MARCUSEVANGELIE , ZESTIENDE HOOFDSTUK , MC 16 - - bijbeloverzicht -- bijbelgebruik -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -
- Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 - Mc 16,9-20 -
BIJBEL: Taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.


Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,

- Marcus : overzicht .
- Marcus taalgebruik - Marcus taalgebruik A - Marcus taalgebruik B - Marcus taalgebruik C - Marcus taalgebruik D - Marcus taalgebruik E - Marcus taalgebruik F - Marcus taalgebruik G - Marcus taalgebruik H - Marcus taalgebruik I - Marcus taalgebruik J - Marcus taalgebruik K - Marcus taalgebruik L - Marcus taalgebruik M - Marcus taalgebruik N - Marcus taalgebruik O - Marcus taalgebruik P - Marcus taalgebruik Q - Marcus taalgebruik R - Marcus taalgebruik S - Marcus taalgebruik T - Marcus taalgebruik U - Marcus taalgebruik Z -
- Mc : commentaar .

Overzicht van het Marcusevangelie :   Mc 1 , Mc 2 , Mc 3 , Mc 4 , Mc 5 , Mc 6 , Mc 7 , Mc 8 , Mc 9 , Mc 10 , Mc 11 , Mc 12 , Mc 13 , Mc 14 , Mc 15 , Mc 16
Bijbeluitleg per pericope - Mc 16,1-8 - Mc 16,9-20 -
Bijbeluitleg vers per vers - Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 - Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -
Woordenschat
- aleifô (zalven) , zie Mc 16,1 .
- arômata (geurige kruiden) , zie Mc 16,1 .
- emprosthen (vóór , in bijzijn van)
- existamai (buiten zichzelf zijn , ontsteld / ontzet zijn) , zie Mc 16,8 .
- feugô (vluchten) , zie Mc 16,8 .
- horaô (zien) , zie Mc 16,7 .
- hupagô (gaan) , zie Mc 16,7 .
- prosôpon (aangezicht) , zie Mc 16,5 .
- sabbaton (sabbat) , zie Mc 16,1 .
- telwoord , zie Mc 16,2 .
- theôreô (zien, kijken) , zie Mc 16,4 .

Bibliografie : Mc 16,1-8 b
Literatuur .
Liturgisch gebruik

Mc 16,1-8: B-cyclus, paaswake
- Mc 16,15-20 : Hemelvaart ABC .

In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het veertiende hoofdstuk van het Marcusevangelie :
351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -
357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -

351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- bijbeloverzicht -- bijbelTaalgebruiken -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -

1. de vrouwen 2. de jongeling 3. de vrouwen
Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 Mc 16,6 - Mc 16,7 Mc 16,8

De perikope bestaat uit acht verzen . Het nevenschikkend voegwoord kai (en) wordt twaalfmaal gebruikt , viermaal als voegwoord tussen twee zinsdelen (tweemaal in Mc 16,1 bij het onderwerp , éénmaal in Mc 16,7 - een tweede datief - , en éénmaal in Mc 16,8 bij het onderwerp) ; achtmaal bij het begin van een zin , waarbij zesmaal bij het begin van een vers (de versindeler heeft zich hierdoor laten leiden) . Het partikel de (echter) komt slechts éénmaal voor ; op de 2de plaats in de zin (Mc 16,6) . Op de verbijstering van de vrouwen reageert de jongeling .
We hebben hier duidelijk met een kai-tekst te maken . Meestal laten de vertalers het nevenschikkend voegwoord bij het begin van een vers achterwege .

Er is iets merkwaardigs in wat over de vrouwen verteld wordt . In Mc 16,1 - Mc 16,2 en in Mc 16,4 - Mc 16,5 is er een zekere herhaling : komen en zien . Het hoofdwerkwoord staat in Mc 16,1 in de aorist , in Mc 16,2 in de tegenwoordige tijd , in Mc 16,4 in de tegenwoordige tijd en in Mc 16,5 in de aorist . In Mc 16,3 staat een imperfectum . Wat de hoofdwerkwoorden betreft zouden we van een concentrische opbouw kunnen spreken : A : Mc 16,1 . B : Mc 16,2 . C : Mc 16,3 . B' : Mc 16,4 . A' : Mc 16,5 . B en B' komen overeen met de hoofdwerkwoorden in Mc 5,15 : erchontai ... blepousin (zij gaan... kijken) . Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 verhaalt over de vrouwen die getuigen zijn van het open en lege graf en van de jongeman . Mc 5,15 verhaalt over wat toegestroomde toehoorders vaststellen . Beide verhalen hebben met een graf te maken .

Mc 16,1 - Mc 16,1 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2004) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
Kai diagenomenou tou sabbatou Maria hè Magdalènè kai Maria hè tou Iakôbou kai Salômè ègorasan arômata hina elthousai aleipsôsin auton et cum transisset sabbatum Maria Magdalene et Maria Iacobi et Salome emerunt aromata ut venientes unguerent eum  En toen de sabbat voorbijgegaan was, kochten Maria Magdalena en Maria van Jakobus en Salome specerijen om hem te gaan zalven.   Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salóme welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen.   Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria* van Magdala, Maria van Jakobus, en Salome kruiden om Hem te gaan zalven.  Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen.   Als de sabbat voorbij is, kopen Maria Magdalena, Maria van Jakobus en Salome geurige kruiden en komen hem zalven.  1. Quand le sabbat fut passé, Marie de Magdala, Marie, mère de Jacques, et Salomé achetèrent des aromates pour aller oindre le corps.

Statenvertaling . 1 En als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden. King James Bible . And when the sabbath was past, Mary Magdalene, and Mary the mother of James, and Salome, had bought sweet spices, that they might come and anoint him. Luther-Bibel . 1 Und als der Sabbat vergangen war, kauften Maria von Magdala und Maria, die Mutter des Jakobus, und Salome wohlriechende Öle, um hinzugehen und ihn zu salben.

Tekstanalyse van Mc 16,1 . Dit vers Mc 16,1 telt 20 (2 X 2 X 5) en 109 letters . De getalwaarde van Mc 16,1 is 11253 (3 X 11 X 11 X 31) . Mc 16,1 is één zin . Hij begint met het nevenschikkend voegwoord kai (en) . Aan de hoofdzin gaat een losse genitief (van tijd) vooraf . Het onderwerp is drievouding ; het gaat aan het werkwoord van de hoofdzin vooraf . Op de hoofdzin volgt een doelzin die ingeleid wordt door een voegwoord van doel hina (opdat) . Aan het werkwoord van de bijzin van doel gaat een participium bij het onderwerp vooraf .

Mc 16,1.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

Mc 16,1.2. part. aor. gen. mann. en onz. enk. διαγενομενου = diagenomenou (doorgekomen) van het werkw. διαγινομαι = diaginomai (doorkomen, doorbrengen, vergaan, vervliegen) . Taalgebruik in de Bijbel : diaginomai (doorkomen, doorbrengen) . Bijbel : (1) Mc 16,1 (2) Hnd 27,9 . Een vorm van διαγινομαι = diaginomai in de LXX (1) : 2 Mak 11,26 , in het NT (3) : (1) Mc 16,1 (2) Hnd 25,13 . (3) Hnd 27,9 . Telkens is het in een losse genitiefconstructie , die een tijdsbepaling aanduidt .

1. - 2. και διαγενομενου = kai diagenomenou (en doorgekomen) .

3. gen. onz. enk. σαββατου = sabbatou (sabbat) . Taalgebruik in N.T. : sabbaton (sabbat) . Taalgebruik in Mc : sabbaton (sabbat) . Mc (4) : (1) Mc 2,28 . (2) Mc 6,2 . (3) Mc 16,1 . (4) Mc 16,9 . Een vorm van sabbaton in 3 verzen in Mc : (1) Mc 16,1 . (2) Mc 16,2 . (3) Mc 16,9 .

2. - 3. In Mc 6,2 vinden we de losse genitief genomeou sabbatou (toen het sabbat was geworden = op sabbat) . Zo komt het begin van Mc 6,2 sterk overeen met het begin van Mc 16,1 . De combinatie van genomenou en sabbatou komt in de bijbel enkel hier voor .

Mc 1,21 Mc 6,2 Mc 16,1 Mc 16,2
      kai lian prôi (en zeer vroeg)
tois sabbasin (op sabbatdagen) kai genomenou sabbatou (en toen het sabbat was geworden) kai diagenomenou tou sabbatou (en toen de sabbat was voorbijgegaan) en tèi miai tôn sabbatôn (op de eerste van de weken)
      anateilantos tou hèliou (na zonsopgang)
24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 .   145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30  351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12  351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 

Marcus presenteert het optreden van Jezus in Kafarnaüm en in Nazaret in een parallelverhaal . Het meer van Galilea en de stad Kafarnaüm aan de oever gaf Jezus en zijn leerlingen een groter veiligheidsgevoel dan b.v. Nazaret , omdat zij bij gevaar de zee konden oversteken . Uit het gebeuren in Nazaret (Mc 6,1-6a) blijkt dat er gevaar was . Na de dood van Jezus zullen de leerlingen terug naar Galilea gaan .

8. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

11. nom. of acc. onz. enk. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (21) : (1) Gn 23,6 . (2) Js 22,16 . (3) Ez 39,11 . (4) W 10,7 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,5 . (7) Lc 23,55 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 . (11) Joh 11,31 . (12) Joh 11,38 . (13) Joh 19,41 . (14) Joh 19,42 . (15) Joh 20,1 . (16) Joh 20,3 . (17) Joh 20,4 . (18) Joh 20,6 . (19) Joh 20,8 . (20) Joh 20,11 . (21) Hnd 13,29 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Mc (7) :
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. tombeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβος = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֻבֻר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

13. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

15. ègorasan (zij kochten) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Mt 27,7 . (2) Mc 16,1 . Taalgebruik : agorazô (kopen) , zie Mc 15,46 .

16. arômata (geurige kruiden) . Taalgebruik : arômata (geurige kruiden) , zie Mc 16,1 . In elf verzen in de bijbel ; in acht verzen in het O.T. , in drie verzen in het N.T. nl. in teksten die parallel zijn. (1) Mc 16,1 . (2) Lc 23,56 . (3) Lc 24,1 .

18. part. aor. nom. vr. mv. ελθουσαι = elthousai (gegaan) van het werkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai (gaan, komen) . Bijbel (1) : Mc 16,1 .

elthousai (gekomen) . erchomai (gaan) + samenstellingen. Bij Marcus: zie Mc 2,1 en Mc 11,1 . Participium aorist nominatief vrouwelijk meervoud van het werkwoord erchomai (gaan). Het is een hapax. Elthontes (gekomen) komt in zesendertig verzen in de bijbel voor; in vijftien verzen in het O.T., in éénentwintig verzen in het N.T., in drie verzen bij Marcus.
Door de participia ελθουσαι = elthousai (gegaan) (Mc 16,1) - eiselthousai eis to mnèmeion (het gedenkteken binnengegaan) (Mc 16,5) - exelthousai ... apo tou mnèmeiou (uit het gedenkteken buitengaan) (Mc 16,8) worden de verzen van de perikope aan elkaar gelinkt. Aan dit netwerk moet nog de zin erchontai epi to mnèmeion (zij gaan op het gedenkteken) gekoppeld worden (Mc 16,2) .

19. aleipsôsin (zij zouden zalven). Coniunctief aorist derde persoon meervoud van het werkwoord aleifô (zalven) (Taalgebruik : aleifô (zalven) , zie Mc 16,1 . ) zie het woord olijf. Het is een hapaxvorm.

Mc 16,2 - Mc 16,2 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing : paaswke (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2004) Naardense bijbel Statenvertaling
kai lian prôï  tèi miai tôn sabbatôn erchontai epi to mnèmeion anateilantos tou hèliou et valde mane una sabbatorum veniunt ad monumentum orto iam sole   En heel vroeg, de eerste dag van de week, kwamen ze bij de grafkamer toen de zon was opgegaan.  Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf. In alle vroegte op de eerste dag van de week gingen ze na zonsopgang naar het graf.  Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf.  Zeer vroeg op de eerste van de week komen zij aan bij het graf, bij het opgaan van de zon.  Op de eerste dag van de week gaan ze 's morgens vroeg, na zonsopgang,  naar het graf.

Bible de Jérusalem . 2. Et de grand matin, le premier jour de la semaine, elles vont à la tombe, le soleil s'étant levé.
King James Bible . And very early in the morning the first day of the week, they came unto the sepulchre at the rising of the sun.
Luther-Bibel . 2 Und sie kamen zum Grab am ersten Tag der Woche, sehr früh, als die Sonne aufging.

  Mc 16,2 Mt 28,1 Lc 24,1
  kai lian prôï  tèi miai tôn sabbatôn erchontai epi to mnèmeion anateilantos tou hèliou opse de sabbatôn tèi epifôskousèi eis mian sabbatôn èlthen | Maria hè Magdalènè kai hè allè Maria theôrèsai ton tafon  tè de mia tôn sabbatôn orthrou batheôs epi to mnèma èlthon ferousai a ètoimasan arômata 

Tekstanalyse van Mc 16,2 . Dit vers Mc 16,2 telt 13 woorden en 67 letters . De getalwaarde van Mc 16,2 is 7407 (3 X 3 X 823) .

Mc 16,2.1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

Mc 16,2.2. lian (zeer) , zie Mc 1,35 . Tweede maal in combinatie met prôi ('s morgens) .

Mc 16,2.3. πρωι = prôi (vroeg , 's morgens) . Taalgebruik in het NT : prôï (vroeg) . Taalgebruik in de LXX : prôï (vroeg) . De eerste maal is het in Mc 1,35 , de 5de maal in Mc 16,2 .
In drie gevallen staat het nogal vooraan in de zin en de pericope .
- Mc 1,35 : και πρωι εννυχα λιαν = kai prôï ennucha lian (en zeer vroeg , (nog) 's nachts) αναστας anastas (opgestaan) . De sabbatdag is voorbij (Mc 1,21-34) .
- Mc 16,2 : και λιαν πρωι τῃ μιᾳ των σαββατων = kai lian prôï (en zeer vroeg) tèi mia(i) tôn sabbatôn (op de eerste dag van het wekenfeest / de week) .
- Mc 16,9 : αναστας δε πρωι πρωτῃ σαββατου = anastas de prôi prôtèi sabbatou (vroeg opgestaan echter) op de eerste dag van de week .

prôi ('s morgens)  bijbel OT NT Mt Mc Joh ev.  Hnd
12  181  169  12  3 : (1) Mt 16,3 . (2) Mt 20,1 . (3) Mt 21,18 . 6 : (1) Mc 1,35 . (2) Mc 11,20 . (3) Mc 13,35 . (4) Mc 15,1 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,9 . 2 : (1) Joh 18,28 . (2) Joh 20,1 . 11 : (1) Mc 16,2 // Joh 20,1 . 1 : Hnd 28,23

Mc 16,2.4. tèi . Taalgebruik : ho (de) , zie Mt 28,18 . Lidwoord , datief vrouwelijk enkelvoud . In drie verzen in Mc 16 .

Mc 16,2.5. miai (op de eerste) . Taalgebruik : telwoord , zie Mc 16,2 . Rangtelwoord. Datief enkelvoud .
- rangtelwoord mia (eerste) . Het kan nominatief of datief (miai) zijn. Het komt in 192 verzen in de bijbel voor; in 159 verzen in het O.T.. In drieëndertig verzen in het N.T. Als datief komt het voor in de parallelteksten Mc 16,2, Lc 24,1 en Joh 20,1. Het hoofdtelwoord prôtè (één) komt in de bijbel in zevenendertig verzen voor . In achttien verzen in het O.T. In negentien verzen in het N.T. In twee verzen bij Matteüs, in vier verzen bij Marcus, in één vers bij Lucas enz.

Mc 16,2.8. wkw ind. praes. 3de pers. mv. ερχονται = erchontai (zij gaan) van het wkw. ερχομαι = erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in het NT : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in de LXX : erchomai (gaan, komen) . Taalgebruik in Mc. : erchomai (gaan, komen) . Bijbel (65) . OT (47) . NT (18) . Mt (2) : (1) Mt 7,15 . (2) Mt 25,11 . Mc (12) : (1) Mc 2,3 . (2) Mc 2,18 . (3) Mc 5,15 . (4) Mc 5,35 . (5) Mc 5,38 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 10,46 . (8) Mc 11,15 . (9) Mc 11,27 . (10) Mc 12,18 . (11) Mc 14,32 . (12) Mc 16,2 . Lc (1) Lc 23,29 . Joh (1) : Joh 3,26 . Br. (2) : (1) 1 Kor 15,35 . (2) Heb 8,8 .

erchomai (gaan, komen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.

ind. praes. 3de pers. mv. erchontai

65 47 18  12      15  16 

- Hebreeuws . prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבֹאוּ = wajjâbo´û (en zij gingen) OF prefix verbindingswoord wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבִאוּ = wajjâbhi´û (en zij lieten komen, zij brachten) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (195) . Pentateuch (47) . Eerdere Profeten (99) Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (33) .

Mc 16,2.9. επι = epi (op, bij) . Afkortingen : επ' = ep' en εφ' = ef' . Taalgebruik in het NT : epi (op, bij) . Taalgebruik in de LXX : epi (op, bij) . Taalgebruik in Mc : epi (op, bij) . Mc 16 (2) : (1) Mc 16,2 . (2) Mc 16,18 .

epi (op, bij)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
epi 51  1   4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 14  1             1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef                          430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   71  10  6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

- Ned. : op , naar, bij . D. : bei . E. : at . Fr. : à . Lat. : ad .

Mc 16,2.8-9. ερχονται επι = erchontai epi (zij gaan naar) is het enigste vers in het NT met volgende structuur : ερχονται = erchontai (zij gaan) + επι = epi (op , naar , bij) , voorzetsel van plaats + plaatsbepaling .

Mc 16,2.10. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. το = to (het) van het bepaald lidw. ὁ = ho , ἡ = hè , το = to (de - het) . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 16 (4) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) . (3) Mc 16,15 (acc.) . (4) Mc 16,19 (acc.) . In twee verzen staat het bep. lidw. to (het) bij het zelfst. naamw. mnèmeion (gedenkteken) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) .

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
3. nom. + acc. onz. enk. to 108  12  12  22  5941  4582  1359  186  108  181  121  172  482  109  475  596 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

 

bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam)
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) . (3) Mc 16,15 (acc.) . (4) Mc 16,19 (acc.) . In twee verzen staat het bep. lidw. το = to (het) bij het zelfst. naamw. mnèmeion (gedenkteken) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) .

Mc 16,2.9. - 10. επι το = epi to . Mt (5) : (1) Mt 3,7 . (2) Mt 4,5 . (3) Mt 5,23 . (4) Mt 9,9 . (5) Mt 22,34 . Mc (4) : (1) Mc 2,14 . (2) Mc 4,5 . (3) Mc 15,1 . (4) Mc 16,2 . Lc (10) : (1) Lc 4,9 . (2) Lc 5,19 . (3) Lc 5,27 . (4) Lc 10,34 . (5) Lc 15,4 . (6) Lc 17,35 . (7) Lc 24,1 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 .

Mc 16,2.11. nom. of acc. onz. enk. μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in het NT : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Taalgebruik in Lc : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) . Bijbel (21) : (1) Gn 23,6 . (2) Js 22,16 . (3) Ez 39,11 . (4) W 10,7 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,5 . (7) Lc 23,55 . (8) Lc 24,12 . (9) Lc 24,22 . (10) Lc 24,24 . (11) Joh 11,31 . (12) Joh 11,38 . (13) Joh 19,41 . (14) Joh 19,42 . (15) Joh 20,1 . (16) Joh 20,3 . (17) Joh 20,4 . (18) Joh 20,6 . (19) Joh 20,8 . (20) Joh 20,11 . (21) Hnd 13,29 . Een vorm van μνημειον = mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) in de LXX (16) , in het NT (37) , in Mc (7) :
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .
- Het Latijnse monumentum lijkt verwantschap te hebben met het Griekse μνημειον = mnèmeion : m-n-m-n . In geval van een 'graf' spreken we van een grafmomunemt .
- Het Latijnse monumentum is soms de vertaling van het Hebreeuwse זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (9) : (1) Ex 17,14 . (2) Ex 39,7 . (3) Lv 23,24 . (4) Nu 5,15 . (5) Nu 17,5 . (6) Nu 31,54 . (7) Mal 3,16 . (8) Pr 1,11 . (9) Pr 2,16 .
- Ned. graf (< graven) . D. Grab . Fr. to mbeau (< Lat. tumba < tumulus : heuvel ; Gr. τυμβος = tumbos) . E. sepulchre (< Lat. sepulchrum < sepelire , sepultum , ensevelir = in een lijkwade wikkelen, bedelven, begraven) . Aramees : קֻבֻר / קִבְרָא = qèbhèr / qibërâ´ . Arabisch : قَبْر = qabr (graf) . Taalgebruik in de Qoran : qabr (graf) .

Mc 16,2.10. - 11. επι το μνημειον = epi to mnèmeion (op / naar het grafmonument) . NT (4) . Mc (1) Mc 16,2 . Lc (3) : (1) Lc 24,12 . (2) Lc 24,22 . (3) Lc 24,24 .

Mc 16,2.12. wkw. act. part. aor. gen. mann. enk. ανατειλαντος = anateilantos van het werkw. ανατελλω = anatellô (optillen, oprijzen, opgaan) . Taalgebruik in het NT : anatellô (oprijzen) . Taalgebruik in de LXX : anatellô (oprijzen) . Bijbel (2) : (1) Mt 13,6 . (2) Mc 16,2 . Een vorm van ανατελλω = anatellô (optillen, oprijzen, opgaan) in de LXX (59) , in het NT (9) .

Mc 16,2.14. zn. gen. mann. enk.λιου = hèliou van het zn nom. mann. enk. λιος = hèlios (zon) . Taalgebruik in het NT : hèlios (zon) . Mt (1) : Mt 13,6 . Mc (2) : (1) Mc 4,6 . (2) Mc 16,2 . Lc (4) : (1) Lc 1,17 (Elia) . (2) Lc 4,25 (Elia) . (3) Lc 4,40 . (4) Lc 23,45 . Een vorm van λιος = hèlios (zon) in Mc in 4 verzen : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 4,6 . (3) Mc 13,24 . (4) Mc 16,2 .

  hèlios (zon)  bijbel OT   NT Mt Mc Lc syn.  Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. mann. enk. hèlios  73  60 / 42   13  3 : (1) Mt 13,43 . (2) Mt 17,2 . (3) Mt 24,29 . 3 : (1) Mc 1,32 . (2) Mc 4,6 . (3) Mc 13,24 .   6 : (1) Mt 24,29 // Mc 13,24 // Lc 21,25 . (2) Mc 1,32 // Lc 4,40 .     1 : Hnd 2,20 .   2 : (1) Ef 4,26 . (2) Jak 1,11 .
2 gen. mann. enk. hèliou   157  143 / 135   14  1 : Mt 13,6 . 1 : Mc 16,2 . 4 : (1) Lc 1,17 (Elia) . (2) Lc 4,25 (Elia) . (3) Lc 4,40 . (4) Lc 23,45 . 6 : (1) Mt 13,6 // Mc 4,6 .    
3 dat. mann. enk. hèliô(i)  10  8 / 8       1 : Lc 21,25 .              
4 acc. mann. enk. hèlion  50  46 / 44   1 : Mt 5,45 .                
  totaal 290  257 / 229   33  14    12  14  14 

- Ned.: zon . D.: Sonne . E.: sun . Indo-Europese stam: sehu-el .
- Gr. : λιος = hèlios (sâwelios. Is het Ned. woord hel (helder , helschijnend) verwant met de Griekse stam λ- = hèl- ? Lat.: sol (sawol of swol) , solis . Fr.: soleil (uit het Latijnse verkleinwoord soliculus) . En naast de woorden met l , staan de woorden met n? Vandaar : zon enz.
- Hebr.: שֶׁמֶשׁ = sjèmèsj (zon) . Taalgebruik in Tenakh : sjèmèsj (zon) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 55 (5 X 11) OF 640 (2² X 2³ X 2³ X 5²) . Structuur : 3 - 4 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (50) . Pentateuch (3) . Eerdere Profeten (21) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (14) . Zn qatl-vorm (Lettinga , 1961 , 24e1) . Spiegelwoord . Van links naar rechts , van het oosten naar het westen : een sj in het oosten (van de opgaande zon) , een sj in het westen van de ondergaande zon , een m in het midden (als hoogtepunt van de gang van de zon , op de middag) . Arabisch : شمس = sjamsj (zon) .
- Hiëroglyfen : ra : weergegeven door een mond (r) en een onderarm met hand en vingers (ajin ; Gr. : χειρ = cheir : hand ; grijpen) en het determinatief : een cirkel met een punt erin (de zon) . Zie : https://nl.wikipedia.org/wiki/Ra_(god) .
- Ned.: st-ra-len . Lat. : radiare : stralen . radians (de stralende) : de zon . Waarschoots : strauwn .
- Ned.: schijnen . D.: scheinen . E. : to shine . Hebben schijnen (sjijnen) en zon (s/z - n) met elkaar te maken ? Is schijnen een activiteit van de zon ?

(1) Mc 1,32 : ὁτε εδυσεν ὁ ἡλιος = hote edusen ho hèlios (toen de zon was ondergegaan) . Na zonsondergang na de eerste sabbatdag van Jezus' optreden .
(2) Mc 4,6 : και ὁτε ανετειλεν ὁ ἡλιος = kai hote aneteilen ho hèlios : en toen de zon was opgegaan = na zonsopgang . Deze zin komt voor in de parabel van de zaaier
(3) Mc 13,24 : ὁ ἡλιος σκοτισθησεται = ho hèlios skotisthèsetai (de zon zal verduisterd worden) .
(4) Mc 16,2 : ανατειλαντος του ἡλιου = anateilantos tou hèliou (nadat de zon was opgegaan) .

Mc 16,2.12. - 14. ανατειλαντος του ἡλιου = anateilantos tou hèliou (bij zonsopgang) . Bijbel (1) : Mc 16,2 .
- ἡλιου δε ανατειλαντος = hèliou de anateilantos (bij zonsopgang echter) . Bijbel (1) : Mt 13,6 .
- "Nadat de zon optilde." Wat tilde de zon op ? Zichzelf . Het is dus een soort mediaal , terwijl dse vorm actief is . Dus : nadat de zon zich had opgetild .

- lepros (melaatse) . Slechts in 2 verzen in het N.T. : (1) Mt 8,2 . (2) Mc 1,40 .

- Door de participia elthousai (gegaan) (Mc 16,1) - eiselthousai eis to mnèmeion (het gedenkteken binnengegaan) (Mc 16,5) - exelthousai ... apo tou mnèmeiou (uit het gedenkteken buitengaan) (Mc 16,8) worden de verzen van de perikope aan elkaar gelinkt. Aan dit netwerk moet nog de zin erchontai epi to mnèmeion (zij gaan naar het gedenkteken) gekoppeld worden (Mc 16,2).
- prôi ('s morgens), zie Mc 1,32 . In 6 verzen bij Marcus. (1) Mc 1,35 . (2) Mc 11,20 - Mc 11,20-25 - (3) Mc 13,35 - Mc 13,33-37 - (4) Mc 15,1 (5) Mc 16,2 - Mc 16,1-8 - (6) Mc 16,9 - Mc 16,9-20
- erchontai (zij gaan) , zie Mc 11,1 : (1) Mc 2,3 . (2) Mc 2,18 . (3) Mc 5,15 . (4) Mc 5,35 . (5) Mc 5,38 . (6) Mc 8,22 . (7) Mc 10,46 . (8) Mc 11,15 . (9) Mc 11,27 . (10) Mc 12,18 . (11) Mc 14,32 . (12) Mc 16,2 . In 1 vers : erchontai (zij gaan) + epi (naar, bij) voorzetsel van plaats + plaatsbepaling: Mc 16,2 .
- hèlios (zon) zie Mc 1,32 .

Mc 16,2.16.

anateilantos tou hèliou (nadat de zon was opgegaan) . Deze tijdsbepaling op het einde van de zin omschrijft nader de tijdsbepaling bij het begin van de zin lian prôï (zeer vroeg) . Zowel de genitiefvorm van het participium anateilantos als van het zelfstandig naamwoord hèliou wordt slechts hier in Mc 16,2 gebruikt . De losse genitief op het einde van Mc 16,2 en bij het begin van Mc 16,1 omsluiten Mc 16,1 - Mc 16,2 .
Telkens met een uitdrukkelijke tijdsvermelding zijn de vrouwen op weg , de ene maal om welriekende kruiden te kopen , de andere maal om naar de gedenkplaats (het graf) te gaan .
Sommige vertalers gebruiken een bijwoordelijke bepaling, anderen een bijwoordelijke bijzin van tijd.
- mnèmeion (gedenkteken) . Taalgebruik : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) , zie Mc 15,46 .
--- Nominatief enkelvoud. Slechts in het N.T.; in 17 verzen.
--- Mnèmeiou (van het gedenkteken). Genitief enkelvoud. Slechts in het N.T, in 10 verzen.


Mc 16,3 - Mc 16,3 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2004) Naardense bijbel Statenvertaling
kai elegon pros heautas, Tís apokulisei hèmin ton lithon ek tès thuras tou mnèmeiou;  et dicebant ad invicem quis revolvet nobis lapidem ab ostio monumenti   En ze zeiden tegen elkaar: "Wie zal voor ons de steen wegwentelen uit de deuropening van de grafkamer?"  Maar ze zeiden tot elkaar: "Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?"  Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen bij de ingang van het graf wegrollen?’   Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’   Ze hebben tot elkaar gezegd: wie zal voor ons de steen wegwentelen van de ingang van het graf?–  en zij zeiden tot elkaar : Wie zal voor ons de steen wegrollen van de opening van het grafmonument

Bible de Jérusalem . 3. Elles se disaient entre elles : « Qui nous roulera la pierre hors de la porte du tombeau ? »
King James Bible . And they said among themselves, Who shall roll us away the stone from the door of the sepulchre?
Luther-Bibel . 3 Und sie sprachen untereinander: Wer wälzt uns den Stein von des Grabes Tür?

Tekstanalyse van Mc 16,3 . Dit vers Mc 16,3 telt 14 (2 X 7) woorden en 65 (5 X 13) letters . De getalwaarde van Mc 16,3 is 6220 (2 X 2 X 5 X 311) .

Mc 15,46  kai prosekulisen   lithon epi tèn thuran  tou mnèmeiou 
Mc 16,3  Tís apokulisei hèmin   ton lithon   ek tès thuras tou mnèmeiou 
Mc 16,3 anakekulistai ho lithos - èn gar megas sfodra -    
Mt 27,60  kai proskulisas   lithon megan   tèi thurai   tou mnèmeiou apèlthen 
Mt 28,2   kai proselthôn apekulisen   ton lithon     
Lc 24,2   euron de  ton lithon apokekulismenon   apo tou mnèmeiou  

1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .
- και = kai (en) staat aan het begin van een derde nevenschikkende zin , waarbij het onderwerp in Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 hetzelfde is .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

2. elegon (zij zeiden) , zie Mc 1,38 . Indicatief imperfectum derde persoon meervoud . In achttien verzen bij Marcus : (1) Mc 2,16 . (2) Mc 2,24 . (3) Mc 3,21 . (4) Mc 3,22 . (5) Mc 3,30 . (6) Mc 4,41 (pros allèlous = tot elkaar) . (7) Mc 5,31 . (8) Mc 6,14 . (9) Mc 6,15 . (10) Mc 6,35 . (11) Mc 11,5 . (12) Mc 11,28 . (13) Mc 14,2 . (14) Mc 14,31 . (15) Mc 14,70 . (16) Mc 15,31 . (17) Mc 15,35 . (18) Mc 16,3 (pros heautas = tot zichzelf) .

3. tis (wie) . Vragend of onbepaald voornaamwoord . In vierentwintig verzen bij Marcus : (16) Mc 16,3 . De vraag van "wie zal de steen wegrollen" veronderstelt dat iemand de steen heeft aangerold . In Mc 15,46 wordt gezegd dat Jozef van Arimatea een steen aanrolde op de deur van het gedenkteken . De constructie van de twee zinnen loopt parallel . Eén man was in staat een steen op het graf aan te rollen . Drie vrouwen zijn blijkbaar niet in staat om die steen weg te rollen . Wellicht was het aan- en afrollen van de steen een mannenwerk . Dat was het althans bij het water geven van de kudde , zie Gn 29,1-11 .

Mc 16,3.6. act. ind. fut. 3de pers. enk. αποκυλισει = apokulisei (hij zal wegrollen) van het werkw. αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) . Zie het werkw. κυλιω = kuliô (rollen, wentelen) . Taalgebruik in de Bijbel : kuliô (rollen) . Bijbel (1) : Mc 16,3 . Een vorm van αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) in de LXX (4) : (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 . (3) Gn 29,10 . (4) Jdt 13,9 , in het NT (4) :
(1) Mt 28,2 : act. ind. aor. 3de pers. enk. απεκυλισεν = apekulisen (hij rolde weg) .
(2) Mc 16,3 : act. ind. fut. 3de pers. enk. αποκυλισει = apokulisei (hij zal wegrollen) .
(3) Mc 16,4 : pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισται = apokekulistai (hij is weggerold) .
(4) Lc 24,2 : pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισμενον = apokekulismenon (weggerold) .
- Hebreeuws . NBG : act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. יָגֶל = jâgèl (hij zal rollen) van het werkw. גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) . Taalgebruik in Tenakh : gâlal (rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 3 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 .
- Lat. revolvere . Ned. wegrollen, wegwentelen . Fr. rouler . E. to roll away . D. walzen . Arabisch : لَفَّ = laffa (rollen) . Taakgebruik in de Qoran : laffa (rollen) .
- Zie Gn 29,1-11 . In dit verhaal geeft Jakob de kudde van Rachel , de dochter van Laban , te drinken .

7. pers. voornaamw. dat. mv. hèmin (ons) van het pers. voornaamw. hèmeis . Taalgebruik in het N.T. : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord .
Mc (9) : (1) Mc 1,24 . (2) Mc 9,22 . (3) Mc 9,38 . (4) Mc 10,35 . (5) Mc 10,37 . (6) Mc 12,19 . (7) Mc 13,4 . (8) Mc 14,15 . (9) Mc 16,3 .

8. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,3 . (2) Mc 16,6 . (3) Mc 16,15 . (4) Mc 16,19 . (5) Mc 16,20 .

9. acc. mann. enk. λιθον = lithon (steen) van het zelfst. naamw. λιθος = lithos (steen) . Taalgebruik in het NT : lithos (steen) . Taalgebruik in de LXX : lithos (steen) . Een vorm van λιθος = lithos in de LXX (306) , in het NT (58) .
- Hebreeuws . אֶבֶן = ´èbhèn (steen) . Taalgebruik in Tenakh : ´èbhèn (steen) . Getalwaarde : aleph = 1 , ben = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 17 OF 53 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (67) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (16) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (23) .

- mnèmeion (gedenkplaats). In 21 verzen in de bijbel; in 4 verzen in het O.T., in 17 verzen in het N.T. Taalgebruik : mnèmeion (monument, gedenkteken, graf) , zie Mc 15,46 .
--- mnèmeiou (van het gedenkteken). In 14 verzen in de bijbel; in 4 verzen in het O.T., in 10 verzen in het N.T.

Mc 16,4 - Mc 16,4 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
kai anablepsasai theôrousin hoti apokekulistai ho lithos èn gar megas sfodra  et respicientes vident revolutum lapidem erat quippe magnus valde  En opkijkend zagen ze dat de steen weggewenteld was; hij was geweldig groot.   Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was; en deze was zeer groot.  Toen ze opkeken, zagen ze dat de steen weggerold was; hij was overigens buitengewoon groot. Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen.   en nu ze opkijken aanschouwen ze dat hij is weggewenteld, de steen,–   4 (En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot. 

Bible de Jérusalem . 4. Et ayant levé les yeux, elles virent que la pierre avait été roulée de côté : or elle était fort grande.
King James Bible . And when they looked, they saw that the stone was rolled away: for it was very great.
Luther-Bibel . 4 Und sie sahen hin und wurden gewahr, dass der Stein weggewälzt war; denn er war sehr groß.

Tekstanalyse van Mc 16,4 . Dit vers Mc 16,4 telt 11 woorden en 61 letters . De getalwaarde van Mc 16,4 is 5878 (2 X 2939) .

1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .
- και = kai (en) staat aan het begin van een vierde nevenschikkende zin , waarbij het onderwerp in Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 hetzelfde is .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

2. act. part. aor. nom. vr. mv. αναβλεψασασαι = anablepsasai (opgekeken) van het werkw. αναβλεπω = anablepô (naar boven / omhoog blikken , opkijken) . Taalgebruik in het NT : anablepô (naar boven blikken) . Taalgebruik in de LXX : anablepô (naar boven blikken) . Taalgebruik in Mc : anablepô (naar boven blikken) . Bijbel (1) : Mc 16,4 . Een vorm van αναβλεπω = anablepô (naar boven / omhoog blikken, opkijken) in de LXX (35) , in het NT (25) , in Mt (3) : (1) Mt 11,5 . (2) Mt 14,19 . (3) Mt 20,34 ; in Mc (6) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 7,34 . (3) Mc 8,24 . (4) Mc 10,52 . (5) Mc 10,51 . (6) Mc 16,4 ; in Lc (7) : (1) Lc 7,22 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 18,41 . (4) Lc 18,42 . (5) Lc 18,43 . (6) Lc 19,5 . (7) Lc 21,1 .

  anablepô (naar boven blikken)   Mc Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 10 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd syn.  ev. 
act. ind. aor. 3de pers. enk. aneblepsen         (1) Mc 10,52 .      
act. part. aor. nom. mann. enk. anablepsas  (1) Mc 6,41 .   (2) Mc 7,34 .   (3) Mc 8,24 .       22  15      7  
act.  part. aor. nom. vr. mv. anablepsasai         (1) Mc 16,4 .            
act. conjunct. aor. 1ste pers. enk. anablepsô        (1) Mc 10,51 .            
  totaal 31  16  15  12  14 

3. act. ind. praes. 3de pers. mv. θεωρουσιν = theôrousin (zij zien) van het werkw. θεωρεω = theôreô (kijken) . Taalgebruik in het NT : theôreô (kijken) . Taalgebruik in de LXX : theôreô (kijken) . Bijbel (5) : (1) Pr 7,11 . (2) 2 Mak 3,17 . (3) Mc 5,15 . (4) Mc 16,4 . (5) Joh 6,19 . Een vorm van θεωρεω = theôreô in de LXX (75) , in het NT (58) .
- Tussen Mc 5,15-20 en Mc 16,1-8 zijn er heel wat overeenkomsten . Na erchontai (zij gaan) in Mc 16,2 is θεωρουσιν = theôrousin (zij zien) in Mc 16,4 het tweede hoofdwerkwoord in de tegenwoordige tijd . In Mc 5,15 volgen erchontai (zij gaan) en θεωρουσιν = theôrousin (zij zien) elkaar op in twee nevenschikkende zinnen .

4. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het N.T. : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti (dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 16 (4) : (1) Mc 16,4 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,11 . (4) Mc 16,14 .

5. pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισται = apokekulistai (hij is weggerold) van het werkw. αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) . Zie het werkw. κυλιω = kuliô (rollen, wentelen) . Taalgebruik in de Bijbel : kuliô (rollen) . Bijbel (1) : Mc 16,4 . Een vorm van αποκυλιω = apokuliô (wegrollen) in de LXX (4) : (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 . (3) Gn 29,10 . (4) Jdt 13,9 , in het NT (4) :
(1) Mt 28,2 : act. ind. aor. 3de pers. enk. απεκυλισεν = apekulisen (hij rolde weg) .
(2) Mc 16,3 : act. ind. fut. 3de pers. enk. αποκυλισει = apokulisei (hij zal wegrollen) .
(3) Mc 16,4 : pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισται = apokekulistai (hij is weggerold) .
(4) Lc 24,2 : pass. ind. perf. 3de pers. enk. αποκεκυλισμενον = apokekulismenon (weggerold) .
- Lat. revolvere . Ned. wegrollen, wegwentelen . Fr. rouler . E. to roll away . D. walzen . Arabisch : لَفَّ = laffa (rollen) . Taakgebruik in de Qoran : laffa (rollen) .
- Zie Gn 29,1-11 . In dit verhaal geeft Jakob de kudde van Rachel , de dochter van Laban , te drinken .

Mc 16,5 - Mc 16,5 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2004) Naardense bijbel Statenvertaling
kai eiselthousai eis to mnèmeion eidon neaniskon kathèmenon en tois dexiois peribeblèmenos  stolèn leukèn, kai exethambèthèsan et introeuntes in monumento viderunt iuvenem sedentem in dextris coopertum stola candida et obstipuerunt   En toen ze binnengegaan waren in de grafkelder, zagen ze een jongeling, gezeten aan de rechterzijde, omkleed met een wit gewaad, en ze werden ontsteld.   Binnengetreden in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad.  Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een jongeman zitten met een wit kleed om, en ze schrokken hevig.  Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk.  Als ze de grafruimte binnenkomen zien ze aan de rechterkant een jongeman zitten, met een witte mantel omgeslagen, en ze zijn stomverbaasd.  5 En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechter zijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd. 

Bible de Jérusalem . 5. Étant entrées dans le tombeau, elles virent un jeune homme assis à droite, vêtu d'une robe blanche, et elles furent saisies de stupeur.
And entering into the sepulchre, they saw a young man sitting on the right side, clothed in a long white garment; and they were affrighted.
Luther-Bibel . 5 Und sie gingen hinein in das Grab und sahen einen Jüngling zur rechten Hand sitzen, der hatte ein langes weißes Gewand an, und sie entsetzten sich.

Tekstanalyse van Mc 16,5 . Dit vers Mc 16,5 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters . De getalwaarde van Mc 16,5 is 5728 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 179) .

1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .
- και = kai (en) staat aan het begin van een vijfde en zesde nevenschikkende zin , waarbij het onderwerp in Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 hetzelfde is .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

Mc 16,5.2. part. aor. nom. vr. mv. εισελθουσαι = eiselthousai (binnengegaan) van het werkw. εισερχομαι = eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het NT : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in de LXX : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Mc : eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in Lc : eiserchomai (binnengaan) . Bijbel (4) : (1) Gn 46,26 . (2) Gn 46,27 . (3) Mc 16,5 . (4) Lc 24,3 . Een vorm van εισερχομαι = eiserchomai in de LXX (700) , in het NT (192) , in Mc (30) , in Lc (50) . In (1) Gn 46,26 . (2) Gn 46,27 wordt melding gemaakt van de rechtstreekse afstammelingen die met Jakob naar Egypte gingen .

  eiserchomai (binnengaan) aor.   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
part. aor. nom. vr. mv. eiselthousai                            1 : Mc 16,5 .  
  totaal 30  2 / 2 2 / 2 2 / 2 3 / 2 2 / 2 1 / 1 5 / 5 4 / 4 2 / 1 1 / 1

- prefix verbindingswoord wa (consecutivum) + act. ind. imperf. 3de pers. vr. mv. וַתָּבֹאנָה = waththâbho´nâh (en zij gingen) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (4) : (1) Gn 41,21 . (2) Ex 2,16 . (3) Ex 2,18 . (4) Js 48,3 .
- Ned. : binnengaan . D. : eingehen . E. : to enter . F. : entrer . Grieks : εισερχομαι = eiserchomai (binnengaan) . Taalgebruik in het NT : eiserchomai (binnengaan) . Hebreeuws : בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Lat. : intro-ire (binnengaan) .

Door de participia ελθουσαι = elthousai (gegaan) (Mc 16,1) , eiselthousai eis to mnèmeion (het gedenkteken binnengegaan) (Mc 16,5) - exelthousai ... apo tou mnèmeiou (uit het gedenkteken buitengegaan) (Mc 16,8) worden de verzen van de perikope aan elkaar gelinkt . Aan dit netwerk moet nog de zin erchontai epi to mnèmeion (zij gaan naar het gedenkteken) gekoppeld worden (Mc 16,2) .

Mc 16,5.3. eis (naar, tot) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . D. nach . E. for .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,15 . (5) Mc 16,19 .

Mc 16,5.4. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) . (3) Mc 16,15 (acc.) . (4) Mc 16,19 (acc.) . In twee verzen staat het bep. lidw. to (het) bij het zelfst. naamw. mnèmeion (gedenkteken) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) .

Mc 16,5.5.

Mc 16,5.3, - 5,

Mc 16,5.7. acc. mann. enk. νεανισκον = neaniskon van het zelfst. naamw. νεανισκος = neaniskos (jongeman, kleine man, jongeling , nieuweling) . Taalgebruik in de Bijbel : neaniskos (jongemon, kleine man) . Bijbel (7) : (1) Gn 4,23 . (2) Jr 50,44 . (3) Jr 51,22 . (4) Ez 9,6 . (5) Mc 16,5 . (6) Hnd 23,18 . (7) Hnd 23,22 . Een vorm van νεανισκος = neaniskos in de LXX (110) , in het NT (11) , in Mc (2) : (1) Mc 14,51 . (2) Mc 16,5 .

Mc 16,5.8. part. praes. acc. mann. enk. καθημενον = kathèmenon (gezeten) van het werkw. καθημαι = kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten) . Taalgebruik in het NT : kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten) . Taalgebruik in de LXX : kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten) . Taalgebruik in Mc : kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten) . Bijbel (17) : (1) Re 18,7 . (2) 1 K 1,48 . (3) 1 K 13,14 . (4) 1 K 22,19 . (5) Js 6,1 . (6) Jr 49,31 . (7) 2 Kr 18,18 . (8) Mt 9,9 . (9) Mc 2,14 . (10) Mc 5,15 . (11) Mc 14,62 . (12) Mc 16,5 . (13) Lc 5,27 . (14) Lc 8,35 . (15) Lc 22,56 . (16) Apk 14,14 . (17) Apk 20,11 . Een vorm van καθημαι = kathèmai in de LXX (180) , in het NT (91) , in Mt (19) , in Mc (11) , in Lc (13) .

  kathèmai (zich zetten, gaan zitten, zitten)  Mc Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 10 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 16 bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 ind. imperfect. 3de pers. enk. ekathèto     (1) Mc 3,32 .       (2) Mc 10,46 .           43  32  11      10     
2 part. pr. acc. mann. enk. kathèmenon  (1) Mc 2,14 .       (2) Mc 5,15 .       (3) Mc 14,62 . (4) Mc 16,5 .     17  10           
3 part. praes. gen. mann. enk. kathèmenou               (1) Mc 13,3 .       16             
4

part. praes. nom. mann. mv. kathèmenoi  

(1) Mc 2,6 .                   20  13         
5 part. praes. acc. mann. mv. kathèmenous     (1) Mc 3,34 .                 14           
6 imperat. praes. 2de pers. enk. kathou             (1) Mc 12,36 .         18  12     
7 inf. praes. kathèsthai       (1) Mc 4,1 .                            
  totaal 11  131  80  51  12  11  12  32  34 

Mc 16,5.9. en (in) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,12 . (3) Mc 16,17 . (4) Mc 16,18 .

8. - 9. kathèmenon en ... (gezeten aan ....) . Hapax .

12.

13. stolèn (kleed) . Taalgebruik : stolè (kleed) . Acc. vr. enk. In deze context is er slechts sprake van een wit kleed . Over de andere kledij , schoensel enz. wordt niets gezegd .

stolè (kleed)  bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
acc. vr. enk. stolèn   40  38               
totaal 87  78                 

14. leukèn (wit) . Acc. vr. enk. Bijvoegl. nw. leukos (wit) . Hier wordt de kleur van de kleding gegeven , niet uit wel materiaal ze bestond .

 

13. - 14. stolèn leukèn (een wit kleed) . Hapax in N.T. , nl. Mc 16,5 .

15. kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in het N.T. . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . Hebr. : waw (verbindingshaak) . L. : et . Fr. : et . N. : en . E. : and . D. und .
Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

Mc 16,5.16. pass. ind. aor. 3de pers. mv. εξεθαμβηθησαν = exethambèthèsan (zij waren met ontzetting / verbijstering geslagen) van het werkw. εκθαμβεομαι = ekthambeomai (verbijsterd, ontsteld zijn, met ontzetting geslagen worden) . Bijbel = Mc (2) : (1) Mc 9,15 . (2) Mc 16,5 . Een vorm van εκθαμβεομαι = ekthambeomai in de LXX (1) : Sir 30,9 , in het NT (4) : (1) Mc 9,15 . (2) Mc 14,33 . (3) Mc 16,5 . (4) Mc 16,6 .
- Zie ook het werkw. θαμβεομαι = thambeomai (verbijsterd, ontsteld zijn, met ontzetting geslagen worden) . Taalgebruik in het NT : thambeomai (verbaasd, ontsteld zijn, met ontzetting geslagen zijn) . Taalgebruik in de LXX : thambeomai (verbaasd, ontsteld zijn, met ontzetting geslagen zijn) . Een vorm van θαμβεω = thambeô in de LXX (5) : (1) Re 9,4 (A) . (2) 1 S 14,15 . (3) 2 S 22,5 . (4) 2 K 7,15 . (5) Da 8,17 (Th) , in het NT (3) = Mc : (1) Mc 1,27 . (2) Mc 10,24 . (3) Mc 10,32 . Een vorm van het Griekse werkw. θαμβεω = thambeô kan de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse werkwoorden zijn .

 

Exethambèthèsan (zij waren met ontzetting geslagen) komt in twee verzen in de bijbel voor : Mc 9,15 en Mc 16,5 .
- thambeomai (verbaasd, ontsteld zijn, met ontzetting geslagen zijn) , zie Mc 9,15 .
- ekthambeisthai (met ontzetting geslagen zijn) . Passief infinitief praesens . In de bijbel slechts in Mc 14,33 . Ekthambeisthe (wees met ontzetting geslagen) . Imperatief praesens tweede persoon meervoud . Slechts in Mc 16,6 .
(1) Mc 1,27 (ethambèthèsan (zij waren verbaasd) .
(2) Mc 9,15 (exethambèthèsan (zij waren met ontzetting geslagen) .
(3) Mc 10,24 (ethambounto (zij waren verbaasd)) .
(4) Mc 10,32 (ethambounto (zij waren verbaasd) .
(5) Mc 14,33 (ekthambeisthai (met ontzetting geslagen zijn) .
(6) Mc 16,5 (exethambèthèsan (zij waren met ontzetting geslagen) .
(7) Mc 16,6 (Ekthambeisthe (wees met ontzetting geslagen) .
Het Griekse werkwoord en vormen ervan (thambeomai) komen slechts in het Marcusevangelie voor . Met ont- probeer ik het Griekse voorzetsel ek- weer te geven : ont-steld, ont-zetting . Het is een reactie op wat mensen meemaken . Men is uit zijn lood (evenwicht) geslagen .

- kathèmai (zich zetten, zitten) , zie Mc 16,5 en Mt 28,2 .
--- kathèmenon (gezeten). Participium praesens accusatief mannelijk enkelvoud van het werkwoord kathèmai (zich zetten, zitten). In 17 verzen in de bijbel; in 7 verzen in het O.T., in 10 verzen in het N.T. In 1 vers bij Matteüs: Mt 9,9 . In 4 verzen bij Marcus: (1) Mc 2,14 . (2) Mc 5,15 . (3) Mc 14,62 . (4) Mc 16,5 . In 3 verzen bij Lucas: (1) Lc 5,27 . (2) Lc 8,35 . (3) Lc 22,56 . In 2 verzen in Openbaring.
--- ekathèto (hij zat). In 43 verzen in de bijbel; in 32 verzen in het O.T., in 11 verzen in het N.T.

"De reactie van de vrouwen is ontzetting, die verwijst naar Js 52,12, althans in de vertaling van Aquila en Symmachus " (Monshouwer, Markus, 1989, p.313). bechippâzôn gevormd uit be- :met haast, spoed: (1) Ex 12,11 (met spoed zal je het eten) (2) Dt 16,3 (want met spoed ben je uit Egypte getrokken) (3) Js 52,12 (want je bent niet in paniek uitgetrokken). Js 52,12 zegt verder : "Je hebt je niet al vluchtend op weg begeven, want JHWH gaat voor jou uit en de God van Israël verzamelt jullie." In Mc 16,8 is er sprake van uittrekken en van vlucht in tegenstelling tot Js 52,12. In Mc 16,6 zegt de jongeman: "Hij gaat je voor naar Galilea", een gedachte die ook in Js 52,12 te vinden is. Hier wordt een idee verwoord dat JHWH het volk van Israël op zijn woestijntocht door God werd verlicht bij nacht door een vuurkolom en overschaduwd bij dag door een wolk.
- liphnê(j)khèm (voor jullie aangezicht) , samengesteld uit : l (voor) + pnj (aangezicht) + khèm (jullie). Het komt in 28 verzen in de bijbel voor. Lephânècha (voor jouw aangezicht) komt in 103 verzen in de bijbel voor . Ex 14,19 : Haholekh liphnê(j) wordt vertaald in het Grieks : pro-poreuomenos. In 5 verzen in de bijbel : (1) Ex 14,19 (2) Dt 1,30 : JHWH èlohe(j)khèm haholekh liphne(j)khèm : kurios ho theos ho proporeuomenos pro prosôpou humôn : de Heer uw God, die voor jullie aangezicht voorgaat. (3) Dt 20,4 (4) Dt 31,3 (5) Dt 31,6 (5) Pro-poreuetai komt in 3 verzen in de bijbel voor : (1) Ex 32,34 (2) Dt 1,33 (3) Dt 9,3. proteros (eer-der). In 12 verzen in de bijbel: (1) Gn 38,28 (2) Ex 33,19 (3) Nu 14,14 : vooroptrekkend overdag in een wolk en 's nachts in een vuurzuil (4) Dt 1,33 (5) Dt 24,4 (6) 2 S 19,21 (7) Js 52,12 (8)

- emprosthen (vóór , in bijzijn van) . In 175 verzen in de bijbel . In 130 verzen in het O.T.. In vijfenveertig verzen in het N.T. . In zestien verzen in Matteüs . In twee verzen in Marcus . In negen verzen in Lucas . In vijf verzen in Johannes . In twee verzen in Handelingen .
- aggelos (engel) mal'akh (engel, bode, boodschapper), Zie

Mc 16,6 - Mc 16,6 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -- Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 -- Mt 27,5 - Mt 27,6 -- Lc 24,5 - Lc 24,6 -- Joh 20,12 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Denaux - Vervenne Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
ho de legei autais, Mè ekthambeisthe Ièsoun zèteite ton Nazarènon ton estaurômenon ègerthè, ouk estin hôde ide ho topos hopou ethèkan auton. qui dicit illis nolite expavescere Iesum quaeritis Nazarenum crucifixum surrexit non est hic ecce locus ubi posuerunt eum   Hij echter zei hun Wees niet ontsteld. Jezus zoek je, de Nazarener, de gekruisigde? Hij is opgewekt, hij is niet hier zie de plaats waar ze hem gelegd hebben. Maar hij sprak tot haar: "Schrikt niet. Gij zoekt Jezus de Nazarener die ge-kruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier. Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had.  Maar hij zei hun: ‘Schrik niet. U zoekt Jezus van Nazaret, die gekruisigd is. Hij is tot leven gewekt, Hij is niet hier. Kijk, hier is de plaats waar ze Hem neergelegd hadden.  Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.  Maar hij zegt tot hen: niet zo ver-baasd ! ge zoekt Jezus, de Nazare-ner, die gekruisigd is? hij is opgewekt, hij is niet hier; zie, dit is de plek waar ze hem hebben gelegd;  6 Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazarener, Die gekruist was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. 

Bible de Jérusalem . 6. Mais il leur dit : « Ne vous effrayez pas. C'est Jésus le Nazarénien que vous cherchez, le Crucifié : il est ressuscité, il n'est pas ici. Voici le lieu où on l'avait mis.
King James Bible . And he saith unto them, Be not affrighted: Ye seek Jesus of Nazareth, which was crucified: he is risen; he is not here: behold the place where they laid him.
Luther-Bibel . 6 Er aber sprach zu ihnen: Entsetzt euch nicht! Ihr sucht Jesus von Nazareth, den Gekreuzigten. Er ist auferstanden, er ist nicht hier. Siehe da die Stätte, wo sie ihn hinlegten.

Tekstuitleg van Mc 16,6 . Dit vers Mc 16,6 telt 22 (2 X 11) woorden en 108 (2 X 2 X 3 X 3 X 3) letters . De getalwaarde van Mc 16,6 is 10307 (13 X 13 X 61) . Na de tijdsbepaling waarin gezegd wordt dat Johannes werd overgeleverd , komt de handeling van Jezus ; hij ging naar Galilea (Mc 1,14) . Terwijl Jezus en zijn leerlingen naar de Olijfberg gingen , sprak Jezus zijn leerlingen voor een laatste maal toe . Hij zegt hen dat ze verstrooid zullen worden maar dat hij hen na zijn verrijzenis zal voorgaan naar Galilea (Mc 14,28) . In Mc 16,6 zegt de jongeling dat Jezus is verrezen . In Mc 16,7 zegt de jongeling bovendien dat Jezus hen gezegd heeft dat hij hen zal voorgaan naar Galilea . Verondersteld wordt dat Jezus hen opnieuw zal verzamelen in Galilea .

Mc 16,6.2. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .

Mc 16,6.3. act. ind. praes. 3de pers. enk. λεγει = legei (hij zegt) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Mc (6) : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,8. (3) Mc 2,10 . (4) Mc 2,14 . (5) Mc 2,17 . (6) Mc 2,25 . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Een vorm van λεγω = llegô (zeggen) in Mc 2 in 12 verzen en van ειπον = eipon (ik zei) in 2 verzen .

  legô : act. ind. praes. Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
3 act. ind. pr. 3de pers. enk.  legei 62  12  1027  702  325  54  62  14  112  11  46  26  130  242 

  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
3 3 : (1) Mc 1,38 . (2) Mc 1,41 . (3) Mc 1,44 .   6 : (1) Mc 2,5 . (2) Mc 2,8 . (3) Mc 2,10 . (4) Mc 2,14 . (5) Mc 2,17 . (6) Mc 2,25 .   5 : (1) Mc 3,3 . (2) Mc 3,4 . (3) Mc 3,5 . (4) Mc 3,33 . (5) Mc 3,34 .   2 : (1) Mc 4,13 . (2) Mc 4,35 6 : (1) Mc 5,7 . (2) Mc 5,9 . (3) Mc 5,19 . (4) Mc 5,36 . (5) Mc 5,39 . (6) Mc 5,41 .   3 : (1) Mc 6,31 . (2) Mc 6,38 . (3) Mc 6,50 .   3 : (1) Mc 7,18 . (2) Mc 7,28 . (3) Mc 7,34 .   5 : (1) Mc 8,1 . (2) Mc 8,12 . (3) Mc 8,17 . (4) Mc 8,29 . (5) Mc 8,33 .   3 : (1) Mc 9,5 . (2) Mc 9,19 . (3) Mc 9,35 .   5 : (1) Mc 10,11 . (2) Mc 10,23 . (3) Mc 10,24 . (4) Mc 10,27 . (5) Mc 10,42 4 : (1) Mc 11,2 . (2) Mc 11,21 . (3) Mc 11,22 . (4) Mc 11,33 .   2 : (1) Mc 12,16 . (2) Mc 12,37 1 : Mc 13,1 .   12 : (1) Mc 14,13 . (2) Mc 14,14 . (3) Mc 14,27 . (4) Mc 14,30 . (5) Mc 14,32 . (6) Mc 14,34 . (7) Mc 14,37 . (8) Mc 14,41 . (9) Mc 14,45 . (10) Mc 14,61 . (11) Mc 14,63 . (12) Mc 14,67 . 1 : Mc 15,2 . 1 : Mc 16,6 .

Mc 16,6.7. acc. mann. enk. ιησουν = Ièsoun van de eigennaam ιησους = ièsous (Jezus) . Taalgebruik in het NT : Ièsous (Jezus) . Taalgebruik in Mc : Ièsous (Jezus) . Mc (11) : (1) Mc 5,6 . (2) Mc 5,15 . (3) Mc 6,30 . (4) Mc 9,8 . (5) Mc 10,50 . (6) Mc 11,7 . (7) Mc 14,53 . (8) Mc 14,60 . (9) Mc 15,1 . (10) Mc 15,15 . (11) Mc 16,6 .

  Ièsous (Jezus)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
3 acc. mann. enk. Ièsoun 163  39  124  15 11 14 26 27 31 0 40 66

  Ièsous (Jezus)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
3 acc. mann. enk. Ièsoun 11         2 1     1 1 1     2 2 1 163  39  124  15 11 14 26 27 31 0 40 66
  totaal 81 6 5 1   8 2   1 8 18 6 5 2 11 6 2 1115  223  892  150 81 87 238 69 255 12 318 556
 
  Ièsous  Mc Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16  
3 Ièsoun  11 1 : Mc 9,8 . 1 : Mc 10,50 . 1 : Mc 11,7 .     2 : (1) Mc 14,53 . (2) Mc 14,60 . 2 : (1) Mc 15,1 . (2) Mc 15,15 . 1: Mc 16,6 . 11
  totaal  81 8 18 6 5 2 11 6 2 81

- τον ιησουν = ton Ièsoun (de Jezus) . NT (66) . In Mc in 10 van de 11 verzen . Niet in Mc 16,6 .

Mc 16,6.9. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,3 . (2) Mc 16,6 . (3) Mc 16,15 . (4) Mc 16,19 . (5) Mc 16,20 .

Mc 16,6.10. Een vorm van nazarènos (Nazarener) in 4 verzen in Mc : (1) Mc 1,24 . (2) Mc 10,47 . (3) Mc 14,67 . (4) Mc 16,6 .

Mc 16,6.13. pass. ind. aor. 3de pers. enk. ηγερθη = ègerthè (hij werd opgewekt) van het werkw. εγειρω = egeirô (opwekken) . Taalgebruik in het NT : egeirô (wekken) . Taalgebruik in de LXX : egeirô (wekken) . Bijbel (23) . OT (5) : (1) Gn 41,4 . (2) Gn 41,7 . (3) 2 K 4,31 . (4) 2 Kr 21,9 . (5) 2 Kr 22,10 . NT (18) . Mt (8) : (1) Mt 8,15 . (2) Mt 9,25 . (3) Mt 14,2 . (4) Mt 27,64 . (5) Mt 28,6 . (6) Mt 28,7 . Mc (3) : (1) Mc 2,12 . (2) Mc 6,16 . (3) Mc 16,6 . Lc (4) : (1) Lc 7,16 . (2) Lc 9,7 . (3) Lc 24,6 . (4) Lc 24,34 . Joh (2) : (1) Joh 2,22 . (2) Joh 11,29 . Hnd (1) : Hnd 9,8 . Br (2) : (1) Rom 4,25 . (4) Rom 6,4 . Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Mc (19) .

  egeirô (wekken) Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 9 Mc 10 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 16
pas. ind. aor. 3de p. enk. ègerthè   (1) Mc 2,12 .         (2) Mc 6,16 .             (3) Mc 16,6 .  

- Wellicht wekken uit de slaap , op-wekken . Ned. wekken vlg. Lat. vegere : flink , levendig zijn , opgewekt zijn . Lat. resurgere . Surgere (surrexi , surrectum) = oprijzen , opstaan , rechtop staan . sur < super = op, boven + regere (rexi , rectum) : richten (rechtop), leiden , sturen . -> op-richten = rechtop staan -> resurgere = opnieuw op-richten , terug rechtop staan . Ned. rekken (Lat. reg- ) , uitstrekken . Rectus = recht . Fr. résurrection .
Fr. ressusciter cfr. Lat. suscitare . super : op , boven + citare (citus : vlug , snel) : in beweging brengen . Aldus : terug in beweging brengen , heropleven .
Fr. réveiller : wekken , ont-waken < re + vigilare (vig- wak- , wek-) waken .

STAP VOOR STAP ! (Mc 1,14 -> Mc 14,28 -> Mc 16,6 .
- Mc 1,14 : μετα δε το παραδοθηναι τον ιωαννην = meta de to paradothènai ton iôannèn (nadat echter Johannes werd overgeleverd) .
- Mc 14,28 : αλλα μετα το εγερθηναι με = alla meta to egerthènai me (maar na het opgewekt zijn van mij) .
- Mc 16,6 : ηγερθη = ègerthè (hij werd opgewekt) .
- De 2 zinsdelen van Mc 1,14 en Mc 14,28 zijn op gelijke wijze opgebouwd . In beide versdelen gaat het om een tijdsbepaling gevormd door het voorzetsel μετα = meta (na) en gevolgd door een verzelfstandigde infinitiefzin . Een tegenstelling , zwak in Mc 1,14 (δε = de (echter) , sterk in Mc 14,28 (αλλα = alla (maar) , maar er zijn tekstvarianten . In beide versdelen staat de infinitief in de pass. aor . Na de infinitief volgt een acc. die het onderwerp van de infinitiefzin aangeeft . Johannes werd geschetst als een voorganger , Jezus als iemand die na hem komt . Met deze tijdszin wordt de periode van Johannes afgesloten . In Mc 14,28 kondigt Jezus zijn verrijzenis aan . In Mc 16,1-8 wordt de verrijzenis verhaald . In Mc 16,6 lezen we : ηγερθη = ègerthè (hij werd opgewekt) . Tussen Mc 1,14b en Mc 15,47 staat het 'openbaar' leven van Jezus geschreven . Zoals Johannes zal ook Jezus overgeleverd worden . In Mc 6,16 is Herodes van mening dat Johannes werd opgewekt . In Mc 16,6 zegt de jongeling dat Jezus werd opgewekt .

Mc 16,6.19. nom. mann. enk. topos (plaats) . Taalgebruik in het NT : topos (plaats) . Taalgebruik in de LXX : topos (plaats) . Taalgebruik in Mc : topos (plaats) . Een vorm van in de LXX (613) , in het NT (95) , in Mc (10) . L. locus . F. place . N. plaats . E. place . D. Stätte . Bijbel (76) . OT (60) . NT (16) . Mc (4) : (1) Mc 6,11 . (2) Mc 6,35 . (3) Mc 15,22 . (4) Mc 16,6 . Vertaling van het Hebreeuws hammâqôm (de plaats) < bepaald lidw. ha + maqôm (plaats, verblijfplaats) . Taalgebruik in Tenakh : maqôm (plaats, verblijfplaats) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , qoph = 19 of 100 , waw = 6 ; totaal : 51 (3 X 17) OF 186 (2 X 3 X 31) . Structuur : 4 - 1 - 6 - 4 . Tenakh (114) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (26) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (14) . In Tenakh kan hammâqôm (de plaats) verwijzen naar de tempelberg Sion , de woonplaats van JHWH .

Mc 16,6.20. ὁπου = hopou (waar) . Taalgebruik in het NT : hopou (waar) . Taalgebruik in de LXX : hopou (waar) . Taalgebruik in Mc : hopou (waar) . Mc (13) : (1) Mc 2,4 . (2) Mc 4,5 . (3) Mc 4,15 . (4) Mc 5,40 . (5) Mc 6,10 . (6) Mc 6,55 . (7) Mc 6,56 . (8) Mc 9,18 . (9) Mc 9,48 . (10) Mc 13,14 . (11) Mc 14,9 . (12) Mc 14,14 . (13) Mc 16,6 . Lc (5) : (1) Lc 9,57 . (2) Lc 12,33 . (3) Lc 12,34 . (4) Lc 17,37 . (5) Lc 22,11 .

  hopou (waar) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
    90  14  76  11  13  29  29  58     

Mc 16,6.21. act. ind. aor. 3de pers. mv. εθηκαν = ethèkan (zij legden) van het werkw. τιθημι = tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in het NT : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Taalgebruik in de LXX : tithèmi (zetten, plaatsen, maken) . Bijbel (24) . Pentateuch (1) : Gn 50,26 . NT (7) : (1) Mc 6,29 . (2) Mc 16,6 . (3) Joh 19,42 . (4) Joh 20,2 . (5) Joh 20,13 . (6) Hnd 9,37 . (7) Hnd 13,29 .

  tithèmi (zetten, plaatsen, maken)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. mv. ethèkan (zij legden) 24 17     2   3 2     2 5    

- וַיִּישֶׂמ = wajjîshèm (en hij legde) < prefix voegwoord waw consecutiv. + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׂם = shâm (plaatsen, stellen)  . Taalgebruik in Tenakh : shâm (plaatsen, stellen) . Getalswaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Gn 24,33 . (2) Gn 50,26 .

Mc 16,6.22. acc. mann. enk. αυτον = auton (hem) van het persoonl. voornaamw. αυτος = autos (hij - hem) . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos .

  autos enk. Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
4 acc. mann. enk. auton   146  11  12  12  16  12  14  17  2872  2032  840  114  146  184  154  136  85  21  598  752 
  totaal 413  35  17  27  14  34  34  18  33  32  30  18  25  47  34  12884  9893  2991  510  413  593  475  350  504  146  1670  2145 

Mc 16,6.21. - 22. εθηκαν αυτον = ethèkan auton (zij legden hem) . LXX (2) : (1) Re 11,11 . (2) Tob 14,11 . NT (3) : (1) Mc 16,6 . (2) Joh 20,2 . (3) Joh 20,13 .
- εθηκαν αυτο = ethèkan auton (zij legden het) . Bijbel (1) : Mc 16,6 .


Mc 16,7 - Mc 16,7 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
alla hupagete eipate tois mathètais autou kai tôi Petrôi hoti proagei humas eis tèn Galilaian ekei auton opsesthe kathôs eipen humin  sed ite et dicite discipulis eius et Petro quia praecedit vos in Galilaeam ibi eum videbitis sicut dixit vobis  Maar ga heen, zeg aan zijn leerlingen en aan Petrus: Hij gaat jullie voor naar Galilea; daar zul je hem zien, zoals hij je gezegd heeft."  Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult ge Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.  Maar ga tegen zijn leerlingen en tegen Petrus* zeggen: “Hij gaat u voor naar Galilea. Daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.  Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd. maar gaat heen, zegt aan zijn leerlingen en aan Petrus dat hij u voorgaat naar Galilea; daar zult ge hem zien, zoals hij u heeft gezegd!  7 Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft.

Bible de Jérusalem . 7. Mais allez dire à ses disciples et à Pierre qu'il vous précède en Galilée : c'est là que vous le verrez, comme il vous l'a dit. »
King James Bible . But go your way, tell his disciples and Peter that he goeth before you into Galilee: there shall ye see him, as he said unto you.
Luther-Bibel . 7 Geht aber hin und sagt seinen Jüngern und Petrus, dass er vor euch hingehen wird nach Galiläa; dort werdet ihr ihn sehen, wie er euch gesagt hat.

Tekstanalyse van Mc 16,7 . Dit vers Mc 16,7 telt 21 (3 X 7) woorden en 103 letters . De getalwaarde van Mc 16,7 is 11541 (3 X 3847) .

1. αλλα = alla , afkorting αλλ' = all' (maar) . Taalgebruik in het NT : alla (maar) . Taalgebruik in de LXX : alla (maar) . Taalgebruik in Mc : alla (maar) . Mc (30) . Mc (1) : Mc 16,7 .

alla (maar)  Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 16 bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev.  
alla 30  2 644  230  414  32  30  19  56  22  248  81  137 
all'  18          449  238  211  12  18  16  49  103  46  95 
Totaal  48  1093  468  625  44  48  35  105  30  251  12  127  232 

2. act. imperat.  praes. 2de pers. mv. hupagete (ga weg, vertrek) van het werkw. hupagô (onder iets brengen, weggaan) . Taalgebruik in het N.T. : hupagô (onder iets brengen, weggaan) . Taalgebruik in Mc : hupagô (onder iets brengen, weggaan) .
Mc (4 : vierkant ABCD) : (1) Mc 6,38 (A) . (2) Mc 11,2 (B) . (3) Mc 14,13 (C) . (4) Mc 16,7 (D) . In 3 verzen is het een woord van Jezus : (1) Mc 6,38 . (2) Mc 11,2 . (3) Mc 14,13 .
- hupagete (ga) gevolgd door een imperatief 2de pers. mv. . (1) Mc 6,38 : hupagete idete (ga , zie = ga zien) . (2) Mc 16,7 : hupagete eipate (ga, zeg = ga zeggen) . Zijde A-D van het vierkant ABCD .
- kai legei autois hupagete eis tèn kômèn / polin (en hij zegt hen : ga naar het dorp / de stad) . Mc (2) : (1) Mc 11,2 . (2) Mc 14,13 . Zijde BC van het vierkant ABCD .

Mc 16,7.7. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

Mc 16,7.10. ὁτι = hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het ΝΤ : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in de LXX : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti (dat, omdat) . Mc (92) . Mc 16 (4) : (1) Mc 16,4 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,11 . (4) Mc 16,14 .

hoti ( dat , omdat )   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel ΟΤ ΝΤ Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  92  12  10  4396  3213  1183  137  92  160  237  114  389  54  389  626 

- Hebreeuws : כִּי = kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenakh : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (3849) . Pentateuch (884) . Eerdere Profeten (726) . Latere Profeten (841) . 12 Kleine Profeten (241) . Geschriften (1157) .
- כִּי = kî (want, omdat) < een woord met 1 medeklinker . De lange î is î gebleven omdat het een proclitisch woord is . Proclitisch wil zeggen dat een eenlettergrepig onbeklemtoond woord wordt gehecht aan het volgende (Lettinga(6) 13d) .

Mc 16,7.11. act. ind. praes. 3de pers. enk. προαγει = proagei (hij drijft voor zich) van het werkw. προαγω = proagô (voorgaan) . Taalgebruik in het NT : proagô (voorleiden, voorgaan) . Taalgebruik in de LXX : proagô (voorleiden, voorgaan) . Taalgebruik in Mc. : proagô (voorleiden, voorgaan) . Bijbel (2) : (1) Mt 28,7 . (2) Mc 16,7 . In het woord gedrevenheid zit het woord drijven . Meestal wordt προαγει = proagei vertaald door : hij gaat jullie voor . We zouden het kunnen vertalen door : hij drijft jullie voor zich uit , hij drijft jullie vooruit . Een vorm van προαγω = proagô (voorgaan) in de LXX (13) , in het NT (20) .

  proagô (voorgaan)  Mc Mc 6 Mc 10 Mc 11 Mc 14 Mc 16 bijbel NT Mt Mc Lc Br. syn.  ev.  P.  A. b. 
act. ind. praes. 3de pers. enk. proagei          (1) Mc 16,7        
act. ind. fut. 1ste pers. enk. proaksô        (1) Mc 14,28.            
act.part. praes. nom. mann. enk. proagôn   (1) Mc 10,32 .              
act. part. praes. nom. mann. + vr. mv. proagontes      (1) Mc 11,9 .            
act. inf. praes. proagein  (1) Mc 6,45 .                   
  totaal 11  11  10  10   

In het vers Mc 14,28 doet Jezus een voorzegging , in Mc 16,7 wordt die voorzegging gerealiseerd . Deze realisatie staat in de praesensvorm . STAP VOOR STAP !

Mc 16,7.10. - 11. ὁτι προαγει = hoti proagei (dat hij drijft voor zich) . In de bijbel slechts in Mc 16,7 .

Mc 16,7.12. persoonl. voornaamw. acc. mann. mv. υμας = humas (jullie, u) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in Mc : persoonlijk voornaamwoord . Mc (13) : (1) Mc 1,8 (2X) . (2) Mc 1,17 .(3) Mc 6,11 . (4) Mc 9,19 . (5) Mc 9,41 . (6): Mc 11,29 . (7) Mc 13,5 . (8) Mc 13,9 . (9) Mc 13,11 . (10) Mc 13,36 . (11) Mc 14,28 . (12) Mc 14,49 . (13) Mc 16,7 .

  pers. vnw. 2de p. mv.  Mc Mc 1 Mc 6 Mc 9 Mc 11 Mc 13 Mc 14 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
4 acc. mv. humas  13 (1) Mc 1,8 (2X) . (2) Mc 1,17 . (3) Mc 6,11 .   2  : (1) Mc 9,19 . (2) Mc 9,41 . 1 : Mc 11,29 .   4 : (1) Mc 13,5 . (2) Mc 13,9 . (3) Mc 13,11 . (4) Mc 13,36 . (11) Mc 14,28 . (12) Mc 14,49 . (13) Mc 16,7 . 846 456 390 31 13 35 30 26 253 2 79  109 
  totaal 69               4034 2377 1657 224 69 205 219 116 813 11 498  717 

Mc 16,7.11. - 12. προαγει υμας = proagei humas (hij drijft jullie voor zich) . Bijbel (2) : (1) Mt 28,7 . (2) Mc 16,7 .
- προαξω υμας = proaksô humas (ik zal jullie voorgaan) . Bijbel (2) : (1) Mt 26,32 . (2) Mc 14,28 .

Mc 16,7.13. εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . εις = eis (naar) . Taalgebruik in het NT : eis (naar) . Taalgebruik in de LXX : eis (naar) . Mc 16 (5) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,15 . (5) Mc 16,19 .

eis (naar)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b.  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16
  6930  5336  1594  215  151  210  181  260  504  73  576  757  427  77  13 5 6 8 11 14 9 10 11 13 8 7 8 20 3 5

Mc 16,7.14. bep. lidw. acc. vr. enk. την = tèn (de) van het bepaald lidw. vr. enk. ἡ = hè . Taalgebruik in het NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in de LXX : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Mc 16 (2) : (1) Mc 16,7 . (2) Mc 16,14 .

  lidw. enk. Mc  Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel  OT NT Mt  Mc  Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn. ev.
9. acc. vr. enk. tèn 109  12 4 5 9 9 11 10 4 5 11 5 6 3 7 6 2 6161  4889  1272  180  109  149  121  198  404  111  438  559 
  Totaal   940  67  45  41  64  70  71  62  36  66  71  40  59  53  106  61  28  54298  42002  12296  1648  940  1649  1422  1696  4013  928  4237 5659  

- Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .

Mc 16,7.15. acc. vr. enk. γαλιλαιαν = Galilaian (Galilea) . γαλιλαια = galilaia (Galilea) . Taalgebruik in het NT : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in de LXX : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in Mc : Galilaia (Galilea) .

  Galilaia (Galilea)  Mc Mc 1 Mc 3 Mc 6 Mc 7 Mc 9 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd syn.  ev. 
1 nom. + dat. vr. enk. Galilaia(i)               1 : Mc 15,41   20  13   
2 gen. vr. enk. Galilaias , telkens met het bep. lidw. tès (1) Mc 1,9 . (2) Mc 1,16 .  (3) Mc 1,28 . (4) Mc 3,7 .   (5) Mc 6,21 .   (6) Mc 7,31 (7) Mc 9,30       40  36  10  25  33 
3 acc. vr. enk. Galilaian   (1) Mc 1,14 . (2) Mc 1,39 .           (3) Mc 14,28 .     (4) Mc 16,7 . 25  8 17    11  17 
  totaal  12  85  25  60  16  12  13  16  41  57 
  apo tès Galilaias (vanaf Galilea)  1 : (1) Mc 3,7 . En : Mc 1,9 . (1) Mc 3,7 .             10       
  dia tès galilaias (door Galilea)         1 : Mc 9,30 .                          
  eis tèn Galilaian (naar Galilea)   (1) Mc 1,14 . En : Mc 1,28 . En :  Mc 1,39 .     En : Mc 7,31 .     (2) Mc 14,28   (3) Mc 16,7 . 16       
  en tè(i) Galilaia(i) (in Galilea) 1             1 : Mc 15,41   16  10  1      
      Mc 1,16 .                                    

- Hebr. gälal (rollen, wentelen) .
Een vorm van Galilea komt in Mc in 12 verzen voor . In 11 ervan in combinatie met een voorzetsel , niet in Mc 6,21 (de eersten van Galilea) .

Mc 16,7.15. acc. vr. enk. Galilaian (Galilea) . Taalgebruik in N.T. : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in Synoptici : Galilaia (Galilea) . Taalgebruik in Mc : Galilaia (Galilea) . Hebr. gälal (rollen, wentelen) .
Een vorm van Galilea komt in Mc in 12 verzen voor . In 11 ervan in combinatie met een voorzetsel , niet in Mc 6,21 (de eersten van Galilea) .
eis tèn Galilaian (naar Galilea) . N.T. (16) . Mc (3) : (1) Mc 1,14 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 16,7 . Verder : (1) Mc 1,28 (eis holèn tèn perichôron tès galilaias = naar de hele omgeving van Galilea) . (2) Mc 1,39 (eis holèn tèn galilaian = naar heel Galilea) . (3) Mc 7,31 (eis tèn thalassan tès Galilaias = naar het meer van Galilea) .
(1) Mc 1,14 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 16,7 omsluiten het Mcevangelie (het gaan en het voorgaan naar Galilea) .
In Mc 14,28 kondigt Jezus bij zijn afscheid aan dat hij na zijn opwekking zijn leerlingen zal voorgaan naar Galilea . Jezus haalt hierbij een schrifttekst aan : 'Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid' . De aansporing om naar Galilea te gaan in Mc 16,7 houdt in dat hij er de verstrooide leerlingen zal verzamelen .

Mc 16,7.13. - 15. εις την γαλιλαιαν = eis tèn galilaian (naar Galilea) . NT (16) . Mc (3) : (1) Mc 1,14 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 16,7 en 1X in de uitdrukking : εις την ὁλην την γαλιλαιαν = eis tèn holèn tèn Galilaian (naar heel Galilea) (Mc 1,39) . Verder : (1) Mc 1,28 (εις ὁλην την περιχωρον της γαλιλαιας = eis holèn tèn perichôron tès galilaias = naar de hele omgeving van Galilea) . (2) Mc 7,31 (εις την θαλασσαν της γαλιλαιας = eis tèn thalassan tès Galilaias = naar het meer van Galilea) .

.Mc 1,14 en Mc 1,39 zijn aan elkaar gelinkt . STAP VOOR STAP : Mc 1,14 -> Mc 14,28 -> Mc 16,7 .
- Mc 1,14 : ηλθεν ὁ ιησους εις την γαλιλαιαν = èlthen ho Ièsous eis tèn galilaian (ging Jezus naar Galilea) .
- Mc 1,39 : και ηλθεν ... εις την ὁλην την γαλιλαιαν = kai èlthen eis tèn holèn tèn Galilaian (en hij ging naar heel Galilea) .

- προαξω υμας εις την γαλιλαιαν = proaksô humas eis tèn galilaian (ik zal jullie voorgaan naar Galilea) : Bijbel (2) : (1) Mt 26,32 . (2) Mc 14,28 .
- προαγει υμας εις την γαλιλαιαν = proagei humas eis tèn galilaian (hij gaat jullie voor naar Galilea) : Bijbel (2) : (1) Mt 28,7 . (2) Mc 16,7 .

(1) Mc 1,14 . (2) Mc 14,28 . (3) Mc 16,7 omsluiten het Mcevangelie (het gaan en het voorgaan naar Galilea) . Jezus ging naar Galilea . In feite ging Jezus terug naar Galilea , want in Mc 1,9 is er de eerste keer sprake over Jezus die van Nazaret in Galilea naar Judea ging . Hoelang Jezus in Judea is gebleven , weten we niet . Wel kennen we de aanleiding waarom Jezus naar Galilea ging , namelijk de uitlevering van Johannes (de Doper) . Uit het vervolg van het evangelie weten we dat de gevangenneming het signaal was om uit te wijken - voor dreigend gevaar . Wellicht moeten we dit voortdurend voor ogen houden wanneer Jezus van de ene naar de andere plaats ging : het gevaar dreigde . Mc 3,7 gebruikt het woord uitwijken wegens gevaar (Grieks : αναχωρεω = anachôreô) , terwijl het bij Matteüs met deze betekenis veelvuldig voorkomt .
In Mc 14,28 kondigt Jezus bij zijn afscheid aan dat hij na zijn opwekking zijn leerlingen zal voorgaan naar Galilea . Jezus haalt hierbij een schrifttekst aan : 'Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid' . De aansporing om naar Galilea te gaan in Mc 16,7 houdt in dat hij er de verstrooide leerlingen zal verzamelen . Dat heeft Jezus wellicht ook gedaan wanneer hij na de gevangenneming van Johannes naar Galilea ging . Het is opvallend dat Jezus naar Galilea ging en leerlingen riep .

Mc 16,7.16. ekei (daar, hier) . Taalgebruik in het N.T. : ekei (daar) . Taalgebruik in Mc : ekei (daar) . Ned. hier . Fr. ici .
Mc (11) : (1) Mc 1,38 . (2) Mc 2,6 . (3) Mc 3,1 . (4) Mc 5,11 . (5) Mc 6,5 . (6) Mc 6,10 . (7) Mc 6,33 . (8) Mc 11,5 . (9) Mc 13,21 . (10) Mc 14,15 . (11) Mc 16,7 .

19. kathôs (zoals) . Taalgebruik in het N.T. : kathôs (zoals) . Taalgebruik in Mc : kathôs (zoals) .
Mc (8) : (1) Mc 1,2 (gegraptai) . (2) Mc 4,33 . (3) Mc 9,13 (gegraptai) . (4) Mc 11,6 (eipen) . (5) Mc 14,16 (eipen) . (6) Mc 14,21 (gegraptai) . (7) Mc 15,8 . (8) Mc 16,7 (eipen) . In drie verzen wordt kathôs (zoals) gevolgd door gegraptai (er werd geschreven) , in drie verzen door eipen (hij zei) . Het voegwoord kathôs (zoals) leidt een ondergeschikte zin in die volgt op een hoofdzin .

In Mc 1,9 ging Jezus van Nazaret van Galilea naar Judea . Hij liet zich dopen , ging in de leer bij Johannes en was wellicht een leerling van Johannes . Jezus week uit naar Galilea bij de overlevering van Johannes . Jezus voelde zich eveneens bedreigd . Hij moet dus wel tot de kring van Johannes behoord hebben.
Wanneer Jezus naar Galilea terugging , was hij een heel ander mens . Hij wilde de blijde boodschap van God verder verkondigen , nu Johannes de Doper het niet meer kon . We treffen in Mc 14,28 dezelfde zinsconstructie als in Mc 1,14 aan . Bij Mc 14,28 hoort Mc 16,7 . Na de dood van Jezus gingen de leerlingen naar Galilea , zoals Jezus het toendertijd had gedaan . Het was alsof de geschiedenis zich herhaalde . Zo hebben we hier een samenhang tussen het begin en het einde van het evangelie .
Aan Mc 14,28 gaat een bijbelcitaat vooraf : "Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden ." Het wordt duidelijk wat Jezus bedoelde met de zin : "Nadat ik ben verrezen , zal ik je voorgaan naar Galilea ." Jezus zou er zijn verstrooide leerlingen verzamelen . Dat heeft Jezus wellicht ook gedaan wanneer hij na de overlevering van Johannes naar Galilea ging . Het is opvallend dat Jezus naar Galilea ging en onmiddellijk leerlingen riep .

Wellicht in Galilea werd na Jezus' dood zijn boodschap verder verkondigd en ontstonden er de eerste christelijke gemeenschappen .

- horaô (zien) . Taalgebruik : horaô (zien) , zie Mc 16,7 . Taalgebruik : râ´âh (zien) , zie Ex 3,7 .
--- Opsesthe (jullie zullen zien). In drieëndertig verzen in de bijbel . In twintig verzen in het O.T. : (1) Gn 43,3 . (2) Gn 43,5 . (3) Ex 16,7 . (4) Nu 13,18 . (5) Nu 15,39 . (6) Re 7,7 . (7) In dertien verzen in het N.T. : (1) Mt 26,64 (de mensenzoon) (// Mc 14,62) . (2) Mt 27,24 (Pilatus) . (3) Mt 28,7 (de leerlingen) (// Mc 16,7) . (4) Mc 14,62 (// Mt 26,64 ) (de mensenzoon). (5) Mc 16,7 (// Mt 28,7 ) (de leerlingen). In 1 vers bij Lucas. In 5 verzen bij Johannes.
--- pass. ind. aor. 3de pers. enk. ôfthè (hij verscheen) . Hij werd gezien . Passief aorist derde persoon enkelvoud . In drieënvijftig verzen in de bijbel . In negen verzen in Gn : (1) Gn 1,9 . (2) Gn 12,7 (JHWH bij de eerste halte van Abram in het land Kanaän) . (3) Gn 17,1 (JHWH bij de verbondssluiting met Abraham) . (4) Gn 18,1 (JHWH aan Abraham) . (5) Gn 22,14 . (6) Gn 26,2 (JHWH aan Isaak) . (7) Gn 26,24 (JHWH aan Isaak) . (8) Gn 35,9 . (9) Gn 48,3 . (10) Ex 3,2 . (11) Ex 16,10 . (12) Lv 9,23 . (13) Nu 14,10 . (14) Nu 16,19 . (15) Nu 17,7 . (16) Nu 20,6 . (17) Re 6,12 . (18) Re 13,3 . (19) Re 19,30 . (20) 2 S 22,11 . (21) 1 K 3,5 . (22) 1 K 9,2 . (23) Jr 31,3 . (24) Hl 2,12 . (25) Da 4,20 . (26) 2 Kr 1,7 . (27) 2 Kr 3,1 . (28) 2 Kr 7,12 . (29) Tob 12,22 . (30) 1 M 4,6 . (31) 1 M 4,19 . (32) 1 M 9,27 . (33) 2 M 3,25 . (34) Ba 3,22 . (35) Ba 3,38 . In achttien verzen in het N.T. : (1) Mt 17,3 . (2) Mc 9,4 . (3) Lc 1,11 . (4) Lc 22,43 . (5) Lc 24,34 . (6) Hnd 7,2 . (7) Hnd 7,26 . (8) Hnd 7,30 . (9) Hnd 13,31 . (10) Hnd 16,9 . (11) 1 Kor 15,5 . (12) 1 Kor 15,6 . (13) 1 Kor 15,7 . (14) 1 Kor 15,8 . (15) 1 Tim 3,16 . (16) Apk 11,19 . (17) Apk 12,1 . (18) Apk 12,3 .
--- eidon : Actief aorist eerste persoon enkelvoud of derde persoon meervoud . In 274 verzen in de bijbel . In 198 verzen in het O.T. . In acht verzen in Js : (1) Js 6,1 . (2) Js 6,5 . In zesenzeventig verzen in het N.T. .
- eforaô (kijken op, neerzien) .
--- epeiden (hij keek neer) . Indicatief aorist derde persoon enkelvoud van het werkwoord epeiden (hij keek neer) .In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 4,4 (en JHWH keek neer - sjâ`â - op Abel) . (2) Ex 2,25 (en hij - God - keek neer - râ´âh - op de Israëlieten) . (3) Ps 54,9 (Mijn oog keek neer - râ´âh - op mijn vijanden) . (4) Ps 92,12 (Mijn oog keek neer - nâbhat - op mijn vijanden) . (5) Lc 1,25 (God keek neer op mijn schande) . Kijken op - neerzien kan positief of negatief geïnterpreteerd worden : genadig neerzien op , misprijzend neerkijken op .

Duality

- hupagete (ga) gevolgd door een imperatief 2de pers. mv. . (1) Mc 6,38 : hupagete idete (ga , zie = ga zien) . (2) Mc 16,7 : hupagete eipate (ga, zeg = ga zeggen) .

Mc 16,8 - Mc 16,8 - 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,1 - Mc 16,2 - Mc 16,3 - Mc 16,4 - Mc 16,5 - Mc 16,6 - Mc 16,7 - Mc 16,8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Liturgische lezing: paaswake (B) Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
kai exelthousai efugon apo tou mnèmeiou, eichen gar autas tromos kai ekstasis kai oudeni oudes eipan, efobounto gar.   at illae exeuntes fugerunt de monumento invaserat enim eas tremor et pavor et nemini quicquam dixerunt timebant enim   En buitengaand vluchtten ze van de grafkamer; schrik en ontzetting had haar immers aangegrepen; en ze zeiden aan niemand iets; ze vreesden immers.   De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf, want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd. En uit vrees zeiden ze er niemand iets van.  Ze vluchtten naar buiten, van het graf weg, bevend van angst en buiten zichzelf. Ze zeiden niemand iets, want ze waren bang*.  Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. *** Zij weten naar buiten te komen en vluchten weg van het graf, want siddering en ontzetting heeft hen bevangen; en ze zeggen aan niemand iets, zo bevreesd zijn ze geworden.  8 En zij, haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf, en beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden niemand iets; want zij waren bevreesd. 

Bible de Jérusalem . 8. Elles sortirent et s'enfuirent du tombeau, parce qu'elles étaient toutes tremblantes et hors d'elles-mêmes. Et elles ne dirent rien à personne, car elles avaient peur...
King James Bible . And they went out quickly, and fled from the sepulchre; for they trembled and were amazed: neither said they any thing to any man; for they were afraid.
Luther-Bibel . 8 Und sie gingen hinaus und flohen von dem Grab; denn Zittern und Entsetzen hatte sie ergriffen. Und sie sagten niemandem etwas; denn sie fürchteten sich.

Tekstanalyse van Mc 16,8 . Dit vers Mc 16,8 telt 19 woorden en 96 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 3) letters . De getalwaarde van Mc 16,8 is 10857 (3 X 7 X 11 X 47) .

1. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

2. Exelthousai (buitengegaan) . Participium perfectum passief nominatief vrouwelijk meervoud van het werkwoord exerchomai (uitgaan, naar buiten gaan) . Het komt slechts hier in Mc 16,8 voor . exelthontes (uitgegaan) , zie Mc 2,1 .
Door de participia elthousai (gegaan) (Mc 16,1) - eiselthousai eis to mnèmeion (het gedenkteken binnengegaan) (Mc 16,5) - exelthousai ... apo tou mnèmeiou (uit het gedenkteken buitengaan) (Mc 16,8) worden de verzen van de perickope aan elkaar gelinkt. Aan dit netwerk moet nog de zin erchontai epi to mnèmeion (zij gaan naar het gedenkteken) gekoppeld worden (Mc 16,2).

3. act. ind. aor. 3de pers. mv. εφυγον = efugon (zij vluchtten) van het werkwoord φευγω = feugô (vluchten) . Taalgebruik in het NT : feugô (vluchten) . Taalgebruik in de LXX : feugô (vluchten) . Bijbel (60) . OT (52) . NT (8) : (1) Mt 8,33 . (2) Mt 26,56 . (3) Mc 5,14 . (4) Mc 14,50 . (5) Mc 16,8 . (6) Lc 8,34 . (7) Heb 11,34 . (8) . Heb 12,25 . Een vorm van φευγω = feugô in de LXX (250) , in het NT (29) .

7. act. ind. imperf. 3de pers. eichen van het werkw. echô (hebben, bezitten) . Taalgebruik : echô (hebben, bezitten) in het N.T. . Taalgebruik : echô (hebben, bezitten) in Mc . Lat. habere . Ned. hebben . Fr. avoir .
Mc (6) : (1) Mc 4,5 . (2) Mc 5,3 . (3) Mc 7,25 . (4) Mc 12,6 . (5) Mc 12,44 . (6) Mc 16,8 .

11. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

13. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX . Taalgebruik in Mc : kai (en) . Niet in vijf verzen in Mc 16 : (1) Mc 16,6. (2) Mc 16,9. (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,13 . (5) Mc 16,17 .

kai (en)  kai (en)   Mc Mc 1 Mc 2 Mc 3 Mc 4 Mc 5 Mc 6 Mc 7 Mc 8 Mc 9 Mc 10 Mc 11 Mc 12 Mc 13 Mc 14 Mc 15 Mc 16 bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
verzen  verzen (678) (666) 678 45  28  35  41  43  56  37  38  50  52  33  44  37  72  47  20  / 8     7957 1071 678 1151 879 1007 2767 404 2900  3779 
kai (en)   kai = en (555) (547) 555  40  26  32  33  37  52  26  36  40  37  29  33  26  60  33  15 / 7 26980  21867  5113  705  555  822  530  660  1470  371  2082  2612 
verschil verschil (123) (115) 123 5 2 3 8 6 4 11 2 10 15 4 11 11 12 14 5 / 1     2844 366 123 329 349 347 1297 33 818 1167

- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .

17. ind. imperf. 3de pers. mv. εφοβουντο = efobounto (zij vreesden) van het werkw. φοβεομαι = fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Taalgebruik in het NT : fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Taalgebruik in de LXX : fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) . Bijbel (14) . OT (4) : (1) Ex 1,21 . (2) Joz 4,14 . (3) 2 K 17,33 . (4) 1 Mak 8,12 . Mc (5) : (1) Mc 9,32 . (2) Mc 10,32 . (3) Mc 11,18 . (4) Mc 11,32 . (5) Mc 16,8 .  Mc (5) : (1) Mc 9,32 . (2) Mc 10,32 . (3) Mc 11,18 . (4) Mc 11,32 . (5) Mc 16,8 . Lc (2) : (1) Lc 9,45 . (2) Lc 22,2 . Joh (1) : Joh 9,22 . Hnd (2) : (1) Hnd 5,26 . (2) Hnd 9,26 . Een vorm van εφοβηθησαν = fobeomai (vrezen, door fobieën bevangen worden) in de LXX (460) , in het NT (95) , in Mc (12) : (1) Mc 4,41 . (2) Mc 5,15 . (3) Mc 5,33 . (4) Mc 5,36 . (5) Mc 6,20 . (6) Mc 6,50 . (7) Mc 9,32 . (8) Mc 10,32 . (9) Mc 11,18 . (10) Mc 11,32 . (11) Mc 12,12 . (12) Mc 16,8 , in Lc (21) : (1) Lc 1,13 . (2) Lc 1,30 . (3) Lc 1,50 . (4) Lc 2,9 . (5) Lc 2,10 . (6) Lc 5,10 . (7) Lc 8,25 . (8) Lc 8,35 . (9) Lc 8,50 . (10) Lc 9,34 . (11) Lc 9,45 . (12) Lc 12,4 . (13) Lc 12,5 . (14) Lc 12,7 . (15) Lc 12,32 . (16) Lc 18,2 . (17) Lc 18,4 . (18) Lc 19,21 . (19) Lc 20,19 . (20) Lc 22,2 . (21) Lc 23,40 .

12. ekstasis (ontzetting, ontsteltenis) . Nominatief enkelvoud . Het komt in de bijbel in dertien verzen voor . In acht verzen in het O.T. . In drie verzen in het N.T. : (1) Mc 16,8 . (2) Lc 5,26 . (3) Hnd 10,10 (ontmoeting Petrus - Cornelius) .
--- genitief enkelvoud ekstaseôs . In twee verzen in de bijbel . In één vers in het O.T. In Hnd 3,10 .
--- datief enkelvoud ekstasei . In dertien verzen in de bijbel . In tien verzen in het O.T. . In drie verzen in het N.T. : (1) Mc 5,42 . (2) Hnd 11,5 . (3) Hnd 22,17 .
--- accusatief enkelvoud . In vijf verzen in de bijbel , enkel in het O.T. .
- existamai (buiten zichzelf zijn, ontsteld, ontzet zijn) . Uit (buiten) zichzelf staan , boven zichzelf uitstijgen , zichzelf overstijgen , uit zijn evenwicht geraken . Taalgebruik : existamai (buiten zichzelf zijn , ontsteld / ontzet zijn) , zie Mc 16,8 .
--- existasthai . Passief infintief. In de bijbel slechts in Mc 2,12 .
--- existanto (zij waren buiten zichzelf) . Imperfectum derde persoon meervoud . In zeven verzen in de bijbel . In één vers in het O.T. , in zes verzen in het N.T. : (1) Gn 43,33 . (2) Mt 12,23 . (3) Mc 6,51 . (4) Lc 2,47 . (5) Hnd 2,7 . (6) Hnd 2,12 . (7) Hnd 9,21 . existèmi wordt vertaald door : buiten zichzelf zijn , versteld staan , verstomd staan , buiten zichzelf raken , van zijn stuk brengen van zijn stuk gebracht worden . existèmi roept de gedachte op dat men uit zijn evenwicht geraakt , dat het gebeurde niet overeenkomt met wat men over een persoon (personen) dacht en bijgevolg vragen oproept . Bij existèmi wordt het voor-oordeel aan het wankelen gebracht .

1. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
2. Gn 43,33 Mt 12,23 Mc 6,51 Lc 2,47 Hnd 2,7 Hnd 2,12 Hnd 9,21
3. existanto de (zij waren echter buiten zichzelf) kai existanto (en zij waren buiten zichzelf) existanto (zij waren buiten zichzelf) existanto de (zij waren echter buiten zichzelf) existanto de (zij waren echter buiten zichzelf) existanto de (zij waren echter buiten zichzelf) existanto de (zij waren echter buiten zichzelf)
4. hoi anthrôpoi (de mensen)  ekastos pros ton adelfou autou (ieder tot zijn broer) pantes oi ochloi (alle menigten) (en heautois = onder elkaar)  pantes oi akouontes (alle toehoorders)   pantes (allen)   pantes oi akouontes (alle toehoorders) 
5.   kai elegon (en ze zeiden)       kai ethaumazon legontes (en zij waren verwonderd zeggend)   kai dièporoun allos pros allon legontes (en zij waren in verlegenheid, de ene tot de ander zeggend)   kai elegon (en ze zeiden)   
6.   mèti outos estin ho (is deze niet de ...)       ouch idou hapantes houtoi eisin  (zie zijn niet al dezen)   ti thelei touto einai ;   ouch houtos estin ho (is deze niet)  
7.   117. Genezing van een blinde en een stomme bezetene : Mt 12,22-23 - Mt 9,32-34 - Lc 11,14   152. Jezus wandelt op het meer : Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 8. De twaalfjarige Jezus in de tempel : Lc 2,41-52  Hnd 2,1-13 : Pinksteren  Hnd 2,1-13 : Pinksteren  Saulus in Damascus : Hnd 9,1-22 .  

In de zeven verzen begint slechts één vers met kai (en) : Mt 12,23 . In de zes andere verzen staan het vervoegd werkwoord existanto (zij waren buiten zichzelf) vooraan de zin , gevolgd door het

- Door de participia elthousai (gegaan) (Mc 16,1) - eiselthousai eis to mnèmeion (het gedenkteken binnengegaan) (Mc 16,5) - exelthousai ... apo tou mnèmeiou (uit het gedenkteken buitengaan) (Mc 16,8) worden de verzen van de perickope aan elkaar gelinkt. Aan dit netwerk moet nog de zin erchontai epi to mnèmeion (zij gaan naar het gedenkteken) gekoppeld worden (Mc 16,2). Exelthousai (buitengegaan) . Participium passief nominatief vrouwelijk meervoud . Het komt slechts hier in Mc 16,8 voor . exelthontes (uitgegaan) , zie Mc 2,1 . In 5 verzen bij Marcus : (1) Mc 1,29 . (2) Mc 3,6 . (3) Mc 6,12 . (4) Mc 9,30 . (5) Mc 16,20 .
- gar (want) , zie Mc 1,16 . In 63 verzen bij Marcus.

partikel de (echter) . Op het vervoegd werkwoord volgt in vijf verzen het onderwerp . In vier verzen is het pantes (allen) , al dan niet zelfstandig gebruikt . In vier verzen volgt een nevenschikkende zin . In deze vier zinnen is een vorm van het werkwoord legô (zeggen) te vinden . Hierop volgt dan een vraag , die de verrassing verwoordt .

--- exestèsen . In 6 verzen in de bijbel, enkel in het O.T.
--- exestèsan . In 17 verzen in de bijbel; in 12 verzen in het O.T., in 5 verzen in het N.T. In het N.T. (1) Mc 5,42 . (2) Lc 8,56 . (3) Lc 24,22 . (4) Hnd 10,45 . (5) Hnd 12,16
- Overzicht : --- een vorm van existamai . In één vers in Mt . In vier verzen in Mc . In drie verzen in Lc . In acht verzen in Hnd . (1) Mt 12,23 . (2) Mc 2,12 . Mc 5,42 . Mc 6,51 . (5) Lc 2,47 . (6) Lc 8,56 . (7) Lc 24,22 . Hnd 2,7 . Hnd 2,12 . Hnd 9,21 . Hnd 10,45 . Hnd 12,16 . --- exstatis (exstase - uit evenwicht) . In twee verzen in Mc . In één vers in Lc . In vier verzen in Hnd . (1) (1) Mc 5,42 . (2) Mc 16,8 . (3) Lc 5,26 . Hnd 3,10 . Hnd 10,10 . Hnd 11,5 . Hnd 22,17 - tromos (schrik). In 16 verzen in de bijbel; in 15 verzen in het O.T. en in Mc 16,8 .

357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 - Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -

Mc 16,9 - Mc 16,9 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16:9 [[anastas de prôi prôtè sabbatou efanè prôton maria tè magdalènè par ès ekbeblèkei epta daimonia   9 surgens autem mane prima sabbati apparuit primo Mariae Magdalenae de qua eiecerat septem daemonia  9 Nadat hij nu (‘s morgens) vroeg op de eerste dag van de week was opgestaan (van de dood), verscheen hij het eerst aan Maria Magdalena, van wie hij zeven demonen uitgeworpen had.  9 En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had.   [9] Nadat Hij ’s morgens vroeg op de eerste dag van de week was opgestaan, vertoonde Hij zich het eerst aan Maria van Magdala, bij wie Hij zeven demonen uitgedreven had.  [9] Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven.*   9 ¶ Nadat hij vroeg op de eerste van de week is opgestaan verschijnt hij het eerst aan Maria Magdalena, bij wie hij zeven demonen heeft uitgeworpen.   9. Ressuscité le matin, le premier jour de la semaine, il apparut d'abord à Marie de Magdala dont il avait chassé sept démons.  

King James Bible . [9] Now when Jesus was risen early the first day of the week, he appeared first to Mary Magdalene, out of whom he had cast seven devils.
Luther-Bibel . 9 Als aber Jesus auferstanden war früh am ersten Tag der Woche, erschien er zuerst Maria von Magdala, von der er sieben böse Geister ausgetrieben hatte.

Tekstuitleg van Mc 16,9 .

- anastas (opgestaan). In 6 verzen bij Marcus, zie Mc 1,35 .

2. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .

3. prôi ('s morgens) . Taalgebruik : prôï (vroeg) . De eerste maal is het in Mc 1,35 , de 5de maal in Mc 16,2 . In drie gevallen staat het nogal vooraan in de zin en de pericope . Mc 1,35 : kai prôï ennucha lian (en zeer vroeg , (nog) 's nachts) anastas (opgestaan) . De sabbatdag is voorbij (Mc 1,21-34) . Mc 16,2 : kai lian prôï (en zeer vroeg) tèi mia(i) tôn sabbatôn (op de eerste dag van het wekenfeest / de week). Mc 16,9 : anastas de prôi prôtèi sabbatou (vroeg opgestaan echter) op de eerste dag van de week .

prôi ('s morgens)  bijbel O.T. N.T. Mt Mc Joh ev.  Hnd
12  181  169  12  3 : (1) Mt 16,3 . (2) Mt 20,1 . (3) Mt 21,18 . 6 : (1) Mc 1,35 . (2) Mc 11,20 . (3) Mc 13,35 . (4) Mc 15,1 . (5) Mc 16,2 . (6) Mc 16,9 . 2 : (1) Joh 18,28 . (2) Joh 20,1 . 11 : (1) Mc 16,2 // Joh 20,1 . 1 : Hnd 28,23

 

Mc 16,10 - Mc 16,10 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16:10 ekeinè poreutheisa apèggeilen tois met autou genomenois penthousin kai klaiousin   10 illa vadens nuntiavit his qui cum eo fuerant lugentibus et flentibus  10 Die ging (en) boodschapte het aan hen die met hem geweest waren (en) die nu treurden en weenden.  10 Deze, heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden.    [10] Zij ging het vertellen aan zijn metgezellen, die om Hem rouwden en weenden.   [10] Ze ging het nieuws vertellen aan de mensen die hem hadden vergezeld en die nu om hem treurden en rouwden.   10 Voortvarend verkondigt zíj het aan wie met hem zijn geweest en nu rouwen en wenen;  10. Celle-ci alla le rapporter à ceux qui avaient été ses compagnons et qui étaient dans le deuil et les larmes.

King James Bible . [10] And she went and told them that had been with him, as they mourned and wept.
Luther-Bibel . 10 Und sie ging hin und verkündete es denen, die mit ihm gewesen waren und Leid trugen und weinten.

Tekstuitleg van Mc 16,10 .

Mc 16,11 - Mc 16,11 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16:11 kakeinoi akousantes oti zè kai etheathè up autès èpistèsan   11 et illi audientes quia viveret et visus esset ab ea non crediderunt  11 En toen die hoorden dat hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze niet.  11 En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet.   [11] Toen die hoorden dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet.  [11] Toen ze hoorden dat hij leefde en dat zij hem had gezien, geloofden ze het niet.  11 als ook zij horen dat hij leeft en door haar is aanschouwd, geloven zij het niet.   11. Et ceux-là, l'entendant dire qu'il vivait et qu'elle l'avait vu, ne la crurent pas.

King James Bible . [11] And they, when they had heard that he was alive, and had been seen of her, believed not.
Luther-Bibel . 11 Und als diese hörten, dass er lebe und sei ihr erschienen, glaubten sie es nicht.

Tekstuitleg van Mc 16,11 .

2. act. part. aor. nom. mv. akousantes  van het werkw. akouô (horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter .
Mc (7) : (1) Mc 3,21 . (2) Mc 4,18 . (3) Mc 6,29 . (4) Mc 10,41 . (5) Mc 14,11 . (6) Mc 15,35 . (7) Mc 16,11 .

3. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het N.T. : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti (dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 16 (4) : (1) Mc 16,4 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,11 . (4) Mc 16,14 .

8. pers. voornaamw. gen. vr. enk. autès van het pers. voornaamw. autos . Taalgebruik in het N.T. : voornaamwoord autos . Taalgebruik in Mc. : voornaamwoord autos . Mc (14) : (1) Mc 1,30 . (2) Mc 5,26 . (3) Mc 5,29 . (4) Mc 6,24 . (5) Mc 6,28 . (6) Mc 7,25 . (7) Mc 7,26 . (8) Mc 7,30 . (9) Mc 10,12 . (10) Mc 12,44 . (11) Mc 13,24 . (12) Mc 13,28 . (13) Mc 14,9 . (14) Mc 16,11 .

Mc 16,12 - Mc 16,12 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16:12 meta de tauta dusin ex autôn peripatousin efanerôthè en etera morfè poreuomenois eis agron   12 post haec autem duobus ex eis ambulantibus ostensus est in alia effigie euntibus in villam  12 Daarna is hij in een andere gedaante geopenhaard aan twee van hen die aan het wandelen waren op weg naar het platteland;  12 En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen.    [12] Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen, toen die te voet op weg waren naar het land.  [12] Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de stad aan het wandelen waren.  12 Daarna vertoont hij zich aan twee van hen, bij een wandeling, in een andere gedaante, terwijl zij op weg zijn naar een akker;  12. Après cela, il se manifesta sous d'autres traits à deux d'entre eux qui étaient en chemin et s'en allaient à la campagne.

King James Bible . [12] After that he appeared in another form unto two of them, as they walked, and went into the country.
Luther-Bibel . 12 Danach offenbarte er sich in anderer Gestalt zweien von ihnen unterwegs, als sie über Land gingen.

Tekstuitleg van Mc 16,12 .

1. meta (met , na) . Taalgebruik in het N.T. : meta (na , met) . Taalgebruik in Mc : meta (na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im .
-- Lat. cum . Ned. met (Gr. me - ta = met die dingen) . D. mit . E. with . Fr. avec (< apud hoc : met dat) .
-- Lat. post-quam . Ned. na-dat . D. nachdem . Fr. après (< ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) . E. after .
Mc 16 (2) : (1) Mc 16,12 (meta + acc. : na) . (2) Mc 16,19 (meta + acc. : na) .

2. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .

1. - 2. meta de (na echter) . Mc (2) : (1) Mc 1,14 . (2) Mc 16,12 . Telkens met acc. .

9. en (in) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,12 . (3) Mc 16,17 . (4) Mc 16,18 .

13. eis (naar, tot) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . D. nach . E. for .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,15 . (5) Mc 16,19 .

Mc 16,13 - Mc 16,13 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16:13 kakeinoi apelthontes apèggeilan tois loipois oude ekeinois episteusan   13 et illi euntes nuntiaverunt ceteris nec illis crediderunt   13 ook die gingen heen (en) boodschapten het aan de overigen. Maar ook die geloofden ze niet.   13 Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet.   [13] Zij gingen terug en vertelden het aan de anderen. Ook hen geloofden ze niet.  [13] Ze gingen terug en vertelden het aan de anderen; maar ook zij werden niet geloofd.  13 ook die komen terug en verkondigen het aan de overigen; maar ook hén geloven ze niet.   13. Et ceux-là revinrent l'annoncer aux autres, mais on ne les crut pas non plus. 

King James Bible . [13] And they went and told it unto the residue: neither believed they them.
Luther-Bibel . 13 Und die gingen auch hin und verkündeten es den andern. Aber auch denen glaubten sie nicht.

Tekstuitleg van Mc 16,13 .

Mc 16,14 - Mc 16,14 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16:14 usteron [de] anakeimenois autois tois endeka efanerôthè kai ôneidisen tèn apistian autôn kai sklèrokardian oti tois theasamenois auton egègermenon | [ek nekrôn] | | ouk episteusan   14 novissime recumbentibus illis undecim apparuit et exprobravit incredulitatem illorum et duritiam cordis quia his qui viderant eum resurrexisse non crediderant   14 Tenslotte is hij geopenbaard aan de elf zelf terwijl ze aanlagen; en hij verweet hun hun ongeloof en hun hardheid van hart omdat ze hen niet geloofd hadden, die gezien hadden dat hij opgewekt was.   14 Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden degenen, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was.   [14] Later verscheen Hij aan de elf, toen ze aan tafel waren, en Hij verweet hun hun gebrek aan geloof en hun verstoktheid van hart, omdat ze geen geloof geschonken hadden aan hen die Hem in leven gezien hadden.   [14] Ten slotte verscheen hij aan de elf terwijl ze aan het eten waren, en hij verweet hun hun ongeloof en halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem hadden gezien nadat hij uit de dood was opgewekt.  14 ¶ Maar later vertoont hij zich, terwijl zij aanliggen, aan de elf, en hekelt hun ongeloof en verharding van hun hart omdat zij hen die hem hebben aanschouwd als opgewekte niet hebben geloofd.  14. Enfin il se manifesta aux Onze eux-mêmes pendant qu'ils étaient à table, et il leur reprocha leur incrédulité et leur obstination à ne pas ajouter foi à ceux qui l'avaient vu ressuscité.

King James Bible . [14] Afterward he appeared unto the eleven as they sat at meat, and upbraided them with their unbelief and hardness of heart, because they believed not them which had seen him after he was risen.
Luther-Bibel . 14 Zuletzt, als die Elf zu Tisch saßen, offenbarte er sich ihnen und schalt ihren Unglauben und ihres Herzens Härte, dass sie nicht geglaubt hatten denen, die ihn gesehen hatten als Auferstandenen.

Tekstuitleg van Mc 16,14 .

Evangelielezing van Ons Heer Hemelvaart B : Mc 16,15-20 . Taalgebruik : Mc 16,15-20 .
In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen, sprak hij tot hen: "Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen zullen dezen genezen zijn." Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en Hij zit aan de rechterhand van God. Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.

2. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .

15. hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in het N.T. : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in Mc : hoti (dat, omdat) .
Mc (92) . Mc 16 (4) : (1) Mc 16,4 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,11 . (4) Mc 16,14 .

Mc 16,15 - Mc 16,15 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Ons Heer Hemelvaart B Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
16:15 kai eipen autois poreuthentes eis ton kosmon apanta kèruxate to euaggelion pasè tè ktisei   15 et dixit eis euntes in mundum universum praedicate evangelium omni creaturae  15 En hij zei hun: “Ga naar de hele wereld (en) verkondig het evangelie aan alle schepselen.  In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen, sprak hij tot hen: "Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.   [15] Hij zei hun: ‘Trek heel de wereld door om aan elk schepsel de goede boodschap te verkondigen.   [15] En hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend.   15 Dan zegt hij tot hen: trekt uit tot heel de wereld en predikt de evangelieverkondiging aan heel de schepping:  15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.  

Bible de Jérusalem . 15. Et il leur dit : « Allez dans le monde entier, proclamez l'Évangile à toute la création.
King James Bible . [15] And he said unto them, Go ye into all the world, and preach the gospel to every creature.
Luther-Bibel . 15 Und er sprach zu ihnen: Gehet hin in alle Welt und predigt das Evangelium aller Kreatur.

Tekstuitleg van Mc 16,15 .

Mc 16,15.5. eis (naar, tot) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . D. nach . E. for .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,15 . (5) Mc 16,19 .

6. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,3 . (2) Mc 16,6 . (3) Mc 16,15 . (4) Mc 16,19 . (5) Mc 16,20 .

7. kosmos (wereld) . Taalgebruik in het N.T. : kosmos (wereld) . Taalgebruik in Mc : kosmos (wereld) .
Mc (3) : (1) Mc 8,36 . (2) Mc 14,9 . (3) Mc 16,15 .

Mc 16,15.10. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) . (3) Mc 16,15 (acc.) . (4) Mc 16,19 (acc.) . In twee verzen staat het bep. lidw. to (het) bij het zelfst. naamw. mnèmeion (gedenkteken) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) .

Mc 16,15.11. accusatief onzijdig enkelvoud euaggelion (evangelie) . Taalgebruik in het N.T. : euaggelion (evangelie) . Taalgebruik in Mc : euaggelion (evangelie) . eu-aggelion = goede boodschap . Lat. evangelium . Fr. évangile . D. Evangelium . E. gospel .
Mc (4) : (1) Mc 1,14 . (2) Mc 13,10 . (3) Mc 14,9 . (4) Mc 16,15 .

Mc 16,15.10. - 11. to euaggelion (het evangelie) . Een vorm van euaggelion (goede boodschap) in Mc (8) ; gen. (3) , dat. (1) , acc. (4) . Elke vorm wordt voorafgegaan door het bepaald lidwood : gen. (tou) , dat. tô(i) , acc. to .

Mc 16,16 - Mc 16,16 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Ons Heer Hemelvaart B Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
16:16 o pisteusas kai baptistheis sôthèsetai o de apistèsas katakrithèsetai  16 qui crediderit et baptizatus fuerit salvus erit qui vero non crediderit condemnabitur  16 Wie gelooft en gedoopt wordt, zal gered worden; wie echter niet gelooft, zal veroordeeld worden.  Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.  [16] Wie tot geloof komt en gedoopt wordt, zal gered worden, maar wie niet tot geloof komt, zal veroordeeld worden.   [16] Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.  16 wie zal geloven en zich laat dopen zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld;  16 Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.  

Bible de Jérusalem . 16. Celui qui croira et sera baptisé, sera sauvé ; celui qui ne croira pas, sera condamné.
King James Bible . [16] He that believeth and is baptized shall be saved; but he that believeth not shall be damned.
Luther-Bibel . 16 Wer da glaubt und getauft wird, der wird selig werden; wer aber nicht glaubt, der wird verdammt werden.

Tekstuitleg van Mc 16,16 .

7. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .

Mc 16,17 - Mc 16,17 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Ons Heer Hemelvaart B Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
16:17 sèmeia de tois pisteusasin | akolouthèsei tauta | tauta parakolouthèsei | en tô onomati mou daimonia ekbalousin glôssais lalèsousin kainais 17 signa autem eos qui crediderint haec sequentur in nomine meo daemonia eicient linguis loquentur novis  17 Deze tekenen nu zullen hen die geloofd hebben volgen: in mijn naam zullen ze demonen uitwerpen, nieuwe talen spreken,   En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken,   [17] De volgende tekenen zullen hen die tot geloof gekomen zijn, begeleiden: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, nieuwe talen zullen ze spreken,  [17] Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen,  17 maar déze tekenen zullen hen die geloven volgen: in mijn naam zullen zij demonen uitwerpen, in nieuwe talen spreken:   17 En degenen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. 

Bible de Jérusalem . 17. Et voici les signes qui accompagneront ceux qui auront cru : en mon nom ils chasseront les démons, ils parleront en langues nouvelles,
King James Bible . [17] And these signs shall follow them that believe; In my name shall they cast out devils; they shall speak with new tongues;
Luther-Bibel . 17 Die Zeichen aber, die folgen werden denen, die da glauben, sind diese: In meinem Namen werden sie böse Geister austreiben, in neuen Zungen reden,

Tekstuitleg van Mc 16,17 .

2. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden . Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .

7. en (in) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,12 . (3) Mc 16,17 . (4) Mc 16,18 .

Mc 16,18 - Mc 16,18 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Ons Heer Hemelvaart B Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
16:18 [kai en tais chersin*] ofeis arousin kan thanasimon ti piôsin ou mè autous blapsè epi arrôstous cheiras epithèsousin kai kalôs exousin   18 serpentes tollent et si mortiferum quid biberint non eos nocebit super aegrotos manus inponent et bene habebunt  18 en slangen de handen opnemen. En als ze iets dodelijks drinken zal het hun niet schaden; aan zieken zullen ze de handen opleggen en die zullen het goed hebben.  slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen zullen dezen genezen zijn."   [18] met hun handen zullen ze slangen opnemen, en als ze dodelijk gif drinken, zal dat hun niet deren. Zieken zullen ze de handen opleggen en zij zullen gezond worden.’  [18] met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’  18 slangen zullen ze optillen en zelfs als ze iets dodelijks drinken zal het hen niet schaden; zieken zullen zij handen opleggen en die zullen beter worden!  18 Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden. 

Bible de Jérusalem . 18. ils saisiront des serpents, et s'ils boivent quelque poison mortel, il ne leur fera pas de mal ; ils imposeront les mains aux infirmes et ceux-ci seront guéris. »
King James Bible . [18] They shall take up serpents; and if they drink any deadly thing, it shall not hurt them; they shall lay hands on the sick, and they shall recover.
Luther-Bibel . 18 Schlangen mit den Händen hochheben, und wenn sie etwas Tödliches trinken, wird's ihnen nicht schaden; auf Kranke werden sie die Hände legen, so wird's besser mit ihnen werden.

Tekstuitleg van Mc 16,18 .

2. en (in) . Taalgebruik in het N.T. : en (in) . Taalgebruik in Mc : en (in) . Hebr. bë . Fr. en . Ned. in . Fr. dans .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,12 . (3) Mc 16,17 . (4) Mc 16,18 .

3. bep. lidw. dat. vr. mv. tais (de van het bep. lidw. ho , hè , to (de / het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc (10) : (1) Mc 1,9 . (2) Mc 2,6 . (3) Mc 2,8 . (4) Mc 6,56 . (5) Mc 8,1 . (6) Mc 12,38 . (7) Mc 12,39 . (8) Mc 13,17 . (9) Mc 13,24 . (10) Mc 16,18 .

17. acc.vr.  mv. cheiras (handen) van het zelfst. naamw. cheir (hand) . Taalgebruik in het N.T. : cheir (hand) . Taalgebruik in Mc : cheir (hand) .
Mc 5 (11) : (1) Mc 5,23 . (2) Mc 6,5 . (3) Mc 7,3 . (4) Mc 8,23 . (5) Mc 8,25 . (6) Mc 9,31 . (7) Mc 9,43 . (8) Mc 10,16 . (9) Mc 14,41 . (10) Mc 14,46 .  (11) Mc 16,18

20. kalôs (goed) . Bijwoord . Taalgebruik in het N.T. : kalôs (goed) . Taalgebruik in Mc : kalôs (goed) .
Mc (6) : (1) Mc 7,6 . (2) Mc 7,9 . (3) Mc 7,37 . (4) Mc 12,28 . (5) Mc 12,32 . (6) Mc 16,18 .

Mc 16,19 - Mc 16,19 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Ons Heer Hemelvaart B Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
16:19 ho men oun kurios Ièsous meta to lalèsai autois anelèmfthè eis ton ouranon kai ekathisen ek dexiôn tou theou 19 et Dominus quidem postquam locutus est eis adsumptus est in caelum et sedit a dextris Dei  Na hun gesproken te hebben, werd de Heer Jezus dus opgenomen in de hemel en ging neerzitten aan de rechterhand van God.  Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en Hij zit aan de rechterhand van God.   [19] Nadat de Heer Jezus hun dit gezegd had, werd Hij in de hemel opgenomen en nam Hij plaats aan de rechterhand van God.  
[19] Nadat hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de rechterhand van God. 
19 ¶ Nadat hij dit tot hen gesproken heeft wordt de Heer Jezus dan ópgenomen in de hemel’ en ‘zet hij zich ter rechterhand van God’.  19 De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in den hemel, en is gezeten aan de rechter hand Gods.  

Bible de Jérusalem . 19. Or le Seigneur Jésus, après leur avoir parlé, fut enlevé au ciel et il s'assit à la droite de Dieu.
King James Bible . [19] So then after the Lord had spoken unto them, he was received up into heaven, and sat on the right hand of God.
Luther-Bibel . 19 Nachdem der Herr Jesus mit ihnen geredet hatte, wurde er aufgehoben gen Himmel und setzte sich zur Rechten Gottes.

Tekstuitleg van Mc 16,19 . Het vers Mc 16,19 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden , 37 lettergrepen en 79 letters . De getalwaarde van Mc 16,19 is 7988 (2 X 2 X 1997) . Het vers bestaat uit twee nevenschikkende hoofdzinnen . De eerste hoofdzin bevat een infinitiefzin na het voorzetsel meta (na) + acc. . De zinsconstructie van de eerste hoofdzin (+ bijzin) lijkt wat bevreemdend , vermits de infinitiefzin met het voorzetsel meta (na) tussen het onderwerp en het vervoegd werkwoord staat .

2. men (enerzijds) . In Mc 16,20 volgt de (anderzijds) . Enerzijds Jezus , die ten hemel wordt opgenomen . Anderzijds de leerlingen die gaan verkondigen .

Mc 16,19.6. meta (met , na) . Taalgebruik in het N.T. : meta (na , met) . Taalgebruik in Mc : meta (na , met) . Voorzetsel . Hebr. `im .
-- Lat. cum . Ned. met (Gr. me - ta = met die dingen) . D. mit . E. with . Fr. avec (< apud hoc : met dat) .
-- Lat. post-quam . Ned. na-dat . D. nachdem . Fr. après (< ad pressum = tot ge-perst , opeengeperst ; primere , pressum : persen ) . E. after .
Mc 16 (2) : (1) Mc 16,12 (meta + acc. : na) . (2) Mc 16,19 (meta + acc. : na) .

Mc 16,19.7. bep. lidw. nom. + acc. onz. enk. to (het) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (4) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) . (3) Mc 16,15 (acc.) . (4) Mc 16,19 (acc.) . In twee verzen staat het bep. lidw. to (het) bij het zelfst. naamw. mnèmeion (gedenkteken) : (1) Mc 16,2 (acc.) . (2) Mc 16,5 (acc.) .

Mc 16,19.6. - 7. meta de to . Mc (1) Mc 1,14 . meta to . Mc (2) : (1) Mc 14,28 . (2) Mc 16,19 . Vermits Mc 16,9-20 als een latere toevoeging wordt beschouwd , resten nog Mc 1,14 en Mc 14,28 . Ze zijn aan elkaar gelinkt .
- Mc 1,14 : meta de to paradothènai ton Iôannèn = na echter het overgeleverd zijn van Johannes .
- Mc 14,28 : meta to egerthènai me = na het opgewekt zijn van mij .
De overlevering gebeurde in het verleden , de opwekking moet nog in de toekomst plaatsvinden . Toch staat in beide verzen een pass. inf. aor. . Deze twee verzen omvatten het hele openbaar leven van Jezus .
In Mc 16,19 wordt Jezus ten hemel opgenomen nadat hij gesproken heeft (Mc 16,15-18) . Hiermee wordt het leven van Jezus op aarde afgesloten .

Mc 16,19.8. act. inf. aor. lalèsai (spreken) . Taalgebruik in het N.T. : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in Mc : laleô (lallen, spreken, praten) . Mc (1) : Mc 16,19 .

11. eis (naar, tot) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Taalgebruik in het N.T. : eis (naar) . Voorzetsel van richting . Lat. in / ad . Fr. vers (versus : gedraaid , gekeerd ; vertere : tourner , draaien) / à . Ned. naar . D. nach . E. for .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,5 . (2) Mc 16,7 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,15 . (5) Mc 16,19 .

12. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,3 . (2) Mc 16,6 . (3) Mc 16,15 . (4) Mc 16,19 . (5) Mc 16,20 .

17. gen. mv. dexiôn (rechts) van het bijvoegl. naamw. dexios (rechts) . Taalgebruik in het N.T. : dexios (rechts) . Taalgebruik in Mc : dexios (rechts) .
Mc (6) : (1) Mc 10,37 . (2) Mc 10,40 . (3) Mc 12,36 . (4) Mc 14,62 . (5) Mc 15,27 . (6) Mc 16,19 .

Mc 16,20 - Mc 16,20 : 357. Het langere Marcusslot : Mc 16,9-20 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken -- Mc 16,9 - Mc 16,10 - Mc 16,11 - Mc 16,12 - Mc 16,13 - Mc 16,14 - Mc 16,15 - Mc 16,16 - Mc 16,17 - Mc 16,18 - Mc 16,19 - Mc 16,20 -- Mc 16 -- bijbeloverzicht -- Mc (Marcus) -- Mc 16 -- bijbelTaalgebruiken - Mc 16,15-20 -- Mc 16,1-8 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Ons Heer Hemelvaart B Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Statenvertaling
16:20 ekeinoi de exelthontes ekèruxan pantachou tou kuriou sunergountos kai ton logon bebaiountos dia tôn epakolouthountôn sèmeiôn   20 illi autem profecti praedicaverunt ubique Domino cooperante et sermonem confirmante sequentibus signis   Zij nu gingen uit (en) verkondigden overal, terwijl de Heer meewerkte en het woord bevestigde door de daarop volgende tekenen.   Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.   [20] Zij trokken eropuit om overal de boodschap uit te dragen, terwijl de Heer meewerkte en het woord kracht bijzette door de begeleidende tekenen.  [20] En zij gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen.  20 Maar zíj, zij trekken uit en prediken overal, terwijl de Heer met hen meewerkt en het woord bekrachtigt door de tekenen die erop volgen.   20 En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere wrocht mede, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.  

Bible de Jérusalem . 20. Pour eux, ils s'en allèrent prêcher en tout lieu, le Seigneur agissant avec eux et confirmant la Parole par les signes qui l'accompagnaient.
King James Bible . [20] And they went forth, and preached everywhere, the Lord working with them, and confirming the word with signs following. Amen
Luther-Bibel . 20 Sie aber zogen aus und predigten an allen Orten. Und der Herr wirkte mit ihnen und bekräftigte das Wort durch die mitfolgenden Zeichen.

Tekstuitleg van Mc 16,20 . Het vers Mc 16,20 telt 17 woorden , 43 lettergrepen en 110 (2 X 5 X 11) letters . De getalwaarde van Mc 16,20 is 13193 (79 X 167) .

2. de (echter) . Taalgebruik in het N.T. : de (echter) . Taalgebruik in Mc : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
Mc 16 (7) : (1) Mc 16,6 . (2) Mc 16,9 . (3) Mc 16,12 . (4) Mc 16,14 . (5) Mc 16,16 . (6) Mc 16,17 . (7) Mc 16,20 .
Na de zendingswoorden (Mc 16,15-18) werd Jezus ten hemel opgenomen . De leerlingen echter gingen verkondigen . men ... de : enerzijds ... anderzijds .

3. part. aor. nom. mann. mv. exelthontes (uitgegaan) van het werkw. exerchomai (uitgaan) . Taalgebruik in N.T. : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Taalgebruik in Mc : exerchomai (uit-gaan, naar buiten gaan) . Mc (5) : (1) Mc 1,29 . (2) Mc 3,6 . (3) Mc 6,12 . (4) Mc 9,30 . (5) Mc 16,20 .

2. - 3. In Mc 16,20 wordt de (echter) gebruikt om de verschillende situaties van Jezus en de leerlingen te beschrijven . In de andere verzen gaat kai (en) aan het participium exelthontes (uitgegaan) vooraf .

4. act. ind. aor. 3de pers. mv. ekèruxan (zij verkondigden) van het werkw. kèrussô (verkondigen) . Mc (2) : (1) Mc 6,12 . (2) Mc 16,20 .

3. - 4. exelthontes ekèruxan (uitgegaan verkondigden zij) . Mc (2) : (1) Mc 6,12 . (2) Mc 16,20 . In beide gevallen gaat het om de uitvoering van de zendingsopdracht van Jezus aan zijn leerlingen . Jezus zelf had die opdracht : Mc 1,38 : opdat ik daar zou verkondigen , want daarvoor ben ik uitgegaan . De eerste die doet wat Jezus doet , is de genezen melaatse in Mc 1,45 : hij echter uitgegaan begon te verkondigen .

10. bep. lidw. acc. mann. enk. ton (de) . Taalgebruik in het N.T. : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mc : bepaald lidwoord . Gr. to.. , tè... N. : de . E. : the . D. der , die , das enz. Fr. le , la enz. (< lat. aanwijz. voornaamwoord il-lum , il-lam) .
Mc 16 (5) : (1) Mc 16,3 . (2) Mc 16,6 . (3) Mc 16,15 . (4) Mc 16,19 . (5) Mc 16,20 .


Er lijken me nogal wat overeenkomsten te zijn tussen het verhaal van de lamme (Mc 2,1-12) en dat van het lege graf (Mc 16,1-8) .

  Mc 2,1-12 Mc 16,1-8
  Jezus bevindt zich in het huis Jezus is begraven in het graf
  4 dragers gaan de lamme naar Jezus brengen . De vrouwen gaan naar het graf
    In Lc 24,1 dragen de vrouwen de kruiden die ze hebben bereid .