4.
eis (naar, tot) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc (151) . Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,10.5.
bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (108) . Mc 8 (2) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,13 .
Mc 8,10.6.
acc. onz. enk. ploion (boot) . Taalgebruik in het NT : ploion
(boot) . Taalgebruik in Mc. : ploion
(boot) . N. vloot . L. navis . N. boot . E. ship . D. Boot .
Mc (7) . In de formule eis to ploion (in de boot) in Mc (5) : (1) Mc
4,37 . (2) Mc
5,18 . (3) Mc
6,45 . (4) Mc
6,51 . (5) Mc
8,10 .
Mc 8,10.4. - 6. eis to ploion (in de boot) (5 / 5) : (1) Mc 4,37 . (2) Mc 5,18 . (3) Mc 6,45 . (4) Mc 6,51 . (5) Mc 8,10 .
Mc 8,10.3.
- 6. embas eis to ploion (ingestapt in de boot) . Mc (1) : Mc
8,10 .
ploion (boot) in vier verzen in combinatie met een vorm van embainô
(inklimmen) : (1) Mc
4,1 . (2) Mc
5,18 . (3) Mc
6,45 . (4) (5) Mc
8,10 . In Mc
6,51 in combinatie met een vorm van anabainô (omhoogklimmen) .
Mc 8,10.7.
meta (na , met) . Verwijzing in NT : meta
(na , met) . Verwijzing in Mc : meta
(na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im . Lat. cum . Ned. met . Fr. avec (met)
; après (na , < ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere
, pressum : persen , ) .
Mc (34 + 16) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,31 . (3) Mc
8,38 .
Mc 8,10.8.
bep. lidw. gen. tôn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (90) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,31 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,10.9. gen. mann. mv. μαθητων == mathètôn (van leerlingen) van het zelfst. naamw. μαθητης = mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Mc (8) : (1) Mc 3,7 . (2) Mc 7,2 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 10,46 . (5) Mc 11,1 . (6) Mc 13,1 . (7) Mc 14,13 . (8) Mc 14,14 . Lc (7) : (1) Lc 6,17 . (2) Lc 7,18 . 3) Lc 9,40 . (4) Lc 11,1 . (5) Lc 19,29 . (6) Lc 19,37 . (7) Lc 22,11 . Een vorm van μαθητης = mathètès in de LXX (-) , in het NT (262) .
mathètès (leerling) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
6 | gen. mv. mathètôn | 45 | 45 | 3 | 8 | 7 | 18 | 9 | 18 | 36 | |||
Totaal | 256 | 256 | 71 | 43 | 37 | 77 | 28 | 151 | 228 |
- תַלְמִיד = talëmîd (leerling) . Zie het werkw. לָמַד = lâmad (leren, onderrichten) . Taalgebruik in Tenakh : lâmad (leren, onderrichten) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 ; mem = 13 of 40 , daleth = 4 ; totaal : 29 of 74 (2 X 37) . Structuur : 3 - 4 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1) : 1 Kr 25,8 .
Mc 8,10.7. - 9. μετα των μαθητων = meta tôn mathètôn (met de leerlingen) . NT (8) : Mt (1) : Mt 26,18 . Mc (3) : (1) Mc 3,7 . (2) Mc 8,10 . (3) Mc 14,14 . Lc (1) : Lc 22,11 . Joh (3) : (1) Joh 6,3 . (2) Joh 11,54 . (3) Joh 18,2 .
Mc 8,10.10. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 8,11 . (5) Mc 8,12 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 8,23 . (8) Mc 8,25 . (9) Mc 8,26 . (10) Mc 8,27 . (11) Mc 8,30 . (12) Mc 8,33 . (13) Mc 8,34 . (14) Mc 8,35 . (15) Mc 8,36 . (16) Mc 8,37. (17) Mc 8,38 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
9. - 10. μαθητας αυτου = mathètas autou (zijn leerlingen) . NT (22) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt
12,49 . (3) Mt
14,22 . (4) Mt
15,32 . (5) Mt
16,13 . (6) Mt
26,45 .. (7) Mc
6,45 . (8) Mc 8,1 . (9) Mc 8,27 . (10) Mc 8,33 . (11) Mc
9,31 . (12) Mc
12,43 . (13) Lc
5,30 . (14) Lc 6,13 . (15) Lc 6,20 . (16) Lc 9,1 (variante lezing) . (17) Lc 9,14 . (18) Lc
9,43 . (19) Lc 11,1 . (20) Lc 12,1 . (21) Lc 12,22 . (22) Lc 16,1 . Mt (6) . Mc (6) . Lc (10) .
- μαθηται αυτου = mathètai autou (zijn leerlingen) . NT (58) . Mt (19) . Mc (13) . Lc (7) . Joh (19) .
- μαθητων αυτου = mathètôn autou (van zijn leerlingen) . NT (27) . Mt (2) . Mc (7) : (1) Mc
3,7 . (2) Mc
7,2 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
10,46 . (5) Mc
11,1 . (6) Mc
13,1 . (7) Mc
14,13 . Lc (4) . Joh (14) .
- μαθηταις αυτου = mathètais autou (aan zijn leerlingen) . NT (29) . Mt (14) . Mc (10) . Lc (1) . Joh (4) .
- Totalen . NT (136) . Mt (41) . Mc (36) . Lc (22) . Joh (37) .
Mc 8,10.7. - 10. μετα των μαθητων αυτου = meta tôn mathètôn autou (met zijn leerlingen) . NT (5) . Mc (2) : (1) Mc 3,7 . (2) Mc 8,10 . Joh (3) : (1) Joh 6,3 . (2) Joh 11,54 . (3) Joh 18,2 .
Eénmaligheid
- embas eis to ploion (ingestapt in de boot) . Mc (1) : Mc 8,10 .
Duality
- act. part. aor. nom. mann. enk. embas van het werkw. embainô (inklimmen)
. Mc (2) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,13 .
- meta tôn mathètôn autou (met zijn leerlingen) . Mc (2)
: (1) Mc
3,7 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) .
(2) Mc
8,10 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen)
.
Na de tweede broodvermenigvuldiging volgt een twistgesprek met de Farizeeën.
Mc 8,11 - Mc 8,11 : 159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc 8,11-13 - Mt 16,1-4 - Mt 12,38-42 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,11 - Mc 8,12 - Mc 8,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 11 En de Farize?n gingen uit, en begonnen met Hem te twisten,
begerende van Hem een teken van den hemel, Hem verzoekende.
King James Bible . [11] And the Pharisees came forth, and began to question
with him, seeking of him a sign from heaven, tempting him.
Luther-Bibel . 11 Und die Pharis?er kamen heraus und fingen an, mit ihm zu streiten,
versuchten ihn und forderten von ihm ein Zeichen vom Himmel.
Tekstuitleg van Mc 8,11 . Het vers Mc 8,11 telt 17 woorden en 97 letters . De getalwaarde van Mc 8,11 is 11092 (2X 2 X 47 X 59) .
Mc
8,11.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) aalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc
8,11.2. ἐξῆλθον (= exèlthon: zij gingen uit; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw εξερχομαι = exerchomai: uitgaan, naar buiten gaan ; zie het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden). Taalgebruik in het
NT : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Mc : exerchomai
(uit-gaan, naar buiten gaan) . Zie ook Taalgebruik in Mc : eiserchomai
(binnengaan) .
Mc
8,11.3. οἱ (= hoi: de; bep lidw nom mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het
NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (101) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,11 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,28 .
Mc
8,11.4. Φαρισαῖοι (= Farisaioi: Farizeeën; zn nom mann mv van het zn φαρισαιος = farisaios: Farizeeër; Griekse uitgang -aios: zn naar bv nw zelfstandig gebruikt: afgescheidene; Hebr: mv përusjim van het ww pârasj: onderscheiden, 'apart' zetten). Taalgebruik in het NT : Pharisaioi
(Farizeeën) . Taalgebruik in Mc : Pharisaioi
(Farizeeën) .
Mc (8) : (1) Mc
2,18 . (2) Mc
2,24 . (3) Mc
3,6 . (4) Mc
7,1 . (5) Mc
7,3 . (6) Mc
7,5 . (7) Mc
8,11 . (8) Mc
10,2 .
gen. mann. mv. farisaiôn (van de Farizeeën) . Mc (4) : (1) Mc
2,16 . (2) Mc
2,18 . (3) Mc
8,15 . (4) Mc
12,13 .
Mc
8,11.5.(= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,11.6.(= èrxanto: zij begonnen; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen, aanvangen, heersen).
Mc 8,11.7.(= sudzètein: te twisten; wkw act inf praes van het wkw συζητεω = sudzèteô: samen onderzoeken, disputeren, twisten)
Mc
8,11.8.(= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc 8,11.9.(= dzètountes: zoekende; wkw act part praes nom mann mv van het wkw ζητεω = dzèteô: zoeken).
Mc 8,11.10.(= par' afkorting van παρα = para: van bij, vanwege, bij, naast; afkorting παρ' = par' ; vz met gen, dat en acc).
Mc
8,11.11.(= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc 8,11.12.(= sèmeion. teken, zn acc onz enk).
Mc 8,11.13.(= apo; 'af', weg van, vanaf; vz van plaats, nl verwijdering; afkorτing απ' = ap' . vóór een niet-aangeblazen klinker en αφ' = af' vóór een aangeblazen klinker).
Mc
8,11.14.(= tou: van de; bep lidw gen mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het). Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
(116) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,23 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,33 . (5) Mc
8,35 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,11.15.(= ouranou: van hemel; zn gen mann enk van het zn ουρανος = ouranos: hemel).
Mc
8,11.16.(= peiradzontes: op de proef stellende; wkw act part praes nom mann mv van het wkw πειραζω: proeven, beproeven, op de proef stellen). Taalgebruik in het NT : peirazô
(beproeven, op de proef stellen) . Taalgebruik in Mc : peirazô
(beproeven, op de proef stellen) . peira : proef , poging . Lat. probare
(proberen , be-proeven) . ex-periment (uit-probering , ervaring) . Hebr. nâsâh
.
Mc (2) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
10,2 . Een vorm van peirazô (beproeven) in 4 verzen in Mc : (1) Mc
1,13 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
10,2 . (4) Mc
12,15 .
Mc
8,11.17.(= auton: hem; pers vnw 3de pers acc mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,26 . (5) Mc
8,32 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,12 - Mc 8,12 : 159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc 8,11-13 - Mt 16,1-4 - Mt 12,38-42 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,11 - Mc 8,12 - Mc 8,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 12 En Hij, zwaarlijk zuchtende in Zijn geest, zeide: Wat
begeert dit geslacht een teken? Voorwaar, Ik zeg u: Zo aan dit geslacht een
teken gegeven zal worden!
King James Bible . [12] And he sighed deeply in his spirit, and saith, Why doth
this generation seek after a sign? verily I say unto you, There shall no sign
be given unto this generation.
Luther-Bibel . 12 Und er seufzte in seinem Geist und sprach: Was fordert doch
dieses Geschlecht ein Zeichen? Wahrlich, ich sage euch: Es wird diesem Geschlecht
kein Zeichen gegeben werden!
Tekstuitleg van Mc 8,12 .
Mc 8,12.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,12.4.
dat. onz. enk. pneumati van het zelfst. naamw. pneuma (geest) . Taalgebruik
in het NT : pneuma
(geest) . Taalgebruik in Mc : pneuma
(geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . Ned. geest .
Mc (7) : (1) Mc
1,8 . (2) Mc
1,23 . (3) Mc
2,8 . (4) Mc
5,2 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
9,25 . (7) Mc
12,36 .
Mc 8,12.5.
vnw. gen. mann. enk. autou (bij hem) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
6. actief indicatief praesens derde persoon enkelvoud legei (hij zegt) van
het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mc (62) . Mc 8 (5) . (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . Een vorm van legô (zeggen in Mc in 15 verzen , van eipon
(ik zei) in 5 verzen .
Mc 8,12.13.
amèn (amen, ja, voorwaar) . Taalgebruik in het NT : amèn
(amen, ja, voorwaar) . Taalgebruik in Mc : amèn
(amen, ja, voorwaar) .
Mc (13) : (1) Mc
3,28 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
9,1 . (4) Mc
9,41 . (5) Mc
10,15 . (6) Mc
10,29 . (7) Mc
11,23 . (8) Mc
12,43 . (9) Mc
13,30 . (10) Mc
14,9 . (11) Mc
14,18 . (12) Mc
14,25 . (13) Mc
14,30 .
Mc 8,12.14. act. ind. praes. 1ste pers. enk. legô (ik zeg) van het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc (19) . Mc
Mc 8,12.15.
pers. voornaamw. 2de pers. dat. mann. mv. humin (aan jullie) van het pers. voornaamw.
humeis (jullie) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord . Taalgebruik in Mc. : persoonlijk
voornaamwoord .
Mc (34) . Mc
Mc 8,12.13. - 15. amèn legô humin (voorwaar ik zeg jullie) . Mc (13) : (1) Mc 3,28 . (2) Mc 8,12 . (3) Mc 9,1 . (4) Mc 9,41 . (5) Mc 10,15 . (6) Mc 10,29 . (7) Mc 11,23 . (8) Mc 12,43 . (9) Mc 13,30 . (10) Mc 14,9 . (11) Mc 14,18 . (12) Mc 14,25 . (13) Mc 14,30 .
Mc 8,12.16. act. ind. pr. 2de pers. enk. van het werkw. eimi (zijn) (A) en ei (indien, of) : voegwoord van voorwaarde (B) . Taalgebruik in het NT : ei . Taalgebruik in Mc : ei . Mc (42) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,12 (B) . (2) Mc 8,14 (B) . (3) Mc 8,23 (B) . (4) Mc 8,29 (A) . (5) Mc 8,34 (B) .
Mc 8,12.18.
bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (4) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,27 . (4) Mc
8,38 .
Mc 8,13 - Mc 8,13 : 159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc 8,11-13 - Mt 16,1-4 - Mt 12,38-42 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,11 - Mc 8,12 - Mc 8,13 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 13 En Hij verliet hen, en wederom in het schip gegaan zijnde,
voer Hij weg naar de andere zijde.
King James Bible . [13] And he left them, and entering into the ship again departed
to the other side.
Luther-Bibel . 13 Und er verlie? sie und stieg wieder in das Boot und fuhr hin?ber.
Tekstuitleg van Mc 8,13 .
Mc 8,13.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,13.3.
pers. voornaamw. acc. mann. mv. autous (hen) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (40) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,9 . (4) Mc
8,13 . (5) Mc
8,29 . (6) Mc
8,31 .
Mc 8,13.5.
act. part. aor. nom. mann. enk. embas van het werkw. embainô (inklimmen)
. Taalgebruik in het NT : embainô
(inklimmen) . Taalgebruik in Mc : embainô
(inklimmen) .
Mc (2) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,13 .
Mc 8,13.7.
eis (naar, tot) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,13.8.
bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (2) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,13 .
Duality
- act. part. aor. nom. mann. enk. embas van het werkw. embainô (inklimmen) . Mc (2) : (1) Mc 8,10 . (2) Mc 8,13 .
160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 -
Mc 8,14 - Mc 8,14 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 14 En Zijn discipelen hadden vergeten brood mede te nemen,
en hadden niet dan een brood met zich in het schip.
King James Bible . [14] Now the disciples had forgotten to take bread, neither
had they in the ship with them more than one loaf.
Luther-Bibel . 14 Und sie hatten vergessen, Brot mitzunehmen, und hatten nicht
mehr mit sich im Boot als ein Brot.
Tekstuitleg van Mc 8,14 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
5. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
6. act. ind. pr. 2de pers. enk. van het werkw. eimi (zijn) (A) en ei (indien, of) : voegwoord van voorwaarde (B) . Taalgebruik in het NT : ei . Taalgebruik in Mc : ei . Mc (42) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,12 (B) . (2) Mc 8,14 (B) . (3) Mc 8,23 (B) . (4) Mc 8,29 (A) . (5) Mc 8,34 (B) .
14. en (in) . Taalgebruik in het NT : en
(in) . Taalgebruik in Mc : en
(in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans . Voorzetsel .
Mc 8 (5) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,3 . (3) Mc
8,14 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,38 .
16. acc. onz. enk. ploion (boot) . Taalgebruik in het NT : ploion
(boot) . Taalgebruik in Mc. : ploion
(boot) . N. vloot . L. navis . N. boot . E. ship . D. Boot .
Mc (6) . In de formule en tô(i) ploiô(i) (in de boot) in Mc (6)
: (1) Mc
1,19 . (2) Mc
1,20 . (3) Mc
4,36 . (4) Mc
5,21 . (5) Mc
6,32 . (6) Mc
8,14 .
Mc 8,15 - Mc 8,15 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 15 En Hij gebood hun, zeggende: Ziet toe, wacht u van den
zuurdesem der Farize?n, en van den zuurdesem van Herodes.
King James Bible . [15] And he charged them, saying, Take heed, beware of the
leaven of the Pharisees, and of the leaven of Herod.
Luther-Bibel . 15 Und er gebot ihnen und sprach: Schaut zu und seht euch vor
vor dem Sauerteig der Pharis?er und vor dem Sauerteig des Herodes.
Tekstuitleg van Mc 8,15 .
Mc 8,15.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,15.2.
mediaal ind. imperf. 3de pers. enk diestelleto (hij beval) van het werkwoord
diastellomai (bevelen) . Taalgebruik in het NT : diastellomai
(bevelen) . Taalgebruik in Mc : diastellomai
(bevelen) . diastellô (uiteenhalen, uiteen-stellen, uiteen-zetten,
scheiden, bepalen) .
Mc (2) : (1) Mc
7,36 . (2) Mc
8,15 .
mediaal ind. aor. 3de pers. enk. diesteilato (hij beval) : Mc (3) : (1)
Mc 5,43
. (2) Mc
7,36 . (3) Mc
9,9 .
Mc 8,15.3.
voornaamwoord dat. mann. en onz. mv. autois (aan hen) van het voornaamw. autos
. Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 8 (7) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,21 . (5) Mc
8,27 . (6) Mc
8,30 . (7) Mc
8,34 .
Mc 8,15.4.
act. ind. praes. nom. mann. enk. legôn (zeggende) van het werkw. legô
(zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (18) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,15 . (2) Mc
8,26 . (3) Mc
8,27 .
6. act. ind. pr. + imperat. pr. 2de pers. mv. blepete (jullie kijken,
kijkt) . van het werkw. blepô (kijken, zien) . Taalgebruik in het NT
: blepô
(kijken, zien) . Taalgebruik in Mc : blepô
(kijken, zien) .
Mc (8) : (1) Mc
4,24 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,18 . (4) Mc
12,38 . (5) Mc
13,5 . (6) Mc
13,9 . (7) Mc
13,23 . (8) Mc
13,33 . Een vorm van blepô (kijken, zien) in Mc in 14 verzen .
Mc 8,15.8.
bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (65) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,37 .
Mc 8,15.10.
bep. lidw. gen. tôn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (90) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,31 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,15.11.
gen. mann. mv. farisaiôn (van de Farizeeën) . Taalgebruik in het
NT : Pharisaioi
(Farizeeën) . Taalgebruik in Mc : Pharisaioi
(Farizeeën) .
Mc (4) : (1) Mc
2,16 . (2) Mc
2,18 . (3) Mc
8,15 . (4) Mc
12,13 .
nom. mann. mv. farisaioi (Farizeeën) . Mc (8) : (1) Mc
2,18 . (2) Mc
2,24 . (3) Mc
3,6 . (4) Mc
7,1 . (5) Mc
7,3 . (6) Mc
7,5 . (7) Mc
8,11 . (8) Mc
10,2 .
Mc 8,15.12.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,15.13.
bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (65) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,37 .
Mc 8,16 - Mc 8,16 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 16 En zij overleiden onder elkander, zeggende: Het is, omdat
wij geen broden hebben.
King James Bible . [16] And they reasoned among themselves, saying, It is because
we have no bread.
Luther-Bibel . 16 Und sie bedachten hin und her, dass sie kein Brot h?tten.
Tekstuitleg van Mc 8,16 .
Mc 8,16.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,16.5.
hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,17 - Mc 8,17 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 17 En Jezus, dat bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt
gij, dat gij geen broden hebt? Bemerkt gij nog niet, en verstaat gij niet, hebt
gij nog uw verharde hart?
King James Bible . [17] And when Jesus knew it, he saith unto them, Why reason
ye, because ye have no bread? perceive ye not yet, neither understand? have
ye your heart yet hardened?
Luther-Bibel . 17 Und er merkte das und sprach zu ihnen: Was bek?mmert ihr euch
doch, dass ihr kein Brot habt? Versteht ihr noch nicht, und begreift ihr noch
nicht? Habt ihr noch ein verh?rtetes Herz in euch?
Tekstuitleg van Mc 8,17 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
3. actief indicatief praesens derde persoon enkelvoud legei (hij zegt) van
het werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mc (62) . Mc 8 (5) . (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . Een vorm van legô (zeggen in Mc in 15 verzen , van eipon
(ik zei) in 5 verzen .
4. voornaamwoord dat. mann. en onz. mv. autois (aan hen) van het voornaamw.
autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 8 (7) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,21 . (5) Mc
8,27 . (6) Mc
8,30 . (7) Mc
8,34 .
1. - 6.
- Mc 2,17
: kai akousas ho ièsous legei autois (en gehoord zegt Jezus hen) .
- Mc 8,17
: kai gnous ho ièsous legei autois (en geweten zegt Jezus hen) . Sommige
tekstlezingen zonder ho ièsous (Jezus) .
7. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
17. bep. lidw. acc. vr. enk. tèn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (109) . Mc (4) : (1) Mc
8,17 . (2) Mc
8,26 . (3) Mc
8,35 . (4) Mc
8,36 .
Mc 8,18 - Mc 8,18 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 18 Ogen hebbende, ziet gij niet? En oren hebbende, hoort
gij niet?
King James Bible . [18] Having eyes, see ye not? and having ears, hear ye not?
and do ye not remember?
Luther-Bibel . 18 Habt Augen und seht nicht, und habt Ohren und h?rt nicht,
und denkt nicht daran:
Tekstuitleg van Mc 8,18 .
2. act. part. praes. nom. mann. + vr. mv. echontes (hebbende) echô
(hebben, bezitten) . Taalgebruik : echô
(hebben, bezitten) in het NT . Taalgebruik : echô
(hebben, bezitten) in Mc . Lat. habere . Ned. hebben . Fr. avoir .
Mc (3) : (1) Mc
2,17 . (2) Mc
8,18 . (3) Mc
10,23 .
4. act. ind. pr. + imperat. pr. 2de pers. mv. blepete (jullie kijken,
kijkt) . van het werkw. blepô (kijken, zien) . Taalgebruik in het NT
: blepô
(kijken, zien) . Taalgebruik in Mc : blepô
(kijken, zien) .
Mc (8) : (1) Mc
4,24 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,18 . (4) Mc
12,38 . (5) Mc
13,5 . (6) Mc
13,9 . (7) Mc
13,23 . (8) Mc
13,33 . Een vorm van blepô (kijken, zien) in Mc in 14 verzen .
5. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
7. act. part. praes. nom. mann. + vr. mv. echontes (hebbende) echô
(hebben, bezitten) . Taalgebruik : echô
(hebben, bezitten) in het NT . Taalgebruik : echô
(hebben, bezitten) in Mc . Lat. habere . Ned. hebben . Fr. avoir .
Mc (3) : (1) Mc
2,17 . (2) Mc
8,18 . (3) Mc
10,23 .
10. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,19 - Mc 8,19 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 19 En gedenkt gij niet, toen Ik de vijf broden brak onder
de vijf duizend mannen, hoeveel volle korven met brokken gij opnaamt? Zij zeggen
Hem: Twaalf.
King James Bible . [19] When I brake the five loaves among five thousand, how
many baskets full of fragments took ye up? They say unto him, Twelve.
Luther-Bibel . 19 Als ich die f?nf Brote brach f?r die f?nftausend, wie viel
K?rbe voll Brocken habt ihr da aufgesammelt? Sie sagten: Zw?lf.
Tekstuitleg van Mc 8,19 .
1. hote (toen) . Taalgebruik in NT : hote
(toen) . Taalgebruik in Mc : hote
(toen) . Voegwoord van tijd .
Mc (12) : (1) Mc
1,32 . (2) Mc
2,25 . (3) Mc
4,6 . (4) Mc
4,10 . (5) Mc
6,21 . (6) Mc
7,17 . (7) Mc
8,19 . (8) Mc
8,20 . (9) Mc
11,1 . (10) Mc
14,12 . (11) Mc
15,20 . (12) Mc
15,41 .
2. bep. lidw. acc. mann. mv. tous (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,25 . (7) Mc
8,27 . (8) Mc
8,33 . (9) Mc
8,38 .
6. eis (naar, tot) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
7. bep. lidw. acc. mann. mv. τους = tous (de) . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
12. plèreis (vol) . Verwijzing : pimplèmi (vervullen, vol maken) , zie Lc 4,1 . Nominatief meervoud . In vijfentwintig verzen in de bijbel . In twintig verzen in het O.T. . In vijf verzen in het NT : (1) Mt 14,20 . (2) Mt 15,37 . (3) Mc 8,19 . (4) Hnd 6,3 (zeven getuigen - plèreis pneumatos kai sofias = vol van geest en wijsheid) . (5) Hnd 19,28 .
15. pers. voornaamw. dat. mann. enk. autô(i) (hem) van het pers. voornaamw.
autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc 8,20 - Mc 8,20 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 20 En toen Ik de zeven brak onder de vier duizend mannen,
hoeveel volle manden met brokken gij opnaamt? En zij zeiden: Zeven.
King James Bible . [20] And when the seven among four thousand, how many baskets
full of fragments took ye up? And they said, Seven.
Luther-Bibel . 20 Und als ich die sieben brach f?r die viertausend, wie viel
K?rbe voll Brocken habt ihr da aufgesammelt? Sie sagten: Sieben.
Tekstuitleg van Mc 8,20 .
1. hote (toen) . Taalgebruik in NT : hote (toen) . Taalgebruik in Mc : hote (toen) . Voegwoord van tijd . Mc (12) : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 2,25 . (3) Mc 4,6 . (4) Mc 4,10 . (5) Mc 6,21 . (6) Mc 7,17 . (7) Mc 8,19 . (8) Mc 8,20 . (9) Mc 11,1 . (10) Mc 14,12 . (11) Mc 15,20 . (12) Mc 15,41 .
2. bep. lidw. acc. mann. mv. τους = tous (de) . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
4. eis (naar, tot) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
5. bep. lidw. acc. mann. mv. τους = tous (de) . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
12. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
14. pers. voornaamw. dat. mann. enk. autô(i) (hem) van het pers. voornaamw.
autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc 8,21 - Mc 8,21 : 160. Het zuurdeeg van de Farizeeën : Mc 8,14-21 - Mt 16,5-12 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,14 - Mc 8,15 - Mc 8,16 - Mc 8,17 - Mc 8,18 - Mc 8,19 - Mc 8,20 - Mc 8,21 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 21 En Hij zeide tot hen: Hoe verstaat gij niet?
King James Bible . [21] And he said unto them, How is it that ye do not understand?
Luther-Bibel . 21 Und er sprach zu ihnen: Begreift ihr denn noch nicht?
Tekstuitleg van Mc 8,21 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
2. actief indicatief imperf. 3de pers. enk. elegen (hij zei) van het werkw.
legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . Mc (31) . Mc 8 (2) : (1) Mc
8,21 . (2) Mc
8,24 .
Een vorm van legô (zeggen) in Mc 8 (14) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,15 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,19 . (6) Mc
8,20 . (7) Mc
8,21 . (8) Mc
8,24 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,28 . (12) Mc
8,29 . (13) Mc
8,30 . (14) Mc
8,33 .
3. voornaamwoord dat. mann. en onz. mv. autois (aan hen) van het voornaamw.
autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 8 (7) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,21 . (5) Mc
8,27 . (6) Mc
8,30 . (7) Mc
8,34 .
161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 - Mc 8,22-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,22 - Mc 8,23 - Mc 8,24 - Mc 8,25 - Mc 8,26 -
STAP-VERHAAL VOOR STAP-VERHAAL : Mc 8,22-26 en Mc 10,46-52 : telkens de genezing van een blinde .
161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 - Mc 8,22-26 - | 1. Jezus en de leerlingen | 2. de begeleiders van de blinde | 3. Jezus | 4. de blinde | 5. Jezus | 6. de blinde | 7. Jezus |
Mc 8,22a | Mc 8,22b | Mc 8,23 | Mc 8,24 | Mc 8,25a | Mc 8,25b | Mc 8,26 | |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | ||
T.T. | T.T. | aorist en imperfectum | aorist en imperfectum | aorist | aorist en imperfectum | aorist |
Personages van het verhaal zijn Jezus (en zijn leerlingen) , de begeleiders van de blinde en de blinde zelf . Er vinden 7 scènes plaats . De pericope begint met kai (en) en in 5 van de 6 veranderingen van personage begint de zin met een kai (en) . Het is overduidelijk een kai (en)teks t. Kai (en) komt in Mc 8,22-26 10X voor .
Mc 8,22 - Mc 8,22 : 161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,22 - Mc 8,23 - Mc 8,24 - Mc 8,25 - Mc 8,26 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 22 En Hij kwam te Bethsaida; en zij brachten tot Hem een
blinde, en baden Hem, dat Hij hem aanraakte.
King James Bible . [22] And he cometh to Bethsaida; and they bring a blind man
unto him, and besought him to touch him.
Luther-Bibel . 22 Und sie kamen nach Betsaida. Und sie brachten zu ihm einen
Blinden und baten ihn, dass er ihn anr?hre.
Tekstuitleg van Mc 8,22 . Het vers Mc 8,22 telt 14 (2 X 7) woorden en 77 (7 X 11) letters . De getalwaarde van Mc 8,22 is 9796 (2 X 2 X 31 X 79) . Mc 8,22 .telt drie nevenschikkende hoofdzinnen . De laatste nevenschikkende zin heeft een bijzin van doel .
Mc 8,22 Καὶ ἔρχονται εἰς Βηθσαϊδάν. καὶ φέρουσιν αὐτῷ τυφλὸν καὶ παρακαλοῦσιν αὐτὸν ἵνα αὐτοῦ ἅψηται.
Vertaling: En zij gaan naar Betsaïda. En zij brengen hem een blinde en zij roepen hem om hulp opdat hij hem zou aanraken.
Mc 8,22 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἔρχονται (= erchontai: zij gaan; wkw med ind praes 3de pers mv van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden) εἰς (= eis: naar; vz van plaats) Βηθσαϊδάν (= bèthsaïdan: Betsaïda; zn eigennaam acc vr enk van het zn βηθσαιδα = bèthsaïda: Betsaïda). καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) φέρουσιν (= ferousin: zij brengen; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw φερω = ferô: dragen, brengen) αὐτῷ (= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) τυφλὸν (= tuflon: blinde; zn acc mann enk van het zn τυφλος = tuflos: blinde; Fr: aveugle < ab oculis = beroofd van ogen) καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) παρακαλοῦσιν (= parakalousin: zij roepen ter hulp; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw παρακαλεω = parakaleô: bijroepen, ter hulp roepen, troosten, bijstaan, aanbevelen, aandringen) αὐτὸν (= auton: hem; aanw vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) ἵνα (= hina: opdat, zodat; ondergeschikt vw van doel) αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) ἅψηται (= hapsètai: hij zou aanraken; act conjunc aor 3de pers enk van het wkw ἁπτω = haptô: vastgrijpen, aanraken).
Mc 8,22.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37
Mc 8,22.2. ἔρχονται (= erchontai: zij gaan; wkw med ind praes 3de pers mv van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden). Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai
(gaan, komen) .
Mc (12) : (1) Mc
2,3 . (2) Mc
2,18 . (3) Mc
5,15 . (4) Mc
5,35 . (5) Mc
5,38 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
10,46 . (8) Mc
11,15 . (9) Mc
11,27 . (10) Mc
12,18 . (11) Mc
14,32 . (12) . Mc
16,2 .
De 3de pers. mv. verwijst naar Jezus en zijn leerlingen . In Mc 7 - 8 wordt
een vorm van ièsous (Jezus) enkel in Mc
8,27 vermeld .
Mc 8,22.3. εἰς (= eis: naar; vz van plaats). Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,22.2.
- 3. erchontai + eis (naar) + plaatsbepaling (6 / 12) :
(1) Mc
5,38 (erchontai eis ton oikon...= zij gaan naar het huis van de overste
van de synagoge) .
(2) Mc
8,22 (erchontai eis tèn Betsaïdan = zij gaan naar Betsaïda)
.
(3) Mc
10,46 (erchontai eis Ierichô = zij gaan naar Jericho) .
(4) Mc
11,15 (erchontai eis Hierosoluma = zij gaan naar Jeruzalem) .
(5) Mc
11,27 (erchontai palin eis Hierosoluma = zij gaan opnieuw naar Jeruzalem)
.
(6) Mc
14,32 (erchontai eis chôrion hou to onoma Gethsèmani = zij
gaan naar de plaats waarvan de naam Getsemani) .
In Mc
8,22 en Mc
10,46 staat de zin aan het begin van de pericope . Hierop volgt telkens
een verhaal van de genezing van een blinde . Na de pericope Mc
8,22-26 volgt de pericope van de belijdenis van Petrus . In de pericope Mc 10,46-52 staat we voor de poorten van Jeruzalem . Op deze pericope volgt de intrede van
Jezus in Jeruzalem .
Mc 8,22.4. Βηθσαϊδάν (= bèthsaïdan: Betsaïda; zn eigennaam acc vr enk van het zn βηθσαιδα = bèthsaïda: Betsaïda). Mc (2) : (1) Mc
6,45 . (2) Mc
8,22 . Taalgebruik in het NT : Bètsaïda
(Betsaïda) . Taalgebruik in Mc : Bètsaïda
(Betsaïda) .
(1) Mc
6,45 . kai proagein eis to peran pros Bèthsaidan (en vooruit te varen
naar de overkant bij Betsaïda) . Het staat bij het begin van de pericope
.
(2) Mc
8,22 . Kai erchontai eis Bèthsaïdan (en zij gaan naar Betsaïda)
. Het staat aan het begin van de pericope .
STAP VOOR STAP !
Mc 8,22.5. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,22.6. φέρουσιν (= ferousin: zij brengen; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw φερω = ferô: dragen, brengen). Taalgebruik in het NT : ferô
(voeren, dragen) . Taalgebruik in Mc : ferô
(voeren, dragen) .
Mc (4) : (1) Mc
7,32 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
11,7 . (4) Mc
15,22 .
Mc 8,22.7. αὐτῷ (= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc 8,22.6. - 7. ferousin autô(i) = zij voeren naar hem . In Mc (2) : (1) Mc 7,32 . (2) Mc 8,22 .
Mc 8,22.8. τυφλὸν (= tuflon: blinde; zn acc mann enk van het zn τυφλος = tuflos: blinde; Fr: aveugle < ab oculis = beroofd van ogen). Taalgebruik
in het NT : tuflos
(blind) . Taalgebruik in Mc : tuflos
(blind) . In Mc een vorm van tuflos in 4 verzen . Steeds zelfstandig gebruikt
.
- nom. mann. enk. tuflos : (1) Mc
10,46 . (2) Mc
10,51 .
- acc. mann. enk. tuflon : (1) Mc
8,22 . (2) Mc
10,49 .
In Mc
8,22-26 wordt de blinde bij Jezus gebracht en wordt hij door Jezus genezen
zonder enige inbreng van de blinde zelf . In Mc
10,46-52 komt de blinde na herhaaldelijk aandringen bij Jezus en spreekt
de blinde zijn verlangen uit om te zien .
Mc 8,22.9. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,22.10. παρακαλοῦσιν (= parakalousin: zij roepen ter hulp; wkw act ind praes 3de pers mv van het wkw παρακαλεω = parakaleô: bijroepen, ter hulp roepen, troosten, bijstaan, aanbevelen, aandringen). Vertalingen
: Latijn : exhortare ; Nederlands : aansporen , oproepen . Taalgebruik in het
NT : parakaleô
- ad-vocare (bij-roepen) . Taalgebruik in Mc : parakaleô
- ad-vocare (bij-roepen) .
Mc (2) : (1) Mc
7,32 . (2) Mc
8,22 .
Een vorm van parakaleô (ter hulp roepen) in Mc (9) wordt telkens gevolgd
door auton (hem) waarmee Jezus is bedoeld .
Mc 8,22.11. αὐτὸν (= auton: hem; aanw vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,26 . (5) Mc
8,32 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,22.12. ἵνα (= hina: opdat, zodat; ondergeschikt vw van doel). Taalgebruik in het NT : hina
(opdat) . Taalgebruik in Mc : hina
(opdat) . Voorzetsel van doel .
Mc (3) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
8,30 .
Een vorm van parakaleô (ter hulp roepen) in Mc (9) wordt telkens gevolgd
door hina (opdat) (5 / 9) : (1) Mc
5,10 . (2) Mc
5,18 . (3) Mc
6,56 . (4) Mc
7,32 . (5) Mc
8,22 .
Mc 8,22.13. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc 8,22.14. ἅψηται (= hapsètai: hij zou aanraken; act conjunc aor 3de pers enk van het wkw ἁπτω = haptô: vastgrijpen, aanraken). Taalgebruik in het NT : haptomai (vastgrijpen, aanraken) . Taalgebruik in Mc : haptomai (vastgrijpen, aanraken) . Lat. tangere , tango , tetigi , tactum : aanraken , belasten , grenzen aan . Gn 20,4 : Hebr. qârab . qërâbh (oorlog, strijd, zie Ps 144,1) . s' avancer < ab ante : vooruit komen , naderen . -> carabine : karabijn ; cabarinière : gendarme , soldaat . Fr. approcher > ad prope : benaderen . Mc (2) : (1) Mc 8,22 . (2) Mc 10,13 .
STAP VOOR STAP ELEMENTEN (Mc
8,22):
1. erchontai (zij gaan) + hapax : eis bèthsaïdan = naar Betsaïda
(Mc 8,22)
EN hapax : eis ièricho = naar Jericho (Mc
10,46) . Hierop volgt telkens een verhaal over de genezing van een blinde
. Na de pericope Mc
8,22-26 volgt de pericope van de belijdenis van Petrus . In de pericope Mc 10,46-52 staat we voor de poorten van Jeruzalem . Op deze pericope volgt de intrede van
Jezus in Jeruzalem .
1. Betsaïda : Mc (2) : (1) Mc
6,45 . (2) Mc
8,22 .
2. ferousin autô(i) = zij voeren naar hem . In Mc (2) : (1) Mc
7,32 (een dove en slecht sprekende) . (2) Mc
8,22 (een blinde) .
3. In Mc
8,22-26 wordt de blinde bij Jezus gebracht en wordt hij door Jezus genezen
zonder enige inbreng van de blinde zelf . In Mc
10,46-52 komt de blinde na herhaaldelijk aandringen bij Jezus en spreekt
de blinde zijn verlangen uit om te zien . Slechts in deze twee verhalen komt
een vorm van tuflos (blind) voor .
3. parakalousin (zij roepen ter hulp) . Mc (2) : (1) Mc
7,32 . (2) Mc
8,22 . In beide verzen : parakalousin auton hina (zij roepen ter hulp opdat)
.
4. hapsètai (hij zou aanraken) . In Mc (2) : (1) Mc
8,22 (een blinde) . (2) Mc
10,13 (kinderen) .
- (1) Mc
8,22 (een blinde) : hina autou hapsètai (opdat hij hem zou aanraken)
- (2) Mc
10,13 (kinderen) : hina autôn hapsètai (opdat hij hen zou aanraken)
.
Mc 8,23 - Mc 8,23 : 161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,22 - Mc 8,23 - Mc 8,24 - Mc 8,25 - Mc 8,26 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 23 En de hand des blinden genomen hebbende, leidde Hij hem
uit buiten het vlek, en spoog in zijn ogen, en leide de handen op hem, en vraagde
hem, of hij iets zag.
King James Bible . [23] And he took the blind man by the hand, and led him out
of the town; and when he had spit on his eyes, and put his hands upon him, he
asked him if he saw ought.
Luther-Bibel . 23 Und er nahm den Blinden bei der Hand und f?hrte ihn hinaus
vor das Dorf, tat Speichel auf seine Augen, legte seine H?nde auf ihn und fragte
ihn: Siehst du etwas?
Tekstuitleg van Mc 8,23 .
Mc 8,23 καὶ ἐπιλαβόμενος τῆς χειρὸς τοῦ τυφλοῦ ἐξήνεγκεν αὐτὸν ἔξω τῆς κώμης, καὶ πτύσας εἰς τὰ ὄμματα αὐτοῦ, ἐπιθεὶς τὰς χεῖρας αὐτῷ, ἐπηρώτα αὐτόν, Εἴ τι βλέπεις;
Vertaling: En hij nam de hand van de blindeen hij leidde hem buiten het dorp en hij spuwde op zijn ogen en hij legde hem de handen op en hij vroeg hem of jij iets ziet?
Mc 8,23 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἐπιλαβόμενος (= epilabomenos: bij zich genomen; wkw med part aor nom mann enk van het wkw ἐπιλαμβανω = epilambanô: bij zich nemen, grijpen, aanvallen) τῆς (= tès: van de, bep lidw gen vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het) χειρὸς (= cheiros: van de hand; zn gen mann enk van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen) τοῦ (= tou: van de; bep lidw gen mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het) τυφλοῦ (= tuflou: van de blinde; bv nw zelfstandig gebruikt gen mann enk van het bv nw τυφλος = tuflos: blinde; Fr: aveugle < ab oculis = beroofd van ogen) ἐξήνεγκεν (= eksènegken: hij bracht buiten; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw εκφερω = ekferô: buitenbrengen) αὐτὸν (= auton: hem; pers vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) ἔξω (= exô: buiten; bw) τῆς (= tès: van de, bep lidw gen vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het) κώμης (= kômès: van het dorp; zn gen vr enk van het zn κώμη = kômè: dorp), καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) πτύσας (= ptusas: nadat hij spuwde); wkw act part aor nom mann enk van het wkw πτύω = ptuô: spuwen, uitspuwen, verachten) εἰς (= eis: naar; vz van plaats) τὰ (= ta; bep lidw nom en acc onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het) ὄμματα (= ommata: ogen; zn acc onz mv van het zn ὄμμα = omma: oog, blik, gezicht) αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het), ἐπιθεὶς (= epitheis: nadat hij oplegde; wkw act part aor van het wkw επιτιθημι = epitithèmi: opleggen) τὰς (= tas: de; bep lidw acc vr mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) χεῖρας (= cheiras: handen; zn acc vr mv van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen) αὐτῷ (= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het), ἐπηρώτα (= epèrôta: hij ondervroeg; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw επερωταω = eperôtaô: 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen. Fr.: inter-roger) αὐτόν (= auton: hem; pers vnw 3de pers acc mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het), Εἴ (= ei: indien, of; voegwoord van voorwaarde) τι (= iets onbep vnw acc onz enk van het onbep vnw τις = tis: iemand, τι = ti: iets) βλέπεις (= blepeis: jij ziet; wkw act ind praes 2de pers enk van het wkw βλεπω = blepô: kijken, zien);
Mc
8,23.1 .καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37
Mc 8,23.2. ἐπιλαβόμενος (= epilabomenos: bij zich genomen; wkw med part aor nom mann enk van het wkw ἐπιλαμβανω = epilambanô: bij zich nemen, grijpen, aanvallen).
Mc 8,23.3. τῆς (= tès: van de, bep lidw gen vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc (65) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,6 . (2) Mc 8,15 . (3) Mc 8,23 . (4) Mc 8,27 . (5) Mc 8,37 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
5. | gen. vr. enk. tès | 65 | 5 | 2 | 3 | 4 | 5 | 7 | 7 | 5 | 5 | 2 | 2 | 4 | 5 | 6 | 2 | 1 | 5271 | 4202 | 1069 | 107 | 65 | 109 | 72 | 164 | 430 | 122 | 281 | 353 |
- bepaald lidw. Ned. : de . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Grieks : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc
8,23.4. χειρὸς (= cheiros: van de hand; zn gen mann enk van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen). Taalgebruik in het NT : cheir
(hand) . Taalgebruik in de LXX : cheir
(hand) . Mc (4) : (1) Mc
1,31 . (2) Mc
5,41 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
9,27 . Een vorm van χειρ = cheir (hand) in de LXX (1943) , in het NT (176) , in Mc (25) .
- יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in
Tenakh : jâd
(hand) . Getalwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur
: 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 .
- יָד = jâd (hand) < zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en oorspronkelijk 1 korte klinker (qal-vorm) (Lettinga(6) 24c1) . De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettinga(6) 13h)
- Ned. : hand . Arabisch : يد = jad (hand) . Taalgebruik in de Qoran : jad (hand) . D. : Hand . E. : hand . Fr. : main . Grieks : χειρ = cheir (hand) . Taalgebruik in het
NT : cheir
(hand) ; cfr chirurgie, chiropraxie . Hebreeuws : יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in
Tenakh : jâd
(hand) . Lat. :manus (cfr manufacture, manuel
= handleiding, manipuler) .
cheir | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | Lc | Hnd |
gen. vr. enk. cheiros | 292 | 266 | 26 | 2 | 4 | 3 | 3 | 9 | 1 | 4 | (1) Lc 1,71 . (2) Lc 1,74 . (3) Lc 8,54 . | (1) Hnd 2,23 . (2) Hnd 3,7 . (3) Hnd 7,25 . (4) Hnd 11,30 . (5) Hnd 12,11 . (6) Hnd 15,23 . (7) Hnd 23,19 . (8) Hnd 28,3 . |
Totaal | 1815 | 1637 | 178 | 25 | 26 | 26 | 15 | 44 | 26 | 16 |
Mc
8,23.5. τοῦ (= tou: van de; bep lidw gen mann enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het). Taalgebruik in het
NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
(116) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,23 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,33 . (5) Mc
8,35 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,23.6. τυφλοῦ (= tuflou: van de blinde; bv nw zelfstandig gebruikt gen mann enk van het bv nw τυφλος = tuflos: blinde; Fr: aveugle < ab oculis = beroofd van ogen).
Mc 8,23.7. ἐξήνεγκεν (= eksènegken: hij bracht buiten; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw εκφερω = ekferô: buitenbrengen).
Mc 8,23.8. αὐτὸν (= auton: hem; pers vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het).
Mc 8,23.9. ἔξω (= exô: buiten; bw).
Mc
8,23.10. τῆς (= tès: van de, bep lidw gen vr enk van het bep lidw ὁ = ho , ἡ = hè , το = to: de - het). Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (65) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,37 .
Mc 8,23.11. κώμης (= kômès: van het dorp; zn gen vr enk van het zn κώμη = kômè: dorp).
Mc
8,23.12. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37
Mc 8,23.13. πτύσας (= ptusas: nadat hij spuwde); wkw act part aor nom mann enk van het wkw πτύω = ptuô: spuwen, uitspuwen, verachten).
Mc
8,23.14. εἰς (= eis: naar; vz van plaats). Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,23.15. τὰ (= ta; bep lidw nom en acc onz mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = h, το = to: de - het).
Mc 8,23.16. ὄμματα (= ommata: ogen; zn acc onz mv van het zn ὄμμα = omma: oog, blik, gezicht).
Mc
8,23.17. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc 8,23.18. ἐπιθεὶς (= epitheis: nadat hij oplegde; wkw act part aor van het wkw επιτιθημι = epitithèmi: opleggen).
Mc
8,23.19. τὰς (= tas: de; bep lidw acc vr mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het
NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (27) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,23 . (2) Mc
8,25 . (3) Mc
8,27 .
Mc
8,23.20. χεῖρας (= cheiras: handen; zn acc vr mv van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen). Taalgebruik in het NT : cheir
(hand) . Taalgebruik in Mc : cheir
(hand) .
Mc 5 (11) : (1) Mc
5,23 . (2) Mc
6,5 . (3) Mc
7,3 . (4) Mc
8,23 . (5) Mc
8,25 . (6) Mc
9,31 . (7) Mc
9,43 . (8) Mc
10,16 . (9) Mc
14,41 . (10) Mc
14,46 . (11) Mc
16,18 .
Mc
8,23.21. αὐτῷ (= autô: aan hem; pers vnw 3de pers dat mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc
8,23.22. ἐπηρώτα (= epèrôta: hij ondervroeg; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw επερωταω = eperôtaô: 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen. Fr.: inter-roger) Taalgebruik in het
NT : eperotaô
(epi - erôtaô) . Taalgebruik in Mc : eperotaô
(epi - erôtaô) .
Mc (9) : (1. Mc
5,9 . (2) Mc
8,23 . (3) Mc
8,27 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
9,33 . (6) Mc
10,17. (7) Mc
13,3 . (8) Mc
14,61 . (9) Mc
15,4 . Een vorm van eperôtaô in Mc (25) .
Mc
8,23.23. αὐτόν (= auton: hem; pers vnw 3de pers acc mann enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,26 . (5) Mc
8,32 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,23.22. - 23. epèrôta auton (hij vroeg hem uit) . Mc (4) : (3) Mc 5,9 (de man met een onreine geest aan Jezus) . (2) Mc 8,23 (Jezus aan de blinde) . (3) Mc 10,17 (de rijke jongeling aan Jezus) . (8) Mc 14,61 (de hogepriester aan Jezus) .
Mc 8,23.24. Εἴ (= ei: indien, of; voegwoord van voorwaarde) Taalgebruik in het NT : ei . Taalgebruik in Mc : ei . Mc (42) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,12 (B) . (2) Mc 8,14 (B) . (3) Mc 8,23 (B) . (4) Mc 8,29 (A) . (5) Mc 8,34 (B) .
Mc 8,23.25. τι (= iets onbep vnw acc onz enk van het onbep vnw τις = tis: iemand, τι = ti: iets).
Mc 8,23.26. βλέπεις (= blepeis: jij ziet; wkw act ind praes 2de pers enk van het wkw βλεπω = blepô: kijken, zien).
Mc 8,24 - Mc 8,24 : 161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,22 - Mc 8,23 - Mc 8,24 - Mc 8,25 - Mc 8,26 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 24 En hij, opziende, zeide: Ik zie de mensen, want ik zie
hen, als bomen, wandelen.
King James Bible . [24] And he looked up, and said, I see men as trees, walking.
Luther-Bibel . 24 Und er sah auf und sprach: Ich sehe die Menschen, als s?he
ich B?ume umhergehen.
Tekstuitleg van Mc 8,24 . Dit vers Mc 8,24 telt 9 (3 X 3) woorden en 56 (2 X 2 X 2 X 7) letters . De getalwaarde van Mc 8,24 is 7427 (7 X 1061) .
Mc 8,24 καὶ ἀναβλέψας ἔλεγεν, Βλέπω τοὺς ἀνθρώπους, ὅτι ὡς δένδρα ὁρῶ περιπατοῦντας.
Vertaling: En nadat hij omhoog had gekeken, zei hij: "ik zie de mensen, omdat ik ze zie rondwandelen als bomen".
Mc 8,24 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἀναβλέψας (= anablepsas: omhooggeblikt; wkw act part aor nom mann enk van het wkw αναβλεπω = anablepô: naar boven / omhoog blikken, opkijken) ἔλεγεν (= elegen: hij zei; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep) , Βλέπω (= blepô: ik zie; wkw act ind praes 1ste pers enk; kijken, zien) τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) ἀνθρώπους (= anthrôpous: mensen; zn acc mann mv van het zn ανθρωπος = anthrôpos: mens), ὅτι (= hoti: dat of omdat; ondergeschikt vw dat een objectzin of een redegevende zin inleidt) ὡς (= hôs: zoals, zodra; voegwoord) δένδρα (= dendra: bomen; zn acc onz mv van het zn δένδρον = dendron: boom) ὁρῶ (= horô: ik zie; wkw act ind praes 1ste pers enk van het wkw ὁραω = horaô: zien) περιπατοῦντας (= peripatountas: rondwandelende; wkw act part praes acc mann mv van het wkw περιπατεω = peripateô: rondwandelen).
Mc 8,24.1.
καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,24.2.
ἀναβλέψας (= anablepsas: omhooggeblikt; wkw act part aor nom mann enk van het wkw αναβλεπω = anablepô: naar boven / omhoog blikken, opkijken). Taalgebruik in het NT : anablepô
(naar boven blikken) . Taalgebruik in Mc : anablepô
(naar boven blikken) . Ned. naar boven / omhoog blikken , opkijken .
Mc (3) : (1) Mc
6,41 . (2) Mc
7,34 . (3) Mc
8,24 .
In Mc
6,41 en Mc
7,34 hoort de handeling (opkijken) tot het wonderritueel van Jezus . In
Mc 8,24
kijkt de blinde omhoog , maar hij ziet de mensen als bomen , onduidelijk . In
Mc 10,51
drukt de blinde de wens uit dat hij zou zien (hina anablepsô) . Jezus
geneest de blinde waarop hij ziet (Mc
10,52 : aneblepsen = hij zag) .
Mc 8,24.3.
ἔλεγεν (= elegen: hij zei; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . Mc (31) . Mc 8 (2) : (1) Mc
8,21 . (2) Mc
8,24 .
Een vorm van legô (zeggen) in Mc 8 (14) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,15 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,19 . (6) Mc
8,20 . (7) Mc
8,21 . (8) Mc
8,24 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,28 . (12) Mc
8,29 . (13) Mc
8,30 . (14) Mc
8,33 .
Mc 8,24.4. Βλέπω (= blepô: ik zie; wkw act ind praes 1ste pers enk; kijken, zien). Taalgebruik in het NT : blepô (kijken, zien) . Taalgebruik in Mc : blepô (kijken, zien) . Mc (1) : Mc 8,24 . Een vorm van blepô (zien) in Mc (14) .
Mc 8,24.5. τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,24.6. ἀνθρώπους (= anthrôpous: mensen; zn acc mann mv van het zn ανθρωπος = anthrôpos: mens). Taalgebruik in het NT : anthrôpos (mens) . Taalgebruik in Mc : anthrôpos (mens) . Mc (1) : Mc 8,24 .
Mc 8,24.7.
ὅτι (= hoti: dat of omdat; ondergeschikt vw dat een objectzin of een redegevende zin inleidt). Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,24.8. ὡς (= hôs: zoals, zodra; voegwoord).
Mc 8,24.9. δένδρα (= dendra: bomen; zn acc onz mv van het zn δένδρον = dendron: boom).
Mc 8,24.10. ὁρῶ (= horô: ik zie; wkw act ind praes 1ste pers enk van het wkw ὁραω = horaô: zien).
Mc 8,24.11. περιπατοῦντας (= peripatountas: rondwandelende; wkw act part praes acc mann mv van het wkw περιπατεω = peripateô: rondwandelen).
Mc 8,25 - Mc 8,25 : 161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,22 - Mc 8,23 - Mc 8,24 - Mc 8,25 - Mc 8,26 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 25 Daarna leide Hij de handen wederom op zijn ogen, en deed
hem opzien. En hij werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar.
King James Bible . [25] After that he put his hands again upon his eyes, and
made him look up: and he was restored, and saw every man clearly.
Luther-Bibel . 25 Danach legte er abermals die H?nde auf seine Augen. Da sah
er deutlich und wurde wieder zurechtgebracht, sodass er alles scharf sehen konnte.
Tekstuitleg van Mc 8,25.
Mc 8,25 εἶτα πάλιν ἐπέθηκεν τὰς χεῖρας ἐπὶ τοὺς ὀφθαλμοὺς αὐτοῦ, καὶ διέβλεψεν, καὶ ἀπεκατέστη, καὶ ἐνέβλεπεν τηλαυγῶς ἅπαντα.
Vertaling: Vervolgens legde hij opnieuw de handen op zijn ogen, en hij keek en hij herstelde en hij zag alles duidelijk.
Mc 8,25 εἶτα (= eita: daarop, vervolgens; bw) πάλιν (= palin: opnieuw; partikel) ἐπέθηκεν (= epethèken: hij legde op; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw επιτιθημι = epitithèmi: opleggen) τὰς (= tas: de; bep lidw acc vr mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) χεῖρας (= cheiras: handen; zn acc vr mv van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen) ἐπὶ (= epi + gen, dat of acc: op, bij, naar, tegen, opnieuw, terug; vz van plaats) τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) ὀφθαλμοὺς (= ofthalmous: ogen; zn acc mann mv van het zn οφθαλμος = ofthalmos: oog) αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het), καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) διέβλεψεν (= dieblepsen: hij zag duidelijk; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw διαβλεπω = diablepô: scherp toezien, strak voor zich uitkijken, duidelijk zien), καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἀπεκατέστη (= apekatestè: hij genas; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αποκαθιστημι = apokathistèmi: herstellen, in een vroegere toestand brengen, genezen), καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἐνέβλεπεν (= eneblepen: en hij lette op; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw εμβλεπω = embleô: kijken, letten op) τηλαυγῶς (= tèlaugôs: van verre te zien, duidelijk) ἅπαντα (= hapanta: alles); onbep vnw acc onz mv van het onbep vnw ἁπας = hapas: ieder, allen, alles).
Mc 8,25.1. εἶτα (= eita: daarop, vervolgens; bw) πάλιν (= palin: opnieuw; partikel).
Mc 8,25.2. πάλιν (= palin: opnieuw; partikel).
Mc 8,25.3. ἐπέθηκεν (= epethèken: hij legde op; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw επιτιθημι = epitithèmi: opleggen).
Mc
8,25.4. τὰς (= tas: de; bep lidw acc vr mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het
NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (27) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,23 . (2) Mc
8,25 . (3) Mc
8,27 .
Mc
8,25.5. χεῖρας (= cheiras: handen; zn acc vr mv van het zn χειρ = cheir: hand / handgreep; gr-: grijpen). Taalgebruik in het NT : cheir
(hand) . Taalgebruik in Mc : cheir
(hand) .
Mc 5 (11) : (1) Mc
5,23 . (2) Mc
6,5 . (3) Mc
7,3 . (4) Mc
8,23 . (5) Mc
8,25 . (6) Mc
9,31 . (7) Mc
9,43 . (8) Mc
10,16 . (9) Mc
14,41 . (10) Mc
14,46 . (11) Mc
16,18 .
Mc 8,25.6.ἐπὶ (= epi + gen, dat of acc: op, bij, naar, tegen, opnieuw, terug; vz van plaats).
Mc 8,25.7. τοὺς (= tous: de; bep lidw acc mann mv van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. : ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,25.8. ὀφθαλμοὺς (= ofthalmous: ogen; zn acc mann mv van het zn οφθαλμος = ofthalmos: oog).
Mc
8,25.9. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc
8,25.10. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,25.11. διέβλεψεν (= dieblepsen: hij zag duidelijk; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw διαβλεπω = diablepô: scherp toezien, strak voor zich uitkijken, duidelijk zien). Taalgebruik in het NT : diablepô (doorzien, doorblikken) . Taalgebruik in Mc. : diablepô (doorzien, doorblikken) . Deze vorm komt in het NT slechts in Mc 8,25 .
Mc
8,25.12. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,25.13. ἀπεκατέστη (= apekatestè: hij genas; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw αποκαθιστημι = apokathistèmi: herstellen, in een vroegere toestand brengen, genezen).
Mc
8,25.14. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37 .
Mc 8,25.15. ἐνέβλεπεν (= eneblepen: en hij lette op; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw εμβλεπω = embleô: kijken, letten op).
Mc 8,25.16. τηλαυγῶς (= tèlaugôs: van verre te zien, duidelijk).
Mc 8,25.17. ἅπαντα (= hapanta: alles); onbep vnw acc onz mv van het onbep vnw ἁπας = hapas: ieder, allen, alles).
Mc 8,26 - Mc 8,26 : 161. Genezing van een blinde te Betsaïda : Mc 8,22-26 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,22 - Mc 8,23 - Mc 8,24 - Mc 8,25 - Mc 8,26 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 26 En Hij zond hem naar zijn huis, zeggende: Ga niet in het
vlek, en zeg het niemand in het vlek.
King James Bible . [26] And he sent him away to his house, saying, Neither go
into the town, nor tell it to any in the town.
Luther-Bibel . 26 Und er schickte ihn heim und sprach: Geh nicht hinein in das
Dorf!
Tekstuitleg van Mc 8,26.
Mc 8,26 καὶ ἀπέστειλεν αὐτὸν εἰς οἶκον αὐτοῦ λέγων, Μηδὲ εἰς τὴν κώμην εἰσέλθῃς.
Vertaling: En hij zond hem naar zijn huis en zei: ga niet naar het dorp.
Mc 8,26 καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa) ἀπέστειλεν (= apesteilan: zij zonden; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw αποστελλω = apostellô: afsturen, wegsturen, afzenden) αὐτὸν (= auton: hem; aanw vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) εἰς (= eis: naar; vz van plaats) οἶκον (= oikos: huis; zn acc mann enk van het zn οικος = oikos: huis) αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het) λέγων (= legôn: zeggende; wkw act part praes nom mann enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep), Μηδὲ (= mède: en niet, ook niet, zelfs niet; partikel) εἰς (= eis: naar; vz van plaats) τὴν (= tèn; bep lidw acc vr enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het) κώμην (= kômèn: dorp; zn acc vr enk van het zn κώμη = kômè: dorp) εἰσέλθῃς (= eiselthès: jij zoudt binnengaan; wkw act conjunct aor 2de pers enk van het wkw εισερχομαι = eiserchomai: gaan naar, binnengaan < voorvoegsel εισ = naar + wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden. Ned.: weg. wkw be-wegen - bewoog - bewogen. D.: Weg. E.: way. Gr. ερχομαι = erchomai: be-weg-en, op weg gaan; de beginklinker kan wijzen op de halfklinker/-medeklinker w/u, r tussen haakjes plaatsen; zo bekomen we w-ch/g: weg).
Mc
8,26.1. καὶ (= kai: en; nevenschikkend vw. D.: und. E.: and. Fr.: et. Lat.: et. Hebr.: wë. Arab.: wa). Taalgebruik : kai
(en) in NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) .
Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,37
Mc 8,26.2. ἀπέστειλεν (= apesteilan: zij zonden; wkw act ind aor 3de pers mv van het wkw αποστελλω = apostellô: afsturen, wegsturen, afzenden).
Mc
8,26.3. αὐτὸν (= auton: hem; aanw vnw 3de pers acc mann enk van het aanw vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,22 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,26 . (5) Mc
8,32 . (6) Mc
8,38 .
Mc
8,26.4. εἰς (= eis: naar; vz van plaats). Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,26.5. οἶκον (= oikos: huis; zn acc mann enk van het zn οικος = oikos: huis).
Mc
8,26.6. αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het). Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
Mc
8,26.7. λέγων (= legôn: zeggende; wkw act part praes nom mann enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (18) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,15 . (2) Mc
8,26 . (3) Mc
8,27 .
Mc 8,26.8. Μηδὲ (= mède: en niet, ook niet, zelfs niet; partikel).
Mc 8,26.9. εἰς (= eis: naar; vz van plaats).
Mc
8,26.10. τὴν (= tèn; bep lidw acc vr enk van het bep lidw ὁ = ho, ἡ = hè, το = to: de - het). Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (109) . Mc (4) : (1) Mc
8,17 . (2) Mc
8,26 . (3) Mc
8,35 . (4) Mc
8,36 .
Mc 8,26.11. κώμην (= kômèn: dorp; zn acc vr enk van het zn κώμη = kômè: dorp).
Mc 8,26.12. εἰσέλθῃς (= eiselthès: jij zoudt binnengaan; wkw act conjunct aor 2de pers enk van het wkw εισερχομαι = eiserchomai: gaan naar, binnengaan < voorvoegsel εισ = naar + wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden. Ned.: weg. wkw be-wegen - bewoog - bewogen. D.: Weg. E.: way. Gr. ερχομαι = erchomai: be-weg-en, op weg gaan; de beginklinker kan wijzen op de halfklinker/-medeklinker w/u, r tussen haakjes plaatsen; zo bekomen we w-ch/g: weg).
Evangelielezing van de 24ste
(vierentwintigste) zondag door het b-jaar : Mc 8,27-35
(Mc
8,27-35) :
In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen naar de dorpen rond Caesarea van
Filippus. Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag: "Wie zeggen
de mensen dat Ik ben?" Zij antwoordden Hem: "Johannes de Doper; anderen
zeggen Elia en weer anderen zeggen dat Gij een van de profeten zijt." Daarop
stelde Hij hun de vraag: "Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?" Petrus
antwoordde: "Gij zijt Christus." Maar Hij verbood hun nadrukkelijk
iemand hierover te spreken. Daarop begon Hij hun te leren dat de Mensenzoon
veel zou moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden
verworpen moest worden, maar dat Hij, na ter dood te zijn gebracht drie dagen
later zou verrijzen. Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid. Toen nam
Petrus Jezus terzijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden. Maar zich
omkerend keek Hij naar zijn leerlingen en voegde Petrus op strenge toon toe:
"Ga weg, satan, terug! want gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil." Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk
bij zich had laten komen, sprak Hij tot hen: "Wie mijn volgeling wil zijn
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want
wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille
van Mij en het Evangelie zal het redden."
analyse van de pericope . In deze pericope zijn er heel wat gelijkenissen in op de inleidingen op de vragen en de antwoorden , de vragen , de antwoorden .
2b. | 3. | 4a. | 5a | 2c | 4b. | 5b | |||||
Mc 8, inleiding | de vraag | antwoord | |||||||||
29b. humeis de (gij echter) | kai alloi (en anderen) | alloi de hoti (anderen nog dat - gij zijt) | |||||||||
27. Kai (en) | 28. hoi de (zij echter) | 29. kai autos (en hijzelf) | 29c | 27b. tina (wie) | tina (wie) | ||||||
en tèi hodôi (onderweg) | me (ik) | me (ik) | su (gij) | ||||||||
epèrôta (vroeg hij) | eipan (zeiden) | epèrôta (vroeg) | apokritheis ho Petros (geantwoord Petrus) | legousin (zeggen) | legete (zeg je) | ||||||
tous mathètas autou (zijn leerlingen) | autous (hen) | hoi anthrôpoi (de mensen) | 28b. hoti (dat - je bent) | ||||||||
legôn (zeggende) | legei(zegt hij) | einai (te zijn) | einai (te zijn) | ei (zijt) | |||||||
autois (hen) | autôi (hem) | autôi (hem) | Iôannèn ton baptistèn (Johannes de Doper) | èlian (Elia) | heis tôn profètôn (één van de profeten) | ho christos (de christus) | |||||
legontes (zeggende) | |||||||||||
10 woorden | 5 | 4 | 5 | 6 | 6 | 13 | 4 | ||||
19 lettergrepen | 9 | 9 | 11 | 12 | 11 | 25 | 5 |
De pericope bestaat uit 4 verzen en 75 woorden . 5X wordt het verbindingswoordje kai (en) en 3X het partikel de (echter) gebruikt . Bij het begin van de verzen staat 3X kai (en) en 1X de (echter) ; er is telkens verandering van personage . Jezus spreekt 2 X 6 woorden (= 12) , Petrus 4 woorden en de leerlingen 13 woorden (citaat) . Verloop van de pericope : Jezus + leerlingen - Jezus - leerlingen - Jezus - Petrus - Jezus .
Mc 8,27 - Mc 8,27 : 162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,27 - Mc 8,28 - Mc 8,29 - Mc 8,30 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 27 En Jezus ging uit en Zijn discipelen naar de vlekken van
Cesarea Filippi. En op den weg vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende tot hen:
Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?
King James Bible . [27] And Jesus went out, and his disciples, into the towns
of Caesarea Philippi: and by the way he asked his disciples, saying unto them,
Whom do men say that I am?
Luther-Bibel . 27 Und Jesus ging fort mit seinen J?ngern in die D?rfer bei C?sarea
Philippi. Und auf dem Wege fragte er seine J?nger und sprach zu ihnen: Wer,
sagen die Leute, dass ich sei?
Tekstuitleg van Mc 8,27 . Het vers Mc 8,27 telt 30 (2 X 3 X 5) woorden en 141 (3 X 47) letters . De getalswaarde van Mc 8,27 is 16421 . We komen aan het centrale gedeelte van het Marcusevangelie. Bij het begin van het evangelie (Mc 1,1) als hier (Mc 8,27) wordt Jezus de Christus genoemd en op het einde van het evangelie (Mc 15,39) wordt hij de zoon van God genoemd . Er grijpt echter een merkwaardige verandering plaats vanaf dit gebeuren in Mc 8,27-30 . Tot nu toe week Jezus telkens uit voor het gevaar van de wereldlijke macht en van de hogepriesters , Farizeeën en schriftgeleerden . Vanaf nu wijkt Jezus niet meer , maar neemt hij het initiatief om naar Jeruzalem te gaan . Vandaar het belang van deze plaatsaanduidingen . Het blijft voor mij een raadsel waarom Jezus het hol van de leeuw kiest . Had hij zijn terechtstelling niet kunnen voorkomen door niet naar Jeruzalem te gaan ? Zijn keuze voor Jeruzalem was toch niet noodzakelijk ? Wellicht kreeg het messiasschap als lijdende dienaar zijn inhoud vanuit de toenmalige concrete situatie . Welk beeld van de messias zou ontstaan zijn indien hij in andere omstandigheden en situaties had geleefd ? Is het beeld van de messias als lijdende dienaar niet tijdsgebonden ?
Mc 8,27.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8: | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,27.2. ind. aor. 3de pers. enk. εξηλθεν = exèlthen (ging uit) van het werkw. εξερχομαι = exerchomai (uitgaan) . Taalgebruik in het NT : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in de LXX : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Mc ( 11) : (1) Mc 1,26 . (2) Mc 1,28 . (3) Mc 1,35 . (4) Mc 2,12 . (5) Mc 2,13 . (6) Mc 4,3 . (7) Mc 6,1 . (8) Mc 8,27 . (9) Mc 9,26 . (10) Mc 11,11 . (11) Mc 14,68 . Lc (8) : (1) Lc 2,1 . (2) Lc 4,14 . (3) Lc 4,35 . (4) Lc 5,27 . (5) Lc 7,17 . (6) Lc 8,5 . (7) Lc 8,35 . (8) Lc 17,29 . Een vorm van εξερχομαι = exerchomai in de LXX (216) , in het NT (742) , in Mc (38) . In Lc (41) . In deze vorm wordt het voor de 8ste maal gebruikt . Verwijst het
naar Betsaïda waaruit Jezus gaat ?
- Uit-gaan kan betekenen : van een besloten ruimte zoals een huis, een stad enz. naar buiten gaan . Het werkwoord wordt ook vaak gebruikt om het weggaan van een onreine geest uit een persoon aan te geven .
exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
ind. aor. 3de pers. enk. exèlthen | 232 | 165 | 67 | 6 | 11 | 8 | 19 | 11 | 4 | 8 | 25 | 44 |
Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 4 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 11 | Mc 14 | ||
1 | ind. aor. 3de pers. enk. exèlthen | 11 | 3 : (1) Mc 1,26 . (2) Mc 1,28 . (3) Mc 1,35 . | 2 : (1) Mc 2,12 . (2) Mc 2,13 | 1 : Mc 4,3 . | 1 : Mc 6,1 . | 1 : Mc 8,27 . | 1 : Mc 9,26 . | 1 : Mc 11,11 . | 1 : Mc 14,68 . |
Mc 8,27.1. - 2. και εξηλθεν = kai exèlthen (en hij ging uit) . NT (18) : (1) Mt 9,26 . (2) Mt 17,18 . (3) Mc 2,13 . (4) Mc 6,1 . (5) Mc 8,27 . (6) Mc 14,68 . (7) Lc 7,17 . enz. In Mc 14,68 gaat Petrus naar buiten na zijn verl oochening van Jezus .
- εξηλθεν δε = exèlthen de (hij echter ging uit) . Bijbel = NT (1) : Lc 8,35 .
- ὁ δε εξελθων = (ho) de exelthôn (hij echter uitgegaan) . Slechts in Mc 1,45 in het NT .
- και εξελθων = kai exelthôn (en uitgegaan) . LXX (8) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . NT (8) : (1) Mt 14,14 . (2) Mt 15,21 . (3) Mt 20,3 . (4) Mt 24,1 . (5) Mt 26,75 . (6) Mc 6,34 . (7) Lc 22,39 . (8) Hnd 12,9 .
- Hebreeuws : וַיֵּצֵא = wajjetse´ (en hij ging uit) < waw consecutivum en qal actief imperfectum derde persoon mann. enk. van het werkw. יָצָא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalswaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 29 (priemgetal) OF 101 priemgetal . Structuur : 1 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (191) . Pentateuch (55) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (33) .
Mc 8,27.3. bepaald lidwoord nom. mann. enk. ὁ = ho . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc (219) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,27 . (2) Mc 8,29 . (3) Mc 8,32 . (4) Mc 8,33 . (5) Mc 8,38 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1. | nom. m. enk. ho | 219 | 12 | 13 | 5 | 12 | 8 | 17 | 6 | 5 | 18 | 28 | 11 | 16 | 16 | 27 | 21 | 4 | 8495 | 6052 | 2443 | 408 | 219 | 331 | 436 | 281 | 612 | 156 | 958 | 1394 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,27.4. ιησους = ièsous (Jezus) . Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in de LXX : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mt : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Lc : Ièsous (Jezus) . Hebr. Jëhôsju`a (JHWH redt) . Ièsous (Jezus) . Mc 8 (1) : Mc 8,27 . Het is de enigste vorm van ièsous in Mc 7 - 8.
Ièsous (Jezus) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | nom. mann. enk. Ièsous | 57 | 4 | 4 | 1 | 3 | 1 | 1 | 5 | 16 | 4 | 5 | 2 | 7 | 3 | 1 | 604 | 149 | 455 | 110 | 57 | 55 | 194 | 10 | 28 | 1 | 222 | 416 | ||
2 | voc. + gen. + dat. mann. enk. Ièsou | 13 | 2 | 1 | 3 | 2 | 1 | 1 | 2 | 1 | 348 | 35 | 313 | 25 | 13 | 18 | 18 | 32 | 196 | 11 | 56 | 74 | ||||||||
3 | acc. mann. enk. Ièsoun | 11 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | 163 | 39 | 124 | 15 | 11 | 14 | 26 | 27 | 31 | 0 | 40 | 66 | ||||||||
totaal | 81 | 6 | 5 | 1 | 8 | 2 | 1 | 8 | 18 | 6 | 5 | 2 | 11 | 6 | 2 | 1115 | 223 | 892 | 150 | 81 | 87 | 238 | 69 | 255 | 12 | 318 | 556 |
Ièsous | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | |
1 | Ièsous | 57 | 4 : (1) Mc 1,9 . (2) Mc 1,14 . (3) Mc 1,17 . (4) Mc 1,25 . | 4 : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,8 . (3) Mc 2,17 . (4) Mc 2,19 . | 1 : Mc 3,7 . | 3 : (1) Mc 5,20 . (2) Mc 5,30 . (3) Mc 5,36 . | 1 : Mc 6,4 . | 1 : Mc 8,27 . |
2 | Ièsou | 13 | 2 : (1) Mc 1,1 (gen.) (2) Mc 1,24 (voc.) | 1 : Mc 2,15 (dat.) | 3 : (1) Mc 5,7 (voc.) . (2) Mc 5,21 (gen.) . (3) Mc 5,27 (gen.) | |||
3 | Ièsoun | 11 | 2 : (1) Mc 5,6 . (2) Mc 5,15 . | 1 : Mc 6,30 . | ||||
totaal | 81 | 6 | 5 | 1 | 8 | 2 | 1 |
- יְהוֹשֻׁעַ = jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) .
Mc 8,27.2. - 4. εξηλθεν ὁ ιησους = exèlthen ho ièsous (Jezus ging uit) . NT (1) : Mc 8,27 .
- ηλθεν ὁ ιησους = èlthen ho ièsous (kwam Jezus) . NT (5) : (1) Mc 1,14 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 4,46 . (4) Joh 20,19 . (5) Joh 20,24 .
- ηλθεν ιησους = èlthen ièsous (kwam Jezus) . NT (1) : Mc 1,9 .
Mc 8,27.5. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,27.6. bepaald lidw. nom. mann. mv. οἱ = hoi . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (101) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,5 . (3) Mc 8,11 . (4) Mc 8,27 . (5) Mc 8,28 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
10. | nom. m. mv. hoi | 101 | 4 | 8 | 8 | 5 | 3 | 7 | 5 | 5 | 4 | 14 | 5 | 7 | 5 | 11 | 10 | 4230 | 3257 | 973 | 196 | 101 | 165 | 125 | 147 | 169 | 70 | 462 | 587 | |
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,27.7. nom. mann. mv. μαθηται = mathètai (leerlingen) van het zelfst. naamw. μαθητης = mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Mc (17) . (1) Mc 2,18 . (2) Mc 2,23 . (3) Mc 5,31 . (4) Mc 6,1 . (5) Mc 6,29 . (6) Mc 6,35 . (7) Mc 7,5 . (8) Mc 7,17 . (9) Mc 8,4 . (10) Mc 8,27 . (11) Mc 9,28 . (12) Mc 10,10 . (13) Mc 10,13 . (14) Mc 10,24 . (15) Mc 11,14 . (16) Mc 14,12 . (17) Mc 14,16 . Een vorm van μαθητης = mathètès (leerling) in de LXX (-) , in het NT (262) .
mathètès (leerling) | Mc 2 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 14 | bijbel | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | syn. | ev. | |
5 | nom. mv. mathètai | 2 : (1) Mc 2,18 . (2) Mc 2,23 . | 1 : Mc 5,31 | 3 : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,29 . (3) Mc 6,35 . | 2 : (1) Mc 7,5 . (2) Mc 7,17 . | 2 : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,27 . | 1 : Mc 9,28 . | 3 : (1) Mc 10,10 . (2) Mc 10,13 . (3) Mc 10,24 . | 1 : Mc 11,14 . | 2 : (1) Mc 14,12 . (2) Mc 14,16 . | 105 | 105 | 38 | 17 | 10 | 36 | 4 | 65 | 101 |
Mc 8,27.8. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 8,11 . (5) Mc 8,12 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 8,23 . (8) Mc 8,25 . (9) Mc 8,26 . (10) Mc 8,27 . (11) Mc 8,30 . (12) Mc 8,33 . (13) Mc 8,34 . (14) Mc 8,35 . (15) Mc 8,36 . (16) Mc 8,37. (17) Mc 8,38 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
Mc 8,27.6. - 8. οἱ μαθηται αυτου = oi mathètai autou (zijn leerlingen) . Mc (11 / 17) . Niet in (1) Mc 2,18 . (2) Mc 7,5 . (3) Mc 10,10 . (4) Mc 10,13 . (5) Mc 10,24 . (6) Mc 14,16 .
3. - 8. ὁ ιησους και οἱ μαθηται αυτου = ho ièsous kai hoi mathètai autou (Jezus en zijn leerlingen) . Bijbel = NT (3) : (1) Mc 8,27 . (2) Joh 2,2 . (3) Joh 3,22 .
2. - 8. εξηλθεν ὁ ιησους και οἱ μαθηται αυτου = exèlthen ho ièsous kai hoi mathètai autou (Jezus en zijn leerlingen ging uit) . Bijbel = NT (1) : Mc
8,27 .
- ηλθεν ὁ ιησους και οἱ μαθηται αυτου = èlthen ho ièsous kai hoi mathètai autou (kwam Jezus en zijn leerlingen) . NT (1) : Joh 3,22 .
- Als we leerlingen horen , veronderstellen we dat Jezus leraar is . Dat betekent niet dat Jezus niets meer te leren heeft . Hij leert samen met zijn leerlingen . Maar Jezus zet de bakens uit . Hij duidt aan waarin er te leren valt . Reeds vele malen hebben we gezegd dat er een lange weg af te leggen valt in het broers / zussen worden .
- Jezus zet een beslissende stap . Hij zal richting Jeruzalem gaan . We betrekken volgende verzen erbij :
- ηλθεν ὁ ιησους = èlthen ho ièsous (kwam Jezus) . NT (5) : (1) Mc 1,14 . (2) Joh 3,22 . (3) Joh 4,46 . (4) Joh 20,19 . (5) Joh 20,24 .
- ηλθεν ιησους = èlthen ièsous (kwam Jezus) . NT (1) : Mc 1,9 .
- Vermits ηλθεν (ὁ) ιησους = èlthen (ho) ièsous (kwam Jezus) slechts in Mc 1,9 en Mc 1,14 kunnen beide verzen aan elkaar gelinkt zijn . We zien dat in de beide pericopen een omgekeerde beweging wordt gedaan . In Mc 1,9 komt Jezus van Galilea , in Mc 1,14 gaat Jezus naar Galilea .
Mc 8,27.9. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 8 (10) : (1) Mc 8,3 . (2) Mc 8,10 . (3) Mc 8,13 . (4) Mc 8,19 . (5) Mc 8,20 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 8,23 . (8) Mc 8,26 . (9) Mc 8,27 . (10) Mc 8,28 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Lat. : in / ad .
Mc 8,27.2. - 9. εξηλθεν ὁ ιησους και οἱ μαθηται αυτου εις = exèlthen ho ièsous kai hoi mathètai autou eis (Jezus en zijn leerlingen ging uit naar) . Bijbel = NT (1) : Mc
8,27 .
- ηλθεν ὁ ιησους και οἱ μαθηται αυτου = èlthen ho ièsous kai hoi mathètai autou eis (kwam Jezus en zijn leerlingen naar) . NT (1) : Joh 3,22 .
- ηλθεν ὁ ιησους eis = èlthen ho ièsous eis (kwam Jezus naar) . NT (1) : Mc 1,14 .
Mc 8,27.10. bep. lidw. acc. vr. mv. τας = tas (de) van het bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc (27) . Mc 8 (3) : (1) Mc 8,23 . (2) Mc 8,25 . (3) Mc 8,27 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
17. | acc. vr. enk. tas | 27 | 4 | 4 | 2 | 2 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1987 | 1674 | 313 | 36 | 27 | 42 | 19 | 57 | 96 | 36 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,27.11. acc. vr. mv. κωμας = kômas van het zelfst. naamw. κομη = kômè (dorp) . Taalgebruik in het NT : kômè (dorp) . Taalgebruik in de LXX : kômè (dorp) . Taalgebruik in Mc : kômè (dorp) . Mc (4) : (1) Mc 6,6 . (2) Mc 6,36 . (3) Mc 6,56 . (4) Mc 8,27 .
kômè (dorp) . | Mc | Mc 6 | Mc 8 | Mc 11 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. vr. enk. kômès | 1 | (1) Mc 8,23 . | 5 | 1 | 4 | 1 | 1 | 2 | 2 | 4 | ||||||||
3 | acc. vr. enk. kômèn | 2 | (1) Mc 8,26 . | (2) Mc 11,2 . | 15 | 2 | 13 | 2 | 2 | 8 | 1 | 12 | 13 | ||||||
7 | acc. vr. mv. kômas | 4 | (1) Mc 6,6 . (2) Mc 6,36 . (3) Mc 6,56 . | (4) Mc 8,27 . | 27 | 17 | 10 | 2 | 4 | 3 | 1 | ||||||||
totaal | 7 | 3 | 3 | 1 | 86 | 59 | 27 | 4 | 7 | 12 | 1 | 14 | 17 |
Mc 8,27.12.
gen. vr. enk. kaisareias van de eigennaam kaisareia (Caesarea) . Taalgebruik
in het NT : kaisareia
(Cesarea) . Taalgebruik in Mc : kaisareia
(Cesarea) . Mc (1) Mc
8,27 . '"Keizersstad" . Naam van een aantal steden die naar de
Kaisar / Caesar genoemd zijn . In twee verzen in de bijbel (Mt en Mc) is Caesarea
van Filippus bedoeld .
Na de dood van Herodes de Grote (4 v.Chr.) werd Filippus tetrarch over het gebied
waar Panias lag. Hij stichtte bij de bron een stad die hij Caesarea noemde,
als eerbetoon aan keizer Augustus (2 v.Chr.). Om het te onderscheiden van de
vele andere plaatsen met de naam Caesarea stond de stad in de oudheid bekend
onder de naam Caesarea Filippi. Filippus maakte Caesarea Filippi de hoofdstad
van zijn rijk. Filippus bouwde de stad op het plateau dat iets hoger gelegen
was dan de bron. Bij opgravingen is onder meer de hoofdstraat teruggevonden.
Ook is een aquaduct aangetroffen, dat de hoger gelegen delen van de stad van
water voorzag. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Panias)
. Panias of Panion was in de oudheid de naam van een van de bronnen van de Jordaan
en van de nabijgelegen stad. De stad werd in de eerste eeuw Caesarea Filippi
genoemd. Tegenwoordig heten zowel de bron als de nabijgelegen plaats Banias
(ook wel gespeld als Banyas). Beiden bevinden zich aan de voet van de Hermonberg
op de Golanhoogten.
Mc 8,27.13.
bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (65) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,6 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,23 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,37 .
Mc 8,27.14.
gen. mann. enk. filippou (Filippus) van de eigennaam filippos (Filippos) . Taalgebruik
in het NT : filippos
(Filippus) . Taalgebruik in Mc : filippos
(Filippus) . Mc (2) : (1) Mc
6,17 . (2) Mc
8,27 .
Herodes Filippus was getrouwd met Herodias, een kleindochter van Herodes de
Grote en Mariamne I. Bij haar kreeg hij een dochter, Salomé. Enige jaren
later scheidde Herodias echter van Herodes Filippus om te kunnen trouwen met
zijn halfbroer Herodes Antipas. Salomé nam zij mee naar Antipas' hof.
Na Herodes' dood in 4 v.Chr. werd Filippus benoemd tot tetrarch over Batanea,
Trachonitis, Auranitis, Gaulanitis en Iturea, dat wil zeggen de gebieden van
Herodes' rijk ten noordoosten van het Meer van Galilea.[4] Naar het voorbeeld
van zijn vader initieerde hij veel grote bouwactiviteiten. Hij stichtte bijvoorbeeld
de stad Caesarea Filippi. Ook herstichtte hij de plaats Betsaïda en noemde
deze Julias (naar Julia de dochter van keizer Augustus). (Website : http://nl.wikipedia.org/wiki/Filippus_(tetrarch)
.
Herodes Antipas 4 vC - 39 n C . Viervorst over Galiléa en Peréa
1. Beval de onthoofding van Johannes de Doper .
Mc 8,27.15. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,27.16.
en (in) . Taalgebruik in het NT : en
(in) . Taalgebruik in Mc : en
(in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans . Voorzetsel .
Mc 8 (5) : (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,3 . (3) Mc
8,14 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,38 .
Mc 8,27.17.
bep. lidw. dat. vr. enk. tè(i) (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (4) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,27 . (4) Mc
8,38 .
Mc 8,27.18. dat. vr. enk. ὁδῳ = hodô(i) van het zelfst. naamw. ὁδος = hodos (weg) . Taalgebruik in het ΝΤ : hodos (weg) . Taalgebruik in de LXX : hodos (weg) . Taalgebruik in Mc : hodos (weg) . Mc (6) : (1) Mc 8,3 . (2) Mc 8,27 . (3) Mc 9,33 . (4) Mc 9,34 . (5) Mc 10,32 . (6) Mc 10,52 .
hodos (weg) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 4 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
3 | dat. vr. enk. hodô(i) | 6 | (1) Mc 8,3 . (2) Mc 8,27 . | (3) Mc 9,33 . (4) Mc 9,34 . | (5) Mc 10,32 . (6) Mc 10,52 . | 176 | 154 | 22 | 5 | 6 | 6 | 2 | 3 | 17 | 17 | 3 | |||||||||
4 | acc. vr. enk. hodon | 10 | (1) Mc 1,2 . (2) Mc 1,3 . | (3) Mc 2,23 . | (4) Mc 4,4 . (5) Mc 4,15 . | (6) Mc 6,8 . | (7) Mc 10,17 . (8) Mc 10,46 . | (9) Mc 11,8 . | (10) Mc 12,14 . | 281 | 230 | 51 | 9 | 10 | 10 | 3 | 12 | 7 | 29 | 32 | 5 | 2 | |||
totaal | 16 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 | 2 | 4 | 1 | 1 | 876 | 776 | 100 | 21 | 16 | 20 | 4 | 20 | 17 | 2 |
- Ned. : weg . D. : Weg . E. : way . Fr. : chemin . Grieks : ὁδος = hodos (weg) . Taalgebruik in het ΝΤ : hodos (weg) . Hebreeuws : דֶרֶך = dèrèkh (weg, wijze, levenswijze) . Taalgebruik in Tenakh : dèrèkh (weg, wijze, levenswijze) . Latijn : via .
Mc 8,27.16. - 18. Telkens bij het gebruik van de datief , in de formule εν τῃ ὁδῳ = en tè(i) hodô(i) ( onderweg) . Mc (6) : (1) Mc 8,3 . (2) Mc 8,27 . (3) Mc 9,33 . (4) Mc 9,34 . (5) Mc 10,32 . (6) Mc 10,52 . Tweemaal is er sprake dat Jezus onderweg is : (1) Mc 8,27 . (2) Mc 10,32 .
Mc 8,27.19. act. ind. imperf. 3de pers. enk. epèrôta (hij ondervroeg) van het werkw. επερωταω = eperôtaô = 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen . (inter-roger : ondervragen , tussen-vragen) , bijvragen . 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen . (inter-roger : ondervragen , tussen-vragen) , bijvragen . επερωταω = eperôtaô (opvragen) . Taalgebruik in het NT : eperotaô (epi - erôtaô) . Taalgebruik in Mc : eperotaô (epi - erôtaô) . Mc (9) : (1) Mc 5,9 . (2) Mc 8,23 . (3) Mc 8,27 . (4) Mc 8,29 . (5) Mc 9,33 . (6) Mc 10,17. (7) Mc 13,3 . (8) Mc 14,61 . (9) Mc 15,4 . Een vorm van επερωταω = eperôtaô in Mc (25) .
eperôtaô (opvragen) | Mc | Mc 5 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | syn. | ev. | P. | |
2 | act. ind. imperf. 3de pers. enk. epèrôta | 9 | (1) Mc 5,9 . | (2) Mc 8,23 . (3) Mc 8,27 . (4) Mc 8,29 . | (5) Mc 9,33 . | (6) Mc 10,17. | (7) Mc 13,3 . | (8) Mc 14,61 . | (9) Mc 15,4 . | 10 | 10 | 9 | 1 | 10 | 10 |
Mc 8,27.20. bep. lidw. acc. mann. mv. τους = tous (de) . Zie bepaald lidwoord ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Mc (52) . Mc 8 (9) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,19 . (4) Mc 8,20 . (5) Mc 8,24 . (6) Mc 8,25 . (7) Mc 8,27 . (8) Mc 8,33 . (9) Mc 8,38 .
lidw. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. | |
16. | acc. m. mv. tous | 52 | 2 | 3 | 2 | 6 | 8 | 4 | 9 | 6 | 1 | 1 | 4 | 3 | 3 | 2960 | 2330 | 630 | 91 | 52 | 98 | 51 | 122 | 156 | 60 | |||||
Totaal | 389 | 21 | 25 | 26 | 22 | 22 | 33 | 30 | 29 | 16 | 28 | 18 | 27 | 23 | 36 | 24 | 9 | 23394 | 18879 | 4515 | 745 | 389 | 644 | 404 | 690 | 1228 | 415 | 1778 | 2182 |
- Nederl. . : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 8,27.21. acc. mann. mv. μαθητας = mathètas (leerlingen) van het zelfst. naamw. μαθητης = mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in de LXX : mathètès (leerling) . Taalgebruik in Mc : mathètès (leerling) . Mt (10) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt 12,49 . (3) Mt 14,22 . (4) Mt 15,32 . (5) Mt 16,13 . (6) Mt 26,45 .. (7) Mt 20,17 . (8) Mt 21,1 . (9) Mt 22,16 . (10) Mt 26,45 . Mc (7) : (1) Mc 6,45 . (2) Mc 8,1 . (3) Mc 8,27 . (4) Mc 8,33 . (5) Mc 9,14 . (6) Mc 9,31 . (7) Mc 12,43 . Lc (13) : (1) Lc 5,30 . (2) Lc 6,13 . (3) Lc 6,20 . (4) Lc 9,14 . (5) Lc 9,43 . (6) Lc 10,23 . (7) Lc 11,1 . (8) Lc 12,1 . (9) Lc 12,22 . (10) Lc 16,1 . (11) Lc 17,1 . (12) Lc 17,22 . (13) Lc 22,45 . Een vorm van μαθητης = mathètès in de LXX (-) , in het NT (262) . Het woordgebruik van μαθητης = mathètès (leerling) in het meervoud is bij Mc en Lc bijna gelijk ; in Mt en Joh is dat bijna het dubbele van Mc en Lc , in Hnd komt het het minst voor . Ook interessant om te bekijken is het gebruik van de nom. en de acc. . Slechts in Lc en Joh overtreft de acc. de nom. .
mathètès (leerling) mv. | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | syn. | ev. | |
5 | nom. mv. mathètai | 2 : (1) Mc 2,18 . (2) Mc 2,23 . | 1 : Mc 5,31 | 3 : (1) Mc 6,1 . (2) Mc 6,29 . (3) Mc 6,35 . | 2 : (1) Mc 7,5 . (2) Mc 7,17 . | 2 : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,27 . | 1 : Mc 9,28 . | 3 : (1) Mc 10,10 . (2) Mc 10,13 . (3) Mc 10,24 . | 1 : Mc 11,14 . | 2 : (1) Mc 14,12 . (2) Mc 14,16 . | 105 | 105 | 38 | 17 | 10 | 36 | 4 | 65 | 101 | |||||
6 | gen. mv. mathètôn | 1 : Mc 3,7 . | 1 : Mc 7,2 . | 1 : Mc 8,10 . | 1 : Mc 10,46 . | 1 : Mc 11,1 . | 1 : Mc 13,1 . | 2 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . | 45 | 45 | 3 | 8 | 7 | 18 | 9 | 18 | 36 | |||||||
7 | dat. mv. mathètais | 2 : (1) Mc 2,15 . (2) Mc 2,16. | 1 : Mc 3,9 . | 1 : Mc 4,34 . | 1 : Mc 6,41 . | 2 : (1) Mc 8,6 . (2)Mc 8,34 . | 1 : Mc 9,18 . | 1 : Mc 10,23 . | 1 : Mc 14,32 . | 1 : Mc 16,7 . | 41 | 41 | 17 | 11 | 3 | 7 | 3 | 31 | 38 | |||||
8 | acc. mv. mathètas | 1 : Mc 6,45 . | 3 : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,27 . (3) Mc 8,33 . | 2 : (1) Mc 9,14 . (2) Mc 9,31 . | 1 : Mc 12,43 . | 39 | 39 | 10 | 7 | 13 | 1 | 8 | 30 | 31 | ||||||||||
Totaal | 4 | 2 | 1 | 1 | 5 | 3 | 8 | 4 | 5 | 2 | 1 | 1 | 5 | 1 | 256 | 256 | 71 | 43 | 37 | 77 | 28 | 151 | 228 |
Mc 8,27.20. - 21. τους μαθητας = tous mathètas (de leerlingen) . Bijbel = NT (35) . Mt (7) . Mc (7) . Lc (14) . Hnd (7) .
- προς τους μαθητας = pros tous mathètas (tot de leerlingen) . NT (14) : (1) Mt 26,40 . (2) Mt 26,45 . (3) Mc 9,14 . (4) Lc 5,30 . (5) Lc 9,14 . (6) Lc 9,43 . (7) Lc 10,22 . (8) Lc 10,23 . (9) Lc 12,1 . (10) Lc 12,22 . (11) Lc 16,1 . (12) Lc 17,1 . (13) Lc 17,22 . (14) Lc 22,45 . Mt (2) . Mc (1) . Lc (11) . In 13 verzen richt Jezus zich tot de leerlingen , in 1 vers (Lc 5,30) richten de schriftgeleerden en de Farizeeën zich tot de leerlingen van Jezus . In 4 verzen gaat Jezus naar zijn leerlingen nl. (1) Mt 26,40 . (2) Mt 26,45 . (3) Mc 9,14 . (4) Lc 22,45 , in 9 verzen spreekt Jezus tot zijn leerlingen . In 7 verzen is dat met de werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) : (1) Lc 9,14 . (2) Lc 9,43 . (3) Lc 10,22 . (4) Lc 10,23 . (5) Lc 12,22 . (6) Lc 17,1 . (7) Lc 17,22 .
Mc 8,27.22. pers. voornaamw. 3de pers. gen. mann. enk. αυτου = autou van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc 8,4 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 8,11 . (5) Mc 8,12 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 8,23 . (8) Mc 8,25 . (9) Mc 8,26 . (10) Mc 8,27 . (11) Mc 8,30 . (12) Mc 8,33 . (13) Mc 8,34 . (14) Mc 8,35 . (15) Mc 8,36 . (16) Mc 8,37. (17) Mc 8,38 .
autos enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
2 | gen. mann. enk. autou | 143 | 13 | 6 | 10 | 4 | 12 | 16 | 6 | 17 | 9 | 8 | 6 | 5 | 6 | 15 | 8 | 2 | 6883 | 5685 | 1198 | 225 | 143 | 220 | 150 | 118 | 256 | 86 | 588 | 738 |
totaal | 413 | 35 | 17 | 27 | 14 | 34 | 34 | 18 | 33 | 32 | 30 | 18 | 25 | 9 | 47 | 34 | 6 | 12884 | 9893 | 2991 | 510 | 413 | 593 | 475 | 350 | 504 | 146 | 1670 | 2145 |
Mc 8,27.21. - 22. μαθητας αυτου = mathètas autou (zijn leerlingen) . NT (22) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt 12,49 . (3) Mt 14,22 . (4) Mt 15,32 . (5) Mt 16,13 . (6) Mt 26,45 .. (7) Mc 6,45 . (8) Mc 8,1 . (9) Mc 8,27 . (10) Mc 8,33 . (11) Mc 9,31 . (12) Mc 12,43 . (13) Lc 5,30 . (14) Lc 6,13 . (15) Lc 6,20 . (16) Lc 9,1 (variante lezing) . (17) Lc 9,14 . (18) Lc 9,43 . (19) Lc 11,1 . (20) Lc 12,1 . (21) Lc 12,22 . (22) Lc 16,1 . Mt (6) . Mc (6) . Lc (10) .
- μαθηται αυτου = mathètai autou (zijn leerlingen) . NT (58) . Mt (19) . Mc (13) . Lc (7) . Joh (19) .
- μαθητων αυτου = mathètôn autou (van zijn leerlingen) . NT (27) . Mt (2) . Mc (7) . Lc (4) . Joh (14) .
- μαθηταις αυτου = mathètais autou (aan zijn leerlingen) . NT (29) . Mt (14) . Mc (10) . Lc (1) . Joh (4) .
- Totalen . NT (136) . Mt (41) . Mc (36) . Lc (22) . Joh (37) .
Mc 8,27.20. - 22. τους μαθητας αυτου = tous mathètas autou (zijn leerlingen) . NT (20) : (1) Mt 12,49 . (2) Mt 14,22 . (3) Mt 15,32 . (4) Mt 16,13 . (5) Mt 26,45 .. (6) Mc 6,45 . (7) Mc 8,1 . (8) Mc 8,27 . (9) Mc 8,33 . (10) Mc 9,31 . (11) Mc 12,43 . (12) Lc 5,30 . (13) Lc 6,13 . (14) Lc 6,20 . (15) Lc 9,14 . (16) Lc 9,43 . (17) Lc 11,1 . (18) Lc 12,1 . (19) Lc 12,22 . (20) Lc 16,1 . Mt (5) . Mc (6) . Lc (9) .
- προς τους μαθητας αυτου = pros tous mathètas autou (tot zijn leerlingen) . NT (7/14) : (1) Mt 26,45 . (2) Lc 5,30 . (3) Lc 9,14 . (4) Lc 9,43 . (5) Lc 12,1 . (6) Lc 12,22 . (7) Lc 16,1 . In Mt (1) , in Lc (6) . In 1 vers ( Lc 5,30) richten de schriftgeleerden en de Farizeeën zich tot de leerlingen van Jezus . In 1 vers (Mt 26,45) gaat Jezus naar zijn leerlingen , in 5 verzen spreekt Jezus tot zijn leerlingen .
Mc 8,27.21. - 22 . μαθητας αυτου = mathètas autou (zijn leerlingen) . NT (22) : (1) Mt 10,1 . (2) Mt 12,49 . (3) Mt 14,22 . (4) Mt 15,32 . (5) Mt 16,13 . (6) Mt 26,45 .. (7) Mc 6,45 . (8) Mc 8,1 . (9) Mc 8,27 . (10) Mc 8,33 . (11) Mc 9,31 . (12) Mc 12,43 . (13) Lc 5,30 . (14) Lc 6,13 . (15) Lc 6,20 . (16) Lc 9,1 (variante lezing) . (17) Lc 9,14 . (18) Lc 9,43 . (19) Lc 11,1 . (20) Lc 12,1 . (21) Lc 12,22 . (22) Lc 16,1 . Mt (6) . Mc (6) . Lc (10) .
- μαθηται αυτου = mathètai autou (zijn leerlingen) . NT (58) . Mt (19) . Mc (13) . Lc (7) . Joh (19) .
- μαθητων αυτου = mathètôn autou (van zijn leerlingen) . NT (27) . Mt (2) . Mc (7) : (1) Mc 3,7 . (2) Mc 7,2 . (3) Mc 8,10 . (4) Mc 10,46 . (5) Mc 11,1 . (6) Mc 13,1 . (7) Mc 14,13 . Lc (4) . Joh (14) .
- μαθηταις αυτου = mathètais autou (aan zijn leerlingen) . NT (29) . Mt (14) . Mc (10) . Lc (1) . Joh (4) .
- Totalen . NT (136) . Mt (41) . Mc (36) . Lc (22) . Joh (37) .
Mc 8,27.23. act. part. praes. nom. mann. enk. λεγων = legôn (zeggend) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Mc (18) : (1) Mc 1,7 . (2) Mc 1,15 . (3) Mc 1,24 . (4) Mc 1,25 . (5) Mc 1,40 . (6) Mc 5,23 . (7) Mc 8,15 . (8) Mc 8,26 . (9) Mc 8,27 . (10) Mc 9,25 . (11) Mc 12,6 . (12) Mc 12,26 . (13) Mc 14,44 . (14) Mc 14,60 . (15) Mc 14,68 . (16) Mc 15,4 . (17) Mc 15,9 . (18) Mc 15,36 . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) .
legô (zeggen) tegenwoordige tijd | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
act. part. pr. nom. mann. enk. legôn | 936 | 758 | 178 | 49 | 18 | 47 | 8 | 25 | 15 | 16 | 114 | 122 |
Mc 8,27.24. dat. mann. en onz. mv. αυτοις = autois van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Mc 8 (7) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,15 . (3) Mc 8,17 . (4) Mc 8,21 . (5) Mc 8,27 . (6) Mc 8,30 . (7) Mc 8,34 .
autoi | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
7 | dat. mann. en onz. mv.autois | 117 | 4 | 6 | 5 | 10 | 5 | 13 | 5 | 7 | 10 | 12 | 7 | 8 | 2 | 13 | 7 | 3 | 1722 | 1180 | 542 | 101 | 117 | 89 | 97 | 75 | 47 | 16 | 307 | 404 |
Mc 8,27.23. - 24. λεγων αυτῳ = legôn autô(i) (zeggend hem) . Mc (2) : (1) Mc
1,40 . (2) Mc
9,25 . In Mc
1,40 leidt het de smeekbede van de melaatse in , in Mc
9,25 de uitdrijvingswoorden van de onreine geest door Jezus .
- λεγων αυτοις = legôn
autois (zeggend hen) : Mc
8,27 .
Mc 8,27.25.
acc. mann. enk. tina (wie) van het vrag. , betrekk. of onbep. voornaamw.
tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis . Ned. wie , wat ? een .
Mc (4) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
9,38 . (4) Mc
15,21 .
Mc 8,27.26.
pers. voornaamw. acc. mann. enk. me (mij) van het pers. voornaamw. egô
(ik) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord . Taalgebruik in Mc. : persoonlijk
voornaamwoord .
Mc (27) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
8,38 .
Mc 8,27.27.
act. ind. praes. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw. legô
(zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (16) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,19 . (2) Mc
8,20 . (3) Mc
8,27 .
Mc 8,27.28.
bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het NT
: bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (101) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,11 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,28 .
Mc 8,27.29. nom. mann. mv. anthrôpoi (mensen) van het zelfst. naamw. anthrôpos (mens) . Taalgebruik in het NT : anthrôpos (mens) . Taalgebruik in Mc : anthrôpos (mens) . Mc (1) : Mc 8,27 .
Mc 8,27.30.
act. inf. praes. einai (zijn) van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het
NT : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn
. E. to be .
Mc (7) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
9,5 . (4) Mc
9,35 . (5) Mc
10,44 . (6) Mc
12,18 . (7) Mc
14,64 .
Mc 8,27
kai (en)eksèlthen (hij ging uit)ho Ièsous kai hoi mathètai
autou (Jezus en zijn leerlingen) eis tas kômas tès Kaisareias
Philippou (naar de dorpen van Caesarea Filippi)30. kai (en)epetimèsen
autois (gebood hen)hina (opdat)mèdeni legôsin peri autou (zij aan
niemand zouden zeggen over hem)162. Belijdenis van Petrus : Mc
8,27-30 - Mt
16,13-20 - Lc
9,18-21 -
Mc 9,30
kakeithen (en vandaar)ekselthontes (uit de dorpen gegaan) pareporeuonto
(gingen zij)dia tès Galilaias (langs Galilea)kai (en) ouk èthelen
(hij wilde niet) hina (opdat) tis gnoi (het iemand zou weten) 171.
Tweede lijdensvoorspelling : Mc
9,30-32 - Mt
17,22-23 - Lc
9,43b-45
Mc 10,1
Kai ekeithen de anastas (en vandaar opgestaan) erchetai (gaat hij)eis
ta horia tès Ioudaias kai peran tou Iordanou (naar de bergen van Judea
en de overzijde van de Jordaan) 264. Van Galilea naar
Judea : Mc
10,1 - Mt
19,1-2
In Mc
8,27 staat het werkwoord eksèlthen (en hij ging uit) in het enkelvoud
, terwijl het onderwerp ho Ièsous kai hoi mathètai autou (Jezus
en zijn leerlingen) meervoud is . In Mc
8,28a zouden we verwachten dat oi de (zij echter) op de leerlingen van Mc
8,27 betrekking heeft . Maar hoi de (sommigen echter) staat parallel met
kai alloi (en anderen)... alloi de ( - nog - anderen echter) . Hoi de (zij echter)
sluit aan bij het onmiddellijk voorafgaande hoi anthrôpoi (de mensen).
Mc 8,28 - Mc 8,28 : 162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,27 - Mc 8,28 - Mc 8,29 - Mc 8,30 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 28 En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: Elias;
en anderen: Een van de profeten.
King James Bible . [28] And they answered, John the Baptist: but some say, Elias;
and others, One of the prophets.
Luther-Bibel . 28 Sie antworteten ihm: Einige sagen, du seist Johannes der T?ufer;
einige sagen, du seist Elia; andere, du seist einer der Propheten.
Tekstuitleg van Mc 8,28 . Het vers Mc 8,28 telt 14 (2 X 7) woorden en 68 (2 X 2 X 17) letters . De getalwaarde van Mc 8,28 is 6448 (2 X 2 X 2 X 2 X 13 X 31) .
Mc 8,28.1.
bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het NT
: bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (101) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,11 . (4) Mc
8,27 . (5) Mc
8,28 .
Mc 8,28.2.
de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc (149 + 2) . Mc 8 (5 + 1) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,9 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,35 (d') .
1. - 2. hoi de (zij echter) . Mc () . Mc 8 (2) : (3) Mc 8,5 . (4) Mc 8,28 .
Mc 8,28.3.
act. ind. aor. 3de p. mv. eipan (zij zeiden) van het werkw. legô (zeggen)
. Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (9) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,28 . (3) Mc
10,4 . (4) Mc
10,37 . (5) Mc
10,39 . (6) Mc
11,6 . (7) Mc
12,7 . (8) Mc
12,16 . (9) Mc
16,8 . De leerlingen van Jezus antwoorden op een vraag van hem . De vraag
luidt : wie ben ik , zeggen de mensen (tina...) .
Mc 8,28.1. - 3. hoi de eipan (zij echter zeiden) . Mc (7 / 9) : (1) Mc 8,5 . (2) Mc 8,28 . (3) Mc 10,4 . (4) Mc 10,37 . (5) Mc 10,39 . (6) Mc 11,6 . (7) Mc 12,16
Mc 8,28.4.
pers. voornaamw. dat. mann. enk. autô(i) (hem) van het pers. voornaamw.
autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
1. - 4. hoi de eipan (zij echter zeiden) + autô(i) (hem) . Mc (4 / 7) : (1) Mc 8,5 . (2) Mc 8,28 . (3) Mc 10,4 . (4) Mc 10,37 . (5) Mc 10,39 . (6) Mc 11,6 . (7) Mc 12,16 .
Mc 8,28.5. act. part. pr. nom. mann. en vr. mv. legontes van het werkw. werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc (15) . Mc 8 (1) : Mc 8,28 . Het is eigenaardig dat bij het hoofdwerkwoord legô (zeggen) nog een participium legontes (zeggende) wordt gebruikt .
Mc 8,28.6.
hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,28.7.
acc. mann. enk. Iôannèn (Johannes) . Taalgebruik in het NT :
Iôannès
(Johannes) . Taalgebruik in Mc : Iôannès
(Johannes) . Hebr. jôchanan . Ned. Johan . D. Johannes . Fr. Jean
. E. John .
Johannes de Doper : Mc (6) : (1) Mc
1,14 . (2) Mc
6,16 . (3) Mc
6,17 . (4) Mc
6,20 . (5) Mc
8,28 . (6) Mc
11,32 .
Een vorm van Jôhannès (Johannes) de Doper in Mc (15) : (1) Mc
1,4 (nom. Iôannès) . (2) Mc 1,6 (nom. Iôannès)
. (3) Mc
1,9 (gen. Iôannou) . (4) Mc
1,14 (acc. Iôannèn) . (5) Mc
2,18 (gen. Iôannou) . (6) Mc
6,14 (nom. Iôannès) . (7) Mc
6,16 (acc. Iôannèn) . (8) Mc
6,17 (acc. Iôannèn) . (9) Mc
6,18 (nom. Iôannès) . (10) Mc
6,20 (acc. Iôannèn) . (11) Mc
6,24 (gen. Iôannou) . (12) Mc
6,25 (gen. Iôannou) . (13) Mc
8,28 (acc. Iôannèn) . (14) Mc
11,30 (gen. Iôannou) . (15) Mc
11,32 (acc. Iôannèn) .
Mc 8,28.8.
bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (6) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,28 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,32 . (5) Mc
8,34 . (6) Mc
8,36 .
Mc 8,28.9.
acc. mann. enk. baptistèn (doper) van het zelfst. naamwoord baptistès
(doper) . Taalgebruik in het NT : baptistès
(doper) . Taalgebruik in Mc : baptistès
(doper) . Stam Hebr. tâbhal : t - b - . Ned. : do- p-en , doop-s-el
, do-m-pe-l- en . Gr. baptizô , baptis-ma . Fr. bapt- ê - me .
Mc (1) : Mc
8,28 . Nog een andere vorm in Mc : gen. mann. enk. baptistou (doper) in
Mc 6,25
.
Mc 8,28.7. - 9. iôannèn ton baptistèn (Johannes de Doper) in Mc 8,28 . iôannou tou baptistou (van Johannes de Doper) in Mc 6,25 .
Mc 8,28.10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,28.11.
nom. mann. mv. alloi (anderen) van het bijvoegl. naamwoord allos (ander)
. Taalgebruik in het NT : allos
(ander) . Taalgebruik in Mc : allos
(ander) . Lat. alter , -tera , -terum (de andere van twee) . Fr. autre .
Ned. a-n-d-er . Eng. other .
Mc (4) : (1) Mc
4,18 . (2) Mc
6,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
11,8 .
1. - 2. kai alloi (en anderen) . Mc (2) : (1) Mc 4,18 . (2) Mc 8,28 . alloi de (anderen echter) . Mc (2) : (1) Mc 6,15 (2X) . (2) Mc 11,8 .
Mc 8,28.12.
acc. mann. enk. èlian van de eigennaam èlias (Elia) . Taalgebruik
in het NT : èlias
(Elia) . Taalgebruik in Mc : èlias
(Elia) .
Mc (3) : (1) Mc
8,28 . (2) Mc
9,11 . (3) Mc
15,35 .
Mc 8,28.13.
nom. mann. mv. alloi (anderen) van het bijvoegl. naamwoord allos (ander)
. Taalgebruik in het NT : allos
(ander) . Taalgebruik in Mc : allos
(ander) . Lat. alter , -tera , -terum (de andere van twee) . Fr. autre .
Ned. a-n-d-er . Eng. other .
Mc (4) : (1) Mc
4,18 . (2) Mc
6,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
11,8 .
Mc 8,28.14.
de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc (149 + 2) . Mc 8 Mc 8 (5 + 1) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,9 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,35 (d') .
Mc 8,28.15.
hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,28.16.
Niet het voorzetsel eis (naar) maar het onbepaald voornaamwoord heis (één
, iemand) . eis (naar, tot) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Taalgebruik in het NT : eis
(naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . E. for .
Mc 8 (10) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,10 . (3) Mc
8,13 . (4) Mc
8,19 . (5) Mc
8,20 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,26 . (9) Mc
8,27 . (10) Mc
8,28 .
Mc 8,28.17.
bep. lidw. gen. tôn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (90) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,31 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,28.18.
gen. mann. mv. profètôn (profeten) van het zelfst. naamw. profètès
(profeet) . Taalgebruik in het NT : profètès
(profeet) . Taalgebruik in Mc : profètès
(profeet) .
Mc (2) : (1) Mc
6,15 . (2) Mc
8,28 . Een vorm van profètès (profeet) in Mc in 5 verzen :
(1) Mc
1,2 . (2) Mc
6,4 . (3) Mc
6,15 (2 vormen) . (4) Mc
8,28 . (5) Mc
11,32 .
STAP-VERHAAL VOOR STAP-VERHAAL : Mc 6,14-16 en Mc 8,27b-28 .
Mc 8,29 - Mc 8,29 : 162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,27 - Mc 8,28 - Mc 8,29 - Mc 8,30 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 29 En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij dat
Ik ben? En Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Gij zijt de Christus.
King James Bible . [29] And he saith unto them, But whom say ye that I am? And
Peter answereth and saith unto him, Thou art the Christ.
Luther-Bibel . 29 Und er fragte sie: Ihr aber, wer, sagt ihr, dass ich sei?
Da antwortete Petrus und sprach zu ihm: Du bist der Christus!
Tekstuitleg van Mc 8,29 . Jezus stelt een vraag, Petrus antwoordt. De vraag en het antwoord worden telkens ingeleid . In de inleiding op de vraag van Jezus (Mc8,29a) wordt het werkwoord eperôtaô (vragen, opvragen) gebruikt . Onmiddellijk na de vraag staat apokritheis (beantwoord) , zonder kai (en) of de (echter) . De inleidingszin met het werkwoord legei (hij zegt) op het antwoord , is een zelfstandige zin .
Mc 8,29.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,29.2.
pers. voornaamw. nom. mann. enk. autos (hij zelf) . Taalgebruik in het NT
: voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (15) . Mc 8 (1) : Mc
8,29 .
Mc 8,29.3.
act. ind. imperf. 3de pers. enk. epèrôta (hij ondervroeg) van het
werkw. eperôtaô = 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen . (inter-roger
: ondervragen , tussen-vragen) , bijvragen . Taalgebruik in het NT : eperotaô
(epi - erôtaô) . Taalgebruik in Mc : eperotaô
(epi - erôtaô) .
Mc (9) : (1) Mc
5,9 . (2) Mc
8,23 . (3) Mc
8,27 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
9,33 . (6) Mc
10,17. (7) Mc
13,3 . (8) Mc
14,61 . (9) Mc
15,4 . Een vorm van eperôtaô in Mc (25) .
Mc 8,29.4.
pers. voornaamw. acc. mann. mv. autous (hen) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (40) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,9 . (4) Mc
8,13 . (5) Mc
8,29 . (6) Mc
8,31 .
Mc 8,29.5. pers. nom. mann. mv. 2de pers. humeis (jullie) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc. : persoonlijk voornaamwoord . Mc (10) : (1) Mc 6,31 . (2) Mc 6,37 . (3) Mc 7,11 . (4) Mc 7,18 . (5) Mc 8,29 . (6) Mc 11,17 . (7) Mc 13,9 . (8) Mc 13,11 . (9) Mc 13,23 . (10) Mc 13,29
Mc 8,29.6.
de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc (149 + 2) . Mc 8 Mc 8 (5 + 1) : (1) Mc
8,5 . (2) Mc
8,9 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,35 (d') .
Mc 8,29.7.
acc. mann. enk. tina (wie) van het vrage. betrekk. of onbep. voornaamw.
tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis . Ned. wie , wat ? een .
Mc (4) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
9,38 . (4) Mc
15,21 .
Mc 8,29.8.
pers. voornaamw. acc. mann. enk. me (mij) van het pers. voornaamw. egô
(ik) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord . Taalgebruik in Mc. : persoonlijk
voornaamwoord .
Mc (27) . Mc 8 (3) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
8,38 .
Mc 8,29.9.
act. ind. praes. 2de pers. mv. legete (jullie zeggen) van het werkw. legô
(zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (4) :
Mc 8,29.10.
act. inf. praes. einai (zijn) van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik in het
NT : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn
. E. to be .
Mc (7) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
9,5 . (4) Mc
9,35 . (5) Mc
10,44 . (6) Mc
12,18 . (7) Mc
14,64 .
Mc 8,29.11.
part. aor. nom. mann. enk. apokritheis (geantwoord) van het werkw. apokrinomai
(antwoorden) . Taalgebruik in het NT : apokrinomai
(antwoorden) . Taalgebruik in Mc : apokrinomai
(antwoorden) .
Mc (14) : (1) Mc
3,33 . (2) Mc
6,37 . (3) Mc
8,29 . (4) Mc
9,5 . (5) Mc
9,19 . (6) Mc
10,3 . (7) Mc
10,24 . (8) Mc
10,51 . (9) Mc
11,14 . (10) Mc
11,22 . (11) Mc
12,35 . (12) Mc
14,48 . (13) Mc
15,2 . (14) Mc
15,12 .
Mc 8,29.12.
bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het NT
: bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (219) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
8,32 . (4) Mc
8,33 . (5) Mc
8,38 .
Mc 8,29.13. eigennaam πετρος = petros (Petrus) . Taalgebruik in het NT : petros (Petrus) . Taalgebruik in Mc : petros (Petrus) . nom. mann. enk. petros (Petrus) . Mc (9) : (1) Mc 8,29 . (2) Mc 8,32 . (3) Mc 9,5 . (4) Mc 10,28 . (5) Mc 11,21 . (6) Mc 13,3 . (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,54 . (9) Mc 14,72 .
petros (Petrus) | Mc | Mc 3 | Mc 5 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | syn. | ev. | |
1 | nom. mann. enk. petros | 9 | (1) Mc 8,29 . (2) Mc 8,32 . | (3) Mc 9,5 . | (4) Mc 10,28 . | (5) Mc 11,21 . | (6) Mc 13,3 . | (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,54 . (9) Mc 14,72 . | 100 | 100 | 15 | 9 | 13 | 23 | 37 | 3 | 37 | 60 | |||
3 | gen. mann. enk. petrou | 1 | (1) Mc 14,66 . | 12 | 12 | 1 | 1 | 4 | 6 | 2 | 6 | ||||||||||
4 | dat. mann. enk. petrô(i) | 4 | (1) Mc 8,33 . | (2) Mc 14,37 . (3) Mc 14,70 . | (4) Mc 16,7 . | 15 | 15 | 4 | 4 | 1 | 4 | 1 | 1 | 9 | 13 | ||||||
5 | acc. mann. enk. petron | 5 | (1) Mc 3,16 . | (2) Mc 5,37 . | (3) Mc 9,2 . | (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,67 . | 25 | 25 | 3 | 5 | 4 | 3 | 10 | 12 | 15 | ||||||
totaal | 19 | 1 | 1 | 3 | 2 | 1 | 1 | 1 | 8 | 1 | 155 | 155 | 23 | 19 | 19 | 34 | 56 | 4 | 61 | 95 |
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. |
Mc 8,29 | Mc 8,32 | Mc 9,5 | Mc 10,28 | Mc 11,21 | Mc 13,3 | Mc 14,20 | Mc 14,54 | Mc 14,72 |
apokritheis (geantwoord) | kai proskalesamenos (en bij zich genomen) | kai apokritheis (en geantwoord) | èrxato legein (hij begon te zeggen) | kai amamnèstheis (en eraan herinnerd) | epèrôta auton ... (vroeg hem) | kai (en) | kai anemnèsthè (en hij herinnerde zich) | |
ho Petros (Petrus) | ho Petros auton (Petrus hem) | ho Petros (Petrus) | ho Petros (Petrus) | ho Petros (Petrus) | Petros (Petrus ...) | ho de Petros (Petrus echter) | ho Petros (Petrus) | ho Petros (Petrus) |
legei (hij zegt) | èrxato epitiman (begon te vermanen) | legei (hij zegt) | legei (hij zegt) | efè (zei) | apo makrothen èkolouthèsen (van verre volgde hij) | to rèma (het woord) | ||
autôi (aan hem) | autôi (hem) | tôi Ièsou (aan Jezus) | autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | autôi (hem) | autôi (hem) | ||
162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 - | 163. Eerste lijdensvoorspelling : Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 - | 168. Verheerlijking van Jezus : Mc 9,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 | 270. Loon voor wie alles verlaten om Jezus te volgen : Mc 10,28-30 - Mt 19,27-29 - Lc 18,28-30 - | 286. De verdorde vijgeboom en de kracht van het geloof : Mc 11,20-25 - Mt 21,20-22 - | 299. Inleiding tot de eschatologische rede : Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 331. Naar de hogepriester : Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 - | 334. Verloochening van Petrus : Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - |
De accusatief Petron komt in 5 verzen voor; in 3 verzen bij het werkwoord paralambanô (naast zich nemen, vergezellen), 1X bij de roeping van de twaalf, waar Jezus aan Simon de naam Petrus oplegt, en 1X in Mc 14,67 waar het dienstmeisje Petrus herkent als een leerling van Jezus .
Mc 8,29.14.
actief indicatief praesens derde persoon enkelvoud legei (hij zegt) van het
werkw. legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mc (62) . Mc 8 (5) . (1) Mc
8,1 . (2) Mc
8,12 . (3) Mc
8,17 . (4) Mc
8,29 . (5) Mc
8,33 . Een vorm van legô (zeggen in Mc in 15 verzen , van eipon
(ik zei) in 5 verzen .
Mc 8,29.15.
pers. voornaamw. dat. mann. enk. autô(i) (hem) van het pers. voornaamw.
autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (109) . Mc 8 (9) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,11 . (3) Mc
8,19 . (4) Mc
8,20 . (5) Mc
8,22 . (6) Mc
8,23 . (7) Mc
8,28 . (8) Mc
8,29 . (9) Mc
8,32 .
Mc 8,29.14. - 15. legei autô(i) (hij / zij zei hem) . Mc (12) : (1) Mc 1,41 . (2) Mc 1,44 . (3) Mc 2,14 . (4) Mc 5,19 . (5) Mc 7,28 . (6) Mc 7,34 . (7) Mc 8,29 . (8) Mc 10,51 . (9) Mc 11,21 . (10) Mc 13,1 . (11) Mc 14,30 . (12) Mc 14,61 .
Mc 8,29.16. pers. vnw. 2de pers. enk. nom. su (jij, gij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord . Mc (9) : (1) Mc 1,11 . (2) Mc 3,11 . (3) Mc 8,29 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,36 . (6) Mc 14,61 . (7) Mc 14,67 . (8) Mc 14,68 . (9) Mc 15,2 .
Mc 8,29.17. act. ind. pr. 2de pers. enk. van het werkw. eimi (zijn) (A) en ei (indien, of) : voegwoord van voorwaarde (B) . Taalgebruik in het NT : ei . Taalgebruik in Mc : ei . Mc (42) . Mc 8 (5) : (1) Mc 8,12 (B) . (2) Mc 8,14 (B) . (3) Mc 8,23 (B) . (4) Mc 8,29 (A) . (5) Mc 8,34 (B) .
Mc 8,29.16.
- 17. su ei (jij bent, gij zijt) . Mc (5 / 9) : (1) Mc
1,11 . (2) Mc
3,11 . (3) Mc
8,29 . (4) Mc
14,61 . (5) Mc
15,2 .
Merk volgende gelijkenissen op :
- Mc 1,11
: su ei ho uios mou = jij bent mijn zoon .
- Mc 3,11
: su ei ho uios tou theou = jij bent de zoon van God .
- Mc 8,29
= Mc 14,61
: su ei ho christos = jij bent de messias .
- Mc 15,2
: su ei ho basileus tôn ioudaiôn = jij bent de koning van de joden
.
Mc 8,29.18.
bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het NT
: bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (219) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3) Mc
8,32 . (4) Mc
8,33 . (5) Mc
8,38 .
Mc 8,30 - Mc 8,30 : 162. Belijdenis van Petrus : Mc 8,27-30 - Mt 16,13-20 - Lc 9,18-21 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,27 - Mc 8,28 - Mc 8,29 - Mc 8,30 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 30 En Hij gebood hun scherpelijk, dat zij het niemand zouden
zeggen van Hem.
King James Bible . [30] And he charged them that they should tell no man of
him.
Luther-Bibel . 30 Und er gebot ihnen, dass sie niemandem von ihm sagen sollten.
Tekstuitleg van Mc 8,30 . Het vers Mc 8,30 telt 8 (2 X 2 X 2) woorden en 43 letters . De getalwaarde van Mc 8,30 is 4307 (59 X 73) .
Mc 8,30.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,30.2. act. ind. aor. 3de pers. enk. επετιμησεν = epetimèsen (hij deed een beroep op 'hun' eer , hij droeg op , hij beval) van het werkw. επιτιμαω = epitimaô (beroep doen op hun eer , nadrukkelijk
vermanen , 'opdragen' , bevelen , berispen) . Taalgebruik in het NT : epitimaô
(opleggen, opdragen) . Taalgebruik in de LXX : epitimaô
(opleggen, opdragen) . Het werkwoord heeft een voorvoegsel επι = epi (aan bij, op) wat het werkwoord
versterkt . Wellicht omwille van het voorvoegsel volgt op het werkwoord steeds
een datief . Bijbel (16) . LXX (2) : (1) Gn 37,10 . (2) Ps 106,9 .
NT (14) : (1) Mt
8,26 . (2) Mt
12,16 ( // Mc
3,12 ) . (3) Mt
17,18 . (4) Mt
20,31 . (5) Mc
1,25 ( // Mt
8,26 ) . (6) Mc
4,39 . (7) Mc
8,30 . (8) Mc
8,33 . (9) Mc
9,25 ( // Mt
17,18 ) . (10) Lc
4,35 . (11) Lc
4,39 . (12) Lc
8,24 . (13) Lc
9,42 . (14) Lc
9,55 . Een vorm van επιτιμαω = epitimaô (nadrukkelijk vermanen , 'opdragen' ,
bevelen , berispen) in de LXX (11) , in het NT (29) , in Mc (9) : (1) Mc
1,25 . (2) Mc
3,12 . (3) Mc
4,39 . (4) Mc
8,30 . (5) Mc
8,32 . (6) Mc
8,33 . (7) Mc
9,25 . (8) Mc
10,13 . (9) Mc
10,48 . In de LXX kan het Griekse werkwoord επιτιμαω = epitimaô (beroep doen op hun eer , nadrukkelijk
vermanen , 'opdragen' , bevelen , berispen) de vertaling zijn van 3 verschillende Hebreeuwse werkwoorden .
- De kenletter σ = s geeft act. en mediaal aor. weer . De stamletter α = a wordt verlengd tot η = è . Vandaar : επετιμησεν = epetimèsen (hij beval) .
epitimaô (opleggen) | Mc | Mc 1 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Br. | syn. | ev. | |
1 | ind imp. 3de p. enk. epetima | 1 | (1) Mc 3,12 . | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||||
2 | ind. imp. 3de p. mv. epetimôn | 1 | (1) Mc 10,48 . | 3 | 3 | 1 | 2 | 3 | 3 | ||||||||
3 | inf. pr. epitiman | 1 | (1) Mc 8,32 . | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||||||
5 | ind. aor. 3de p. enk. mv. epitèmèsen | 5 | (1) Mc 1,25 . | (2) Mc 4,39 . | (3) Mc 8,30 . (4) Mc 8,33 . | (5) Mc 9,25 . | 16 | 2 | 14 | 4 | 5 | 5 | 14 | 14 | |||
6 | act. ind. aor. 3de p. mv. epetimèsan | 1 | (1) Mc 10,13 . | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||||||
9 | 1 | 1 | 1 | 3 | 1 | 2 | 33 | 4 | 29 | 6 | 9 | 12 | 2 | 27 | 27 |
- wa consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיִּגְעַר = wajjigë`ar (en hij berispte) van het werkw. גָעַר = gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Taalgebruik in Tenakh : gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Getalwaarde : ghimel = 3 , ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 273 (3 X 7 X 13) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) Gn 37,10 . (2) Ps 106,9 . Een vorm van het werkw. גָעַר = gâ`ar in 13 verzen in Tenakh .
Mc 8,30.3. dat. mann. en onz. mv. αυτοις = autois van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Mc 8 (7) : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,15 . (3) Mc 8,17 . (4) Mc 8,21 . (5) Mc 8,27 . (6) Mc 8,30 . (7) Mc 8,34 .
autoi | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
7 | dat. mann. en onz. mv.autois | 117 | 4 | 6 | 5 | 10 | 5 | 13 | 5 | 7 | 10 | 12 | 7 | 8 | 2 | 13 | 7 | 3 | 1722 | 1180 | 542 | 101 | 117 | 89 | 97 | 75 | 47 | 16 | 307 | 404 |
Mc 8,30.2. - 3. επετιμησεν αυτοις = epetimèsen autois (hij deed een beroep op hun eer) . Bijbel = NT (4) : (1) Mt 12,16 . (2) Mt 20,31 . (3) Mc 8,30 . (4) Lc 9,55 .
Mc 8,30.4. ἱνα = hina (opdat) . Taalgebruik in het ΝΤ : hina (opdat) . Taalgebruik in de LXX : hina (opdat) . Taalgebruik in Mc : hina (opdat) . Mc (59) . Mc 8 (3) : (1) Mc 8,6 . (2) Mc 8,22 . (3) Mc 8,30 .
hina (opdat) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | ΟΤ | ΝΤ | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
59 | 1 | 1 | 5 | 3 | 5 | 6 | 4 | 3 | 5 | 6 | 3 | 4 | 2 | 5 | 5 | 1 | 1144 | 522 | 620 | 39 | 59 | 46 | 132 | 15 | 292 | 37 | 144 | 276 | 232 | 44 |
Mc 8,30.2. - 4. επετιμησεν αυτοις ἱνα = epetimèsen autois hina (hij deed een beroep op hun eer opdat) . Bijbel = NT (3) : (1) Mt 12,16 . (2) Mt 20,31 . (3) Mc 8,30 .
Mc 8,30.5. dat. mann. enk. μηδενι = mèdeni (aan niemand) van het onbepaald voornaamw. μηδεις = mèdeis (niemand) < mè-d-eis : niet één , niet iemand . Taalgebruik
in het NT : mèdeis
(niemand) . Taalgebruik in de LXX : mèdeis
(niemand) . Mt (3) : (1) Mt
8,4 . (2) Mt
16,20 . (3) Mt
17,9 . Mc (4) : (1) Mc
1,44 ( // Mt
8,4 ) . (2) Mc
7,36 . (3) Mc
8,30 ( // Mt
16,20 ). (4) Mc
9,9 ( // Mt
17,9 ) .
mèdeis (niemand) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. mann. enk. mèdeis | 29 | 14 | 15 | 1 | 2 : (1) Mc 5,43 . (2) Mc 11,14 . | 11 | 1 | 3 | 3 | 9 | 2 | |||
2 | nom. + acc. onz. enk. mèden | 49 | 14 | 35 | 1 | 3 : (1) Mc 1,44 . (2) Mc 5,26 . (3) Mc 6,8 . | 4 | 10 | 16 | 1 | 8 | 8 | 14 | 2 | |
5 | dat. mann. + onz. enk. mèdeni | 23 | 2 | 21 | 3 | 4 : (1) Mc 1,44 . (2) Mc 7,36 . (3) Mc 8,30 . (4) (4) Mc 9,9 . | 3 | 3 | 8 | 10 | 10 | 7 | 1 | ||
totaal | 128 | 39 | 89 | 5 | 9 | 9 | 21 | 43 | 2 | 23 | 23 | 37 | 6 |
onbepaald voornaamw. mèdeni (aan niemand) van het onbepaald voornaamw.
mèdeis (niemand) . Taalgebruik in NT : mèdeis
(niemand) . Taalgebruik in Mc : mèdeis
(niemand) . mè-d-eis : niet één , niet iemand .
Mc (4) : (1) Mc
1,44 . (2) Mc
7,36 . (3) Mc
8,30 . (4) Mc
9,9 .
4. - 5. hina mèdeni (opdat aan niemand) . Mc (3) : (1) Mc 7,36 . (2) Mc 8,30 . (3) Mc 9,9 .
Mc 8,30.6.
conjunct. praes. 3de pers. mv. legôsin (zij zouden zeggen) van het werkw.
legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (2) : (1) Mc
7,36 . (2) Mc
8,30 .
1. 3. - 6. Vergelijk : STAP VOOR STAPVERHAAL
- Mc 7,36
: kai ... autois hina m?deni leg?sin (en hij ... hen dat zij aan niemand zouden
zeggen) . Het zwijggegbod na de genezing van een doofstomme .
- Mc 8,30
: kai ... autois hina m?deni leg?sin (en hij ... hen op dat zij aan niemand
zouden zeggen) .
Mc 8,30.1.
- 6. Vergelijk :
- Mc 1,44
: kai legei autô(i) hora mèdeni mèden eipè(i)s (en
hij zegt hem , zie , dat gij aan niemand niets zegt) . Zwijggebod na de genezing
van de lamme op een eenzame plaats .
- Mc 7,36
: kai diesteilato autois hina m?deni leg?sin (en hij beval hen dat zij aan niemand
zouden zeggen) . Het zwijggegbod na de genezing van een doofstomme .
- Mc 8,30
: kai epetim?sen autois hina m?deni leg?sin (en hij droeg hen op dat zij aan
niemand zouden zeggen) .
- Mc 9,9
: diesteilato autois hina mèdeni ha eidon diègèsôntai
(en hij beval hen dat zij aan niemand zouden verhalen wat zij hadden gezien)
. Het zwijggebod na de verheerlijking op de berg .
STAP VOOR STAP !
8. vnw. gen. mann. enk. autou (bij hem) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 8 (17) : (1) Mc
8,4 . (2) Mc
8,6 . (3) Mc
8,10 . (4) Mc
8,11 . (5) Mc
8,12 . (6) Mc
8,22 . (7) Mc
8,23 . (8) Mc
8,25 . (9) Mc
8,26 . (10) Mc
8,27 . (11) Mc
8,30 . (12) Mc
8,33 . (13) Mc
8,34 . (14) Mc
8,35 . (15) Mc
8,36 . (16) Mc
8,37. (17) Mc
8,38 .
63. Eerste lijdensvoorspelling : Mc 8,31-32 - Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,31 - Mc 8,32 -
Mc 8,31 - Mc 8,31 - 163. Eerste lijdensvoorspelling . - Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,31 - Mc 8,32 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 31 En Hij begon hun te leren, dat de Zoon des mensen veel
moest lijden, en verworpen worden van de ouderlingen, en overpriesters, en Schriftgeleerden,
en gedood worden, en na drie dagen wederom opstaan.
King James Bible . [31] And he began to teach them, that the Son of man must
suffer many things, and be rejected of the elders, and of the chief priests,
and scribes, and be killed, and after three days rise again.
Luther-Bibel . 31 Und er fing an, sie zu lehren: Der Menschensohn muss viel
leiden und verworfen werden von den ?ltesten und Hohenpriestern und Schriftgelehrten
und get?tet werden und nach drei Tagen auferstehen.
Tekstuitleg van Mc 8,31 . Dit vers Mc 8,31 telt 28 (2 X 2 X 7) woorden en 161 (7 X 23) letters . De getalwaarde van Mc 8,31 is 15859 (priemgetal) . In Mc 8,31 kondigt Jezus voor de eerste maal zijn lijden aan . De Marcustekst zegt : hij begon hen te onderrichten dat ... . Blijkbaar moeten de leerlingen onderricht worden in de invulling van Jezus als messias . Hij zal veel lijden , verstoten worden maar na drie dagen opstaan .
Mc 8,31
(eerste lijdensvoorspelling) hoti (dat) dei (het is nodig - het moet)ton huion
tou anthrôpou (de mensenzoon) polla pathein (veel lijden) kai
apodokimasthènai hupo tôn presbuterôn kai tôn archiereôn
kai tôn grammateôn (en verworpen worden door de priesters en de
hogepriesters en de schriftgeleerden) kai meta treis hèmeras
anastènai (en na drie dagen opstaan)
Mc 9,31
(tweede lijdensvoorspelling) ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon)paradidotai
(wordt overgeleverd) eis cheiras anthrôpôn (in handen van de mensen) kai
apoktenousin auton (en zij zullen hem doden) kai apokantheis meta treis
hèmeras anastèsetai (en gestorven - na drie dagen zal hij opstaan)
Mc 10,33
(derde lijdensvoorspelling) ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon)paradothèsetai
(zal overgeleverd worden)tois archiereusin kai tois grammateusin (aan de hogepriesters
en de schriftgeleerden)kai katakrinousin auton thanatôi (en zij zullen
hem tot de dood veroordelen)kai paradôsousin auton tois ethnesin (en zij
zullen hem overleveren aan de heidenen) kai empaiksousin autôi (en
zij zullen hem bespotten) kai emptusousin autôi (en zij zullen hem bespuwen)
kai mastigôsousin auton (en zij zullen hem geselen)kai apoktenousin (en
zij zullen - hem - doden)kai meta treis hèmeras anastèsetai (en
na drie dagen zal hij opstaan)
Mc 8,31.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,31.2.
aorist 3de pers. enk. èrxato van het werkw. archomai (beginnen, aanvangen)
. Taalgebruik in het NT : archomai
(beginnen, aanvangen, heersen) . Taalgebruik in Mc : archomai
(beginnen, aanvangen, heersen) .
Mc (18) . Mc (18) : (1) Mc
1,45 . (2) Mc
4,1 . (3) Mc
5,20 . (4) Mc
6,2 . (5) Mc
6,7 . (6) Mc
6,34 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,32 . (9) Mc
10,28 . (10) Mc
10,32 . (11) Mc
10,47 . (12) Mc
11,15 . (13) Mc
12,1 . (14) Mc
13,5 . (15) Mc
14,33 . (16) Mc
14,69 . (17) Mc
14,71 . 18) Mc
15,8 .
Mc 8,31.3.
actief infinitief praesens didaskein (onderrichten) van het werkw. didaskô
(leren, onderrichten) . Taalgebruik in NT : didaskô
(leren) . Taalgebruik in Mc : didaskô
(leren) . Auto-didact : iemand die door zelfstudie kennis (lering) heeft
verworven . Didactiek : leer van het onderrichten . Lat. docere (doctor) . Cfr
docent , documentatie .
In Marcus in vier verzen telkens voorafgegaan door het werkwoord èrxato
(hij begon) : (1) Mc
4,1 . (2) Mc
6,2 . (3) Mc
6,34 . (4) Mc
8,31 .
Mc 8,31.4.
pers. voornaamw. acc. mann. mv. autous (hen) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (40) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,3 . (2) Mc
8,5 . (3) Mc
8,9 . (4) Mc
8,13 . (5) Mc
8,29 . (6) Mc
8,31 .
Mc 8,31.1. - 4. kai èrxato didaskein autous (en hij begon hen te onderrichten) in Mc (2) : (1) Mc 6,34 . (2) Mc 8,31 . In Mc 6,34 wordt de zin vervolgd met het voorwerp polla (vele dingen) , in Mc 8,31 met een uitgebreide voorwerpszin .
Mc 8,31.5.
hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 8 (8) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,4 . (3) Mc
8,16 . (4) Mc
8,17 . (5) Mc
8,24 . (6) Mc
8,28 . (7) Mc
8,31 . (8) Mc
8,33 .
Mc 8,31.6.
act. ind. praes. 3de pers. enk. dei (moet) . Taalgebruik in het NT : dei
(moet) . Taalgebruik in Mc : dei
(moet) .
In vijf verzen bij Marcus : (1) Mc
8,31 (eerste lijdensvoorspelling) . (2) Mc
9,11 . (3) Mc
13,7 . (4) Mc
13,10 . (5) Mc
13,14 .
Mc 8,31.7.
bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (6) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,28 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,32 . (5) Mc
8,34 . (6) Mc
8,36 .
Mc 8,31.8.
acc. mann. enk. huion (zoon) van het zelfst. naamw. huios (zoon) . Taalgebruik
in het NT : huios
(zoon) . Taalgebruik in Mc : huios
(zoon) . Hebr. ben . Lat. filius . Fr. fils .
Mc (6) : (1) Mc
8,31** . (2) Mc
9,12 **. (3) Mc
9,17 ***. (4) Mc
12,6 ***. (5) Mc
13,26 **. (6) Mc
14,62 **.
Mc 8,31.9.
bep. lidw. nom. gen. enk. tou (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het NT
: bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
(116) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,11 . (2) Mc
8,23 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,33 . (5) Mc
8,35 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,31.10.
gen. mann. enk. anthrôpou (mens) van het zelfst. naamw. anthrôpos
(mens) . Taalgebruik in het NT : anthrôpos
(mens) . Taalgebruik in Mc : anthrôpos
(mens) .
Mc (15) : (1) Mc
2,10 ** . (2) Mc
2,28 **. (3) Mc
5,8 . (4) Mc
7,15 . (5) Mc
7,20 . (6) Mc
8,31** . (7) Mc
8,38 ** . (8) Mc
9,9 ** . (9) Mc
9,12 **. (10) Mc
9,31 ** . (11) Mc
10,33 ** . (12) Mc
10,45 ** . (13) Mc
13,26 **. (14) Mc
14,21 **. (15) Mc
14,41 **.
Mc 8,31.7. - 10. ton huion tou anthrôpou (de menszoon) in Mc (12 / 15) .
Mc 8,31.12. act. inf. aor. pathein van het werkw. paschô (lijden) . Taalgebruik in het NT : paschô (lijden) . Taalgebruik in Mc : paschô (lijden) . Gr. pathos . Lat. pati - passio . Ned. pathos - passie . Zie http://www.xs4all.nl/~adcs/woordenweb/p/pathos.htm . Mc (1) : Mc 8,31 . In Mc : 3 vormen van paschô (lijden) in 3 verzen in 3 hoofdstukken .
Mc 8,31.13. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,31.14. pass. inf. aor. apodokimasthènai van het werkw. apodokimazô (afkeuren, verwerpen) . Taalgebruik in het NT : apodokimazô (afkeuren, verwerpen) . Taalgebruik in Mc : apodokimazô (afkeuren, verwerpen) . Mc (1) : Mc 8,31 . Een andere vorm in Mc : act. ind. aor. 3de pers. mv. apedokimasan = zij verwierpen (Mc 12,10) .
Mc 8,31.16.
bep. lidw. gen. tôn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (90) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,31 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,31.17.
gen. mann. mv. presbuterôn van het zelfst. naamw. presbuteros (oudere)
. Taalgebruik in het NT : presbuteros
(oudere) . Taalgebruik in Mc : presbuteros
(oudere) .
Mc (5) : (1) Mc
7,3 . (2) Mc
7,5 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
14,43 . (5) Mc
15,1 .
Mc 8,31.18. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,31.19.
bep. lidw. gen. tôn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (90) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,31 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,31.21. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,31.22.
bep. lidw. gen. tôn (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (90) . Mc 8 (6) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,15 . (3) Mc
8,28 . (4) Mc
8,31 . (5) Mc
8,33 . (6) Mc
8,38 .
Mc 8,31.24. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,31.26. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 8,31.27.
meta (na , met) . Verwijzing in NT : meta
(na , met) . Verwijzing in Mc : meta
(na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im . Lat. cum . Ned. met . Fr. avec (met)
; après (na , < ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere
, pressum : persen , ) .
Mc 8 (3) : (1) Mc
8,10 . (2) Mc
8,31 . (3) Mc
8,38 .
Mc 8,31.28.
treis (drie) . telwoord . Taalgebruik in het NT : telwoorden
. Taalgebruik in Mc : telwoorden
.
Mc (5) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,31 . (3) Mc
9,5 . (4) Mc
9,31 . (5) Mc
10,34 .
29. gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras (dagen) van het zelfst. naamw. hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : h?mera (dag) . Taalgebruik in Mc : h?mera (dag) . Mc (11) : (1) Mc 1,13 . (2) Mc 5,5 . (3) Mc 6,21 . (4) Mc 8,31 . (5) Mc 9,2 . (6) Mc 9,31 . (7) Mc 10,34 . (8) Mc 13,20 . (9) Mc 13,32 . (10) Mc 14,1 . (11) Mc 14,25 .
30. act. inf. aor. anastènai (opstaan) van het werkw. anistèmi
(opstaan) . Taalgebruik in het NT : anistèmi
(opstaan) . Taalgebruik in Mc : anistèmi
(opstaan) .
Mc (2) : (1) Mc
8,31 . (2) Mc
9,10 .
164. Berisping van Petrus : Mc 8,32-33 - Mc 8,32-33 - Mt 16,22-23 -
Mc 8,32 - Mc 8,32 - 163. Eerste lijdensvoorspelling . - Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 8 -- Mc 8,31 - Mc 8,32 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 32 En dit woord sprak Hij vrij uit; en Petrus, Hem tot zich
genomen hebbende, begon Hem te bestraffen;
King James Bible . [32] And he spake that saying openly. And Peter took him,
and began to rebuke him.
Luther-Bibel . 32 Und er redete das Wort frei und offen. Und Petrus nahm ihn
beiseite und fing an, ihm zu wehren.
Tekstuitleg van Mc 8,32 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
3. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc 8 (6) : (1) Mc
8,2 . (2) Mc
8,28 . (3) Mc
8,31 . (4) Mc
8,32 . (5) Mc
8,34 . (6) Mc
8,36 .
6.και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 8 . Van de 38 verzen in Mc 8 niet in 2 verzen : (1) Mc 8,19 . (2) Mc 8,37 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
8. bep. lidw. nom. mann. enk. ho (de) . bepaald lidwoord . Taalgebruik in het
N .T. : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord .
Mc (219) . Mc 8 (5) : (1) Mc
8,27 . (2) Mc
8,29 . (3)