- Mt (Matteüs) : overzicht , Mt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Mt : commentaar ,
Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Overzicht : Mt
1 , Mt
2 , Mt
3 , Mt
4 , Mt
5 , Mt
6 , Mt
7 , Mt
8 , Mt
9 , Mt
10 , Mt
11 , Mt
12 , Mt
13 , Mt
14 , Mt
15 , Mt
16 , Mt
17 , Mt
18 , Mt
19 , Mt
20 , Mt
21 , Mt
22 , Mt
23 , Mt
24 , Mt
25 , Mt
26 , Mt
27 , Mt
28
Bijbeluitleg per pericope - Mt
4,23-25 ; 5,1-2 - Mt
5,3-12 - Mt
5,13 - Mt
5,14-16 - Mt
5,17-20 - Mt
5,21-22 - Mt
5,22-23 - Mt
5,25-26 - Mt
5,27-28 - Mt
5,29-30 - Mt
5,31-32ab - Mt
5,33-37 - Mt
5,38-42 - Mt
5,43-48
Bijbeluitleg vers per vers - Mt
5,1 - Mt
5,2 - Mt
5,3 - Mt
5,4 - Mt
5,5 - Mt
5,6 - Mt
5,7 - Mt
5,8 - Mt
5,9 - Mt
5,10 - Mt
5,11 - Mt
5,12 - Mt
5,13 - Mt
5,14 - Mt
5,15 - Mt
5,16 - Mt
5,17 - Mt
5,18 - Mt
5,19 - Mt
5,20 - Mt
5,21 - Mt
5,22 - Mt
5,23 - Mt
5,24 - Mt
5,25 - Mt
5,26 - Mt
5,27 - Mt
5,28 - Mt
5,29 - Mt
5,30 - Mt
5,31 - Mt
5,32 - Mt
5,33 - Mt
5,34 - Mt
5,35 - Mt
5,36 - Mt
5,37 - Mt
5,38 - Mt
5,39 - Mt
5,40 - Mt
5,41 - Mt
5,42 - Mt
5,43 - Mt
5,44 - Mt
5,45 - Mt
5,46 - Mt
5,47 - Mt
5,48 -
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het vijfde hoofdstuk van het Matteüsevangelie
:
24. Jezus leert en geneest : Mc
1,21 - Mt
4,23-25 ; 5,1-2 - Lc
4,31 -
25. De zalisprekingen : Mt
5,3-12 - Lc
6,20b-23 -
26. Het zout van de aarde : Mt
5,13 - Mc
9,49-50 - Lc
14,34-35 -
27. Het licht van de wereld : Mt
5,14-16 - Mc
4,21-23 - Lc
8,16-17 - Lc
11,33 -
28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid : Mt
5,17-20 - Lc
16,16 - Lc
16,17 -
29. Moord : Mt
5,21-22 -
30. Verzoening en offer : Mt
5,22-23 - Mc
11,20-25 -
31. Verzoening en gerecht : Mt
5,25-26 - Lc
12,57-59 -
32. Echtbreuk : Mt
5,27-28 -
33. Ergernis : Mt
5,29-30 - Mc
9,43-48 - Mt
18,8-9 -
34. Echtscheiding : Mt
5,31-32ab - Lc
16,18ab -
35. Eed : Mt
5,33-37 -
36a. Wedervergelding : Mt
5,38-42 - Lc
6,27-36 -
36b. Liefde tot de vijand : Mt
5,43-48 -
- DAY , Charles R. , An investigation Website : http://upetd.up.ac.za/thesis/available/etd-09022005-094257/unrestricted/00front.pdf . The author is a renowned scholar, pastor and bishop. Eduard Lohse was professor of NT in Kiel (1956-1964) and Göttingen (1964-1971).
Mt 5,1 - Mt 5,1 : 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 4,23 - Mt 4,24 - Mt 4,25 - Mt 5,1 - Mt 5,2 -- Mt 4 -- Mt 4,1-11 - Mt 4,12-17 - Mt 4,18-22 -- Mt 5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And seeing the multitudes, he went up into a mountain: and
when he was set, his disciples came unto him:
Luther-Bibel (1984) . 1 Als er aber das Volk sah, ging er auf einen Berg und
setzte sich; und seine Jünger traten zu ihm.
Tekstuitleg van Mt 5,1 . Dit vers Mt 5,1 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 76 (2 X 2 X 19) letters . De getalwaarde van Mt 5,1 is 10115 (5 X 7 X 17 X 17)
- idôn (gezien). In 12 verzen bij Matteüs, zie Mt
2,16 .
- de (echter). Partikel. In 421 verzen bij Matteüs. zie bij Mt 1,2 : Mt
1,1-17 - .
- tous ochlous zie : ochloi (menigten). In 14 verzen bij Matteüs, zie Mt 4,20 : Mt
4,18-22 - .
Het verleden deelwoord nominatief mannelijk enkelvoud idôn (gezien)
komt bij Matteüs in 12 verzen voor. Hier komt idôn (gezien) de 1ste maal voor waarbij Jezus onderwerp is. Jezus is in 8 verzen
het onderwerp, in de andere 4 gevallen is het Herodes, Johannes de Doper, Judas
en Pilatus. In Mt 9,36 wordt het voor de 7de maal met betrekking tot Jezus gebruikt
en we zien een identieke deelwoordzin : idôn de tous ochlous (gezien echter
de menigten).
ochloi (menigten), mannelijk nominatief meervoud, komt in 14 verzen bij Matteüs
voor; ochlous (menigten), mannelijk accusatief meervoud, komt
in 10 verzen bij Matteüs voor. In Mt 5,1 wordt ochlous voor het eerst gebruikt.
Met de deelwoordzin idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) leidt
Matteüs de bergrede in. Op een identieke wijze leidt Matteüs in Mt
9,36 de zendingsrede in. Mt 5-7 brengt de bergrede; Mt 8-9 brengt een geheel
van wonderdaden. Mt 5-9 omvat de totale activiteit van Jezus: woord en daad.
De menigten hebben nood aan zalvende woorden, aan genezende daden. Het zet Jezus
ertoe aan om een twaalftal te vormen en te zenden (Mt 10).
1. idôn (gezien) .
2. de (echter) . Verwijzing : de (echter) , zie Mt 1,2 . Partikel. In 421 verzen bij Matteüs . In twaalf verzen in Mt 5 .
3. tous (de) . Bepaald lidwoord accusatief mannelijk meervoud . In het N.T. staat bij de accusatief meervoud ochlous (menigten) steeds het bepaald lidwoord ; bijgevolg : de menigten .
4. De accusatief mannelijk meervoud ochlous (menigten) komt in tweeëntwintig verzen in de bijbel voor . In vijf verzen in het O.T. . In zeventien verzen in het N.T. . Verwijzing : ochloi (menigten) . zie Mt 4,20 en Mc 2,13 . In tien verzen bij Matteüs : (1) Mt 5,1 . (2) Mt 9,36 . (3) Mt 13,36 . (4) Mt 14,15 . (5) Mt 14,19 . (6) Mt 14,22 . (7) Mt 14,23 . (8) Mt 15,39 . (9) Mt 21,46 . (10) Mt 27,20 . In acht verzen is Jezus het onderwerp . In zes gevallen bij Matteüs komt ochlous (menigten) voor als lijdend voorwerp van een particpium(zin) . De accusatief tous ochlous (de menigten) volgt steeds op de werkwoordvorm . In vijf verzen gaat het om het ontbinden van de menigten . Vóór Mt 9,36 werd reeds in vijf verzen ochloi (menigten) als onderwerp gebruikt en het is de tweede maal dat de accusatief meervoud ochlous (menigten) wordt gebruikt . Het is dus de zevende maal dat ochloi of ochlous wordt aangewend .Met de deelwoordzin idôn de tous ochlous (gezien echter de menigten) leidt Matteüs de bergrede in . Op een identieke wijze leidt Matteüs in Mt 9,36 de zendingsrede in . Mt 5-7 bracht de bergrede ; Mt 8-9 bracht een geheel van wonderdaden . Mt 5-9 omvat de totale activiteit van Jezus : woord en daad . De menigten hebben nood aan zalvende woorden , aan genezende daden . Het zet Jezus ertoe aan om een twaalftal te vormen en te zenden (Mt 10) .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. |
Mt 5,1 | Mt 9,36 | Mt 13,36 | Mt 14,15 | Mt 14,19 | Mt 14,22 | Mt 14,23 | Mt 15,39 | Mt 21,46 | Mt 27,20 |
idôn de (gezien echter) | idôn de (gezien echter) | Tote afeis (dan achtergelaten) | apoluson (ontbind) | kai keleusas (en bevolen) | eôs ou apolusè (totdat hij zou ontbinden) | kai apolusas (en ontbonden) | kai apolusas (en ontbonden) | efobèthèsan (zij vreesden) | epeisan |
tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) | tous ochlous (de menigten) |
24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 | 74. Arbeiders voor de oogst : Mt 9,35-38 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Mc 6,6b - Mc 6,30-34 -Lc 8,1-3 - Lc 10,1-12 | 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,36-43 | 151. Eerste broodvermenig-vuldiging - Mc 6,35-44a - Mt 14,15-21a - Lc 9,12-17a | 151. Eerste broodvermenig-vuldiging - Mc 6,35-44a - Mt 14,15-21a - Lc 9,12-17a | 152. Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 | 152. Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 | 158. Tweede broodvermenig- vuldiging : Mc 8,1-10 - Mt 15,32-39 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 341. Jezus of Barabbas : Mc 15,6-14 - Mt 27,15-23 - Lc 23, (17) 18-23 |
Mt 5,1.5. act. ind. aor. 3de pers. enk. ανεβη = anebè (hij klom naar boven) van het werkw. αναβαινω = anabainô (beklimmen, naar boven klimmen, naar boven banen) . Taalgebruik in het NT : anabainô (beklimmen) . Taalgebruik in de LXX : anabainô (beklimmen) . Gn (10) : (1) Gn 13,1 . (2) Gn 17,22 . (3) Gn 19,30 . (4) Gn 24,16 . (5) Gn 26,23 . (6) Gn 32,27 . (7) Gn 35,13 . (8) Gn 38,12 . (9) Gn 46,29 . (10) Gn 50,7 . Ex (10) : (1) Ex 2,23 . (2) Ex 16,13 . (3) Ex 19,3 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 24,9 . (6) Ex 24,15 . (7) Ex 24,18 . (8) Ex 34,4 . (9) Ex 40,36 . (10) Ex 40,37 . Nu (3) : (1) Nu 9,17 . (2) Nu 10,11 . (3) Nu 33,38 . Dt (1) Dt 34,1 . NT (22) . Syn. (7) . Mt (3) : (Mt 3,16) . (2) (Mt 5,1) . (3) (Mt 14,23) . Mc (1) : Mc 6,51 . Lc (3) : (1) Lc 2,4 . (2) Lc 9,28 . (3) Lc 19,4 . Een vorm van αναβαινω = anabainô (beklimmen, klimmen op) in de LXX (685) , in het NT (81) . In de LXX kan een vorm van het Griekse werkwoord αναβαινω = anabainô (beklimmen, naar boven klimmen, naar boven banen) de vertaling van 21 verschillende Hebreeuwse werkwoorden zijn .
anabainô (beklimmen) | bijbel | OT | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Profeten | Geschriften | Dt-can. | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. aor. 3de pers. enk. anebè | 187 | 152 | 24 | 77 | 19 | 4 | 100 | 28 | 13 | 22 | 3 | 1 | 3 | 5 | 6 | 2 | 2 | 7 | 12 |
- Hebreeuws : ויעל = wj`l : (1) verbindingsletter wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיַּעַל / וַיָּעַל = wajja`al / wajjâ`al (en hij klom op) . (2) verbindingsletter wë + act. qal jussief 3de pers. mann. enk. וְיַּעַל = wëja`al (en ga op) van het werkw. עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (115) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (18) . Gn (10) : (1) Gn 8,20 . (2) Gn 13,1 . (3) Gn 17,22 . (4) Gn 19,30 . (5) Gn 26,23 . (6) Gn 35,13 . (7) Gn 38,12 . (8) Gn 46,29 . (9) Gn 50,7 . (10) Gn 50,9 . Ex (11) : (1) Ex 10,12 . (2) Ex 10,14 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 24,9 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,15 . (8) Ex 24,18 . (9) Ex 34,4 . (10) Ex 40,25 . (11) Ex 40,29 . Nu (4) : (1) Nu 23,2 . (2) Nu 23,14 . (3) Nu 23,30 . (4) Nu 33,38 . Dt (1) Dt 34,1 . In de LXX is de vertaling van het Hebreeuwse עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen) naar verschillende Griekse (werk)woorden zeer veelvuldig .
1. | 2. | 3. |
Mt 3,16 | Mt 5,1 | Mt 14,23 |
baptistheis de ho Ièsous (gedoopt echter Jezus) | idôn de tous ochlous (de menigten echter gezien) | kai apolusas tous ochlous (en ontbonden de menigten) |
euthus anebè (steeg onmiddellijk op) | anebè (ging hij op) | anebè (ging hij op) |
apo tou hudatos (uit het water) | eis to oros (naar de berg) | eis to oros (naar de berg) |
kat'idian (afzonderlijk) | ||
18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 - | 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 - | Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 - |
Het opstijgen uit het water (Mt
3,16) en het opgaan op de berg (Mt
5,1) roepen reminiscenties op aan Mozes, die door de Jordaan trekt en die
de berg van God opgaat om de twee stenen tafels met de Wet te ontvangen . De
doortocht door de Jordaan en het doopsel doen ook denken aan de dood en de verrijzenis
van Jezus . Het is een afdalen (dat reeds in Galilea begon) en een opstijgen
(dat ook in Galilea zal gebeuren na zijn verrijzenis) .
- Ned. : banen, gaan . Grieks : βαινω = bainô (banen, gaan, zich in beweging zetten) . Taalgebruik in het NT : bainô (banen, gaan, zich in beweging zetten) . Hebreeuws : בָּא = bâ´
(gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´
(gaan, komen) .
- Sommige menselijke ervaringen worden 'transcendent' genoemd . Ze overstijgen de mens . Om die ervaringen uit te drukken , worden beelden gebruikt die aan het dagelijkse leven ontleend worden , zoals het werkw. beklimmen, klimmen naar boven .
Mt
5,1.8. הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . getalswaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²)
of 305 (5 x 61) . Tenakh (114) . Pentateuch
(31) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (9)
. Geschriften (17) . Gn (2) : (1) Gn 10,30 . (2) Gn
31,21 . Ex (9) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 18,5 . (3) Ex 19,11 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 19,23 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,16 . (8) Ex 34,2 . (9) Ex 34,4 . Dt (14) : (1) Dt
1,2 . (2) Dt
1,7 . (3) Dt
1,19 . (4) Dt
1,20 . (5) Dt
2,1 . (6) Dt
2,5 . (7) Dt
3,8 . (8) Dt
3,12 . (9) Dt
4,48 . (10) Dt
11,29 . (11) Dt
27,12 . (12) Dt
32,49 . (13) Dt
33,19 . (14) Dt
34,1 . De stam van הַר = har (berg) in Tenakh (1364) .
- וְהַר = wëhar (en de berg van) . Tenakh (8) . Pentateuch (1) : Ex 19,18 .
- הָהָר = hâhâr (de berg) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Tenakh (83) . Pentateuch (43) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (2) . Gn (0) . Ex (20) : (1) Ex 3,12 . (2) Ex 19,2 . (3) Ex 19,3 . (4) Ex 19,14 . (5) Ex 19,16 . (6) Ex 19,17 . (7) Ex 19,18 . (8) Ex 19,20 . (9) Ex 19,23 . (10) Ex 20,18 . (11) Ex 24,4 . (12) Ex 24,15 . (13) Ex 24,17 . (14) Ex 24,18 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,15 . (17) Ex 32,19 . (18) Ex 34,2 . (19) Ex 34,3 . (20) Ex 34,29 . Nu (15) . Dt (8) . .
- וְהָהָר = wëhâhâr (en de berg) . Tenakh (3) : (1) Dt 4,11 . (2) Dt 5,23 . (3) Dt 9,15 .
- Grieks : ορος = oros (berg) . Taalgebruik in het NT : oros
(berg) . Taalgebruik in de LXX : oros
(berg) . Een vorm van ορος = oros (berg) in de LXX (680) , in het NT (62) .
oros (berg) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Dt-can. | Ex | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
nom. + acc. enk. oros | 196 | 168 | 55 | 26 | 35 | 14 | 24 | 14 | 21 | 28 | 8 | 6 | 6 | 3 | 1 | 4 | 20 |
23 |
horos (berg) | NT | Mt | Mc | Lc | syn. |
nom. + acc. enk. horos | 28 | 8 : (1) Mt 4,8 . (2) Mt 5,1 . (3) Mt 14,23 . (4) Mt 15,29 . (5) Mt 17,1 . (6) Mt 21,1 . (7) Mt 26,30 . (8) Mt 28,16 . | 6 : (1) Mc 3,13 . (2) Mc 6,46 . (3) Mc 9,2 . (4) Mc 11,1 . (5) Mc 13,3 . (6) Mc 14,26 . | 6 : (1) Lc 3,5 . (2) Lc 6,12 . (3) Lc 9,28 . (4) Lc 19,29 . (5) Lc 21,37 . (6) Lc 22,39 . | 20 : (1) Mt 5,1 // Mc 3,13 // Lc 6,12 . (2) Mt 14,23 // Mc 6,46 . (3) Mt 17,1 // Mc 9,2 // Lc 19,29 . (4) Mt 21,1 // Mc 11,1 // Lc 19,28 . (5) Mt 26,30 // Mc 14,26 // Lc 22,39 . |
- Ned. : berg ,
gebergte . D. : Gebirge . E. : mount . Fr. : mont / montagne . Grieks : ορος = oros (berg) . Taalgebruik in het NT : oros
(berg) . Hebr. : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Lat. mons , -tis .
- Een berg kan een beeld zijn van een overstijgende ervaring .
Mt
5,1.6. - 8. εις το ορος = eis to oros (naar de berg / gebergte) . LXX (39) . Pentateuch (20) : (1) Gn 12,8 . (2) Gn
19,17 . (3) Gn
19,19 . (4) Gn
31,21 . (5) Ex 3,1 . (6) Ex 19,3 . (7) Ex 19,12 . (8) Ex
24,12 . (9) Ex 24,13 . (10) Ex 24,15 . (11) Ex 24,16 . (12) Ex 34,1 . (13) Ex 34,4 . (14) Nu 27,12 . (15) Nu 33,32 . (16) Dt
1,24 . (17) Dt
1,41 . (18) Dt
1,43 . (19) Dt 5,5 . (20) Dt
9,9 . (21) Dt
10,1 . (22) Dt
10,3 . NT (16) . Mt (8) : (1) Mt 4,8 . (2) Mt 5,1 . (3) Mt 14,23 . (4) Mt 15,29 . (5) Mt 17,1 - Mt 17,2 . (6) Mt 21,1 . (7) Mt 26,30 . (8) Mt 28,16 . Mc (4) : (1) Mc 3,13 . (2) Mc 6,46 . (3) Mc 13,3 . (4) Mc 14,26 . Lc (4) : (1) Lc 6,12 . (2) Lc
9,28 . (3) Lc
21,37 . (4) Lc
22,39 . Joh (3) : (1) Joh
6,3 . (2) Joh
6,15 . (3) Joh
8,1 .
- εις ορος = eis oros (naar de berg van / gebergte van . LXX (18) . Pentateuch (2) : (1) Ex 15,17 . (2) Dt 1,7 .
- הָהָרָה = hâhârâh (bergwaarts, naar het gebergte) < prefix bepaald lidw.
ha + zelfst. naamw. הַר = har + suffix van richting -ah , zie : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Taalgebruik in Jesaja : har
(berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²)
of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (13) : (1) Gn 12,8 . (2) Gn
19,17 . (3) Gn
19,19 . (4) Ex
24,12 . (5) Dt
1,24 . (6) Dt
1,41 . (7) Dt
1,43 . (8) Dt
9,9 . (9) Dt
10,1 . (10) Dt
10,3 . (11) Joz
2,16 . (12) Joz
2,22 . (13) Re 1,34 .
- אֶל הַר = ´èl har (naar de berg van) . Tenakh
: (1) Ex 3,1 . (2) Ex
19,23 . (3) Ex
24,13 . (4) Ex
34,2 . (5) Ex
34,4 . (6) Nu 20,27 . (7) Nu
27,12 . (8) Nu 33,38 . (9) Dt 32,49 . (10) Dt
34,1 . (11) Joz
15,10 . (12) 1
K 18,19 . (13) 1
K 18,20 . (14) 2
K 2,25 . (15) 2
K 4,25 . (16) Ps
43,3 . (17) Hl
4,6 . (18) Js
2,3 . (19) Js
16,1 . (20) Js
56,7 . (21) Js 66,20 . (22) Ez
40,2 . (23) Mi
4,2 .
- אֶל הָהָר = ´èl hâhâr (naar de berg) . Tenakh (5) : (1) Ex 24,15 . (2) Ex
24,18 . (3) 1 S 17,3 (2X) . (4) 2 K 4,27 . (5) Js 22,5 .
- In de acht verzen van Mt staat het voorzetsel van plaats (eis = naar)
vóór het zelfstandig naamwoord horos (berg) . Tussen het voorzetsel
en het zelfstandig naamwoord staat het bepaald lidwoord tenzij horos (berg)
wordt gevolgd door een bijvoeglijk naamwoord (Mt
4,7 en Mt
17,1) . In zes van de acht verzen is Jezus onderwerp van de zin .
De berg is de plaats van de Godsontmoeting . Ook wanneer de tegenstander (diabolos
- duivel) Jezus naar de hoge berg voert . De hoge berg is de berg van Mozes
waar God zijn verbond met zijn volk sloot en aan Mozes de twee stenen tafels
gaf . De hoge berg is ook de plaats waar Jezus van gedaante veranderde , een
voorsmaakje van de verrezen Jezus . Het is de berg vanwaar Jezus zijn leerlingen
zendt om hen te leren onderhouden alles wat hij opgedragen heeft .
1. de duivel | 2. Jezus | 3. Jezus | 4. Jezus | 5. Jezus | 6.Jezus | 7. Jezus | 8. de elf leerlingen | |
Mt 4,8 | Mt 5,1 | Mt 14,23 | Mt 15,29 | Mt 17,1 - Mt 17,2 | Mt 21,1 | Mt 24,3 | Mt 26,30 | Mt 28,16 |
palin (opnieuw) | kai (en) | kai ... (en) | kai (en)... | kai (en ) | Hoi de endeka mathètai (De elf leerlingen echter) | |||
paralambanei (neemt bij zich) auton (hem) ho diabolos (de duivel) | anebè (hij klom omhoog) | anebè (hij klom omhoog) | anabas (opgeklommen) | paralambanei (neemt bij zich) ... kai anaferei autous (en hij voert hen omhoog) | èlthon ( zij kwamen)... | kathèmenou de autou epi orous tôn Helaiôn (terwijl hij echter zich op de Olijfberg neerzet) | exèlthon ( zij gingen naar buiten) | eporeuthèsan (gingen op weg) |
eis horos hupsèlon lian (naar een zeer hoge berg) | eis to horos (naar de berg) | eis to horos (naar de berg) kat'idian (op zichzelf) | eis to horos (naar de berg) | eis horos hupsèlon (naar een hoge berg) kat'idian (op zichzelf) | eis to horos tôn Helaiôn (naar de Olijfberg) | eis to horos (naar de berg) | ... eis to horos (naar de berg) | |
kai kathisantos autou (en nadat hij zich had neergezet) | ekathèto ekei (zette hij zich naar) | |||||||
prosèlthan autôi hoi mathètai autou (kwamen zijn leerlingen bij hem) | prosèlthan autôi hoi mathètai autou (kwamen deleerlingen bij hem) kat'idian (afzonderlijk) | |||||||
20. Jezus door de Satan op de proef gesteld : Mc 1,12-13 - Mt 4,1-11 - Lc 4,1-13 - | 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 - | 152. Jezus wandelt op het meer - Mc 6,45-52 - Mt 14,22-33 | 157. Genezing van een doofstomme : Mc 7,31-37 - Mt 15,29-31 - | 168. Verheerlijking van Jezus : Mc 9,2-10 - Mt 17,1-9 - Lc 9,28-36 - | 281. Jezus gaat Jerzalem binnen : Mc 11,11 - Mt 21,1-11 - | 299. Inleiding tot de eschatologische rede : Mc 13,1-4 - Mt 24,1-3 - Lc 21,5-7 - | 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | 353. Verschijning aan de elf in Galilea :Mt 28,16-20 - |
Mt
5,1.5. - 9. ויעל אֶל הָהָר = wajja`al ´èl hâhâr (en hij klom naar de berg) . Tenakh (1) : Ex 24,18 .
- ויעל אֶל הַר = wajja`al ´èl har (en hij klom naar de berg van) . Tenakh (1) : Ex 34,4 .
- ויעל מֹשֶׁה אֶל הָהָר = wajja`al mosjèh ´èl hâhâr (en Mozes klom naar de berg) . Tenakh (1) : Ex 24,15 .
- ויעל מֹשֶׁה אֶל הַר = wajja`al mosjèh ´èl hâr (en Mozes klom naar de berg van) . Tenakh (1) : Ex 24,13 .
- αναβαινει εις το ὁρος = anabainei eis to horos (hij klimt naar de berg / gebergte) . Bijbel (1) : Mc 3,13 .
- ανεβη εις το ὁρος = anebè eis to horos (hij klom naar de berg / gebergte) . LXX (3) : (1) Ex 19,3 . (2) Ex 24,18 . (3) Ex 34,4 . NT (3) : (1) Mt 5,1 . (2) Mt 14,23 . (3) Lc 9,28 .
- וּמֹשֶׁה עָלָה = ûmosjèh `âlâh (en Mozes beklom) . Tenakh (1) : Ex
19,3 .
- και μωυσης ανεβη = kai môusès anebè (en Mozes beklom) . Bijbel = LXX (1) : Ex 19,3 .
Mt 5,2 - Mt 5,2 : 24. Jezus leert en geneest : Mc 1,21 - Mt 4,23-25 ; 5,1-2 - Lc 4,31 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 4,23 - Mt 4,24 - Mt 4,25 - Mt 5,1 - Mt 5,2 -- Mt 4 -- Mt 4,1-11 - Mt 4,12-17 - Mt 4,18-22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And he opened his mouth, and taught them, saying,
Luther-Bibel (1984) . Und er tat seinen Mund auf, lehrte sie und sprach:
Tekstuitleg van Mt 5,2 . Dit vers Mt 5,2 telt 8 (2 X 2 X 2) woorden en 42 (2 X 3 X 7) letters . De getalwaarde van Mt 5,2 is 5133 (3 X 29 X 59) .
25. De zaligsprekingen : Mt 5,3-12 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 -
ENKELE BEMERKINGEN BIJ DE ZALIGSPREKINGEN
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | |
Mt 5,3 | Mt 5,4 | Mt 5,5 | Mt 5,6 | Mt 5,7 | Mt 5,8 | Mt 5,9 | Mt 5,10 | Mt 5,11 | |
1. | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) |
2. | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | |
3. | ptôchoi (armen) | penthountes (treurenden) | praeis (zachtmoedigen) | peinôntes kai dixôntes (hongerigen en dorstigen) | hoi eleèmones ( barmhartigen) | hoi katharoi ( zuiveren) | hoi eirènopoioi (vredestichters) | dediôgmenoi (de vervolgden) | |
4. | tôi pneumati (van geest) | tèn dikaiosunèn (de gerechtigheid) | tèi kardiai (van hart) | heneken dikaiosunès (omwille van de gerechtigheid) | |||||
5. | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | |
6. | autôn (van hen) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autôn (van hen) | |
7. | estin (is) | paraklèthèsontai (zullen getroost worden) | klèronomèsousin (beërven) | chortasthèsontai (zullen verzadigd worden) | eleèthèsontai (zullen barmhartigheid ondervinden) | ... opsontai (zullen zien) | ... klèthèsontai (zullen genoemd worden) | estin (is) | |
8. | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | tèn gèn (het land) | ton theon (God) | huioi theou (zonen van God) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | ||||
5 + 7 woorden/ | 3 + 3 | 3 + 5 | 5 + 3 | 3 + 3 | 5 + 5 | 3 + 5 | 5 + 7 | ||
12 | 6 | 8 | 8 | 6 | 10 | 8 | 12 | 35 |
1. Jezus houdt een rede op de berg . Hij is op de berg , zoals Mozes . Hij
(Mozes) ontving er van God de Thora . Jezus brengt een interpretatie van de
Thora .
2. De zaligsprekingen staan aan het begin van de bergrede (1ste rede) . De gelijkenis
van het laatste Oordeel staat op het einde van de 5de en laatste rede . Beide
teksten omsluiten het hele Matteüsevangelie .
3. De zaligsprekingen staan aan het begin van de bergrede . Teksten over: niet
alleen horen, maar ook doen (Mt 7) staan op het einde van de bergrede .
4. Wat is de samenhang van deze acht zaligsprekingen ? Waardoor is hun volgorde
bepaald ?
De acht zalisprekingen tellen 70 woorden . De negende (Mt 5,11-12) telt 35 woorden
of 1/2 van 70 .
Wellicht speelt Js 61,1-2 een rol bij der constructie van de eerste twee zaligsprekingen
. Js 61,1-2 is ook de bijbeltekst die volgens Lucas Jezus leest in de synagoge
van Nazaret en hiermee zijn boodschap begint : om aan armen de blijde boodschap
te brengen ... om alle treurenden te troosten .
Het onderwerp van de eerste vier zaligsprekingen van de hoofdzin begint met
een p .
De ondergeschikte zin van de eerste (Mt 5,3) en de achtste zaligspreking (Mt
5,10) is gelijk . Een vervolgde kan zijn : iemand die voortdurend moet vluchten
en 'geen steen heeft om zijn hoofd op te leggen' . Zo iemand bezit niets . Hij
is arm . Hij zal opgevangen worden door de christelijke gemeenschap .
In het midden van de zaligsprekingen staat Mt 5,6 en Mt 5,7 : gerechtigheid
en barmhartigheid , de twee grote thema's van de bijbel .
Het werkwoord van de tweede (Mt 5,4) en de zevende zaligspreking (Mt 5,9) van
de ondergeschikte zin behoort tot de groep van kaleô (roepen) . Treurenden
kunnen gezien worden als degenen die iemand missen , die ellende beleven . Van
het werkwoord parakaleô (troosten) is het woord paraklètos (trooster
, toegepast op de heilige Geest) afgeleid . Vredestichters worden zonen van
God genoemd . In deze twee zinnen is de trits : God - Vader) , zoon en geest
aanwezig .
Resten nog : de derde (Mt 5,5) en de zesde zaligspreking (Mt 5,8) . In beide
zinnen komt een lijdend voorwerp voor .
8 hoofdzinnen en 8 ondergeschikte zinnen = 16; 7 zinnen met 3 woorden, 7 zinnen met 5 woorden, 2 zinnen met 7 woorden. In totaal : (7 x 3) + (7 x 5) + (7 x 2)= 21 + 35 + 14 = 70 woorden. Er zijn 8 (totale zinnen) : 2 met 6 woorden (12), 3 met 8 (24), 1 met 10 (10) en 2 met 12 (24) woorden.. 4 : beginnend met p , 8 zalig-sprekingen, 16 zinnen, 2 keer 7 zinnen (met 3 en 5 woorden), 2 keer een zin met 7 woorden - een reeks van 3 - 5 - 7 , 70 woorden.
6. Aandacht voor enkele woorden :
- Mt 5,4: paraklèthèsontai (zij zullen getroost worden) ; in 2
verzen in de bijbel (1) Js 66,12 zie Js 66,10.12-14a. (2) Mt 5,4 . Mt 5,5. Praeis
(zachtmoedigen) komt in 9 verzen in de bijbel voor; in 7 verzen is het de vertaling
van `änâwim, in 2 verzen bestaat geen Hebreeuwse tekst. Ps 37,11
: hoi de praeis klèronomèsousin gèn (de zachtmoedigen zullen
het land bezitten). Alfabetpsalm. Letter waw Hapax in het N.T. Mt 5,6 : chortasthèsontai
(zij zullen verzadigd worden) van het werkwoord chortazô : voederen, verzadigen.
Het komt slechts in 2 verzen in de bijbel voor: (1) Ps 37,19 alfabetpsalm, letter
jod (2) Mt 5,6 . Mt 5,7: eleèmones (barmhartigen) .Nominatief meervoud,
zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord. Hapax . Het Hebreeuws hannûn
(van hnn) = eleèmôn. Hannûn komt in 19 verzen in de bijbel
voor. Eleèmôn komt in 22 verzen in de bijbel voor. In 21 verzen
in het O.T., in 1 vers in het N.T. Eleèson (wees barmhartig) komt in
35 verzen in de bijbel voor; in 24 verzen in het O.T., in 11 verzen in het N.T.
In 5 verzen bij Matteüs; in 4 ervan staat huios David (zoon van David)
vermeld. eleèthèsontai (zij zullen barmhartigd worden): hapax.
Mt 5,8 : katharoi (de zuiveren) komt in 10 verzen in de bijbel voor; in 6 verzen
in het O.T., in 4 verzen in het N.T. In 1 vers bij Matteüs en in 3 verzen
bij Johannes. Mt 5,9 : eirènopoioi (de vrededoeners). In deze vorm slechts
1X in de bijbel. Mt 5,10 : dediôgmenoi (vervolgden) . In deze vorm hapax
in de bijbel.
7. Het lijkt me dat de zaligsprekingen een constructie van Matteüs zijn
met de eigen kenmerken van Matteüs. Maar ligt aan de basis van de Matteüstekst
geen andere tekst ten grondslag. Hoe komt het dat in deze tekst zoveel hapaxlegomena
voorkomen?
LXX : http://www.godrules.net/library/hebrewgreek/intermat5.htm .
8 hoofdzinnen en 8 ondergeschikte zinnen = 16; 7 zinnen met 3 woorden, 7 zinnen
met 5 woorden, 2 zinnen met 7 woorden. In totaal : (7 x 3) + (7 x 5) + (7 x
2)= 21 + 35 + 14 = 70 woorden. Er zijn 8 (totale zinnen) : 2 met 6 woorden (12),
3 met 8 (24), 1 met 10 (10) en 2 met 12 (24) woorden.
Wat is de samenhang van deze acht zaligsprekingen? Waardoor is hun volgorde
bepaald? Het onderwerp van de eerste vier zaligsprekingen van de hoofdzin begint
met een p. De ondergeschikte zin van de eerste en de achtste zaligspreking is
gelijk. Het werkwoord van de tweede en de zevende zaligspreking van de ondergeschikte
zin behoort tot de groep van kaleô (roepen). De vier eerste zaligsprekingen
drukken het passief aspect van de mens uit, de vier volgende zaligsprekingen
het actief aspect.
De acht zaligheden komen kruislings in paren van twee met elkaar overeen
:
- vers 3 : zalig de armen van geest, want aan hen behoort het
koninkrijk van de hemelen - vers 10 : zalig die worden vervolgd
omwille van gerechtigheid, want aan hen behoort het koninkrijk van de hemelen.
Het passief aspect : arm van geest; het actief aspect : ijveren voor gerechtigheid
en ervoor vervolgd worden.
- vers 4 : zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden
- vers 9 : zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen
van God genoemd worden. De tegenstelling van vrede is oorlog, strijd, twist,
gemis, tekort enz. In het grieks is troosten een samengesteld werkwoord van
noemen (parakaleô - samengesteld werkwoord van kaleô : roepen :
erbij roepen, trooster zie de h. Geest als de paracleet = paraklètos,
in het latijn advocatus ad -vocare). Het passief aspect : treuren; het actief
aspect : vrede stichten.
- vers 5 : zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land
bezitten - vers 8 : zalig de zuiveren van hart, want zij zullen
God zien. Het passief aspect : zachtmoedig; het actief aspect : het hart zuiveren.
- vers 6 : zalig naar hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden - vers 7 : zalig de barmhartigen
want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Het passief aspect : hongeren en
dorsten; het actief aspect: barmhartig zijn. We vinden hier tevens twee essentiële
aspecten van gedrag: gerechtigheid en barmhartigheid. Het passief aspect : hongeren
en dorsten naar gerechtigheid; het actief aspect : barmhartigheid doen.
Getallen spelen dus een rol in de tekst van de zaligsprekingen : 4 : beginnend met p , 8 zalig-sprekingen, 16 zinnen, 2 keer 7 zinnen (met 3 en 5 woorden), 2 keer een zin met 7 woorden - een reeks van 3 - 5 - 7 , 70 woorden
Een zeer gedetailleerde ontleding van de griekse tekst vind je op website http://www.utexas.edu/cola/depts/lrc/eieol/ntgol-5-R.html .
Mt 5,3 - Mt 5,3 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk
der hemelen.
King James Bible . [3] Blessed are the poor in spirit: for theirs is the kingdom
of heaven.
Luther-Bibel . 3 Selig sind, die da geistlich arm sind; denn ihrer ist das Himmelreich.
Tekstuitleg van Mt 5,3 .
Mt 5,3.1. zalig (makarios) .
makarios (zalig) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. m. mv. makarioi | 40 | 15 | 25 | 10 | 7 | 2 | 3 | 3 | 17 | 19 | ||
Totaal | 104 | 56 | 48 | 13 | 1 | 13 | 2 | 2 | 10 | 7 | 27 | 29 |
Mt 5,3.3.
ptôchos (arm) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. m. mv. ptôchoi | 14 | 9 | 5 | 2 : | 2 | 1 | 4 | 4 | ||||
Totaal | 143 | 112 | 31 | 5 | 3 | 9 | 4 | 8 | 2 | 17 | 21 |
Mt 5,3.5. dat. onz. enk. πνευματι = pneumati van het zelfst. naamw. πνευμα = pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) .
pneuma | bijbel | OT | NT | Mt | Mc |
Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3 | dat. enk. pneumati | 124 | 37 | 87 | 4 | 7 | 8 | 5 | 10 | 49 | 4 | 19 | 24 |
Totaal | 671 | 308 | 363 | 19 | 23 | 36 | 23 | 68 | 170 | 24 | 78 | 101 |
pneuma | Mt | Mc |
Lc | syn. | ev. |
dat. enk. pneumati | 4 : (1) Mt 3,11. (2) Mt 5,3 . (3) Mt 12,28 . (4) Mt 22,43 . | 7 : (1) Mc 1,8 . (2) Mc 1,23 . (3) Mc 2,8 . (4) Mc 5,2 . (5) Mc 8,12 . (6) Mc 9,25 . (7) Mc 12,36 . | 8 : (1) Lc 1,17 . (2) Lc 1,80 . (3) Lc 2,27 . (4) Lc 3,16 . (5) Lc 4,1 . (6) Lc 8,29 . (7) Lc 9,42 . (8) Lc 10,21 . | 19 : (1) Mt 3,11 // Mc 1,8 // Lc 3,16 . (2) Mc 9,25 // Lc 9,42 . | 24 |
Totaal | 19 | 23 | 36 | 78 | 101 |
- Hebreeuws . רוַח = rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Taalgebruik in Rechters : rûach (geest) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 . waw = 6 . chet = 8 . Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) . Structuur : 2 - 6 - 8 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (204) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (33) . Latere Profeten (65) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (68) . Pentateuch (19) .
- Ned. : geest . Arabisch : روح = rûH (geest) . Taalgebruik in de Qoran : rûH (geest) . D. : Geist . E. : spirit . Fr. : esprit . Grieks : πνευμα = pneuma (geest) : Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Hebreeuws . רוַח = rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Lat. : spiritus .
Mt 5,3.10. nom. vr. enk. βασιλεια , dat. vr. enk. βασιλειᾳ = basileia (i) (koninkrijk) . Taalgebruik in het NT : basileia (koninkrijk) . Taalgebruik in de LXX : basileia (koninkrijk) . Mt (33) : (1) Mt 3,2 . (2) Mt 4,17 . (3) Mt 5,3 . (4) Mt 5,10 . (5) Mt 5,19 . (6) Mt 6,10 : hè basileia sou (uw koninkrijk) . (7) Mt 8,11 . (8) Mt 10,7 . (9) Mt 11,11 . (10) Mt 11,12 . (11) Mt 12,25 . (12) Mt 12,26 . (13) Mt 12,28 : hè basileia tou theou (het koninkrijk van God) . (14) Mt 13,24 . (15) Mt 13,31 . (16) Mt 13,33 . (17) Mt 13,43 : en tèi basileiai tou patros autôn (in het koninkrijk van hun vader) . (18) Mt 13,44 . (19) Mt 13,45 . (20) Mt 13,47 . (21) Mt 13,52 . (22) Mt 16,28 : en tèi basileiai autou (in zijn koninkrijk) . (23) + (24) Mt 18,1 + Mt 18,4 : en tèi basileiai tôn ouranôn (in het koninkrijk van de hemelen) . (25) Mt 18,23 . (26) Mt 19,14 . (27) Mt 20,1 . (28) Mt 20,21 : en tèi basileiai sou (in je koninkrijk) . (29) Mt 21,43 : hè basileia tou theou (het koninkrijk van God) . (30) Mt 22,2 . (31) Mt 24,7 : basileia epi basileian (koninkrijk op koninkrijk . (32) Mt 25,1 . (33) Mt 26,29 : en tèi basileiai tou patros mou (in het koninkrijk van mijn vader) .
Mt 5,3.9. - 12. ἡ βασιλεια των ουρανων = hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) . Matteüs (20) : (1) Mt 3,2 . (2) Mt 4,17 . (3) Mt 5,3 . (4) Mt 5,10 . (5) Mt 5,19 . (7) Mt 8,11 . (8) Mt 10,7 . (9) Mt 11,11 . (10) Mt 11,12 . (14) Mt 13,24 . (15) Mt 13,31 . (18) Mt 13,44 . (19) Mt 13,45 . (20) Mt 13,47 . (21) Mt 13,52 . (25) Mt 18,23 . (26) Mt 19,14 . (27) Mt 20,1 . (30) Mt 22,2 . (32) Mt 25,1 .
Mt 5,4 - Mt 5,4 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.
King James Bible . [4] Blessed are they that mourn: for they shall be comforted.
Luther-Bibel . 4 Selig sind, die da Leid tragen; denn sie sollen getröstet
werden.
Tekstuitleg van Mt 5,4
Mt 5,4.3. act. part. praes. nom. mann. mv. πενθουντες = penthountes (treurenden) van het werkw. πενθεω = pentheô (beklagen, betreuren, treuren) . Taalgebruik in het NT : pentheô (beklagen, betreuren, treuren) . Taalgebruik in de LXX : pentheô (beklagen, betreuren, treuren) . Bijbel (3) : (1) Mt 5,4 . (2) Apk 18,15 . (3) Apk 18,19 .
6. parakaleô - ad-vocare (bij-roepen, ter hulp roepen, troosten, bijstaan,
aanbevelen) . Verwijzing : parakalôn
(te hulp roepend) , zie Mt
5,4 . De Geest wordt paraklètos : trooster, iemand die bijstaat genoemd
.
--- parakalountes . Verwijzing : parakalôn
(te hulp roepend) , zie Mt
5,4 . Actief participium praesens nominatief mannelijk meervoud van het
werkwoord parakaleô - ad-vocare (bij-roepen, ter hulp roepen, troosten,
bijstaan, aanbevelen) . Vertalingen : Latijn : exhortare ; Nederlands : aansporen
, oproepen . In zes verzen in de bijbel . In twee verzen in het O.T. . In vier
verzen in het N.T. : (1) Hnd
9,38 . (2) Hnd
14,22 . (3) 1 Th 2,12 . (4) Heb 10,25 .
--- parekalei (hij riep naast zich, hij drong aan) . Actief imperfectum derde
persoon enkelvoud . In zestien verzen in de bijbel . In acht verzen in het O.T.
. In acht verzen in het N.T. : (1) Mt
18,29 . (2) Mc
5,10 . (3) Mc
5,18 . (4) Lc
8,41 . (5) Lc
15,28 . (6) Hnd
2,40 . (7) Hnd
11,23 . (8) Hnd
27,33 .
--- parekaloun (zij riepen bij, zij spoorden aan, zij drongen aan) . Actief
imperfectum derde persoon meervoud . In twaalf verzen in de bijbel . In vier
verzen in het O.T. . In acht verzen in het N.T. : (1) Mt
8,31 . (2) Mt
14,36 . (3) Mc
6,56 . (4) Lc
7,4 . (5) Lc
8,31 . (6) Hnd
13,42 . (7) Hnd
19,31 . (8) Hnd
25,2 .
--- parekalesen (hij vroeg) . Actief aorist derde persoon enkelvoud . In veertien
verzen in de bijbel . In elf verzen in het O.T. . In drie verzen in het N.T.
: (1) Hnd
8,31 . (2) Hnd
16,15 . (3) 2 Cor 7,6 .
--- paraklèthèsontai (zij zullen getroost worden) . In twee verzen
in de bijbel : (1) Js 66,12 . (2) Mt
5,4 . Zie ook Js 61,2
parakaleô (bijroepen, troosten) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
ind. pr. 3de p. enk. parakalei | 6 | 1 | 5 | 1 | 4 | 1 | 1 | |||||
ind. pr. 1ste p. enk. parakalô | 22 | 3 | 19 | 2 | 17 | |||||||
ind. pr. 3de p. mv. parakalousin | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | |||||||
ind. pr. 1ste p. mv. parakaloumen | 6 | 6 | 6 | |||||||||
ind. pr. + imp. 2de p. mv. parakaleite | 8 | 5 | 3 | 3 | ||||||||
ind. part. pr. nom. m. + vr. enk. parakalôn | 19 | 10 | 9 | 1 | 1 | 1 | 1 | 5 | 3 | 3 | ||
ind. part. nom. m. + vr. mv. parakalountes | 6 | 2 | 4 | 2 | 2 | |||||||
inf. pr. parakalein | 4 | 1 | 3 | 1 | 2 | 1 | 1 | |||||
ind. imp. 3de p. enk. parekalei | 16 | 8 | 8 | 1 | 2 | 2 | 3 | 5 | 5 | |||
ind. imp. 3de p. mv. parekaloun | 12 | 4 | 8 | 2 | 1 | 2 | 3 | 5 | 5 | |||
ind aor. 3de p. enk. parekalesen | 14 | 11 | 3 | 2 | 1 | |||||||
ind. aor. 3de p. mv. parekalesan |
11 | 5 | 6 | 1 | 1 | 1 | 3 | 3 | 3 | |||
ind. inf. aor. parakalesai | 13 | 7 | 6 | 1 | 5 | 1 | 1 | |||||
ind. aor. 1ste enk. parekalesa | 7 | 2 | 5 | 1 | 4 | |||||||
pass. fut. 3de p.. mv. paraklèthèsontai | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | |||||||
inf. pass. paraklèthènai | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||
Er zijn nog andere vormen | ||||||||||||
Totaal (bij benadering) | 150 | 61 | 89 | 7 | 9 | 6 | 17 | 49 | 23 | 23 |
Mt 5,4 | Js 61,2 |
makarioi (zalig, gelukkig) hoi penthountes (de treurenden) | |
hoti (omdat) autoi (zij) | |
paraklèthèsontai (zullen getroost worden) | parakalesai (om te troosten) lenahem |
pantas tous penthountas (alle treurenden) kol 'abelim | |
25. De zaligsprekingen : Mt 5,3-12 - Lc 6,20b-23 - | Zending van de profeet - Js 61,1-62,12 - |
Mt 5,5 - Mt 5,5 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk
beërven.
King James Bible . [5] Blessed are the meek: for they shall inherit the earth.
Luther-Bibel . 5 Selig sind die Sanftmütigen; denn sie werden das Erdreich
besitzen.
Tekstuitleg van Mt 5,5 .
3. nom. mann. mv. πραεις = praeis (zachtmoedigen) van het bijvoegl. naamw. πραυς = praus (zaxht, vriendelijk) . Taalgebruik in het NT : praus (zaxht, vriendelijk) . Taalgebruik in de LXX : praus (zaxht, vriendelijk) . Bijbel (9) . LXX (8) . NT (1) : Mt 5,5 .
praeis (zacht, vriendelijk) . Evenals ptôchoi
(arme) kan het de vertaling zijn van `änâwim . Dit hebreeuwse woord
komt in twaalf verzen in de bijbel voor . Praeis komt in negen verzen in de
bijbel voor . In zeven verzen is het de vertaling van `änâwim . In
twee verzen bestaat geen Hebreeuwse tekst . Ps
37,11 : hoi de praeis klèronomèsousin gèn (de zachtmoedigen
zullen het land bezitten) . Alfabetpsalm . Letter waw . Hapax in het N.T. .
Mt 5,6 - Mt 5,6 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid;
want zij zullen verzadigd worden.
King James Bible . [6] Blessed are they which do hunger and thirst after righteousness:
for they shall be filled.
Luther-Bibel . 6 Selig sind, die da hungert und dürstet nach der Gerechtigkeit;
denn sie sollen satt werden.
Tekstuitleg van Mt 5,6 .
10. pass. ind. aor. 3de pers. mv. εχορασθησαν = echorasthèsan (zij werden verzadigd) van het werkw. χορταζω = chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) . Taalgebruik in het NT : chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) . Taalgebruik in de LXX : chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) . Bijbel (7) : (1) Ps 17,14 . (2) Mt 14,20 . (3) Mt 15,37 . (4) Mc 6,42 . (5) Mc 8,8 . (6) Lc 9,17 . (7) Apk 19,21 . Zie website http://lexicon.katabiblon.com/index.php?lemma=%CF%87%CE%BF%CF%81%CF%84%E1%BD%B1%CE%B6%CF%89 . Een vorm van χορταζω = chortazô in de LXX (13) : (1) Jr 5,7 . (2) Kl 3,15 . (3) Kl 3,30 . (4) Ps 17,14 . (5) Ps 17,15 . (6) Ps 37,19 . (7) Ps 59,16 . (8) Ps 81,17 . (9) Ps 104,13 . (10) Ps 104,16 . (11) Ps 107,9 . (12) Ps 132,15 . (13) Job 38,27 . In het NT (15) : (1) Mt 5,6 . (2) Mt 14,20 . (3) Mt 15,33 . (4) Mt 15,37 . (5) Mc 6,42 . (6) Mc 7,27 . (7) Mc 8,4 . (8) Mc 8,8 . (9) Lc 6,21 . (10) Lc 9,17 . (11) Lc 15,16 . (12) Lc 16,21 . (13) Joh 6,26 . (14) Fil 4,12 . (15) Jak 2,16 . (16) Apk 19,21 . In de LXX is het de vertaling van het Hebreeuwse werkwoord שָׂבַע = shâbha` . In de LXX wordt שָׂבַע = shâbha` zelf door 7 verschillende Griekse (werk)woorden vertaald . Het is de vertaling van het Hebreeuwse werkwoord שָׂבַע = shâbha` .
- pass. ind. fut. 3de pers. mv. χορτασθησονται = chortasthèsontai (zij zullen verzadigd worden) van het werkw. χορταζω = chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) . Taalgebruik in het NT : chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) . Taalgebruik in de LXX : chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) . Bijbel (2) : (1) Ps 37,19 . Alfabetpsalm , letter jod . (2) Mt 5,6 . Een vorm van χορταζω = chortazô in de LXX (14) , in het NT (15) . In de LXX is het de vertaling van het Hebreeuwse werkwoord שָׂבַע = shâbha` . In de LXX wordt שָׂבַע = shâbha` zelf door 7 verschillende Griekse (werk)woorden vertaald .
- Hebreeuws : שָׁבָע = sjâbhâ` (zweren, vervolledigen / vervullen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 .
- pass. fut. 3de pers. mv. saturabuntur (zij zullen verzadigd worden) van het werkw. saturare . Bijbel (8) : (1) Dt 14,29 . (2) Hos 4,10 . (3) Ps 22,27 . (4) Ps 37,19 . (5) Ps 104,16 . (6) Spr 1,31 . (7) Job 27,14 . (8) Mt 5,6 .
Een synoniem van χορταζω = chortazô (vet mesten, voeden, verzadigen) is het werkw. εμπιμπλημι = empimplèmi (vervullen) . Het is vaak de vertaling van het Hebreeuwse שָׂבַע = shâbha` (verzadigd worden, genoeg hebben van) .
- pass. ind. fut. 3de pers. mv. εμπλησθησονται = emplèsthèsontai (zij zullen zich vullen) van het werkw. εμπιμπλημι = empimplèmi (vervullen) . Zie het werkw. πιμπλημι = pimplèmi
(vullen) . Taalgebruik in het NT : pimplèmi
(vullen) . Taalgebruik in de LXX : pimplèmi
(vullen) . Bijbel (8) : (1) Dt 14,29 . (2) Dt 26,12 . (3) Js 13,21 . (4) Js 29,19 . (5) Jr 50,10 . (6) Ps 22,27 . (7) Sir 2,16 . (8) Sir 4,12 . Een vorm van εμπιμπλημι = empimplèmiin de LXX (142) , in het NT (5) : (1) Lc
1,53 . (2) Lc
6,25 . (3) Joh
6,12 . (4) Hnd 14,17 . (5) Rom
15,24 . In de LXX is εμπιμπλημι = empimplèmi de vertaling van 9 Hebreeuwse (werk)woorden .
- pass. ind. aor. 3de pers. mv. ενεπλησθησαν = eneplèsthèsan (zij werden vervuld) van het werkw. εμπιμπλημι = empimplèmi (vervullen) . Zie het werkw. πιμπλημι = pimplèmi
(vullen) . Taalgebruik in het NT : pimplèmi
(vullen) . Taalgebruik in de LXX : pimplèmi
(vullen) . Bijbel (5) : (1) Hos 13,6 . (2) Ps 22,27 . (3) Ps 78,29 . (4) Neh 9,25 .
- Hebreeuws . וְשָׂבֵעוּ = wësâbhe`û (en zij zullen verzadigd worden) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. שָׂבַע = shâbha` (verzadigd worden, genoeg hebben
van) . Taalgebruik in Tenakh : shâbha`
(verzadigd worden, genoeg hebben van) . Getalwaarde : shin = 21 of 300 ,
beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31)
. Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) Dt 14,29 . (2) Dt 26,12 . Een vorm van שָׂבַע = shâbha` in Tenakh (93) .
- In deze 2 verzen lezen we וְאָכְלוּ וְשָׂבֵעוּ = wë´âkhëlû wësâbhe`û (en zij zullen eten en zij zullen verzadigd worden) ; in het Grieks telkens : φαγονται = fagontai (zij zullen eten) και = kai (en) εμπλησθησονται = emplèsthèsontai (zij zullen zich vullen) . In beide teksten gaat het om de tienden die om de 3 jaar aan de Levieten , vreemdelingen , weduwen en wezen moeten afgestaan worden .
- Latijn . pass. fut. 3de pers. mv. saturabuntur (zij zullen verzadigd worden) van het werkw. saturare . Bijbel (8) : (1) Dt 14,29 . (2) Hos 4,10 . (3) Ps 22,27 . (4) Ps 37,19 . (5) Ps 104,16 . (6) Spr 1,31 . (7) Job 27,14 . (8) Mt
5,6 .
Verwant met het werkw. שָׂבַע = shâbha` (verzadigd worden, genoeg hebben van) is het telwoord . Tussen beide bestaat slechts dit verschil : een punt op de s , al dan niet links of rechts . 7 is een symbool van volheid . Er zijn 5 broden en 2 vissen ; in aantal 7 .
Mt 5,7 - Mt 5,7 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid
geschieden.
King James Bible . [7] Blessed are the merciful: for they shall obtain mercy.
Luther-Bibel . 7 Selig sind die Barmherzigen; denn sie werden Barmherzigkeit
erlangen.
Tekstuitleg van Mt 5,7 .
3. ele�mones (barmhartigen) . Nominatief meervoud , zelfstandig gebruikt bijvoeglijk
naamwoord . Hapax .
- eleèmôn (barmhartig) . Verwijzing : eleèmôn
(barmhartig) , zie Mt
5,7 . Zie verder verwijzing : chèsèd
(liefde, gunst, genade, barmhartigheid), zie Ps
111,5 . Het Hebreeuws hannûn (van hnn) = eleèmôn . Hannûn
komt in negentien verzen in de bijbel voor . Eleèmôn komt in tweeëntwintig
verzen in de bijbel voor . In eenentwintig verzen in het O.T. . In één
vers in het N.T. .
--- Eleèson (wees barmhartig) komt in vijfendertig verzen in de bijbel
voor . In vierentwintig verzen in het O.T. . In elf verzen in het N.T. . In
vijf verzen bij Matteüs . In vier ervan staat huios David (zoon van David)
vermeld .
--- ele�th�sontai (zij zullen barmhartigd worden) . Hapax .
Mt 5,8 - Mt 5,8 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 8 Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.
King James Bible . [8] Blessed are the pure in heart: for they shall see God.
Luther-Bibel . 8 Selig sind, die reinen Herzens sind; denn sie werden Gott schauen.
Tekstuitleg van Mt 5,8 .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | |
Mt 5,3 | Mt 5,4 | Mt 5,5 | Mt 5,6 | Mt 5,7 | Mt 5,8 | Mt 5,9 | Mt 5,10 | Mt 5,11 | |
1. | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) |
2. | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | |
3. | ptôchoi (armen) | penthountes (treurenden) | praeis (zachtmoedigen) | peinôntes kai dixôntes (hongerigen en dorstigen) | hoi eleèmones ( barmhartigen) | katharoi (zuiveren) | hoi eirènopoioi (vredestichters) | dediôgmenoi (de vervolgden) | |
4. | tôi pneumati (van geest) | tèn dikaiosunèn (de gerechtigheid) | tèi kardiai (van hart) | heneken dikaiosunès (omwille van de gerechtigheid) | |||||
5. | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | |
6. | autôn (van hen) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autôn (van hen) | |
7. | estin (is) | paraklèthèsontai (zullen getroost worden) | klèronomèsousin (beërven) | chortasthèsontai (zullen verzadigd worden) | eleèthèsontai (zullen barmhartigheid ondervinden) | ... opsontai (zullen zien) | ... klèthèsontai (zullen genoemd worden) | estin (is) | |
8. | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | tèn gèn (het land) | ton theon (God) | huioi theou (zonen van God) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | ||||
5 + 7 woorden/ | 3 + 3 | 3 + 5 | 5 + 3 | 3 + 3 | 5 + 5 | 3 + 5 | 5 + 7 | ||
12 | 6 | 8 | 8 | 6 | 10 | 8 | 12 | 35 |
katharoi (de zuiveren) komt in 10 verzen in de bijbel voor; in 6 verzen in het O.T., in 4 verzen in het N.T. In 1 vers bij Matteüs en in 3 verzen bij Johannes.
Mt 5,9 - Mt 5,9 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen
genaamd worden.
King James Bible . [9] Blessed are the peacemakers: for they shall be called
the children of God.
Luther-Bibel . 9 Selig sind die Friedfertigen; denn sie werden Gottes Kinder
heißen.
Tekstuitleg van Mt 5,9 .
eirènopoioi (de vrededoeners). In deze vorm slechts 1X in de bijbel.
Mt 5,10 - Mt 5,10 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 10 Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil;
want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
King James Bible . [10] Blessed are they which are persecuted for righteousness'
sake: for theirs is the kingdom of heaven.
Luther-Bibel . 10 Selig sind, die um der Gerechtigkeit willen verfolgt werden;
denn ihrer ist das Himmelreich.
Tekstuitleg van Mt 5,10 .
dediôgmenoi (vervolgden) . In deze vorm hapax in de bijbel.
Mt 5,11 - Mt 5,11 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen,
en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.
King James Bible . [11] Blessed are ye, when men shall revile you, and persecute
you, and shall say all manner of evil against you falsely, for my sake.
Luther-Bibel . 11 Selig seid ihr, wenn euch die Menschen um meinetwillen schmähen
und verfolgen und reden allerlei Übles gegen euch, wenn sie damit lügen.
Tekstuitleg van Mt 5,11 .
Mt 5,12 - Mt 5,12 : 25. De zaligsprekingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,3-12 -- Mt 5,1 - Mt 5,2 - Mt 5,3 - Mt 5,4 - Mt 5,5 - Mt 5,6 - Mt 5,7 - Mt 5,8 - Mt 5,9 - Mt 5,10 - Mt 5,11 - Mt 5,12 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 12 Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen;
want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.
King James Bible . [12] Rejoice, and be exceeding glad: for great is your reward
in heaven: for so persecuted they the prophets which were before you.
Luther-Bibel . 12 Seid fröhlich und getrost; es wird euch im Himmel reichlich
belohnt werden. Denn ebenso haben sie verfolgt die Propheten, die vor euch gewesen
sind.
Tekstuitleg van Mt 5,12 .
26. Het zout van de aarde : Mt 5,13 - Mt 5,13 - Mc 9,49-50 - Lc 14,34-35 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -
Aan de tekst van het zout en van het licht zouden we als hedendaagse titel kunnen geven : behoudend en aantrekkelijk. Behoudend omwille van de bewaarfunctie van het zout. Aantrekkelijk omwille van het licht. Beide termen vullen elkaar aan.
26. Het zout van de aarde : Mt 5,13 // (Mc 9,50b) // Lc 14,34-35 - Mt 5,13 - Mc 9,49-50 - Lc 14,34-35 - | ||||
Synopsis Denaux-Vervenne | Liturgische lezing (KBS 1961) | Willibrordvertaling (1995) | Nieuwe BijbelVertaling (2004) | Eigen vertaling (Arseen De Kesel) |
13. Jullie zijn het zout van de aarde; als echter het zout zijn smaak verliest, waarmee zal (het) gezouten worden? Voor niets deugt het nog behalve om, buiten gegooid, vertrapt te worden door de mensen. | 13 Gij zijt het zout der aarde. Maar als het zout zijn kracht verliest, waarmee zal men dan zouten? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. | [13] Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout krachteloos wordt, waar moet je het dan mee zouten? Het deugt alleen nog maar om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden. | [13] Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt. | Jullie zijn het zout van de aarde.Maar indien het zou zoutloos zou zijn, waarmee wordt er gezouten? |
Na de zaligspreking over haat en vervolging van de leerlingen maakt Matteüs
blijkbaar een correctie. Je mag je zalig prijzen als je vervolgd wordt omwille
van het volgen van Jezus. Maar let op : vervolgd worden en door de mensen vertrapt
worden is op zich geen teken dat je je zalig mag prijzen. Je mag dat maar als
je zout bent. Maar als je geen zoutfunctie meer hebt, dan zit er niets anders
op dan buitengeworpen en door de mensen vertrapt te worden. Het zout heeft een
bewaarfunctie. De joodse christengemeente heeft de functie de schriften en het
verbond met God te bewaren. Dat bewaren is niet passief. Zout moet doordringen
tot in de kleinste poriën. Zout werkt actief : het zout (werkwoord). Het
bewaren heeft slechts plaats als de joodse traditie in messianse zin (Jezus
is de Christos) geïnterpreteerd worden en de joden een licht voor de heidenen
zijn. Die betekenis lag reeds vervat in het Oude Testament en wordt door Matteüs
met de boodschap van Jezus geëxpliciteerd.
Een andere functie van het zout is smaak verlenen aan voedsel. Christenen zijn
pas christenen als ze smaakmakers zijn.
Vertaald naar onze tijd zouden we als titel kunnen stellen : jullie zijn behouders;
jullie zijn smaakmakers.
Mt 5,13 - Mt 5,13 : 26. Het zout van de aarde - Mt 5,13 - Mc 9,49-50 - Lc 14,34-35 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] Ye are the salt of the earth: but if the salt have
lost his savour, wherewith shall it be salted? it is thenceforth good for nothing,
but to be cast out, and to be trodden under foot of men.
Luther-Bibel . 13 Ihr seid das Salz der Erde. Wenn nun das Salz nicht mehr salzt,
womit soll man salzen? Es ist zu nichts mehr nütze, als dass man es wegschüttet
und lässt es von den Leuten zertreten.
Tekstuitleg van Mt 5,13 .
humeis (jullie) komt bij Matteüs 29X voor. egô (ik) 28X bij Matteüs. su (jij) 17X bij Matteüs. persoonlijke voornaamwoorden1 . humeis (jullie) bij het begin van een zin | (1) (2) - Mt 5,13 - + - Mt 5,14-16 - : humeis este (jullie zijn) |
2. humeis (jullie) versterkt door kai (ook jullie) |
halas (zout) 10X in de bijbel, 1X bij
Matteüs. Hebr : mèlach (16X in het Hebreeuws) . In Lev 2,13 lezen
we : kai pan dôrion thusias humôn hali halisthèsetai (en
iedere offergave van jullie zal met zout gezouten worden) - Mt 5,13 : en tini
halisthèsetai (waarmee zal het gezouten worden). In Nu 18,19, 2 Kron
13,5 is er sprake van een eeuwig zout-verbond. Het duidt op het verbond van
God met de mensen dat voor eeuwig zal bestaan. Het zout wijst op de onverderfelijkheid
van het verbond. Zie website http://www.jhom.com/topics/salt/index.htm .
"Jullie zijn het zout van de aarde". Het kan op een morele hoogstaande
levenswijze slaan, maar er is meer. Het zout was symbool van het eeuwige verbond.
Het zout was een goed bewaarmiddel. Zo zijn christenen bewaarmiddel, garantie,
van het nieuwe verbond tussen God en de mensen. Deze zin komt onmiddellijk na
de zaligspreking over de vervolgden. Door Jezus te volgen en zijn levensweg
te gaan worden christenen zout. Het werkwoord este (jullie zijn) is de link
tussen Mt 5,12, Mt 5,13 en Mt 5,14-16 : gelukkig zijn jullie (Mt 5,12), jullie
zijn het zout van de aarde (Mt 5,13), jullie zijn het licht van de wereld (Mt
5,14).
ean (indien. 56X bij Matteüs).
môros : dwaas, zonder verstand. môrainô : smaakloos maken, smaakloos worden (tegendeel van wat het zou moeten zijn: onzoutbaar worden. In de laatste betekenis wordt zout gezien als een smaakmiddel, kruid. Maar is zout niet in de eerste plaats een bewaarmiddel? "Maar indien het zout zoutloos zou zijn, waarmee wordt er gezouten?"
27. Het licht van de wereld : Mt 5,14-16 : Mt 5,14-16 - Mc 4,21-23 - Lc 8,16-17 - Lc 11,33 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,14 - Mt 5,15 - Mt 5,16 -De Galilese christengemeenschappen oefenden een aantrekkingskracht op de heidenen uit waardoor er een gemixte gemeenschap ontstond . Zo kon ze model staan voor andere (minder gemixte) gemeenschappen . Als zo'n gemeenschap iets te zeggen heeft en aantrekkingskracht uitoefent , kan ze niet verborgen , geheim blijven . De Galilese gemeenschappen hadden veiligheid in de bergen gezocht , maar door hun uitstraling konden ze toch niet verborgen blijven . Het is zoals een stad die op een berg ligt . Hij kan niet verborgen blijven .
Mt 5,14 - Mt 5,14 : 27. Het licht van de wereld : Mt 5,14-16 - Mc 4,21-23 - Lc 8,16-17 - Lc 11,33 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,14 - Mt 5,15 - Mt 5,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] Ye are the light of the world. A city that is set on
an hill cannot be hid.
Luther-Bibel . 14 Ihr seid das Licht der Welt. Es kann die Stadt, die auf einem
Berge liegt, nicht verborgen sein.
Tekstanalyse van Mt 5,14 . Dit vers Mt 5,14 telt 13 woorden en 62 (2 X 31) letters . De getalwaarde van Mt 5,14 is 8737 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 3 X 7 X 13)
4. fôs (licht) . Verwijzing : fôs (licht) , zie Mt 5,14 . Zelfstandig naamwoord onzijdig enkelvoud . Het komt in de bijbel in 143 verzen voor . In 102 verzen in het O.T. - Ps 97,11 - Ps 112,4 - In eenenveertig verzen in het N.T. . In vier verzen bij Matteüs . In veertien verzen bij Johannes . In acht verzen in Hnd : (1) Hnd 9,3 . (2) Hnd 12,7 . (3) Hnd 13,47 . (4) Hnd 22,6 . (5) Hnd 22,9 . (6) Hnd 26,13 . (7) Hnd 26,18 . (8) Hnd 26,23 .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Hnd 9,3 | Hnd 12,7 | ||||||||
perièstrapsen | |||||||||
fôs | |||||||||
en tou ouranou (uit de hemel) | |||||||||
en de t� poreuesthai egeneto auton eggizein t� damask�, exaifn�s te auton peri�strapsen f�s ek tou ouranou, | kai idou aggelos kuriou epest�, kai f�s elampsen en t� oik�mati |
- astèr (ster) . Verwijzing : astèr
(ster) , zie Mt
5,14 . Verwant : astraptô
(bliksemen, stralen) , zie Lc
24,4 . In vijf verzen in de bijbel ; in één vers in het O.T.
: Si 50,6 . In vier verzen in het N.T. : (1) Mt
2,9 . In Mt
2,1-12 is er sprake van een rijzende ster (astèr en tèi anatolèi
- een ster in het opgaan) . 1 Kor 15,41 . (3) Apk 8,10 . (4) Apk 22,16 .
- anatellô (oprijzen, opgaan) . Verwijzing : anatellô
(oprijzen, opgaan) , zie Mt
5,14 .
--- aneteilen (ging op) . In veertien verzen in de bijbel . In elf verzen in
het O.T. . In drie verzen in het N.T. . Mt
4,16 citeert Js
9,1 en schrijft fôs aneteilen autois (licht ging op voor hen) . Matteüs
herneemt dikwijls in zijn kindsheidsevangelie een thema dat bij het begin van
Jezus' optreden wordt besproken . In Mt
4,16 wordt het werkwoord anatellô (rijzen, opstijgen) - anesteilen
(ging op) gebruikt , dat van dezelfde stam is als anatolè (opstijging,
oprijzing) van Mt
2,1-12 . Het is niet toevallig dat bij het begin van het optreden van Jezus
het werkwoord anatellô (oprijzen, stijgen) wordt gebruikt . Jezus is het
licht dat schijnt in de duisternis .
Het is dan ook begrijpelijk dat Matteüs kort na de zaligsprekingen de tekst
over "jullie zijn het licht..." plaatst. Er is wel iets opmerkelijks.
Jezus wordt gezien als het licht voor de heidenen . In de vroege christengemeenten
van Matteüs waren de gemeenschappen gemixt : joden en heidenen . Zo'n gemengde
gemeenschap is dan een licht voor zowel joden als heidenen , voor alle anderen
, voor de wereld . Er heeft dus een zekere verschuiving plaats . In dezelfde
richting wijst het beeld van het zout .
- zârach (rijzen, opgaan) . Verwijzing
: zârach
(rijzen, opgaan) , zie Mt
5,14 . In 19 verzen in de bijbel . Stralen de vertaling van ngh (het Griekse
lampô : stralen, schijnen). Zerach (zèrah) is ook een eigennaam:
(1) Gn 36,17; (2) Gn 36,33; (3) Gn 38,30; (4) Joz 7,1; (5) Joz 7,18 ; (6) Joz
7,24; (7) Joz 22,20; (8) Js
60,1 (werkwoord) . (9) Ps
112,4 (werkwoord) . (10) Neh 11,24; (11) 1 Kr 1,37; (12) 1 Kr 1,44; (13)
1 Kr 2,4; (14) 1 Kr 2,6; (15) 1 Kr 4,24; (16) (16) 1 Kr 6,6; (17) 1 Kr 6,26;
(18) 1 Kr 9,6; (19) 2 Kr 14,8.
--- jizërach (hij zal opgaan) . In drie verzen in de bijbel : (1) 2 S 23,4
. (2) Js 60,2 . (3) Job 9,7 .
--- wajjizërach (en hij zal oprijzen) . Slechts in één vers
in de bijbel : Gn 32,32 .
- mizërach (het opkomen) . In vijftien verzen in de bijbel .
--- mimmizarach (van het opkomen) . Voorzetsel min en zelfstandig naaamwoord
mannelijk enkelvoud . In zestien verzen in de bijbel . mimmizarach sjèmesj
(van het opkomen van de zon) . In zes verzen in de bijbel . mimmizarach sjèmesj
`ad mëbô´ô (van het opkomen van de zon tot haar ondergang)
. In drie verzen in de bijbel : (1) Ps 50,1 . (2) Ps
113,3 . (3) Mal 1,11 .
Js 60,1 MT | Js 60,1 LXX | Js 60,2 MT | Js 60,2 LXX | Ps 112,4 MT | Ps 112,4 LXX | Ps 97,11 | Ps 97,11 |
ûkhëbhôd JHWH `âlaîkh zârâch (en de heerlijkheid van JHWH ging over u op) | kai doxa kuriou (en de heerlijkheid van JHWH) epi se anatetalken (over jou heeft doen opgaan) | we`âlaîkh jizërach JHWH ûkhëbhôdô `âlaîkh jerâ´èh (en over jou zal JHWH opgaan en zijn heerlijkheid zal over jou gezien worden) | epi de se fanèsetai kurios kai hè doksa autou epi se ophthèsetai (over u echter zal de Heer schijnen en zijn heerlijkheid over u zal gezien worden) | zârach bachosjèkh ´ôr (licht is opgegaan in de duisternis) | exaneteilen en skotei fôs (licht is opgegaan in de duisternis) | ´ôr zâru`a latstsaddîq ûlëjisjërê leb shimëchâh (licht is opgegaan voor de rechtvaardige en voor de gerechtigen van hart vreugde) | fôs aneteilen tôi dikaiôi kai tôi euthesi tèi kardiai eufrosunè . |
- tsâmach (oprijzen, opgaan) . Verwijzing : tsamach
(oprijzen, opgaan) , zie Mt
5,14 .
- nagah (stralen, schijnen) . Verwijzing
: nâgâh
(stralen, schijnen) , zie Mt
5,14 . In zes verzen in de bijbel . Het Griekse lampô .
- elampsen (hij straalde) . Actief aorist derde persoon enkelvoud . lampô
: stralen , schijnen ; zie het Ned. lamp . In drie verzen in de bijbel : (1) Mt 17,2 . (2) Hnd
12,7
(1) Mt
17,2 . (elampsen to prosôpon autou hôs hèlios = zijn
aangezicht straalde als de zon) .
(2) Hnd
12,7 (kai fôs elampsen en tèi oikèmati = en licht straalde
in de cel) .
(3) 2 Kor 4,6 (hos elampsen en tais kardiais hèmôn = dat straalde
in onze harten) .
-- elampsen (hij straalde) staat tweemaal in relatie met fôs (licht) en
eenmaal met hèlios (de zon) .
ei mè - ean mè (tenzij, behalve. 19X bij Matteüs) . Er gaat een ontkenning vooraf en op die ontkenning wordt een uitzondering gemaakt.
Mt 5,15 : 27. Het licht van de wereld : Mt 5,14-16 - Mc 4,21-23 - Lc 8,16-17 - Lc 11,33 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,14 - Mt 5,15 - Mt 5,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] Neither do men light a candle, and put it under a bushel,
but on a candlestick; and it giveth light unto all that are in the house.
Luther-Bibel . 15 Man zündet auch nicht ein Licht an und setzt es unter
einen Scheffel, sondern auf einen Leuchter; so leuchtet es allen, die im Hause
sind.
Tekstuitleg van Mt 5,15 .
Mt 5,16 - Mt 5,16 : 27. Het licht van de wereld : Mt 5,14-16 - Mc 4,21-23 - Lc 8,16-17 - Lc 11,33 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,14 - Mt 5,15 - Mt 5,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] Let your light so shine before men, that they may see
your good works, and glorify your Father which is in heaven.
Luther-Bibel . 16 So lasst euer Licht leuchten vor den Leuten, damit sie eure
guten Werke sehen und euren Vater im Himmel preisen.
Tekstuitleg van Mt 5,16 .
28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid : Mt 5,17-20 - Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,17 - Mt 5,18 - Mt 5,19 - Mt 5,20 -
Mt 5,17 - Mt 5,17 : 28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid - Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,17 - Mt 5,18 - Mt 5,19 - Mt 5,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] Think not that I am come to destroy the law, or the
prophets: I am not come to destroy, but to fulfil.
Luther-Bibel . 17 Ihr sollt nicht meinen, dass ich gekommen bin, das Gesetz
oder die Propheten aufzulösen; ich bin nicht gekommen aufzulösen,
sondern zu erfüllen.
Tekstuitleg van Mt 5,17 .
- μη νομησητε οτι ηλθον ... ουκ ηλθον ... αλλα = mè nomisète hoti èlthon (denkt niet dat ik kwam) ... ouk èlthon... alla (ik kwam niet... maar) . NT , Mt (2) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 10,34 .
Mt 5,18 - Mt 5,18 : 28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid - Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,17 - Mt 5,18 - Mt 5,19 - Mt 5,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] For verily I say unto you, Till heaven and earth pass,
one jot or one tittle shall in no wise pass from the law, till all be fulfilled.
Luther-Bibel . 18 Denn wahrlich, ich sage euch: Bis Himmel und Erde vergehen,
wird nicht vergehen der kleinste Buchstabe noch ein Tüpfelchen vom Gesetz,
bis es alles geschieht.
Tekstuitleg van Mt 5,18 .
Mt 5,19 - Mt 5,19 : 28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid - Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,17 - Mt 5,18 - Mt 5,19 - Mt 5,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] Whosoever therefore shall break one of these least
commandments, and shall teach men so, he shall be called the least in the kingdom
of heaven: but whosoever shall do and teach them, the same shall be called great
in the kingdom of heaven.
Luther-Bibel . 19 Wer nun eines von diesen kleinsten Geboten auflöst und
lehrt die Leute so, der wird der Kleinste heißen im Himmelreich; wer es
aber tut und lehrt, der wird groß heißen im Himmelreich.
Tekstuitleg van Mt 5,19 .
Mt 5,19a | Mt 5,19b | Mt 12,50 | ||||||
hos ean oun (wie derhalve) | hosd'an (wie) | hostis gar an (wie immers ) | ||||||
lusèi mian tôn entolôn toutôn tôn elachistôn (één van deze kleinste geboden zou opheffen) |
poièsèi (zou doen) |
poièsèi (zou doen) to thelèma tou patros mou tou en tois ouranois (de wil van mijn vader in de hemel) |
||||||
kai didaxèi houtôs tous anthrôpous (en zo de mensen zou onderrichten) | kai didaxèi (en zou onderrichten) | |||||||
elachistos (dee kleinste) | houtos megas (deze groot) | autos (hij is...) | ||||||
klèthèsetai (hij zal genoemd worden) | klèthèsetai (hij zal genoemd worden) | |||||||
en tèi basileiai tôn ouranôn (in het koninkrijk der hemelen) | en tèi basileiai tôn ouranôn (in het koninkrijk der hemelen) | |||||||
Mt 5,20 - Mt 5,20 : 28. Jezus'houding ten aanzien van Wet en gerechtigheid - Mt 5,17-20 - Lc 16,16 - Lc 16,17 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,17 - Mt 5,18 - Mt 5,19 - Mt 5,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] For I say unto you, That except your righteousness
shall exceed the righteousness of the scribes and Pharisees, ye shall in no
case enter into the kingdom of heaven.
Luther-Bibel . 20 Denn ich sage euch: Wenn eure Gerechtigkeit nicht besser ist
als die der Schriftgelehrten und Pharisäer, so werdet ihr nicht in das
Himmelreich kommen.
Tekstuitleg van Mt 5,20 .
basileian (koninkrijk) . Accusatief. Komt in 11 verzen bij Matteüs voor. (2) Mt 6,33 (3)29. Moord : Mt 5,21-22 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,21-22 -- Mt 5,21 - Mt 5,22 -
Mt 5,21 - Mt 5,21 : 29. Moord - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,21-22 -- Mt 5,21 - Mt 5,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] Ye have heard that it was said by them of old time,
Thou shalt not kill; and whosoever shall kill shall be in danger of the judgment:
Luther-Bibel . 21 Ihr habt gehört, dass zu den Alten gesagt ist (2.Mose
20,13; 21,12): »Du sollst nicht töten«; wer aber tötet,
der soll des Gerichts schuldig sein.
Tekstuitleg van Mt 5,21.
6. οὐ (= ou: niet, partikel van ontkenning; ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch: niet).
7. φονεύσεις (= foneuseis: jij zult moorden/doden, act ind fut 2de pers enk van het wkw φονευω: moorden, doden; wkw eindigend op -euô: van zn en bijv nw naar wkw: φονος -> φονευω: fonos -> foneuô: moord/dood -> moorden/doden),
Mt 5,22 - Mt 5,22 : 29. Moord - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,21-22 -- Mt 5,21 - Mt 5,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] But I say unto you, That whosoever is angry with his
brother without a cause shall be in danger of the judgment: and whosoever shall
say to his brother, Raca, shall be in danger of the council: but whosoever shall
say, Thou fool, shall be in danger of hell fire.
Luther-Bibel . 22 Ich aber sage euch: Wer mit seinem Bruder zürnt, der
ist des Gerichts schuldig; wer aber zu seinem Bruder sagt: Du Nichtsnutz!, der
ist des Hohen Rats schuldig; wer aber sagt: Du Narr!, der ist des höllischen
Feuers schuldig.
Tekstuitleg van Mt 5,22 . De zin is drieledig.
6. pas (elk, ieder) . Verwijzing : pas
(elk, ieder) , zie Mt
5,22 . Zie verder : Joh
3,16 en Mc
2,13 . In twaalf verzen bij Matteüs .
--- Pasa . Vrouwelijk enkelvoud . In tien verzen bij Matteüs .
--- Pantos . Genitief enkelvoud . In vier verzen bij Matteüs .
--- Panti . Datief enkelvoud . In twee verzen bij Matteüs . . pan : accusatief
enkelvoud pasas accusatief meervoud : 3X bij Matteüs. pantes: nominatief
meervoud; 18X bij Matteüs. pantas : accusatief meervoud; 9X bij Matteüs.
Panta (alles). In 32 verzen bij Matteüs. Panta hosa (al wat) zie Mt
13,44 . In de bergrede komt in 7 verzen het onderwerp pas (al, ieder) voor,
gevolgd door een participiumzin of door een betrekkelijke zin.
--- panta (alles). In 1358 verzen in de bijbel; in 1119 verzen in het O.T.,
in 239 verzen in het N.T. In 32 verzen bij Matteüs, in 21 verzen bij Marcus,
in 34 verzen bij Lucas, in 20 verzen bij Johannes, in 19 verzen in Hnd enz.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. |
Mt 5,22 | Mt 5,28 | Mt 5,32 | Mt 7,8 | Mt 7,21 | Mt 7,24 | Mt 7,26 |
pas (al) | pas (al) | pas (al) | pas (al) gar (immers) | ou pas (niet al) | pas oun (derhalve al) | kai pas (en al) |
ho orgizomenos tôi adelfôi autou (wie toornig is op zijn broer) | ho blepôn gunaika (wie naar een vrouw kijkt) | ho apoluôn tèn gunaika autou (wie van zijn vrouw scheidt) | ho aitôn (wie vraagt) | ho legôn moi (wie tot mij zegt) | hostis akouei mou tous logous toutous (wie luistert naar mijn deze woorden) | ho akouôn mou tous logous toutous (wie naar mijn deze woorden luistert) |
29. Moord : Mt 5,21-22 - | 32. Echtbreuk : Mt 5,27-28 - | 34. Echtscheiding : Mt 5,31-32ab - Lc 16,18ab - | 48. Gebedsverhoring : Mt 7,7-11 - Lc 11,9-13 - | 48. Gebedsverhoring : Mt 7,7-11 - Lc 11,9-13 - | 53. Het huis op de rots of op het zand : Mt 7,24-27 - Lc 6,47-49 - | 53. Het huis op de rots of op het zand : Mt 7,24-27 - Lc 6,47-49 - |
vergelijking Matteüs en Lucas
Mt 5,32 | Lc 16,18 | Mt 7,8 | Lc 11,40 | Mt 7,21 | Mt 7,24 | Lc 6,47 | Mt 7,26 | ||||
pas (al) | pas (al) | pas (al) gar (immers) | pas (al) gar (immers) | ou pas (niet al) | pas oun (derhalve al) | pas (al)... kai ten) | kai pas (en al) | ||||
ho apoluôn tèn gunaika autou (wie van zijn vrouw scheidt) | ho apoluôn tèn gunaika autou (wie van zijn vrouw scheidt) | ho aitôn (wie vraagt) | ho aitôn (wie vraagt) | ho legôn moi (wie tot mij zegt) | hostis akouei mou tous logous toutous (wie luistert naar mijn deze woorden) | akouôn (wie luistert naar) mou tôn logôn (mijn woorden) | ho akouôn mou tous logous toutous (wie naar mijn deze woorden luistert) | ||||
34. Echtscheiding : Mt 5,31-32ab // (Lc 16,18) - Mt 5,31-32ab - Lc 16,18ab - | 34. Echtscheiding : Mt 5,31-32ab // (Lc 16,18) - Mt 5,31-32ab - Lc 16,18ab - | 48. Gebedsverhoring : Mt 7,7-11 // (Lc 11,9-13) . - Mt 7,7-11 - Lc 11,9-13 - | 48. Gebedsverhoring : Mt 7,7-11 // (Lc 11,9-13) . - Mt 7,7-11 - Lc 11,9-13 - | 48. Gebedsverhoring : Mt 7,7-11 // (Lc 11,9-13) . - Mt 7,7-11 - Lc 11,9-13 - | 53. Het huis op de rots of op het zand : Mt 7,24-27 // (Lc 6,47-49) - Mt 7,24-27 - Lc 6,47-49 - | 53. Het huis op de rots of op het zand : Mt 7,24-27 // (Lc 6,47-49) - Mt 7,24-27 - Lc 6,47-49 - | 53. Het huis op de rots of op het zand : Mt 7,24-27 // (Lc 6,47-49) - Mt 7,24-27 - Lc 6,47-49 - |
30. Verzoening en offer : Mt 5,23-24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs)
-- Mt 5 -- Mt
5,23 - Mt
5,24 -
Mt 5,23 - Mt 5,23 : 30. Verzoening en offer : Mt 5,23-24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,23 - Mt 5,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] Therefore if thou bring thy gift to the altar, and
there rememberest that thy brother hath ought against thee;
Luther-Bibel . 23 Darum: wenn du deine Gabe auf dem Altar opferst und dort kommt
dir in den Sinn, dass dein Bruder etwas gegen dich hat,
Tekstuitleg van Mt 5,23 .
Mt 5,24 - Mt 5,24 : 30. Verzoening en offer : Mt 5,23-24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,23 - Mt 5,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] Leave there thy gift before the altar, and go thy way;
first be reconciled to thy brother, and then come and offer thy gift.
Luther-Bibel . 24 so lass dort vor dem Altar deine Gabe und geh zuerst hin und
versöhne dich mit deinem Bruder, und dann komm und opfere deine Gabe.
Tekstuitleg van Mt 5,24 .
31. Verzoening en gerecht : Mt 5,25-26 - Mt 5,25-26 - Lc 12,57-59 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,25 - Mt 5,26 -
Mt 5,25 - Mt 5,25 : 31. Verzoening en gerecht - Mt 5,25-26 - Lc 12,57-59 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,25 - Mt 5,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] Agree with thine adversary quickly, whiles thou art
in the way with him; lest at any time the adversary deliver thee to the judge,
and the judge deliver thee to the officer, and thou be cast into prison.
Luther-Bibel . 25 Vertrage dich mit deinem Gegner sogleich, solange du noch
mit ihm auf dem Weg bist, damit dich der Gegner nicht dem Richter überantworte
und der Richter dem Gerichtsdiener und du ins Gefängnis geworfen werdest.
Tekstuitleg van Mt 5,25 .
Mt 5,26 - Mt 5,26 : 31. Verzoening en gerecht - Mt 5,25-26 - Lc 12,57-59 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,25 - Mt 5,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] Verily I say unto thee, Thou shalt by no means come
out thence, till thou hast paid the uttermost farthing.
Luther-Bibel . 26 Wahrlich, ich sage dir: Du wirst nicht von dort herauskommen,
bis du auch den letzten Pfennig bezahlt hast.
Tekstuitleg van Mt 5,26 .
32. Echtbreuk : Mt 5,27-28 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,27-28 -- Mt 5,27 - Mt 5,28 -
Mt 5,27 - Mt 5,27 : 32. Echtbreuk - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,27-28 -- Mt 5,27 - Mt 5,28 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] Ye have heard that it was said by them of old time,
Thou shalt not commit adultery:
Luther-Bibel . 27 Ihr habt gehört, dass gesagt ist (2.Mose 20,14): »Du
sollst nicht ehebrechen.«
Tekstuitleg van Mt 5,27 .
4. οὐ (= ou: niet, partikel van ontkenning; ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch: niet).
5. μοιχεύσεις (= moicheuseis: jij zult echtbreuk plegen, act ind fut 2de pers enk van het wkw moicheuô: echtbreuk plegen; wkw eindigend op -euô: van zn en bijv nw naar wkw: μοιχος -> μοιχευω = moichos -> moicheuô: overspelige -> overspel plegen, echtbreuk plegen).
Mt 5,28 - Mt 5,28 : 32. Echtbreuk - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,27-28 -- Mt 5,27 - Mt 5,28 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] But I say unto you, That whosoever looketh on a woman
to lust after her hath committed adultery with her already in his heart.
Luther-Bibel . 28 Ich aber sage euch: Wer eine Frau ansieht, sie zu begehren,
der hat schon mit ihr die Ehe gebrochen in seinem Herzen.
Tekstuitleg van Mt 5,28 .
33. Ergernis : Mt 5,29-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,29-30 -- Mt 5,29 - Mt 5,30 -
Mt 5,29 - Mt 5,29 : 33. Ergernis : Mt 5,29-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,29-30 -- Mt 5,29 - Mt 5,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] And if thy right eye offend thee, pluck it out, and
cast it from thee: for it is profitable for thee that one of thy members should
perish, and not that thy whole body should be cast into hell.
Luther-Bibel . 29 Wenn dich aber dein rechtes Auge zum Abfall verführt,
so reiß es aus und wirf's von dir. Es ist besser für dich, dass eins
deiner Glieder verderbe und nicht der ganze Leib in die Hölle geworfen
werde.
Tekstuitleg van Mt 5,29 .
Mt 5,30 - Mt 5,30 : 33. Ergernis : Mt 5,29-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,29-30 -- Mt 5,29 - Mt 5,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] And if thy right hand offend thee, cut if off, and
cast it from thee: for it is profitable for thee that one of thy members should
perish, and not that thy whole body should be cast into hell.
Luther-Bibel . 30 Wenn dich deine rechte Hand zum Abfall verführt, so hau
sie ab und wirf sie von dir. Es ist besser für dich, dass eins deiner Glieder
verderbe und nicht der ganze Leib in die Hölle fahre.
Tekstuitleg van Mt 5,30 .
34. Echtscheiding : Mt 5,31-32ab - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,31-32ab -- Mt 5,31 - Mt 5,32 -
Mt 5,31 - Mt 5,31 : 34. Echtscheiding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,31-32ab -- Mt 5,31 - Mt 5,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] It hath been said, Whosoever shall put away his wife,
let him give her a writing of divorcement:
Luther-Bibel . 31 Es ist auch gesagt (5.Mose 24,1): »Wer sich von seiner
Frau scheidet, der soll ihr einen Scheidebrief geben.«
Tekstuitleg van Mt 5,31 .
Mt 5,32 - Mt 5,32 : 34. Echtscheiding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,31-32ab -- Mt 5,31 - Mt 5,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] But I say unto you, That whosoever shall put away his
wife, saving for the cause of fornication, causeth her to commit adultery: and
whosoever shall marry her that is divorced committeth adultery.
Luther-Bibel . 32 Ich aber sage euch: Wer sich von seiner Frau scheidet, es
sei denn wegen Ehebruchs, der macht, dass sie die Ehe bricht; und wer eine Geschiedene
heiratet, der bricht die Ehe.
Tekstuitleg van Mt 5,32 .
35. Eed : Mt 5,33-37 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,33-37 -- Mt 5,33 - Mt 5,34 - Mt 5,35 - Mt 5,36 - Mt 5,37 -
Mt 5,33 - Mt 5,33 : 35. Eed - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,33-37 -- Mt 5,33 - Mt 5,34 - Mt 5,35 - Mt 5,36 - Mt 5,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] Again, ye have heard that it hath been said by them
of old time, Thou shalt not forswear thyself, but shalt perform unto the Lord
thine oaths:
Luther-Bibel . 33 Ihr habt weiter gehört, dass zu den Alten gesagt ist
(3.Mose 19,12; 4.Mose 30,3): »Du sollst keinen falschen Eid schwören
und sollst dem Herrn deinen Eid halten.«
Tekstuitleg van Mt 5,33 .
Mt 5,34 - Mt 5,34 : 35. Eed - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,33-37 -- Mt 5,33 - Mt 5,34 - Mt 5,35 - Mt 5,36 - Mt 5,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] But I say unto you, Swear not at all; neither by heaven;
for it is God's throne:
Luther-Bibel . 34 Ich aber sage euch, dass ihr überhaupt nicht schwören
sollt, weder bei dem Himmel, denn er ist Gottes Thron;
Tekstuitleg van Mt 5,34 .
Mt 5,35 - Mt 5,35 : 35. Eed - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,33-37 -- Mt 5,33 - Mt 5,34 - Mt 5,35 - Mt 5,36 - Mt 5,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] Nor by the earth; for it is his footstool: neither
by Jerusalem; for it is the city of the great King.
Luther-Bibel . 35 noch bei der Erde, denn sie ist der Schemel seiner Füße;
noch bei Jerusalem, denn sie ist die Stadt des großen Königs.
Tekstuitleg van Mt 5,35 .
Mt 5,36 - Mt 5,36 : 35. Eed - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,33-37 -- Mt 5,33 - Mt 5,34 - Mt 5,35 - Mt 5,36 - Mt 5,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] Neither shalt thou swear by thy head, because thou
canst not make one hair white or black.
Luther-Bibel . 36 Auch sollst du nicht bei deinem Haupt schwören; denn
du vermagst nicht ein einziges Haar weiß oder schwarz zu machen.
Tekstuitleg van Mt 5,36 .
Mt 5,37 - Mt 5,37 : 35. Eed - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,33-37 -- Mt 5,33 - Mt 5,34 - Mt 5,35 - Mt 5,36 - Mt 5,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] But let your communication be, Yea, yea; Nay, nay:
for whatsoever is more than these cometh of evil.
Luther-Bibel . 37 Eure Rede aber sei: Ja, ja; nein, nein. Was darüber ist,
das ist vom Übel.
Tekstuitleg van Mt 5,37 .
36a. Wedervergelding : Mt 5,38-42 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,38-42 -- Lc 6,27-36 -- Mt 5,38 - Mt 5,39 - Mt 5,40 - Mt 5,41 - Mt 5,42 -
Mt 5,38 - Mt 5,38 : 36a. Wedervergelding : Mt 5,38-42 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,38-42 -- Lc 6,27-36 -- Mt 5,38 - Mt 5,39 - Mt 5,40 - Mt 5,41 - Mt 5,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] Ye have heard that it hath been said, An eye for an
eye, and a tooth for a tooth:
Luther-Bibel . 38 Ihr habt gehört, dass gesagt ist (2.Mose 21,24): »Auge
um Auge, Zahn um Zahn.«
Tekstuitleg van Mt 5,38 .
Mt 5,39 - Mt 5,39 : 36a. Wedervergelding : Mt 5,38-42 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,38-42 -- Lc 6,27-36 -- Mt 5,38 - Mt 5,39 - Mt 5,40 - Mt 5,41 - Mt 5,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] But I say unto you, That ye resist not evil: but whosoever
shall smite thee on thy right cheek, turn to him the other also.
Luther-Bibel . 39 Ich aber sage euch, dass ihr nicht widerstreben sollt dem
Übel, sondern: wenn dich jemand auf deine rechte Backe schlägt, dem
biete die andere auch dar.
Tekstuitleg van Mt 5,39 .
Mt 5,40 - Mt 5,40 : 36a. Wedervergelding : Mt 5,38-42 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,38-42 -- Lc 6,27-36 -- Mt 5,38 - Mt 5,39 - Mt 5,40 - Mt 5,41 - Mt 5,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [40] And if any man will sue thee at the law, and take away
thy coat, let him have thy cloke also.
Luther-Bibel . 40 Und wenn jemand mit dir rechten will und dir deinen Rock nehmen,
dem lass auch den Mantel.
Tekstuitleg van Mt 5,40 .
Mt 5,41 - Mt 5,41 : 36a. Wedervergelding : Mt 5,38-42 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,38-42 -- Lc 6,27-36 -- Mt 5,38 - Mt 5,39 - Mt 5,40 - Mt 5,41 - Mt 5,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [41] And whosoever shall compel thee to go a mile, go with
him twain.
Luther-Bibel . 41 Und wenn dich jemand nötigt, eine Meile mitzugehen, so
geh mit ihm zwei.
Tekstuitleg van Mt 5,41 .
Mt 5,42 - Mt 5,42 : 36a. Wedervergelding : Mt 5,38-42 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,38-42 -- Lc 6,27-36 -- Mt 5,38 - Mt 5,39 - Mt 5,40 - Mt 5,41 - Mt 5,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [42] Give to him that asketh thee, and from him that would
borrow of thee turn not thou away.
Luther-Bibel . 42 Gib dem, der dich bittet, und wende dich nicht ab von dem,
der etwas von dir borgen will.
Tekstuitleg van Mt 5,42 .
36b. Liefde tot de vijand : Mt 5,43-48 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 -Wat de structuur betreft, zie - Mt 7,7-11 -
Mt 5,43 - Mt 5,43 : 36b. Liefde tot de vijand - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [43] Ye have heard that it hath been said, Thou shalt love
thy neighbour, and hate thine enemy.
Luther-Bibel . 43 Ihr habt gehört, dass gesagt ist: »Du sollst deinen
Nächsten lieben« (3.Mose 19,18) und deinen Feind hassen.
Tekstuitleg van Mt 5,43 . Het vers Mt 5,43 telt 12 woorden en 62 (2 X 31) letters . De getalwaarde van Mt 5,43 is 6284 (3 X 5 X 419) .
4. ἀγαπήσεις (= agapèseis: jij zult beminnen, wkw act ind fut 2de pers enk van het wkw. αγαπαω = agapaô: liefhebben) Taalgebruik in het NT : agapaô (liefhebben) . Taalgebruik in de LXX : agapaô (liefhebben) . Bijbel (14) : (1) Lv 19,18 . (2) Lv 19,34 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 11,1 . (5) Mt 5,43 . (6) Mt 19,19 . (7) Mt 22,37 . (8) Mt 22,39 . (9) Mc 12,30 . (10) Mc 12,31 . (11) Lc 10,27 . (12) Rom 13,9 . (13) Gal 5,14 . (14) Jak 2,8 . Een vorm van αγαπαω = agapaô in de LXX (283) , in het NT (141) . In de LXX kan een vorm van αγαπαω = agapaô de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn . Hebr.: אָהַב = ´âhabh. Stam: '/a -g/h - p/b).
agapaô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. fut. 2de pers. enk. agapèseis | 14 | 4 | 10 | 4 | 2 | 1 | 3 | 7 | 7 | 2 | 1 |
- Hebreeuws . וְאָהַבְתָּ = wë´âhabhëthâ (en jij bemint) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (4) : (1) Lv 19,18 . (2) Lv 19,34 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 11,1 .
- act. qal perf. 2de pers. mann. enk. אָהַבְתָּ = ´âhabhëthâ (jij bemint) van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (6) : (1) Gn 22,2 . (2) Hos 9,1 . (3) Ps 45,8 . (4) Ps 52,5 . (5) Ps 52,6 . (6) Pr 9,9 .
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. diliges (jij bemint) van het werkw. diligere (beminnen, liefhebben) . Bijbel (12) , zie het Griekse αγαπησεις = agapèseis , maar niet in (1) Lv 19,34 .
(2) Dt 11,1 . Lat. amare . Fr. aimer . E. to love . D. lieben . Arabisch : اَدَبَّ = ´ahabba (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in de Qoran : ´ahabba (beminnen, liefhebben) .
9. act. ind. fut. 2de pers. enk. μισησεις = misèseis (jij zult haten) van het werkw. μισεω = miseô (haten) . Taalgebruik in het NT : miseô (haten) . Taalgebruik in de LXX : miseô (haten) . Bijbel (2) : (1) Lv 19,17 . (2) Mt 5,43 .
Mt 5,44 - Mt 5,44 : 36b. Liefde tot de vijand - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [44] But I say unto you, Love your enemies, bless them that
curse you, do good to them that hate you, and pray for them which despitefully
use you, and persecute you;
Luther-Bibel . 44 Ich aber sage euch: Liebt eure Feinde und bittet für
die, die euch verfolgen,
Tekstuitleg van Mt 5,44 .
Mt 5,45 - Mt 5,45 : 36b. Liefde tot de vijand - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [45] That ye may be the children of your Father which is
in heaven: for he maketh his sun to rise on the evil and on the good, and sendeth
rain on the just and on the unjust.
Luther-Bibel . 45 damit ihr Kinder seid eures Vaters im Himmel. Denn er lässt
seine Sonne aufgehen über Böse und Gute und lässt regnen über
Gerechte und Ungerechte.
Tekstuitleg van Mt 5,45 .
Mt 5,46 - Mt 5,46 : 36b. Liefde tot de vijand - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [46] For if ye love them which love you, what reward have
ye? do not even the publicans the same?
Luther-Bibel . 46 Denn wenn ihr liebt, die euch lieben, was werdet ihr für
Lohn haben? Tun nicht dasselbe auch die Zöllner?
Tekstuitleg van Mt 5,46 .
Mt 5,47 - Mt 5,47 : 36b. Liefde tot de vijand - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [47] And if ye salute your brethren only, what do ye more
than others? do not even the publicans so?
Luther-Bibel . 47 Und wenn ihr nur zu euren Brüdern freundlich seid, was
tut ihr Besonderes? Tun nicht dasselbe auch die Heiden?
Tekstuitleg van Mt 5,47 .
Mt 5,48 - Mt 5,48 : 36b. Liefde tot de vijand - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 5 -- Mt 5,43-48 -- Mt 5,43 - Mt 5,44 - Mt 5,45 - Mt 5,46 - Mt 5,47 - Mt 5,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [48] Be ye therefore perfect, even as your Father which
is in heaven is perfect.
Luther-Bibel . 48 Darum sollt ihr vollkommen sein, wie euer Vater im Himmel
vollkommen ist.
Tekstanalyse van Mt 5,48 .
10. ouranios (hemels) . Verwijzing : ouranios (hemels) , zie Mt 5,48 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief mannelijk enkelvoud . In de bijbel komt het slechts bij Matteüs voor , en wel in zeven verzen . In al deze zeven verzen gaat het over de hemelse vader . In vier verzen over ho patèr humôn ho ouranios (uw hemelse vader) (1) Mt 5,48 : hôs kai ho patèr humôn ho ouranios (zoals ook je hemelse vader) . (2) Mt 6,14 . (3) Mt 6,26 . (4) Mt 8,32 . In (7) Mt 23,9 over humon ho patèr ho ouranios (uw hemelse vader) en in twee verzen over ho patèr mou ho ouranios (mijn hemelse vader) : (5) Mt 15,13 en (6) Mt 18,35 : houtôs kai ho patèr mou ho ouranios (zo ook mijn hemelse vader) .
Betekenis van Mt 5,48
Het criterium van handelen is de handelswijze van de hemelse vader.
Laatste vers van dit hoofdstuk. Het geeft een antwoord op de vraag: Hoe moet ik handelen. Antwoord : perfect, af.
Griekse tekst
1id�n de tous ochlous aneb� eis to oros: kai kathisantos autou pros�lthan aut� oi math�tai autou: 2kai anoixas to stoma autou edidasken autous leg�n, 3makarioi oi pt�choi t� pneumati, oti aut�n estin � basileia t�n ouran�n. 4makarioi oi penthountes, oti autoi parakl�th�sontai. 5makarioi oi praeis, oti autoi kl�ronom�sousin t�n g�n. 6makarioi oi pein�ntes kai dips�ntes t�n dikaiosun�n, oti autoi chortasth�sontai. 7makarioi oi ele�mones, oti autoi ele�th�sontai. 8makarioi oi katharoi t� kardia, oti autoi ton theon opsontai. 9makarioi oi eir�nopoioi, oti autoi uioi theou kl�th�sontai. 10makarioi oi dedi�gmenoi eneken dikaiosun�s, oti aut�n estin � basileia t�n ouran�n. 11makarioi este otan oneidis�sin umas kai di�x�sin kai eip�sin pan pon�ron kath um�n [pseudomenoi] eneken emou: 12chairete kai agalliasthe, oti o misthos um�n polus en tois ouranois: out�s gar edi�xan tous prof�tas tous pro um�n. 13umeis este to alas t�s g�s: ean de to alas m�ranth�, en tini alisth�setai; eis ouden ischuei eti ei m� bl�then ex� katapateisthai upo t�n anthr�p�n. 14umeis este to f�s tou kosmou. ou dunatai polis krub�nai epan� orous keimen�: 15oude kaiousin luchnon kai titheasin auton upo ton modion all epi t�n luchnian, kai lampei pasin tois en t� oikia. 16out�s lampsat� to f�s um�n emprosthen t�n anthr�p�n, op�s id�sin um�n ta kala erga kai doxas�sin ton patera um�n ton en tois ouranois. 17m� nomis�te oti �lthon katalusai ton nomon � tous prof�tas: ouk �lthon katalusai alla pl�r�sai. 18am�n gar leg� umin, e�s an parelth� o ouranos kai � g�, i�ta en � mia keraia ou m� parelth� apo tou nomou e�s an panta gen�tai. 19os ean oun lus� mian t�n entol�n tout�n t�n elachist�n kai didax� out�s tous anthr�pous, elachistos kl�th�setai en t� basileia t�n ouran�n: os d an poi�s� kai didax�, outos megas kl�th�setai en t� basileia t�n ouran�n. 20leg� gar umin oti ean m� perisseus� um�n � dikaiosun� pleion t�n grammate�n kai farisai�n, ou m� eiselth�te eis t�n basileian t�n ouran�n. 21�kousate oti erreth� tois archaiois, ou foneuseis: os d an foneus�, enochos estai t� krisei. 22eg� de leg� umin oti pas o orgizomenos t� adelf� autou enochos estai t� krisei: os d an eip� t� adelf� autou, raka, enochos estai t� sunedri�: os d an eip�, m�re, enochos estai eis t�n geennan tou puros. 23ean oun prosfer�s to d�ron sou epi to thusiast�rion kakei mn�sth�s oti o adelfos sou echei ti kata sou, 24afes ekei to d�ron sou emprosthen tou thusiast�riou, kai upage pr�ton diallag�thi t� adelf� sou, kai tote elth�n prosfere to d�ron sou. 25isthi euno�n t� antidik� sou tachu e�s otou ei met autou en t� od�, m�pote se parad� o antidikos t� krit�, kai o krit�s t� up�ret�, kai eis fulak�n bl�th�s�: 26am�n leg� soi, ou m� exelth�s ekeithen e�s an apod�s ton eschaton kodrant�n. 27�kousate oti erreth�, ou moicheuseis. 28eg� de leg� umin oti pas o blep�n gunaika pros to epithum�sai aut�n �d� emoicheusen aut�n en t� kardia autou. 29ei de o ofthalmos sou o dexios skandalizei se, exele auton kai bale apo sou: sumferei gar soi ina apol�tai en t�n mel�n sou kai m� olon to s�ma sou bl�th� eis geennan. 30kai ei � dexia sou cheir skandalizei se, ekkopson aut�n kai bale apo sou: sumferei gar soi ina apol�tai en t�n mel�n sou kai m� olon to s�ma sou eis geennan apelth�. 31erreth� de, os an apolus� t�n gunaika autou, dot� aut� apostasion. 32eg� de leg� umin oti pas o apolu�n t�n gunaika autou parektos logou porneias poiei aut�n moicheuth�nai, kai os ean apolelumen�n gam�s� moichatai. 33palin �kousate oti erreth� tois archaiois, ouk epiork�seis, apod�seis de t� kuri� tous orkous sou. 34eg� de leg� umin m� omosai ol�s: m�te en t� ouran�, oti thronos estin tou theou: 35m�te en t� g�, oti upopodion estin t�n pod�n autou: m�te eis ierosoluma, oti polis estin tou megalou basile�s: 36m�te en t� kefal� sou omos�s, oti ou dunasai mian tricha leuk�n poi�sai � melainan. 37est� de o logos um�n nai nai, ou ou: to de perisson tout�n ek tou pon�rou estin. 38�kousate oti erreth�, ofthalmon anti ofthalmou kai odonta anti odontos. 39eg� de leg� umin m� antist�nai t� pon�r�: all ostis se rapizei eis t�n dexian siagona [sou], strepson aut� kai t�n all�n: 40kai t� thelonti soi krith�nai kai ton chit�na sou labein, afes aut� kai to imation: 41kai ostis se aggareusei milion en, upage met autou duo. 42t� aitounti se dos, kai ton thelonta apo sou danisasthai m� apostraf�s. 43�kousate oti erreth�, agap�seis ton pl�sion sou kai mis�seis ton echthron sou. 44eg� de leg� umin, agapate tous echthrous um�n kai proseuchesthe uper t�n di�kont�n umas, 45op�s gen�sthe uioi tou patros um�n tou en ouranois, oti ton �lion autou anatellei epi pon�rous kai agathous kai brechei epi dikaious kai adikous. 46ean gar agap�s�te tous agap�ntas umas, tina misthon echete; ouchi kai oi tel�nai to auto poiousin; 47kai ean aspas�sthe tous adelfous um�n monon, ti perisson poieite; ouchi kai oi ethnikoi to auto poiousin; 48esesthe oun umeis teleioi �s o pat�r um�n o ouranios teleios estin.
1 videns autem turbas ascendit in montem et cum sedisset accesserunt ad eum discipuli eius 2 et aperiens os suum docebat eos dicens 3 beati pauperes spiritu quoniam ipsorum est regnum caelorum 4 beati mites quoniam ipsi possidebunt terram 5 beati qui lugent quoniam ipsi consolabuntur 6 beati qui esuriunt et sitiunt iustitiam quoniam ipsi saturabuntur 7 beati misericordes quia ipsi misericordiam consequentur 8 beati mundo corde quoniam ipsi Deum videbunt 9 beati pacifici quoniam filii Dei vocabuntur 10 beati qui persecutionem patiuntur propter iustitiam quoniam ipsorum est regnum caelorum 11 beati estis cum maledixerint vobis et persecuti vos fuerint et dixerint omne malum adversum vos mentientes propter me 12 gaudete et exultate quoniam merces vestra copiosa est in caelis sic enim persecuti sunt prophetas qui fuerunt ante vos 13 vos estis sal terrae quod si sal evanuerit in quo sallietur ad nihilum valet ultra nisi ut mittatur foras et conculcetur ab hominibus 14 vos estis lux mundi non potest civitas abscondi supra montem posita 15 neque accendunt lucernam et ponunt eam sub modio sed super candelabrum ut luceat omnibus qui in domo sunt 16 sic luceat lux vestra coram hominibus ut videant vestra bona opera et glorificent Patrem vestrum qui in caelis est 17 nolite putare quoniam veni solvere legem aut prophetas non veni solvere sed adimplere 18 amen quippe dico vobis donec transeat caelum et terra iota unum aut unus apex non praeteribit a lege donec omnia fiant 19 qui ergo solverit unum de mandatis istis minimis et docuerit sic homines minimus vocabitur in regno caelorum qui autem fecerit et docuerit hic magnus vocabitur in regno caelorum 20 dico enim vobis quia nisi abundaverit iustitia vestra plus quam scribarum et Pharisaeorum non intrabitis in regnum caelorum 21 audistis quia dictum est antiquis non occides qui autem occiderit reus erit iudicio 22 ego autem dico vobis quia omnis qui irascitur fratri suo reus erit iudicio qui autem dixerit fratri suo racha reus erit concilio qui autem dixerit fatue reus erit gehennae ignis 23 si ergo offeres munus tuum ad altare et ibi recordatus fueris quia frater tuus habet aliquid adversum te 24 relinque ibi munus tuum ante altare et vade prius reconciliare fratri tuo et tunc veniens offers munus tuum 25 esto consentiens adversario tuo cito dum es in via cum eo ne forte tradat te adversarius iudici et iudex tradat te ministro et in carcerem mittaris 26 amen dico tibi non exies inde donec reddas novissimum quadrantem 27 audistis quia dictum est antiquis non moechaberis 28 ego autem dico vobis quoniam omnis qui viderit mulierem ad concupiscendum eam iam moechatus est eam in corde suo 29 quod si oculus tuus dexter scandalizat te erue eum et proice abs te expedit enim tibi ut pereat unum membrorum tuorum quam totum corpus tuum mittatur in gehennam 30 et si dextera manus tua scandalizat te abscide eam et proice abs te expedit tibi ut pereat unum membrorum tuorum quam totum corpus tuum eat in gehennam 31 dictum est autem quicumque dimiserit uxorem suam det illi libellum repudii 32 ego autem dico vobis quia omnis qui dimiserit uxorem suam excepta fornicationis causa facit eam moechari et qui dimissam duxerit adulterat 33 iterum audistis quia dictum est antiquis non peierabis reddes autem Domino iuramenta tua 34 ego autem dico vobis non iurare omnino neque per caelum quia thronus Dei est 35 neque per terram quia scabillum est pedum eius neque per Hierosolymam quia civitas est magni Regis 36 neque per caput tuum iuraveris quia non potes unum capillum album facere aut nigrum 37 sit autem sermo vester est est non non quod autem his abundantius est a malo est 38 audistis quia dictum est oculum pro oculo et dentem pro dente ego autem dico vobis non resistere malo sed si quis te percusserit in dextera maxilla tua praebe illi et alteram 40 et ei qui vult tecum iudicio contendere et tunicam tuam tollere remitte ei et pallium 41 et quicumque te angariaverit mille passus vade cum illo alia duo 42 qui petit a te da ei et volenti mutuari a te ne avertaris 43 audistis quia dictum est diliges proximum tuum et odio habebis inimicum tuum 44 ego autem dico vobis diligite inimicos vestros benefacite his qui oderunt vos et orate pro persequentibus et calumniantibus vos 45 ut sitis filii Patris vestri qui in caelis est qui solem suum oriri facit super bonos et malos et pluit super iustos et iniustos 46 si enim diligatis eos qui vos diligunt quam mercedem habebitis nonne et publicani hoc faciunt 47 et si salutaveritis fratres vestros tantum quid amplius facitis nonne et ethnici hoc faciunt 48 estote ergo vos perfecti sicut et Pater vester caelestis perfectus est
DE ZALIGSPREKINGEN (Mt 5,2-10)
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | |
Mt 5,3 | Mt 5,4 | Mt 5,5 | Mt 5,6 | Mt 5,7 | Mt 5,8 | Mt 5,9 | Mt 5,10 | Mt 5,11 | |
1. | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) | makarioi (zalig - gelukkig) |
2. | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | hoi (de) | |
3. | ptôchoi (armen) | penthountes (treurenden) | praeis (zachtmoedigen) | peinôntes kai dixôntes (hongerigen en dorstigen) | hoi eleèmones ( barmhartigen) | hoi katharoi ( zuiveren) | hoi eirènopoioi (vredestichters) | dediôgmenoi (de vervolgden) | |
4. | tôi pneumati (van geest) | tèn dikaiosunèn (de gerechtigheid) | tèi kardiai (van hart) | heneken dikaiosunès (omwille van de gerechtigheid) | |||||
5. | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | hoti (omdat) | |
6. | autôn (van hen) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autoi (zij) | autôn (van hen) | |
7. | estin (is) | paraklèthèsontai (zullen getroost worden) | klèronomèsousin (beërven) | chortasthèsontai (zullen verzadigd worden) | eleèthèsontai (zullen barmhartigheid ondervinden) | ... opsontai (zullen zien) | ... klèthèsontai (zullen genoemd worden) | estin (is) | |
8. | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | tèn gèn (het land) | ton theon (God) | huioi theou (zonen van God) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | ||||
5 + 7 woorden/ | 3 + 3 | 3 + 5 | 5 + 3 | 3 + 3 | 5 + 5 | 3 + 5 | 5 + 7 | ||
12 | 6 | 8 | 8 | 6 | 10 | 8 | 12 | 35 |
1. Jezus houdt een rede op de berg . Hij is op de berg , zoals Mozes . Hij
(Mozes) ontving er van God de Thora . Jezus brengt een interpretatie van de
Thora .
2. De zaligsprekingen staan aan het begin van de bergrede (1ste rede) . De gelijkenis
van het laatste Oordeel staat op het einde van de 5de en laatste rede . Beide
teksten omsluiten het hele Matteüsevangelie .
3. De zaligsprekingen staan aan het begin van de bergrede . Teksten over: niet
alleen horen, maar ook doen (Mt 7) staan op het einde van de bergrede .
4. Wat is de samenhang van deze acht zaligsprekingen ? Waardoor is hun volgorde
bepaald ?
De acht zalisprekingen tellen 70 woorden . De negende (Mt 5,11-12) telt 35 woorden
of 1/2 van 70 .
Wellicht speelt Js 61,1-2 een rol bij der constructie van de eerste twee zaligsprekingen
. Js 61,1-2 is ook de bijbeltekst die volgens Lucas Jezus leest in de synagoge
van Nazaret en hiermee zijn boodschap begint : om aan armen de blijde boodschap
te brengen ... om alle treurenden te troosten .
Het onderwerp van de eerste vier zaligsprekingen van de hoofdzin begint met
een p .
De ondergeschikte zin van de eerste (Mt 5,3) en de achtste zaligspreking (Mt
5,10) is gelijk . Een vervolgde kan zijn : iemand die voortdurend moet vluchten
en 'geen steen heeft om zijn hoofd op te leggen' . Zo iemand bezit niets . Hij
is arm . Hij zal opgevangen worden door de christelijke gemeenschap .
In het midden van de zaligsprekingen staat Mt 5,6 en Mt 5,7 : gerechtigheid
en barmhartigheid , de twee grote thema's van de bijbel .
Het werkwoord van de tweede (Mt 5,4) en de zevende zaligspreking (Mt 5,9) van
de ondergeschikte zin behoort tot de groep van kaleô (roepen) . Treurenden
kunnen gezien worden als degenen die iemand missen , die ellende beleven . Van
het werkwoord parakaleô (troosten) is het woord paraklètos (trooster
, toegepast op de heilige Geest) afgeleid . Vredestichters worden zonen van
God genoemd . In deze twee zinnen is de trits : God - Vader) , zoon en geest
aanwezig .
Resten nog : de derde (Mt 5,5) en de zesde zaligspreking (Mt 5,8) .
- paraklèthèsontai (Mt 5,4) (zij zullen getroost
worden) .
- praeis (Mt 5,5) (zachtmoedigen) .
- dipsôntes (Mt 5,6) (die dorsten) .
- eleèmones (Mt 5,7) (de barmhartigen) .
- eleèthèsontai (Mt 5,7) (zij zullen barmhartigheid ondervinden)
.
- eirènopoioi (Mt 5,9) (vredestichters) .
- dediôgmenoi (Mt 5,10) (vervolgden) .
De vier laatste woorden komen slechts eenmaal in de bijbel voor , en wel hier in de zaligsprekingen . Het versterkt de gedachte dat de vier laatste zaligsprekingen gevormd zijn in aansluiting op de vier eerste .
De zaligsprekingen staan aan het begin van Jezus'optreden , het begin van het koninkrijk van God . Dit wordt verwezenlijkt wanneer mensen in lief en leed met elkaar delen . Er wordt toekomst toegezegd aan wie ontbreekt en aan wie geeft .
- Vulgata
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -