- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
- Marcus
: overzicht .
- Marcus taalgebruik - Marcus
taalgebruik A - Marcus
taalgebruik B - Marcus
taalgebruik C - Marcus
taalgebruik D - Marcus
taalgebruik E - Marcus
taalgebruik F - Marcus
taalgebruik G - Marcus
taalgebruik H - Marcus
taalgebruik I - Marcus
taalgebruik J - Marcus
taalgebruik K - Marcus
taalgebruik L - Marcus
taalgebruik M - Marcus
taalgebruik N - Marcus
taalgebruik O - Marcus
taalgebruik P - Marcus
taalgebruik Q - Marcus
taalgebruik R - Marcus
taalgebruik S - Marcus
taalgebruik T - Marcus
taalgebruik U - Marcus
taalgebruik Z .
- Mc
: commentaar .
Overzicht van het Marcusevangelie : Mc 1 , Mc 2 , Mc 3 , Mc 4 , Mc 5 , Mc 6 , Mc 7 , Mc 8 , Mc 9 , Mc 10 , Mc 11 , Mc 12 , Mc 13 , Mc 14 , Mc 15 , Mc 16
Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | |
Bijbeluitleg per pericope - Mc
14,1-2 - Mc
14,3-9 - Mc
14,10-11 - Mc
14,12-16 - Mc
14,17-21 - Mc
14,22-25 - Mc
14,26-31 - Mc
14,32-42 - Mc
14,43-52 - Mc
14,53-54 - Mc
14,55-64 - Mc
14,65 - Mc
14,66-72 -
Bijbeluitleg vers per vers - Mc
14,1 - Mc
14,2 - Mc
14,3 - Mc
14,4 - Mc
14,5 - Mc
14,6 - Mc
14,7 - Mc
14,8 - Mc
14,9 - Mc
14,10 - Mc
14,11 - Mc
14,12 - Mc
14,13 - Mc
14,14 - Mc
14,15 - Mc
14,16 - Mc
14,17 - Mc
14,18 - Mc
14,19 - Mc
14,20 - Mc
14,21 - Mc
14,22 - Mc
14,23 - Mc
14,24 - Mc
14,25 - Mc
14,26 - Mc
14,27 - Mc
14,28 - Mc
14,29 - Mc
14,30 - Mc
14,31 - Mc
14,32 - Mc
14,33 - Mc
14,34 - Mc
14,35 - Mc
14,36 - Mc
14,37 - Mc
14,38 - Mc
14,39 - Mc
14,40 - Mc
14,41 - Mc
14,42 - Mc
14,43 - Mc
14,44 - Mc
14,45 - Mc
14,46 - Mc
14,47 - Mc
14,48 - Mc
14,49 - Mc
14,50 - Mc
14,51 - Mc
14,52 - Mc
14,53 - Mc
14,54 - Mc
14,55 - Mc
14,56 - Mc
14,57 - Mc
14,58 - Mc
14,59 - Mc
14,60 - Mc
14,61 - Mc
14,62 - Mc
14,63 - Mc
14,64 - Mc
14,65 - Mc
14,66 - Mc
14,67 - Mc
14,68 - Mc
14,69 - Mc
14,70 - Mc
14,71 - Mc
14,72 -
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 | Cahier biblique | King James Bible : (1) - |
bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
1. LXX , Griekse tekst NT | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel (2) | liturgische lezing |
Woordenschat
- patassô
(slaan) , zie Mc
14,27 .
- sunedrion
(sanhedrin) , zie Mc
14,55 .
Bibliografie :
Literatuur
Liturgisch gebruik
Overzicht van de bijbelboeken
- bijbeloverzicht
, Taalgebruik
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT : overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
- OT : Gn
(Genesis ) , Ex
(Exodus) , Lv
(Leviticus) , Nu
(Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re (Rechters)
, Rt (Ruth) ,
1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1 Kronieken)
, 2 Kr (2 Kronieken)
, Ezr (Ezra)
, Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia)
, Jdt (Judith)
, Est (Esther)
, 1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W
(Wijsheid) , Sir
(Sirach) , Js
(Jesaja) , Jr
(Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez
(Ezechiël) , Da
(Daniël) , Hos
(Hosea) , Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) , Nah
(Nahum) , Hab
(Habakuk) , Sef
(Sefanja) , Hag
(Haggai) , Zach
(Zacharia) , Mal
(Maleachi) .
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het veertiende hoofdstuk van het Marcusevangelie
:
317. Complot tegen Jezus : Mc
14,1-2 - Mt
26,1-5 - Lc
22,1-2 .
318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc
14,3-9 - Mt
26,6-13 - Lc
7,36-50 .
319. Verraad van Judas : Mc
14,10-11 - Mt
26,14-16 - Lc
22,3-6 .
320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc
14,12-16 - Mt
26,17-19 - Lc
22,7-13 .
321. Aanduiding van de verrader : Mc
14,17-21 - Mt
26,20-25 - Lc
22,14 .
322. Instelling van de eucharistie : Mc
14,22-25 - Mt
26,26-29 - Lc
22,15-20 .
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening
: Mc
14,26-31 - Mt
26,30-35 - Lc
22,39 .
329. Jezus in Getsemane : Mc
14,32-42 - Mt
26,36-46 - Lc
22,40-46 .
330. Gevangenneming van Jezus : Mc
14,43-52 - Mt
26,47-56 - Lc
22,47-53 .
331. Naar de hogepriester : Mc
14,53-54 - Mt
26,57-58 - Lc
22,54-55 .
332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc
14,55-64 -
Mt 26,59-66 - Lc
22,66-71 .
333. Bespotting van Jezus : Mc
14,65 - Mt
26,67-68 - Lc
22,63-65 .
334. Verloochening van Petrus : Mc
14,66-72 - Mt
26,69-75 - Lc
22,56-62 .
317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,1 - Mc 14,2 -
Mc 14,1 - Mc 14,1 : 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,1 - Mc 14,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] After two days was the feast of the passover, and of
unleavened bread: and the chief priests and the scribes sought how they might
take him by craft, and put him to death.
Luther-Bibel . 1 Es waren noch zwei Tage bis zum Passafest und den Tagen der
Ungesäuerten Brote. Und die Hohenpriester und Schriftgelehrten suchten, wie
sie ihn mit List ergreifen und töten könnten.
Tekstuitleg van Mc 14,1 . Dit vers Mc 14,1 telt 23 woorden en 108 (2 X 2 X 3 X 3 X 3) letters . De getalwaarde van Mc 14,1 is 11718 (2 X 3 X 3 X 3 X 7 X 31) .
Mc 14,1.1.
ind. imperf. 3de pers. enk. èn (hij was) van het werkw. eimi (zijn) .
Taalgebruik in NT : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn
. E. to be .
Mc (38) . Mc 14 (3) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,54 . (3) Mc
14,59 .
Mc 14,1.2.
de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc 14 (23) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,7 . (5) Mc
14,9 . (6) Mc
14,11 . (7) Mc
14,20 . (8) Mc
14,21 . (9) Mc
14,29 . (10) Mc
14,31 . (11) Mc
14,38 . (12) Mc
14,44 . (13) Mc
14,46 . (14) Mc
14,47 . (15) Mc
14,52 . (16) Mc
14,55 . (17) Mc
14,61 . (18) Mc
14,62 . (19) Mc
14,63 . (20) Mc
14,64 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,70 . (23) Mc
14,71 .
Mc 14,1.3.
bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc
14 (22) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,8 . (4) Mc
14,9 . (5) Mc
14,12 . (6) Mc
14,14 . (7) Mc
14,16 . (8) Mc
14,20 . (9) Mc
14,22 . (10) Mc
14,24 . (11) Mc
14,26 . (12) Mc
14,28 . (13) Mc
14,32 . (14) Mc
14,36 . (15) Mc
14,38 . (16) Mc
14,41 . (17) Mc
14,47 . (18) Mc
14,54 . (19) Mc
14,55 . (20) Mc
14,65 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,72 .
Mc 14,1.4. zn nom + acc onz enk. πασχα = pascha (pascha, Pasen) . Taalgebruik in het NT: pascha (pascha). Taalgebruik in de LXX: pascha (pascha). Taalgebruik in Mc: pascha (pascha). Mc (4 verzen , 5X) : (1) Mc 14,1. (2) Mc 14,12. (3) Mc 14,12. (4) Mc 14,14. (5) Mc 14,16. Joh (9): (1) Joh 2,13. (2) Joh 2,23. (3) Joh 6,4. (4) Joh 11,55. (5) Joh 12,1. (6) Joh 13,1. (7) Joh 18,28. (8) Joh 18,39. (9) Joh 19,14.
pascha (pascha) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
55 | 28 | 27 | 4 | 4 | 7 | 9 | 1 | 2 | 15 | 24 | 2 |
Mc 14,1.5.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
6. bep. lidw. nom. + acc. onz. mv. ta (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc
14 (2) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,27 .
Mc 14,1.11.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
12. act. ind. imperf. 3de pers. mv. ezètoun (zij zochten) van het werkw.
zèteô (zoeken) . Taalgebruik in het NT : zèteô
(zoeken) . Taalgebruik in Mc : zèteô
(zoeken) . Hebr. bâqasj . Ned. zoeken . Lat. quaerere . Fr. chercher
(ch / q - r) . E. search . D. suchen . D. zoeken . Mc (4) : (1) Mc
11,18 . (2) Mc
12,12 . (3) Mc
14,1 . (4) Mc
14,55 . In 4 verzen in Mc in de imperfectumvorm . In een reeks van vier
. De imperfectumvorm om de duur van het zoeken uit te drukken . Telkens zijn
hogepriesters erbij betrokken om Jezus te zoeken met het oog om hem te doden
.
- Mc 11,18
: kai èkousan hoi archiereis kai hoi grammateis kai ezètoun
(en de hogepriesters en de schriftgeleerden hoorden en zij zochten) pôs
auton apolesôsin (hoe ze hem zouden uitschakelen) .
- Mc 12,12
: kai ezètoun (en zij zochten) auton kratèsai (om
hem te bemachtigen) .
- Mc 14,1
: kai ezètoun hoi archiereis kai hoi grammateis (en de hogepriesters
en de schriftgeleerden zochten) pôs auton en dolôi kratèsantes
apokteinôsin (hoe ze hem door een list te bemachtigen hem zouden
doden) .
- Mc 14,55
: oi de archiereis kai olon to sunedrion ezètoun kata tou ièsou marturian (maar
de hogepriesters en het hele sanhedrin zochten tegen Jezus een getuigenis) eis
to thanatôsai auton (om hem te doden) .
Mc 14,1.13.
bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 14 (11) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,11 . (3) Mc
14,12 . (4) Mc
14,16 . (5) Mc
14,40 . (6) Mc
14,46 . (7) Mc
14,53 . (8) Mc
14,55 . (9) Mc
14,64 . (10) Mc
14,65 . (11) Mc
14,70 .
Mc 14,1.14.
nom. mann. mv. archiereis (hogepriesters) . Taalgebruik in het NT : archiereus
(hogepriester) . Taalgebruik in Mc : archiereus
(hogepriester) .
Mc (11) . (1) Mc
11,18 . (2) Mc
11,27 . (3) Mc
14,1 . (4) Mc
14,10 . (5) Mc
14,53 . (6) Mc
14,55 . (7) Mc
15,1 . (8) Mc
15,3 . (9) Mc
15,10 . (10) Mc
15,11 . (11) Mc
15,31 .
Mc 14,1.15.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,1.16.
bep. lidw. nom. mann. mv. hoi (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 14 (11) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,11 . (3) Mc
14,12 . (4) Mc
14,16 . (5) Mc
14,40 . (6) Mc
14,46 . (7) Mc
14,53 . (8) Mc
14,55 . (9) Mc
14,64 . (10) Mc
14,65 . (11) Mc
14,70 .
Mc 14,1.17.
nom. + voc. + acc. mann. mv. grammateis (schriftgeleerden) van het zelfst. naamw.
grammateus (schriftgeleerde) . Taalgebruik in het NT : grammateus
(schriftgeleerde) . Taalgebruik in Mc : grammateus
(schriftgeleerde) .
Mc (11) : (1) Mc
1,22 . (2) Mc
2,16 . (3) Mc
3,22 . (4) Mc
7,5 . (5) Mc
9,11 . (6) Mc
9,14 . (7) Mc
11,18 . (8) Mc
11,27 . (9) Mc
12,35 . (10) Mc
14,1 . (11) Mc
14,53 . Nom. (10) . Acc. (1) : Mc
9,14 .
Mc 14,1.13.
- 17. hoi archiereis kai hoi grammateis (de hogepriesters en de schriftgeleerden)
. Mc (2) : (1) Mc
11,18 . (2) Mc
14,1 .
+ hoi presbuteroi (of andere volgorde , waarbij hoi archiereis = de hogepriesters
als eerste staan) .
- Mc 11,18
: kai ezètoun pôs auton apolesôsin (en zij zochten hoe ze
hem zouden opruimen) .
- Mc 14,1
: kai ezètoun hoi archiereis kai hoi grammateis pôs auton en dolô(i)
kratèsantes (en de hogepriesters en de schriftgeleerden zochten hoe ze
hem - met een list overmeesterd - zouden doden) .
18. pôs (hoe) . Taalgebruik in het NT : pôs
(hoe) . Taalgebruik in Mc : pôs
(hoe) . Vragend of onbepaald voornaamw. van wijze .
Mc 14 (2) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,11 . Een vorm van zèteô (zoeken)
gevolgd door pôs (hoe) : (1) Mc
11,18 . (2) Mc
14,1 . (3) Mc
14,11 .
19. pers. voornaamw. acc. mann. enk. auton (hem) . Taalgebruik in het NT
: voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc 14 (14) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,10 . (3) Mc
14,11 . (4) Mc
14,39 . (5) Mc
14,44 . (6) Mc
14,45 . (7) Mc
14,46 . (8) Mc
14,50 . (9) Mc
14,51 . (10) Mc
14,55 . (11) Mc
14,61 . (12) Mc
14,64 . (13) Mc
14,65 . (14) Mc
14,69 .
20. en (in) . Taalgebruik in het NT : en
(in) . Taalgebruik in Mc : en
(in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans .
Mc 14 (7) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,2 . (3) Mc
14,3 . (4) Mc
14,6 . (5) Mc
14,25 . (6) Mc
14,49 . (7) Mc
14,66 .
22. act. part. aor. mann. mv. κρατησαντες = kratèsantes (overmachtigd, vastgenomen) van het werkw. κρατεω = krateô (vastnemen, bemachtigen) . Taalgebruik in het NT : krateô (vastnemen, bemachtigen) . Taalgebruik in de LXX : krateô (vastnemen, bemachtigen) . Bijbel (3) : (1) Mt 22,6 . (2) Mt 26,57 . (3) Mc 14,1 .
Mc 14,2 - Mc 14,2 : 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,1 - Mc 14,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] But they said, Not on the feast day, lest there be an
uproar of the people.
Luther-Bibel . 2 Denn sie sprachen: Ja nicht bei dem Fest, damit es nicht einen
Aufruhr im Volk gebe.
Tekstuitleg van Mc 14,2 .
2. gar (want) . Taalgebruik in het NT : gar
(want) . Taalgebruik in Mc : gar
(want) . Redengevend voegwoord . Hebr. kî . Lat. enim . Fr. car .
Ned. : want .
Mc (63) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,7 . (4) Mc
14,40 . (5) Mc
14,56 . (6) Mc
14,70 .
318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 -
Mc 14,3 - Mc 14,3 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] And being in Bethany in the house of Simon the leper,
as he sat at meat, there came a woman having an alabaster box of ointment of
spikenard very precious; and she brake the box, and poured it on his head.
Luther-Bibel . 3 Und als er in Betanien war im Hause Simons des Aussätzigen
und saß zu Tisch, da kam eine Frau, die hatte ein Glas mit unverfälschtem und
kostbarem Nardenöl, und sie zerbrach das Glas und goss es auf sein Haupt.
Tekstuitleg van Mc 14,3 .
Mc 14,3.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,3.3.
voornaamw. gen. mann. enk. autou (van hem) pers. voornaamw. autos . Taalgebruik
in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 14 (15) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,21 . (5) Mc
14,23 . (6) Mc
14,32 . (7) Mc
14,33 . (8) Mc
14,35 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,56 . (12) Mc
14,57 . (13) Mc
14,58 . (14) Mc
14,63 . (15) Mc
14,65 .
Mc 14,3.5.
bèthania (Betanië) . Taalgebruik in het NT : bèthania
(Bethanië) . Taalgebruik in Mc : bèthania
(Bethanië) . Plaatsnaam . De getalwaarde van het woord Bèthania
(Betanië) = 2 + 8 + 9 + 1 + 50 + 10 + 1 = 81 . Een vorm van Betanië
(4) .
- apo bèthanias (van Betanië) . Mc (1) : Mc
11,12 .
- eis bèthanian (naar Bethanië) . Mc (2) : (1) Mc
11,1 . (2) Mc
11,11 .
- en bèthania(i) (in Betanië) . Mc (1) : Mc
14,3 .
Mc 14,3.12. part. praes. gen. mann. enk. κατακειμενου = katakeimenou (terwijl hij neerligt) van het werkw. κατακειμαι = katakeimai (neerliggen) . Taalgebruik in het NT : katakeimai (neerliggen) . Taalgebruik in de LXX : katakeimai (neerliggen) .Taalgebruik in Mc : katakeimai (neerliggen) . Bijbel (2) : (1) Mc 2,15 . (2) Hnd 28,8 , Een vorm van κατακειμαι = katakeimai (neerliggen) in de LXX (4) , in het NT (12) , in Mc (4) : (1) Mc 1,30 . (2) Mc 2,4 . (3) Mc 2,15 . (4) Mc 14,3 .
katakeimai (neerliggen) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 14 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | ind. imperf. 3de pers enk. katekeito | 2 : | (1) Mc 1,30 . | (2) Mc 2,4 . | 6 | 2 | 4 | 2 : | 1 | 1 | 3 | 4 | |||||||
2 | part. praes. gen. mann. enk. katakeimenou | 1 | (1) Mc 14,3 . | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||||||
3 | inf. praes. katakeisthai | 1 | (1) Mc 2,15 . | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||
Totaal | 4 | 1 | 2 | 9 | 2 | 7 | 4 | 1 | 1 | 1 | 5 | 6 |
Mc 14,3.13.
voornaamw. gen. mann. enk. autou (van hem) pers. voornaamw. autos . Taalgebruik
in het NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (143) . Mc 14 (15) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,21 . (5) Mc
14,23 . (6) Mc
14,32 . (7) Mc
14,33 . (8) Mc
14,35 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,56 . (12) Mc
14,57 . (13) Mc
14,58 . (14) Mc
14,63 . (15) Mc
14,65 .
Mc 14,3.15.
nom. vr. enk. gunè (vrouw) . Taalgebruik in het NT : gunè
(vrouw) . Taalgebruik in Mc : gunè
(vrouw) . Hebr. ´isjsjâh . Lat. uxor . Fr. femme (> Lat.
femina) . Ned. vrouw . D. Frau .
Mc (7) : (1) Mc
5,25 . (2) Mc
5,33 . (3) Mc
7,25 . (4) Mc
7,26 . (5) Mc
12,22 . (6) Mc
12,23 . (7) Mc
14,3 .
Mc 14,3.6.
- 13.
- Mc 2,15 : κατακεισθαι αυτον εν τῃ οικιᾳ αυτου = katakeisthai auton en tè(i) oikia(i) autou (dat hij 'aan'ligt in diens
huis) .
- Mc 14,3 : εν τῃ οικιᾳ σιμωνος του λεπρου κατακειμενου αυτου = en tè(i) oikia(i) simônos tou leprou katakeimenou autou (terwijl
hij aanligt in het huis van Simon de melaatse) .
STAP VOOR STAP !
In Mc
2,15 ligt Jezus aan in het huis van een tollenaar , in Mc
14,3 in het huis van Simon de melaatse .
27. bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (65) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,24 . (3) Mc
14,25 . (4) Mc
14,35 . (5) Mc
14,62 . (6) Mc
14,64 .
Mc 14,4 - Mc 14,4 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And there were some that had indignation within themselves,
and said, Why was this waste of the ointment made?
Luther-Bibel . 4 Da wurden einige unwillig und sprachen untereinander: Was soll
diese Vergeudung des Salböls?
Tekstuitleg van Mc 14,4 . Het vers Mc 14,4 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 78 (2 X 39) letters . De getalwaarde van Mc 14,4 is 8889 (3 X 2963) .
Mc 14,4.1.
imperf. 3de pers. mv. èsan (zij waren) van het werkw. eimi (zijn) . Taalgebruik
in het NT : eimi
(zijn) . Taalgebruik in Mc : eimi
(zijn) . Hebr. hâjâh . Lat. esse . Fr. être . Ned. zijn
. E. to be .
Mc (16) : (1) Mc
1,16 . (2) Mc
2,6 . (3) Mc
2,15 . (4) Mc
2,18 . (5) Mc
4,1 . (6) Mc
6,31 . (7) Mc
6,34 . (8) Mc
6,44 . (9) Mc
8,9 . (10) Mc
9,4 . (11) : Mc
10,32 . (12) Mc
12,20 . (13) (1) Mc
14,4 . (14) Mc
14,40 . (15) Mc
14,56 . (16) Mc
15,40 . Omschrijvende structuur : èsan ... + deelwoord . Mc (7) :
(1) Mc
2,6 . (2) Mc
2,18 . (3) Mc
9,4 . (4) Mc
10,32 . (5) Mc
14,4 . (6) Mc
14,40 . (7) Mc
15,40 .
Mc 14,4.2.
de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc (149) . Mc 14 (23) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,7 . (5) Mc
14,9 . (6) Mc
14,11 . (7) Mc
14,20 . (8) Mc
14,21 . (9) Mc
14,29 . (10) Mc
14,31 . (11) Mc
14,38 . (12) Mc
14,44 . (13) Mc
14,46 . (14) Mc
14,47 . (15) Mc
14,52 . (16) Mc
14,55 . (17) Mc
14,61 . (18) Mc
14,62 . (19) Mc
14,63 . (20) Mc
14,64 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,70 . (23) Mc
14,71 .
Mc 14,4.1. - 2. hèsan de (zij waren echter) . Mc (5) . In 4 / 7 van de omschrijv. structuur : (1) Mc 2,6 . (2) Mc 10,32 . (3) Mc 14,4 . (4) Mc 15,40 + Mc 8,9 .
Mc 14,4.5. pros (naar, bij) . Taalgebruik in NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Mc : pros (naar, bij) . Mc 14 (5) : (1) Mc 14,4 . (2) Mc 14,10 . (3) Mc 14,49 . (4) Mc 14,53 . (5) Mc 14,54 .
Mc 14,5 - Mc 14,5 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] For it might have been sold for more than three hundred
pence, and have been given to the poor. And they murmured against her.
Luther-Bibel . 5 Man hätte dieses Öl für mehr als dreihundert Silbergroschen
verkaufen können und das Geld den Armen geben. Und sie fuhren sie an.
Tekstuitleg van Mc 14,5 .
2. gar (want) . Taalgebruik in het NT : gar
(want) . Taalgebruik in Mc : gar
(want) . Redengevend voegwoord . Hebr. kî . Lat. enim . Fr. car .
Ned. : want .
Mc (63) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,7 . (4) Mc
14,40 . (5) Mc
14,56 . (6) Mc
14,70 .
4. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
10. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
13. dat. man. en onz. mv. ptôchois (armen) van het bijvoegl. naamw. ptôchos (arme) . Taalgebruik in het NT : ptôchos (arme) . Taalgebruik in Mc : ptôchos (arme) . Mc (2) : (1) Mc 10,21 . (2) Mc 14,5 .
14. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,6 - Mc 14,6 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And Jesus said, Let her alone; why trouble ye her? she
hath wrought a good work on me.
Luther-Bibel . 6 Jesus aber sprach: Lasst sie in Frieden! Was betrübt ihr sie?
Sie hat ein gutes Werk an mir getan.
Tekstuitleg van Mc 14,6 .
2. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 14 (23) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,7 . (5) Mc 14,9 . (6) Mc 14,11 . (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,21 . (9) Mc 14,29 . (10) Mc 14,31 . (11) Mc 14,38 . (12) Mc 14,44 . (13) Mc 14,46 . (14) Mc 14,47 . (15) Mc 14,52 . (16) Mc 14,55 . (17) Mc 14,61 . (18) Mc 14,62 . (19) Mc 14,63 . (20) Mc 14,64 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,70 . (23) Mc 14,71 .
3. nom. mann. enk. Ièsous . Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) . Mc 14 (7) : (1) Mc 14,6 . (2) Mc 14,18 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,48 . (6) Mc 14,62 . (7) Mc 14,72 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc 14 (11) : (1) Mc 14,6 (nom. Ièsous) . (2) Mc 14,18 (nom. Ièsous) . (3) Mc 14,27 (nom. Ièsous) . (4) Mc 14,30 (nom. Ièsous) . (5) Mc 14,48 (nom. Ièsous) . (6) Mc 14,53 (acc. Ièsoun) . (7) Mc 14,55 (gen Ièsou.) . (8) Mc 14,60 (acc. Ièsoun) . (9) Mc 14,62 (nom. Ièsous) . (10) Mc 14,67 (gen. Ièsou) . (11) Mc 14,72 (nom. Ièsous) .
6. pers. voornaamw. acc. vr. enk. autèn (haar) . Taalgebruik in het
NT : voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (14) : (1) Mc
1,31 . (2) Mc
4,30 . (3) Mc
6,17 . (4) Mc
6,26 . (5) Mc
6,28 . (6) Mc
8,35 . (7) Mc
9,43 . (8) Mc
10,11 . (9) Mc
10,15 . (10) Mc
11,2 . (11) Mc
11,13 . (12) Mc
12,21 . (13) Mc
12,23 . (14) Mc
14,6 .
11. nom. onz. enk. + acc. mann. + onz. enk. kalon (goed) van het bijvoegl.
naamw. kalos (goed, mooi, schoon) . Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon) . Taalgebruik in Mc : kalos
(goed, mooi, schoon) .
Mc (9) : (1) Mc
7,27 . (2) Mc
9,5 . (3) Mc
9,42 . (4) Mc
9,43 . (5) Mc
9,45 . (6) Mc
9,47 . (7) Mc
9,50 . (8) Mc
14,6 . (9) Mc
14,21.
Mc 14,7 - Mc 14,7 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] For ye have the poor with you always, and whensoever
ye will ye may do them good: but me ye have not always.
Luther-Bibel . 7 Denn ihr habt allezeit Arme bei euch, und wenn ihr wollt, könnt
ihr ihnen Gutes tun; mich aber habt ihr nicht allezeit.
Tekstuitleg van Mc 14,7 .
2. gar (want) . Taalgebruik in het NT : gar
(want) . Taalgebruik in Mc : gar
(want) . Redengevend voegwoord . Hebr. kî . Lat. enim . Fr. car .
Ned. : want .
Mc (63) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,7 . (4) Mc
14,40 . (5) Mc
14,56 . (6) Mc
14,70 .
8. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
16. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 14 (23) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,7 . (5) Mc 14,9 . (6) Mc 14,11 . (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,21 . (9) Mc 14,29 . (10) Mc 14,31 . (11) Mc 14,38 . (12) Mc 14,44 . (13) Mc 14,46 . (14) Mc 14,47 . (15) Mc 14,52 . (16) Mc 14,55 . (17) Mc 14,61 . (18) Mc 14,62 . (19) Mc 14,63 . (20) Mc 14,64 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,70 . (23) Mc 14,71 .
Mc 14,8 - Mc 14,8 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] She hath done what she could: she is come aforehand
to anoint my body to the burying.
Luther-Bibel . 8 Sie hat getan, was sie konnte; sie hat meinen Leib im Voraus
gesalbt für mein Begräbnis.
Tekstuitleg van Mc 14,8 .
6. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
10. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (12) : (1) Mc 14,8 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,39 . (6) Mc 14,47 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,58 . (9) Mc 14,60 . (10) Mc 14,62 . (11) Mc 14,67 . (12) Mc 14,71 .
Mc 14,9 - Mc 14,9 : 318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] Verily I say unto you, Wheresoever this gospel shall
be preached throughout the whole world, this also that she hath done shall be
spoken of for a memorial of her.
Luther-Bibel . 9 Wahrlich, ich sage euch: Wo das Evangelium gepredigt wird in
aller Welt, da wird man auch das sagen zu ihrem Gedächtnis, was sie jetzt getan
hat.
Tekstuitleg van Mc 14,9 . Het vers Mc 14,9 telt 21 (3 X 7) woorden en 104 (2 X 2 X 2 X 13) letters . Het getalwaarde van Mc 14,9 is 10597 (priemgetal) .
1. amèn (amen, ja, voorwaar) . Taalgebruik in het NT : amèn
(amen, ja, voorwaar) . Taalgebruik in Mc : amèn
(amen, ja, voorwaar) . Het maakt deel uit van de formule amèn...
legô humin (voorwaar ik zeg jullie) .
Mc (13) (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) .
(12) . (13) .
Mc 14,9.2.
de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc 14 (23) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,7 . (5) Mc
14,9 . (6) Mc
14,11 . (7) Mc
14,20 . (8) Mc
14,21 . (9) Mc
14,29 . (10) Mc
14,31 . (11) Mc
14,38 . (12) Mc
14,44 . (13) Mc
14,46 . (14) Mc
14,47 . (15) Mc
14,52 . (16) Mc
14,55 . (17) Mc
14,61 . (18) Mc
14,62 . (19) Mc
14,63 . (20) Mc
14,64 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,70 . (23) Mc
14,71 .
In Mc 14,6-9 reageert Jezus opvallend positief tegen de negatieve reactie van
de leerlingen .
1. - 4. amèn (de) legô humin (voorwaar - echter - ik zeg jullie) . Mc (13) (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) .
Mc 14,9.8.
bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 14 (22) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,8 . (4) Mc
14,9 . (5) Mc
14,12 . (6) Mc
14,14 . (7) Mc
14,16 . (8) Mc
14,20 . (9) Mc
14,22 . (10) Mc
14,24 . (11) Mc
14,26 . (12) Mc
14,28 . (13) Mc
14,32 . (14) Mc
14,36 . (15) Mc
14,38 . (16) Mc
14,41 . (17) Mc
14,47 . (18) Mc
14,54 . (19) Mc
14,55 . (20) Mc
14,65 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,72 .
9. accusatief onzijdig enkelvoud euaggelion (evangelie) . Taalgebruik in het
NT : euaggelion
(evangelie) . Taalgebruik in Mc : euaggelion
(evangelie) . eu-aggelion = goede boodschap . Lat. evangelium . Fr. évangile
. D. Evangelium . E. gospel .
Mc (4) : (1) Mc
1,14 . (2) Mc
13,10 . (3) Mc
14,9 . (4) Mc
16,15 .
Mc 14,9.8. - 9. to euaggelion (het evangelie) . Een vorm van euaggelion (goede boodschap) in Mc (8) ; gen. (3) , dat. (1) , acc. (4) . Elke vorm wordt voorafgegaan door het bepaald lidwood : gen. (tou) , dat. tô(i) , acc. to .
11. kosmos (wereld) . Taalgebruik in het NT : kosmos
(wereld) . Taalgebruik in Mc : kosmos
(wereld) .
Mc (3) : (1) Mc
8,36 . (2) Mc
14,9 . (3) Mc
16,15 .
12. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 14 (12) : (1) Mc
14,8 . (2) Mc
14,9 . (3) Mc
14,27 . (4) Mc
14,33 . (5) Mc
14,39 . (6) Mc
14,47 . (7) Mc
14,53 . (8) Mc
14,58 . (9) Mc
14,60 . (10) Mc
14,62 . (11) Mc
14,67 . (12) Mc
14,71 .
14. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
21. pers. voornaamw. gen. vr. enk. autès van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (14) : (1) Mc 1,30 . (2) Mc 5,26 . (3) Mc 5,29 . (4) Mc 6,24 . (5) Mc 6,28 . (6) Mc 7,25 . (7) Mc 7,26 . (8) Mc 7,30 . (9) Mc 10,12 . (10) Mc 12,44 . (11) Mc 13,24 . (12) Mc 13,28 . (13) Mc 14,9 . (14) Mc 16,11 .
319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,10 - Mc 14,11 -
Mc 14,10 - Mc 14,10 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,10 - Mc 14,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And Judas Iscariot, one of the twelve, went unto the
chief priests, to betray him unto them.
Luther-Bibel . 10 Und Judas Iskariot, einer von den Zwölfen, ging hin zu den
Hohenpriestern, dass er ihn an sie verriete.
Tekstuitleg van Mc 14,10 . Mc 14,10 // Mt 26,14
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
6. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
9. pros (naar, bij) . Taalgebruik in NT : pros (naar, bij) . Taalgebruik in Mc : pros (naar, bij) . Mc 14 (5) : (1) Mc 14,4 . (2) Mc 14,10 . (3) Mc 14,49 . (4) Mc 14,53 . (5) Mc 14,54 .
8. apèlthen (hij ging weg) zie : erchontai
(zij gaan) in 12 verzen bij Marcus, zie Mc 11,1 : Mc
11,1-10 . Indicatief aorist 3de persoon enkelvoud van het
werkwoord ap-erchomai (weg-gaan). Bij Marcus wordt het in 9 verzen gebruikt.
Het weg-gaan houdt vaak een keuze in. Het weg-gaan van Mc
14,10 is een gaan, maar is tegelijkertijd een afstand nemen van, het verlaten
van Jezus en de twaalf. In Mc
3,13-19 wordt verhaald over de roeping van de twaalf. Judas hoort bij de
twaalf. In Mc
14,10 verbreekt Judas zijn toebehoren tot de twaalf. Judas gaat naar de
hogepriesters; hij is een overloper en zoekt een gelegenheid om Jezus aan de
hogepriesters over te leveren. Judas ruilt het leerling-zijn voor spion; hij
verzamelt de nodige informatie om Jezus over te leveren. Of is het toch iets
complexer?
Het breekpunt bij Judas lijkt de zalving van Jezus te Betanië - Mc
14,3-9 - te zijn. Voor 300 denariën is daar verspild. Heeft Jezus zich
overgegeven aan personencultus, aan rijkdom terwijl er zoveel armen zijn. Voor
Judas is het nu genoeg geweest. De maat is vol. Hij neemt het initiatief om
Jezus zijn leiderschap af te nemen; hij ruimt hem uit de weg. Voor dertig zilverlingen
gaat Judas Jezus overleveren.
Of gaat het om een liefdesaffaire? Kan Judas het niet verdragen dat een vrouw
zoveel liefde aan Jezus betuigt? Kan hij het ook niet verdragen dat Jezus haar
laat begaan?
Het gebeuren - de zalving van Betanië - lijkt wel de aanleiding waardoor
het drama wordt ingezet. Bij Johannes de Doper is het Herodias die uit is op
de overlevering - Mc
1,14-15 - en de dood van Johannes de Doper - Mc
6,17-29 - . In beide gevallen speelt een vrouw een beslissende rol.
Of lopen de visies van Jezus en van Judas uiteen? Is Judas ervan overtuigd dat
de slag om Jerruzalem weldra zal plaats vinden, dat er wapens nodig zijn, dat
list en omkoperij een belangrijke rol zullen spelen. Is Judas zo corrupt geworden
dat hij voor het geld, voor dertig zilverlingen Jezus in handen wil spelen.
Is de opgegeven reden - verspilling en geld voor de armen - geen verbloeming
van andere redenen? Heeft Judas de hogepriesters willen omkopen voor een gewapende
opstand en is hij er door de hogepriesters ingeluisd. Had Judas de hogepriesters
en het sanhedrin willen betrekken bij een opstand? Wat was de bedoeling van
de nachtelijke ontmoeting in de hof van Olijven? Waarom was het sanhedrin bijeen?
Dat heb je toch niet zomaar bijeen. En de Romeinen zouden toch argwaan gehad
hebben bij zoveel joodse beweging. Was er een feest die nacht? Pesach? Herdenking
van de uittocht uit Egypte?
Er was al eerder spanning geweest tussen Petrus en Jezus over de te volgen weg.
Jezus is van plan om naar Jeruzalem te gaan om er als martelaar te sterven -
Mc 8,31-32
- . Dat wijst Petrus resoluut af - Mc
8,32-33 - . Jezus moet hem tot de orde roepen en duidelijk maken dat hij
de lijn uitzet, de weg bepaalt, de leiding heeft.
Er was al eerder naijver van leerlingen geweest tegenover Jezus waarom zij bepaalde
demonen niet konden uitdrijven - Mc
9,14-29 - . Er was ook naijver onder elkaar om de voornaamste plaats - Mc
10,35-40 - . Bij het verhaal van de zalving komt de verdeeldheid tussen
sommige leerlingen en Jezus in het openbaar. Jezus verdedigt de vrouw en praat
het gebeuren goed, maar zo heeft Judas het niet begrepen.
Wellicht wekt het weggaan van Judas geen argwaan bij de andere medeleerlingen.
Waarschijnlijk gaat hij meer dan eens erop uit om armen te bezoeken en geldelijk
te ondersteunen. Jezus heeft het wel door, maar brengt het niet in de openbaarheid.
Of gaat Judas iets anders doen dan armen helpen? Bereidt hij de opstand voor?
In Mc 14 is vaak sprake van paradidômi (overleveren). Dit is de eerste maal in dit hoofdstuk. Wat reeds lang woekerde, krijgt nu concrete vorm : Judas Iskarit, één van de twaalf, één uit Jezus'intieme kring gaat naar de hogepriesters om hem over te leveren. De geestelijke overheid zocht al langer een gelegenheid om Jezus te grijpen, te veroordelen en te executeren. Ook de wereldlijke overheid was gevaarlijk omwille van haar onbetrouwbaarheid.
11. acc. mann. mv. archiereis (hogepriesters) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in Mc : archiereus (hogepriester) . Mc (11) . (1) Mc 11,18 . (2) Mc 11,27 . (3) Mc 14,1 . (4) Mc 14,10 . (5) Mc 14,53 . (6) Mc 14,55 . (7) Mc 15,1 . (8) Mc 15,3 . (9) Mc 15,10 . (10) Mc 15,11 . (11) Mc 15,31 .
13. pers. voornaamw. acc. mann. enk. auton (hem) . Taalgebruik in het NT
: voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 14 (14) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,10 . (3) Mc
14,11 . (4) Mc
14,39 . (5) Mc
14,44 . (6) Mc
14,45 . (7) Mc
14,46 . (8) Mc
14,50 . (9) Mc
14,51 . (10) Mc
14,55 . (11) Mc
14,61 . (12) Mc
14,64 . (13) Mc
14,65 . (14) Mc
14,69 .
14. paradoi (hij zou overleveren) zie : paradidômi (overleveren) bij Marcus, zie Mc 1,14 .
Mc 14,11 - Mc 14,11 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,10 - Mc 14,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] And when they heard it, they were glad, and promised
to give him money. And he sought how he might conveniently betray him.
Luther-Bibel . 11 Als die das hörten, wurden sie froh und versprachen, ihm Geld
zu geben. Und er suchte, wie er ihn bei guter Gelegenheit verraten könnte.
Tekstuitleg van Mc 14,11 .
2. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc 14 (23) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,7 . (5) Mc
14,9 . (6) Mc
14,11 . (7) Mc
14,20 . (8) Mc
14,21 . (9) Mc
14,29 . (10) Mc
14,31 . (11) Mc
14,38 . (12) Mc
14,44 . (13) Mc
14,46 . (14) Mc
14,47 . (15) Mc
14,52 . (16) Mc
14,55 . (17) Mc
14,61 . (18) Mc
14,62 . (19) Mc
14,63 . (20) Mc
14,64 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,70 . (23) Mc
14,71 .
3. act. part. aor. nom. mv. akousantes van het werkw. akouô (horen)
. Taalgebruik in het NT : akouô
(horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie
Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren ,
aanhoren) -> écouter .
Mc (7) : (1) Mc
3,21 . (2) Mc
4,18 . (3) Mc
6,29 . (4) Mc
10,41 . (5) Mc
14,11 . (6) Mc
15,35 . (7) Mc
16,11 .
5. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
10. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
13. pers. voornaamw. acc. mann. enk. auton (hem) . Taalgebruik in het NT
: voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 14 (14) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,10 . (3) Mc
14,11 . (4) Mc
14,39 . (5) Mc
14,44 . (6) Mc
14,45 . (7) Mc
14,46 . (8) Mc
14,50 . (9) Mc
14,51 . (10) Mc
14,55 . (11) Mc
14,61 . (12) Mc
14,64 . (13) Mc
14,65 . (14) Mc
14,69 .
320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc 14,12-16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 -
Mc 14,12 - Mc 14,12 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Taalgebruiken -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] And the first day of unleavened bread, when they killed
the passover, his disciples said unto him, Where wilt thou that we go and prepare
that thou mayest eat the passover?
Luther-Bibel . 12 Und am ersten Tage der Ungesäuerten Brote, als man das Passalamm
opferte, sprachen seine Jünger zu ihm: Wo willst du, dass wir hingehen und das
Passalamm bereiten, damit du es essen kannst?
Tekstuitleg van Mc 14,12 .
Mc 14,12.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,12.4. nom. + dat. vr. enk. ἡμερα / ἡμερᾳ = hèmera(i) (dag) . Zie : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in Mc : hèmera (dag) . Mc (3) : (1) Mc 2,20 . (2) Mc 4,35 . (3) Mc 14,12 .
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. en dat. vr. enk. hèmera(i) | 854 | 750 | 104 | 13 | 3 | 27 | 17 | 12 | 28 | 4 | 43 | 60 | ||
totaal | 2508 | 2029 | 479 | 43 | 26 | 82 | 31 | 93 | 183 | 21 | 151 | 182 |
hèmera (dag) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | |
1 | nom. en dat. vr. enk. hèmera(i) | 3 | (1) Mc 2,20 . | (2) Mc 4,35 . | (3) Mc 14,12 . | ||||||||
2 | gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras | 11 | (1) Mc 1,13 . | (2) Mc 5,5 . | (3) Mc 6,21 . | (4) Mc 8,31 . | (5) Mc 9,2 . (6) Mc 9,31 . | (7) Mc 10,34 . | (8) Mc 13,20 . (9) Mc 13,32 . | (10) Mc 14,1 . (11) Mc 14,25 . | |||
3 | acc. vr. enk. hèmeran | 2 | |||||||||||
4 | gen. vr. mv. hèmerôn | 2 | (1) Mc 2,1 . | (2) Mc 14,58 . | |||||||||
5 | dat. vr. mv. hèmerais | 5 | (1) Mc 1,9 . | (2) Mc 8,1 . | (3) Mc 13,17 . (4) Mc 13,24 . | ||||||||
totaal | 23 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | 4 | 3 | 1 |
- Ned. : dag . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . D. : Tag . E. : day . F. : jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Grieks : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Latijn : dies (dag) . diurnus (dagelijks) .
Mc
14,12.5. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
Mc 14,12.7. hote (toen) . Taalgebruik in het NT : hote (toen) . Taalgebruik in Mc : hote (toen) . Voegwoord van tijd . Mc (12) : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 2,25 . (3) Mc 4,6 . (4) Mc 4,10 . (5) Mc 6,21 . (6) Mc 7,17 . (7) Mc 8,19 . (8) Mc 8,20 . (9) Mc 11,1 . (10) Mc 14,12 . (11) Mc 15,20 . (12) Mc 15,41 .
Mc 14,12.8. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
Mc 14,12.9. zn nom + acc onz enk. πασχα = pascha (pascha, Pasen) . Taalgebruik in het NT: pascha (pascha). Taalgebruik in de LXX: pascha (pascha). Taalgebruik in Mc: pascha (pascha). Mt (4). Mc (4). Lc (7). Joh (9). Hnd (1). Brieven (2). Mc (4 verzen , 5X) : (1) Mc 14,1. (2) Mc 14,12. (3) Mc 14,12. (4) Mc 14,14. (5) Mc 14,16. Joh (9): (1) Joh 2,13. (2) Joh 2,23. (3) Joh 6,4. (4) Joh 11,55. (5) Joh 12,1. (6) Joh 13,1. (7) Joh 18,28. (8) Joh 18,39. (9) Joh 19,14. Hnd (1): Hnd 12,4.
pascha (pascha) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
55 | 28 | 27 | 4 | 4 | 7 | 9 | 1 | 2 | 15 | 24 | 2 |
23. zn nom + acc onz enk. πασχα = pascha (pascha, Pasen) . Taalgebruik in het NT: pascha (pascha). Taalgebruik in de LXX: pascha (pascha). Taalgebruik in Mc: pascha (pascha). Mc (4 verzen , 5X) : (1) Mc 14,1. (2) Mc 14,12. (3) Mc 14,12. (4) Mc 14,14. (5) Mc 14,16. Joh (9): (1) Joh 2,13. (2) Joh 2,23. (3) Joh 6,4. (4) Joh 11,55. (5) Joh 12,1. (6) Joh 13,1. (7) Joh 18,28. (8) Joh 18,39. (9) Joh 19,14.
pascha (pascha) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
55 | 28 | 27 | 4 | 4 | 7 | 9 | 1 | 2 | 15 | 24 | 2 |
Mc 14,13 - Mc 14,13 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Taalgebruiken -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] And he sendeth forth two of his disciples, and saith
unto them, Go ye into the city, and there shall meet you a man bearing a pitcher
of water: follow him.
Luther-Bibel . 13 Und er sandte zwei seiner Jünger und sprach zu ihnen: Geht
hin in die Stadt, und es wird euch ein Mensch begegnen, der trägt einen Krug
mit Wasser; folgt ihm
Tekstuitleg van Mc 14,13 .
Mc 14,13.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
4. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
2. - 6. apostellei duo tôn mathètôn autou (hij zendt twee van zijn leerlingen) . Mc (2) : (1) Mc 11,1 . (2) Mc 14,13 .
Mc 14,13.7.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,13.8. actief ind. praesens 3de pers. enk.. legei (hij zegt) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc 14 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,32 . (6) Mc 14,34 . (7) Mc 14,37 . (8) Mc 14,41 . (9) Mc 14,45 . (10) Mc 14,61 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,67 .
10. act. imperat. praes. 2de pers. mv. hupagete (ga weg, vertrek)
van het werkw. hupagô (onder iets brengen, weggaan) . Taalgebruik in het
NT : hupagô
(onder iets brengen, weggaan) . Taalgebruik in Mc : hupagô
(onder iets brengen, weggaan) .
Mc (4 : vierkant ABCD) : (1) Mc
6,38 (A) . (2) Mc
11,2 (B) . (3) Mc
14,13 (C) . (4) Mc
16,7 (D) . In 3 verzen is het een woord van Jezus : (1) Mc
6,38 . (2) Mc
11,2 . (3) Mc
14,13 .
- hupagete (ga) gevolgd door een imperatief 2de pers. mv. . (1) Mc
6,38 : hupagete idete (ga , zie = ga zien) . (2) Mc
16,7 : hupagete eipate (ga, zeg = ga zeggen) . Zijde A-D van het vierkant
ABCD .
- kai legei autois hupagete eis tèn kômèn / polin (en hij
zegt hen : ga naar het dorp / de stad) . Mc (2) : (1) Mc
11,2 . (2) Mc
14,13 . Zijde BC van het vierkant ABCD .
7. - 13. kai legei autois hupagete eis tèn kômèn / polin (en hij zegt hen : ga naar het dorp / de stad) . Mc (2) : (1) Mc 11,2 . (2) Mc 14,13 .
Mc 14,13.14.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,13.17. nom. mann. enk. anthrôpos (mens) . Taalgebruik in het NT : anthrôpos (mens) . Taalgebruik in Mc : anthrôpos (mens) . Mc (14) : (1) Mc 1,23 . (2) Mc 2,27 . (3) Mc 3,1 . (4) Mc 4,26 . (5) Mc 5,2 . (6) Mc 7,11 . (7) Mc 8,37 . (8) Mc 10,7 . (9) Mc 10,9 . (10) Mc 12,1 . (11) Mc 13,34 . (12) Mc 14,13 . (13) Mc 14,21 . (14) Mc 15,39 .
Mc 14,13.19.
gen. onz. enk. hudatos (water) van het zelfst. naamw. hudôr (water) .
Taalgebruik in het NT : hudôr
(water) . Taalgebruik in Mc : hudôr
(water) . Hebr. majim (wateren) . Lat. : aqua . Fr. : eau .
Mc (3) : (1) Mc
1,10 . (2) Mc
9,41 . (3) Mc
14,13 .
Duality
- apostellei duo tôn mathètôn autou (hij zendt twee van
zijn leerlingen) . Mc (2) : (1) Mc
11,1 . (2) Mc
14,13 .
- kai legei autois hupagete eis tèn kômèn / polin (en hij
zegt hen : ga naar het dorp / de stad) . Mc (2) : (1) Mc
11,2 . (2) Mc
14,13 .
Mc 14,14 - Mc 14,14 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Taalgebruiken -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And wheresoever he shall go in, say ye to the goodman
of the house, The Master saith, Where is the guestchamber, where I shall eat
the passover with my disciples?
Luther-Bibel . 14 und wo er hineingeht, da sprecht zu dem Hausherrn: Der Meister
lässt dir sagen: Wo ist der Raum, in dem ich das Passalamm essen kann mit meinen
Jüngern?
Tekstuitleg van Mc 14,14 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
8. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 14 (10) : (1) Mc
14,14 . (2) Mc
14,18 . (3) Mc
14,21 . (4) Mc
14,25 . (5) Mc
14,27 . (6) Mc
14,30 . (7) Mc
14,58 . (8) Mc
14,69 . (9) Mc
14,71 . (10) Mc
14,72 .
11. actief ind. praesens 3de pers. enk.. legei (hij zegt) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc 14 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,32 . (6) Mc 14,34 . (7) Mc 14,37 . (8) Mc 14,41 . (9) Mc 14,45 . (10) Mc 14,61 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,67 .
14. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
19. pascha (pascha) . Taalgebruik in het NT : pascha (pascha) . Taalgebruik in Mc : pascha (pascha) . Mc (4 verzen , 5X) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,12 . (3) Mc 14,12 . (4) Mc 14,14 . (5) Mc 14,16 .
20. meta (na , met) . Taalgebruik in het NT : meta (na , met) . Taalgebruik in Mc : meta (na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im . Lat. cum . Ned. met . Fr. avec (met) ; après (na , < ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen , ) . Mc 14 (10) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,17 . (4) Mc 14,28 . (5) Mc 14,43 . (6) Mc 14,48 . (7) Mc 14,54. (8) Mc 14,62 . (9) Mc 14,67 . (10) Mc 14,70 .
21. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
22. gen.mann. mv. mathètôn (met zijn leerlingen) . Zelfstandig naamwoord mathètès (leerling) . Taalgebruik in het NT : mathètès (leerling) . Taalgebruik in Mc : mathètès (leerling) . Mc (8) : (1) Mc 3,7 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) . (2) Mc 7,2 . (3) Mc 8,10 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) . (4) Mc 10,46 . (5) Mc 11,1 (duo tôn mathètôn autou = twee van zijn leerlingen) . (6) Mc 13,1 (heis tôn mathètôn autou = één van zijn leerlingen) . (7) Mc 14,13 (duo tôn mathètôn autou = twee van zijn leerlingen) . (8) Mc 14,14 (meta tôn mathètôn mou = met mijn leerlingen) .
20. - 22. meta tôn mathètôn (met de leerlingen) . Mc (3) : (1) Mc 3,7 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) . (2) Mc 8,10 (meta tôn mathètôn autou = met zijn leerlingen) . (3) Mc 14,14 (meta tôn mathètôn mou = met mijn leerlingen) .
Mc 14,15 - Mc 14,15 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Taalgebruiken -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] And he will shew you a large upper room furnished and
prepared: there make ready for us.
Luther-Bibel . 15 Und er wird euch einen großen Saal zeigen, der mit Polstern
versehen und vorbereitet ist; dort richtet für uns zu.
Tekstuitleg van Mc 14,15 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
3. pers. voornaamw. dat. mv. hèmin (ons) van het pers. voornaamw. hèmeis
. Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk
voornaamwoord .
Mc (9) : (1) Mc
1,24 . (2) Mc
9,22 . (3) Mc
9,38 . (4) Mc
10,35 . (5) Mc
10,37 . (6) Mc
12,19 . (7) Mc
13,4 . (8) Mc
14,15 . (9) Mc
16,3 .
9. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
10. ekei (daar, hier) . Taalgebruik in het NT : ekei (daar) . Taalgebruik in Mc : ekei (daar) . Ned. hier . Fr. ici . Mc (11) : (1) Mc 1,38 . (2) Mc 2,6 . (3) Mc 3,1 . (4) Mc 5,11 . (5) Mc 6,5 . (6) Mc 6,10 . (7) Mc 6,33 . (8) Mc 11,5 . (9) Mc 13,21 . (10) Mc 14,15 . (11) Mc 16,7 .
Mc 14,16 - Mc 14,16 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Taalgebruiken -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] And his disciples went forth, and came into the city,
and found as he had said unto them: and they made ready the passover.
Luther-Bibel . 16 Und die Jünger gingen hin und kamen in die Stadt und fanden's,
wie er ihnen gesagt hatte, und bereiteten das Passalamm.
Tekstuitleg van Mc 14,16 .
1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et
5. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et
Mc
14,16.6. med. ind. 2de aor. 3de pers. mv. ηλθον = èlthon (zij gingen) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan,
komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai
(gaan, komen) . ηλθον = èlthon (ik kwam of zij kwamen) : Mt (8) : (1) Mt
5,17a en Mt
5,17b . (2) Mt
7,25 . (3) Mt
7,27 . (4) Mt
9,13 . (5) Mt
10,34a en Mt
10,34b . (6) Mt
10,35 . (7) Mt
14,34 . (8) Mt
21,1 . Mc (9) : (1) Mc
1,29 . (2) Mc
5,1 . (3) Mc
6,53 . (4) Mc
9,33 . (5) Mc
14,16 . ('6') Mc
2,17 ; ('7') Mc
3,8 . ('8') Mc
5,14 . ('9') Mc
6,29 . Lc (11) : (1) Lc
1,59 . (2) Lc
2,44 . (3) Lc
3,12 . (4) Lc
4,42 . (5) Lc
5,7 . (6) Lc
6,18 . (7) Lc
8,35 . (8) Lc
12,49 . (9) Lc
23,33 . (10) Lc
24,1 . (11) Lc
24,23 . In 1 vers staat de 1ste persoon (Mc
2,17) , in de andere verzen staat de 3de persoon meervoud . In Mc
4,35 staat de cohortativus in de aoristvorm en in de 1ste pers. mv. . Dit
zou de aorist en de 3de pers. mv. in Mc
5,1 kunnen verklaren . Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) , in Mt (111) , Mc (86) , Lc (100) , Joh (156) Samen in de ev. (453) . Rest NT (178) .
- med. ind. 2de aor. 3de pers. mv. ηλθον = èlthon (zij kwamen) van het ww. ερχομαι = erchomai (komen, gaan) . We zouden ειρξονται verwachten . Deze vorm zou dan erg sterk gelijken op ηρξονται = èrksontai (zij begonnen) van het ww. αρχομαι = archomai (beginnen, heersen) gelijken en bijgevolg verwarring scheppen .
erchomai (gaan, komen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. aor. 1ste p. enk. + 3de p. mv. èlthon | 197 | 136 | 61 | 8 | 9 | 11 | 17 | 11 | 4 | 1 | 28 | 45 |
- Hebreeuws . prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבֹאוּ= wajjâbo´û (en zij gingen) OF prefix verbindingswoord wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבִאוּ = wajjâbhi´û (en zij lieten komen, zij brachten) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalswaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (195) . Pentateuch (47) . Eerdere Profeten (99) Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (33) . Een vorm van בָּא = bâ´ (gaan, komen) in Tenakh (2552)
Mc
14,16.5. - 6. και ηλθον = kai èlthon (en zij gingen) . LXX (82) . NT (12) : (1) Mt
7,25 . (2) Mt
7,27 . (3) Mt 21,1 . (4) Mc
5,1 . (5) Mc
14,16 . (6) Lc 2,16 . (7) Lc
4,42 . (8) Lc 5,7 . (9) Lc
8,35 . (10) Joh
3,26 . (11) Joh
6,24 . (12) Joh
12,9 .
- Tweevoud in Mc : και ηλθον = kai èlthon (en zij gingen) : (1) Mc
5,1 . (2) Mc
14,16 . In Mc
5,1 kwamen Jezus en zijn leerlingen , in Mc
14,16 zijn het enkel de leerlingen (om het avondmaal voor te bereiden) .
Mc 14,16.7. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Ned. : naar . D. : nach . E. : for . Fr. : vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Grieks : εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Hebreeuws : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) . Lat. : in / ad .
Mc
14,16.6. - 7. ηλθον εις = èlthon eis (zij gingen naar) . LXX (38) . NT (17) : (1) Mt
14,34 . (2) Mt
21,1 . (3) Mc
1,29 . (4) Mc
5,1 . (5) Mc
14,16 . (6) Joh
4,45 . (7) Joh
6,24 . (8) Joh
12,27 . (9) Hnd 13,13 . (10) Hnd 13,51 . (11) Hnd 14,24 . (12) Hnd 15,30 . (13) Hnd 17,1 . (14) Hnd 21,8 . (15) Hnd 22,11 . (16) 2
Kor 1,23 . (17) Gal 1,23 .
- Mc (5) . In 5 verzen
gaan Jezus en zijn leerlingen naar een bepaalde plaats : ηλθον = èlthon (zij
gingen) + εις = eis (naar : voorzetsel van plaats) + plaatsbepaling : (1) Mc
1,29 (naar het huis van Simon) . (2) Mc
5,1 (naar de overzijde van het meer) . (3) Mc
6,53 (naar Genesaret) . (4) Mc
9,33 (naar Kafarnaüm) . (5) Mc
14,16 (naar de stad) .
Mc
14,16.5. - 7. και ηλθον εις = kai èlthon eis (en zij gingen naar) . LXX (32) . NT (4) . Mt (1) : Mt 21,1 . Mc (2)
: (1) Mc
5,1 . (2) Mc
14,16 . Joh (1) : Joh
6,24 . In Mc
14,16 gaan de leerlingen van Jezus naar de stad om het paasmaal te bereiden . Pesach is overgang , doortocht .
- και ερχεται εις = kai erchetai eis (en hij gaat naar, en hij komt naar) . LXX (5) . NT (2) : (1) Mc
5,38 (variante ερχονται = erchontai : zij gaan; dochter van Jaïrus) . (2) Mc
8,22 (variante ερχονται =ερχονται = erchontai = zij gaan; Betsaïda) .
- και ερχονται εις = kai erchontai eis (en zij gaan naar) . LXX (2) : (1) 2 S 2,29 . (2) 1 K 11,18 . NT (4) : (1) Mc
3,20 (een huis) . (2) Mc
10,46 (Jericho) . (3) Mc
11,15 (Jeruzalem) . (4) Mc
14,32 (streek van Getsemani) .
Mc 14,16.10. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et
Mc 14,16.15. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et
Mc
14,16.17. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. το = to (het) van het bepaald lidw. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to
(de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Mc 14 (22) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,8 . (4) Mc
14,9 . (5) Mc
14,12 . (6) Mc
14,14 . (7) Mc
14,16 . (8) Mc
14,20 . (9) Mc
14,22 . (10) Mc
14,24 . (11) Mc
14,26 . (12) Mc
14,28 . (13) Mc
14,32 . (14) Mc
14,36 . (15) Mc
14,38 . (16) Mc
14,41 . (17) Mc
14,47 . (18) Mc
14,54 . (19) Mc
14,55 . (20) Mc
14,65 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,72 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3. | nom. + acc. onz. enk. to | 108 | 4 | 3 | 4 | 7 | 12 | 7 | 6 | 2 | 9 | 4 | 4 | 3 | 12 | 22 | 5 | 4 | 5941 | 4582 | 1359 | 186 | 108 | 181 | 121 | 172 | 482 | 109 | 475 | 596 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Nederl. : bepaald lidwoord de / het . Arabisch : bepaald lidw. اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . D. : der , die , das enz. . E. : the . Fr. : le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) . Gr. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Hebreeuws : הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
Mc 14,16.18. zn nom + acc onz enk. πασχα = pascha (pascha, Pasen) . Taalgebruik in het NT: pascha (pascha). Taalgebruik in de LXX: pascha (pascha). Taalgebruik in Mc: pascha (pascha). Mc (4 verzen , 5X) : (1) Mc 14,1. (2) Mc 14,12. (3) Mc 14,12. (4) Mc 14,14. (5) Mc 14,16. Joh (9): (1) Joh 2,13. (2) Joh 2,23. (3) Joh 6,4. (4) Joh 11,55. (5) Joh 12,1. (6) Joh 13,1. (7) Joh 18,28. (8) Joh 18,39. (9) Joh 19,14.
pascha (pascha) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
55 | 28 | 27 | 4 | 4 | 7 | 9 | 1 | 2 | 15 | 24 | 2 |
- Mc 14,1 - Mc 14,2 - Mc 14,3 - Mc 14,4 - Mc 14,5 - Mc 14,6 - Mc 14,7 - Mc 14,8 - Mc 14,9 - Mc 14,10 - Mc 14,11 - Mc 14,12 - Mc 14,13 - Mc 14,14 - Mc 14,15 - Mc 14,16 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 - Mc 14,22 - Mc 14,23 - Mc 14,24 - Mc 14,25 - Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - Mc 14,43 - Mc 14,44 - Mc 14,45 - Mc 14,46 - Mc 14,47 - Mc 14,48 - Mc 14,49 - Mc 14,50 - Mc 14,51 - Mc 14,52 - Mc 14,53 - Mc 14,54 - Mc 14,55 - Mc 14,56 - Mc 14,57 - Mc 14,58 - Mc 14,59 - Mc 14,60 - Mc 14,61 - Mc 14,62 - Mc 14,63 - Mc 14,64 - Mc 14,65 - Mc 14,66 - Mc 14,67 - Mc 14,68 - Mc 14,69 - Mc 14,70 - Mc 14,71 - Mc 14,72 -
321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 -
Mc 14,17 - Mc 14,17 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And in the evening he cometh with the twelve.
Luther-Bibel . 17 Und am Abend kam er mit den Zwölfen.
Tekstuitleg van Mc 14,17 . Dit vers Mc 14,17 telt 7 woorden en 37 letters . De getalwaarde van Mc 14,17 is 4794 (2 X 3 X 17 X 47) .
Mc 14,17. 1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,17.2. gen. vr. enk. οψιας = opsias ('s avonds) van het zelfst. naamw. οψια = opsia (avond) . Taalgebruik in het NT : opsia (avond) . Taalgebruik in de LXX : opsia (avond) . Taalgebruik in Mc : opsia (avond) . Bijbel = NT (14) . Mt (7) : (1) Mt 8,16 . (2) Mt 14,15 . (3) Mt 14,23 . (4) Mt 16,2 . (5) Mt 20,8 . (6) Mt 26,20 . (7) Mt 27,57 . Mc (6) : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 4,35 . (3) Mc 6,47 . (4) Mc 11,11 . (5) Mc 14,17 . (6) Mc 15,42 . Joh (1) : Joh 20,19 . Synoptici : 1) Mt 8,16 // Mc 1,32 . (2) Mt 14,23 // Mc 6,47 . (3) Mt 26,20 // Mc 14,17 . (4) Mt 27,57 // Mc 15,42 .
opsia (avond) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Joh | syn. | ev. |
nom. + dat. mann. enk. opsia(i) (avond) | 2 | 1 : Jdt 13,1 | 1 | 1 : Joh 6,16 . | 1 | |||
gen. mann. enk. opsias ('s avonds) | 14 | 14 | 7 : (1) Mt 8,16 . (2) Mt 14,15 . (3) Mt 14,23 . (4) Mt 16,2 . (5) Mt 20,8 . (6) Mt 26,20 . (7) Mt 27,57 . | 6 : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 4,35 . (3) Mc 6,47 . (4) Mc 11,11 . (5) Mc 14,17 . (6) Mc 15,42 . | 1 : Joh 20,19 . | 13 : (1) Mt 8,16 // Mc 1,32 . (2) Mt 14,23 // Mc 6,47 . (3) Mt 26,20 // Mc 14,17 . (4) Mt 27,57 // Mc 15,42 | 14 | |
acc. mann. enk. opsian | - | |||||||
totaal | 16 | 1 | 15 | 7 | 6 | 2 | 13 | 15 |
opsias... genomenès | 7 | 5 : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 4,35 . (3) Mc 6,47 . (4) . (5) Mc 14,17 . (6) Mc 15,42 . Niet in (4) Mc 11,11 . |
- Hebreeuws . עֶרֶב = `èrèbh (avond) . Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17)
. Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (48) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (2) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (18) . Gn (10) : (1) Gn 1,5 . (2) Gn 1,8 . (3) Gn 1,13 . (4) Gn 1,19 . (5) Gn 1,23 . (6) Gn 1,31 . (7) Gn 8,11 . (8) Gn 24,11 . (9) Gn 24,63 . (10) Gn 44,32 .
- Ned. : avond . Arabisch : مَسَاء = masâ´ (avond) . Taalgebruik in de Qoran : masâ´ (avond) . D. : Abend
. E. evening . Fr. : soir . Gr. : οψια = opsia (avond) . Taalgebruik in het NT : opsia
(avond) . Hebr. : עֶרֶב = `èrèbh (avond) . Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond . Lat. ad vesperas .
Bij de joden begint de nieuwe dag met het vallen
van de avond , na zonsondergang . De eerste zonsondergang heeft plaats na de sabbat , bij het begin
van de eerste dag . De laatste zonsondergang heeft plaats op het einde van de
zesde dag . De avond van Mc
14,17 is misschien het einde van de vijfde dag of het begin van de zesde
dag .
Mc
14,17.1. - 2. οψιας δε = opsias de ('s avonds echter) . Bijbel = NT (7) : (1) Mt
8,16 . (2) Mt
14,15 . (3) Mt
14,23 . (4) Mt
20,8 . (5) Mt
26,20 . (6) Mt
27,57 . (7) Mc
1,32 . Parallelteksten : Mc
1,32 .// Mt
8,16 .
- και οψιας = kai opsias (en 's avonds) . Bijbel = NT
: (1) Mc
6,47 . (2) Mc
14,17 . Parallelteksten : Mc
6,47 // Mt
14,23 . Mc
14,17 // Mt
26,20 .
- Hebr. : וָעֶרֶב = wâ`èrèbh (en de avond) . Tenakh (1) : Ps 65,9 .
Mc 14,17.3. part. aor. gen. vr. enk. γενομενης = genomenès (geworden) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Taalgebruik in Mc : ginomai (worden) . Mt (9) : (1) Mt 8,16 . (2) Mt 13,21 . (3) Mt 14,15 . (4) Mt 14,23 . (5) Mt 16,2 . (6) Mt 20,8 . (7) Mt 27,1 . (8) Mt 26,20 . (9) Mt 27,57 . Mc (9) . (1) Mc 1,32 . (2) Mc 4,17 . (3) Mc 4,35 . (4) Mc 6,21 . (5) Mc 6,35 . (6) Mc 6,47 . (7) Mc 14,17 . (8) Mc 15,33 . (9) Mc 15,42 . Lc (2) : (1) Lc 4,42 . (2) Lc 6,48 . Joh (1) : Joh 21,4 . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) .
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
part. aor. gen. vr. enk. genomenès | 41 | 8 | 33 | 9 | 9 | 2 | 1 | 11 | 1 | 20 | 21 |
- Hebreeuws . prefix verbindingswoord wa + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) .
Mc
14,17.1. - 3. οψιας γενομενης = opsias genomenès (nadat het avond was geworden) . NT (12) : (1) Mt
8,16 . (2) Mt
14,15 . (3) Mt
14,23 . (4) Mt
16,2 . (5) Mt
20,8 . (6) Mt
26,20 . (7) Mt
27,57 . (8) Mc
1,32 . (9) Mc
4,35 . (10) Mc
6,47 . (11) Mc
14,17 . (12) Mc
15,42 .
- οψιας δε γενομενης = opsias de genomenès (nadat het echter avond was geworden) . NT (7) : (1) Mt
8,16 . (2) Mt
14,15 . (3) Mt
14,23 . (4) Mt
20,8 . (5) Mt
26,20 . (6) Mt
27,57 . (7) Mc
1,32 .
- και οψιας γενομενης = kai opsias genomenès (en nadat het avond was geworden) . NT (2) : (1) Mc
6,47 . (2) Mc
14,17 .
-
- και ... οψιας γενομενης = kai ... opsias genomenès (en ... nadat het avond was geworden) . NT (2) : (1) Mc
4,35 . (2) Mc
15,42 .
- Hebr. : וַיְהִי עֶרֶב = wajëhî `èrèbh (en het werd avond) . Tenakh (6) : (1) Gn 1,5 . (2) Gn 1,8 . (3) Gn 1,13 . (4) Gn 1,19 . (5) Gn 1,23 . (6) Gn 1,31
6. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
Mc 14,18 - Mc 14,18 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] And as they sat and did eat, Jesus said, Verily I say
unto you, One of you which eateth with me shall betray me.
Luther-Bibel . 18 Und als sie bei Tisch waren und aßen, sprach Jesus: Wahrlich,
ich sage euch: Einer unter euch, der mit mir isst, wird mich verraten.
Tekstuitleg van Mc 14,18 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,18.2. part. praes. gen. mv. ανακειμενων = anakeimenôn (aanliggende) van het werkw. ανακειμαι = anakeimai (aanliggen) . Taalgebruik in het NT : anakeimai (aanliggen) . Taalgebruik in de LXX : anakeimai (aanliggen) . Bijbel (4) : (1) Mt 22,10 . (2) Mc 14,18 . (3) Joh 12,2 . (4) Joh 13,28 . Een vorm van ανακειμαι = anakeimai (aanliggen) in de LXX (2) , in het NT (14) , in Mc (3) .
4. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
7. nom. mann. enk. Ièsous . Mc 14 (7) : (1) Mc 14,6 . (2) Mc 14,18 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,48 . (6) Mc 14,62 . (7) Mc 14,72 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc 14 (11) : (1) Mc 14,6 (nom. Ièsous) . (2) Mc 14,18 (nom. Ièsous) . (3) Mc 14,27 (nom. Ièsous) . (4) Mc 14,30 (nom. Ièsous) . (5) Mc 14,48 (nom. Ièsous) . (6) Mc 14,53 (acc. Ièsoun) . (7) Mc 14,55 (gen Ièsou.) . (8) Mc 14,60 (acc. Ièsoun) . (9) Mc 14,62 (nom. Ièsous) . (10) Mc 14,67 (gen. Ièsou) . (11) Mc 14,72 (nom. Ièsous) . Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) .
12. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 14 (10) : (1) Mc
14,14 . (2) Mc
14,18 . (3) Mc
14,21 . (4) Mc
14,25 . (5) Mc
14,27 . (6) Mc
14,30 . (7) Mc
14,58 . (8) Mc
14,69 . (9) Mc
14,71 . (10) Mc
14,72 .
Mc 14,19 - Mc 14,19 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And they began to be sorrowful, and to say unto him
one by one, Is it I? and another said, Is it I?
Luther-Bibel . 19 Und sie wurden traurig und fragten ihn, einer nach dem andern:
Bin ich's?
Tekstuitleg van Mc 14,19 .
3. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
7. kata (tegen, volgens) . Taalgebruik in het NT : kata
(tegen, volgens) . Taalgebruik in Mc : kata
(tegen, volgens) .
Mc (9) : (1) Mc
4,10 . (2) Mc
5,13 . (3) Mc
6,40 . (4) Mc
7,5 . (5) Mc
11,25 . (6) Mc
13,8 . (7) Mc
14,19 . (8) Mc
14,55 . (9) Mc
15,6 .
Mc 14,20 - Mc 14,20 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And he answered and said unto them, It is one of the
twelve, that dippeth with me in the dish.
Luther-Bibel . 20 Er aber sprach zu ihnen: Einer von den Zwölfen, der mit mir
seinen Bissen in die Schüssel taucht.
Tekstuitleg van Mc 14,20 .
2. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc 14 (23) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,7 . (5) Mc
14,9 . (6) Mc
14,11 . (7) Mc
14,20 . (8) Mc
14,21 . (9) Mc
14,29 . (10) Mc
14,31 . (11) Mc
14,38 . (12) Mc
14,44 . (13) Mc
14,46 . (14) Mc
14,47 . (15) Mc
14,52 . (16) Mc
14,55 . (17) Mc
14,61 . (18) Mc
14,62 . (19) Mc
14,63 . (20) Mc
14,64 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,70 . (23) Mc
14,71 .
1. - 4. ho de ... eipen autois (hij echter zei hen) . Mc (5) : (1) Mc 6,37 . (2) Mc 7,6 . (3) Mc 9,12 . (4) Mc 10,3 . (5) Mc 14,20 .
6. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
13. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
Mc 14,21 - Mc 14,21 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,17 - Mc 14,18 - Mc 14,19 - Mc 14,20 - Mc 14,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] The Son of man indeed goeth, as it is written of him:
but woe to that man by whom the Son of man is betrayed! good were it for that
man if he had never been born.
Luther-Bibel . 21 Der Menschensohn geht zwar hin, wie von ihm geschrieben steht;
weh aber dem Menschen, durch den der Menschensohn verraten wird! Es wäre für
diesen Menschen besser, wenn er nie geboren wäre.
Tekstuitleg van Mc 14,21 .
Mc 14,21 A. hoti (want) ho men (enerzijds) huios tou anthrôpou
(de mensenzoon) hupagei (gaat heen) kathôs (zoals) gegraptai (geschreven
staat) peri autou (over hem)
B. ouai (wee) de (anderzijds) tôi anthrôpôi ekeinôi
(die mens) di'hou (door wie) ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon) paradidotai
(wordt overgeleverd)
C. (het zou) kalon (beter) (zijn) autôi (voor hem) ei (als) ouk (hij niet)
egennèthè (geboren was) ho anthrôpos ekeinos (die mens).
Er zijn drie zinnen. De eerste zin handelt over de mensenzoon, de derde zin
over de overleveraar en de tweede zin combineert de twee : de mensenzoon (de
overgeleverde) en de overleveraar. De twee eerste zinnen (A en B) worden met
elkaar verbonden door de voegwoorden men (enerzijds) de (anderzijds). De twee
laatste zinnen (B en C) vatten aan met een tegenstelling : ouai (wee) en kalon
(het ware beter geweest). Iedere zin is onderverdeeld in een hoofdzin en een
ondergeschikte zin. De eerste zin telt : 6 + 4 woorden, 11 + 9 lettergrepen;
de tweede zin : 5 + 7 woorden, 10 + 14 lettergrepen; de derde zin : 2 + 6 woorden,
4 + 13 lettergrepen. In totaal : 10 + 12 + 8 = 30 woorden , 20 + 24 + 17 = 61
lettergrepen. De hoofdzinnen van de tweede en de derde zin zijn gelijkaardig
opgebouwd. Aan de uitersten van het geheel staat enerzijds (A) ho huios tou
anthrôpou (de mensenzoon) en anderzijds (C) ho anthrôpos ekeinos
(die mens) of de overgeleverde en de overleveraar. Ze functioneren als onderwerp
van de hoofdzin (A) en de bijzin (C). Ho huios tou antrôpou (de mensenzoon)
bevat 4 woorden en 7 lettergrepen, het woord ho anthrôpos ekeinos (die
mens) 4 woorden en 7 lettergrepen, samen 7 woorden en 14 lettergrepen. De twee
woorden Ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon) en ho anthroopos ekeinos
(die mens) komen in de tweede zin voor (B) maar dan in omgekeerde volgorde en
wel zo dat ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon) in de ondergeschikte
zin staat en ho anthrôpos ekeinos (die mens) in de hoofdzin. In A en C
is het precies omgekeerd : ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon) staat
in de hoofdzin en ho anthrôpos ekeinos (die mens) in de bijzin. Zo is
er een chiastische structuur tussen de hoofdzin van de eerste zin (A) en de
ondergeschikte zin van de tweede zin (B). Zo is dat ook het geval met de tweede
en de derde zin.
In de eerste zin is er sprake van "weggaan" dat wijst op Jezus'dood.
In de laatste zin is er sprake van geboren worden : de mensenzoon gaat weg...
ware niet geboren die mens. De relatie tussen de twee wordt gegeven door het
woord paradidotai (wordt overgeleverd). Ofschoon de eerste zin wordt geformuleerd
als een noodzaak (kathôs gegraptai : zoals geschreven staat), de derde
zin drukt een wens in de irreële wijze uit.
Er is een spanning bij wat gebeurt. Het moet ergens een goddelijke bedoeling
hebben. Dit sluit echter de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid niet
uit.
1. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 14 (10) : (1) Mc
14,14 . (2) Mc
14,18 . (3) Mc
14,21 . (4) Mc
14,25 . (5) Mc
14,27 . (6) Mc
14,30 . (7) Mc
14,58 . (8) Mc
14,69 . (9) Mc
14,71 . (10) Mc
14,72 .
13. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de
(echter) . Taalgebruik in Mc : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
Mc 14 (23) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,7 . (5) Mc
14,9 . (6) Mc
14,11 . (7) Mc
14,20 . (8) Mc
14,21 . (9) Mc
14,29 . (10) Mc
14,31 . (11) Mc
14,38 . (12) Mc
14,44 . (13) Mc
14,46 . (14) Mc
14,47 . (15) Mc
14,52 . (16) Mc
14,55 . (17) Mc
14,61 . (18) Mc
14,62 . (19) Mc
14,63 . (20) Mc
14,64 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,70 . (23) Mc
14,71 .
15. dat. mann. enk. anthrôpô(i) (aan de mens) van het zelfstandig
naamw. anthrôpos (mens) . Taalgebruik in het NT : anthrôpos
(mens) . Taalgebruik in Mc : anthrôpos
(mens) .
Mc (3) : (1) Mc
3,3 . (2) Mc
3,5 . (3) Mc
14,21 . Een vorm van anthrôpos (mens) in 53 verzen .
23. pass. ind. praes. 3de pers. enk. paradidotai (hij wordt overgeleverd) van het werkw. paradidômi (overleveren) . Taalgebruik in het NT : paradidômi (overleveren) . Taalgebruik in Mc : paradidômi (overleveren) . Lat. tradere (trans -dare) . Fr. trahir . Ned. overleveren , overgeven . Hebr. mâsar . Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is . Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde . Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen . Mc (3) : (1) Mc 9,31 . (2) Mc 14,21 . (3) Mc 14,41 .
24. nom. onz. enk. + acc. mann. + onz. enk. kalon (goed) van het bijvoegl.
naamw. kalos (goed, mooi, schoon) . Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon) . Taalgebruik in Mc : kalos
(goed, mooi, schoon) .
Mc (9) : (1) Mc
7,27 . (2) Mc
9,5 . (3) Mc
9,42 . (4) Mc
9,43 . (5) Mc
9,45 . (6) Mc
9,47 . (7) Mc
9,50 . (8) Mc
14,6 . (9) Mc
14,21.
30. nom. mann. enk. anthrôpos (mens) . Taalgebruik in het NT : anthrôpos
(mens) . Taalgebruik in Mc : anthrôpos
(mens) .
Mc (14) : (1) Mc
1,23 . (2) Mc
2,27 . (3) Mc
3,1 . (4) Mc
4,26 . (5) Mc
5,2 . (6) Mc
7,11 . (7) Mc
8,37 . (8) Mc
10,7 . (9) Mc
10,9 . (10) Mc
12,1 . (11) Mc
13,34 . (12) Mc
14,13 . (13) Mc
14,21 . (14) Mc
15,39 .
322. Instelling van de eucharistie : Mc 14,22-25 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mc 14,22 - Mc 14,23 - Mc 14,24 - Mc 14,25 -
Mc 14,22 - Mc 14,22 : 322. Instelling van de eucharistie : Taalgebruiken -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mc 14,22 - Mc 14,23 - Mc 14,24 - Mc 14,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And as they did eat, Jesus took bread, and blessed,
and brake it, and gave to them, and said, Take, eat: this is my body.
Luther-Bibel . 22 Und als sie aßen, nahm Jesus das Brot, dankte und brach's
und gab's ihnen und sprach: Nehmet; das ist mein Leib.
Tekstuitleg van Mc
14,22 // Mt
26,26 // Lc
22,19 . In dit vers van Mc staan 7 vervoegde werkwoorden . In sommige uitgaven staan er 8 vervoegde werkwoorden (+ ) .
- Mc 14:22 kai esthiontôn autôn labôn arton eulogèsas
eklasen kai edôken autois kai eipen labete touto estin to sôma mou
- Mt 26:26 esthiontôn de autôn labôn
o ièsous arton kai eulogèsas eklasen kai dous tois mathètais
eipen labete fagete touto estin to sôma mou
- Lc 22:19 kai labôn arton eucharistèsas eklasen kai
edôken autois legôn touto estin to sôma mou | [[to | to | uper umôn
didomenon touto poieite eis tèn emèn
Misschien was het Laatste Avondmaal een gewone maaltijd zoals altijd. Noch Jezus noch de leerlingen wisten dat het hun laatste maaltijd samen zou zijn. Achteraf komen indrukken en beelden van die laatste naar boven. Na de dood van Jezus is er heel wat gezocht naar betekenis. Zo kregen we dan een geconstrueerd verhaal.
Mc 14,22.1. και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 . Wellicht komt deze kai voort uit de Hebreeuwse waw van de imperfectum consecutivum וַיּאֹכְלוּ = wajjo´khëlû (en zij aten) < wa consecutivum + act. ind. imperf. 3de pers. mann. mv. . Mc 6,42 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
Mc
14,22.2. εσθιοντων = esthiontôn (terwijl zij eten) van het werkw. εσθιω = esthiô (eten) . Taalgebruik in de Bijbel : esthiô (eten) . Gr. εσθιω = esthiô , fut. εδομαι = edomai , aor. εφαγον = efagon , perf. εδηδως = edèdôs , EΝ het werkw. φαγω = fagô (eten) . Bijbel (6) : (1) Job 1,18 . (2) Da 1,15 . (3) Mt 26,21 . (4) Mt 26,26 . (5) Mc 14,18 . (6) Mc . Een vorm van esθιω = esthiô in de LXX (686) , in het NT (65) , in Mt (11) , in Mc (11) , in Lc (12) . Een vorm van φαγω = fagô in de LXX (zie εσθιω = esthiô) , in het NT (94) , in Mt (13) , in Mc (17) , in Lc (21) , in Joh (15) .
- Ned.: eten . D.: essen . E.: eat . .
- Lat.: mandere , mandeo , mandi , mansum . Fr.: manger .
Mc
14,22.1. - 2.
- και εσθιοντων = kai esthiontôn (en terwijl zij eten) : Bijbel = NT (2) : (1) Mc
14,22 . (2) Mt 26,21 .
- εσθιοντων δε = esthiontôn (terwijl zij eten) :
Mt
26,26 .
Mc 14,22.3. pers. voornaamw. gen. mv. αυτων = autôn van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (37) .
autoi (mv.) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
6. | gen. mv.autôn | 3701 | 3203 | 498 | 93 | 37 | 94 | 31 | 87 | 91 | 65 | 224 | 255 |
totaal | 7770 | 6306 | 1464 | 250 | 196 | 285 | 155 | 269 | 200 | 109 | 731 | 886 |
autoi | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
6 | gen. mv.autôn | 37 | 4 | 4 | 1 | 1 | 4 | 1 | 1 | 4 | 2 | 3 | 3 | 6 | 1 | 2 | 3701 | 3203 | 498 | 93 | 37 | 94 | 31 | 87 | 91 | 65 | 224 | 255 |
Mc
14,22.2 - 3. εσθιοντων αυτων = esthiontôn autôn (terwijl zij eten) : Bijbel = NT (2) : (1) Mc
14,22 . (2) Mt 26,21 .
- και εσθιοντων αυτων = kai esthiontôn autôn (en terwijl zij eten) : Bijbel = NT (2) : (1) Mc
14,22 . (2) Mt 26,21 .
- εσθιοντων δε αυτων = esthiontôn autôn (terwijl zij eten) :
Mt
26,26 .
Mc
14,22.4. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . getalswaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of
100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23) . Structuur : 3 - 1
- 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (199) . Pentateuch (86) . Eerdere Profeten (80) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Ex (15) : (1) Ex
2,1 . (2) Ex
4,20 . (3) Ex
6,20 . (4) Ex
6,23 . (5) Ex
13,19 . (6) Ex
14,7 . (7) Ex
18,2 . (8) Ex
18,12 . (9) Ex
24,6 . (10) Ex
24,7 . (11) Ex
24,8 . (12) Ex
32,4 . (13) Ex
32,20 . (14) Ex
34,4 . (15) Ex
40,20 . Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) . Een vorm van לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) in Tenakh (965) .
- Grieks . act. part. aor. nom. mann. enk. λαβων = labôn van het werkw. λαμβανω = lambanô
(nemen) . Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô
(nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . LXX (46) . NT (40)
. Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Mt (11) : (1) Mt
13,31 . (2) Mt
14,19 . (3) Mt
17,27 . (4) Mt
25,16 . (5) Mt
25,18 . (6) Mt
25,20 . (7) Mt
26,26 . (8) Mt
26,27 . (9) Mt
27,24 . (10) Mt
27,48 . (11) Mt
27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,22 . (5) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
6,4 . (2) Lc
9,16 . (3) Lc
13,19 . (4) Lc
20,29 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
24,30 . (7) Lc
24,43 . Joh (4) : (1) Joh
3,33 . (2) Joh
13,4 . (3) Joh
13,30 . (4) Joh
18,3 . Bijbel (86) . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in
het NT (258) , in de LXX (1335) .
- λαβων δε = labôn de (genomen hebbende echter) . LXX (6) : (1) Gn
31,45 . (2) Gn 48,13 . (3) Ex 24,6 . (4) Ex
24,8 . (5) 2 Mak 4,25 . (6) Job 42,17 . NT (1) : Lc 9,16 .
- και λαβων = kai labôn (en genomen hebbende) . LXX (15) . NT (15) . Synoptici : Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt
15,36 .(3) Mt
26,27 . (4) Mt
27,48 . (5) Mt
27,59 . Mc (4) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
22,19 . (2) Lc
24,43 . Joh (1) : Joh
13,4 .
-
Ned. : nemen . Arabisch : أخذ = akhadha . Zie : http://www.arabischlexicon.com/157-akhadha-nemen-157115821584.html . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre
. Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Mc
14,22.5. acc. mann. enk. αρτον = arton van het zelfst. naamw. αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos (brood) . Bijbel (133) . LXX (96) . NT (37) . Mt (5) : (1) Mt 6,11 . (2) Mt 7,9 . (3) Mt 15,2 . (4) Mt 15,26 . (5) Mt 26,26 . Mc (6) : (1) Mc 3,20 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 7,5 . (4) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Mc 14,22 . Lc (7) : (1) Lc 7,33 . (2) Lc 9,3 . (3) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 . (6) Lc 22,19 . (7) Lc 24,30 . Een vorm van αρτος = artos (brood) in het NT (97) , in de LXX (307) . In de LXX kan αρτος = artos de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden van Tenakh zijn .
artos (brood) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
acc. mann. enk. arton | 133 | 96 | 37 | 5 | 6 | 7 | 8 | 4 | 7 | 18 | 26 | |
Totaal | 414 | 307 | 97 | 21 | 21 | 15 | 24 | 5 | 11 | 57 | 81 |
- Hebreeuws . לֶחֶמ = lèchèm (brood) . qatl-vorm (לַחמ) ; de 2de medeklinker , een gutturaal , ח = chet heeft normalerwijze een patach ַ (Joüon 88Cc) . Het is moeilijk om zeggen waarom de 2 woorden לֶחֶמ = lèchèm (brood) en רֶחֶמ = rèchèm (schoot, moederschoot) een segol ֶ hebben (Joüon 96Ai) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 . Totaal : 33 (3 X 11) of 78 ( 2 X 39 OF 6 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (227) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (69) . In Tenakh komt een vorm van לֶחֶמ = lèchèm in 277 verzen voor .
- Ned. : brood . Arabisch : خُبز = chubz (brood) . Taalgebruik in de Qoran : chubz (brood) . In het Arabisch heeft lachm een andere betekenis . Zie لَحْم = lachm (vlees) . Taalgebruik in de Qoran : lachm (vlees) . Aramees : לַחְמָא = lachëmâ´(brood) ; לְחֵים = lëche(j)m ; לְחֵם = lëchem . D. : Brot . E. : bread . Fr. pain . Grieks : αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Hebreeuws : לֶחֶמ = lèchèm (brood) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Lat. : panis
- τον αρτον = ton arton (het brood) . NT (16) : Mt (5) : (1) Mt 6,11 . (2) Mt 15,26 . (3) Mt 26,26 . (4) Mc 7,5 . (5) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (7) Lc 24,30 . (8) Joh 6,23 . (9) Joh 6,32 (2X) . (10) Joh 6,34 . (11) Joh 6,58 . (12) Joh 13,18 . (13) Joh 21,13 . (14) 1 Kor 10,16 . (15) 1 Kor 11,26 . (16) 1 Kor 11,27 .
Mc
14,22.4. - 5. - λαβων (τον) αρτον = labôn (ton) arton (- het - brood genomen) . Lc (2) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 24,30 (met lidwoord) . Hnd (1) Hnd 27,35 .
- λαβων ὁ ιησους τον αρτον = labôn ho Ièsous ton arton (Jezus het brood genomen) : Mt 26,26 .
- λαβων αρτον = labôn arton (brood genomen) : Mc 14,22 .
- De kribbe is een voederbak (Lc 2,7) . De kribbe verwijst naar het graf als gedenkteken (Lc 23,53) . Maar in dat gedenktekengraf is Jezus niet ; "Hij is niet hier" (Lc 24,6) . De leerlingen van Emmaüs herkenden hem bij het breken van het brood (Lc 24,30) . Dat brengt ons bij het verhaal van het laatste avondmaal (Lc 22,19) , waar Jezus het brood breekt . De voederbak waarin Jezus ligt verwijst naar het brood dat hij breekt . Hij is brood , voedsel en herkenbaar in het breken van het brood . Zo is de kribbe meer dan alleen maar een toevallige plaats waarin Jezus werd gelegd .
Mc
14,22.6. wkw act part aor nom mann enk ευλογησας = eulogèsas (gezegend hebbende) van het wkw ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in het NT : eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in Mc : eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in de Septuaginta : eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . OT (8) . NT (5) : (1) Mt 26,26 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 14,22 . (4) Ef 1,3 . (5) Heb 7,1 . eulogeô = Lat. benedicere (benedijen) . Fr. bénir . Ned.: zegenen < signare (tekenen) , het signum (teken) van het kruis slaan . D.: segnen . E.: to bless .
- בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Getalswaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , kaf = 11 of 20 . Totaal : 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) . Structuur : 2 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 .
- Een vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in Mc in 5 verzen : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 11,9 . (4) Mc 11,10 . (5) Mc 14,22 . In Mc : 4 vormen van eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in 5 verzen in 4 hoofdstukken . In de verhalen van de broodvermenigvuldigingen , van de intocht van Jezus in Jeruzalem en van het laatste Avondmaal .
- Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516) , in het NT (42) , Mt (5) : (1) Mt 14,19 . (2) Mt 21,9 . (3) Mt 23,39 . (4) Mt 25,34 . (5) Mt 26,26 , Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 11,9 . (4) Mc 11,10 . (5) Mc 14,22 . Lc (13) : (1) Lc 1,28 . (2) Lc 1,42 . (3) Lc 1,64 . (4) Lc 2,28 . (5) Lc 2,34 . (6) Lc 6,28 . (7) Lc 9,16 . (8) Lc 13,35 . (9) Lc 19,38 . (10) Lc 24,30 . (11) Lc 24,50 . (12) Lc 24,51 . (13) Lc 24,53 .
Mc
14,22.7. act. ind. aor. 3de pers. enk. εκλασεν = eklasen (hij brak) van het werkw. κλαω = klaô (breken) . Taalgebruik in het NT : klaô (breken) . Bijbel (6) : (1) Mt
15,36 . (2) Mt
26,26 . (3) Mc 8,6 . (4) Mc
14,22 . (5) Lc 22,19 . (6) 1
Kor 11,24 . Een vorm van κλαω = klaô in de LXX (3) , in het NT (14) .
- - Ned.: breken , brak , gebroken . Lat.: fra-n-gere (nasalisatie) , fregi , fractum . Ned. zn : breuk . Fr.: briser (breken, ver-brijz-elen) .
- Hebr.: sjâbhar . sj (mischien van sjeni : twee) br : in twee breken . br in Hebr. en in Ned. , Lat. b/f- r . Arabisch : thabara .
Mc 14,22.8. και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
9. wkw act. ind. aor. 3de pers. enk. εδωκεν = edôken (hij gaf) van het werkw. διδωμι = didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Bijbel (462) . OT (399) . NT (63) . Mc (7) :
Mc 14,22.7. - 9. εκλασεν και εδωκεν = eklasen kai edôken (brak hij en gaf hij) . NT (3) : (1) Mt 15,36 . (2) Mc 14,22 . (3) Lc 22,19 .
Mc 14,22.11. και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
12. Mc 14,24.2. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. `-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) ..
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : wkw act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
eipen | bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) . Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
Mc
14,22.14.nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze) . Taalgebruik in het NT : houtos (deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos (deze) . Mc (15) : (1) Mc 1,27 . (2) Mc 1,38 . (3) Mc 5,32 . (4) Mc 5,43 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 9,21 . (7) Mc 9,29 . (8) Mc 11,3 . (9) Mc 11,24 . (10) Mc 12,24 . (11) Mc 13,11 . (12) Mc 14,5 . (13) Mc 14,22 . (14) Mc 14,24 . (15) Mc 14,36 .
- Ned. : deze , dat / dit . D. : der - die - das . E. : this - that . Fr. : ceci . Lat. : hic - haec - hoc .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 | |||||||
Totaal | 4411 | 1388 | 147 | 78 | 230 | 237 | 268 |
Mc 14,22.16. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
Mc
14,22.17. nom. + acc. onz. enk. σωμα = sôma (lichaam) . Taalgebruik in het NT : sôma
(lichaam) . Taalgebruik in de Septuaginta : sôma
(lichaam) . Taalgebruik in Lc : sôma
(lichaam) . Taalgebruik in Hnd : sôma
(lichaam) . Bijbel (118) . OT (55) . NT (63) . Lc (10) : (1) Lc
11,34 . (2) Lc
11,36 . (3) Lc
12,4 . (4) Lc
12,23 . (5) Lc
17,37 . (6) Lc
22,19 . (7) Lc
23,52 . (8) Lc
23,55 . (9) Lc
24,3 . (10) Lc
24,23 . Een vorm van σωμα = sôma (lichaam) in de LXX (136) , in het NT (142) , in Lc (11) : (1) Lc
11,34 . (2) Lc
11,36 . (3) Lc
12,4 . (4) Lc
12,22 . (5) Lc
12,23 . (6) Lc
17,37 . (7) Lc
22,19 . (8) Lc
23,52 . (9) Lc
23,55 . (10) Lc
24,3 . (11) Lc
24,23 . In Lc : 3 vormen in 6 hoofdstukken en 11 verzen . In Lc : 3 vormen
in 6 / 24 hoofdstukken en 11 verzen . In Hnd : 1 vorm in 1 vers in 1 / 28 hoofdstukken
.
- Hebr. bâshâr (vlees, lichaam) . Taalgebruik in Tenach
: bâshâr
(vlees, lichaam) . Lat. corpus . Fr. corps . N. lichaam . D. Leib . E. body
.
Mc 14,22.14 - 18. touto estin to sôma mou (dit is mijn lichaam) . NT (3) :
Mc 14,23 - Mc 14,23 : 322. Instelling van de eucharistie : Taalgebruiken -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mc 14,22 - Mc 14,23 - Mc 14,24 - Mc 14,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And he took the cup, and when he had given thanks,
he gave it to them: and they all drank of it.
Luther-Bibel . 23 Und er nahm den Kelch, dankte und gab ihnen den; und sie tranken
alle daraus.
Tekstuitleg van Mc
14,23 // Mt
26,27 // Lc
22,20 . Bij de verbondssluiting in Ex
24,8 worden eerst de handelingen vermeld en dan de woorden . Dat is evenzo het geval in Mc . Wellicht is de zin van het ritueel van het bloed het eerst geformuleerd , overeenkomstig Ex
24,8 .
- De eerste christenen zochten naar de zin van Jezus'lijden en dood. Ze interpreteerden ze als een offer. Maar misschien gaat het om veel meer. Bij de verbondssluiting van God met Mozes ging het om het volk van God. Het hernemen van de terminologie zou erop kunnen wijzen dat het gaat om een nieuw verbond en om een nieuw volk van God. Dan zou het kunnen gaan om het zoeken van een eigen identiteit van de christenen tegenover de Joden. De verbondssluiting van God met Mozes moest natuurlijk onderdoen voor dat van Jezus. In het ene werden dieren geofferd, in het laatste een mens. Zo wordt ook de weg geopend dat het Oude Verbond zijn vervulling krijgt in het Nieuwe Verbond. Misschien heeft Jezus zijn sterven nooit gezien als een offer. Dat kunnen wel de eerste martelaren hebben gedaan: hun lichaam werd gebroken, hun bloed werd vergoten. Ze deelden het leven van Jezus in wel en wee, ook in lijden en dood.
- Het is zo verwarrend dat christenen bij de communie "het lichaam van Christus" zouden eten en "zijn bloed" zouden drinken. Hoe is men toch tot zulke formuleringen kunnen komen. In de katholieke kerk zijn het de heiligste formuleringen die een priester uitspreekt en waardoor brood en wijn van gedaante veranderen in lichaam en bloed van Christus. Het mag dan nog theologische en symbolische taal zijn, het heeft dan toch iets weg van geestelijk kannibalisme.
- Dit alles kan overschaduwen waarom het bij Jezus ging: niemand uitsluiten, opnemen in de gemeenschap, solidair zijn met elkaar: het brood breken met elkaar en de beker delen.
Mc 14,23.1. και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,23.2. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam): wkw prefix nevensch vw waw + act qal imperf 3de pers mann enk van het wkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen). Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen). Getalswaarde: lamed = 12 of 30, qoph = 19 of
100, chet = 8; totaal: 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23). Structuur : 3 - 1
- 8. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (199). Pentateuch (86) Eerdere Profeten (80). Latere Profeten (17). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (15). Ex (15): (1) Ex
2,1. (2) Ex
4,20. (3) Ex
6,20. (4) Ex
6,23. (5) Ex
13,19. (6) Ex
14,7. (7) Ex
18,2. (8) Ex
18,12. (9) Ex
24,6. (10) Ex
24,7. (11) Ex
24,8. (12) Ex
32,4. (13) Ex
32,20. (14) Ex
34,4. (15) Ex
40,20. Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam). Een vorm van לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) in Tenakh (965).
- Grieks. λαβων = labôn: wkw act part aor nom mann enk van het wkw λαμβανω = lambanô
(nemen).. Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô
(nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . LXX (46) . NT (40)
. Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Mt (11) : (1) Mt
13,31 . (2) Mt
14,19 . (3) Mt
17,27 . (4) Mt
25,16 . (5) Mt
25,18 . (6) Mt
25,20 . (7) Mt
26,26 . (8) Mt
26,27 . (9) Mt
27,24 . (10) Mt
27,48 . (11) Mt
27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,22 . (5) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
6,4 . (2) Lc
9,16 . (3) Lc
13,19 . (4) Lc
20,29 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
24,30 . (7) Lc
24,43 . Joh (4) : (1) Joh
3,33 . (2) Joh
13,4 . (3) Joh
13,30 . (4) Joh
18,3 . Bijbel (86) . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in
het NT (258) , in de LXX (1335) .
- λαβων δε = labôn de (genomen hebbende echter) . LXX (6) : (1) Gn
31,45 . (2) Gn 48,13 . (3) Ex 24,6 . (4) Ex
24,8 . (5) 2 Mak 4,25 . (6) Job 42,17 . NT (1) : Lc 9,16 .
- και λαβων = kai labôn (en genomen hebbende) . LXX (15) . NT (15) . Synoptici : Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt
15,36 .(3) Mt
26,27 . (4) Mt
27,48 . (5) Mt
27,59 . Mc (4) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
22,19 . (2) Lc
24,43 . Joh (1) : Joh
13,4 .
-
Ned. : nemen . Arabisch : أخذ = akhadha . Zie : http://www.arabischlexicon.com/157-akhadha-nemen-157115821584.html . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre
. Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Mc 14,23.3. ποτηριον = potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion (beker) . Taalgebruik in de LXX : potèrion (beker) . OT (20) : (1) Gn 40,11 . (2) Gn 40,13 . (3) Gn 40,21 . (4) Js 51,17 . (5) Js 51,22 . (6) Jr 16,7 . (7) Jr 25,15 . (8) Jr 25,17 . (9) Jr 25,28 . (10) Jr 49,12 . (11) Jr 51,7 . (12) Ez 23,31 . (13) Ez 23,32 . (14) Ez 23,33 . (15) Hab 2,16 . (16) Ps 23,5 . (17) Ps 75,9 . (18) Ps 116,13 . (19) Kl 2,13 . (20) Kl 4,21 . NT (21) . Ev. (14) . Mt (5) : (1) Mt 10,32 . (2) Mt 20,22 . (3) Mt 20,23 . (4) Mt 26,27 . (5) Mt 26,39 . Mc (5) : (1) Mc 9,41 . (2) Mc 10,38 . (3) Mc 10,39 . (4) Mc 14,23 . (5) Mc 14,36 . Lc (3) : (1) Lc 22,17 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . Joh (1) : Joh 18,11 . 1 Kor (5) : (1) 1 Kor 10,16 . (2) 1 Kor 10,21 . (3) 1 Kor 11,25 . (4) Kor 11,26 . (5) 1 Kor 11,27 . Apk (2) : (1) Apk 16,19 . (2) Apk 17,4 . Een vorm van ποτηριον = potèrion in het OT (33) , in het NT (31) . In de LXX kan ποτηριον = potèrion de vertaling van 3 Hebreeuwse woorden zijn .
potèrion (beker) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + acc. onz. enk. potèrion | 41 | 20 | 21 | 5 | 5 | 3 | 1 | 5 | 2 | 13 | 14 | ||||
Totaal | 64 | 33 | 31 | 7 | 6 | 5 | 1 | 8 | 4 | 18 | 19 |
- Hebr. כּוֹס = kôs (beker) . Taalgebruik in Tenakh : kôs (beker) . Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , waw = 6 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 86 (2 X 43) . Structuur : 2 - 6 - 6 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (15) : (1) Gn 40,11 . (2) Gn 40,13 . (3) 1 K 7,26 . (4) Js 51,17 . (5) Js 51,22 . (6) Jr 16,7 . (7) Jr 25,15 . (8) Jr 51,7 . (9) Ez 23,32 . (10) Ez 23,33 . (11) Hab 2,16 . (12) Ps 75,9 . (13) Ps 116,13 . (14) Kl 4,21 . (15) 2 Kr 4,5 . Een vorm van כּוֹס = kôs (beker) in Tenakh (26) .
- Ned. : beker . Arabisch : كوب = kub . D. : Kelck . E. : cup . Fr. : coup . Grieks : ποτηριον = potèrion
(beker) . Hebreeuws : כּוֹס = kôs (beker) . Taalgebruik in Tenakh : kôs (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion
(beker) . Lat. : calix .
Mc 14,23.1. - 3. וַיּקַּח מֹשֶׁה אֶת הַדָּם = wajjiqqach mosjèh ´èth haddâm (en Mozes nam het bloed) .
Tenakh (2) : (1) Ex 24,8 . (2) Lv 8,15 .
- In het NT lezen we 2X : και λαβων το ποτηριον = kai labôn to potèrion (en genomen de beker) : (1) Mt
26,27 . (2) Mc
14,23 .
In het NT is er sprake dat Jezus de beker nam .
- λαβων δε μωυσης το αἱμα = labôn de moüsès to haima (Mozes echter het bloed genomen hebbende) . Bijbel (1) : Ex
24,8 .
- λαβων το αἱμα = labôn to haima (het bloed genomen hebbende) . Bijbel (2) . LXX (1) : Ex 29,16 . NT (1) : Heb 9,19 .
Mc 14,23.7. και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de). Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
11. nom. mann. mv. παντες = pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in de LXX : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Mc : pas (ieder, elk, alles) .
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 724 | 558 | 166 | 18 | 15 | 25 | 14 | 33 | 57 | 4 | 58 | 72 |
pas (al) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 15 | 2 : (1) Mc 1,5 . (2) Mc 1,37 . | (1) Mc 5,20 . | 2 : (1) Mc 6,42 . (2) Mc 6,50 . | 2 : (1) Mc 7,3 . (2) Mc 7,14 . | (1) Mc 12,44 . | 7 : (1) Mc 14,23 . (2) Mc 14,27 . (3) Mc 14,29 . (4) Mc 14,31 . (5) Mc 14,50 . (6) Mc 14,53 . (7) Mc 14,64 . |
- Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Arabisch : kull (al) . Taalgebruik in de Koran : kull (al) .
Mc 14,24 - Mc 14,24 : 322. Instelling van de eucharistie : Taalgebruiken -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mc 14,22 - Mc 14,23 - Mc 14,24 - Mc 14,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] And he said unto them, This is my blood of the new
testament, which is shed for many.
Luther-Bibel . 24 Und er sprach zu ihnen: Das ist mein Blut des Bundes, das
für viele vergossen wird.
Tekstuitleg van Mc 14,24 .
- Het bloed van het verbond dat vergoten wordt roept duidelijk de tekst op van het ritueel dat Mozes voltrok (Ex 24,6.8) . Het is een interpretatie van de kruisdood van Jezus . Die interpretatie kwam achteraf , na de dood van Jezus . De leerlingen vroegen zich af waarom Jezus de kruisdood was gestorven . Door de lezing van de Oudtestamentische teksten interpreteerden ze zijn dood als een offer aan God , waarmee het verbond gesloten werd . Zo dit correct is , kan Jezus moeilijk die woorden hebben gezegd . En zo zou het verhaal van het Laatste Avondmaal een interpretatieverhaal van de leerlingen zijn geweest , waarmee ze de betekenis van de handelingen van de laatste maaltijd met Jezus hebben aangegeven.
- In Ex 24 werd het bloed in twee schalen opgevangen . Het bloed van de ene schaal werd over het altaar uitgegoten (Ex 24,6) . Het bloed van de andere schaal werd over het volk gesprenkeld (Ex 24,8) .
Mc 14,24.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,24.2. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. `-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Gn 1-11 (49) . Gn 12 (4) : (1) Gn 12,1 . (2) Gn 12,7 . (3) Gn 12,11 . (4) Gn 12,18 . In Gn 12,1 is het de 50ste keer . De stam `-m-r in Tenakh (5422) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : wkw act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
eipen | bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 12 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 4 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) . Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aa
Mc 14,24.3. dat. mann. en onz. mv. αυτοις = autois van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (117) .
autoi | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
7 | dat. mann. en onz. mv.autois | 117 | 4 | 6 | 5 | 10 | 5 | 13 | 5 | 7 | 10 | 12 | 7 | 8 | 2 | 13 | 7 | 3 | 1722 | 1180 | 542 | 101 | 117 | 89 | 97 | 75 | 47 | 16 | 307 | 404 |
Mc
14,24.1. - 3. και λεγει αυτοις = kai legei autois (en hij zegt hen) . LXX (3) : (1) Ex 20,20 . (2) Ex 32,2 . (3) Ex 32,27 . NT (31) . Slechts in de evangelies . Mt (9) . Mc (14) : (1) Mc
1,38 . (2) Mc
3,4 . (3) Mc
4,13 . (4) Mc
4,35 . (5) Mc
6,50 . (6) Mc
7,18 . (7) Mc
9,35 . (8) Mc
10,11 . (9) Mc
11,2 . (10) Mc
12,16 . (11) Mc
14,13 . (12) Mc
14,27 . (13) Mc
14,34 . (14) Mc
14,41 . Lc (1) : Lc
24,36 . Joh (7) .
- και ελεγεν αυτοις = kai elegen autois (en hij zei hen) . NT (13) . Mc
(12) : (1) Mc 2,27 . (2) Mc
4,2 . (3) Mc
4,9 . (4) Mc
4,11 . (5) Mc
4,21 . (6) Mc
4,24 . (7) Mc 6,10 . (8) Mc 7,9 . (9) Mc 8,21 . (10) Mc 9,1 . (11) Mc
9,31. (12) Mc
12,38 . Lc (1) : Lc 6,5 .
- ελαλει αυτοις = elalei autois (en hij sprak tot hen) . LXX (1) : Jdt 14,8 . NT (6) : (1) Mt
13,34 . (2) Mc 2,2 . (3) Mc
4,33 . (4) Mc
4,34 . (5) Lc 9,11 . (6) Joh
10,6 .
- και ειπεν προς αυτους = kai eipen pros autous (en hij zei tot hen) . NT (= Lc) (8) : (1) Lc 2,49 . (2) Lc 3,14 . (3) Lc 4,23 . (4) Lc 8,22 . (5) Lc 9,3 . (6) Lc 11,5 . (7) Lc 19,13 . (8) Lc 22,15 .
- ειπεν δε προς αυτους = eipen de pros autous (hij zei echter tot hen) . NT (6) : (1) Lc 9,13 . (2) Lc 12,15 . (3) Lc 15,3 . (4) Lc
20,41 . (5) Lc 24,17 . (6) Hnd
1,7 .
- και ειπεν αυτοις = kai eipen autois (en hij zei hen) . NT (30) . Slechts in de evangelies . Mt (3) : (1) Mt
8,32 . (2) Mt
9,15 . (3) Mt
20,17 . Mc (8) : (1) Mc
1,17 . (2) Mc 2,19 . (3) Mc
4,40 . (4) Mc 6,31 . (5) Mc 9,29 . (6) Mc
10,14 . (7) Mc
14,24 . (8) Mc 16,15 . Lc (9) : (1) Lc
2,10 . (2) Lc
9,48 . (3) Lc
13,22 . (4) Lc
16,15 . (5) Lc
22,35 . (6) Lc
22,46 . (7) Lc
24,19 . (8) Lc
24,38 . (9) Lc
24,46 . Joh (10) .
- ειπεν δε αυτοις = eipen de autois (hij zei echter aan hen) . NT (7) : (1) Lc 8,25 . (2) Lc 9,20 . (3) Lc 10,18 . (4) Lc 11,2 . (5) Lc
22,67 . (6) Lc
24,44 . (7) Joh
6,35 .
- וַיּאֹמֶר לָהֶם = wajjo´mèr lâhèm (en hij zei hen) .
4. nom. en acc. onz. enk. τουτο = touto (dit) van het aanwijz. voornaamw. οὑτος = houtos (deze)
. Taalgebruik in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de LXX : houtos
(deze) . Mc (15) : (1) Mc
1,27 . (2) Mc
1,38 . (3) Mc
5,32 . (4) Mc
5,43 . (5) Mc 6,14 . (6) Mc 9,21 . (7) Mc 9,29 . (8) Mc 11,3 . (9) Mc
11,24 . (10) Mc
12,24 . (11) Mc 13,11 . (12) Mc 14,5 . (13) Mc
14,22 . (14) Mc
14,24 . (15) Mc
14,36 .
- Ned. : deze , dat / dit . D. : der
- die - das . E. : this - that . Fr. : ceci . Lat. : hic - haec - hoc .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. touto | 1103 | 898 | 305 | 31 | 15 | 37 | 50 | 29 |
5. act. ind. praes. 3de pers. enk. εστιν = estin van het werkw. ειμι = eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in de LXX (6947) , in het NT (2450) , in Mc (192) .
eimi (zijn) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
estin | 69 | (1) : | (4) : (1) Mc 2,1 . (2) Mc 2,9 . (3) Mc 2,19 . (4) Mc 2,28 . | (4) : | (3) : | (2) : | (6) : | 6 : (1) Mc 7,2 . (2) Mc 7,4 . (3) Mc 7,11 . (4) Mc 7,15 . (5) Mc 7,27 . (6) Mc 7,34 . | (0) | (1) Mc 9,5 . (2) Mc 9,7 . (3) Mc 9,10 . (4) Mc 9,21. (5) Mc 9,39 . (6) Mc 9,40 . (7) Mc 9,42 . (8) Mc 9,43 . (9) Mc 9,45 . (10) Mc 9,47 . | (7) (1) Mc 10,14 . (2) Mc 10,24 . (3) Mc 10,25 . (4) Mc 10,29 . (5) Mc 10,40 . (6) Mc 10,43 . (7) Mc 10,47 . | (0) | (11) : | (3) : | (7) : | (4) : | (1) : | 2371 | 1558 | 813 | 114 | 69 | 96 | 147 | 66 | 296 | 25 |
- werkw. Ned. : zijn . Arabisch : كانَ = kâna (zijn) . Taalgebruik in de Qoran : kâna (zijn) . D. : sein . E. : to be . E. : to be . Grieks : ειμι = eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Hebreeuws : הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Lat. : esse .
Mc 14,24.6. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
Mc
14,24.7. הַדָּם = haddâm (het bloed) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. דָם = dâm
(bloed, bloedschuld) . Taalgebruik in Tenakh : dâm
(bloed, bloedschuld) . getalswaarde : daleth = 4 , mem = 13 of 40 ; totaal
: 17 OF 44 (4 X 11) . Structuur : 4 - 4 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (58) . Ex (10) : (1) Ex 7,21 . (2) Ex 12,7 . (3) Ex 12,13 . (4) Ex 12,22 . (5) Ex 12,23 . (6) Ex 24,6 . (7) Ex 24,8 . (8) Ex 29,12 . (9) Ex 29,20 . (10) Ex 29,21 .
- דָם = dâm
(bloed, bloedschuld) . Taalgebruik in Tenakh : dâm
(bloed, bloedschuld) . Getalswaarde : daleth = 4 , mem = 13 of 40 ; totaal
: 17 OF 44 (4 X 11) . Structuur : 4 - 4 . De som van de elementen is telkens 8 . dm : Tenakh (70) . Ex (4) : (1) Ex 7,19 . (2) Ex 23,18 . (3) Ex 24,8 . (4) Ex 34,25 .
- Grieks . nom. + acc. onz. enk. αἱμα = haima (bloed)
. Taalgebruik in het NT : haima
(bloed) . Taalgebruik in de LXX : haima
(bloed) . Mt (5) : (1) Mt
16,17 . (2) Mt
23,35 . (3) Mt
26,28 . (4) Mt 27,4 . (5) Mt
27,25 . Mc (1) : Mc
14,24 . Lc (2) : (1) Lc
11,50 . (2) Lc 13,1 . Joh (5) : (1) Joh
6,53 . (2) Joh
6,54 . (3) Joh
6,55 . (4) Joh
6,56 . (5) Joh
19,34 . Hnd (6) : (1) Hnd 2,19 . (2) Hnd 2,20 . (3) Hnd 5,28 . (4) Hnd 18,6 . (5) Hnd 21,25 . (6) Hnd 22,20 . Een vorm van αἱμα = haima (bloed) in de LXX (401) , in het NT (97) , in Mt (10) : (1) Mt
16,17 . (2) Mt
23,30 . (3) Mt
23,35 . (4) Mt
26,28 . (5) Mt 27,4 . (6) Mt 27,6 . (7) Mt 27,8 . (8) Mt
27,24 . (9) Mt
27,25 . (10) Mt
27,49 , in Mc (3) : (1) Mc 5,25 . (2) Mc 5,29 . (3) Mc
14,24 . in Lc (7) : (1) Lc
8,43 . (2) Lc
8,44 . (3) Lc
11,50 . (4) Lc
11,51 . (5) Lc
13,1 . (6) Lc
22,20 . (7) Lc
22,44 .
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
nom. + acc. onz. enk. haima | 225 | 183 | 42 | 5 | 1 | 2 | 5 | 6 | 12 | 11 | 8 | 13 | 10 | 2 |
Mc 14,24.6. - 8. to haima mou (mijn bloed) . NT (3) : (1) Mt 26,28 . (2) Mc 14,24 . (3) Joh 6,55 .
Mc
14,24.9. bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (65) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,24 . (3) Mc
14,25 . (4) Mc
14,35 . (5) Mc
14,62 . (6) Mc
14,64 .
Mc 14,24.10. gen. vr. enk. diathèkès van het zelfst. naamw. diathèkè (verbond) . Taalgebruik in het NT : diathèkè (verbond) . Taalgebruik in de LXX : diathèkè (verbond) . Taalgebruik in Lc. : diathèkè (verbond) . Hebr. bërîth (verbond) . Taalgebruik in Tenach : bërîth (verbond) . Lat. testamentum . E. testament . Ned. testament, verbond . D. Bund . Fr. alliance . Bijbel (128) . OT (103) . NT (15) : (1) Mt 26,28 . (2) Mc 14,24 . (3) Lc 1,72 . (4) Hnd 3,25 . (5) 2 Kor 3,6 . (6) 2 Kor 3,14 . (7) Heb 7,22 . (8) Heb 8,6 . (9) Heb 9,4 . (10) Heb 9,15 . (11) Heb 9,20 . (12) Heb 10,29 . (13) Heb 12,24 . (14) Heb 13,20 . (15) Apk 11,19 . Een vorm van diathèkè (verbond) in Lc in 2 verzen : (1) Lc 1,72 . (2) Lc 22,20 . In Hnd : 2 vormen van diathèkè (verbond) in 2 verzen in 2 hoofdstukken : (1) Hnd 3,25 . (2) Hnd 7,8 . Een vorm van diathèkè (verbond) in het NT (33) , in de LXX (358) .
Mc 14,24.12. pass. part. praes. nom. + acc. onz. enk. εκχυννομενον = ekchunnomenon (uitgegoten, vergoten) van het werkw. εκχεω = ekchunnô (gieten, vergieten) . Taalgebruik in de Bijbel : ekchunnô (gieten, vergieten) . Een vorm van in de LXX (0) , in het NT (11) . NT (4) : (1) Mt 23,35 . (2) Mt 26,28 . (3) Mc 14,24 . (4) Lc 22,20 .
Mc
14,24.14. gen. mv. pollôn (velen) van het bijvoegl. naamw. polus (veel) . Taalgebruik
in het NT : polus
(veel) . Taalgebruik in Mc : polus
(veel) .
Mc (3) : (1) Mc
5,26 . (2) Mc
10,45 . (3) Mc
14,24 . Een vorm van polus (veel) in Mc (49) , in Mc 14 (2) : (1) Mc
14,24 . (2) Mc
14,56 .
Mc 14,25 - Mc 14,25 : 322. Instelling van de eucharistie : Taalgebruiken -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mc 14,22 - Mc 14,23 - Mc 14,24 - Mc 14,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] Verily I say unto you, I will drink no more of the
fruit of the vine, until that day that I drink it new in the kingdom of God.
Luther-Bibel . 25 Wahrlich, ich sage euch, dass ich nicht mehr trinken werde
vom Gewächs des Weinstocks bis an den Tag, an dem ich aufs Neue davon trinke
im Reich Gottes.
Tekstuitleg van Mc 14,25 .
4. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 14 (10) : (1) Mc
14,14 . (2) Mc
14,18 . (3) Mc
14,21 . (4) Mc
14,25 . (5) Mc
14,27 . (6) Mc
14,30 . (7) Mc
14,58 . (8) Mc
14,69 . (9) Mc
14,71 . (10) Mc
14,72 .
12. bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (65) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,24 . (3) Mc
14,25 . (4) Mc
14,35 . (5) Mc
14,62 . (6) Mc
14,64 .
15. bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (65) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,24 . (3) Mc
14,25 . (4) Mc
14,35 . (5) Mc
14,62 . (6) Mc
14,64 .
24. nom. + dat enk. basileia(i) (koninkrijk) . Taalgebruik in het NT : basileia (koninkrijk) . Taalgebruik in Mc : basileia (koninkrijk) . Mc (7) : (1) Mc 1,15 (nom.) . (2) Mc 3,24 (nom.) . (3) Mc 4,26 (nom.) . (4) Mc 10,14 (nom.) . (5) Mc 11,10 (nom.) . (6) Mc 13,8 (nom.) . (7) Mc 14,25 (dat.) .
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 -
1. Jezus en de leerlingen | 2. Jezus | 3. Petrus | 4. Jezus | 5. Petrus | 6. andere leerlingen |
Mc 14,26 | Mc 14,27 | Mc 14,29 | Mc 14,30 | Mc 14,31 | Mc 14,31 |
kai (en) | ho de Petros (Petrus echter) | kai (en) | ho de (hij echter) | hôsautôs de (op gelijke wijze echter) | |
legei ('Jezus' zegt) | efè (zei) | legei ('Jezus' zegt) | ekperissôs elalei (affirmeerde nog uitvoeriger) | kai pantes elegon (zeiden ook de anderen) | |
autois (aan hen) | autôi (aan hem) | autôi (aan hem) | |||
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ||||
hoti (dat) | ei (indien) | amèn legô soi hoti (voorwaar ik zeg je dat) | ean (indien)... | ||
pantes (jullie allen) | kai pantes (zelfs allen) | su (jij)... | |||
skandalisthèesthe (zullen geschandaliseerd worden) | skandalisthèsontai (geschandaliseerd zullen zijn) | tris me aparnèsèi (zal je me driemaal verloochenen) | ou mè se aparnèsomai (ik zal je niet verloochenen) | ||
all'ouk egô (maar ik niet) |
Mc 14,26 - Mc 14,26 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] And when they had sung an hymn, they went out into
the mount of Olives.
Luther-Bibel . 26 Und als sie den Lobgesang gesungen hatten, gingen sie hinaus
an den Ölberg.
Tekstuitleg van Mc 14,26 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
2. humnèsantes (lofgeprezen) . In 2 verzen in de bijbel : Mc 14,26 // Mt 26,30 . Gr. humneô : in hymne bezingen , roemen , huldigen . Gr. humnos = Ned . hymne . Er staat een meervoud . We veronderstellen dat het Jezus en zijn leerlingen zijn . Wellicht verlaten Jezus en zijn leerlingen met een heel verschillende gemoedsgesteldheid de plaats van het laatste avondmaal . De leerlingen zijn in een euforische stemming . Ze hebben feest gevierd , wijn gedronken , liederen gezongen . Ze zijn nog niet uitgepraat over de fijne avond en praten nog na . Jezus echter is zich bewust van wat hem gaat overkomen . Hij voelt zijn uitlevering aankomen .
3. exèlthon (zij gingen naar buiten) . Indicatief aorist 3de persoon
meervoud van exerchomai (naar buiten gaan) . In deze vorm komt het 5X voor bij
Marcus . Slechts 1X is Jezus en zijn leerlingen onderwerp . We vertalen het
werkwoord met : naar buiten gaan , erop uit trekken . Met dit werkwoord hebben
de woorden "uitgaans-leven , uitgaanswereld" te maken .
In Mc 14,12-17 stellen de leerlingen de vraag waar Jezus de paasmaaltijd willen
gebruiken . Jezus geeft hen een aantal richtlijnen , die zij uitvoeren . Het
verhaal sluit af in Mc 14,17 met de vermelding dat Jezus met zijn twaalf gaat
. De uitvoering van de opdracht begint met kai exèlthon hoi mathètai
(en de leerlingen gingen erop uit) Mc 14,16 . Mc 14,18-25 wordt omsloten door
Mc 14,16-17 en Mc 14,26 . In die omsluiting komt telkens het werkwoord exèlthon
(zij gingen erop uit) voor .
6. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
7. bep. lidw. gen. m. + vr. + onz. mv. tôn (de) . Taalgebruik in
het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (90) . Mc 14 (13) : (1) Mc
14,10 . (2) Mc
14,12 . (3) Mc
14,13 . (4) Mc
14,14 . (5) Mc
14,17 . (6) Mc
14,20 . (7) Mc
14,26 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,43 . (10) Mc
14,47 . (11) Mc
14,54 . (12) Mc
14,62 . (13) Mc
14,66 .
Mc 14,27 - Mc 14,27 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And Jesus saith unto them, All ye shall be offended because
of me this night: for it is written, I will smite the shepherd, and the sheep
shall be scattered.
Luther-Bibel . 27 Und Jesus sprach zu ihnen: Ihr werdet alle Ärgernis nehmen;
denn es steht geschrieben (Sacharja 13,7): »Ich werde den Hirten schlagen,
und die Schafe werden sich zerstreuen.«
Tekstuitleg van Mc 14,27 . Dit vers Mc 14,27 telt 23 woorden en 125 (5 X 5 X 5) letters . De getalwaarde van Mc 14,27 is 11258 (2 X 13 X 433) . 17 woorden .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
2. actief ind. praesens 3de pers. enk.. legei (hij zegt) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc 14 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,32 . (6) Mc 14,34 . (7) Mc 14,37 . (8) Mc 14,41 . (9) Mc 14,45 . (10) Mc 14,61 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,67 .
5. nom. mann. enk. Ièsous . Mc 14 (7) : (1) Mc 14,6 . (2) Mc 14,18 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,48 . (6) Mc 14,62 . (7) Mc 14,72 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc 14 (11) : (1) Mc 14,6 (nom. Ièsous) . (2) Mc 14,18 (nom. Ièsous) . (3) Mc 14,27 (nom. Ièsous) . (4) Mc 14,30 (nom. Ièsous) . (5) Mc 14,48 (nom. Ièsous) . (6) Mc 14,53 (acc. Ièsoun) . (7) Mc 14,55 (gen Ièsou.) . (8) Mc 14,60 (acc. Ièsoun) . (9) Mc 14,62 (nom. Ièsous) . (10) Mc 14,67 (gen. Ièsou) . (11) Mc 14,72 (nom. Ièsous) . Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) .
1. - 5. kai legei autois o ièsous (En Jezus zegt hen) . Mc (1) : Mc 14,27 .
6. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 14 (10) : (1) Mc
14,14 . (2) Mc
14,18 . (3) Mc
14,21 . (4) Mc
14,25 . (5) Mc
14,27 . (6) Mc
14,30 . (7) Mc
14,58 . (8) Mc
14,69 . (9) Mc
14,71 . (10) Mc
14,72 .
7. nom. mann. mv. παντες = pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in de LXX : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Mc : pas (ieder, elk, alles) .
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 724 | 558 | 166 | 18 | 15 | 25 | 14 | 33 | 57 | 4 | 58 | 72 |
pas (al) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 15 | 2 : (1) Mc 1,5 . (2) Mc 1,37 . | (1) Mc 5,20 . | 2 : (1) Mc 6,42 . (2) Mc 6,50 . | 2 : (1) Mc 7,3 . (2) Mc 7,14 . | (1) Mc 12,44 . | 7 : (1) Mc 14,23 . (2) Mc 14,27 . (3) Mc 14,29 . (4) Mc 14,31 . (5) Mc 14,50 . (6) Mc 14,53 . (7) Mc 14,64 . |
- Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Arabisch : kull (al) . Taalgebruik in de Koran : kull (al) .
11. pataxô (ik zal slaan) . Taalgebruik : patassô
(slaan) , zie Mc
14,27 . Indicatief futurum eerste persoon enkelvoud van het werkwoord patassô
(slaan) . In éénentwintig verzen in de bijbel . In negentien verzen
in het O.T. . In twee verzen in het NT :
- patassô (slaan) .
12. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (12) : (1) Mc 14,8 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,39 . (6) Mc 14,47 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,58 . (9) Mc 14,60 . (10) Mc 14,62 . (11) Mc 14,67 . (12) Mc 14,71 .
14. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
15. bep. lidw. nom. + acc. onz. mv. ta (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (2) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,27 .
Mc 14,28 - Mc 14,28 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] But after that I am risen, I will go before you into
Galilee.
Luther-Bibel . 28 Wenn ich aber auferstanden bin, will ich vor euch hingehen
nach Galiläa.
Tekstuitleg van Mc 14,28 . Het vers Mc 14,28 telt 10 (2 X 5) woorden , 21 (3 X 7) lettergrepen en 46 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Mc 14,28 is 3475 (5 X 5 X 139) . Het vers bestaat uit een hoofdzin , waarbij een infinitiefzin ingeleid door het voorzetsel meta (na) .
Mc 14,28.1. αλλα = alla , afkorting αλλ' = all' (maar) . Taalgebruik in het NT : alla (maar) . Taalgebruik in de LXX : alla (maar) . Taalgebruik in Mc : alla (maar) . Mc (30) . Mc 14 (2) : (1) Mc 14,28 . (2) Mc 14,36 .
alla (maar) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
alla | 30 | 1 | 2 | 2 | 3 | 3 | 1 | 3 | 1 | 3 | 2 | 2 | 1 | 3 | 2 | 1 | 644 | 230 | 414 | 32 | 30 | 19 | 56 | 22 | 248 | 7 | 81 | 137 |
all' | 18 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | 3 | 2 | 2 | 3 | 449 | 238 | 211 | 12 | 18 | 16 | 49 | 8 | 103 | 5 | 46 | 95 | ||||
Totaal | 48 | 2 | 3 | 3 | 4 | 3 | 2 | 5 | 1 | 4 | 5 | 2 | 3 | 5 | 5 | 1 | 1093 | 468 | 625 | 44 | 48 | 35 | 105 | 30 | 251 | 12 | 127 | 232 |
Mc 14,28.2. μετα = meta (met , na) . Afkorting : μετ' = met' OF μεθ' = meth' . Taalgebruik in het NT : meta (na , met) . Taalgebruik in de LXX : meta (na , met) . Taalgebruik in Mc : meta (na , met) . Mc 14 (10) : (1) Mc 14,1 (meta + acc. : na) . (2) Mc 14,14 (meta + gen. : met) . (3) Mc 14,17 (meta + gen. : met) . (4) Mc 14,28 (meta + acc. : na) . (5) Mc 14,43 (meta + gen. : met) . (6) Mc 14,48 (meta + gen. : met) . (7) Mc 14,54 (meta + gen. : met) . (8) Mc 14,62 (meta + gen. : met) . (9) Mc 14,67 (meta + gen. : met) . (10) Mc 14,70 (meta + acc. : na) .
meta (na, met) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
1 | meta | 34 | 4 | 1 | 2 | 1 | 1 | 3 | 2 | 2 | 1 | 2 | 10 | 3 | 2 | 1443 | 1159 | 284 | 42 | 34 | 37 | 24 | 48 | 77 | 22 | 113 | 137 | |
2 | met' | 16 | 1 | 2 | 2 | 1 | 4 | 1 | 4 | 1 | 737 | 611 | 126 | 18 | 16 | 21 | 23 | 14 | 10 | 24 | 55 | 78 | ||||||
3 | meth' | 3 | 1 | 1 | 1 | 217 | 174 | 43 | 10 | 3 | 4 | 8 | 1 | 16 | 1 | 17 | 25 | |||||||||||
totaal | 53 | 5 | 3 | 4 | 2 | 4 | 2 | 4 | 3 | 2 | 1 | 2 | 15 | 3 | 3 | 2398 | 1953 | 454 | 70 | 53 | 62 | 55 | 63 | 103 | 44 | 185 | 240 |
meta (na, met) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | |
1 | meta | 34 | 4 : (1) Mc 1,13 . (2) Mc 1,14 . (3) Mc 1,20 . (4) Mc 1,29 . | 1 : Mc 2,16 . | 2 : (1) Mc 3,6 . (2) Mc 3,7 . | 1 : Mc 4,16 . | 1 : Mc 6,25 . | 3 : (1) Mc 8,10 . (2) Mc 8,31 . (3) Mc 8,38 . | 2 : (1) Mc 9,2 . (2) Mc 9,31 . | 2 : (1) Mc 10,30 . (2) Mc 10,34 . | 1 : Mc 11,11 . | 2 : (1) Mc 13,24 . (2) Mc 13,26 . | 10 : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,17 . (4) Mc 14,28 . (5) Mc 14,43 . (6) Mc 14,48 . (7) Mc 14,54. (8) Mc 14,62 . (9) Mc 14,67 . (10) Mc 14,70 . | 3 : (1) Mc 15,1 . (2) Mc 15,7 . (3) Mc 15,31 . | 2 : (1) Mc 16,12 . (2) Mc 16,19 . | |
2 | met' | 16 | 1 : Mc 1,36 . | 2 : (1) Mc 2,19 . (2) Mc 2,25 . | 2 : (1) Mc 3,5 . . (2) Mc 3,14 . . | 1 : Mc 4,36 . | 4 : (1) Mc 5,18 . (2) Mc 5,24 . (3) Mc 5,37 . (4) Mc 5,40 . | 1 : Mc 6,50 . | 4 : (1) Mc 14,18 . (2) Mc 14,20 . (3) Mc 14,33 . (4) Mc 14,43 . | 1 : Mc 6,50 . | ||||||
3 | meth' | 3 | 1 : Mc 8,14 | 1 : Mc 9,8 . | 1 : Mc 14,7 . | |||||||||||
totaal | 53 | 5 | 3 | 4 | 2 | 4 | 2 | 4 | 3 | 2 | 1 | 2 | 15 | 3 | 3 |
-- Lat. cum . Ned. met (Gr. me - ta = met die dingen) . D. mit . E. with . Fr.
avec (< apud hoc : met dat) .
-- Lat. post-quam . Ned. na-dat . D. nachdem . Fr. après (< ad pressum
= tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) . E. after .
Mc 14,28.1. - 2. αλλα μετα = alla meta (maar na) . NT (1) : Mc 14,28 .
Mc 14,28.3. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. το = to (het) van het bepaald lidw. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to
(de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Mc 14 (22) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,5 . (3) Mc
14,8 . (4) Mc
14,9 . (5) Mc
14,12 . (6) Mc
14,14 . (7) Mc
14,16 . (8) Mc
14,20 . (9) Mc
14,22 . (10) Mc
14,24 . (11) Mc
14,26 . (12) Mc
14,28 . (13) Mc
14,32 . (14) Mc
14,36 . (15) Mc
14,38 . (16) Mc
14,41 . (17) Mc
14,47 . (18) Mc
14,54 . (19) Mc
14,55 . (20) Mc
14,65 . (21) Mc
14,68 . (22) Mc
14,72 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3. | nom. + acc. onz. enk. to | 108 | 4 | 3 | 4 | 7 | 12 | 7 | 6 | 2 | 9 | 4 | 4 | 3 | 12 | 22 | 5 | 4 | 5941 | 4582 | 1359 | 186 | 108 | 181 | 121 | 172 | 482 | 109 | 475 | 596 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 14,28.2.
- 3. μετα δε το = meta de to . NT (5) : (1) Mt
26,32 . (2) Mc
1,14 . (3) Hnd 15,13 . (4) Hnd 20,1 . (5) Heb 9,3 .
- μετα το = meta to . NT (13) : (1) Mc
14,28 . (2) Mc
16,19 . (3) Lc 12,5 . (4) Lc 22,20 . (5) Joh
13,27 . (6) Hnd
1,3 . (7) Hnd 7,4 . (8) Hnd 10,37 . (9) Hnd 10,41 . (10) Hnd 12,4 . (11) Hnd 19,21 . (12) 1
Kor 11,25 . (13) Heb 10,26 .
- και μετα το = kai meta to (en na) . NT (1) : Joh
13,27 .
Mc (2) : (1) Mc
14,28 . (2) Mc
16,19 . Vermits Mc 16,9-20 als een latere toevoeging wordt beschouwd , resten
nog Mc
1,14 en Mc
14,28 . Ze zijn aan elkaar gelinkt . STAP VOOR STAP !
- Mc 1,14 : μετα δε το παραδοθηναι τον ιωαννην = meta de to paradothènai ton Iôannèn (na echter het overgeleverd
zijn van Johannes) .
- Mc 14,28 : αλλα μετα το εγερθηναι με = meta to egerthènai me (na het opgewekt zijn van mij) .
De overlevering gebeurde in het verleden , de opwekking moet nog in de toekomst
plaatsvinden . Toch staat in beide verzen een pass. inf. aor. . Deze twee verzen
omvatten het hele openbaar leven van Jezus .
Mc 14,28.4. passief infinitief aorist εγερθηναι = egerthènai (opgewekt zijn) van het werkw. εγειρω = egeirô (opwekken) . Taalgebruik in het NT : egeirô (wekken) . Taalgebruik in de LXX : egeirô (wekken) . Bijbel (1) : Mc 4,38 . Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Mc (19) .
egeirô (wekken) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
1 | ind. pr. 3de p. mv. egeirousin | 1 | (1) Mc 4,38 | |||||||||||
2 | imp. 2de p. enk. egeire | 5 | (1) Mc 2,9 . (2) Mc 2,11 . | (3) Mc 3,3 . | (4) Mc 5,41 . | (5) Mc 10,49 . | ||||||||
3 | ind imp. 3de p. enk. ègeiren | 2 | (1) Mc 1,31 . | (2) Mc 9,27 . | ||||||||||
4 | pas. ind. pr. 3de p. mv. egeirontai | 1 | (1) Mc 12,26 . | |||||||||||
5 | pas. imper. praes. 2de pers. mv. egeiresthe | 1 | (1) Mc 14,42 . | |||||||||||
6 | pas. conj. praes. 3de pers. enk. egeirètai | 1 | (1) Mc 4,27 . | |||||||||||
7 | pas. fut. 3de p. enk. egerthèsetai | 1 | (1) Mc 13,8 . | |||||||||||
8 | pas. fut. 3de p. mv. egerthèsontai | 1 | (1) Mc 13,22 . | |||||||||||
9 | pas. ind. aor. 3de p. enk. ègerthè | 3 | (1) Mc 2,12 . | (2) Mc 6,16 . | (3) Mc 16,6 . | |||||||||
10 | pas. inf. aor. egerthènai |
1 | (1) Mc 14,28 . | |||||||||||
11 | pas. perf. 3de pers. enk. egègertai | 1 | (1) Mc 6,14 . | |||||||||||
12 | pas. part. perf. acc. mann. enk. egègermenon | 1 | (1) Mc 16,14 . | |||||||||||
Totaal | 19 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | |
egeirô (opwekken) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 |
- Wellicht wekken uit de slaap , op-wekken . Ned. wekken vlg. Lat.
vegere : flink , levendig zijn , opgewekt zijn . Lat. resurgere . Surgere
(surrexi , surrectum) = oprijzen , opstaan , rechtop staan . sur < super
= op, boven + regere (rexi , rectum) : richten (rechtop), leiden , sturen
. -> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten , terug
rechtop staan . Ned. rekken (Lat. reg- ) , uitstrekken . Rectus = recht . Fr.
résurrection .
Fr. ressusciter cfr. Lat. suscitare . super : op , boven + citare (citus : vlug
, snel) : in beweging brengen . Aldus : terug in beweging brengen , heropleven
.
Fr. réveiller : wekken , ont-waken < re + vigilare (vig- wak- , wek-)
waken .
Mc 14,28.5. pers. voornaamw. 1ste pers. acc. enk. με = me (mij) van het persoonl. voornaamw. . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord .Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord . Mc (27) . Mc 14 (8) : (1) Mc 14,18 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 14,30 . (4) Mc 14,31 . (5) Mc 14,42 . (6) Mc 14,48 . (7) Mc 14,49 . (8) Mc 14,72 .
pers. vnw. 1ste pers. enk. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
4 | acc. enk. me (27) | 1 : Mc 1,40 . | 1 : Mc 5,7 . | 2 : (1) Mc 6,22 . (2) Mc 6,23 . | 2 : (1) Mc 7,6 . (2) Mc 7,7 . | 3 : (1) Mc 8,27 . (2) Mc 8,29 . (3) Mc 8,38 . | 3 : (1) Mc 9,19 . (2) Mc 9,37 . (3) Mc 9,39 . | 5 : (1) Mc 10,14 . (2) Mc 10,18 . (3) Mc 10,36 . (4) Mc 10,47 . (5) Mc 10,48 . | 1 : Mc 12,15 . | 8 : (1) Mc 14,18 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 14,30 . (4) Mc 14,31 . (5) Mc 14,42 . (6) Mc 14,48 . (7) Mc 14,49 . (8) Mc 14,72 . | 1 : Mc 12,34 . | 1568 | 1305 | 263 | 30 | 27 | 40 | 87 | 34 | 2 |
Mc 14,28.6. act. ind. fut. 1ste pers. enk. προαξω = proaksô (ik zal voorgaan) van het werkw. προαγω = proagô (voorgaan) . Taalgebruik in het NT : proagô (voorleiden, voorgaan) . Taalgebruik in de LXX : proagô (voorleiden, voorgaan) . Taalgebruik in Mc. : proagô (voorleiden, voorgaan) . Bijbel (2) : (1) Mt 26,32 . (2) Mc 14,28 . Een vorm van προαγω = proagô (voorgaan) in de LXX (13) , in het NT (20) .
proagô (voorgaan) | Mc | Mc 6 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | NT | Mt | Mc | Lc | Br. | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | act. ind. praes. 3de pers. enk. proagei | 1 | (1) Mc 16,7 | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||||||
2 | act. ind. fut. 1ste pers. enk. proaksô | 1 | (1) Mc 14,28. | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||||||
3 | act.part. praes. nom. mann. enk. proagôn | 1 | (1) Mc 10,32 . | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||
4 | act. part. praes. nom. mann. + vr. mv. proagontes | 1 | (1) Mc 11,9 . | 3 | 3 | 1 | 1 | 1 | 3 | 3 | |||||||
5 | act. inf. praes. proagein | 1 | (1) Mc 6,45 . | 2 | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||||||
totaal | 5 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 11 | 11 | 4 | 5 | 1 | 1 | 10 | 10 | 1 |
In het vers Mc 14,28 doet Jezus een voorzegging , in Mc 16,7 wordt die voorzegging gerealiseerd . STAP VOOR STAP !
Mc 14,28.7. persoonl. voornaamw. acc. mann. mv. υμας = humas (jullie, u) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord . Mc (13) : (1) Mc 1,8 (2X) . (2) Mc 1,17 .(3) Mc 6,11 . (4) Mc 9,19 . (5) Mc 9,41 . (6): Mc 11,29 . (7) Mc 13,5 . (8) Mc 13,9 . (9) Mc 13,11 . (10) Mc 13,36 . (11) Mc 14,28 . (12) Mc 14,49 . (13) Mc 16,7 .
pers. vnw. 2de p. mv. | Mc | Mc 1 | Mc 6 | Mc 9 | Mc 11 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
4 | acc. mv. humas | 13 | (1) Mc 1,8 (2X) . (2) Mc 1,17 . | (3) Mc 6,11 . | 2 : (1) Mc 9,19 . (2) Mc 9,41 . | 1 : Mc 11,29 . | 4 : (1) Mc 13,5 . (2) Mc 13,9 . (3) Mc 13,11 . (4) Mc 13,36 . | (11) Mc 14,28 . (12) Mc 14,49 . | (13) Mc 16,7 . | 846 | 456 | 390 | 31 | 13 | 35 | 30 | 26 | 253 | 2 | 79 | 109 |
totaal | 69 | 4034 | 2377 | 1657 | 224 | 69 | 205 | 219 | 116 | 813 | 11 | 498 | 717 |
Mc 14,28.8. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 14 (20) : (1) Mc 14,4 . (2) Mc 14,8 . (3) Mc 14,9 . (4) Mc 14,10 . (5) Mc 14,13 . (6) Mc 14,16 . (7) Mc 14,18 . (8) Mc 14,19 . (9) Mc 14,20 . (10) Mc 14,26 . (11) Mc 14,28 . (12) Mc 14,32 . (13) Mc 14,38 . (14) Mc 14,41 . (15) Mc 14,43 . (16) Mc 14,47 . (17) Mc 14,54 . (18) Mc 14,55 . (19) Mc 14,60 . (20) Mc 14,68 .
eis (naar) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
6930 | 5336 | 1594 | 215 | 151 | 210 | 181 | 260 | 504 | 73 | 576 | 757 | 427 | 77 | 13 | 5 | 6 | 8 | 11 | 14 | 9 | 10 | 11 | 13 | 8 | 7 | 8 | 20 | 3 | 5 |
- Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . D. nach . E. for .
Mc 14,28.9. bep. lidw. acc. vr. enk. την = tèn (de) van het bepaald lidw. vr. enk. ἡ = hè . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 14 (7) : (1) Mc 14,3 . (2) Mc 14,13 . (3) Mc 14,16 . (4) Mc 14,28 . (5) Mc 14,47 . (6) Mc 14,52 . (7) Mc 14,54 .
lidw. enk. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
9. | acc. vr. enk. tèn | 109 | 12 | 4 | 5 | 9 | 9 | 11 | 10 | 4 | 5 | 11 | 5 | 6 | 3 | 7 | 6 | 2 | 6161 | 4889 | 1272 | 180 | 109 | 149 | 121 | 198 | 404 | 111 | 438 | 559 |
Totaal | 940 | 67 | 45 | 41 | 64 | 70 | 71 | 62 | 36 | 66 | 71 | 40 | 59 | 53 | 106 | 61 | 28 | 54298 | 42002 | 12296 | 1648 | 940 | 1649 | 1422 | 1696 | 4013 | 928 | 4237 | 5659 |
- Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 14,28.10. acc. vr. enk. γαλιλαιαν = Galilaian (Galilea) . γαλιλαια = galilaia (Galilea) . Taalgebruik in het NT : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in de LXX : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in Mc : Galilaia (Galilea) .
Galilaia (Galilea) | Mc | Mc 1 | Mc 3 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | syn. | ev. | |
1 | nom. + dat. vr. enk. Galilaia(i) | 1 | 1 : Mc 15,41 . | 20 | 13 | 7 | 3 | 1 | 1 | 2 | 5 | 7 | ||||||||
2 | gen. vr. enk. Galilaias , telkens met het bep. lidw. tès | 7 | (1) Mc 1,9 . (2) Mc 1,16 . (3) Mc 1,28 . | (4) Mc 3,7 . | (5) Mc 6,21 . | (6) Mc 7,31 . | (7) Mc 9,30 . | 40 | 4 | 36 | 8 | 7 | 10 | 8 | 3 | 25 | 33 | |||
3 | acc. vr. enk. Galilaian | 4 | (1) Mc 1,14 . (2) Mc 1,39 . | (3) Mc 14,28 . | (4) Mc 16,7 . | 25 | 8 | 17 | 5 | 4 | 2 | 6 | 11 | 17 | ||||||
totaal | 12 | 5 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 85 | 25 | 60 | 16 | 12 | 13 | 16 | 3 | 41 | 57 | |
apo tès Galilaias (vanaf Galilea) | 2 | 1 : (1) Mc 3,7 . En : Mc 1,9 . | (1) Mc 3,7 . | - | - | 10 | 4 | 1 | 3 | 2 | ||||||||||
dia tès galilaias (door Galilea) | 1 | 1 : Mc 9,30 . | ||||||||||||||||||
eis tèn Galilaian (naar Galilea) | 6 | (1) Mc 1,14 . En : Mc 1,28 . En : Mc 1,39 . | En : Mc 7,31 . | (2) Mc 14,28 . | (3) Mc 16,7 . | - | - | 16 | 5 | 3 | 2 | 6 | ||||||||
en tè(i) Galilaia(i) (in Galilea) | 1 | 1 : Mc 15,41 . | 16 | 10 | 6 | 2 | 1 | 1 | 2 | |||||||||||
Mc 1,16 . |
- Hebr. gälal (rollen, wentelen) .
Een vorm van Galilea komt in Mc in 12 verzen voor . In 11 ervan in combinatie
met een voorzetsel , niet in Mc
6,21 (de eersten van Galilea) .
Mc 14,28.8. - 10. εις την γαλιλαιαν = eis tèn galilaian (naar Galilea) . NT (16) . Mc (3) : (1) Mc 1,14 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 16,7 en 1X in de uitdrukking : εις την ὁλην την γαλιλαιαν = eis tèn holèn tèn Galilaian (naar heel Galilea) (Mc 1,39) . Verder : (1) Mc 1,28 (εις ὁλην την περιχωρον της γαλιλαιας = eis holèn tèn perichôron tès galilaias = naar de hele omgeving van Galilea) . (2) Mc 7,31 (εις την θαλασσαν της γαλιλαιας = eis tèn thalassan tès Galilaias = naar het meer van Galilea) .
.Mc
1,14 en Mc
1,39 zijn aan elkaar gelinkt . STAP VOOR STAP : Mc 1,14 -> Mc
14,28 -> Mc
16,7 .
- Mc 1,14 : ηλθεν ὁ ιησους εις την γαλιλαιαν = èlthen ho Ièsous eis tèn galilaian (ging Jezus naar Galilea) .
- Mc
1,39 : και ηλθεν ... εις την ὁλην την γαλιλαιαν = kai èlthen eis tèn holèn tèn Galilaian
(en hij ging naar heel Galilea) .
- Mc
14,28 : προαξω υμας εις την γαλιλαιαν = proaksô humas eis tèn galilaian (ik zal jullie voorgaan naar Galilea) .
-
Mc
16,7 : προαγει
υμας εις την γαλιλαιαν = proagei humas eis tèn galilaian (hij zal jullie voorgaan naar Galilea) .
(1) Mc
1,14 . (2) Mc
14,28 . (3) Mc
16,7 omsluiten het Mcevangelie (het gaan en het voorgaan naar Galilea) .
Jezus ging naar Galilea . In feite ging Jezus terug naar Galilea , want in Mc 1,9 is er de eerste keer sprake over Jezus die van Nazaret in Galilea naar Judea
ging . Hoelang Jezus in Judea is gebleven , weten we niet . Wel kennen we de
aanleiding waarom Jezus naar Galilea ging , namelijk de uitlevering van Johannes
(de Doper) . Uit het vervolg van het evangelie weten we dat de gevangenneming
het signaal was om uit te wijken - voor dreigend gevaar . Wellicht moeten we
dit voortdurend voor ogen houden wanneer Jezus van de ene naar de andere plaats
ging : het gevaar dreigde . Mc
3,7 gebruikt het woord uitwijken wegens gevaar (Grieks : αναχωρεω = anachôreô)
, terwijl het bij Matteüs met deze betekenis veelvuldig voorkomt .
In Mc
14,28 kondigt Jezus bij zijn afscheid aan dat hij na zijn opwekking zijn
leerlingen zal voorgaan naar Galilea . Jezus haalt hierbij een schrifttekst
aan : 'Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid' . De aansporing
om naar Galilea te gaan in Mc
16,7 houdt in dat hij er de verstrooide leerlingen zal verzamelen . Dat heeft Jezus wellicht
ook gedaan wanneer hij na de gevangenneming van Johannes naar Galilea ging .
Het is opvallend dat Jezus naar Galilea ging en leerlingen riep .
Mc 14,29 - Mc 14,29 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] But Peter said unto him, Although all shall be offended,
yet will not I.
Luther-Bibel . 29 Petrus aber sagte zu ihm: Und wenn sie alle Ärgernis nehmen,
so doch ich nicht!
Tekstuitleg van Mc 14,29 .
2. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 14 (23) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,7 . (5) Mc 14,9 . (6) Mc 14,11 . (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,21 . (9) Mc 14,29 . (10) Mc 14,31 . (11) Mc 14,38 . (12) Mc 14,44 . (13) Mc 14,46 . (14) Mc 14,47 . (15) Mc 14,52 . (16) Mc 14,55 . (17) Mc 14,61 . (18) Mc 14,62 . (19) Mc 14,63 . (20) Mc 14,64 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,70 . (23) Mc 14,71 .
7. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
8. nom. mann. mv. παντες = pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in de LXX : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Mc : pas (ieder, elk, alles) .
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 724 | 558 | 166 | 18 | 15 | 25 | 14 | 33 | 57 | 4 | 58 | 72 |
pas (al) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 15 | 2 : (1) Mc 1,5 . (2) Mc 1,37 . | (1) Mc 5,20 . | 2 : (1) Mc 6,42 . (2) Mc 6,50 . | 2 : (1) Mc 7,3 . (2) Mc 7,14 . | (1) Mc 12,44 . | 7 : (1) Mc 14,23 . (2) Mc 14,27 . (3) Mc 14,29 . (4) Mc 14,31 . (5) Mc 14,50 . (6) Mc 14,53 . (7) Mc 14,64 . |
- Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Arabisch : kull (al) . Taalgebruik in de Koran : kull (al) .
Mc 14,30 - Mc 14,30 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] And Jesus saith unto him, Verily I say unto thee, That
this day, even in this night, before the cock crow twice, thou shalt deny me
thrice.
Luther-Bibel . 30 Und Jesus sprach zu ihm: Wahrlich, ich sage dir: Heute, in
dieser Nacht, ehe der Hahn zweimal kräht, wirst du mich dreimal verleugnen.
Tekstuitleg van Mc 14,30 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
2. actief ind. praesens 3de pers. enk.. legei (hij zegt) van het werkw. legô
(zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc 14 : (1) Mc
14,13 . (2) Mc
14,14 . (3) Mc
14,27 . (4) Mc
14,30 . (5) Mc
14,32 . (6) Mc
14,34 . (7) Mc
14,37 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,45 . (10) Mc
14,61 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,67 .
2. - 3. legei autô(i) (hij / zij zei hem) . Mc (12) : (1) Mc 1,41 . (2) Mc 1,44 . (3) Mc 2,14 . (4) Mc 5,19 . (5) Mc 7,28 . (6) Mc 7,34 . (7) Mc 8,29 . (8) Mc 10,51 . (9) Mc 11,21 . (10) Mc 13,1 . (11) Mc 14,30 . (12) Mc 14,61 .
1. - 3. kai legei autô(i) (en hij zegt hem) . Mc (7) : (1) Mc 1,41 . (2) Mc 1,44 . (3) Mc 2,14 . (4) Mc 7,28 . (5) Mc 7,34 . (6) Mc 14,30 . (7) Mc 14,61 . In 5 verzen is Jezus onderwerp : (1) Mc 1,41 . (2) Mc 1,44 . (3) Mc 2,14 . (4) Mc 7,34 . (5) Mc 14,30 . In 2 verzen is iemand anders dan Jezus onderwerp : (1) Mc 7,28 (de Syrofenicische) . (2) Mc 14,61 (de hogepriester) .
5. nom. mann. enk. Ièsous . Mc 14 (7) : (1) Mc 14,6 . (2) Mc 14,18 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,48 . (6) Mc 14,62 . (7) Mc 14,72 . Een vorm van Ièsous (Jezus) in Mc 14 (11) : (1) Mc 14,6 (nom. Ièsous) . (2) Mc 14,18 (nom. Ièsous) . (3) Mc 14,27 (nom. Ièsous) . (4) Mc 14,30 (nom. Ièsous) . (5) Mc 14,48 (nom. Ièsous) . (6) Mc 14,53 (acc. Ièsoun) . (7) Mc 14,55 (gen Ièsou.) . (8) Mc 14,60 (acc. Ièsoun) . (9) Mc 14,62 (nom. Ièsous) . (10) Mc 14,67 (gen. Ièsou) . (11) Mc 14,72 (nom. Ièsous) . Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) .
9. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het NT : hoti
(dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti
(dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 14 (10) : (1) Mc
14,14 . (2) Mc
14,18 . (3) Mc
14,21 . (4) Mc
14,25 . (5) Mc
14,27 . (6) Mc
14,30 . (7) Mc
14,58 . (8) Mc
14,69 . (9) Mc
14,71 . (10) Mc
14,72 .
10. pers. vnw. 2de pers. enk. nom. su (jij, gij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord . Mc (9) : (1) Mc 1,11 . (2) Mc 3,11 . (3) Mc 8,29 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,36 . (6) Mc 14,61 . (7) Mc 14,67 . (8) Mc 14,68 . (9) Mc 15,2 .
Mc 14,31 - Mc 14,31 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 -- Mc 14,26 - Mc 14,27 - Mc 14,28 - Mc 14,29 - Mc 14,30 - Mc 14,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] But he spake the more vehemently, If I should die with
thee, I will not deny thee in any wise. Likewise also said they all.
Luther-Bibel . 31 Er aber redete noch weiter: Auch wenn ich mit dir sterben
müsste, werde ich dich nicht verleugnen! Das Gleiche sagten sie alle.
Tekstuitleg van Mc 14,31 .
2. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 14 (23) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,7 . (5) Mc 14,9 . (6) Mc 14,11 . (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,21 . (9) Mc 14,29 . (10) Mc 14,31 . (11) Mc 14,38 . (12) Mc 14,44 . (13) Mc 14,46 . (14) Mc 14,47 . (15) Mc 14,52 . (16) Mc 14,55 . (17) Mc 14,61 . (18) Mc 14,62 . (19) Mc 14,63 . (20) Mc 14,64 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,70 . (23) Mc 14,71 .
16. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
17. nom. mann. mv. παντες = pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in de LXX : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in Mc : pas (ieder, elk, alles) .
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 724 | 558 | 166 | 18 | 15 | 25 | 14 | 33 | 57 | 4 | 58 | 72 |
pas (al) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 16 | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 15 | 2 : (1) Mc 1,5 . (2) Mc 1,37 . | (1) Mc 5,20 . | 2 : (1) Mc 6,42 . (2) Mc 6,50 . | 2 : (1) Mc 7,3 . (2) Mc 7,14 . | (1) Mc 12,44 . | 7 : (1) Mc 14,23 . (2) Mc 14,27 . (3) Mc 14,29 . (4) Mc 14,31 . (5) Mc 14,50 . (6) Mc 14,53 . (7) Mc 14,64 . |
- Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Arabisch : kull (al) . Taalgebruik in de Koran : kull (al) .
329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 -
De perikope bestaat uit 11 verzen. In deze perikope komt 20X het nevenschikkend voegwoord kai (en) voor. 2X verbindt kai (en) zinsdelen (Mc 14,33 : lijdend voorwerp); in de andere gevallen leidt kai (en) een nevenschikkende zin in. Dat is 18X het geval. Van de 11 verzen beginnen 9 verzen met kai (en). We staan dus duidelijk voor een kai-(en)tekst.
Mc 14,32 - Mc 14,32 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] And they came to a place which was named Gethsemane:
and he saith to his disciples, Sit ye here, while I shall pray.
Luther-Bibel . 32 Und sie kamen zu einem Garten mit Namen Gethsemane. Und er
sprach zu seinen Jüngern: Setzt euch hierher, bis ich gebetet habe.
Tekstuitleg van Mc 14,32 . Het vers Mc 14,32 telt 17 woorden en 88 (2³ X 11) letters . De getalwaarde van Mc 14,32 is 10937 (priemgetal) .
Mc 14,32 | |||||||||
14:32 kai erchontai eis chôrion ou to onoma gethsèmani kai legei tois mathètais autou kathisate ôde eôs proseuxômai |
Mc 14,32.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc
14,32.2. ind. praes. 3de pers. mv. ερχονται = erchontai (zij gaan) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai (gaan, komen) . Bijbel (65) . OT (47) . NT (18) . Mt (2) : (1) Mt 7,15 . (2) Mt 25,11 . Mc (12) : (1) Mc 2,3 . (2) Mc 2,18 . (3) Mc 5,15 . (4) Mc 5,35 . (5) Mc 5,38 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 10,46 . (8) Mc 11,15 . (9) Mc 11,27 . (10) Mc 12,18 . (11) Mc 14,32 . (12) Mc 16,2 . Lc (1) Lc 23,29 . Joh (1) : Joh 3,26 . Br. (2) : (1) 1 Kor 15,35 . (2) Heb 8,8 .
- In 4 gevallen van Mc gaan mensen naar Jezus toe : (1) Mc 2,3 . (2) Mc 2,18 . (3) Mc 5,15 . (4) Mc 12,18 .
erchomai (gaan, komen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. pr. 3de p. mv. erchontai | 65 | 47 | 18 | 2 | 12 | 1 | 1 | 2 | 15 | 16 | ||
ind. pr. 3de p. enk. erchetai | 130 | 42 | 88 | 13 | 16 | 11 | 37 | 1 | 7 | 3 | 40 | 77 |
- ind. praes. 3de pers. enk. ερχεται = erchetai (hij gaat) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai (gaan, komen) . Mc (16) : (1) Mc 1,7 . (2) Mc 1,40 . (3) Mc 3,20 . (4) Mc 3,31 . (5) Mc 4,15 . (6) Mc 4,21 . (7) Mc 5,22 . (8) Mc 6,1 . (9) Mc 6,48 . (10) Mc 10,1 . (11) Mc 13,35 . (12) Mc 14,17 . (13) Mc 14,37 . (14) Mc 14,41 . (15) Mc 14,66 . (16 ) Mc 15,36 . Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) , Mt (111) , Mc (86) , Lc (100) , Joh (156) , Hnd (54) , in Mc 1 (8) : (1) Mc 1,7 . (2) Mc 1,9 . (3) Mc 1,14 . (4) Mc 1,24 . (5) Mc 1,29 . (6) Mc 1,39 . (7) Mc 1,40 . (8) Mc 1,45 .
In Mc 1,40 komt een zieke naar Jezus . In Mc 5,22 gaat een synagoge-overste om genezing vragen voor zijn dienaar .
erchomai (gaan, komen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. pr. 3de p. enk. erchetai | 130 | 42 | 88 | 13 | 16 | 11 | 37 | 1 | 7 | 3 | 40 | 77 |
- Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalswaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) .
- Ned. : gaan . D. : gehen . E. : go . Grieks : ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Lat. : ire . vadere (Fr. je vais , il va) . ambulare (Fr. nous allons , vous allez) .
Mc
14,32.1. - 2. και ερχεται = kai erchetai (en hij gaat, en hij komt) . LXX (10) : (1) 1 S 10,10 . (2) 1 S 10,13 . (3) 1 S 19,22 . (4) 1 S 20,1 . (5) 1 S 20,24 . (6) 1 S 21,2 . (7) 1 S 22,1 . (8) 1 K 11,43 . (9) 1 K 19,3 . (10) 1 K 21,43 . NT (11) . Mt (2) : (1) Mt 8,9 . (2) Mt 26,40 . Mc (6) : (1) Mc 1,40 . (2) Mc 3,20 . (3) Mc 3,31 . (4) Mc 5,22 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,41 . Lc (2) : (1) Lc 7,8 . (2) Lc 14,27 . Joh (2) : (1) Joh 11,29 . (2) Joh 20,2 . In Mc bij het begin van het vers (6) : (1) Mc 1,40 . (2) Mc 3,20 . (3) Mc 3,31 . (4) Mc 5,22 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,41 . In het midden van de zin : Mc 6,1 .
- και ερχονται = kai erchontai (en zij gaan) . LXX (7) : (1) 1 S 7,1 . (2) 1 S 11,4 . (3) 1 S 19,16 . (4) 1 S 26,1 . (5) 1 S 31,7 . (6) 1 K 13,11 . NT (9) = Mc (9) : (1) Mc 2,3 . (2) Mc 2,18 . (3) Mc 3,20 / Mc 3,19 (variante ερχονται = erchontai = zij gaan) . (4) Mc 5,15 . (5) Mc 5,38 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 10,46 . (8) Mc 11,15 . (8) Mc 11,27 . (9) Mc 12,18 . (10) Mc 14,32 .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיָּבּוֹא = wajjâbô´ (en hij ging) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (21) : (1) 1 S 4,13 . (2) 1 K 3,15 . (3) 1 K 7,14 . (4) 1 K 13,11 . (5) 1 K 22,15 . (6) 1 K 22,30 . (7) 1 K 22,37 . (8) 2 K 9,30 . (9) Js 38,1 . (10) Ez 14,1 . (11) Ez 23,44 . (12) Ez 36,20 . (13) Ez 40,6 . (14) Hos 6,3 . (15) Ps 24,7 . (16) Job 1,6 . (17) Job 2,1 . (18) Est 4,2 . (19) Est 4,9 . (20) Est 5,10 . (21) Est 6,6 .
- וַּיָּבִא = wajjâbe´ (en hij ging) < prefix voegwoord consec. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (289) .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבֹאוּ = wajjâbo´û (en zij gingen) OF prefix verbindingswoord wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבִאוּ = wajjâbhi´û (en zij lieten komen, zij brachten) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (195) . Pentateuch (47) . Eerdere Profeten (99) Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (33) .
indicatief tegenwoordige tijd 3de persoon meervoud erchontai (zij gaan) van het werkwoord erchomai (gaan, komen) . In 12 verzen bij Marcus, zie Mc 11,1 . In 6 verzen : Jezus en zijn leerlingen + voorzetsel eis (naar) + plaatsbepaling : (1) Mc 5,38 (2) Mc 8,22 (3) Mc 10,46 (4) Mc 11,15 (5) Mc 11,27 (6) Mc 14,32 . Zie eveneens Mc 1,21 .
4. chôrion (gebied, plek) , zie Mc 14,32 . In 6 verzen in de bijbel; in 1 vers in het O.T., in 5 verzen in het NT In 1 vers bij Matteüs, in 1 vers bij Marcus en in 4 verzen in Hand.
6. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
7. onoma (naam). In 676 verzen in de bijbel; in 578 verzen in het O.T., in 98 verzen in het NT
Mc 14,32.9. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,32.10. act. ind. praes. 3de pers. enk. λεγει = legei (hij zegt) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Mc 14 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,32 . (6) Mc 14,34 . (7) Mc 14,37 . (8) Mc 14,41 . (9) Mc 14,45 . (10) Mc 14,61 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,67 . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
legô : act. ind. praes. | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3 | act. ind. pr. 3de pers. enk. legei | 62 | 3 | 6 | 5 | 2 | 6 | 3 | 3 | 5 | 3 | 5 | 4 | 2 | 1 | 12 | 1 | 1 | 1027 | 702 | 325 | 54 | 62 | 14 | 112 | 11 | 46 | 26 | 130 | 242 |
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) . Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
Mc
14,32.9. - 10. και λεγει = kai legei (en hij zegt) . OT (11) . NT (37) . Mc (11) : (1) Mc 1,38 . (2) Mc 2,14 . (3) Mc 3,3 . (4) Mc 4,13 . (5) Mc 6,50 . (6) Mc 7,18 . (7) Mc 9,35 . (8) Mc 10,11 . (9) Mc 11,2 . (10) Mc 12,16 . (11) Mc 14,13 .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. `-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Gn 1-11 (49) . Gn 12 (4) : (1) Gn 12,1 . (2) Gn 12,7 . (3) Gn 12,11 . (4) Gn 12,18 . In Gn 12,1 is het de 50ste keer . De stam `-m-r in Tenakh (5422) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
14. act. imperat. aor. 2de pers. mv. καθισατε = kathisate (zit neer) van het werkw. καθιζω = kathizô (zitten) . Taalgebruik in het NT : kathizô (zitten) . Taalgebruik in de LXX : kathizô (zitten) . Taalgebruik in Mc : kathizô (zitten) . Bijbel (12) : (1) Gn 22,5 . (2) 2 S 10,5 . (3) 1 K 21,9 . (4) 2 K 25,24 . (5) Jr 13,18 . (6) Job 6,29 . (7) Rt 4,2 . (8) 1 Kr 19,5 . (9) Bar 2,21 . (10) Mt 26,36 . (11) Mc 14,32 . (12) Lc 24,49 . Een vorm van καθιζω = kathizô in de LXX (255) , in het NT (45) .
kathizô (zitten) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
act. imperat. aor. 2de pers. mv. kathisate | 12 | 9 | 3 | 1 | 1 | 1 | 3 | 3 |
- Hebreeuws .
14. - 16. Mc
14,32 : καθισατε ὡδε ἑως = kathisate hôde heôs (zit neer hier totdat) . In 2 K 7,3 komt de Griekse constructie ὡδε ἑως = hôde heôs (hier totdat) met een vorm van het werkw. καθιζω = kathizô
(zitten) . "Waarom zouden wij zittende zijn hier totdat wij sterven?"
- Gn 22,5 . MT = sjëbhû lâkhèm poh ... `ad koh (zit bij elkaar hier ... tot daar) . LXX : καθισατε αυτου ... ἑως ὡδε (zit hier ... tot daar) .
- Mt
26,36 : καθισατε αυτου ἑως oὗ (zit hier totdat) .
- Matteüs sluit het sterkst aan bij de LXX , Mc bij de MT .
Mc 14,33 - Mc 14,33 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] And he taketh with him Peter and James and John, and
began to be sore amazed, and to be very heavy;
Luther-Bibel . 33 Und er nahm mit sich Petrus und Jakobus und Johannes und fing
an zu zittern und zu zagen
Tekstuitleg van Mc 14,33 .
Mc 14,33.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,33.2.
act. ind. praes. 3de pers. enk. paralambanei (hij neemt naast zich) van
het werkw. paralambanô (overnemen) . Taalgebruik in het NT : paralambanô
(overnemen) . Taalgebruik in Mc : paralambanô
(overnemen) . Lat. accipere ( ad- capere = aan-nemen , aanvaarden ) . Fr.
accepter , reçevoir .
Mc (3) : (1) Mc
5,40 . (2) Mc
9,2 . (3) Mc
14,33 .
Mc 14,33.3. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (12) : (1) Mc 14,8 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,39 . (6) Mc 14,47 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,58 . (9) Mc 14,60 . (10) Mc 14,62 . (11) Mc 14,67 . (12) Mc 14,71 .
Mc 14,33.5.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,33.6. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (12) : (1) Mc 14,8 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,39 . (6) Mc 14,47 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,58 . (9) Mc 14,60 . (10) Mc 14,62 . (11) Mc 14,67 . (12) Mc 14,71 .
Mc 14,33.7.
acc. mann. enk. iakôbon (Jakobus) van het zelfst. naamw. iakôbos
(Jakobus) . Taalgebruik in het NT : iakôbos
(Jakobus) . Taalgebruik in Mc : iakôbos
(Jakobus) . Mc (6) : (1) Mc
1,19 . (2) Mc
3,17 . (3) Mc
3,18 . (4) Mc
5,37 . (5) Mc
9,2 . (6) Mc
14,33 . 15 X in Mc . Er zijn twee Jakobussen :
- Jakobus , zoon van Zebedeüs .
- Jakobus , zoon van Alfeüs .
Mc 14,33.8.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,33.9. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (12) : (1) Mc 14,8 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,39 . (6) Mc 14,47 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,58 . (9) Mc 14,60 . (10) Mc 14,62 . (11) Mc 14,67 . (12) Mc 14,71 .
Mc 14,33.10.
acc. mann. enk. Iôannèn (Johannes) van de eigennaam Iôannès
(Johannes) . Taalgebruik in het NT : Iôannès
(Johannes) . Taalgebruik in Mc : Iôannès
(Johannes) . Hebr. jôchanan . Ned. Johan . D. Johannes . Fr. Jean
. E. John .
Mc (5) : (1) Mc
1,19 . (2) Mc
3,17 . (3) Mc
5,37 . (4) Mc
9,2 . (5) Mc
14,33 .
Mc 14,33.13.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,33.16.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,34 - Mc 14,34 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] And saith unto them, My soul is exceeding sorrowful
unto death: tarry ye here, and watch.
Luther-Bibel . 34 und sprach zu ihnen: Meine Seele ist betrübt bis an den Tod;
bleibt hier und wachet!
Tekstuitleg van Mc 14,34 .
Mc 14,34.1.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,34.2. actief ind. praesens 3de pers. enk.. legei (hij zegt) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô (zeggen) . Mc 14 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,32 . (6) Mc 14,34 . (7) Mc 14,37 . (8) Mc 14,41 . (9) Mc 14,45 . (10) Mc 14,61 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,67 .
Mc 14,34.10. gen. mann. enk. thanatou (van de dood) van het zelfst. naamw. thanatos (dood) . Taalgebruik in het NT : thanatos (dood) . Taalgebruik in Mc : thanatos (dood) . Mc (3) : (1) Mc 9,1 . (2) Mc 14,34 . (3) Mc 14,64 . Een vorm van thanatos (dood) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 7,10 . (2) Mc 9,1 . (3) Mc 10,33 . (4) Mc 13,12 . (5) Mc 14,34 . (6) Mc 14,64 .
Mc 14,34.13.
kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
Mc 14,34.14. act. imp. 2de p. mv. grègoreite (waakt) van het werkw. grègoreô (waken) . Taalgebruik in het NT : grègoreô (waken) . Taalgebruik in Mc : grègoreô (waken) . Mc (4) : (1) Mc 13,35 . (2) Mc 13,37 . (3) Mc 14,34 . (4) Mc 14,38 . Een vorm van grègoreô (waken) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 13,34 . (2) Mc 13,35 . (3) Mc 13,37 . (4) Mc 14,34 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,38 .
Als Jezus van plan was om een machtsgreep te doen , dan moet hij dat toch met zijn leerlingen besproken hebben . Ze moeten toch met elkaar overlegd hebben wanneer en hoe het zou gebeuren . Ze moeten dan toch op het sein van Jezus gewacht hebben om de aanval uit te voeren of om een aanval af te slaan . Ze moeten toch geweten hebben dat ze tijdens die nacht de bevrijding uit Egypte hadden gevierd .
Mc 14,35 - Mc 14,35 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] And he went forward a little, and fell on the ground,
and prayed that, if it were possible, the hour might pass from him.
Luther-Bibel . 35 Und er ging ein wenig weiter, warf sich auf die Erde und betete,
dass, wenn es möglich wäre, die Stunde an ihm vorüberginge,
Tekstuitleg van Mc 14,35 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
6. bep. lidw. gen. vr. enk. tès (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald
lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald
lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das
enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (65) . Mc 14 (6) : (1) Mc
14,3 . (2) Mc
14,24 . (3) Mc
14,25 . (4) Mc
14,35 . (5) Mc
14,62 . (6) Mc
14,64 .
8. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
18. nom. + dat. vr. enk. hôra(i) (uur) van het zelfst. naamw. hôra
(uur) . Taalgebruik in het NT : hôra
(uur) . Taalgebruik in Mc : hôra
(uur) .
Mc (6) : (1) Mc
6,35 . (2) Mc
13,11 . (3) Mc
14,35 . (4) Mc
14,41 . (5) Mc
15,25 . (6) Mc
15,34 .
gen. vr. enk. hôras . Mc (4) : (1) Mc
6,35 . (2) Mc
11,11 . (3) Mc
13,32 . (4) Mc
15,33 .
Mc 14,36 - Mc 14,36 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] And he said, Abba, Father, all things are possible
unto thee; take away this cup from me: nevertheless not what I will, but what
thou wilt.
Luther-Bibel . 36 und sprach: Abba, mein Vater, alles ist dir möglich; nimm
diesen Kelch von mir; doch nicht, was ich will, sondern was du willst!
Tekstuitleg van Mc 14,36 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
10. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
11. nom. + acc. onz. enk. potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT
: potèrion
(beker) . Taalgebruik in Mc : potèrion
(beker) .
(1) Mc
9,41 . (2) Mc
10,38 . (3) Mc
10,39 . (4) Mc
14,23 . (5) Mc
14,36 .
22. pers. vnw. 2de pers. enk. nom. su (jij, gij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord . Mc (9) : (1) Mc 1,11 . (2) Mc 3,11 . (3) Mc 8,29 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,36 . (6) Mc 14,61 . (7) Mc 14,67 . (8) Mc 14,68 . (9) Mc 15,2 .
Mc 14,37 - Mc 14,37 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] And he cometh, and findeth them sleeping, and saith
unto Peter, Simon, sleepest thou? couldest not thou watch one hour?
Luther-Bibel . 37 Und er kam und fand sie schlafend und sprach zu Petrus: Simon,
schläfst du? Vermochtest du nicht, "eine" Stunde zu wachen?
Tekstuitleg van Mc 14,37 .
Mc 14,37 | ||||
14:37 kai erchetai kai euriskei autous katheudontas kai legei tô petrô simôn katheudeis ouk ischusas mian ôran grègorèsai |
Mc 14,37.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,37.2. ind. praes. 3de pers. enk. ερχεται = erchetai (hij gaat) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan,
komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai
(gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai
(gaan, komen) .
Mc (16) : (1) Mc
1,7 . (2) Mc
1,40 . (3) Mc
3,20 . (4) Mc
3,31 . (5) Mc
4,15 . (6) Mc
4,21 . (7) Mc
5,22 . (8) Mc
6,1 . (9) Mc
6,48 . (10) Mc
10,1 . (11) Mc
13,35 . (12) Mc
14,17 . (13) Mc
14,37 . (14) Mc
14,41 . (15) Mc
14,66 . (16 ) Mc
15,36 . Een vorm van ερχομαι = erchomai (gaan, komen) in de LXX (1054) , in het NT (631) , Mt (111) , Mc (86) , Lc (100) , Joh (156) , Hnd (54) , in Mc 1 (8) : (1) Mc
1,7 . (2) Mc
1,9 . (3) Mc
1,14 . (4) Mc
1,24 . (5) Mc
1,29 . (6) Mc
1,39 . (7) Mc
1,40 . (8) Mc
1,45 .
In Mc
1,40 komt een zieke naar Jezus . In Mc
5,22 gaat een synagoge-overste om genezing vragen voor zijn dienaar .
erchomai (gaan, komen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. pr. 3de p. enk. erchetai | 130 | 42 | 88 | 13 | 16 | 11 | 37 | 1 | 7 | 3 | 40 | 77 |
- Hebreeuws : בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur
: 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) .
Ned. : gaan . D. : gehen . E. : go . Grieks : ερχομαι = erchomai (gaan,
komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai
(gaan, komen) . Hebreeuws : בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Lat. : ire . vadere (Fr. je vais , il va) . ambulare (Fr. nous allons , vous allez) .
Mc 14,37.1. - 2. και ερχεται = kai erchetai (en hij gaat, en hij komt) . NT (11) . Mt (2) : (1) Mt
8,9 . (2) Mt
26,40 . Mc (6) : (1) Mc
1,40 . (2) Mc
3,20 . (3) Mc
3,31 . (4) Mc
5,22 . (5) Mc
14,37 . (6) Mc
14,41 . Lc (2) : (1) Lc 7,8 . (2) Lc
14,27 . Joh (2) : (1) Joh
11,29 . (2) Joh
20,2 .
- Hebreeuws : prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf.
3de pers. mann. enk. וַיָּבּוֹא = wajjâbô´ (en hij ging) van het werkw. בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur
: 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (21) : (1) 1 S 4,13 . (2) 1 K 3,15 . (3) 1 K 7,14 . (4) 1 K 13,11 . (5) 1 K 22,15 . (6) 1 K 22,30 . (7) 1 K 22,37 . (8) 2 K 9,30 . (9) Js 38,1 . (10) Ez 14,1 . (11) Ez 23,44 . (12) Ez 36,20 . (13) Ez
40,6 . (14) Hos 6,3 . (15) Ps 24,7 . (16) Job 1,6 . (17) Job 2,1 . (18) Est 4,2 . (19) Est 4,9 . (20) Est 5,10 . (21) Est 6,6 .
Mc 14,37.3. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,37.1. - 3. και ερχεται και = kai erchetai kai (en hij gaat en , en hij komt en ) . Bijbel = NT (3) : (1) Mt 8,9 . (2) Mc 14,37 . (3) Lc 7,8 .
6. act. part. praes. acc. mann. mv. καθευδοντας = katheudontas (slapend) van het werkw. καθευδω = katheudô (slapen) . Taalgebruik in het NT : katheudô (slapen) . Taalgebruik in de LXX : katheudô (slapen) . Taalgebruik in Mc : katheudô . Bijbel (6) : (1) Tob 8,13 . (2) Mt 26,40 . (3) Mt 26,43 . (4) Mc 13,36 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,40 . Een vorm van καθευδω = katheudô (slapen) in de LXX (38) , in het NT (22) , in Mc (8) .
Mc 14,37.7. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc 14,2 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,8 . (5) Mc 14,20 . (6) Mc 14,21 . (7) Mc 14,25 . (8) Mc 14,28 . (9) Mc 14,42 . (10) Mc 14,52 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,64 .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
kai (en) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 |
verzen (678) (666) | 678 | 45 | 28 | 35 | 41 | 43 | 56 | 37 | 38 | 50 | 52 | 33 | 44 | 37 | 72 | 47 | 20 / 8 |
kai = en (555) (547) | 555 | 40 | 26 | 32 | 33 | 37 | 52 | 26 | 36 | 40 | 37 | 29 | 33 | 26 | 60 | 33 | 15 / 7 |
verschil (123) (115) | 123 | 5 | 2 | 3 | 8 | 6 | 4 | 11 | 2 | 10 | 15 | 4 | 11 | 11 | 12 | 14 | 5 / 1 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mc 14,37.8.
actief ind. praesens 3de pers. enk.. legei (hij zegt) . Taalgebruik in het NT
: legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) .
Mc (62) . Mc 14 : (1) Mc
14,13 . (2) Mc
14,14 . (3) Mc
14,27 . (4) Mc
14,30 . (5) Mc
14,32 . (6) Mc
14,34 . (7) Mc
14,37 . (8) Mc
14,41 . (9) Mc
14,45 . (10) Mc
14,61 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,67 . Een vorm van legô (zeggen) in Mc 14 in 30 verzen , van eipon
(ik zei) in 12 verzen .
Mc 14,37.8. - 9. legei tô(i) (hij zegt aan de) . Mc (7) : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,10 . (3) Mc 3,3 . (4) Mc 3,5 . (5) Mc 5,36 . (6) Mc 9,5 . (7) Mc 14,37 .
Mc 14,37.7. - 9. kai legei tô(i) (en hij zegt aan de) . Mc (2) : (1) Mc 3,3 . (2) Mc 14,37 .
Mc 14,37.17. act. inf. aor. grègorèsai (te waken) van het werkw. grègoreô (waken) . Taalgebruik in het NT : grègoreô (waken) . Taalgebruik in Mc : grègoreô (waken) . Mc (1) : Mc 14,37 . Een vorm van grègoreô (waken) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 13,34 . (2) Mc 13,35 . (3) Mc 13,37 . (4) Mc 14,34 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,38 .
Mc 14,38 - Mc 14,38 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] Watch ye and pray, lest ye enter into temptation. The
spirit truly is ready, but the flesh is weak.
Luther-Bibel . 38 Wachet und betet, dass ihr nicht in Versuchung fallt! Der
Geist ist willig; aber das Fleisch ist schwach.
Tekstuitleg van Mc 14,38 . Waarin kan de beproeving anders bestaan dan in het terugkomen op het genomen besluit .
1. act. imp. 2de p. mv. grègoreite (waakt) van het werkw. grègoreô (waken) . Taalgebruik in het NT : grègoreô (waken) . Taalgebruik in Mc : grègoreô (waken) . Mc (4) : (1) Mc 13,35 . (2) Mc 13,37 . (3) Mc 14,34 . (4) Mc 14,38 . Een vorm van grègoreô (waken) in Mc in 6 verzen : (1) Mc 13,34 . (2) Mc 13,35 . (3) Mc 13,37 . (4) Mc 14,34 . (5) Mc 14,37 . (6) Mc 14,38 .
2. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
9. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (22) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,5 . (3) Mc 14,8 . (4) Mc 14,9 . (5) Mc 14,12 . (6) Mc 14,14 . (7) Mc 14,16 . (8) Mc 14,20 . (9) Mc 14,22 . (10) Mc 14,24 . (11) Mc 14,26 . (12) Mc 14,28 . (13) Mc 14,32 . (14) Mc 14,36 . (15) Mc 14,38 . (16) Mc 14,41 . (17) Mc 14,47 . (18) Mc 14,54 . (19) Mc 14,55 . (20) Mc 14,65 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,72 .
11. nom.+ acc. onz. enk. pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma
(geest) . Taalgebruik in Mc : pneuma
(geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . Ned. geest .
Mc (12) : (1) Mc
1,10 . (2) Mc
1,12 . (3) Mc
1,26 . (4) Mc
3,29 . (5) Mc
3,30 . (6) Mc
5,8 . (7) Mc
7,25 . (8) Mc
9,17 . (9) Mc
9,20 . (10) Mc
9,25 . (11) Mc
13,11 . (12) Mc
14,38 .
14. de (echter) . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 14 (23) : (1) Mc 14,1 . (2) Mc 14,4 . (3) Mc 14,6 . (4) Mc 14,7 . (5) Mc 14,9 . (6) Mc 14,11 . (7) Mc 14,20 . (8) Mc 14,21 . (9) Mc 14,29 . (10) Mc 14,31 . (11) Mc 14,38 . (12) Mc 14,44 . (13) Mc 14,46 . (14) Mc 14,47 . (15) Mc 14,52 . (16) Mc 14,55 . (17) Mc 14,61 . (18) Mc 14,62 . (19) Mc 14,63 . (20) Mc 14,64 . (21) Mc 14,68 . (22) Mc 14,70 . (23) Mc 14,71 .
Mc 14,39 - Mc 14,39 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] And again he went away, and prayed, and spake the same
words.
Luther-Bibel . 39 Und er ging wieder hin und betete und sprach dieselben Worte
Tekstuitleg van Mc 14,39 .
1. kai (en) . Taalgebruik : kai
(en) in het NT . Taalgebruik in Mc : kai
(en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et
. Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Mc (555) . Mc 14 . Van de 72 verzen niet in 12 verzen : (1) Mc
14,2 . (2) Mc
14,4 . (3) Mc
14,6 . (4) Mc
14,8 . (5) Mc
14,20 . (6) Mc
14,21 . (7) Mc
14,25 . (8) Mc
14,28 . (9) Mc
14,42 . (10) Mc
14,52 . (11) Mc
14,63 . (12) Mc
14,64 .
5. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . Mc 14 (12) : (1) Mc 14,8 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,33 . (5) Mc 14,39 . (6) Mc 14,47 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,58 . (9) Mc 14,60 . (10) Mc 14,62 . (11) Mc 14,67 . (12) Mc 14,71 .
6. pers. voornaamw. acc. mann. enk. auton (hem) . Taalgebruik in het NT :
voornaamwoord
autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord
autos .
Mc (146) . Mc 14 (14) : (1) Mc
14,1 . (2) Mc
14,10 . (3) Mc
14,11 . (4) Mc
14,39 . (5) Mc
14,44 . (6) Mc
14,45 . (7) Mc
14,46 . (8) Mc
14,50 . (9) Mc
14,51 . (10) Mc
14,55 . (11) Mc
14,61 . (12) Mc
14,64 . (13) Mc
14,65 . (14) Mc
14,69 .
Mc 14,40 - Mc 14,40 -- Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Taalgebruik -- Mc 14 - Mc 14,32 - Mc 14,33 - Mc 14,34 - Mc 14,35 - Mc 14,36 - Mc 14,37 - Mc 14,38 - Mc 14,39 - Mc 14,40 - Mc 14,41 - Mc 14,42 - | ||||||||||||||
|