MARCUSEVANGELIE DERTIENDE HOOFDSTUK - MC 13 -
- bijbeloverzicht -- Taalgebruik -- Mc (Marcus)
-- Mc 13
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.
Overzicht van het NT : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Overzicht van het Marcusevangelie : Mc 1 , Mc 2 , Mc 3 , Mc 4 , Mc 5 , Mc 6 , Mc 7 , Mc 8 , Mc 9 , Mc 10 , Mc 11 , Mc 12 , Mc 13 , Mc 14 , Mc 15 , Mc 16In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het dertiende hoofdstuk van het Marcusevangelie
:
299 Inleiding tot de eschatologische rede : Mc
13,1-4 - Mt
24,1-3 - Lc
21,5-7 -
300 Het begin van het einde : Mc
13,5-8 - Mt
24,4-8 - Lc
21,8-11 -
301 Gedrag bij vervolgingen : Mc
13,9-13 - Mt
24,9-14 - Lc
21,12-19 -
302 De gruwel van de verwoesting van Judea : Mc
13,14-20 - Mt
24,15-22 - Lc
21,20-24 -
303 Pseudochristussen en pseudoprofeten : Mc
13,21-23 - Mt
24,23-25 -
305 De komst van de Mensenzoon : Mc
13,24-27 - Mt
24,29-31 - Lc
21,25-28 -
306 Gelijkenis van de vijgeboom : Mc
13,28-29 - Mt
24,32-33 - Lc
21,29-31 -
307 De tijd van het einde : Mc
13,30-32 - Mt
24,34-36 - Lc
21,32-33 -
308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van
de Heer :Mc
13,33-37 -
99 Inleiding tot de eschatologische rede : Mc 13,1-4 - Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,1 - Mc 13,2 - Mc 13,3 - Mc 13,4 -
Mc 13,1 | Mc 13,3 |
kai (en) | kai (en) |
ekporeuomenou (zich op weg begevende weg) | kathèmenou (gezeten) |
autou (hij) | autou (hij) |
eis to oros tôn elaiôn (op de berg van de Olijven) | |
ek tou hierou (uit de tempel) | katenanti tou hierou (tegenover de tempel) |
299 Inleiding tot de eschatologische rede: Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 - |
Mc 13,1 - Mc 13,1 : 299 Inleiding tot de eschatologische rede - Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,1 - Mc 13,2 - Mc 13,3 - Mc 13,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [1] And as he went out of the temple, one of his disciples
saith unto him, Master, see what manner of stones and what buildings are here!
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,1
Mc 13,1.1.
Καὶ (= kai: en; nv vw. Duits: und. Eng: and. Fr: et. Lat: et. Hebr: wë. Arab: wa). Taalgebruik: kai
(en) in NT. Taalgebruik in Mc: kai
(en).
Mc (555). Mc 13. Van de 37 verzen niet in 11 verzen: (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,1.2. ἐκπορευομένου (= ekporeuomenou: zich op weg begevende naar buiten; wkw med part praes gen mann enk van het wkw εκπορευομαι = ekporeuomai: zich op weg begeven uit. por-euomai p of ph = f -> v + r; poros: weg door een water heen, wad, voorde, veer, doorwaadbare
plaats. Lat.: por-tus: haven. Mnd: voort, ofries: ford , oeng: ford. Het
woord behoort tot de groep van varen.) Taalgebruik in het NT: ekporeuomai
(zich op weg begeven uit). Taalgebruik in Mc: ekporeuomai
(zich op weg begeven uit).
Mc (3): (1) Mc
10,17. (2) Mc
10,46. (3) Mc
13,1. Een vorm van εκπορευομαι = ekporeuomai: zich op weg begeven uit, in Mc in 11 verzen.
Een vorm van εκπορευομαι = ekporeuomai: zich op weg begeven uit, vergezeld van εκ = ek (4) :
(1) Mc
7,15 (2) Mc
7,20 (3) Mc
7,21 (4) Mc
13,1 , van εξω = exô (1) : Mc
11,19 , van θεν = -then (2) : (1) Mc
6,11 (2) Mc
7,21
Mc 13,1.3.
αὐτοῦ (= autou: van hem of van het; pers vnw 3de pers gen mann of onz enk van het pers vnw 3de pers enk: αυτος - αυτη - αυτο: autos - autè - auto: hij - zij - het).
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos. Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos.
Mc (143). Mc 13 (6) (1) Mc
13,1. (2) Mc
13,3. (3) Mc
13,15. (4) Mc
13,16. (5) Mc
13,27. (6) Mc
13,34. In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief: (1) Mc
13,1. (2) Mc
13,3. In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord.
Mc 13,12 - 3 ἐκπορευομένου αὐτοῦ = ekporeuomenou autou: terwijl hij (Jezus) zich naar buiten op weg begeeft. Losse genitief in Mc (3): (1) Mc 10,17. (2) Mc 10,46 (3) Mc 13,1. In Mc 10,17 vertrekt Jezus uit een huis in de streek van Juda, in Mc 10,46 uit de stad Jericho en in Mc 13,1. uit de tempel van Jeruzalem.
Mc 13,14
ek - ex (uit) Taalgebruik in het NT : ek
(uit) Taalgebruik in Mc : ek
(uit) Ned uit D aus E out Fr de
Mc (38 + 20 = 58) ek (uit) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,15 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,27 (tempel - huis - hemel - 4 windstreken)
Mc 13,15
bep lidw gen mann + onz enk tou (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (116) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26
Mc 13,16
gen onz enk hierou (heiligdom, tempel) Taalgebruik in het NT : hieron
(heiligdom, tempel) Taalgebruik in Mc : hieron
(heiligdom, tempel) Mc (9) Mc 11 (5) Mc 12 (1) Mc 13 (2) Mc 14
(1) Een vorm van hieron is steeds voorafgegaan door een voorzetsel (9 / 9)
1 dia tou hierou (door de tempel) Mc (1) : Mc
11,16
2 eis to hieron (naar de tempel) Mc (2) : (1) Mc
11,11 (2) Mc
11,15
3 ek tou hierou (uit de tempel) Mc (1) : Mc
13,1
4 en tô(i) hierô(i) (in de tempel) Mc (4) : (1) Mc
11,15 (2) Mc
11,27 (3) Mc
12,35 (4) Mc
14,49
5 katenanti tou hierou (tegenover de tempel) Mc (1) : Mc
13,3
Een vorm van hieron (tempel) in Mc 11 (5) : (1) eis to hieron (naar de tempel)
: Mc 11,11 (2) eis to hieron (naar de tempel) : Mc
11,15 (3) en tô(i) hierô(i) (in de tempel) : Mc
11,15 (4) dia tou hierou (door de tempel) : Mc
11,16 (5) en tô(i) hierô(i) (in de tempel) : Mc
11,27
7. λέγει (= λέγει: hij zegt; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep; Ned: lezen / lec-tuur; les.
Fr: leçon). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in Mc: legô
(zeggen).
Mc (62). Mc 13 (1): Mc
13,1. Een vorm van legô (zeggen) in Mc 13 in 5 verzen, van eipon
(ik zeg) in 3 verzen.
8 pers voornaamw dat mann enk autô(i) (hem) van het pers voornaamw
autos Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (109) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,2 In beide verzen bij een vorm van het werkw legô (zeggen)
Mc 13,17 - 8 legei autô(i) (hij / zij zei hem) Mc (12) : (1) Mc 1,41 (2) Mc 1,44 (3) Mc 2,14 (4) Mc 5,19 (5) Mc 7,28 (6) Mc 7,34 (7) Mc 8,29 (8) Mc 10,51 (9) Mc 11,21 (10) Mc 13,1 (11) Mc 14,30 (12) Mc 14,61
Mc 13,19
onbepaald voornaamw heis (iemand) OF eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
10 bep lidw gen m + vr + onz mv tôn (de) Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (90) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,27
9 - 10 heis (tou / tôn) = iemand (van)
- Mc 5,22 : heis tôn archisunagôgôn (iemand van de synagogeoversten)
- heis tôn profètôn (iemand van de profeten) (2) : (1) Mc
6,15 (2) Mc
8,28
- Mc 9,17 : heis ek tou ochlou (iemand uit het volk)
11 gen mann mv mathètôn (leerlingen) Zelfstandig naamwoord mathètès (leerling) Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) Mc (8) : (1) Mc 3,7 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) (2) Mc 7,2 (3) Mc 8,10 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) (4) Mc 10,46 (5) Mc 11,1 (duo tôn mathètôn autou = twee van zijn leerlingen) (6) Mc 13,1 (heis tôn mathètôn autou = één van zijn leerlingen) (7) Mc 14,13 (duo tôn mathètôn autou = twee van zijn leerlingen) (8) Mc 14,14 (meta tôn mathètôn mou = met mijn leerlingen)
14. ιδε (= ide: zie; wkw act imperat aor 2de pers enk; zie het wkw ειδεν = eiden: hij zag; stam: ιδ = id). Taalgebruik in het NT: eiden (hij zag).
Mc 13,1.17
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
- poreuomai = zich op weg begeven (bij Marcus), zie Mc 10,1 Ekporeuomenou autou (bij het naar buiten treden van Jezus) Participium praesens genitief enkelvoud, losse genitief : (1) Mc 10,17 (2) Mc 10,46 (3) Mc 13,1 Het vormt een link met Mc 11,27 : kai erchontai palin eis Hierosoluma kai en tôi hierôi peripatountos autou (en zij gaan opnieuw naar Jeruzalem En tijdens het rondwandelen van Jezus in de tempel)
Mc 13,2 - Mc 13,2 : 299 Inleiding tot de eschatologische rede - Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,1 - Mc 13,2 - Mc 13,3 - Mc 13,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [2] And Jesus answering said unto him, Seest thou these
great buildings? there shall not be left one stone upon another, that shall
not be thrown down
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,2
1 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
2 bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
3 nom mann enk Ièsous (Jezus) Taalgebruik in NT : Ièsous (Jezus) Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) Mc 13 (2) : (1) Mc 13,2 (2) Mc 13,5
1 - 3 kai ho ièsous (en Jezus) Vooraan de zin Mc (4) : (1) Mc 3,7 (2) Mc 11,33 (3) Mc 12,34 (4) Mc 13,2
4. εἶπεν (= eipen: hij zei; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep; Ned: lezen / lec-tuur; les. Fr: leçon). Taalgebruik in het NT: legô (zeggen). Taalgebruik in de LXX: legô (zeggen). Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318); van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608); in het NT (925).
legô (zeggen) . V.T. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. aor. 3de p. enk. eipen | 56 | 1 | 1 | 1 | 2 | 3 | 3 | 3 | 2 | 5 | 11 | 3 | 8 | 1 | 9 | 1 | 2 | 3024 | 2426 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
1. - 5. και ὁ ιησους ειπεν αυτῳ = kai ho ièsous eipen autô(i): en Jezus zei hem. NT (2 of 3): (1) Mc 10,52 (variante lezing). (2) Mc 13,2. (3) Lc 18,42.
- ὁ δε ιησους ειπεν αυτῳ = ho de ièsous eipen autô(i): Jezus echter zei hem. NT (7) : (1) Mt 8,22. (2) Mt 22,37. (3) Mt 26,50. (4) Mc 9,23. (5) Mc 10,1 . (6) Mc 10,52. (7) Lc 22,48.
- ὁ ιησους ειπεν αυτῳ = ho ièsous eipen autô(i): en Jezus zei hem. NT (2): (1) Mt 16,17. (2) Lc 18,22.
In totaal: 11 of 12.
6. βλέπεις (= blepeis: jij ziet; wkw act ind praes 2de pers enk van het wkw βλεπω = blepô: kijken, zien). Taalgebruik in het NT : blepô (kijken, zien). Taalgebruik in de LXX : blepô (kijken, zien). Taalgebruik in Mc: blepô (kijken, zien). Een vorm van βλεπω = blepô (kijken, zien) in de LXX (133), in het NT (132), Mt (20), Mc (14), Lc (15), Joh (17). Hnd (14).
blepô (kijken, zien) | Mc | Mc 4 | Mc 5 | Mc 8 | Mc 12 | Mc 13 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
act. ind. pr. 2de p. enk. blepeis | 4 | (1) Mc 5,31 . | (2) Mc 8,23 . | (3) Mc 12,14 . | (4) Mc 13,2 . | 14 | 4 | 10 | 2 | 4 | 2 | 1 | 1 | 8 | 8 |
11 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
12 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
13. ἀφεθῇ (= afethè: hij zou laten; wkw pass conjunct aor 3de pers enk van het wkw αφιημι = af -hièmi: in beweging zetten, zenden, af-laten, ver-laten. laten, afièmi < apo-ièmi < ap-hièmi, zie Baeyens 15,1 blz 8).
16 epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
19 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
21. καταλυθῇ.(= kataluthè: hij zou vernietigd worden); wkw pass conjunct aor 3de pers enk van het wkw καταλυω = kataluô: ontbinden, vernietigen)
Mc 13,3 - Mc 13,3 : 299 Inleiding tot de eschatologische rede - Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,1 - Mc 13,2 - Mc 13,3 - Mc 13,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [3] And as he sat upon the mount of Olives over against
the temple, Peter and James and John and Andrew asked him privately,
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,3
Mc 13,3.1
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,3.2. καθημένου (= kathèmenou: zittende); wkw med part praes gen mann enk van het wkw καθημαι = kathèmai: zich zetten, gaan zitten, zitten). Taalgebruik in het NT : kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten) Taalgebruik in Mc : kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten) Mc (1) Mc 13,3
3 pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw
autos Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
Mc 13,3.4
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
Mc 13,3.5
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
7 bep lidw gen m + vr + onz mv tôn (de) Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (90) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,27
10 bep lidw gen mann + onz enk tou (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (116) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26
Mc 13,3.11
gen onz enk hierou (heiligdom, tempel) Taalgebruik in het NT : hieron
(heiligdom, tempel) Taalgebruik in Mc : hieron
(heiligdom, tempel) Een vorm van hieron is steeds voorafgegaan door een
voorzetsel
1 dia tou hierou (door de tempel) Mc (1) : Mc
11,16
2 eis to hieron (naar de tempel) Mc (2) : (1) Mc
11,11 (2) Mc
11,15
3 ek tou hierou (uit de tempel) Mc (1) : Mc
13,1
4 en tô(i) hierô(i) (in de tempel) Mc (4) : (1) Mc
11,15 (2) Mc
11,27 (3) Mc
12,35 (4) Mc
14,49
5 katenanti tou hierou (tegenover de tempel) Mc (1) : Mc
13,3
Een vorm van hieron (tempel) in Mc 11 (5) : (1) eis to hieron (naar de tempel)
: Mc 11,11 (2) eis to hieron (naar de tempel) : Mc
11,15 (3) en tô(i) hierô(i) (in de tempel) : Mc
11,15 (4) dia tou hierou (door de tempel) : Mc
11,16 (5) en tô(i) hierô(i) (in de tempel) : Mc
11,27
Mc 13,3.12
επηρωτα (= epèrôta: hij ondervroeg; wkw act ind imperf 3de pers enk van het wkw επερωταω = eperôtaô: 'op'-vragen, 'onder'-vragen, bijvragen. Fr.: inter-roger). Taalgebruik in het NT : eperotaô
(epi - erôtaô) Taalgebruik in Mc : eperotaô
(epi - erôtaô)
Mc (9): (1) Mc
5,9 (2) Mc
8,23 (3) Mc
8,27 (4) Mc
8,29 (5) Mc
9,33 (6) Mc
10,17 (7) Mc
13,3 (8) Mc
14,61 (9) Mc
15,4 . Een vorm van eperôtaô in Mc (25)
Mc 13,3.14
kat' : afkorting van kata kata (tegen, volgens) Taalgebruik in het NT
: kata
(tegen, volgens) Taalgebruik in Mc : kata
(tegen, volgens)
Mc (11) Mc 13 (1) : Mc 13,3
Mc 13,3.15
acc vr enk idian (eigen) van het bijvoegl naamw idios (eigen) Taalgebruik
in het NT : idios
(eigen) Taalgebruik in Mc : idios
(eigen)
Mc (7) : (1) Mc
4,34 (2) Mc
6,31 (3) Mc
6,32 (4) Mc
7,33 (5) Mc
9,2 (6) Mc
9,28 (7) Mc
13,3
Mc 13,3.14
- 15 kat'idian (?? oikian) : bij zijn eigen - bij zijn huis = thuis
In zeven verzen bij Mc : (1) Mc
4,34 (2) Mc
6,31 (3) Mc
6,32 (4) Mc
7,33 (5) Mc
9,2 (6) Mc
9,28 (7) Mc
13,3
Mc 13,3.17
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,3.18
nom mann enk iakôbos (Jakobus) Taalgebruik in het NT : iakôbos
(Jakobus) Taalgebruik in Mc : iakôbos
(Jakobus)
Mc (2) : (1) Mc
10,35 (2) Mc
13,3
Mc 13,3.19
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,3.20
nom mann enk Iôannès (Johannes) Taalgebruik in het NT : Iôannès
(Johannes) Taalgebruik in Mc : Iôannès
(Johannes) Hebr jôchanan Ned Johan D Johannes Fr Jean
E John
Mc (3) : (1) Mc
9,38 (2) Mc
10,35 (3) Mc
13,3
Mc 13,3.21
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,3.22
nom mann enk andreas (Andreas) Taalgebruik in het NT : andreas
(Andreas) Taalgebruik in Mc : andreas
(Andreas)
Mc (1) : Mc
13,3 Een vorm van andreas (Andreas) in 4 verzen in Mc In het kwartet
van Mc
13,3 komt hij op de 4de plaats Zo komt hij ook op de vierde plaats in
het verhaal van de roeping van de twaalf (Mc
3,18) Dit is telkens het geval wanneer zijn broer Simon de naam Petrus
draagt Hij heeft dus zijn plaats moeten afstaan aan Jakobus en Johannes
In Mc
1,16 en Mc
1,29 wordt hij op de tweede plaats na zijn broer Simon vermeld
Mc 13,4 - Mc 13,4 : 299 Inleiding tot de eschatologische rede - Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,1 - Mc 13,2 - Mc 13,3 - Mc 13,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [4] Tell us, when shall these things be? and what shall
be the sign when all these things shall be fulfilled?
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,4
1. Εἰπὸν (= eipon: zeg; wkw act imperat aor 2de pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep; Ned: lezen / lec-tuur; les. Fr: leçon)
2 pers voornaamw dat mv hèmin (ons) van het pers voornaamw hèmeis
Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (9) : (1) Mc
1,24 (2) Mc
9,22 (3) Mc
9,38 (4) Mc
10,35 (5) Mc
10,37 (6) Mc
12,19 (7) Mc
13,4 (8) Mc
14,15 (9) Mc
16,3
3 pote (wanneer, soms) Taalgebruik in het NT : pote
(wanneer, soms) Taalgebruik in Mc : pote
(wanneer, soms)
Mc (99 + 3 = 102) In vier verzen bij Marcus : (1) Mc
9,19 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,33 (4) Mc
13,35
- Mc 9,19
- Mc 13,4 : eipon hèmin pote tauta estai (zeg ons wanneer dat zal zijn)
- Mc
13,33 : ouk oidate gar pote ho kairos estin (want je weet niet wanneer het
moment is)
- Mc
13,35 : ouk oidate gar pote ho kurios tès oikias erchetai (want je
weet niet wanneer de heer van het huis komt)
5 nom + acc onz mv tauta (die dingen) van het aanwijz voornaamw houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze)
Mc (14) : (1) Mc
2,8 (2) Mc
6,2 (3) Mc
7,23 (4) Mc
8,7 (5) Mc
10,20 (6) Mc
11,28 (7) Mc
11,29 (8) Mc
11,33 (9) Mc
13,4 (10) Mc
13,8 (11) Mc
13,29 (12) Mc
13,30 (13) Mc
16,12 (14) Mc
16,17
8 bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
pote (wanneer ?) Vragend voegwoord van tijd In 4 verzen bij Marcus, zie Mc 1,32 Zie verder : (1) Mc 9,19 (2) Mc 13,4 (3) Mc 13,33 (4) Mc 13,35
10 hotan (telkens wanneer, wanneer, zodra) Taalgebruik in het NT : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra) Taalgebruik in Mc : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra)
Mc (21) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,11 (3) Mc
4,15 (4) Mc
4,16 (5) Mc
4,29 (6) Mc
4,31 (7) Mc
4,32 (8) Mc
8,38 (9) Mc
9,9 (10) Mc
11,19 (11) Mc
11,25 (12) Mc
12,23 (13) Mc
12,25 (14) Mc
13,4 (15) Mc
13,7 (16) Mc
13,11 (17) Mc
13,14 (18) Mc
13,28 (19) Mc
13,29 (20) Mc
14,7 (21) Mc
14,25
11. μέλλῃ (= mellè: het staat op het punt; wkw act conjunct praes 3de pers enk van het wkw μελλω = mellô: op het punt zijn te, van plan zijn te)
13. συντελεῖσθαι (= sunteleisthai: om te vervullen; wkw pass inf praes van het wkw συντελεω = sunteleô: voltooien)
14 acc m enk , nom m + onz mv panta (alle) van het bijvoegl naamw
pas (ieder, elk , al) Taalgebruik in het NT : pas
(ieder, elk, alles) Taalgebruik in Mc : pas
(ieder, elk, alles) Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk , ieder
Mc (21) : (1) Mc
3,28 (2) Mc
4,11 (3) Mc
4,34 (4) Mc
5,26 (5) Mc
6,30 (6) Mc
7,19 (7) Mc
7,23 (8) Mc
7,37 (9) Mc
9,12 (10) Mc
9,23 (11) Mc
10,20 (12) Mc
10,27 (13) Mc
10,29 (14) Mc
11,11 (15) Mc
11,24 (16) Mc
12,44 (17) Mc
13,4 (18) Mc
13,10 (19) Mc
13,23 (20) Mc
13,30 (21) Mc
14,36 Mc 13 (4) (1) Mc
13,4 (2) Mc
13,10 (3) Mc
13,23 (4) Mc
13,30 Een vorm van pas (ieder, elk , al) in Mc in 66 verzen
Met Mc 13,5a begint een lange rede die de eschatologische rede (rede over de eschata: de laatste dingen) wordt genoemd. Deze rede omhelst Mc 13,5b-37. Het is de laatste rede vooraleer de verhalen over paasmaal, lijden, dood en verrijzenis van Jezus aanvangen (Mc 14-16). Hier eindigt in feite het evangelie. In Mc 1,15 - bij het begin van het Marcusevangelie - zegt Jezus: De gunstige tijd is vervuld. Nabij is het koninkrijk van God. In Mc 13,33 eindigt Marcus zijn eschatologische rede met de woorden: Je weet niet wanneer de gunstige tijd is. Je weet niet wanneer de huisheer komt. Er rest slechts: waken, uitzien, verwachten.
Mc 13,5 - Mc 13,5 : 300 Het begin van het einde - Mc 13,5-8 - Mt 24,4-8 - Lc 21,8-11 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,5 - Mc 13,6 - Mc 13,7 - Mc 13,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [5] And Jesus answering them began to say, Take heed lest
any man deceive you:
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc
13,5 Variabele lezing Het tweede gedeelte van Mc
13,5 leidt de eschatologische rede in. Het bestaat uit een hoofdzin en
een ondergeschikte zin. De ondergeschikte zin is een aansporende doelzin:
opdat niet. Dit inleidend vers kunnen we vergelijken met vers 21. Ook daar
is er een hoofdzin en een ondergeschikte zin. De hoofdzin echter staat achteraan, de ondergeschikte zin vooraan. De hoofdzin: Mc
13,5: blepete (kijk uit) , Mc
13,21: mè pisteuete (gelooft het niet). De ondergeschikte zin: Mc 13,5 : mè tis humas planèsèi (opdat niet iemand jullie misleide), Mc 13,21: kai hote ean tis humin eipèi (en wanneer iemand jullie dan zou zeggen)
Wat de vertalingen betreft De gebiedende wijze wordt - zoals in het Grieks
- in de meervoudsvorm (V, LZ, NB) gegeven, in de enkelvoudsvorm (SDV, WV, NV)
Het persoonlijk voornaamwoord is gij (LZ) , ge (NB) of je (WV) , jullie (NV)
Vermits de gebiedende wijze aan het begin van de zin staat , wordt het werkwoord
nog eens beklemtoond ; de vertalingen versterken het werkwoord door een bijwoord
of een voorzetsel bij het werkwoord : goed kijken (NB)
Mc 13,5.1
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
Mc 13,5.2
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,5.3
nom mann enk Ièsous (Jezus) Taalgebruik in het NT : Ièsous
(Jezus) Taalgebruik in Mc : Ièsous
(Jezus)
Mc (57) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc in 81 verzen Slechts in
2 verzen in Mc 13
Mc 13,5.1 - 3 ho de ièsous (Jezus echter) Mc 13 (1 / 2) : Mc 13,5
Mc 13,5.4 ἤρξατο (= èrksato: hij begon; wkw med ind aor 3de pers enk van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen). Taalgebruik in het NT : archomai
(beginnen, aanvangen, heersen) Taalgebruik in Mc : archomai
(beginnen, aanvangen, heersen)
Mc (18) : (1) Mc
1,45 (2) Mc
4,1 (3) Mc
5,20 (4) Mc
6,2 (5) Mc
6,7 (6) Mc
6,34 (7) Mc
8,31 (8) Mc
8,32 (9) Mc
10,28 (10) Mc
10,32 (11) Mc
10,47 (12) Mc
11,15 (13) Mc
12,1 (14) Mc
13,5 (15) Mc
14,33 (16) Mc
14,69 (17) Mc
14,71 18) Mc
15,8
Mc 13,5.5 λέγειν (= legein: te zeggen; wkw act inf praes van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Taalgebruik in Mc: legô (zeggen) legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr leçon Mc (8) : (1) Mc 9,26 (2) Mc 10,28 (3) Mc 10,32 (4) Mc 10,47 (5) Mc 13,5 (6) Mc 14,19 (7) Mc 14,65 (8) Mc 14,69 Een vorm van legô (zeggen) in Mc in 5 verzen , van eipon (ik zei) in 3 verzen Mc 13,5b-37 vormt een lange rede. In de rede komt een vorm van legô (zeggen) in Mc in 3 verzen , van eipon (ik zei) in 1 vers Een vorm van archomai (beginnen) in Mc in 27 verzen.
Mc 13,5.4 - 5 èrxato legein (hij begon te zeggen) Mc (5) : (1) Mc 10,28 (2) Mc 10,32 (3) Mc 10,47 (4) Mc 13,5 (5) Mc 14,69
Mc 13,57 βλεπετε (= blepete: jullie kijken, kijkt;
wkw act ind praes + imperat praes 2de pers mv van het werkw βλεπω = blepô: kijken, zien) Taalgebruik in het NT : blepô
(kijken, zien) Taalgebruik in de LXX: blepô
(kijken, zien). Taalgebruik in Mc: blepô
(kijken, zien). Mc (8): (1) Mc
4,24 (2) Mc
8,15 (3) Mc
8,18 (4) Mc
12,38 (5) Mc
13,5 (6) Mc
13,9 (7) Mc
13,23 (8) Mc
13,33. Een vorm van βλεπω = blepô (kijken, zien) in de LXX (133), in het NT (132), Mt (20), Mc (14), Lc (15), Joh (17), Hnd (14). De
1ste imperartief in de rede Mc 13,5b-37. De herhaling van de imperatief
βλεπετε = blepete (kijkt uit) structureert de rede: Mc 13,5b-8. Mc 13,9-13. Mc 13,21-23.
Mc 13,33-37.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,5b leidt een sectie in die handelt over bedriegers.
Deze sectie eindigt bij Mc 13,6.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,23a sluit een gelijkaardige sectie af. Het thema
van die sectie is eveneens de bedriegers (Mc 13,21-22a). De plaats van dit
βλεπετε = blepete (kijkt uit) wordt verklaard door de inclusio (omsluitings)functie.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,9 staat aan het begin van de vervolgingssectie.
Het schema van het einde (eerst vervolging enz en dan verheerlijking) kan
ingegeven zijn door wat Jezus is overkomen: lijden, dood, verrijzenis.
Mc 13,5.8
μη ( = mè: niet; partikel van ontkenning). Taalgebruik in het NT: mè
(niet). Taalgebruik in Mc: mè
(niet).
Mc (67) Mc 13 (14): (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36.
Mc 13,59
onbepaald woornaamw tis (iemand) Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
tis
Mc (24) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,21
Mc 13,510
persoonl voornaamw acc mv humas (jullie) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (13) : (1) Mc
1,8 (2X) (2) Mc
1,17 (3) Mc
6,11 (4) Mc
9,19 (5) Mc
9,41 (6): Mc
11,29 (7) Mc
13,5 (8) Mc
13,9 (9) Mc
13,11 (10) Mc
13,36 (11) Mc
14,28 (12) Mc
14,49 (13) Mc
16,7
Mc 13,5,11
πλανήσῃ (= planèsè: hij zou in de war raken
/ misleiden; wkw act conjunct aor 3de pers enk van het wkw πλαναω = planaô: dwalen, in de war raken), Taalgebruik
in het NT : planaô
(dwalen, in de war raken), Taalgebruik in Mc: planaô
(dwalen, in de war raken),
Mc (1) Mc
13,5, Een vorm van planaô (dwalen, in de war raken) in Mc in 4 verzen
: (1) Mc
12,24 (2) Mc
12,27 (3) Mc
13,5 (4) Mc
13,6,
De komst van Jezus wekt hoge verwachtingen, Het moment is er, Het koninkrijk van God komt, Wanneer Jezus optrekt naar Jeruzalem, nemen de verwachtingen nog toe, Want daar zal het gebeuren, Daar zal Gods koninkrijk gevestigd worden, In voorgaande pericopen staken de tegenstanders hun verbale tegenstand, Het is de stilte voor de storm, De tegenstanders zullen tot geweld overgaan, De spanning stijgt, De leerlingen vragen wanneer het dan wel allemaal gaat gebeuren en welk teken dat gebeuren zal inzetten, De verwachtingen zullen niet ingelost worden, Jezus wordt gevangen genomen, gekruisigd, Zijn leerlingen zijn overtuigd dat Jezus verder leeft bij God, dat Hij verrezen is, Zij geloven dat Jezus weldra zal terugkomen en het koninkrijk van God zal vestigen, Maar het blijft maar uit. 'Je weet niet wanneer het koninkrijk van God komt" zegt Marcus op het einde van zijn eschatologische rede,
Mc 13,6 - Mc 13,6 : 300 Het begin van het einde - Mc 13,5-8 - Mt 24,4-8 - Lc 21,8-11 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,5 - Mc 13,6 - Mc 13,7 - Mc 13,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [6] For many shall come in my name, saying, I am Christ;
and shall deceive many
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,6 Variabele lezing Mc 13,6 handelt over de misleiders en sluit dus aan op Mc 13,5 Het vers bestaat uit 2 nevenschikkende zinnen Bij de eerste hoofdzin staat een deelwoord (legontes : zeggende) bij het onderwerp (polloi : velen) en dat deelwoord heeft nog een voorwerpszin (hoti egô eimi : dat ik het ben) Het tweevoudig gebruik van het woordje polloi (velen) valt op : velen zullen misleiden en velen zullen misleid worden Wat de misleiders zeggen wordt in Mc 13,21 gezegd : ide hôde ho christos , ide ekei (zie daar de christus , zie hier) Mc 13,22 bestaat uit 2 nevengeschikte zinnen De tweede nevenschikkende zin bevat een infinitiefzin van doel en op zijn beurt een voorwaardelijke zin Mc 13,22 handelt over het optreden van de misleiders De misleiding zal erin bestaan dat sommigen zich zullen voordoen als de wedergekomen christus door zich op mij te beroepen , oa door de woorden ik ben het OF ik ben de christus
Mc 13,61
nom mann mv polloi (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik
in het NT : polus
(veel) Taalgebruik in Mc : polus
(veel)
Mc (12) : (1) Mc
2,2 (2) Mc
2,15 (3) Mc
5,9 (4) Mc
6,2 (5) Mc
6,31 (6) Mc
6,33 (7) Mc
10,31 (8) Mc
10,48 (9) Mc
11,8 (10) Mc
12,41 (11) Mc
13,6 (12) Mc
14,56
Mc 13,6. 2 ἐλεύσονται (= eleusontai: zij zullen komen; wkw med
ind fut 3de pers mv van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden). Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) Taalgebruik in Mc : erchomai
(gaan, komen)
Mc (2) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,6 De 1ste futurumvorm van 27 in de rede Mc 13,5b-37 Een vorm van erchomai
(gaan, komen) in Mc 13 in 4 verzen
Mc 13,63
epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
Mc 13,64
bep lidw dat mann enk tô(i) (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (68) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,34
Mc 13,65
dat onz enk onomati van het zelfst naamw onoma (naam) Taalgebruik
in het NT : onoma
(naam) Taalgebruik in Mc : onoma
(naam) Stam : N M Fr nom Ned naam Eng name
Mc (8) : (1) Mc
5,22 (2) Mc
9,37 (3) Mc
9,38 (4) Mc
9,39 (5) Mc
9,41 (6) Mc
11,9 (7) Mc
13,6 (8) Mc
16,17
Mc 13,66 gen enk mou (van mij) van het persoonl voornaamw
egô (ik) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (34) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,13 (3) Mc
13,31
Mc 13,63 - 6 epi tô(i) onomati mou (op mijn naam) Mc (3) : (1) Mc 9,37 (2) Mc 9,39 (3) Mc 13,6
Mc 13,6.7
λέγοντες (= legontes: zeggende; wkw act part praes nom mann mv van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr leçon
Mc (15) : (1) Mc
3,11 (2) Mc
5,12 (3) Mc
5,35 (4) Mc
6,2 (5) Mc
7,37 (6) Mc
8,28 (7) Mc
9,11 (8) (1) Mc
10,26 (9) Mc
10,35 (10) Mc
10,49 (11) Mc
11,31 (12) Mc
12,18 (13) Mc
13,6 (14) Mc
14,57 (15) Mc
15,29 Een vorm van legô (zeggen) in Mc 13 in 5 verzen , van eipon
(ik zei) in 3 verzen Mc 13,5b-37 vormt een lange rede In de rede komt een
vorm van legô (zeggen) in Mc 13 in 3 verzen , van eipon (ik zei) in 1
vers
Mc 13,68
hoti (dat, omdat) Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat)
Mc (92) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,29 (4) Mc
13,30
Mc 13,67 - 8 legontes hoti (zeggend) (4 / 18) : (1) Mc 5,35 (2) Mc 9,11 (3) Mc 13,6 (4) Mc 14,58
Mc 13,69
persoonl voornaamw 1ste pers enk egô (ik) Taalgebruik in het NT
: persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Brieven : persoonlijk
voornaamwoord Lat ego Ned : ik Fr je Hebr ´ânî
(653) en ´ânokhî (276) , samen (929)
Mc (14) : (1) Mc
1,8 (2) Mc
6,16 (3) Mc
6,50 (4) Mc
9,25 (5) Mc
10,38 (6) Mc
10,39 (7) Mc
11,33 (8) Mc
12,26 (9) Mc
13,6 (10) Mc
14,19 (11) Mc
14,29 (12) Mc
14,36 (13) Mc
14,58 (14) Mc
14,62
Mc 13,6.10 ειμι (= eimi: ik ben; wkw act ind praes 1ste pers enk van het wkw ειμι = eimi: zijn; stam: es-, zie Lat.: esse). Taalgebruik in het NT: eimi (zijn). Taalgebruik in Mc: eimi (zijn). Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn E to be Mc (4): (1) Mc 1,7 (2) Mc 6,50 (3) Mc 13,6 (4) Mc 14,62
Mc 13,69 - 10 egô eimi (ik ben) Mc (3) : (1) Mc 6,50 (2) Mc 13,6 (3) Mc 14,62
Mc 13,611
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,612
acc mann mv pollous (velen) van het bijvoegl naamw polus (veel) Taalgebruik
in het NT : polus
(veel) Taalgebruik in Mc : polus
(veel)
Mc (6) : (1) Mc
1,34 (2) Mc
3,10 (3) Mc
6,13 (4) Mc
9,26 (5) Mc
12,5 (6) Mc
13,6
Mc 13,613
πλανήσουσιν (= planèsousin: zij zullen misleiden; wkw act ind fut 3de pers mv van het
wkw πλαναω = planaô: dwalen, in de war raken). Taalgebruik in het NT : planaô
(dwalen, in de war raken) Taalgebruik in Mc : planaô
(dwalen, in de war raken)
Mc (1) : Mc
13,6 Een vorm van planaô (dwalen, in de war raken) in Mc in 4 verzen: (1) Mc
12,24 (2) Mc
12,27 (3) Mc
13,5 (4) Mc
13,6. De tweede nevenschikkende zin van Mc
13,5 sluit aan bij de tweede nevenschikkende zin van Mc
13,6.
Mc 13,7 - Mc 13,7 : 300 Het begin van het einde - Mc 13,5-8 - Mt 24,4-8 - Lc 21,8-11 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,5 - Mc 13,6 - Mc 13,7 - Mc 13,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [7] And when ye shall hear of wars and rumours of wars,
be ye not troubled: for such things must needs be; but the end shall not be
yet
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,7
Mc 13,71 ὁταν (= hotan: telkens wanneer, wanneer, zodra; voegw van tijd en mogelijkheid). Taalgebruik in het NT: hotan (telkens wanneer , wanneer, zodra). Taalgebruik in de LXX: hotan (telkens wanneer , wanneer, zodra) Mc (21) : (1) Mc 2,20 (2) Mc 3,11 (3) Mc 4,15 (4) Mc 4,16 (5) Mc 4,29 (6) Mc 4,31 (7) Mc 4,32 (8) Mc 8,38 (9) Mc 9,9 (10) Mc 11,19 (11) Mc 11,25 (12) Mc 12,23 (13) Mc 12,25 (14) Mc 13,4 (15) Mc 13,7 (16) Mc 13,11 (17) Mc 13,14 (18) Mc 13,28 (19) Mc 13,29 (20) Mc 14,7 (21) Mc 14,25 Synoptici : Mc 13 (5) Lc 21 (5) : (1) Mc 13,4 // Lc 21,7 (2) Mc 13,7 :// Lc 21,9 (3) Mt 24,15 // Mc 13,14 // Lc 21,20 (4) Mt 24,32 // Mc 13,28 // Lc 21,30 (5) Mt 24,33 // Mc 13,29 // Lc 21,31
hotan | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev |
298 | 179 | 119 | 19 | 21 | 27 | 16 | 2 | 25 | 9 | 67 | 83 |
Mc 13,72
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,71
- 2 ὁταν δε = hotan de (telkens
wanneer echter, wanneer echter, zodra echter) NT (23) : (1) Mt
6,16 (2) Mt
10,19 (3) Mt
10,23 (4) Mt
12,43 (5) Mt
13,32 (6) Mt
25,31 (7) Mc
4,29 (8) Mc 13,7 :// Lc 21,9 (9) Mc 13,11 (10) Mc 13,14 // Lc 21,20 (11) Lc 12,11 (12) Mc 13,7 :// Lc 21,9 (13) Mc 13,14 // Lc 21,20 (14) Joh
15,26 (15) Joh
16,13 (16) Joh
16,21 (17) Joh
21,18 (18) 1
Kor 13,10 (19) 1
Kor 15,27 (20) 1
Kor 15,28 (21) 1
Kor 15,54 (22) 1
Kor 16,3 (23) Heb 1,6
- και ὁταν = kai hotan (en telkens
wanneer, en wanneer, en zodra) NT (16) : (1) Mt
6,5 (2) Mt
23,15 (3) Mc
4,15 (4) Mc
4,32 (5) Mc
11,25 (6) Mc
14,7 (7) Lc
5,35 (8) Lc 6,22 (9) Lc
12,55 (10) Joh
2,10 (11) Joh
10,4 (12) Kol 4,16 (13) Apk 4,9 (14) Apk 11,7 (15) Apk 17,10 (16) Apk 20,7
Mc 13,71 - 4 ὁταν δε ακουσητε πολεμους = hotan de akousète polemous (zodra echter jullie over oorlogen horen) NT (2) : Mc 13,7 :// Lc 21,9
- ὁταν δε ιδητε = hotan de idète (zodra echter jullie zien) NT (2) : Mc 13,14 // Lc 21,20
Mc 13,7.3
ἀκούσητε (= akousète: jullie zouden horen; wkw act conjunct aor 2de pers mv van het
wkw ακουω = akouô: horen, luisteren). Taalgebruik in het NT : akouô
(horen) Taalgebruik in Mc : akouô
(horen). Mc (1) : Mc
13,7 Een vorm van akouô (horen) in Mc in 41 verzen.
Ned: horen. Horen en oor zijn verwant met elkaar oor < Lat aus , auris , zie
Gr ους = ous / ως= ôs , ωτις = ôtis. Lat : auscultare (het oor lenen aan, toehoren,
aanhoren) -> écouter. Arabisch : سَمِعَ = sami`a (luisteren, horen). Taalgebruik in de Qoran : sami`a (luisteren, horen). D: hören. E: to hear. Fr: écouter. Grieks: ακουω = akouô (horen).
Taalgebruik in het NT: akouô.
(horen) Hebreeuws : שָׁמַע = sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â
(horen, luisteren).
Mc 13,7.4 acc mann mv polemous (oorlogen) van het zelfst naamw polemos (oorlog) Taalgebruik in het NT : polemos (oorlog) Taalgebruik in Mc : polemos (oorlog) Mc (1) : Mc 13,7 Twee vormen in één vers in Mc
Mc 13,7.5
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,7.6 acc vr mv akoas (geruchten) van het zelfst naamw akoè (gerucht, gehoor) Taalgebruik in het NT : akoè (gerucht, gehoor) Taalgebruik in Mc : akoè (gerucht, gehoor) Mc (1) : Mc 13,7 Een vorm van akoè (gerucht, gehoor) in Mc in 3 verzen : (1) Mc 1,28 (2) Mc 7,35 (3) Mc 13,7
Mc 13,7.7
gen mann mv polemôn van het zelfst naamw polemos (oorlog) Taalgebruik
in het NT : polemos
(oorlog) Taalgebruik in Mc : polemos
(oorlog)
Mc (1) : Mc
13,7 Twee vormen in één vers in Mc
Mc 13,7.8
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
9. θροεῖσθε (= throeisthe: schrikt); wkw pass imperat 2de pers mv van het wkw = throeô: laten kinken, schreeuwen, roepen; pass schrikken)
10. δεῖ (= dei: het moet); wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw δεω = deô: moeten)
Mc 13,7.11 γενέσθαι (= genesthai: te worden, te gebeuren; wkw med/pass inf aor van het wkw γινομαι = ginomai: gebeuren, worden; stam gen), Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) Taalgebruik in Mc : ginomai (worden) Mc (3) : (1) Mc 1,17 (2) Mc 10,43 (3) Mc 13,7 Een vorm van ginomai (worden) in Mc in 52 verzen
Mc 13,7.12
alla , afkorting all' (maar) Taalgebruik in het NT : alla
(maar) Taalgebruik in Mc : alla
(maar)
Mc (30 + 18 = 48) Mc 13 (3 + 2 = 5) : (1) Mc
13,7 (all') (2) Mc
13,11 (all') (3) Mc
13,11 (alla) (4) Mc
13,20 (alla) (5) Mc
13,24 (alla)
Mc 13,7.14
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
Mc 13,8 - Mc 13,8 : 300 Het begin van het einde - Mc 13,5-8 - Mt 24,4-8 - Lc 21,8-11 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,5 - Mc 13,6 - Mc 13,7 - Mc 13,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [8] For nation shall rise against nation, and kingdom against
kingdom: and there shall be earthquakes in divers places, and there shall be
famines and troubles: these are the beginnings of sorrows
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,8
Mc
13,81 εγερθησονται (= egerthèsontai:: zij zullen opgewekt worden; wkw pass ind fut 3de pers mv van het wkw εγειρω = egeirô: opwekken)
Taalgebruik in het NT : egeirô
(wekken) Taalgebruik in de LXX : egeirô
(wekken) Bijbel (5) : (1) Js 26,19 (2) Mt
24,11 (3) Mt
24,24 // Mc 13,22 (4) Mc 13,22 // Mt
24,24 (5) 1
Kor 15,52 Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Mc (19)
- ἐγερθήσεται (= egerthèsetai:: hij zal opgewekt worden; wkw pass ind fut 3de pers enk van het wkw εγειρω = egeirô: opwekken). Taalgebruik in het NT : egeirô
(wekken) Taalgebruik in de LXX : egeirô
(wekken) Bijbel (8) : (1) Da 11,25 (2) Mt
12,42 (3) Mt
17,23 (4) Mt
20,19 (5) Mt 24,7 // Mc 13,8 // Lc 21,10 (6) Mc 13,8 // Mt 24,7 // Lc 21,10 (7) Lc
11,31 (8) Lc 21,10 // Mc 13,8 // Mt 24,7
- pass ind fut 3de pers mv επεγερθησονται = epegerthèsontai (zij zullen opgewekt worden) Bijbel (2) : (1) Js 19,2 (2) Mi 5,4 In de LXX van Js 19,2 lezen we : en Egyptenaren zullen 'opgewekr' worden tegen Egyptenaren en een mens zal zijn broeder bevechten en een mens zijn naaste , een stad tegen een stad en een wet tegen een wet. In de MT : Egyptenaren tegen Egyptenaren, stad tegen stad , koninkrijk tegen koninkrijk. In de LXX van 2 Kr 15,6 lezen we : en een volk zal oorlog voeren tegen een volk en een stad tegen een stad Gemeenschappelijk in de 2 teksten zijn het werkwoord en stad tegen stad
egeirô (wekken) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
1 | ind pr 3de p mv egeirousin | 1 | (1) Mc 4,38 | |||||||||||
2 | imp 2de p enk egeire | 5 | (1) Mc 2,9 (2) Mc 2,11 | (3) Mc 3,3 | (4) Mc 5,41 | (5) Mc 10,49 | ||||||||
3 | ind imp 3de p enk ègeiren | 2 | (1) Mc 1,31 | (2) Mc 9,27 | ||||||||||
4 | pas ind pr 3de p mv egeirontai | 1 | (1) Mc 12,26 | |||||||||||
5 | pas imper praes 2de pers mv egeiresthe | 1 | (1) Mc 14,42 | |||||||||||
6 | pas conj praes 3de pers enk egeirètai | 1 | (1) Mc 4,27 | |||||||||||
7 | pas fut 3de p enk egerthèsetai | 1 | (1) Mc 13,8 | |||||||||||
8 | pas fut 3de p mv egerthèsontai | 1 | (1) Mc 13,22 | |||||||||||
9 | pas ind aor 3de p enk ègerthè | 3 | (1) Mc 2,12 | (2) Mc 6,16 | (3) Mc 16,6 | |||||||||
10 | pas inf aor egerthènai |
1 | (1) Mc 14,28 | |||||||||||
11 | pas perf 3de pers enk egègertai | 1 | (1) Mc 6,14 | |||||||||||
12 | pas part perf acc mann enk egègermenon | 1 | (1) Mc 16,14 | |||||||||||
Totaal | 19 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | |
egeirô (opwekken) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 |
- Wellicht wekken uit de slaap , op-wekken Ned wekken vlg Lat
vegere : flink , levendig zijn , opgewekt zijn Lat resurgere Surgere
(surrexi , surrectum) = oprijzen , opstaan , rechtop staan sur < super
= op, boven + regere (rexi , rectum) : richten (rechtop), leiden , sturen
-> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten , terug
rechtop staan Ned rekken (Lat reg- ) , uitstrekken Rectus = recht Fr
résurrection
Fr ressusciter cfr Lat suscitare super : op , boven + citare (citus : vlug
, snel) : in beweging brengen Aldus : terug in beweging brengen , heropleven
Fr réveiller : wekken , ont-waken < re + vigilare (vig- wak- , wek-)
waken
2 gar (want) Taalgebruik in het NT : gar
(want) Taalgebruik in Mc : gar
(want) Redengevend voegwoord Hebr kî Lat enim Fr car
Ned : want
Mc (63) In zes verzen in Mc 13 : (1) Mc
13,8 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,19 (4) Mc
13,22 (5) Mc
13,33 (6) Mc
13,35
Mc 13,81 - 2 εγερθησεται γαρ = egerthèsetai gar (hij zal immers opgewekt worden) NT (2) : (1) Mt 24,7 // Mc 13,8 (2) Mc 13,8 // Mt 24,7
4 epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
6 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
7 nom + dat enk basileia(i) (koninkrijk) Taalgebruik in het NT : basileia (koninkrijk) Taalgebruik in Mc : basileia (koninkrijk) Mc (7) : (1) Mc 1,15 (nom) (2) Mc 3,24 (nom) (3) Mc 4,26 (nom) (4) Mc 10,14 (nom) (5) Mc 11,10 (nom) (6) Mc 13,8 (nom) (7) Mc 14,25 (dat)
8 epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
9 acc vr enk basileian (koninkrijk) van het zelfst naamw basileia
(koninkrijk) Taalgebruik in het NT : basileia
(koninkrijk) Taalgebruik in Mc : basileia
(koninkrijk)
Mc (9) : (1) Mc
4,30 2 : (2) Mc
9,1 (3) Mc
9,47 (4) Mc
10,15 (5) Mc
10,23 (6) Mc
10,24 (7) Mc
10,25 (8) Mc
13,8 (9) Mc
15,43
10 act ind fut 3de pers mv esontai (er zullen zijn) van het werkw eimi
(zijn) Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn) Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Mc (5) : (1) Mc
10,8 (2) Mc
10,31 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25
12 kata (tegen, volgens) Taalgebruik in het NT : kata
(tegen, volgens) Taalgebruik in Mc : kata
(tegen, volgens)
Mc (9) : (1) Mc
4,10 (2) Mc
5,13 (3) Mc
6,40 (4) Mc
7,5 (5) Mc
11,25 (6) Mc
13,8 (7) Mc
14,19 (8) Mc
14,55 (9) Mc
15,6
14 ἔσονται (= esontai: zij/er zullen zijn; wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned.: is). Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn) Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Mc (5) : (1) Mc
10,8 (2) Mc
10,31 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25
16 zelfst naamw nom vr enk archè (begin) Taalgebruik in het NT : archè (begin, heerschappij) Taalgebruik in Mc : archè (begin, heerschappij) Mc (2) : (1) Mc 1,1 (2) Mc 13,8
18 nom + acc onz mv tauta (die dingen) van het aanwijz voornaamw houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze)
Mc (14) : (1) Mc
2,8 (2) Mc
6,2 (3) Mc
7,23 (4) Mc
8,7 (5) Mc
10,20 (6) Mc
11,28 (7) Mc
11,29 (8) Mc
11,33 (9) Mc
13,4 (10) Mc
13,8 (11) Mc
13,29 (12) Mc
13,30 (13) Mc
16,12 (14) Mc
16,17
301 Gedrag bij vervolgingen : Mc 13,9-13 -- Mc 13,9-13 - Mt 24,9-14 - Lc 21,12-19 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,9 - Mc 13,10 - Mc 13,11 - Mc 13,12 - Mc 13,13 -
Mc 13,9 - Mc 13,9 : 301 Gedrag bij vervolgingen - Mc 13,9-13 - Mt 24,9-14 - Lc 21,12-19 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,9 - Mc 13,10 - Mc 13,11 - Mc 13,12 - Mc 13,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [9] But take heed to yourselves: for they shall deliver
you up to councils; and in the synagogues ye shall be beaten: and ye shall be
brought before rulers and kings for my sake, for a testimony against them
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,9 Wat de vertalingen betreft De gebiedende wijze wordt - zoals in het Grieks - in de meervoudsvorm (V, LZ, NB) gegeven, in de enkelvoudsvorm (SDV, WV, NV) Het persoonlijk voornaamwoord is gij (LZ) , ge (NB) of je (WV) , jullie (NV) Vermits de gebiedende wijze aan het begin van de zin staat , wordt het werkwoord nog eens beklemtoond ; de vertalingen versterken het werkwoord door een bijwoord of een voorzetsel bij het werkwoord : goed kijken (NB)
Mc 13,9.1 βλεπετε (= blepete: jullie kijken, kijkt;
wkw act ind praes + imperat praes 2de pers mv van het werkw βλεπω = blepô: kijken, zien) Taalgebruik in het NT : blepô
(kijken, zien) Taalgebruik in de LXX: blepô
(kijken, zien). Taalgebruik in Mc: blepô
(kijken, zien). Mc (8): (1) Mc
4,24 (2) Mc
8,15 (3) Mc
8,18 (4) Mc
12,38 (5) Mc
13,5 (6) Mc
13,9 (7) Mc
13,23 (8) Mc
13,33. Een vorm van βλεπω = blepô (kijken, zien) in de LXX (133), in het NT (132), Mt (20), Mc (14), Lc (15), Joh (17), Hnd (14). De
1ste imperartief in de rede Mc 13,5b-37. De herhaling van de imperatief
βλεπετε = blepete (kijkt uit) structureert de rede: Mc 13,5b-8. Mc 13,9-13. Mc 13,21-23.
Mc 13,33-37.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,5b leidt een sectie in die handelt over bedriegers.
Deze sectie eindigt bij Mc 13,6.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,23a sluit een gelijkaardige sectie af. Het thema
van die sectie is eveneens de bedriegers (Mc 13,21-22a). De plaats van dit
βλεπετε = blepete (kijkt uit) wordt verklaard door de inclusio (omsluitings)functie.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,9 staat aan het begin van de vervolgingssectie.
Het schema van het einde (eerst vervolging enz en dan verheerlijking) kan
ingegeven zijn door wat Jezus is overkomen: lijden, dood, verrijzenis.
Mc 13,92
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,93
pers nom mann mv 2de pers humeis (jullie) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (10) : (1) Mc
6,31 (2) Mc
6,37 (3) Mc
7,11 (4) Mc
7,18 (5) Mc
8,29 (6) Mc
11,17 (7) Mc
13,9 (8) Mc
13,11 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,29
Mc 13,9.5 παραδώσουσιν (= paradôsousin: zij zullen overleveren; act ind fut 3de pers mv van
het wkw παραδιδωμι = paradidômi: overleveren) Taalgebruik in het NT : paradidômi
(overleveren) Taalgebruik in Mc : paradidômi
(overleveren)
Mc (2) : (1) Mc
10,33 (2) Mc
13,9. Een vorm van paradidômi (overleveren) in Mc in 23 verzen
In Mc 13 (3) : (1) Mc
13,9 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,12
Mc 13,9.6
persoonl voornaamw acc mv humas (jullie) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (13) : (1) Mc
1,8 (2X) (2) Mc
1,17 (3) Mc
6,11 (4) Mc
9,19 (5) Mc
9,41 (6): Mc
11,29 (7) Mc
13,5 (8) Mc
13,9 (9) Mc
13,11 (10) Mc
13,36 (11) Mc
14,28 (12) Mc
14,49 (13) Mc
16,7
Mc 13,97
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
Mc 13,99
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,910
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
12. δαρήσεσθε (= darèsesthe: jullie zullen mishandeld worden; wkw pass ind fut 2de pers mv van het wkw derô: villen, mishandelen)
Mc 13,9. 13
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
14 epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
18. σταθήσεσθε (= stathèsesthe:: jullie zullen gesteld worden / terechtstaan); wkw pass ind fut 2de pers mv van het wkw ἱστημι = histèmi: doen staan, staan)
Mc 13,10 - Mc 13,10 : 301 Gedrag bij vervolgingen - Mc 13,9-13 - Mt 24,9-14 - Lc 21,12-19 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,9 - Mc 13,10 - Mc 13,11 - Mc 13,12 - Mc 13,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [10] And the gospel must first be published among all nations
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,10
1 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
2 eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
3 acc m enk , nom m + onz mv panta (alle) van het bijvoegl naamw
pas (ieder, elk , al) Taalgebruik in het NT : pas
(ieder, elk, alles) Taalgebruik in Mc : pas
(ieder, elk, alles) Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk , ieder
Mc (21) : (1) Mc
3,28 (2) Mc
4,11 (3) Mc
4,34 (4) Mc
5,26 (5) Mc
6,30 (6) Mc
7,19 (7) Mc
7,23 (8) Mc
7,37 (9) Mc
9,12 (10) Mc
9,23 (11) Mc
10,20 (12) Mc
10,27 (13) Mc
10,29 (14) Mc
11,11 (15) Mc
11,24 (16) Mc
12,44 (17) Mc
13,4 (18) Mc
13,10 (19) Mc
13,23 (20) Mc
13,30 (21) Mc
14,36 Mc 13 (4) (1) Mc
13,4 (2) Mc
13,10 (3) Mc
13,23 (4) Mc
13,30 Een vorm van pas (ieder, elk , al) in Mc in 66 verzen
7, δεῖ (= dei: het moet); wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw δεω = deô: moeten)
8. κηρυχθηναι = kèruchthènai: verkondigd te worden; wkw pass inf aor van het wkw. κηρυσσω = kèrussô: verkondigen)
9 bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
10 accusatief onzijdig enkelvoud euaggelion (evangelie) Taalgebruik in het
NT : euaggelion
(evangelie) Taalgebruik in Mc : euaggelion
(evangelie) eu-aggelion = goede boodschap Lat evangelium Fr évangile
D Evangelium E gospel De acc onz enk euaggelion (evangelie) is telkens
lijdend voorwerp van een vorm van het werkw kèrussô (verkondigen)
Mc (4) : (1) Mc
1,14 (2) Mc
13,10 (3) Mc
14,9 (4) Mc
16,15
9 - 10 to euaggelion (het evangelie) Een vorm van euaggelion (goede boodschap) in Mc (8) ; gen (3) , dat (1) , acc (4) Elke vorm wordt voorafgegaan door het bepaald lidwood : gen (tou) , dat tô(i) , acc to
Mc 13,11 - Mc 13,11 : 301 Gedrag bij vervolgingen - Mc 13,9-13 - Mt 24,9-14 - Lc 21,12-19 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,9 - Mc 13,10 - Mc 13,11 - Mc 13,12 - Mc 13,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [11] But when they shall lead you, and deliver you up, take
no thought beforehand what ye shall speak, neither do ye premeditate: but whatsoever
shall be given you in that hour, that speak ye: for it is not ye that speak,
but the Holy Ghost
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,11
Mc 13,111
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,112
hotan (telkens wanneer, wanneer, zodra) Taalgebruik in het NT : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra) Taalgebruik in Mc : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra)
Mc (21) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,11 (3) Mc
4,15 (4) Mc
4,16 (5) Mc
4,29 (6) Mc
4,31 (7) Mc
4,32 (8) Mc
8,38 (9) Mc
9,9 (10) Mc
11,19 (11) Mc
11,25 (12) Mc
12,23 (13) Mc
12,25 (14) Mc
13,4 (15) Mc
13,7 (16) Mc
13,11 (17) Mc
13,14 (18) Mc
13,28 (19) Mc
13,29 (20) Mc
14,7 (21) Mc
14,25
3. ἄγωσιν (= agôsin: zij zouden brengen; wkw act conjunct 3de pers mv van het wkw αγω = agô: leiden, voeren)
Mc 13,114
persoonl voornaamw acc mv humas (jullie) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (13) : (1) Mc
1,8 (2X) (2) Mc
1,17 (3) Mc
6,11 (4) Mc
9,19 (5) Mc
9,41 (6): Mc
11,29 (7) Mc
13,5 (8) Mc
13,9 (9) Mc
13,11 (10) Mc
13,36 (11) Mc
14,28 (12) Mc
14,49 (13) Mc
16,7
Mc 13,11.5
παραδιδόντες (= paradidontes: de overleveraars; wkw act part praes nom mann mv van het wkw
παραδιδωμι = paradidômi: overleveren) Taalgebruik in het NT : paradidômi
(overleveren) Taalgebruik in Mc : paradidômi
(overleveren)
Mc (1) : Mc
13,11 Een vorm van paradidômi (overleveren) in Mc in 23 verzen
In Mc 13 (3) : (1) Mc
13,9 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,12
Mc 13,1116
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
7. προμεριμνᾶτε (= promerimnate: maakt je van tevoren zorgen; wkw act imperat praes 2de pers mv van het wkw προμεριμναω = promerimnaô: zich van tevoren zorgen maken)
9. λαλήσητε (= lalèsète: jullie zouden zeggen; wkw act conjunct aor 2de pers mv van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten)
Mc 13,11.10
alla , afkorting all' (maar) Taalgebruik in het NT : alla
(maar) Taalgebruik in Mc : alla
(maar)
Mc (30 + 18 = 48) Mc 13 (3 + 2 = 5) : (1) Mc
13,7 (all') (2) Mc
13,11 (all') (3) Mc
13,11 (alla) (4) Mc
13,20 (alla) (5) Mc
13,24 (alla)
Mc 13,11.11
betrekk voornaamw ho (wat) OF bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik
in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
13. δοθῇ (= dothè: hij zou geven; wkw pass conjunct aor 3de pers enk van het wkw διδωμι = didômi: geven. Lat: dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr: donner - don: geven - gave)
Mc 13,1115
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
Mc 13,1118
nom + dat vr enk hôra(i) (uur) van het zelfst naamw hôra (uur)
Taalgebruik in het NT : hôra
(uur) Taalgebruik in Mc : hôra
(uur)
Mc (6) : (1) Mc
6,35 (2) Mc
13,11 (3) Mc
14,35 (4) Mc
14,41 (5) Mc
15,25 (6) Mc
15,34
gen vr enk hôras Mc (4) : (1) Mc
6,35 (2) Mc
11,11 (3) Mc
13,32 (4) Mc
15,33
20 λαλεῖτε (= laleite: spreekt; wkw act imperat praes 2de pers mv van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten)
Mc 13,1121 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
Mc 13,1122
gar (want) Taalgebruik in het NT : gar
(want) Taalgebruik in Mc : gar
(want) Redengevend voegwoord Hebr kî Lat enim Fr car
Ned : want
Mc (63) In zes verzen in Mc 13 : (1) Mc
13,8 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,19 (4) Mc
13,22 (5) Mc
13,33 (6) Mc
13,35
23. εστε (= este: jullie zijn; wkw act ind praes 2de pers mv van het wkw ειμι = eimi: zijn; stam es- , zie Lat: esse)
Mc 13,1125
bep lidw nom mann mv hoi (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (101) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,31 (5) Mc
13,32
26. λαλοῦντες (= lalountes: de sprekenden; wkw act part praes nom mann mv van het wkw λαλεω = laleô: lallen, spreken, praten)
Mc 13,1127
alla , afkorting all' (maar) Taalgebruik in het NT : alla
(maar) Taalgebruik in Mc : alla
(maar)
Mc (30 + 18 = 48) Mc 13 (3 + 2 = 5) : (1) Mc
13,7 (all') (2) Mc
13,11 (all') (3) Mc
13,11 (alla) (4) Mc
13,20 (alla) (5) Mc
13,24 (alla)
Mc 13,1128
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
Mc 13,1129
nom+ acc onz enk pneuma (geest) Taalgebruik in het NT : pneuma
(geest) Taalgebruik in Mc : pneuma
(geest) Lat spiritus Fr esprit Ned geest
Mc (12) : (1) Mc
1,10 (2) Mc
1,12 (3) Mc
1,26 (4) Mc
3,29 (5) Mc
3,30 (6) Mc
5,8 (7) Mc
7,25 (8) Mc
9,17 (9) Mc
9,20 (10) Mc
9,25 (11) Mc
13,11 (12) Mc
14,38
Mc 13,12 - Mc 13,12 : 301 Gedrag bij vervolgingen - Mc 13,9-13 - Mt 24,9-14 - Lc 21,12-19 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,9 - Mc 13,10 - Mc 13,11 - Mc 13,12 - Mc 13,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [12] Now the brother shall betray the brother to death,
and the father the son; and children shall rise up against their parents, and
shall cause them to be put to death
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,12 Het vers Mc 13,12 telt 17 woorden en 101 letters De getalwaarde van Mc 13,12 is 10000 (2 X 2 X 2 X 2 X 5 X 5 X 5 X 5)
Mc 13,12.1
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,12.2
παραδώσει (= paradôsei: hij zal overleveren; act ind fut 3de pers enk van
het wkw παραδιδωμι = paradidômi: overleveren). Taalgebruik in het NT : paradidômi
(overleveren) Taalgebruik in Mc : paradidômi
(overleveren)
Mc (1) : Mc
13,12 Een vorm van paradidômi (overleveren) in Mc in 23 verzen
In Mc 13 (3) : (1) Mc
13,9 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,12
Mc 13,123
nom mann enk adelfos (broer) Taalgebruik in het NT : adelfos
(broer) Taalgebruik in Mc : adelfos
(broer) Hebr ´âch L frater Fr frère Ned broer
E brother D Bruder
Mc (4) : (1) Mc
3,35 (2) Mc
6,3 (3) Mc
12,19 (4) Mc
13,12 Een vorm van adelfos (broer) in Mc in 18 verzen
Mc 13,124
acc mann enk adelfon (broer) van het zelfst naamw adelfos (broer) Taalgebruik
in het NT : adelfos
(broer) Taalgebruik in Mc : adelfos
(broer) Hebr ´âch L frater Fr frère Ned broer
E brother D Bruder
Mc (5) : (1) Mc
1,16 (2) Mc
1,19 (3) Mc
3,17 (4) Mc
5,37 (5) Mc
13,12 Een vorm van adelfos (broer) in Mc in 18 verzen
Mc 13,125
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc (151) Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
Mc 13,126 acc mann enk thanaton van het zelfst naamw thanatos (dood) Taalgebruik in het NT : thanatos (dood) Taalgebruik in Mc : thanatos (dood) Mc (1) : Mc 13,12 Een vorm van thanatos (dood) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 7,10 (2) Mc 9,1 (3) Mc 10,33 (4) Mc 13,12 (5) Mc 14,34 (6) Mc 14,64
- Mc
13,12a : paradôsei eis thanaton (hij zal overleveren ter dood)
Mc 13,127
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,1210
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
11. ἐπαναστήσονται (= epanastèsontai: zij zullen opstaan tegen; wkw med ind fut 3de pers mv van het wkw επανιστημι = epanistèmi: weer oprichten; med: opstaan, opstaan tegen)
Mc 13,12,15
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
13 epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
16. θανατώσουσιν (= thanatôsousin: zij zullen gedood worden; wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw θανατοω = thanatoô: doden)
Mc 13,13 - Mc 13,13 : 301 Gedrag bij vervolgingen - Mc 13,9-13 - Mt 24,9-14 - Lc 21,12-19 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,9 - Mc 13,10 - Mc 13,11 - Mc 13,12 - Mc 13,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [13] And ye shall be hated of all men for my name's sake:
but he that shall endure unto the end, the same shall be saved
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,13
1 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
2. ἔσεσθε (= esesthe: jullie zullen zijn; wkw act ind fut 2de pers mv van het wkw ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned.: is)
3. μισούμενοι (= misoumenoi: wordende gehaat; wkw pass part praes nom mann mv van het wkw μισεω = miseô: haten)
8 bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
10 gen enk mou (van mij) van het persoonl voornaamw
egô (ik) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (34) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,13 (3) Mc
13,31
11 bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
12 de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
13. ὑπομείνας (= hupomeinas: ondergaan; wkw act part aor nom mann enk van het wkw ὑπομενω = hupomenô: achterblijven, afwachten, geduldig doorstaan, ondergaan)
14 eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
16 nom mann enk houtos Taalgebruik : houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze)
Mc (12) : (1) Mc
2,7 (2) Mc
3,35 (3) Mc
4,41 (4) Mc
6,3 (5) Mc
6,16 (6) Mc
7,6 (7) Mc
9,7 (8) Mc
12,7 (9) Mc
12,10 (10) Mc
13,13 (11) Mc
14,69 (12) Mc
15,39
17. σωθήσεται (= sôthèsetai: hij zal gered worden; wkw pass ind fut 3de pers enk van het wkw σῳζω = sôzô: redden, verlossen)
Mc 13,14 - Mc 13,14 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [14] But when ye shall see the abomination of desolation,
spoken of by Daniel the prophet, standing where it ought not, (let him that
readeth understand,) then let them that be in Judaea flee to the mountains:
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,14 Het vers Mc 13,14 telt 29 woorden en 129 (3 X 43) letters De getalwaarde van Mc 13,14 is 18267 (3 X 6089)
Mc 13,141 hotan (telkens wanneer, wanneer, zodra) Taalgebruik in het NT : hotan (telkens wanneer , wanneer, zodra) Taalgebruik in Mc : hotan (telkens wanneer , wanneer, zodra) Mc (21) : (1) Mc 2,20 (2) Mc 3,11 (3) Mc 4,15 (4) Mc 4,16 (5) Mc 4,29 (6) Mc 4,31 (7) Mc 4,32 (8) Mc 8,38 (9) Mc 9,9 (10) Mc 11,19 (11) Mc 11,25 (12) Mc 12,23 (13) Mc 12,25 (14) Mc 13,4 (15) Mc 13,7 (16) Mc 13,11 (17) Mc 13,14 (18) Mc 13,28 (19) Mc 13,29 (20) Mc 14,7 (21) Mc 14,25
Mc 13,142
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
3. ἴδητε (= idète: jullie zouden zien; wkw act conjunct aor 2de pers mv; zie het wkw ειδεν = eiden: hij zag; bij het wkw ὁραω = horaô: zien ; stam aor id; zie Baeyens nr.136; in ὁραω = horaô zit 'ra'. Egyptische god van de zon is Ra. In het Hebreeuws is zien: râ'âh)
Mc 13,14.4
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
8. ἑστηκότα (= hestèkota: staande; wkw act part perf acc onz enk van het wkw ἱστημι = histèmi: doen staan, staan)
Mc 13,1410 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
11. δει (= dei: het moet); wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw δεω = deô: moeten)
Mc 13,1412
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
13. ἀναγινώσκων (= anagignôskôn: lezende, lezer; wkw act part praes nom mùann enk van het wkw ἀναγινώσκω = anagignôskô: lezen)
14. νοείτω (= noeitô: dat hij wete; wkw act imperat 3de pers enk van het wkw νοεω = noeô: weten)
Mc 13,1415
tote (dan) (< to - de : dat echter ; dan , daarop) Taalgebruik in het
NT : tote
(dan) Taalgebruik in Mc : tote
(dan)
Mc (6) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,27 (3) Mc
13,14 (4) Mc
13,21 (5) Mc
13,26 (6) Mc
13,27
Mc 13,1416
bep lidw nom mann mv hoi (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (101) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,31 (5) Mc
13,32
Mc 13,1417
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
20. φευγέτωσαν (= feugetôsan: dat zij vluchten; wkw act imperat praes 3de pers mv van het wkw φευγω = feugô. vluchten)
Mc 13,1421
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
Mc 13,15 - Mc 13,15 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [15] And let him that is on the housetop not go down into
the house, neither enter therein, to take any thing out of his house:
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,15
Mc 13,15.1
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
Mc 13,15.2
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,15.3
epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
Mc 13,15.4
bep lidw gen mann + onz enk tou (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (116) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26
Mc 13,15.6
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
7. καταβάτω (= katabatô: dat hij afdale); wkw act imperat aor 3de pers enk van het wkw καταβαινω = katabainô: (naar beneden dalen , afdalen)
9. εἰσελθάτω (= eiselthatô: dat hij binnenga; wkw act imperat aor 3de pers enk van het wkw εισερχομαι = eiserchomai: gaan naar, binnengaan < voorvoegsel εισ = naar + wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden. Ned.: weg. wkw be-wegen - bewoog - bewogen. D.: Weg. E.: way. Gr. ερχομαι = erchomai: be-weg-en, op weg gaan; de beginklinker kan wijzen op de halfklinker/-medeklinker w/u, r tussen haakjes plaatsen; zo bekomen we w-ch/g: weg)
10. ἆραι (= airai: te nemen; wkw act inf aor van het wkw αιρω = airô: nemen)
Mc 13,1512
ek - ex (uit) Taalgebruik in het NT : ek
(uit) Taalgebruik in Mc : ek
(uit) Ned uit D aus E out Fr de
Mc (38 + 20 = 58) ek (uit) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,15 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,27 (tempel - huis - hemel - 4 windstreken)
Mc 13,1515
pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
Mc 13,16 - Mc 13,16 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [16] And let him that is in the field not turn back again
for to take up his garment
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,16
Mc 13,162
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
Mc 13,163
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
Mc 13,164
bep lidw acc mann enk ton (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (124) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,16 (2) Mc
13,26
Mc 13,166
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
7. ἐπιστρεψάτω (= epistrepsatô: dat hij terugkere; wkw act imperat aor 3de pers enk van het wkw επιστρεφω = epistrefô: naar iets toekeren)
Mc 13,168
eis (naar) Taalgebruik in het NT : eis
(naar) Taalgebruik in Mc : eis
(naar) Voorzetsel van richting Lat in Fr vers (versus : gedraaid
, gekeerd ; vertere : tourner , draaien) E for Ned naar D nach
Mc 13 (8) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16
Mc 13,16.10
opisô (achter) Taalgebruik in het NT : opisô
(achter) Taalgebruik in Mc : opisô
(achter) Voorzetsel Lat post (uit primere , prestum ?) Fr après
(ad prestum) Hebr ´acher (101) en ´achärej (294) Ned
achter
In zes verzen in Mc : (1) Mc
1,7 (2) Mc
1,17 (3) Mc
1,20 (4) Mc
8,33 (5) Mc
8,34 (6) Mc
13,16
11. ἆραι (= airai: te nemen; wkw act inf aor van het wkw αιρω = airô: nemen)
Mc 13,1612
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
Mc 13,1614
pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
Mc 13,17 - Mc 13,17 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [17] But woe to them that are with child, and to them that
give suck in those days!
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,17
Mc 13,172
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
6. ἐχούσαις (= echousais: aan de hebbende; wkw act part praes dat vr mv van het wkw εχω = echô: hebben, bezitten)
9. θηλαζούσαις (= thèlazousais: wkw act part praes dat vr mv van het wkw θηλαζω = zogen, een kind voeden)
Mc 13,1710
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
Mc 13,1711
aanwijz voornaamw dat vr mv ekeinais (die) van het aanwijz voornaamw
ekeinos (die) Taalgebruik in het NT : ekeinos
(die) Taalgebruik in Mc : ekeinos
(die)
Mc (4) : (1) Mc
1,9 (kai egeneto ) (2) Mc
8,1 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24
Mc 13,1712
bep lidw dat vr mv tais (de van het bep lidw ho , hè , to (de
/ het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (10) : (1) Mc
1,9 (2) Mc
2,6 (3) Mc
2,8 (4) Mc
6,56 (5) Mc
8,1 (6) Mc
12,38 (7) Mc
12,39 (8) Mc
13,17 (9) Mc
13,24 (10) Mc
16,18
Mc 13,1710
dat vr enk hèmerais (dagen) van het zelfst naamw hèmera (dag)
Taalgebruik in het NT : h�mera
(dag) Taalgebruik in Mc : h�mera
(dag)
(1) Mc 1,9 (kai egeneto ) (2) Mc
8,1 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) en trisin hèmerais (in drie dagen) Een vorm van hèmera
(dag) in Mc in 23 verzen
Mc 13,177 - 10 en ekeinais tais hèmerais (in díe dagen) Bij Marcus staat telkens en ekeinais tais hèmerais : (1) Mc 1,9 (kai egeneto ) (2) Mc 8,1 (3) Mc 13,17 (4) Mc 13,24
Mc 13,18 - Mc 13,18 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [18] And pray ye that your flight be not in the winter
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,18
1. προσεύχεσθε (= proseuchesthe: bidt; wkw med / pass imperat praes 2de pers mv van het wkw προσεύχομαι: bidden)
Mc 13,182
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,183
hina (opdat) Taalgebruik in het NT : hina
(opdat) Taalgebruik in Mc : hina
(opdat)
Mc (59) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,18 (2) Mc
13,34
Mc 13,184
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
Mc 13,185 γένηται (= genètai: het zou gebeuren); act conjunct aor 3de pers enk van het wkw γινομαι = ginomai: worden, gebeuren). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) Taalgebruik in Mc : ginomai (worden) Mc (5) : (1) Mc 9,50 (2) Mc 13,18 (3) Mc 13,19 (4) Mc 13,28 (5) Mc 13,30 Een vorm van ginomai (worden) in Mc in 52 verzen
Mc 13,19 - Mc 13,19 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [19] For in those days shall be affliction, such as was
not from the beginning of the creation which God created unto this time, neither
shall be
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,19
Mc 13,191
ἔσονται (= esontai: zij/er zullen zijn; wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned.: is). Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn) Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Mc (5) : (1) Mc
10,8 (2) Mc
10,31 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25
Mc 13,192
gar (want) Taalgebruik in het NT : gar
(want) Taalgebruik in Mc : gar
(want) Redengevend voegwoord Hebr kî Lat enim Fr car
Ned : want
Mc (63) In zes verzen in Mc 13 : (1) Mc
13,8 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,19 (4) Mc
13,22 (5) Mc
13,33 (6) Mc
13,35
Mc 13,198 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
9. γέγονεν (= gegonen: het gebeurde; wkw med / pass ind perf 3de pers enk van het wkw γινομαι = ginomai: gebeuren, worden; stam gen)
Mc 13,1912
gen vr enk archès (begin) van het zelfst naamw archè
(begin, heerschappij) Taalgebruik in het NT : archè
(begin, heerschappij) Taalgebruik in Mc : archè
(begin, heerschappij)
Mc (2) : (1) Mc
10,6 (2) Mc
13,19
Mc 13,1913 gen vr enk ktiseôs (schepping) van het zelfst naamw ktisis (schepping) Taalgebruik in het NT : ktisis (schepping) Taalgebruik in Mc : ktisis (schepping) Mc (2) : (1) Mc 10,6 (2) Mc 13,19
Mc 13,1911
- 13 vanaf het begin van de schepping :
- Mc 10,6 : apo de archès ktiseôs (vanaf echter het begin van de schepping)
- Mc 13,19 : ap'archès ktiseôs (vanaf het begin van de schepping)
15. εκτισεν (= ektisen: hij schiep; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw κτιζω = ktizô: funderen, grondleggen, opbouwen, scheppen, wonen)
Mc 13,1916
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
Mc 13,1919
bep lidw gen mann + onz enk tou (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (116) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26
Mc 13,1922 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
Mc 13,1923
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
Mc 13,1924 conj aor 3de pers enk genètai (zou worden, gebeuren) van het werkw ginomai (worden) Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) Taalgebruik in Mc : ginomai (worden) Mc (5) : (1) Mc 9,50 (2) Mc 13,18 (3) Mc 13,19 (4) Mc 13,28 (5) Mc 13,30 Een vorm van ginomai (worden) in Mc in 52 verzen
Mc 13,20 - Mc 13,20 : 302 De gruwel van de verwoesting van Judea - Mc 13,14-20 - Mt 24,15-22 - Lc 21,20-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,14 - Mc 13,15 - Mc 13,16 - Mc 13,17 - Mc 13,18 - Mc 13,19 - Mc 13,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [20] And except that the Lord had shortened those days,
no flesh should be saved: but for the elect's sake, whom he hath chosen, he
hath shortened the days
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,20
1 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
3 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
4. ἐκολόβωσεν (= ekolobôsen: hij verkorrte; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw κολοβοω = verkorten)
7 gen vr enk + acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera
(dag) Taalgebruik in het NT : h�mera
(dag) Taalgebruik in Mc : h�mera
(dag)
Mc (11) : (1) Mc
1,13 (2) Mc
5,5 (3) Mc
6,21 (4) Mc
8,31 (5) Mc
9,2 (6) Mc
9,31 (7) Mc
10,34 (8) Mc
13,20 (9) Mc
13,32 (10) Mc
14,1 (11) Mc
14,25
8 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
10. ἐσώθη (= esôthè: hij werd gered; wkw pass ind aor 3de pers enk van het wkw σῳζω = sôzô: redden, verlossen)
13 alla , afkorting all' (maar) Taalgebruik in het NT : alla
(maar) Taalgebruik in Mc : alla
(maar)
Mc (30 + 18 = 48) Mc 13 (3 + 2 = 5) : (1) Mc
13,7 (all') (2) Mc
13,11 (all') (3) Mc
13,11 (alla) (4) Mc
13,20 (alla) (5) Mc
13,24 (alla)
18. ἐξελέξατο (= ekseleksato: hij verkoos uit; wkw med ind aor 3de pers enk van het wkw εκλεγω = eklegô: uit-lezen, uitverkiezen)
19. ἐκολόβωσεν (= ekolobôsen: hij verkorrte; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw κολοβοω = verkorten)
23 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
We hebben reeds een aantal overeenkomsten aangeduid tussen Mc 13,5-6 en Mc 13,21-23. Zie : 300 Het begin van het einde : Mc 13,5-8 // Mt 24,4-8 // Lc 21,8-11 - Mc 13,5-8 - Mt 24,4-8 - Lc 21,8-11 - We merken evenwel dat Mc 13,21-23 met een inclusio en een centraal vers is opgebouwd
Mc 13,21a | Mc 13,23b | Mc 13,21b | Mc 13,23a | |
kai tot ean (en dan iemand) | ||||
tis (iemand) | ||||
proeirèka (ik heb vooraf gezegd) | ||||
humin (jullie) | humin (tot u) | |||
eipèi (zegge) | mè pisteuete (geloof het niet) | humeis de blepete (jullie echter, kijkt uit!) | ||
ide hôde ho christos, ide ekei (zie daar de christus, zie hier) | panta (alles) | |||
303 Pseudochristussen en pseudoprofeten : Mc 13,21-23 // Mt 24,23-25 - Mc 13,21-23 - Mt 24,23-25 - |
Mc 13,21 - Mc 13,21 : 303 Pseudochristussen en pseudoprofeten - Mc 13,21-23 - Mt 24,23-25 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,21 - Mc 13,22 - Mc 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [21] And then if any man shall say to you, Lo, here is Christ;
or, lo, he is there; believe him not:
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,21 Het vers Mc 13,21 telt 15 (3 X 5) woorden en 58 (2 X 29) letters De getalwaarde van Mc 13,21 is 6816 (2³ X 2² X 3 X 71) Het tweede gedeelte van Mc 13,5 leidt de eschatologische rede in Het bestaat uit een hoofdzin en een ondergeschikte zin De ondergeschikte zin is een aansporende doelzin : opdat niet Dit inleidend vers kunnen we vergelijken met vers 21 Ook daar is er een hoofdzin en een ondergeschikte zin De hoofdzin echter staat achteraan , de ondergeschikte zin vooraan De hoofdzin : Mc 13,5 : blepete (kijk uit) , Mc 13,21 : mè pisteuete (gelooft het niet) De ondergeschikte zin : Mc 13,5 : mè tis humas planèsèi (opdat niet iemand jullie misleide) , Mc 13,21 : kai hote ean tis humin eipèi (en wanneer iemand jullie dan zou zeggen)
Mc 13,21.1
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,21.2
tote (dan) (< to - de : dat echter ; dan , daarop) Taalgebruik in het
NT : tote
(dan) Taalgebruik in Mc : tote
(dan)
Mc (6) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,27 (3) Mc
13,14 (4) Mc
13,21 (5) Mc
13,26 (6) Mc
13,27
Mc 13,21.1 - 2 kai tote (en dan) Mc (5) : (1) Mc 2,20 (2) Mc 3,27 (3) Mc 13,21 (4) Mc 13,26 (5) Mc 13,27 Niet in Mc 13,14
6. εἴπῃ (= eipè: hij zou zeggen; wkw act conjunct aor 3de pers enk bij het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep; Ned: lezen / lec-tuur; les. Fr: leçon)
8. ιδε (= ide: zie; wkw act imperat aor 2de pers enk; zie het wkw ειδεν = eiden: hij zag; stam: ιδ = id)
Mc 13,219
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
11. ιδε (= ide: zie; wkw act imperat aor 2de pers enk; zie het wkw ειδεν = eiden: hij zag; stam: ιδ = id)
Mc 13,2112 ekei (daar, hier) Taalgebruik in het NT : ekei (daar) Taalgebruik in Mc : ekei (daar) Ned hier Fr ici Mc (11) : (1) Mc 1,38 (2) Mc 2,6 (3) Mc 3,1 (4) Mc 5,11 (5) Mc 6,5 (6) Mc 6,10 (7) Mc 6,33 (8) Mc 11,5 (9) Mc 13,21 (10) Mc 14,15 (11) Mc 16,7
14. πιστευετε (= pisteuete: jullie geloven / gelooft); wkw act ind praes 2de pers mv + act imperat praes 2de pers mv van het wkw πιστευω = pisteuô: geloven, vertrouwen).
Mc 13,22 - Mc 13,22 : 303 Pseudochristussen en pseudoprofeten - Mc 13,21-23 - Mt 24,23-25 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,21 - Mc 13,22 - Mc 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [22] For false Christs and false prophets shall rise, and
shall shew signs and wonders, to seduce, if it were possible, even the elect
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,22
1 εγερθησονται (= egerthèsontai:: zij zullen opgewekt worden; wkw pass ind fut 3de pers mv van het wkw εγειρω = egeirô: opwekken) Taalgebruik in het NT : egeirô
(wekken) Taalgebruik in de LXX : egeirô
(wekken) Bijbel (5) : (1) Js 26,19 (2) Mt
24,11 (3) Mt
24,24 // Mc 13,22 (4) Mc 13,22 // Mt
24,24 (5) 1
Kor 15,52 Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Mc (19)
- pass ind fut 3de pers enk εγερθησεται = egerthèsetai (hij zal opgewekt worden) van het werkw εγειρω = egeirô (opwekken)
Taalgebruik in het NT : egeirô
(wekken) Taalgebruik in de LXX : egeirô
(wekken) Bijbel (8) : (1) Da 11,25 (2) Mt
12,42 (3) Mt
17,23 (4) Mt
20,19 (5) Mt 24,7 // Mc 13,8 // Lc 21,10 (6) Mc 13,8 // Mt 24,7 // Lc 21,10 (7) Lc
11,31 (8) Lc 21,10 // Mc 13,8 // Mt 24,7
- pass ind fut 3de pers mv επεγερθησονται = epegerthèsontai (zij zullen opgewekt worden) Bijbel (2) : (1) Js 19,2 (2) Mi 5,4
egeirô (wekken) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
1 | ind pr 3de p mv egeirousin | 1 | (1) Mc 4,38 | |||||||||||
2 | imp 2de p enk egeire | 5 | (1) Mc 2,9 (2) Mc 2,11 | (3) Mc 3,3 | (4) Mc 5,41 | (5) Mc 10,49 | ||||||||
3 | ind imp 3de p enk ègeiren | 2 | (1) Mc 1,31 | (2) Mc 9,27 | ||||||||||
4 | pas ind pr 3de p mv egeirontai | 1 | (1) Mc 12,26 | |||||||||||
5 | pas imper praes 2de pers mv egeiresthe | 1 | (1) Mc 14,42 | |||||||||||
6 | pas conj praes 3de pers enk egeirètai | 1 | (1) Mc 4,27 | |||||||||||
7 | pas fut 3de p enk egerthèsetai | 1 | (1) Mc 13,8 | |||||||||||
8 | pas fut 3de p mv egerthèsontai | 1 | (1) Mc 13,22 | |||||||||||
9 | pas ind aor 3de p enk ègerthè | 3 | (1) Mc 2,12 | (2) Mc 6,16 | (3) Mc 16,6 | |||||||||
10 | pas inf aor egerthènai |
1 | (1) Mc 14,28 | |||||||||||
11 | pas perf 3de pers enk egègertai | 1 | (1) Mc 6,14 | |||||||||||
12 | pas part perf acc mann enk egègermenon | 1 | (1) Mc 16,14 | |||||||||||
Totaal | 19 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | |
egeirô (opwekken) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 |
- Wellicht wekken uit de slaap , op-wekken Ned wekken vlg Lat
vegere : flink , levendig zijn , opgewekt zijn Lat resurgere Surgere
(surrexi , surrectum) = oprijzen , opstaan , rechtop staan sur < super
= op, boven + regere (rexi , rectum) : richten (rechtop), leiden , sturen
-> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten , terug
rechtop staan Ned rekken (Lat reg- ) , uitstrekken Rectus = recht Fr
résurrection
Fr ressusciter cfr Lat suscitare super : op , boven + citare (citus : vlug
, snel) : in beweging brengen Aldus : terug in beweging brengen , heropleven
Fr réveiller : wekken , ont-waken < re + vigilare (vig- wak- , wek-)
waken
2 gar (want) Taalgebruik in het NT : gar
(want) Taalgebruik in Mc : gar
(want) Redengevend voegwoord Hebr kî Lat enim Fr car
Ned : want
Mc (63) In zes verzen in Mc 13 : (1) Mc
13,8 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,19 (4) Mc
13,22 (5) Mc
13,33 (6) Mc
13,35
4 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
6 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
7. δώσουσιν (= dôsouisin: zij zullen geven); wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw διδωμι = didômi: geven. Lat: dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr: donner - don: geven - gave)
9 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
12 bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
13. ἀποπλανᾶν (= apoplanan: af te dwalen; wkw act inf praes van het wkw ἀποπλαναω = apoplanaô: afdwalen)
Mc 13,23 - Mc 13,23 : 303 Pseudochristussen en pseudoprofeten - Mc 13,21-23 - Mt 24,23-25 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,21 - Mc 13,22 - Mc 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [23] But take ye heed: behold, I have foretold you all things
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,23 Variabele lezing
1
2 de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
3 βλεπετε (= blepete: jullie kijken, kijkt;
wkw act ind praes + imperat praes 2de pers mv van het werkw βλεπω = blepô: kijken, zien) Taalgebruik in het NT : blepô
(kijken, zien) Taalgebruik in de LXX: blepô
(kijken, zien). Taalgebruik in Mc: blepô
(kijken, zien). Mc (8): (1) Mc
4,24 (2) Mc
8,15 (3) Mc
8,18 (4) Mc
12,38 (5) Mc
13,5 (6) Mc
13,9 (7) Mc
13,23 (8) Mc
13,33. Een vorm van βλεπω = blepô (kijken, zien) in de LXX (133), in het NT (132), Mt (20), Mc (14), Lc (15), Joh (17), Hnd (14). De
1ste imperartief in de rede Mc 13,5b-37. De herhaling van de imperatief
βλεπετε = blepete (kijkt uit) structureert de rede: Mc 13,5b-8. Mc 13,9-13. Mc 13,21-23.
Mc 13,33-37.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,5b leidt een sectie in die handelt over bedriegers.
Deze sectie eindigt bij Mc 13,6.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,23a sluit een gelijkaardige sectie af. Het thema
van die sectie is eveneens de bedriegers (Mc 13,21-22a). De plaats van dit
βλεπετε = blepete (kijkt uit) wordt verklaard door de inclusio (omsluitings)functie.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,9 staat aan het begin van de vervolgingssectie.
Het schema van het einde (eerst vervolging enz en dan verheerlijking) kan
ingegeven zijn door wat Jezus is overkomen: lijden, dood, verrijzenis.
Wat de vertalingen betreft De gebiedende wijze wordt - zoals in het Grieks - in de meervoudsvorm (V, LZ, NB) gegeven, in de enkelvoudsvorm (SDV, WV, NV) Het persoonlijk voornaamwoord is gij (LZ) , ge (NB) of je (WV) , jullie (NV) Vermits de gebiedende wijze aan het begin van de zin staat , wordt het werkwoord nog eens beklemtoond ; de vertalingen versterken het werkwoord door een bijwoord of een voorzetsel bij het werkwoord : goed kijken (NB)
4. προείρηκα (= proeirèka: ik heb voorzegd; wkw act ind perf 1ste pers enk van het wkw προ-λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep; Ned: lezen / lec-tuur; les. Fr: leçon)
6 acc m enk , nom m + onz mv panta (alle) van het bijvoegl naamw
pas (ieder, elk , al) Taalgebruik in het NT : pas
(ieder, elk, alles) Taalgebruik in Mc : pas
(ieder, elk, alles) Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk , ieder
Mc (21) : (1) Mc
3,28 (2) Mc
4,11 (3) Mc
4,34 (4) Mc
5,26 (5) Mc
6,30 (6) Mc
7,19 (7) Mc
7,23 (8) Mc
7,37 (9) Mc
9,12 (10) Mc
9,23 (11) Mc
10,20 (12) Mc
10,27 (13) Mc
10,29 (14) Mc
11,11 (15) Mc
11,24 (16) Mc
12,44 (17) Mc
13,4 (18) Mc
13,10 (19) Mc
13,23 (20) Mc
13,30 (21) Mc
14,36 Mc 13 (4) (1) Mc
13,4 (2) Mc
13,10 (3) Mc
13,23 (4) Mc
13,30 Een vorm van pas (ieder, elk , al) in Mc in 66 verzen
In een kader hebben we de opbouw van deze kleine pericope , onderdeel van de
eschatologische rede van Marcus , geplaatst We komen tot de opmerkelijke vaststelling
dat deze pericope uit 70 woorden en 144 lettergrepen bestaat De 70 doet denken
aan de 70 weken van het boek Daniël en 144 aan de 144000 getekenden in
het boek Openbaring
De structuur van de pericope wordt aangeduid door tijdsaanduidingen in het begin
van een zin : verzen 24-25 : alla in ekeinais tais hèmerais meta tèn
thipsin ekeinèn (maar in die dagen na die verdrukking) ; vers 26 : kai
tote : en dan ; vers 27 : kai tote en dan De pericope bestaat uit
7 nevenschikkende zinnen , waarvan de eerste met alla (maar) en de andere zes
met kai (en) beginnen 7X staat het werkwoord in de toekomstige tijd De woordvolgorde
in de zin is meestal : onderwerp , vervoegd werkwoord , lijdend voorwerp
In deze pericope komt hemel 3X voor : vers 25a : ek tou ouranou piptontes (uit
de hemel vallend) ; vers 25b : hai dunameis hai en tois ouranois (de krachten
die in de hemelen zijn) ; vers 27 : heôs akrou ouranou (tot het uiteinde
van de hemel) Daarenboven vinden we in vers 26 : en nefelais (op de wolken)
Het getal vier speelt een belangrijke rol in deze pericope : in verzen 24-25
is er sprake van vier hemellichamen ; in vers 27 is er sprake van de vier windstreken
Verzen 24-25 tellen 36 (4 x 9) woorden en 72 (4 x 2 x 9) lettergrepen Het
totaal bestaat uit 144 (4 x 4 x 9) lettergrepen
Met v24 begint een nieuwe pericope Verzen 24-25 bestaan uit vier nevengeschikte
zinnen, met elkaar verbonden door het nevenschikkende woord kai (en) Opmerkelijk
is wel dat deze verzen 24-25 uit 36 woorden en 72 lettergrepen bestaat De
inleiding bestaat uit 9 woorden en de eerste zin bestaat verder uit 3 woorden
; samen 12 woorden (3 X 4) De andere drie zinnen bestaan telkens uit 8 woorden
(2 X 4 ) Aan de komst van de Mensenzoon gaat een kosmische revolutie vooraf
De hemellichamen worden in volgorde van belangrijkheid voor de mens gegeven
: zon , maan , sterren , hemelkrachten De zon wordt verduisterd (tegenstelling
: licht - duisternis) De maan geeft geen licht (tegenstelling licht - duisternis)
De sterren vallen van de hemel (tegenstelling : vaste plaats aan de hemel
- vallen) De hemelkrachten worden geschud (tegenstelling : vast patroon -
uit hun vast ritme raken) De eerste twee zinnen hebben gemeen dat zon en maan
geen licht meer geven ; de derde en de vierde zin bevatten de tegenstelling
: ek tou ouranou (uit de hemel) en en tois ouranois (in de hemelen) De eindkank
van het eerste en het vierde werkwoord is ongeveer hetzelfde -thèsetai
en -thèsontai Om dan reeds van een chiasme te spreken lijkt me wat
ver gezocht
De komst van de mensenzoon gebeurt vanuit de hemel De komst gaat vergezeld van een hemels gezelschap : de engelen Zij moeten iedereen verzamelen : van boven tot beneden , van oost tot west Sommige exegeten verbinden doksè (heerlijkheid) met de eerste twee hemellichamen , de dunamis (kracht) met de twee laatste hemellichamen (sterren en hemelkrachten)
aanduiding bijbelvers | Mc 13,24 a | Mc 13,24 b | Mc 13,25 a | Mc 13,25 b | Mc 13,27 a | Mc 13,27 b | |
nevenschikkend voegwoord | alla (maar) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | kai (en) | |
tijdsaanduiding | en ekeinais tais hèmerais (in die dagen) meta tèn thipsin ekeinèn (na die verschrikking) | tote (dan) | |||||
onderwerp | ho hèlios (de zon) | hè selènè (de maan) | hoi asteres (de sterren) | hai dunameis (de krachten) hai en tois ouranois (die in de hemelen) | |||
vervoegd werkwoord | skotisthèsetai (zal verduisterd worden) | ou dôsei (zal niet geven) to feggos autès (haar licht) | esontai (zullen zijn) ek tou ouranou piptontes (uit de hemel vallende) | saleuthèsontai (zullen geschud worden) (cfr hierboven en tois ouranois : in de hemelen) | apostelei (zal hij zenden) tous aggelous (de engelen) | episunaksei (hij zal verzamelen) tous eklektous - autou - ( - zijn - uitverkorenen) | |
aantal woorden | 12 | 8 | 8 | 8 Totaal verzen 24-25 : 36 | 5 | 14 Totaal vers 27: 19 (20) | |
aantal lettergrepen | 27 | 13 | 16 | 16 Totaal verzen 24-25 : 72 | 11 | 29 Totaal vers 27 : 40 (42) | |
thema | zon | maan | sterren | hemellichamen | op aarde | ||
305 De komst van de Mensenzoon : Mc 13,24-27 - Mt 24,29-31 - Lc 21,25-28 |
Mc 13,24 - Mc 13,24 : 305 De komst van de Mensenzoon - Mc 13,24-27 - Mt 24,29-31 - Lc 21,25-28 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 - Mc 13,24 - Mc 13,25 - Mc 13,26 - Mc 13,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [24] But in those days, after that tribulation, the sun
shall be darkened, and the moon shall not give her light,
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,24 Het vers Mc 13,24 telt 20 (2 X 2 X 5) woorden en 93 (3 X 31) letters De getalwaarde van Mc 13,24 telt 8563 Mc 13,24 en Mc 13,25 vormen een geheel Na alla (maar) om de tegenstelling tegen voorgaande aan te duiden volgen twee tijdsaanduidingen van telkens 4 woorden Daarop volgen vier nevenschikkende zinnen die de kosmische veranderingen weergeven : de zon (3 woorden) , de maan (8 woorden) , de sterren (8 woorden) en de hemelkrachten (8 woorden) Deze zinnen worden met elkaar verbonden door het nevenschikkend voegwoord kai (en) Het eerste en laatste werkw is een passief indicatief toekomende tijd 3de pers met assonantie : s - kotis - thèsatai (hij zal verduisterd worden) en s - aleu - thèsontai (zij zullen heen en weer geschud worden) Deze twee werkw tellen telkens 5 lettergrepen De vier zinnen zijn mooi parallel opgebouwd : eventueel het verbindingswoord kai (en) , het onderwerp , het werkw , eventueel een lijdend voorwerp Aantal woorden : 1 - 4 - 4 - 3 (OF 12 = 3 X 4) - 8 - 8 - 8 (OF : 3 X 8 = 24) = 12 + 24 = 36
Mc 13,241
alla , afkorting all' (maar) Taalgebruik in het NT : alla
(maar) Taalgebruik in Mc : alla
(maar)
Mc (30 + 18 = 48) Mc 13 (3 + 2 = 5) : (1) Mc
13,7 (all') (2) Mc
13,11 (all') (3) Mc
13,11 (alla) (4) Mc
13,20 (alla) (5) Mc
13,24 (alla) alla (maar) vormt een tegenstelling met het voorgaande
Mc 13,242
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
Mc 13,243
aanwijz voornaamw dat vr mv ekeinais (die) van het aanwijz voornaamw
ekeinos (die) Taalgebruik in het NT : ekeinos
(die) Taalgebruik in Mc : ekeinos
(die)
Mc (4) : (1) Mc
1,9 (kai egeneto ) (2) Mc
8,1 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 Een vorm van ekeinos (die) in Mc in 22 verzen
Mc 13,244
bep lidw dat vr mv tais (de) van het bep lidw ho , hè , to (de
/ het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (10) : (1) Mc
1,9 (2) Mc
2,6 (3) Mc
2,8 (4) Mc
6,56 (5) Mc
8,1 (6) Mc
12,38 (7) Mc
12,39 (8) Mc
13,17 (9) Mc
13,24 (10) Mc
16,18
Mc 13,245
dat vr enk hèmerais (dagen) van het zelfst naamw hèmera (dag)
Taalgebruik in het NT : h�mera
(dag) Taalgebruik in Mc : h�mera
(dag)
(1) Mc 1,9 (kai egeneto ) (2) Mc
8,1 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
15,29 : en trisin hèmerais (in drie dagen) Een vorm van hèmera
(dag) in Mc in 23 verzen
Mc 13,242 - 5 en ekeinais tais hèmerais (in díe dagen) Bij Marcus staat telkens en ekeinais tais hèmerais : (1) Mc 1,9 (kai egeneto ) (2) Mc 8,1 (3) Mc 13,17 (4) Mc 13,24
Mc 13,246
meta (met , na) Afkorting : met' Taalgebruik in het NT : meta
(na , met) Taalgebruik in Mc : meta
(na , met) Voorzetsel Hebr `im
-- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc : met dat)
-- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) E after
Mc (34 + 16 = 50) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,26
Mc 13,247
bep lidw acc vr enk tèn (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (109) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,34
Mc 13,248 acc vr enk thlipsin van het zelfst naamw thlipsis (verdrukking) Taalgebruik in het NT : thlipsis (verdrukking) Taalgebruik in Mc : thlipsis (verdrukking) Mc (1) : Mc 13,24 Een vorm van thlipsis (verdrukking) in Mc in 3 verzen : (1) Mc 4,17 (2) Mc 13,19 (3) Mc 13,24
Mc 13,249
aanwijz voornaamw acc vr enk ekeinèn (die) van het aanwijz voornaamw
ekeinos (die) Taalgebruik in het NT : ekeinos
(die) Taalgebruik in Mc : ekeinos
(die)
Mc (2) : (1) Mc
6,55 (2) Mc
13,24 Een vorm van ekeinos (die) in Mc in 22 verzen
Mc 13,2410
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
Mc 13,2411
nom mann enk hèlios (zon) Taalgebruik in het NT : hèlios
(zon) Taalgebruik in Lc : hèlios
(zon)
Mc (3) : (1) Mc
1,32 (2) Mc
4,6 (3) Mc
13,24 Een vorm van hèlios (zon) in Mc in 4 verzen : (1) Mc
1,32 (2) Mc
4,6 (3) Mc
13,24 (4) Mc
16,2
(1) Mc
1,32 : hote edusen ho hèlios (toen de zon was ondergegaan) Na zonsondergang
na de eerste sabbatdag van Jezus'optreden
(2) Mc 4,6 : kai hote aneteilen ho hèlios : en toen de zon was opgegaan = na zonsopgang
Deze zin komt voor in de parabel van de zaaier
(3) Mc
13,24 : ho hèlios skotisthèsetai (de zon zal verduisterd worden)
(4) Mc
16,2 : anateilantos tou hèliou (nadat de zon was opgegaan)
Mc 13,2412 σκοτισθήσεται (= skotisthèsetai: hij zal verduisterd worden; wkw pass ind fut 3de pers enk van het wkw σκοτιζω = skotizô: verduisteren) Taalgebruik in het NT : skotizô (verduisteren) Taalgebruik in Mc : skotizô (verduisteren) Mc (1) Mc 13,24 Dit is de enigste vorm van skotizô (verduisteren) in Mc
Mc 13,2413
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,2414
bep lidw nom vr enk hè (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,2415
nom vr enk selènè (maan) Taalgebruik in het NT : selènè
(maan) Taalgebruik in Lc : selènè
(maan)
Mc (1) : Mc
13,24 Dit is de enigste vorm van selènè (maan) in Mc
Mc 13,2416 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
Mc 13,2417
δώσει (= dôsei (hij / zij zal geven; wkw act ind fut 3de pers enk van het wkw διδωμι =
didômi: geven. Lat: dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr:
donner - don: geven - gave). Taalgebruik in het NT : didômi
(geven) Taalgebruik in Mc : didômi
(geven) Hebr nâthan (tha) Lat dare / donare - donum : geven - gave , gift Fr
donner - don : geven - gave
Mc (2) : (1) Mc
12,9 (2) Mc
13,24 Een vorm van didômi (geven) in Mc in 35 verzen
Mc 13,2418
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
Mc 13,2419
nom onz enk feggos (lichtglans) Taalgebruik in het NT : feggos
(lichtglans) Taalgebruik in Mc : feggos
(lichtglans)
Mc (1) : Mc
13,24 Dit is de enigste vorm van feggos (lichtglans) in Mc
Mc 13,2420 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord autos Mc (14) : (1) Mc 1,30 (2) Mc 5,26 (3) Mc 5,29 (4) Mc 6,24 (5) Mc 6,28 (6) Mc 7,25 (7) Mc 7,26 (8) Mc 7,30 (9) Mc 10,12 (10) Mc 12,44 (11) Mc 13,24 (12) Mc 13,28 (13) Mc 14,9 (14) Mc 16,11
Mc 13,25 - Mc 13,25 : 305 De komst van de Mensenzoon - Mc 13,24-27 - Mt 24,29-31 - Lc 21,25-28 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 - Mc 13,24 - Mc 13,25 - Mc 13,26 - Mc 13,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [25] And the stars of heaven shall fall, and the powers
that are in heaven shall be shaken
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,25 Variabele lezing
Mc 13,251
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,252
bep lidw nom mann mv hoi (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (101) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,31 (5) Mc
13,32
Mc 13,253 nom vr mv asteres (sterren) van het zelfst naamw astèr (ster) Taalgebruik in het NT : astèr (ster) Taalgebruik in Mc : astèr (ster) L stella F etoile N ster E star Mc (1) : Mc 13,25 Dit is de enigste vorm van astèr (ster) in Mc
Mc 13,254
ἔσονται (= esontai: zij/er zullen zijn; wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw ειμι: zijn; stam: es-; zie Ned.: is). Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn) Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) Hebr hâjâh Lat esse Fr être Ned zijn
E to be
Mc (5) : (1) Mc
10,8 (2) Mc
10,31 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25
Mc 13,255
ek - ex (uit) Taalgebruik in het NT : ek
(uit) Taalgebruik in Mc : ek
(uit) Ned uit D aus E out Fr de
Mc (38 + 20 = 58) ek (uit) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,15 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,27 (tempel - huis - hemel - 4 windstreken)
Mc 13,256
bep lidw gen mann + onz enk tou (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (116) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26
Mc 13,257 gen mann enk ouranou (van de hemel) van het zelfst naamw ouranos (hemel) Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) Taalgebruik in Mc : ouranos (hemel) Mc (7) : (1) Mc 4,32 (2) Mc 8,11 (3) Mc 11,30 (4) Mc 11,31 (5) Mc 13,25 (6) Mc 13,27 (7) Mc 14,62 Een vorm van ouranos (hemel) in Mc in 18 verzen Een vorm van ouranos (hemel) in Mc 13 (4) : (1) Mc 13,25 (2) Mc 13,27 (3) Mc 13,31 (4) Mc 13,32
Mc 13,258
πίπτοντες (= piptontes: vallende; wkw act part praes nom mann mv van het wkw πιπτω = piptô: vallen). Taalgebruik in het NT : piptô
(vallen) Taalgebruik in Mc : piptô
(vallen) Hebr nâphal = vallen , Eng to fall Gr piptô
Lat cadere Fr tomber
Mc (1) : Mc
13,25 Een vorm van piptô (vallen) in Mc in 8 verzen
Mc 13,259
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,2513
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
Mc 13,2514
bep lidw dat mann + onz mv tois Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (47) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,25 (2) Mc
13,34
Mc 13,2515 dat mann mv ουρανοις = ouranois van het zelfst naamw ouranos (hemel) Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) Taalgebruik in Mc : ouranos (hemel) Mc (3) : (1) Mc 11,25 (2) Mc 12,25 (3) Mc 13,25 Een vorm van ouranos (hemel) in Mc in 18 verzen Een vorm van ouranos (hemel) in Mc 13 (4) : (1) Mc 13,25 (2) Mc 13,27 (3) Mc 13,31 (4) Mc 13,32
Mc 13,2513 - 15 εν τοις ουρανοις = en tois ouranois (in de hemelen) Mc (3) : (1) Mc 11,25 (2) Mc 12,25 (3) Mc 13,25 Lc (3) : (1) Lc 10,20 (2) Lc 12,33 (3) Lc 18,22
Mc 13,2516
σαλευθήσονται (= saleuthèsontai: zij zullen heen en weer
geschud worden; wkw pass ind aor 3de pers mv van het wkw σαλευω = saleuô: heen en weer bewegen, schudden).
Taalgebruik in het NT : saleuô
(heen en weer bewegen, schudden) Taalgebruik in Mc : saleuô
(heen en weer bewegen, schudden)
Mc (1) : Mc
13,25 Dit is de enigste vorm van saleuô (heen en weer bewegen, schudden)
in Mc Zie verder bij de inleiding op Mc
13,24
Mc 13,26 - Mc 13,26 : 305 De komst van de Mensenzoon - Mc 13,24-27 - Mt 24,29-31 - Lc 21,25-28 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 - Mc 13,24 - Mc 13,25 - Mc 13,26 - Mc 13,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [26] And then shall they see the Son of man coming in the clouds with great power and glory
Tekstuitleg van Mc 13,26 Het vers Mc 13,26 telt 15 (3 X 5) woorden en 77 (2 X 5 X 7) letters De getalwaarde van Mc 13,26 is 9620 (2 X 2 X 5 X 13 X 37)
Mc 13,261
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,262
tote (dan) (< to - de : dat echter ; dan , daarop) Taalgebruik in het
NT : tote
(dan) Taalgebruik in Mc : tote
(dan)
Mc (6) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,27 (3) Mc
13,14 (4) Mc
13,21 (5) Mc
13,26 (6) Mc
13,27
Mc 13,261 - 2 kai tote (en dan) Mc (5) : (1) Mc 2,20 (2) Mc 3,27 (3) Mc 13,21 (4) Mc 13,26 (5) Mc 13,27 Niet in Mc 13,14
Mc 13,263
ὄψονται (= opsontai: zij zullen zien; wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw ὁραω = horaô: (zien). Taalgebruik in het NT : horaô
(zien) Taalgebruik in Mc : horaô
(zien) Taalgebruik in Lc : horaô
(zien) Mc (1) Mc
13,26 Een vorm van horaô (zien) in Mc in 7 verzen : (1) Mc
1,44 (2) Mc
8,15 (3) Mc
8,24 (4) Mc
9,4 (5) Mc
13,26 (6) Mc
14,62 (7) Mc
16,7 De mensenzoon zien komen in Mc (2) :
- Mc 13,26 : opsontai ton huion tou anthrôpou erchomenon (zij zullen de mensenzoon
zien komende)
- Mc 14,62 : opsesthe ton huion tou anthrôpou erchomenon (jullie zullen de mensenzoon
zien komende)
Mc 13,264
bep lidw acc mann enk ton (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (124) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,16 (2) Mc
13,26
Mc 13,265
acc mann enk huion (zoon) van het zelfst naamw huios (zoon) Taalgebruik
in het NT : huios
(zoon) Taalgebruik in Mc : huios
(zoon) Hebr ben Lat filius Fr fils
Mc (6) : (1) Mc
8,31 (2) Mc
9,12 (3) Mc
9,17 (4) Mc
12,6 (5) Mc
13,26 (6) Mc
14,62 Een vorm van huios (zoon) in Mc in 33 verzen
Mc 13,266
bep lidw gen mann + onz enk tou (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (116) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,19 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26
Mc 13,267
gen mann enk anthrôpou (mens) van het zelfst naamw anthrôpos
(mens) Taalgebruik in het NT : anthrôpos
(mens) Taalgebruik in Mc : anthrôpos
(mens)
Mc (16) : (1) Mc
2,10 (2) Mc
2,28 (3) Mc
5,8 (4) Mc
7,15 (5) Mc
7,20 (6) Mc
8,31 (7) Mc
8,38 (8) Mc
9,9 (9) Mc
9,12 (10) Mc
9,31 (11) Mc
10,33 (12) Mc
10,45 (13) Mc
13,26 (14) Mc
14,21 (15) Mc
14,41 (16) Mc
14,62 Een vorm van anthrôpos (mens) in Mc in 53 verzen
Mc 13,265 - 7 Een vorm van huios tou anthrôpou (mensenzoon) in 13 (14X) verzen : (1) Mc 2,10 (2) Mc 2,28 (3) Mc 8,31 (4) Mc 8,38 (5) Mc 9,9 (6) Mc 9,12 (7) Mc 9,31 (8) Mc 10,33 (9) Mc 10,45 (10) Mc 13,26 (11) Mc 14,21 (2X) (12) Mc 14,41 (13) Mc 14,62
Mc 13,26.8
ἐρχόμενον (= erchomenon: komende; wkw part praes acc mann enk van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden). Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) Taalgebruik in Mc : erchomai
(gaan, komen)
Mc (3) : (1) Mc
13,26 (2) Mc
14,62 (3) Mc
15,21 Een vorm van erchomai (gaan, komen) in Mc in 82 verzen
Het komen van de mensenzoon komt in Mc in 3 verzen voor : (1) Mc
8,38 (2) Mc
13,26 (3) Mc
14,62
De mensenzoon zien komen in Mc (2) :
- Mc 13,26 : opsontai ton huion tou anthrôpou erchomenon (zij zullen de mensenzoon
zien komende)
- Mc 14,62 : opsesthe ton huion tou anthrôpou erchomenon (jullie zullen de mensenzoon
zien komende)
Mc 13,269
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
Mc 13,2610
dat vr mv nefelais (wolken) van het zelfst naamw nefelè (nevel,
wolk) Taalgebruik in het NT : nefelè
(nevel, wolk) Taalgebruik in Mc : nefelè
(nevel, wolk) Mc (1) : Mc
13,26 Een vorm van nefelè (nevel, wolk) in Mc in 4 verzen : (1) Mc 9,7 (2) Mc
9,7 (3) Mc
13,26 (4) Mc
14,62 De komst van de mensenzoon is omgeven door wolken in Mc in 2 verzen
:
- Mc 13,26 erchomenon en nefelais (komende met wolken)
- Mc 14,62 : erchomenon meta tôn nefelôn tou ouranou (komende met de wolken
van de hemel)
Mc 13,2611
meta (met , na) Afkorting : met' Taalgebruik in het NT : meta
(na , met) Taalgebruik in Mc : meta
(na , met) Voorzetsel Hebr `im
-- Lat cum Ned met (Gr me - ta = met die dingen) D mit E with Fr
avec (< apud hoc : met dat)
-- Lat post-quam Ned na-dat D nachdem Fr après (< ad pressum
= tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) E after
Mc (34 + 16 = 50) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,26
Mc 13,2612
gen vr enk dunameôs (van de kracht) van het zelfst naamw dunamis
(macht, kracht) Taalgebruik in het NT : dunamis
(macht, kracht) Taalgebruik in Mc : dunamis
(macht, kracht) Mc (2) : (1) Mc
13,26 (2) Mc
14,62 Een vorm van dunamis (macht, kracht) (enk) in Mc in 7 verzen :
(1) Mc
5,30 (2) Mc
6,5 (3) Mc
9,1 (4) Mc
9,39 (5) Mc
12,24 (6) Mc
13,26 (7) Mc
14,62 Er is een overeenkomst tussen Mc
9,1 en Mc
13,26 :
- Mc 9,1 : heôs an idôsin tèn basileian tou theou elèluthuian
en dunamei (totdat zij zouden zien het koninkrijk van God , gekomen in kracht)
- Mc 13,26 : opsontai ton huion tou anthrôpou erchomenon meta dunameôs
pollès (zij zullen de mensenzoon zien komende met vele kracht)
Mc 13,2613
gen vrouw enk pollès (veel) van het bijvoegl naamw polus (veel)
Taalgebruik in het NT : polus
(veel) Taalgebruik in Mc : polus
(veel)
Mc (2) : (1) Mc
6,35 (2) Mc
13,26
Mc 13,2614
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,2615 gen vr enk doxès van het zelfst naamw doxa (heerlijkheid) Taalgebruik in het NT : doxa (heerlijkheid) Taalgebruik in Mc : doxa (heerlijkheid) Mc (1) : (1) Mc 13,26 Een vorm van doxa (heerlijkheid) in Mc in 3 verzen : (1) Mc 8,38 (2) Mc 10,37 (3) Mc 13,26
Mc 13,268
- 9 15 het komen van de mensenzoon in heerlijkheid :
- Mc 8,38 : hotan elthè(i) en tè(i) doxè(i) tou patros autou (wanneer
hij komt in de heerlijkheid van zijn vader)
- Mc 13,26 : erchomenon en doxè(i) (komende in heerlijkheid)
Mc 13,27 - Mc 13,27 : 305 De komst van de Mensenzoon - Mc 13,24-27 - Mt 24,29-31 - Lc 21,25-28 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 - Mc 13,24 - Mc 13,25 - Mc 13,26 - Mc 13,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [27] And then shall he send his angels, and shall gather
together his elect from the four winds, from the uttermost part of the earth
to the uttermost part of heaven
Luther-Bibel
Tekstuitleg van Mc 13,27 Het vers Mc 13,27 telt 21 (3 X 7) woorden en 108 (2² X 3³) letters De getalwaarde van Mc 13,27 is 15650,(2 X 5² X 313) Marcus gebruikt de profetie van Jesaja tegen Babel (Js 13,10)
Mc 13,271
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,272
hote (dan) (< to - de : dat echter ; dan , daarop) Taalgebruik in het
NT : tote
(dan) Taalgebruik in Mc : tote
(dan)
Mc (6) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,27 (3) Mc
13,14 (4) Mc
13,21 (5) Mc
13,26 (6) Mc
13,27
Mc 13,271 - 2 kai tote (en dan) Mc (5 / 6) : (1) Mc 2,20 (2) Mc 3,27 (3) Mc 13,21 (4) Mc 13,26 (5) Mc 13,27 Niet in (3) Mc 13,14
3. ἀποστελεῖ (= apostelei: hij zal zenden; wkw act ind fut 3de pers enk van het wkw αποστελλω = apostellô (af-sturen, af-zenden, zenden)
5 acc mann mv aggelous van het zelfst naamw aggelos (engel, boodschapper)
Taalgebruik in het NT : aggelos
(engel) Taalgebruik in Mc : aggelos
(engel) Stam : n - g - l L angelus Fr ange N engel Fr un messager
uit L mittere (zenden) , missus = gezonden Hebr malë´akh
Mc (1) Mc
13,27 Een vorm van aggelos (engel, boodschapper) in Mc (6) : (1) Mc
1,2 (2) Mc
1,13 (3) Mc
8,38 (4) Mc
12,25 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,32
Mc 13,276
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
7. ἐπισυνάξει (= episunaksei: hij zal verzamelen; wkw act ind fut 3de pers enk van het wkw επισυναγω = episunagô: bijeendrijven, verzamelen)
Mc 13,2710
pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
Mc 13,2711
ek - ex (uit) Taalgebruik in het NT : ek
(uit) Taalgebruik in Mc : ek
(uit) Ned uit D aus E out Fr de
Mc (38 + 20 = 58) ek (uit) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,15 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,27 (tempel - huis - hemel - 4 windstreken)
Mc 13,2712
bep lidw gen m + vr + onz mv tôn (de) Taalgebruik in het
NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (90) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,27
20 gen mann enk ouranou (van de hemel) van het zelfst naamw ouranos (hemel) Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) Taalgebruik in Mc : ouranos (hemel) Mc (7) : (1) Mc 4,32 (2) Mc 8,11 (3) Mc 11,30 (4) Mc 11,31 (5) Mc 13,25 (6) Mc 13,27 (7) Mc 14,62 Een vorm van ouranos (hemel) in Mc in 18 verzen Een vorm van ouranos (hemel) in Mc 13 (4) : (1) Mc 13,25 (2) Mc 13,27 (3) Mc 13,31 (4) Mc 13,32
Bij de vraag van de hogepriester of hij de messias, de zoon van de Gezegende is, antwoordde Jezus positief en haalde dan het citaat van Daniël over de komst van de mensenzoon aan. Hiermee duidt Jezus aan dat zijn veroordeling tot de dood geen nederlaag zal zijn, maar een overwinning, geen uit de wegruiming, maar een definitieve komst. In apocalyptische taal neemt men de beelden niet letterlijk, waarom zouden we het hier doen? Ook hier is einde en begin aan elkaar gekoppeld.
Mc 14,62 | Mc 8,38 | Mc 9,1 | Mc 13,26 |
kai (en) | hotan (wanneer) | heôs an (totdat) | kai tote (en dan) |
opsesthe (gij zult zien) | idôsin (zij zullen zien) | opsontai (zullen zij zien) | |
ton huion tou anthrôpou (de mensenzoon) | tèn basileian tou theou (het koninkrijk van God) | ton huion tou anthrôpou (de mensenzoon) | |
ek deksiôn (rechts) kathèmenon (zittend) dunameôs (van de kracht) | |||
kai (en) erchomenon (komende) | elthèi (hij komt) | elèluthuian (gekomen zijnde) | erchomenon (komende) |
en tèi doksèi tou patros autou (in de heerlijkheid van zijn vader) | en dunamei (in kracht) | en nefelais meta dunameôs pollès kai doksès (op de wolken met grote kracht en heerlijkheid) | |
meta tôn nefelôn tou ouranou (op de wolken van de hemel) | meta tôn aggelôn tôn hagiôn (met zijn heilige engelen) | ||
332 Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 - | 166 Wat baat het een mens de hele wereld te winnen : Mc 8,36-38 - Mt 16,26-27 - Lc 9,25-26 - | 167 Nabijheid van het Rijk Gods : Mc 9,1 - Mt 16,28 - Lc 9,27 - | 305 De komst van de Mensenzoon : Mc 13,24-27 - Mt 24,29-31 - Lc 21,25-28 - |
306 Gelijkenis van de vijgeboom : Mc 13,28-29 - Mc 13,28-29 - Mt 24,32-33 - Lc 21,29-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,28 - Mc 13,29 -
Mc 13,28b | Mc 13, 29b | |
hotan (wanneer) | kai (en) | hotan (wanneer) |
èdè (reeds) | idète (gij ziet) | |
ho klados autès (zijn twijg) | ekfuèi (uitlopen) | |
hapalos (zacht) | ||
genètai (wordt) | ta fulla (de bladeren) | tauta ginomena (dit gebeuren) |
ginôskete (weet) | ginôskete (weet) | |
hoti (dat) | hoti (dat) | |
eggus (nabij) | eggus (nabij) | |
to theros (de zomer) | ||
estin (is) | estin (is het) | |
epi thurais (bij de deur) |
Mc 13,28 - Mc 13,28 : 306 Gelijkenis van de vijgeboom - Mc 13,28-29 - Mt 24,32-33 - Lc 21,29-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,28 - Mc 13,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible Now learn a parable of the fig tree; When her branch is
yet tender, and putteth forth leaves, ye know that summer is near:
Luther-Bibel 28 An dem Feigenbaum aber lernt ein Gleichnis: Wenn jetzt seine
Zweige saftig werden und Blätter treiben, so wisst ihr, dass der Sommer
nahe ist
Tekstuitleg van Mc
13,28 Dit vers Mc
13,28 telt 24 (2 X 2 X 2 X 3) woorden en 108 (2 X 2 X 3 X 3) letters De
getalwaarde van Mc
13,28 is 10999 (17 X 647)
- Mc 13,28 : parabel van de vijgeboom : hotan ginôskete hoti eggus estin
(wanneer weten jullie dat nabij is)
- Mc 13,29 : de realiteit : hotan ginôskete hoti eggus estin (wanneer
weten jullie dat nabij is )
Mc 13,282
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,284 gen vr enk sukès (van de vijgeboom) van het zelfst naamw sukè (vijgeboom) Taalgebruik in het NT : sukè (vijgeboom) Taalgebruik in Mc : sukè (vijgeboom) Mc (1) : Mc 13,28 Een vorm van sukè (vijgeboom) in Mc in 5 verzen : (1) Mc 11,13 (sukèn) (2) Mc 11,13 (sukôn) (3) Mc 11,20 (4) Mc 11,21 (5) Mc 13,28
5. μάθετε (= mathete: leert); wkw act imperat aor 2de pers mv van het wkw μα-ν-θ-αν-ω = ma-n-th-an-ô: leren ; Hebr.: lâ-m-ad. Stam : (l)-m-th/d.)
6 bep lidw acc vr enk tèn (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (109) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,34
Mc 13,287
acc vr enk parabolèn (parabel) van het zelfst naamw parabolè
(parabel, gelijkenis) Taalgebruik in het NT : parabolè
(parabel, gelijkenis) Taalgebruik in Mc : parabolè
(parabel, gelijkenis) Paraballô : naast elkaar werpen , vergelijken
Mc (4) : (1) Mc
4,13 (2) Mc
7,17 (3) Mc
12,12 (4) Mc
13,28 Een vorm van parabolè (parabel) in 13 verzen in Mc
8 hotan (telkens wanneer, wanneer, zodra) Taalgebruik in
het NT : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra) Taalgebruik in Mc : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra)
Mc (21) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,11 (3) Mc
4,15 (4) Mc
4,16 (5) Mc
4,29 (6) Mc
4,31 (7) Mc
4,32 (8) Mc
8,38 (9) Mc
9,9 (10) Mc
11,19 (11) Mc
11,25 (12) Mc
12,23 (13) Mc
12,25 (14) Mc
13,4 (15) Mc
13,7 (16) Mc
13,11 (17) Mc
13,14 (18) Mc
13,28 (19) Mc
13,29 (20) Mc
14,7 (21) Mc
14,25
Mc 13,289
èdè (reeds) Taalgebruik in het NT : èdè
(reeds) Taalgebruik in Mc : èdè
(reeds)
Mc (7) : (1) Mc
4,37 (2) Mc
6,35 (3) Mc
8,2 (4) Mc
11,11 (5) Mc
13,28 (6) Mc
15,42 (7) Mc
15,44
Mc 13,2810
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
12 pers voornaamw gen vr enk autès van het pers voornaamw autos Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord autos Mc (14) : (1) Mc 1,30 (2) Mc 5,26 (3) Mc 5,29 (4) Mc 6,24 (5) Mc 6,28 (6) Mc 7,25 (7) Mc 7,26 (8) Mc 7,30 (9) Mc 10,12 (10) Mc 12,44 (11) Mc 13,24 (12) Mc 13,28 (13) Mc 14,9 (14) Mc 16,11
Mc 13,284 γένηται (= genètai: het zou gebeuren); act conjunct aor 3de pers enk van het wkw γινομαι = ginomai: worden, gebeuren). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) Taalgebruik in Mc : ginomai (worden) Mc (5) : (1) Mc 9,50 (2) Mc 13,18 (3) Mc 13,19 (4) Mc 13,28 (5) Mc 13,30 Een vorm van ginomai (worden) in Mc in 52 verzen
15 kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
16. ἐκφύῃ (= ekfuè: hij zou voortbrengen; wkw act conjunct praes 3de pers enk van het wkw εκφυω = ekfuô: verwekken, voortbrengen)
19 γινώσκετε (= ginôskete: weet; wkw act imperat praes 2de pers mv van het wkw γιγνωσκω = gignôskô: weten; gi-gnô-sk-ô; stam gn-, Ned.: kn). Taalgebruik in het NT : ginôskô
(kennen, weten) Taalgebruik in Mc : ginôskô
(kennen, weten)
Mc (2) : (1) Mc
13,28 (2) Mc
13,29 Een vorm van ginôskô (kennen, weten) in Mc in 13 verzen
Mc 13,2820
hoti (dat, omdat) Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat)
Mc (92) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,29 (4) Mc
13,30
Mc 13,2822
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
24. ἔστιν (= estin: hij/zij/het is; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw ειμι = eimi: zijn; stam es- , zie Lat.: esse).
Mc 13,29 - Mc 13,29 : 306 Gelijkenis van de vijgeboom - Mc 13,28-29 - Mt 24,32-33 - Lc 21,29-31 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,28 - Mc 13,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [29] So ye in like manner, when ye shall see these things
come to pass, know that it is nigh, even at the doors
Luther-Bibel 29 Ebenso auch: wenn ihr seht, dass dies geschieht, so wisst,
dass er nahe vor der Tür ist
Tekstuitleg van Mc 13,29 Het vers Mc 13,29 telt 13 woorden en 65 (5 X 13) letters De getalwaarde van Mc 13,29 is 7999 (19 X 421)
Mc 13,291
houtôs (zo, op deze wijze) Taalgebruik in het NT : houtos
(zo) Taalgebruik in Mc : houtos
(zo)
Mc (10) : (1) Mc
2,7 (2) Mc
2,8 (3) Mc
2,12 (4) Mc
4,26 (5) Mc
7,18 (6) Mc
9,3 (7) Mc
10,43 (8) Mc
13,29 (9) Mc
14,59 (10) Mc
15,39
Mc 13,292
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,293
persoonl voornaamw nom mann mv 2de pers humeis (jullie) Taalgebruik
in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (10) : (1) Mc
6,31 (2) Mc
6,37 (3) Mc
7,11 (4) Mc
7,18 (5) Mc
8,29 (6) Mc
11,17 (7) Mc
13,9 (8) Mc
13,11 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,29
Mc 13,291 - 3 houtôs kai humeis (zo ook jullie) Mc (2) : (1) Mc 7,18 (2) Mc 13,29
Mc 13,294
hotan (telkens wanneer, wanneer, zodra) Taalgebruik in het NT : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra) Taalgebruik in Mc : hotan
(telkens wanneer , wanneer, zodra)
Mc (21) : (1) Mc
2,20 (2) Mc
3,11 (3) Mc
4,15 (4) Mc
4,16 (5) Mc
4,29 (6) Mc
4,31 (7) Mc
4,32 (8) Mc
8,38 (9) Mc
9,9 (10) Mc
11,19 (11) Mc
11,25 (12) Mc
12,23 (13) Mc
12,25 (14) Mc
13,4 (15) Mc
13,7 (16) Mc
13,11 (17) Mc
13,14 (18) Mc
13,28 (19) Mc
13,29 (20) Mc
14,7 (21) Mc
14,25
5. ἴδητε (= idète: jullie zouden zien; wkw act conjunct aor 2de pers mv; zie het wkw ειδεν = eiden: hij zag; bij het wkw ὁραω = horaô: zien ; stam aor id; zie Baeyens nr.136; in ὁραω = horaô zit 'ra'. Egyptische god van de zon is Ra. In het Hebreeuws is zien: râ'âh)
Mc 13,296
nom + acc onz mv tauta (die dingen) van het aanwijz voornaamw houtos (deze)
Taalgebruik : houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze)
Mc (14) : (1) Mc
2,8 (2) Mc
6,2 (3) Mc
7,23 (4) Mc
8,7 (5) Mc
10,20 (6) Mc
11,28 (7) Mc
11,29 (8) Mc
11,33 (9) Mc
13,4 (10) Mc
13,8 (11) Mc
13,29 (12) Mc
13,30 (13) Mc
16,12 (14) Mc
16,17
7. γινόμενα (= ginomena: het gebeurende; wkw part praes acc onz mv van het wkw γινομαι = ginomai: gebeuren, worden; stam gen)
Mc 13,298
γινώσκετε (= ginôskete: weet; wkw act imperat praes 2de pers mv van het wkw γιγνωσκω = gignôskô: weten; gi-gnô-sk-ô; stam gn-, Ned.: kn). Taalgebruik in het NT : ginôskô
(kennen, weten) Taalgebruik in Mc : ginôskô
(kennen, weten)
Mc (2) : (1) Mc
13,28 (2) Mc
13,29 Een vorm van ginôskô (kennen, weten) in Mc in 13 verzen
Mc 13,299
hoti (dat, omdat) Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat)
Mc (92) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,29 (4) Mc
13,30
11. ἐστίν (= estin: hij/zij/het is; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw ειμι = eimi: zijn; stam es- , zie Lat.: esse).
12 epi , ep' , ef' (op) Taalgebruik in het NT : epi
(op, bij) Taalgebruik in Mc : epi
(op, bij) Ned op
Mc (51 + 14 + 6 = 71) Mc 13 (7 + 1 = 8) : epi (op) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,6 (3) Mc
13,8 (4) Mc
13,9 (5) Mc
13,12 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,29 ep' (1) Mc
13,8
307 De tijd van het einde : Mc 13,30-32 -- Mc 13,30-32 - Mt 24,34-36 - Lc 21,32-33 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,30 - Mc 13,31 - Mc 13,32 -
Mc 13,30 - Mc 13,30 : 307 De tijd van het einde - Mc 13,30-32 - Mt 24,34-36 - Lc 21,32-33 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,30 - Mc 13,31 - Mc 13,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [30] Verily I say unto you, that this generation shall not
pass, till all these things be done
Luther-Bibel 30 Wahrlich, ich sage euch: Dieses Geschlecht wird nicht vergehen,
bis dies alles geschieht
Tekstuitleg van Mc 13,30
2. λέγω (= λέγô: ik zeg; wkw act ind praes 1ste pers enk van het wkw λεγω = legô: zeggen; voor de vervoeging worden twee wkw met hun verschillende stammen gebruikt: leg, Feg, Fer bij het wkw λεγω = legô: zeggen; Baeyens nr 136 blz 102; l-eg - Ned. z-eg , - aor επ = ep)
4 hoti (dat, omdat) Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat)
Mc (92) Mc 13 (4) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,29 (4) Mc
13,30
5 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
6 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
7. παρέλθῃ (= parelthè: het zou voorbijgaan; wkw act conjunct aor 3de pers enk van het wkw παρερχομαι = parerchomai: langskomen, voorbijgaan)
8 partikel van vergelijking è OF bep lidw nom vr enk hè
(de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
13 nom + acc onz mv tauta (die dingen) van het aanwijz voornaamw houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze) Taalgebruik : houtos
(deze)
Mc (14) : (1) Mc
2,8 (2) Mc
6,2 (3) Mc
7,23 (4) Mc
8,7 (5) Mc
10,20 (6) Mc
11,28 (7) Mc
11,29 (8) Mc
11,33 (9) Mc
13,4 (10) Mc
13,8 (11) Mc
13,29 (12) Mc
13,30 (13) Mc
16,12 (14) Mc
16,17
14 acc m enk , nom m + onz mv panta (alle) van het bijvoegl naamw
pas (ieder, elk , al) Taalgebruik in het NT : pas
(ieder, elk, alles) Taalgebruik in Mc : pas
(ieder, elk, alles) Hebr kol Lat omnis Fr tout Ned elk , ieder
Mc (21) : (1) Mc
3,28 (2) Mc
4,11 (3) Mc
4,34 (4) Mc
5,26 (5) Mc
6,30 (6) Mc
7,19 (7) Mc
7,23 (8) Mc
7,37 (9) Mc
9,12 (10) Mc
9,23 (11) Mc
10,20 (12) Mc
10,27 (13) Mc
10,29 (14) Mc
11,11 (15) Mc
11,24 (16) Mc
12,44 (17) Mc
13,4 (18) Mc
13,10 (19) Mc
13,23 (20) Mc
13,30 (21) Mc
14,36 Mc 13 (4) (1) Mc
13,4 (2) Mc
13,10 (3) Mc
13,23 (4) Mc
13,30 Een vorm van pas (ieder, elk , al) in Mc in 66 verzen
15 γένηται (= genètai: het zou gebeuren); act conjunct aor 3de pers enk van het wkw γινομαι = ginomai: worden, gebeuren). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) Taalgebruik in Mc : ginomai (worden) Mc (5) : (1) Mc 9,50 (2) Mc 13,18 (3) Mc 13,19 (4) Mc 13,28 (5) Mc 13,30 Een vorm van ginomai (worden) in Mc in 52 verzen
Mc 13,31 - Mc 13,31 : 307 De tijd van het einde - Mc 13,30-32 - Mt 24,34-36 - Lc 21,32-33 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,30 - Mc 13,31 - Mc 13,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible Luther-Bibel [31] Heaven and earth shall pass away: but
my words shall not pass away
Luther-Bibel 31 Himmel und Erde werden vergehen; meine Worte aber werden nicht
vergehen
Tekstuitleg van Mc 13,31 Twee nevenschikkende zinnen , parallel opgebouwd , met de gemeenschapp werkwvorm pareleusontai (zij zullen langskomen, voorbijgaan)
Mc 13,311
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
Mc 13,312 nom mann enk ouranos (hemel) Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) Taalgebruik in Mc : ouranos (hemel) Mc (1) : Mc 13,31
Mc 13,313
kai (en) Taalgebruik : kai
(en) in NT Taalgebruik in Mc : kai
(en) Nevenschikkend voegwoord Hebr : waw (verbindingshaak) L : et
Fr : et N : en E : and D und
Mc (555) Mc 13 Van de 37 verzen niet in 11 verzen : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,18 (5) Mc
13,23 (6) Mc
13,30 (7) Mc
13,32 (8) Mc
13,33 (9) Mc
13,35 (10) Mc
13,36 (11) Mc
13,37
Mc 13,314
bep lidw nom vr enk hè (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,315
nom vr enk gè (aarde, land) Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) Taalgebruik in Mc : gè
(aarde)
Mc (2) : (1) Mc
4,28 (2) Mc
13,31 Een vorm van gè (aarde, land) in Mc in 18 verzen
Mc 13,316 παρελεύσονται (= pareleusontai: zij zullen langskomen, voorbijgaan; wkw act ind fut 3de pers mv van het wkw παρερχομαι = parerchomai: langskomen, voorbijgaan). Taalgebruik in het NT : parerchomai (langskomen, voorbijgaan) Taalgebruik in Mc : parerchomai (langskomen, voorbijgaan) Mc (1) : Mc 13,31 (2X) Een vorm van parerchomai (langskomen, voorbijgaan) in Mc in 4 verzen : (1) (2) (3) (4)
Mc 13,317
bep lidw nom mann mv hoi (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (101) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,31 (5) Mc
13,32
8 de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,319
nom mann mv logoi (woorden) van het zelfst naamw logos (woord) Taalgebruik
in het NT : logos
(woord) Taalgebruik in Mc : logos
(woord) logos komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr leçon
Mc (1) : Mc
13,31 Een vorm van logos (woord) in Mc in 24 verzen
10 gen enk mou (van mij) van het persoonl voornaamw
egô (ik) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (34) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,13 (3) Mc
13,31
Mc 13,3111 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
Mc 13,3112
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
Mc 13,3113 ind fut 3de pers mv pareleusontai (zij zullen langskomen, voorbijgaan) van het werkw parerchomai (langskomen, voorbijgaan) Taalgebruik in het NT : parerchomai (langskomen, voorbijgaan) Taalgebruik in Mc : parerchomai (langskomen, voorbijgaan) Mc (1) : Mc 13,31 (2X)
Mc 13,32 - Mc 13,32 : 307 De tijd van het einde - Mc 13,30-32 - Mt 24,34-36 - Lc 21,32-33 - bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,30 - Mc 13,31 - Mc 13,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [32] But of that day and that hour knoweth no man, no, not
the angels which are in heaven, neither the Son, but the Father
Luther-Bibel 32 Von dem Tage aber und der Stunde weiß niemand, auch
die Engel im Himmel nicht, auch der Sohn nicht, sondern allein der Vater
Tekstuitleg van Mc 13,32
1 peri (over, rondom, omwille van) Taalgebruik in het NT : peri (over, rondom, omwille van) Taalgebruik in Mc : peri (over, rondom, omwille van) Fr pour , N voor Voorzetsel Mc (22) Mc 13 (1) : Mc 13,32
Mc 13,322
de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
Mc 13,324
gen vr enk + acc vr mv hèmeras van het zelfst naamw hèmera
(dag) Taalgebruik in het NT : h�mera
(dag) Taalgebruik in Mc : h�mera
(dag)
Mc (11) : (1) Mc
1,13 (2) Mc
5,5 (3) Mc
6,21 (4) Mc
8,31 (5) Mc
9,2 (6) Mc
9,31 (7) Mc
10,34 (8) Mc
13,20 (9) Mc
13,32 (10) Mc
14,1 (11) Mc
14,25
Mc 13,326
partikel van vergelijking è OF bep lidw nom vr enk hè (de)
Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,328
gen vr enk hôras (uur) van het zelfst naamw hôra (uur) Taalgebruik
in het NT : hôra
(uur) Taalgebruik in Mc : hôra
(uur)
Mc (4) : (1) Mc
6,35 (2) Mc
11,11 (3) Mc
13,32 (4) Mc
15,33
nom + dat vr enk hôra(i) Mc (6) : (1) Mc
6,35 (2) Mc
13,11 (3) Mc
14,35 (4) Mc
14,41 (5) Mc
15,25 (6) Mc
15,34
10. οἴδεν (= oiden: hij weet; wkw act ind aor 3de pers enk; zie het wkw οιδα = oida: ik weet)
Mc 13,3212
bep lidw nom mann mv hoi (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (101) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,25 (4) Mc
13,31 (5) Mc
13,32
13 nom mann mv aggeloi van het zelfst naamw aggelos (engel, boodschapper)
Taalgebruik in het NT : aggelos
(engel) Taalgebruik in Mc : aggelos
(engel) Stam : n - g - l L angelus Fr ange N engel Fr un messager
uit L mittere (zenden) , missus = gezonden Hebr malë´akh
Mc (3) : (1) Mc
1,13 (2) Mc
12,25 (3) Mc
13,32 Een vorm van aggelos (engel, boodschapper) in Mc (6) : (1) Mc
1,2 (2) Mc
1,13 (3) Mc
8,38 (4) Mc
12,25 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,32
Mc 13,3214
en (in) Taalgebruik in het NT : en
(in) Taalgebruik in Mc : en
(in) Hebr bë Fr en Ned in Fr dans
Mc (119) Mc 13 (7) : (1) Mc
13,11 (2) Mc
13,14 (3) Mc
13,17 (4) Mc
13,24 (5) Mc
13,25 (6) Mc
13,26 (7) Mc
13,32
15 dat mann enk ouranô(i) (hemel) van het zelfst naamw ouranos (hemel) Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) Taalgebruik in Mc : ouranos (hemel) Mc (2) : (1) Mc 10,21 (2) Mc 13,32 Een vorm van ouranos (hemel) in Mc in 18 verzen
14 - 15 en ouranô(i) (in een / de hemel) : Mc (2) : (1) Mc 10,21 (2) Mc 13,32 Het is opvallend dat in deze twee verzen geen bepaald lidwoord staat
Mc 13,3220
mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
Mc 13,3221
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer : Mc 13,33-37 - Mc 13,33-37 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 - Mc 13,37 -
Evangelie op de 1ste (eerste) zondag van de advent B : Mc 13,33-37
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Weest op uw hoede, weest waakzaam; want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is Het is er mee als met een man die in het buitenland vertoeft Bij het verlaten van zijn huis heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen, aan ieder zijn taak aangewezen en de deurwaarder bevolen waakzaam te zijn Weest dus waakzaam, want ge weet niet wanneer de heer des huizes komt, 's avonds laat of midden in de nacht, bij het hanegekraai of 's morgens vroeg Als hij onverwachts komt laat hij u dan niet slapend vinden En wat Ik tot u zeg zeg Ik tot allen: weest waakzaam!"
Mc 13,33-37 sluit de eschatologische rede (Mc 13,5-37) af Mc 13,33-37 haakt
in op de vraag bij het begin van de rede : “Zeg ons : wanneer zal dat
zijn en welke aanwijzingen zijn er wanneer dat alles zich zal voltrekken ”
Het antwoord van Jezus is eenvoudig : jullie weten niet wanneer hét moment
er is of wanneer de huisheer komt Waken is het enige wat je te doen staat
De vergelijking met de huisheer die van huis wegging , maakt het duidelijk
Waken bestaat in het doen van wat de heer heeft opgedragen Het is de heer
verwachten
In Mc 13,24-27 wordt in apocalyptische termen de wederkomst van de mensenzoon
beschreven : Hij zal komen op de wolken van de hemel , met grote kracht en heerlijkheid
om te oordelen de levenden en de doden
De beschrijving van deze wederkomst schetst Christus als de overwinnaar Vandaar
worden oorlogen en allerlei rampen gezien als teken dat de komst nabij is ,
want Christus zal als overwinnaar uit de strijd te voorschijn treden
Mc 13,33-37 sluit als ‘t ware het evangelie af Na Mc 13 volgt het verhaal
van het lijden en de opstanding (Mc 14-16) Toen Jezus zijn optreden in Galilea
begon , zei Hij : “Hét moment is er en het koninkrijk Gods is nabij”
(Mc 1,15) Wat zijn wederkomst betreft , zegt Hij: “Hét moment
ken je niet”
2 Oriëntering
Wederkomst
Tijdens het leven van Jezus hadden zijn leerlingen verwacht dat Jezus Gods koninkrijk
zou stichten en machthebbers zou overwinnen De kruisdood van Jezus maakte
een abrupt einde aan hun dromen Ze werden ervan doordrongen dat Gods koninkrijk
niet van deze aarde is en dat Jezus in Gods heerlijkheid werd opgenomen en zit
aan Gods rechterhand Ze verwachtten hem elk ogenblik Sommige christenen
kwamen ertoe om passief zijn komst af te wachten Maar de wederkomst bleef
maar uit Op de vraag wanneer de Heer zou komen , bleef men het antwoord schuldig
: we weten het niet
In de loop der geschiedenis hebben sommigen het tijdstip van Jezus’wederkomst
voorspeld Telkens bleek het een vergissing Ook hebben sommigen zich als de
teruggekomen Christus voorgesteld; ze zijn evenwel gestorven zonder een hemels
koninkrijk achter te laten Sommigen stellen dat Hij reeds gekomen is, in het
verborgene, en dat de eindtijd bezig is
Waakzaamheid
Het uitzien naar de wederkomst van Christus en de bekommernis om in het dagelijks
onderhoud te voorzien moesten met elkaar worden verzoend De evangelisten Marcus,
Matteüs en Lucas brengen dat op hun eigen wijze in beeld
Marcus brengt de gelijkenis met een huisheer die op reis is De huisgenoten
kregen elk hun werk Bij hun werk houden ze de terugkomst van hun heer voor
ogen
Matteüs bundelt in Mt 25 een aantal gelijkenissen De laatste gelijkenis
vertelt het verhaal van het laatste oordeel Daarin zegt de Koning : “Ik
verzeker jullie , alles wat je voor één van deze minste broeders
van Mij hebt gedaan , heb je voor Mij gedaan” (Mt 25,40)
Lucas vertelt in het geboorteverhaal van Jezus dat herders tijdens de nacht
in het open veld waakten over hun kudde In de uitoefening van hun beroep stonden
ze tevens open voor het hemels licht en de hemelse boodschap
De eerste christenen leefden in benarde tijden
Vergelijk met de benarde tijden in het leven van vluchtelingen : herkenbaarheid
voor hen , zulke situaties Het gevaar voor eigen leven hebben sommige vluchtelingen
ook meegemaakt En dan zijn ze hier , maar toch blijven ze vaak nog heel lang
leven in onzekerheid Beeld je de angst in van uitgeprocedeerde vluchtelingen
om opgepakt te worden
Elk ogenblik konden ze door een huisgenoot of bekende overgeleverd worden aan geestelijke en wereldlijke overheid en ter dood veroordeeld worden Zo’n situatie had Jezus ook meegemaakt Hij had in de hof van Olijven tot God gebeden (Mc 15,32-42) en hij had aan Petrus , Jakobus en Johannes gevraagd om te waken en te bidden Zij echter beseften de ernst van de situatie niet Ze waren te moe en sliepen Nu beseffen de eerste christenen dat ze de weg van Jezus in lijden en dood zullen gaan Waken en bidden zijn noodzakelijk om aan de verleiding te weerstaan om Jezus te verzaken Waken en bidden opent de ogen voor wat kan komen Niet in glans en heerlijkheid , maar in het gelaat van de minsten , in lijden en dood komt hun Heer hen tegemoet
Waken betekent actief blijven Actief de komst van de Messias verwachten Dat betekent ook : positief blijven denken , hoop blijven houden , blijven doen wat Hij van ons zou verwachten
In Mc 13,4 stellen de vier leerlingen aan Jezus : zeg ons wanneer dat zal zijn en wanneer dat alles zal voltooid zijn In Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 antwoordt Jezus : jullie weten niet wanneer hét moment er is (Mc 13,33) ; jullie weten niet wanneer de huisheer komt (Mc 13,35) Tussen nu en de komst van de heer is de tijd van waakzaamheid Deze bestaat niet in een louter afwachten Ze houdt openheid en ontvankelijkheid in Ze is gericht op het ontvangen van de heer , op wat zal komen
Mc 13,33 : aansporing en reden
Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 : gelijkenis
Mc 13,37 : aansporing
a | Mc 13,33a | blepete agrupneite | a' | Mc 13,35a | grègoreite oun |
b | Mc 13,33b | ou oidate gar | b | Mc 13,35b | ouk oidate gar |
a' | Mc 13,34 | hina grègorè(i) | a | Mc 13,36b -Mc 13,37 | mè katheudontas - grègoreite |
Mc 13,33 - Mc 13,33 : 308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer - Mc 13,33-37 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 - Mc 13,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [33] Take ye heed, watch and pray: for ye know not when
the time is
Luther-Bibel 33 Seht euch vor, wachet! Denn ihr wisst nicht, wann die Zeit
da ist
Tekstuitleg van Mc
13,33 Variabele
lezing We komen bij het laatste deel van de apocalyptische rede Zoals bij
het begin van de rede , zo luidt ook bij het begin van het derde deel de waarschuwing
blepete (kijk uit) Het is een rede waarin de toekomst wordt bekeken Er speelt
zich één en ander onder hun ogen af Maar opgelet ! Laat je niet
om de tuin leiden Mensen zullen in de war komen Sommigen zullen zich voordoen
alsof ik teruggekomen ben Zij zullen vertellen over ten oorlog trekken en
over de overwinning Zij zullen je voorhouden mee ten strijde te trekken
Velen zullen erin trappen Of sommigen zullen vertellen over oorlogen en daarin
het teken zien dat het einde in aantocht is Want de Heer zal komen om de vijand
te verslaan en de overwinning te behalen Dat is niet het einde Dat alles
moet gebeuren Want het ene volk zal tegen het andere opstaan en het ene koninkrijk
tegen het andere Er zullen aardbevingen zijn en hongersnood Dat is nog maar
het begin van de ellende
Wat de vertalingen betreft De gebiedende wijze wordt - zoals in het Grieks
- in de meervoudsvorm (V, LZ, NB) gegeven , in de enkelvoudsvorm (SDV, WV, NV)
Het persoonlijk voornaamwoord is gij (LZ) , ge (NB) of je (WV) , jullie (NV)
Vermits de gebiedende wijze aan het begin van de zin staat , wordt het werkwoord
nog eens beklemtoond ; de vertalingen versterken het werkwoord door een bijwoord
of een voorzetsel bij het werkwoord : goed kijken (NB)
Mc 13,33.1 βλεπετε (= blepete: jullie kijken, kijkt;
wkw act ind praes + imperat praes 2de pers mv van het werkw βλεπω = blepô: kijken, zien) Taalgebruik in het NT : blepô
(kijken, zien) Taalgebruik in de LXX: blepô
(kijken, zien). Taalgebruik in Mc: blepô
(kijken, zien). Mc (8): (1) Mc
4,24 (2) Mc
8,15 (3) Mc
8,18 (4) Mc
12,38 (5) Mc
13,5 (6) Mc
13,9 (7) Mc
13,23 (8) Mc
13,33. Een vorm van βλεπω = blepô (kijken, zien) in de LXX (133), in het NT (132), Mt (20), Mc (14), Lc (15), Joh (17), Hnd (14). De
1ste imperartief in de rede Mc 13,5b-37. De herhaling van de imperatief
βλεπετε = blepete (kijkt uit) structureert de rede: Mc 13,5b-8. Mc 13,9-13. Mc 13,21-23.
Mc 13,33-37.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,5b leidt een sectie in die handelt over bedriegers.
Deze sectie eindigt bij Mc 13,6.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,23a sluit een gelijkaardige sectie af. Het thema
van die sectie is eveneens de bedriegers (Mc 13,21-22a). De plaats van dit
βλεπετε = blepete (kijkt uit) wordt verklaard door de inclusio (omsluitings)functie.
- βλεπετε = blepete (kijkt uit) in Mc 13,9 staat aan het begin van de vervolgingssectie.
Het schema van het einde (eerst vervolging enz en dan verheerlijking) kan
ingegeven zijn door wat Jezus is overkomen: lijden, dood, verrijzenis.
Mc 13,332 ἀγρυπνεῖτε (= agrupneite: waakt; wkw act imperat praes 2de pers mv van het wkw ἀγρυπνεω =
agrupneô: slaaploos of wakker zijn, waken), Taalgebruik in het NT : agrupneô
(slaaploos of wakker zijn, waken) Taalgebruik in Mc : agrupneô
(slaaploos of wakker zijn, waken)
In Ezr 8,29 is het de vertaling van sjiqdu (sjâqad) Mc (1) Mc
13,33 De enigste vorm in Mc
Mc 13,333 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
Mc 13,334
οιδατε (= oidate: jullie weten; wkw act ind 2de pers mv; zie het wkw οιδα = oida: ik weet), Taalgebruik in het NT : oida
(ik weet) Taalgebruik in Mc : oida
(ik weet)
In vijf verzen in Mc : (1) Mc
4,13 (2) Mc
10,38 (3) Mc
10,42 (4) Mc
13,33 (5) Mc
13,35 ouk oidate : In vier verzen in Mc ; niet in (3) Mc
10,42 Een vorm van oida (ik weet) in Mc in 23 verzen
Mc 13,335
gar (want) Taalgebruik in het NT : gar
(want) Taalgebruik in Mc : gar
(want) Redengevend voegwoord Hebr kî Lat enim Fr car
Ned : want
Mc (63) In zes verzen in Mc 13 : (1) Mc
13,8 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,19 (4) Mc
13,22 (5) Mc
13,33 (6) Mc
13,35
Mc 13,336
pote (wanneer, soms) Taalgebruik in het NT : pote
(wanneer, soms) Taalgebruik in Mc : pote
(wanneer, soms)
Mc (99 + 3 = 102) In vier verzen bij Marcus : (1) Mc
9,19 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,33 (4) Mc
13,35 In Mc
13,4 wordt de vraag gesteld In Mc
13,33 en Mc
13,35 volgt een tweevoudig antwoord
- Mc 9,19
- Mc 13,4 : eipon hèmin pote tauta estai (zeg ons wanneer dat zal zijn)
- Mc
13,33 : ouk oidate gar pote ho kairos estin (want je weet niet wanneer het
moment is)
- Mc
13,35 : ouk oidate gar pote ho kurios tès oikias erchetai (want je
weet niet wanneer de heer van het huis komt)
Mc 13,337
bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
kairos (gunstig moment) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br | Apk | syn | ev | P | A b |
nom mann enk kairos | 66 | 50 | 16 | 2 | 3 | 1 | 2 | 5 | 3 | 6 | 8 | 4 | 1 | |
totaal | 455 | 371 | 84 | 10 | 5 | 13 | 2 | 9 | 38 | 7 | 28 | 30 | 34 | 4 |
- kairos (hét moment) bij Marcus, zie Mc 1,15 : Mc 1,14-15 -
grègoreite (waakt) Imperatief praesens In deze vorm komt het in 10 verzen in de bijbel voor, slechts in het NT In 4 verzen bij Matteüs, in 4 verzen bij Marcus In twee verzen in Mc 13,33-37 en in twee verzen in Mc 14,32-42 In Mc 13,37 wordt het hele hoofdstuk hiermee afgesloten
Mc 1,15 | Mc 13,33 | Mc 13,35 | |
kai legôn hoti (en zeggende dat) | kai (en) | ouk oidate gar +pote (je weet immers niet wanneer) | ouk oidate gar pote (je weet immers nie wanneert) |
peplèrôtai (tot vervulling is gekomen) | èggiken (nabij is) | ||
ho kairos (het gepaste moment - de gunstige tijd) | hè basileia tou theou (het koninkrijk van God) | ho kairos (de gunstige tijd) | ho kurios tès oikias (de heer van het huis - de huisheer) |
estin (er is) | erchetai (komt) | ||
21 Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 // Mt 4,12-17 // Lc 4,14-15 - Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 - | 308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer : Mc 13,33-37 - Mc 13,33-37 - |
Mc 13,34 - Mc 13,34 : 308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer - Mc 13,33-37 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 - Mc 13,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [34] For the Son of man is as a man taking a far journey,
who left his house, and gave authority to his servants, and to every man his
work, and commanded the porter to watch
Luther-Bibel 34 Wie bei einem Menschen, der über Land zog und verließ
sein Haus und gab seinen Knechten Vollmacht, einem jeden seine Arbeit, und gebot
dem Türhüter, er solle wachen:
Tekstuitleg van Mc 13,34
1 hôs (zoals) Taalgebruik in het NT : hôs
(zoals) Taalgebruik in Mc : hôs
(zoals)
Mc (21) : (1) Mc
1,10 (2) Mc
1,22 (3) Mc
4,26 (4) Mc
4,27 (5) Mc
4,31 (6) Mc
4,36 (7) Mc
5,13 (8) Mc
6,15 (9) Mc
6,34 (10) Mc
7,6 (11) Mc
8,9 (12) Mc
8,24 (13) Mc
9,21 (14) Mc
10,1 (15) Mc
10,15 (16) Mc
12,25 (17) Mc
12,31 (18) Mc
12,33 (19) Mc
13,34 (20) Mc
14,48 (21) Mc
14,72
Mc 13,342
nom mann enk anthrôpos (mens) Taalgebruik in het NT : anthrôpos
(mens) Taalgebruik in Mc : anthrôpos
(mens)
Mc (14) : (1) Mc
1,23 (2) Mc
2,27 (3) Mc
3,1 (4) Mc
4,26 (5) Mc
5,2 (6) Mc
7,11 (7) Mc
8,37 (8) Mc
10,7 (9) Mc
10,9 (10) Mc
12,1 (11) Mc
13,34 (12) Mc
14,13 (13) Mc
14,21 (14) Mc
15,39
4, ἀφεὶς (= afeis: aflatende, achterlatende; wkw act part aor nom mann enk van het wkw αφιημι = af -hièmi: in beweging zetten, zenden, af-laten, ver-laten. afièmi < apo-ièmi < ap-hièmi, zie Baeyens 15,1 blz 8)
5 bep lidw acc vr enk tèn (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (109) Mc 13 (3) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,28 (3) Mc
13,34
Mc 13,347
pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
9. δοὺς (= dous: gevende; wkw act part aor nom mann enk van het wkw διδωμι = didômi: geven. Lat: dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr: donner - don: geven - gave)
Mc 13,3412
pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
Mc 13,3414
acc vr enk exousian (macht, gezag) Taalgebruik in het NT : exousia
(gezag, macht) Taalgebruik in Mc : exousia
(gezag, macht)
Mc (7) : (1) Mc
1,22 (2) Mc
1,27 (3) Mc
2,10 (4) Mc
3,15 (5) Mc
6,7 (6) Mc
11,28 (7) Mc
12,34
Mc 13,3416
bep lidw nom + acc onz enk to (het) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (12) : (1) Mc
13,3 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,10 (5) Mc
13,11 (6) Mc
13,13 (7) Mc
13,14 (8) Mc
13,16 (9) Mc
13,22 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,34
Mc 13,3418
pers voornaamw gen mann enk autou (van hem) van het pers voornaamw autos
Taalgebruik in het NT : voornaamwoord
autos Taalgebruik in Mc : voornaamwoord
autos
Mc (143) Mc 13 (6) : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 (3) Mc
13,15 (4) Mc
13,16 (5) Mc
13,27 (6) Mc
13,34 In 2 verzen als onderdeel van een losse genitief : (1) Mc
13,1 (2) Mc
13,3 In de 4 andere verzen als genitief bij een zelfstandig naamwoord
Mc 13,3420
bep lidw dat mann enk tô(i) (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 13 (2) : (1) Mc
13,6 (2) Mc
13,34
Mc 13,3422 ἐνετείλατο (= eneteilato: hij beval; wkw med ind aor 3de pers enk van het wkw εντελλω = entellô: bevelen, opdragen, vragen). Taalgebruik in het NT : entellô
(bevelen, opdragen, vragen) Taalgebruik in Mc : entellô
(bevelen, opdragen, vragen)
Mc (2) : (1) Mc
10,3 (2) Mc
13,34
23 hina (opdat) Taalgebruik in het NT : hina
(opdat) Taalgebruik in Mc : hina
(opdat)
Mc (59) Mc 13 (2) : (1) Mc
13,18 (2) Mc
13,34
Mc 13,3424 γρηγορῇ (= grègorèi; hij zou waken; wkw act conjunct praes 3de pers enk van het wkw γρηγορεω = grègoreô: waken). Taalgebruik in het NT : grègoreô (waken) Taalgebruik in Mc : grègoreô (waken) Mc (1) : Mc 13,34 Een vorm van grègoreô (waken) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 13,34 (2) Mc 13,35 (3) Mc 13,37 (4) Mc 14,34 (5) Mc 14,37 (6) Mc 14,38
Mc 13,35 - Mc 13,35 : 308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer - Mc 13,33-37 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 - Mc 13,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [35] Watch ye therefore: for ye know not when the master
of the house cometh, at even, or at midnight, or at the cockcrowing, or in the
morning:
Luther-Bible 35 so wacht nun; denn ihr wisst nicht, wann der Herr des Hauses
kommt, ob am Abend oder zu Mitternacht oder um den Hahnenschrei oder am Morgen,
Tekstuitleg van Mc 13,35
Mc 13,351 γρηγορεῖτε (= grègoreite: waakt; wkw act imperat 2de pers mv van het wkw γρηγορεω = grègoreô: waken). Taalgebruik in het NT : grègoreô (waken) Taalgebruik in Mc : grègoreô (waken) Mc (4) : (1) Mc 13,35 (2) Mc 13,37 (3) Mc 14,34 (4) Mc 14,38 Een vorm van grègoreô (waken) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 13,34 (2) Mc 13,35 (3) Mc 13,37 (4) Mc 14,34 (5) Mc 14,37 (6) Mc 14,38
Mc 13,352
oun (dus, bijgevolg) Taalgebruik in het NT : oun
(dus, bijgevolg) Taalgebruik in Mc : oun
(dus, bijgevolg)
In zes verzen in Mc : (1) Mc
10,9 (2) Mc
11,31 (3) Mc
12,9 (4) Mc
13,35 (5) Mc
15,12 (6) Mc
16,19
Mc 13,353 ou - ouk - ouch (niet) of betrekk voornaamw gen mann en onz enk (hou) Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) Taalgebruik in Mc : ou - ouk - ouch (niet) Mc (42 + 66 + 6 = 114) Mc 13 (7 + 3 + 0 = 10) (1) Mc 13,2 (ou) (2) Mc 13,11 (ou) (3) Mc 13,14 (ou) (4) Mc 13,19 (ou) (5) Mc 13,20 (ouk) (6) Mc 13,24 (ou) (7) Mc 13,30 (ou) (8) Mc 13,31 (ou) (9) Mc 13,33 (ouk) (10) Mc 13,35 (ouk)
Mc 13,35.4
οἴδατε (= oidate: jullie weten; wkw act ind 2de pers mv; zie het wkw οιδα = oida: ik weet). Taalgebruik in het NT : oida
(ik weet) Taalgebruik in Mc : oida
(ik weet)
In vijf verzen in Mc : (1) Mc
4,13 (2) Mc
10,38 (3) Mc
10,42 (4) Mc
13,33 (5) Mc
13,35 ouk oidate : In vier verzen in Mc ; niet in (3) Mc
10,42 Een vorm van oida (ik weet) in Mc in 23 verzen
Mc 13,355
gar (want) Taalgebruik in het NT : gar
(want) Taalgebruik in Mc : gar
(want) Redengevend voegwoord Hebr kî Lat enim Fr car
Ned : want
Mc (63) In zes verzen in Mc 13 : (1) Mc
13,8 (2) Mc
13,11 (3) Mc
13,19 (4) Mc
13,22 (5) Mc
13,33 (6) Mc
13,35
Mc 13,356
pote (wanneer, soms) Taalgebruik in het NT : pote
(wanneer, soms) Taalgebruik in Mc : pote
(wanneer, soms)
Mc (99 + 3 = 102) In vier verzen bij Marcus : (1) Mc
9,19 (2) Mc
13,4 (3) Mc
13,33 (4) Mc
13,35
- Mc 9,19
- Mc 13,4 : eipon hèmin pote tauta estai (zeg ons wanneer dat zal zijn)
- Mc
13,33 : ouk oidate gar pote ho kairos estin (want je weet niet wanneer het
moment is)
- Mc
13,35 : ouk oidate gar pote ho kurios tès oikias erchetai (want je
weet niet wanneer de heer van het huis komt)
Mc
13,357 bep lidw nom mann enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
11. ερχεται (= erchetai: hij gaat; wkw act ind praes 3de pers enk van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden).
Mc
13,3512 partikel van vergelijking è OF bep lidw nom vr enk
hè (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,3513
opse (laat) Taalgebruik in het NT : opse
(laat) Taalgebruik in Mc : opse
(laat) Avond D Abend E evening Lat ad vesperas Gr hespera
Lat serus (serenade) Fr soir
Mc (2) : (1) Mc
11,19 (2) Mc
13,35
Mc 13,3514
partikel van vergelijking è OF bep lidw nom vr enk hè (de)
Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,3516
partikel van vergelijking è OF bep lidw nom vr enk hè (de)
Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,3518
partikel van vergelijking è OF bep lidw nom vr enk hè (de)
Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (76) Mc 13 (5) : (1) Mc
13,24 (2) Mc
13,30 (3) Mc
13,31 (4) Mc
13,32 (5) Mc
13,35
Mc 13,36 - Mc 13,36 : 308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer - Mc 13,33-37 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 - Mc 13,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [36] Lest coming suddenly he find you sleeping
Luther-Bibel 36 damit er euch nicht schlafend finde, wenn er plötzlich
kommt
Tekstuitleg van Mc 13,36
1 mè (niet) Ontkenning Taalgebruik in het NT : mè
(niet) Taalgebruik in Mc : mè
(niet)
Mc (67) Mc 13 (14) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,7 (4) Mc
13,11 (5) Mc
13,15 (6) Mc
13,16 (7) Mc
13,18 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,20 (10) Mc
13,21 (11) Mc
13,30 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,36
2. ελθων (= elthôn: gekomen; wkw act part aor nom mann enk van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het wkw αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden).
4. εὕρῃ (= heurè: hij zou vinden); wkw act conjunct aor 3de pers enk van het wkw εὑρισκω = heuriskô: vinden)
5 persoonl voornaamw acc mv humas (jullie) Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord
Mc (13) : (1) Mc
1,8 (2X) (2) Mc
1,17 (3) Mc
6,11 (4) Mc
9,19 (5) Mc
9,41 (6): Mc
11,29 (7) Mc
13,5 (8) Mc
13,9 (9) Mc
13,11 (10) Mc
13,36 (11) Mc
14,28 (12) Mc
14,49 (13) Mc
16,7
6 .καθευδοντας (= katheudontas: slapend; wkw act part praes acc mann mv van het wkw καθευδω = katheudô: slapen)
Mc 13,37 - Mc 13,37 : 308 Slot van de eschatologische rede (Mc) : Waakzaamheid bij afwezigheid van de Heer - Mc 13,33-37 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 13 -- Mc 13,33 - Mc 13,34 - Mc 13,35 - Mc 13,36 - Mc 13,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible [37] And what I say unto you I say unto all, Watch
Luther-Bibel 37 Was ich aber euch sage, das sage ich allen: Wachet!
Tekstuitleg van Mc 13,37.
1 betrekk voornaamw nom + acc onz enk ho (wat) OF bep lidw nom mann
enk ho (de) Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord Gr to , tè N : de E : the D der , die , das
enz Fr le , la enz (< lat aanwijz voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc (219) Mc 13 (16) : (1) Mc
13,2 (2) Mc
13,5 (3) Mc
13,11 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,16 (8) Mc
13,19 (9) Mc
13,21 (10) Mc
13,24 (11) Mc
13,28 (12) Mc
13,31 (13) Mc
13,32 (14) Mc
13,33 (15) Mc
13,35 (16) Mc
13,37
2 de (echter) , afkorting d' Taalgebruik in het NT : de
(echter) Taalgebruik in Mc : de
(echter) Partikel Het staat steeds als tweede woord in de zin Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden
Mc (149 + 2 = 151) Mc 13 (13) : (1) Mc
13,5 (2) Mc
13,7 (3) Mc
13,9 (4) Mc
13,13 (5) Mc
13,14 (6) Mc
13,15 (7) Mc
13,17 (8) Mc
13,18 (9) Mc
13,23 (10) Mc
13,28 (11) Mc
13,31 (12) Mc
13,32 (13) Mc
13,37
7 act imp 2de p mv grègoreite (waakt) van het werkw grègoreô (waken) Taalgebruik in het NT : grègoreô (waken) Taalgebruik in Mc : grègoreô (waken) Mc (4) : (1) Mc 13,35 (2) Mc 13,37 (3) Mc 14,34 (4) Mc 14,38 Een vorm van grègoreô (waken) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 13,34 (2) Mc 13,35 (3) Mc 13,37 (4) Mc 14,34 (5) Mc 14,37 (6) Mc 14,38 In twee verzen in Mc 13,33-37 en in twee verzen in Mc 14,32-42 In Mc 13,37 wordt het hele hoofdstuk hiermee afgesloten
Bible de Jérusalem
1 Comme il s'en allait hors du Temple, un de ses disciples lui dit : « Maître, regarde, quelles pierres ! quelles constructions ! » 2 Et Jésus lui dit : « Tu vois ces grandes constructions ? Il n'en restera pas pierre sur pierre qui ne soit jetée bas » 3 Et comme il était assis sur le mont des Oliviers en face du Temple, Pierre, Jacques, Jean et André l'interrogeaient en particulier : 4 « Dis-nous quand cela aura lieu et quel sera le signe que tout cela va finir » 5 Alors Jésus se mit à leur dire : « Prenez garde qu'on ne vous abuse 6 Il en viendra beaucoup sous mon nom, qui diront : «C'est moi», et ils abuseront bien des gens 7 Lorsque vous entendrez parler de guerres et de rumeurs de guerres, ne vous alarmez pas : il faut que cela arrive, mais ce ne sera pas encore la fin 8 On se dressera, en effet, nation contre nation et royaume contre royaume Il y aura par endroits des tremblements de terre, il y aura des famines Ce sera le commencement des douleurs de l'enfantement 9 « Soyez sur vos gardes On vous livrera aux sanhédrins, vous serez battus de verges dans les synagogues et vous comparaîtrez devant des gouverneurs et des rois, à cause de moi, pour rendre témoignage en face d'eux 10 Il faut d'abord que l'Évangile soit proclamé à toutes les nations 11 « Et quand on vous emmènera pour vous livrer, ne vous préoccupez pas de ce que vous direz, mais dites ce qui vous sera donné sur le moment : car ce n'est pas vous qui parlerez, mais l'Esprit Saint 12 Le frère livrera son frère à la mort, et le père son enfant ; les enfants se dresseront contre leurs parents et les feront mourir 13 Et vous serez haïs de tous à cause de mon nom, mais celui qui aura tenu bon jusqu'au bout, celui-là sera sauvé 14 « Lorsque vous verrez l'abomination de la désolation installée là où elle ne doit pas être que le lecteur comprenne ! , alors que ceux qui seront en Judée s'enfuient dans les montagnes, 15 que celui qui sera sur la terrasse ne descende pas pour rentrer dans sa maison et prendre ses affaires ; 16 et que celui qui sera aux champs ne retourne pas en arrière pour prendre son manteau ! 17 Malheur à celles qui seront enceintes et à celles qui allaiteront en ces jours-là ! 18 Priez pour que cela ne tombe pas en hiver 19 Car en ces jours-là il y aura une tribulation telle qu'il n'y en a pas eu de pareille depuis le commencement de la création qu'a créée Dieu jusqu'à ce jour, et qu'il n'y en aura jamais plus 20 Et si le Seigneur n'avait abrégé ces jours, nul n'aurait eu la vie sauve ; mais à cause des élus qu'il a choisis, il a abrégé ces jours 21 Alors si quelqu'un vous dit : «Voici : le Christ est ici ! », »Voici : il est là ! », n'en croyez rien 22 Il surgira, en effet, des faux Christs et des faux prophètes qui opéreront des signes et des prodiges pour abuser, s'il était possible, les élus 23 Pour vous, soyez en garde : je vous ai prévenus de tout 24 Mais en ces jours-là, après cette tribulation, le soleil s'obscurcira, la lune ne donnera plus sa lumière, 25 les étoiles se mettront à tomber du ciel et les puissances qui sont dans les cieux seront ébranlées 26 Et alors on verra le Fils de l'homme venant dans des nuées avec grande puissance et gloire 27 Et alors il enverra les anges pour rassembler ses élus, des quatre vents, de l'extrémité de la terre à l'extrémité du ciel 28 « Du figuier apprenez cette parabole Dès que sa ramure devient flexible et que ses feuilles poussent, vous comprenez que l'été est proche 29 Ainsi vous, lorsque vous verrez cela arriver, comprenez qu'Il est proche, aux portes 30 En vérité je vous le dis, cette génération ne passera pas que tout cela ne soit arrivé 31 Le ciel et la terre passeront, mais mes paroles ne passeront point 32 « Quant à la date de ce jour, ou à l'heure, personne ne les connaît, ni les anges dans le ciel, ni le Fils, personne que le Père 33 « Soyez sur vos gardes, veillez, car vous ne savez pas quand ce sera le moment 34 Il en sera comme d'un homme parti en voyage : il a quitté sa maison, donné pouvoir à ses serviteurs, à chacun sa tâche, et au portier il a recommandé de veiller 35 Veillez donc, car vous ne savez pas quand le maître de la maison va venir, le soir, à minuit, au chant du coq ou le matin, 36 de peur que, venant à l'improviste, il ne vous trouve endormis 37 Et ce que je vous dis à vous, je le dis à tous : veillez ! »
[1] And as he went out of the temple, one of his disciples saith unto him, Master, see what manner of stones and what buildings are here! [2] And Jesus answering said unto him, Seest thou these great buildings? there shall not be left one stone upon another, that shall not be thrown down [3] And as he sat upon the mount of Olives over against the temple, Peter and James and John and Andrew asked him privately, [4] Tell us, when shall these things be? and what shall be the sign when all these things shall be fulfilled? [5] And Jesus answering them began to say, Take heed lest any man deceive you: [6] For many shall come in my name, saying, I am Christ; and shall deceive many [7] And when ye shall hear of wars and rumours of wars, be ye not troubled: for such things must needs be; but the end shall not be yet [8] For nation shall rise against nation, and kingdom against kingdom: and there shall be earthquakes in divers places, and there shall be famines and troubles: these are the beginnings of sorrows [9] But take heed to yourselves: for they shall deliver you up to councils; and in the synagogues ye shall be beaten: and ye shall be brought before rulers and kings for my sake, for a testimony against them [10] And the gospel must first be published among all nations [11] But when they shall lead you, and deliver you up, take no thought beforehand what ye shall speak, neither do ye premeditate: but whatsoever shall be given you in that hour, that speak ye: for it is not ye that speak, but the Holy Ghost [12] Now the brother shall betray the brother to death, and the father the son; and children shall rise up against their parents, and shall cause them to be put to death [13] And ye shall be hated of all men for my name's sake: but he that shall endure unto the end, the same shall be saved [14] But when ye shall see the abomination of desolation, spoken of by Daniel the prophet, standing where it ought not, (let him that readeth understand,) then let them that be in Judaea flee to the mountains: [15] And let him that is on the housetop not go down into the house, neither enter therein, to take any thing out of his house: [16] And let him that is in the field not turn back again for to take up his garment [17] But woe to them that are with child, and to them that give suck in those days! [18] And pray ye that your flight be not in the winter [19] For in those days shall be affliction, such as was not from the beginning of the creation which God created unto this time, neither shall be [20] And except that the Lord had shortened those days, no flesh should be saved: but for the elect's sake, whom he hath chosen, he hath shortened the days [21] And then if any man shall say to you, Lo, here is Christ; or, lo, he is there; believe him not: [22] For false Christs and false prophets shall rise, and shall shew signs and wonders, to seduce, if it were possible, even the elect [23] But take ye heed: behold, I have foretold you all things [24] But in those days, after that tribulation, the sun shall be darkened, and the moon shall not give her light, [25] And the stars of heaven shall fall, and the powers that are in heaven shall be shaken [26] And then shall they see the Son of man coming in the clouds with great power and glory [27] And then shall he send his angels, and shall gather together his elect from the four winds, from the uttermost part of the earth to the uttermost part of heaven [28] Now learn a parable of the fig tree; When her branch is yet tender, and putteth forth leaves, ye know that summer is near: [29] So ye in like manner, when ye shall see these things come to pass, know that it is nigh, even at the doors [30] Verily I say unto you, that this generation shall not pass, till all these things be done [31] Heaven and earth shall pass away: but my words shall not pass away [32] But of that day and that hour knoweth no man, no, not the angels which are in heaven, neither the Son, but the Father [33] Take ye heed, watch and pray: for ye know not when the time is [34] For the Son of man is as a man taking a far journey, who left his house, and gave authority to his servants, and to every man his work, and commanded the porter to watch [35] Watch ye therefore: for ye know not when the master of the house cometh, at even, or at midnight, or at the cockcrowing, or in the morning: [36] Lest coming suddenly he find you sleeping [37] And what I say unto you I say unto all, Watch
Luther-Bibel
Das Ende des Tempels
1 Und als er aus dem Tempel ging, sprach zu ihm einer seiner Jünger: Meister,
siehe, was für Steine und was für Bauten! 2 Und Jesus sprach zu ihm:
Siehst du diese großen Bauten? Nicht ein Stein wird auf dem andern bleiben,
der nicht zerbrochen werde
Der Anfang der Wehen
3 Und als er auf dem Ölberg saß gegenüber dem Tempel, fragten
ihn Petrus und Jakobus und Johannes und Andreas, als sie allein waren: 4 Sage
uns, wann wird das geschehen? Und was wird das Zeichen sein, wenn das alles
vollendet werden soll? 5 Jesus fing an und sagte zu ihnen: Seht zu, dass euch
nicht jemand verführe! 6 Es werden viele kommen unter meinem Namen und
sagen: Ich bin's, und werden viele verführen 7 Wenn ihr aber hören
werdet von Kriegen und Kriegsgeschrei, so fürchtet euch nicht Es muss
so geschehen Aber das Ende ist noch nicht da 8 Denn es wird sich ein Volk
gegen das andere erheben und ein Königreich gegen das andere Es werden
Erdbeben geschehen hier und dort, es werden Hungersnöte sein Das ist der
Anfang der Wehen 9 Ihr aber seht euch vor! Denn sie werden euch den Gerichten
überantworten, und in den Synagogen werdet ihr gegeißelt werden,
und vor Statthalter und Könige werdet ihr geführt werden um meinetwillen,
ihnen zum Zeugnis 10 Und das Evangelium muss zuvor gepredigt werden unter allen
Völkern 11 Und wenn sie euch hinführen und überantworten werden,
so sorgt euch nicht vorher, was ihr reden sollt; sondern was euch in jener Stunde
gegeben wird, das redet Denn ihr seid's nicht, die da reden, sondern der Heilige
Geist 12 Und es wird ein Bruder den andern dem Tod preisgeben und der Vater
den Sohn, und die Kinder werden sich empören gegen die Eltern und werden
sie töten helfen 13 Und ihr werdet gehasst sein von jedermann um meines
Namens willen Wer aber beharrt bis an das Ende, der wird selig
Die große Bedrängnis
14 Wenn ihr aber sehen werdet das Gräuelbild der Verwüstung stehen,
wo es nicht soll - wer es liest, der merke auf! -, alsdann, wer in Judäa
ist, der fliehe auf die Berge 15 Wer auf dem Dach ist, der steige nicht hinunter
und gehe nicht hinein, etwas aus seinem Hause zu holen 16 Und wer auf dem Feld
ist, der wende sich nicht um, seinen Mantel zu holen 17 Weh aber den Schwangeren
und den Stillenden zu jener Zeit! 18 Bittet aber, dass es nicht im Winter geschehe
19 Denn in diesen Tagen wird eine solche Bedrängnis sein, wie sie nie gewesen
ist bis jetzt vom Anfang der Schöpfung, die Gott geschaffen hat, und auch
nicht wieder werden wird 20 Und wenn der Herr diese Tage nicht verkürzt
hätte, würde kein Mensch selig; aber um der Auserwählten willen,
die er auserwählt hat, hat er diese Tage verkürzt 21 Wenn dann jemand
zu euch sagen wird: Siehe, hier ist der Christus; siehe, da ist er!, so glaubt
es nicht 22 Denn es werden sich erheben falsche Christusse und falsche Propheten,
die Zeichen und Wunder tun, sodass sie die Auserwählten verführen
würden, wenn es möglich wäre 23 Ihr aber seht euch vor! Ich
habe euch alles zuvor gesagt!
Das Kommen des Menschensohns
24 Aber zu jener Zeit, nach dieser Bedrängnis, wird die Sonne sich verfinstern
und der Mond seinen Schein verlieren, 25 und die Sterne werden vom Himmel fallen,
und die Kräfte der Himmel werden ins Wanken kommen 26 Und dann werden
sie sehen den Menschensohn kommen in den Wolken mit großer Kraft und Herrlichkeit
27 Und dann wird er die Engel senden und wird seine Auserwählten versammeln
von den vier Winden, vom Ende der Erde bis zum Ende des Himmels
Mahnung zur Wachsamkeit
28 An dem Feigenbaum aber lernt ein Gleichnis: Wenn jetzt seine Zweige saftig
werden und Blätter treiben, so wisst ihr, dass der Sommer nahe ist 29
Ebenso auch: wenn ihr seht, dass dies geschieht, so wisst, dass er nahe vor
der Tür ist 30 Wahrlich, ich sage euch: Dieses Geschlecht wird nicht vergehen,
bis dies alles geschieht 31 Himmel und Erde werden vergehen; meine Worte aber
werden nicht vergehen 32 Von dem Tage aber und der Stunde weiß niemand,
auch die Engel im Himmel nicht, auch der Sohn nicht, sondern allein der Vater
33 Seht euch vor, wachet! Denn ihr wisst nicht, wann die Zeit da ist 34 Wie
bei einem Menschen, der über Land zog und verließ sein Haus und gab
seinen Knechten Vollmacht, einem jeden seine Arbeit, und gebot dem Türhüter,
er solle wachen: 35 so wacht nun; denn ihr wisst nicht, wann der Herr des Hauses
kommt, ob am Abend oder zu Mitternacht oder um den Hahnenschrei oder am Morgen,
36 damit er euch nicht schlafend finde, wenn er plötzlich kommt 37 Was
ich aber euch sage, das sage ich allen: Wachet!
Jezus zei :
Ik weet het niet
Jullie vragen
over het wat en hoe en wanneer
van het einde van de wereld
en van de wederkomst van de mensenzoon
kan ik slechts zo beantwoorden :
ik weet het niet
Jullie willen van mij weten
wat God alleen weet
Ik weet het dus niet
Wat rest mij dan te zeggen ?
Slechts dit :
behoud de spanning
tussen het hier en het hierna ,
tussen het nu en het eeuwige
Wat je nu kunt doen :
aan deze wereld werken ,
dat in dag uit
totdat de dag komt
dat het hier overgaat in het hierna
en het nu in het eeuwige
1 Hebreeuwse bijbel | 2 Targumim | 3 LXX (1) , LXX (2) , Griekse tekst NT | 4 Vulgata |
5 Statenvertaling | 6 Willibrordvertaling | 7 Nieuwe Vertaling | 8 http://naardensebijbelnl/zoekphp |
9 Bible de Jérusalem | 10 King James Bible - King James Bible | 11 Luther-Bibel | 12 liturgische lezing | 13 Arabisch : http://wjsnhomexs4allnl/arabhtm |