- WEBSITEWEGWIJZER - MATTEÜSEVANGELIE : ZESDE HOOFDSTUK , MT 6 - Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -

Bijbeluitleg per hoofdstuk : Mt 1 , Mt 2 , Mt 3 , Mt 4 , Mt 5 , Mt 6 , Mt 7 , Mt 8 , Mt 9 , Mt 10 , Mt 11 , Mt 12 , Mt 13 , Mt 14 , Mt 15 , Mt 16 , Mt 17 , Mt 18 , Mt 19 , Mt 20 , Mt 21 , Mt 22 , Mt 23 , Mt 24 , Mt 25 , Mt 26 , Mt 27 , Mt 28 . - bibliografie Matteüsevangelie -
Tekstuileg per pericope - Mt 6,1-4 - Mt 6,5-6 - Mt 6,7-13 - Mt 6,14-15 - Mt 6,16-18 - Mt 6,19-21 - Mt 6,22-23 - Mt 6,24 - Mt 6,25-34
Tekstuitleg vers per vers - Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 - Mt 6,5 - Mt 6,6 - Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 - Mt 6,14 - Mt 6,15 - Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 - Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 - Mt 6,22 - Mt 6,23 - Mt 6,24 - Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -



- Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) .
- Griekse tekst : http://www.myriobiblos.gr/bible/nt2/matthew/6.asp . Griekse tekst .
- Aramees - Peshitta NT : http://unbound.biola.edu/index.cfm?method=searchResults.doSearch . Aramees - Peshitta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PT9.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/matt/6.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=64121,64154 . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=64121,64154 . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=2546945 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibelstelle/Matthaus%206/bibel/text/lesen/ch/45837f00487d7057673d1a2cfa907d1c/ . Luther Bibel .
- Arabisch : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Arabisch .


Bibliografie
Literatuur : - S/Preekwijzer -

In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc Vervenne volgende pericopen in het zesde hoofdstuk van het Matteüsevangelie :
37. Aalmoezen geven : Mt 6,1-4
38. Bidden : Mt 6,5-6
39. Het Onze Vader : Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4
40. Vergevingsgezindheid : Mt 6,14-15 - Mt 18,23-35 - Mc 11,20-25
41. Vasten : Mt 6,16-18
42. Verzamelen van schatten : Mt 6,19-21 - Lc 12,33-34
43. Het heldere en het boze oog : Mt 6,22-23 - Lc 11,34-36
44. Geen twee heren dienen : Mt 6,24 - Lc 16,13
45. Aardse zorgen : Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32


37. Aalmoezen geven : Mt 6,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,1-4 -- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 -

Mt 6,1 - Mt 6,1 : 37. Aalmoezen geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,1-4 -- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:1 prosechete [de] tèn dikaiosunèn umôn mè poiein emprosthen tôn anthrôpôn pros to theathènai autois ei de mè ge misthon ouk echete para tô patri umôn tô en tois ouranois  1 adtendite ne iustitiam vestram faciatis coram hominibus ut videamini ab eis alioquin mercedem non habebitis apud Patrem vestrum qui in caelis est     1 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.   [1] Pas op dat jullie je gerechtigheid* niet doen voor het oog van de mensen, om door hen gezien te worden. Anders wacht je geen loon bij jullie Vader in de hemel.  [1] Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet.   1 ¶ Maar neemt u in acht  dat ge uw gerechtigheid niet doet voor het aanschijn van de mensen om door hen aanschouwd te worden; anders hebt ge geen loon bij uw Vader in de hemelen!  1. « Gardez-vous de pratiquer votre justice devant les hommes, pour vous faire remarquer d'eux ; sinon, vous n'aurez pas de récompense auprès de votre Père qui est dans les cieux. 

King James Bible . [1] Take heed that ye do not your alms before men, to be seen of them: otherwise ye have no reward of your Father which is in heaven.
Luther-Bibel . 1 Habt Acht auf eure Frömmigkeit, dass ihr die nicht übt vor den Leuten, um von ihnen gesehen zu werden; ihr habt sonst keinen Lohn bei eurem Vater im Himmel.

Tekstuitleg van Mt 6,1 .

Mt 6,2 - Mt 6,2 : 37. Aalmoezen geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,1-4 -- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:2 otan oun poiès eleèmosunèn mè salpisès emprosthen sou ôsper oi upokritai poiousin en tais sunagôgais kai en tais rumais opôs doxasthôsin upo tôn anthrôpôn amèn legô umin apechousin ton misthon autôn  2 cum ergo facies elemosynam noli tuba canere ante te sicut hypocritae faciunt in synagogis et in vicis ut honorificentur ab hominibus amen dico vobis receperunt mercedem suam    2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg.  [2] Dus wanneer je barmhartig bent, loop er dan niet mee te koop, zoals de schijnheiligen dat doen in de synagogen en op straat, om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al.  [2] Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen.   2 Wanneer je dus een daad van barmhartigheid doet, bazuin het niet voor je uit, zoals de schijnheiligen doen in de synagogen en in de stegen om verheerlijkt te worden door de mensen; zeker is het, zeg ik u, zij hebben hun loon al;  2. Quand donc tu fais l'aumône, ne va pas le claironner devant toi ; ainsi font les hypocrites, dans les synagogues et les rues, afin d'être glorifiés par les hommes ; en vérité je vous le dis, ils tiennent déjà leur récompense.  

King James Bible . [2] Therefore when thou doest thine alms, do not sound a trumpet before thee, as the hypocrites do in the synagogues and in the streets, that they may have glory of men. Verily I say unto you, They have their reward.
Luther-Bibel . 2 Wenn du nun Almosen gibst, sollst du es nicht vor dir ausposaunen lassen, wie es die Heuchler tun in den Synagogen und auf den Gassen, damit sie von den Leuten gepriesen werden. Wahrlich, ich sage euch: Sie haben ihren Lohn schon gehabt.

Tekstuitleg van Mt 6,2 .

9. hôsper (zoals) .

hôsper (zoals)  bijbel O.T. N.T. Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  243 207 36 10   2 2 3 18 1 12 14

hôsper (zoals)  Mt Mc Lc syn.  ev. 
in de syn.   10 : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 12,40 . (4) Mt 13,40 . (5) Mt 18,17 . (6) Mt 20,28 . (7) Mt 24,27 , (8) Mt 24,37 . (9) Mt 25,14 . (10) Mt 25,32 .   2 : (1) Lc 17,24 . (2)  Lc 18,11 . 12 : (1) Mt 12,40 // Lc 11,40 . (2) Mt 20,28 // Mc 10,45 // Lc 22,27 . (3) Mt 24,27 // Lc 17,24 . (4) Mt 24,37 // Lc 17,26 . (5) Mt 25,14 // Lc 19,12 . 14

Bij Matteüs : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,7 . (5) Mt 18,17 . (6) Mt 20,28 (zoals de mensenzoon) . (9) Mt 25,14 . (10) Mt 25,32 (zoals een herder) .
Hôsper (zoals) ... houtôs (zo) : (3) Mt 12,40 . (4) Mt 13,40 .(7) Mt 24,27 . (8) Mt 24,37 . Er wordt een vergelijking gemaakt tussen een bijbelse situatie (Jona : Mt 12,40 , Noach : Mt 24,37) of een natuurgegeven (tarwe en onkruid : Mt 13,40 , de zonnestraling : Mt 24,27 ) en een aspect van de mensenzoon . Na houtôs (zo) staat de indicatief futurum estai (zal zijn) gevolgd door het onderwerp .
Tien gelijkenissen ! Wellicht niet toevallig in Mt .

Mt 6,3 - Mt 6,3 : 37. Aalmoezen geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,1-4 -- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:3 sou de poiountos eleèmosunèn mè gnôtô è aristera sou ti poiei è dexia sou  3 te autem faciente elemosynam nesciat sinistra tua quid faciat dextera tua     3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet;   [3] Maar als jij barmhartig bent, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechter doet,  [3] Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet.   3 maar als jij een daad van barmhartigheid doet, moet je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet,   3. Pour toi, quand tu fais l'aumône, que ta main gauche ignore ce que fait ta main droite,  

King James Bible . [3] But when thou doest alms, let not thy left hand know what thy right hand doeth:
Luther-Bibel . 3 Wenn du aber Almosen gibst, so lass deine linke Hand nicht wissen, was die rechte tut,

Tekstuitleg van Mt 6,3 .

Mt 6,4 - Mt 6,4 : 37. Aalmoezen geven - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,1-4 -- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:4 opôs è sou è eleèmosunè en tô kruptô kai o patèr sou o blepôn en tô kruptô apodôsei soi  4 ut sit elemosyna tua in abscondito et Pater tuus qui videt in abscondito reddet tibi     4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.   [4] opdat je barmhartigheid in het verborgene* gebeurt; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. [4] Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.   4 opdat je barmhartigheid in het verborgene geschiedt; en je Vader die in die verborgenheid kijkt, zal je ervoor teruggeven!  4. afin que ton aumône soit secrète ; et ton Père, qui voit dans le secret, te le rendra.  

King James Bible . [4] That thine alms may be in secret: and thy Father which seeth in secret himself shall reward thee openly.
Luther-Bibel . 4 damit dein Almosen verborgen bleibe; und dein Vater, der in das Verborgene sieht, wird dir's vergelten. Vom Beten. Das Vaterunser

Tekstuitleg van Mt 6,4 .

38. Bidden : Mt 6,5-6 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 - Mt 6,5-6 -- Mt 6,5 - Mt 6,6 -

Mt 6,5 - Mt 6,5 : 38. Bidden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 - Mt 6,5-6 -- Mt 6,5 - Mt 6,6 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:5 kai otan proseuchèsthe ouk esesthe ôs oi upokritai oti filousin en tais sunagôgais kai en tais gôniais tôn plateiôn estôtes proseuchesthai opôs fanôsin tois anthrôpois amèn legô umin apechousin ton misthon autôn 5 et cum oratis non eritis sicut hypocritae qui amant in synagogis et in angulis platearum stantes orare ut videantur ab hominibus amen dico vobis receperunt mercedem suam     5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne, in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.  [5] En wanneer je bidt, wees dan niet als de schijnheiligen; zij staan graag in de synagogen en op de hoeken van de straten te bidden, om op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al  [5] En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen.  5 ¶ En wanneer ge bidt, weest dan niet als de schijnheiligen; want zij houden ervan in de synagogen en op de hoeken van de straten staande te bidden, om zich te vertonen aan de mensen; zeker is het, zeg ik u, zij hebben hun loon al;  5. « Quand vous priez, ne soyez pas comme les hypocrites : ils aiment, pour faire leurs prières, à se camper dans les synagogues et les carrefours, afin qu'on les voie. En vérité je vous le dis, ils tiennent déjà leur récompense.  

King James Bible . [5] And when thou prayest, thou shalt not be as the hypocrites are: for they love to pray standing in the synagogues and in the corners of the streets, that they may be seen of men. Verily I say unto you, They have their reward.
Luther-Bibel . 5 Und wenn ihr betet, sollt ihr nicht sein wie die Heuchler, die gern in den Synagogen und an den Straßenecken stehen und beten, damit sie von den Leuten gesehen werden. Wahrlich, ich sage euch: Sie haben ihren Lohn schon gehabt.

Tekstuitleg van Mt 6,5 .

6. ὡς (= hôs: zoals; bw van vergelijking). Taalgebruik in het NT : hôs (zoals) . Taalgebruik in de LXX : hôs (zoals) . Mt (33) . Mt 6 (5) : (1) Mt 6,5 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,12 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,29 .

(hôs (zoals)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1956  1514  442  33  21  49  30  62  189  58  103  133 

- Hebreeuws . כַאֲשֻׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- In het Latijn komt sicut (zoals) in Matteüs voor als vertaling van ωσπερ = hôsper (zoals) , maar eveneens van ς = hôs (Mt : 33) ; sicut in Mt (48) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,5 . (3) Mt 6,7 . (4) Mt 6,10 . (5) Mt 6,12 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 6,29 .
- Ned. zoals . E. as . D. wie . Fr. comme . Aramees : כְמָא = këmâ´ (zoals) . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) .

Mt 6,6 - Mt 6,6 : 38. Bidden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 - Mt 6,5-6 -- Mt 6,5 - Mt 6,6 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:6 su de otan proseuchè eiselthe eis to tameion sou kai kleisas tèn thuran sou proseuxai tô patri sou tô en tô kruptô kai o patèr sou o blepôn en tô kruptô apodôsei soi   6 tu autem cum orabis intra in cubiculum tuum et cluso ostio tuo ora Patrem tuum in abscondito et Pater tuus qui videt in abscondito reddet tibi    6 Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.  . [6] Maar als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen.   [6] Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.   6 maar jij, wanneer je bidt, ga je binnenkamer in, sluit je deur en bid tot je Vader in de verborgenheid; en je Vader die in die verborgenheid kijkt zal je ervoor teruggeven;   6. Pour toi, quand tu pries, retire-toi dans ta chambre, ferme sur toi la porte, et prie ton Père qui est là, dans le secret ; et ton Père, qui voit dans le secret, te le rendra.  

King James Bible . [6] But thou, when thou prayest, enter into thy closet, and when thou hast shut thy door, pray to thy Father which is in secret; and thy Father which seeth in secret shall reward thee openly.
Luther-Bibel . 6 Wenn du aber betest, so geh in dein Kämmerlein und schließ die Tür zu und bete zu deinem Vater, der im Verborgenen ist; und dein Vater, der in das Verborgene sieht, wird dir's vergelten.

Tekstuitleg van Mt 6,6 .

39. Het Onze Vader : Mt 6,7-13 - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -

Mt 6,7 - Mt 6,7 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:7 proseuchomenoi de mè battalogèsète ôsper oi ethnikoi dokousin gar oti en tè polulogia autôn eisakousthèsontai  7 orantes autem nolite multum loqui sicut ethnici putant enim quia in multiloquio suo exaudiantur    7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.  [7] Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen worden.   [7] Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden.  7 bidt niet met stortvloed van woorden zoals de heidenen; want zij denken dat zij door hun vele woorden verhoord zullen worden;   7. « Dans vos prières, ne rabâchez pas comme les païens : ils s'imaginent qu'en parlant beaucoup ils se feront mieux écouter.  

King James Bible . [7] But when ye pray, use not vain repetitions, as the heathen do: for they think that they shall be heard for their much speaking.
Luther-Bibel . 7 Und wenn ihr betet, sollt ihr nicht viel plappern wie die Heiden; denn sie meinen, sie werden erhört, wenn sie viele Worte machen.

Tekstuitleg van Mt 6,7 .

3. μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 .
- Fr. ne... pas . E. no . D. nicht . Aramees : ´לָא = lâ OF לָה = lâh (niet) . Arabisch : لا = la´ (niet) . Taalgebruik in de Koran : la´ (niet) .

5. hôsper (zoals) . Taalgebruik in het NT : hôsper (zoals) . Taalgebruik in de LXX : hôsper (zoals) .

hôsper (zoals)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  243 207 36 10   2 2 3 18 1 12 14

hôsper (zoals)  Mt Mc Lc syn.  ev. 
in de syn.   10 : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 12,40 . (4) Mt 13,40 . (5) Mt 18,17 . (6) Mt 20,28 . (7) Mt 24,27 , (8) Mt 24,37 . (9) Mt 25,14 . (10) Mt 25,32 .   2 : (1) Lc 17,24 . (2)  Lc 18,11 . 12 : (1) Mt 12,40 // Lc 11,40 . (2) Mt 20,28 // Mc 10,45 // Lc 22,27 . (3) Mt 24,27 // Lc 17,24 . (4) Mt 24,37 // Lc 17,26 . (5) Mt 25,14 // Lc 19,12 . 14

Bij Matteüs .
- ωσπερ = hôsper + bepaald lidwoord van het onderwerp : (1) Mt 6,2 (ωσπερ oì = hôsper hoi) . (2) Mt 6,7 (ωσπερ oì = hôsper hoi) . (3) Mt 18,17 (ωσπερ ò = hôsper ho) . (4) Mt 20,28 (ωσπερ ò = hôsper ho , zoals de mensenzoon) . (5) Mt 25,32 (ωσπερ ò = hôsper ho , zoals de herder) .
- ωσπερ γαρ = hôsper gar (want zoals) : (1) Mt 12,40 . (2) Mt 24,27 . (3) Mt 24,37 . (4) Mt 25,14 .
- ωσπερ ουν = hôsper oun (bijgevolg, zoals) : (1) Mt 13,40 .
- ωσπερ ... ουτως = hôsper (zoals) ... houtôs (zo) : (1) Mt 12,40 . (2) Mt 13,40 . (3) Mt 24,27 . (8) Mt 24,37 . Er wordt een vergelijking gemaakt tussen een bijbelse situatie (Jona : Mt 12,40 , Noach : Mt 24,37) of een natuurgegeven (tarwe en onkruid : Mt 13,40 , de zonnestraling : Mt 24,27 ) en een aspect van de mensenzoon . Na houtôs (zo) staat de indicatief futurum estai (zal zijn) gevolgd door het onderwerp .
Tien gelijkenissen ! Wellicht niet toevallig in Mt .
- Hebreeuws . כַאֲשֻׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- In het Latijn komt sicut (zoals) in Matteüs voor als vertaling van ωσπερ = hôsper (zoals) , maar eveneens van ς = hôs (Mt : 33) ; sicut in Mt (48) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,5 . (3) Mt 6,7 . (4) Mt 6,10 . (5) Mt 6,12 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 6,29 .
- Ned. zoals . E. as . D. wie . Fr. comme . Aramees : כְמָא = këmâ´ (zoals) . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) .

Mt 6,8 - Mt 6,8 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:8 mè oun omoiôthète autois oiden gar | [o theos] | | o patèr umôn ôn chreian echete pro tou umas aitèsai auton  8 nolite ergo adsimilari eis scit enim Pater vester quibus opus sit vobis antequam petatis eum     8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.  [8] Neem daar geen voorbeeld aan, want jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt.   [8] Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen.   8 ge moet dus niet lijken op hen; want God, uw Vader, weet waaraan ge gebrek hebt vóórdat ge hem iets vraagt;  8. N'allez pas faire comme eux ; car votre Père sait bien ce qu'il vous faut, avant que vous le lui demandiez. 

King James Bible . [8] Be not ye therefore like unto them: for your Father knoweth what things ye have need of, before ye ask him.
Luther-Bibel . 8 Darum sollt ihr ihnen nicht gleichen. Denn euer Vater weiß, was ihr bedürft, bevor ihr ihn bittet.

Tekstuitleg van Mt 6,8 .

1. μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 .
- Fr. ne... pas . E. no . D. nicht . Aramees : ´לָא = lâ OF לָה = lâh (niet) . Arabisch : لا = la´ (niet) . Taalgebruik in de Koran : la´ (niet) .

Mt 6,9 - Mt 6,9 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:9 outôs oun proseuchesthe umeis pater èmôn o en tois ouranois agiasthètô to onoma sou  9 sic ergo vos orabitis Pater noster qui in caelis es sanctificetur nomen tuum     9 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.   [9] Jullie moeten zo bidden: Onze Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd,  [9] Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden,   9 ¶ dus moet gij zó bidden: Vader over ons in de hemelen, geheiligd worde uw naam;   9. « Vous donc, priez ainsi : Notre Père qui es dans les cieux, que ton Nom soit sanctifié,  

King James Bible . [9] After this manner therefore pray ye: Our Father which art in heaven, Hallowed be thy name.
Luther-Bibel . 9 Darum sollt ihr so beten: Unser Vater im Himmel! Dein Name werde geheiligt.

Tekstuitleg van Mt 6,9 . Het vers Mt 6,9 telt 14 (2 X 7) woorden en 67 letters . De getalswaarde van Mt 6,9 is 10212 (2² X 3 X 23 X 37) . Het onzevader is een gemeenschapsgebed . Het is ingebed in het joodse gedachtengoed .

Mt 6,9.5. voc. mann. enk. πατερ = pater (vader) van het zelfst. naamw. πατηρ = patèr (vader) . Taalgebruik in het NT : patèr (vader) . Taalgebruik in de LXX : patèr (vader) . Mt (4) : (1) Mt 6,9 . (2) Mt 11,25 . (3) Mt 26,39 . (4) Mt 26,42 . Lc (11) : (1) Lc 10,21 . (2) Lc 11,2 . (3) Lc 15,12 . (4) Lc 15,18 . (5) Lc 15,21 . (6) Lc 16,24 (pater Abraham) . (7) Lc 16,27 . (8) Lc 16,30 (pater Abraham) . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 23,34 . (11) Lc 23,46 . Lc (5) : (1) Lc 10,21 . (2) Lc 11,2 . (9) Lc 22,42 . (10) Lc 23,34 . (11) Lc 23,46 .

patèr (vader) enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn  ev. 
voc. enk. pater  41  17  24    11        15  24 
totaal 1093  749  344  60  17  48  121  11  8 125  246 

- Hebreeuws : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alèph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (30) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (1) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (13) .
- אַב = ´abh (vader) < zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en oorspronkelijk 1 korte klinker (qal) (Lettinga(6) 24c1) . De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettinga(6) 13h) .
- Ned. : vader . Arabisch : اَب = ´ab (vader) . Taalgebruik in de Qoran : ´ab (vader) . D. : Vater . E. : father . Fr. : père . Grieks : πατηρ = patèr (vader) . Taalgebruik in het NT : patèr (vader) . Hebreeuws : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Lat. : pater .

Mt 6,9.5. - 6. πατερ ἡμων = pater hèmôn (vader van ons = onze vader) . Bijbel (2) : (1) Mt 6,9 . (2) Lc 11,2 .
- πατηρ ἡμων = patèr hèmôn (vader van ons = onze vader) . LXX (1) : (1) Gn 19,31 . (2) Gn 43,28 . (3) Gn 44,25 . (4) Nu 27,3 . (5) 1 Kr 29,10 . (6) Tob 13,4 . (7) 1 Mak 2,54 . (8) 4 Mak 16,20 . (9) Js 63,16 . (10) Js 64,7 . (11) Jr 42,6 . ΝΤ (4) : (1) Joh 8,39 . (2) 1 Tes 3,11 . (3) 2 Tes 2,16 . (4) Apk 2,21 .
- אָבִינוּ = ´âbhînû (onze vader) < zelfst. naamw. stat. constr. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. . Zie : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alèph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (16) : (1) Gn 19,31 . (2) Gn 19,32 . (3) Gn 31,14 . (4) Gn 42,13 . (5) Gn 42,32 . (6) Gn 44,25 . (7) Gn 44,31 . (8) Nu 27,3 . (9) Nu 27,4 . (10) Re 11,2 . (11) Js 63,16 . (12) Js 64,7 . (13) Jr 35, 6 . (14) Jr 35, 8 . (15) Jr 35, 10 . (16) 1 Kr 29,10 .
- De uitdrukking gezegend zij de Heer de God van Israël , die we in het Benedictus (Lc 1,68) vinden , komt gelijkaardig voor in 1 Kr 29,10 (gezegend zijt gij , Heer , God van Israël) . In 1 Kr 29,10 wordt eraan verbonden : onze vader .

- πατηρ ἡμων = patèr hèmôn (vader van ons = onze vader) . LXX (1) : (1) Gn 19,31 . (2) Gn 43,28 . (3) Gn 44,25 . (4) Nu 27,3 . (5) 1 Kr 29,10 . (6) Tob 13,4 . (7) 1 Mak 2,54 . (8) 4 Mak 16,20 . (9) Js 63,16 . (10) Js 64,7 . (11) Jr 42,6 . ΝΤ (4) : (1) Joh 8,39 . (2) 1 Tes 3,11 . (3) 2 Tes 2,16 . (4) Apk 2,21 .
- ὁ πατηρ σου = ho patèr sou (jouw vader) . LXX (28) . NT (6) : (1) Mt 6,4 . (2) Mt 6,6 . (3) Mt 6,18 . (4) Lc 2,48 . (5) Lc 15,27 . (6) Joh 8,19 .

Mt 6,9.8. dat. mann. mv. ουρανοις = ouranois van het zelfst. naamw. ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Taalgebruik in de Septuaginta : ouranos (hemel) . Mt (16) : (1) Mt 5,12 . (2) Mt 5,16 . (3) Mt 5,45 . (4) Mt 6,1 . (5) Mt 6,9 . (6) Mt 7,11 . (7) Mt 7,21 . (8) Mt 10,32 . (9) Mt 10,33 . (10) Mt 12,50 . (11) Mt 16,17 . (12) Mt 16,19 . (13) Mt 18,10 . (14) Mt 18,14 . (15) Mt 18,19 . (16) Mt 19,21 . Mc (3) : (1) Mc 11,25 . (2) Mc 12,25 . (3) Mc 13,25 . Lc (3) : (1) Lc 10,20 .  (2) Lc 12,33 . (3) Lc 18,22 . Een vorm van ουρανος = ouranos (hemel) in de LXX (682) , in het NT (272) , in Mt (82) , in Mc (18) , in Lc (36) .

  ouranos (hemel)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. mann. mv. ouranois  40  34  16  3     12    22  22  11 

- Hebreeuws : שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 390 (2 X 3 X 5 X 13 = 15 X 26) . Structuur : 3 - 4 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (92) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (49) .
- Ned. : hemel . Arabisch : سَمَاة = samâ´ (hemel) . Taalgebruik in de Qoran : samâ´ (hemel) . D. : Himmel . E. : heaven . Fr. : ciel . Grieks : ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Hebreeuws : שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) .

Mt 6,9.8. - 10. εν τοις ουρανοις = en tois ouranois (in de hemelen) . LXX (2) : Ps 88,3 . (2) Ps 113,11 . NT (22) . Mt (9) : (1) Mt 5,12 . (2) Mt 5,16 . (3) Variante lezing : Mt 5,48 . (4) Mt 6,1 . (5) Mt 6,9 . (6) Mt 7,11 . (7) Mt 16,17 . (8) Mt 16,19 . (9) Mt 23,9 . Mc (3) : (1) Mc 11,25 (2X) . (2) Mc 12,25 . (3) Mc 13,25 . Lc (3) : (1) Lc 10,20 .  (2) Lc 12,33 . (3) Lc 18,22 . Overige (7) : (1) 2 Kor 5,1 . (2) Ef 1,10 . (3) Kol 1,5 . (4) Kol 1,16 . (5) Kol 1,20 . (6) Heb 8,1 . (7) Heb 9,23 .
- εν ουρανοις = en ouranois (in hemelen) . LXX (4) : (1) Ps 2,4 . (2) Job 16,19 . (3) W 9,16 . (4) Da 3,17 . NT (15) . Mt (8) : (1) Mt 5,45 . (2) Mt 7,21 . (3) Mt 10,32 . (4) Mt 10,32 . (4) Mt 12,50 . (6) Mt 18,10 (2X) . (7) Mt 18,14 . (8) Mt 18,19 . Mc (0) . Lc (0) . Overige (7) : (1) Ef 3,15 . (2) Ef 6,9 . (3) Fil 3,20 . (4) Kol 4,1 . (5) Heb 10,34 . (6) Heb 12,23 . (7) 1 Pe 1,4 .
- εν τῳ ουρανῳ = en tô(i) ouranô(i) (in de hemel) . NT (27) . Mt (4) : (1) Mt 5,34 . (2) Mt 18,18 (2X) . (3) Mt 23,22 . (4) Mt 24,30 . Mc (0) . Lc (2) : (1) Lc 6,23 . (2) Lc 15,7 .
- εν ουρανῳ = en ouranô(i) (in hemel) . LXX (18) . NT (11) . Mt (5) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 6,20 . (3) Mt 19,21 . (4) Mt 22,30 . (5) Mt 28,18 . Mc (2) : (1) Mc 10,21 . (2) Mc 13,32 . Lc (3) : (1) Lc 11,2 . (2) Lc 18,22 . (3) Lc 19,38 . Overige (1) : 1 Kor 8,5 .
- Hebreeuws : בַּשָּׁמַיִם = basjsjâmajim (in de hemelen) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. mann. mv. שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) . Taalgebruik in Jesaja : sjamaîm (hemelen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 390 (2 X 3 X 5 X 13 = 15 X 26) . Structuur : 3 - 4 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 3 .

Mt 6,9.7. - 10. ὁ εν τοις ουρανοις = ho en tois ouranois (hij in de hemelen) . Bijbel = NT (7) : (1) Mt 5,48 . (2) Mt 6,9 . (3) Mt 7,11 . (4) Mt 17,17 . (5) Mt 23,9 . (6) Mc 11,25 . (7) Lc 11,2 .
- שֶׁבַּשָּׁמַיִם = sjèbasjsjamajim (die in de hemelen) komt niet voor in Tenakh , wel de uitdrukking אֲשֶׁר בַּשָּׁמַיִם = ´äsjèr basjsjamajim (die in de hemelen) in Tenakh (2) : (1) Ex 20,4 . (2) Dt 5,8 .

theos kai patèr   NT Br. Rom 1 Kor  2 Kor  Gal Ef  Fil  Kol  1 Tes  2 Tes  1 Tim  2 Tim Tit Film Heb Jak 1 Pe 2 Pe 1 Joh 2 Joh  3 Joh  Jud  Paul.   Ap. br 
theos kai patèr 7 7     2   2     1 1             1           6 1
theou kai patros 4 4       1     1 2                           4  
theôi kai patri 7 6   1     1 1 2               1             5 1
theon kai patera 2 2 1                           1             1 1
  20 19 1 1 2 1 3 1 3 3 1           3 1           16 3

Mt 6,9.5. - 10. πατερ ἡμων ὁ εν τοις ουρανοις = pater hèmôn ho en tois ouranois (vader van ons = onze vader die in de hemelen) . Bijbel (2) : (1) Mt 6,9 . (2) Lc 11,2 .
- ὁ πατηρ μου ὁ εν τοις ουρανοις = ho patèr mou ho en tois ouranois (mijn vader die in de hemelen) . Bijbel = NT (1) : Mt 16,17 .
- ὁ πατηρ ὑμων ὁ εν τοις ουρανοις = ho patèr humôn ho en tois ouranois (jullie vader die in de hemelen) . Bijbel = NT (4) : (1) Mt 5,48 . (2) Mt 7,11 . (3) Mt 23,9 . (4) Mc 11,25 .
- ὁ πατηρ ὑμων ὁ ουρανιoς = ho patèr humôn ho ouranios (jullie vader de hemelse) . NT (1) : (1) Mt 6,14 . (2) Mt 6,26 . (3) Mt 6,32 .
- του πατρος μου του εν ουρανοις = tou patros mou tou en ouranois (van mijn vader die in hemelen) . NT (2) : (1) Mt 7,21 . (2) Mt 10,32 .
- του πατρος ὑμων του εν ουρανοις = tou patros humôn tou en ouranois (van jullie vader die in hemelen) . NT (2) : (1) Mt 5,45 . (2) Mt 18,14 .
- τῳ πατρι ὑμων τῳ εν τοις ουρανοις = tô(i) patri humôn tô(i) en tois ouranois (aan jullie vader die in de hemelen) . NT (1) : Mt 6,1 .
Matteüs onderscheidt 'de hemelse vader' van de aardse vader . Het is niet de bedoeling om te zeggen dat de vader in de hemelen woont , maar om het onderscheid te maken . Er staat telkens een lidwoord bij het 2de deel van de uitdrukking , geen betrekkelijk voornaamwoord .

Mt 6,9.11. pass. aor. 3de pers. enk. ἁγιασθητω = hagiasthèto (geheiligd worde) van het werkw. ἁγιαζω = hagiazô (heiligen) . Taalgebruik in het NT : hagiazô (heiligen) . Taalgebruik in de LXX : hagiazô (heiligen) . Bijbel = NT (3) : (1) Mt 6,9 . (2) Lc 11,2 . (3) Apk 22,11 .
- pass. fut. 3de pers. enk. ἁγιασθησεται = hagiasthèsetai (zal geheiligd worden) van het werkw. ἁγιαζω = hagiazô (heiligen) . Taalgebruik in het NT : hagiazô (heiligen) . Taalgebruik in de LXX : hagiazô (heiligen) . Bijbel (7) : (1) Ex 29,21 . (2) Ex 29,37 . (3) Ex 30,29 . (4) Lv 6,11 . (5) Lv 6,20 . (6) 1 S 21,6 . (7) Hag 2,12 .
- jqdsj . act. qal imperf. 3de pers. enk. יִקְדֹּשׁ = jiqëdosj (hij heiligt) en varianten van het werkw. קָדַשׁ = qâdasj (heiligen) . Taalgebruik in Tenakh : qâdasj (heiligen) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , daleth = 4 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 404 (2² X 101) . Structuur : 1 - 4 - 3 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (6) : (1) Ex 29,37 . (2) Ex 30,29 . (3) Lv 6,11 . (4) Lv 6,20 . (5) Lv 27,14 . (6) 1 S 21,6 .


Mt 6,10 - Mt 6,10 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:10 elthetô è basileia sou genèthètô to thelèma sou ôs en ouranô kai epi gès  10 veniat regnum tuum fiat voluntas tua sicut in caelo et in terra     10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.   [10] uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. [10] laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.   10 kome úw koninkrijk, geschiede úw wil als in de hemel ook op de aarde,  10. que ton Règne vienne, que ta volonté soit faite sur la terre comme au ciel.  

King James Bible . [10] Thy kingdom come. Thy will be done in earth, as it is in heaven.
Luther-Bibel . 10 Dein Reich komme. Dein Wille geschehe wie im Himmel so auf Erden.

Tekstuitleg van Mt 6,10 .

In Mt 6,10 volgen vier lettergrepen met t elkaar op : -thetô to the- .

Mt 6,10.1. imperat. aor. 3de pers. enk. ελθετω = elthetô (kome) van het werkw. Bijbel (9) . LXX (7) : (1) Re 13,8 . (2) 2 S 13,5 . (3) 2 S 13,6 . (4) 2 K 5,8 . (5) Ps 35,8 . (6) Ps 36,12 . (7) Ps 55,16 . NT (2) : (1) Mc 11,25 . (2) Lc 11,2 .

erchomai (gaan, komen) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
imperat. aor. 3de p. enk. elthatô - elthetô 6 - 9  5 - 7   1 - 2  1 - 1    0 - 1          1 - 2  1 - 2 

- Hebreeuws : act. qal jiqtol (imperf.) 3de pers. vr. תָבֹא = thâbo´ (zij zal komen) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . Tenakh (22) .

Mt 6,10.1. - 2. ελθετω ἡ = elthetô hè (kome de) . Bijbel = NT (2) : (1) Mc 11,25 . (2) Lc 11,2 .

Mt 6,10.3. nom. en dat. vr. enk. βασιλεια / βασιλειᾳ = basileia(i) (koninkrijk, koningschap) . Taalgebruik in het NT : basileia (koninkrijk) . Taalgebruik in de LXX : basileia (koninkrijk) .

basileia bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk  syn. ev. P. A. b.
nom. + dat enk. basileia(i) 164 93 71 33 7 23 1   3 4 63  64  3  
Totaal   473  316  157  54  19  45  19  118  121     

- Hebreeuws : zelfst. naamw. vr. enk. מַלְכוּת = malëkût (koningschap, koninklijke waardigheid, koninkrijk) . Taalgebruik in Tenakh : malëkût (koningschap, koninklijke waardigheid, koninkrijk) . Tenakh (30) .

Mt 6,10.2. - 4. ἡ βασιλεια σου = hè basileia sou (jouw koningschap, jouw koninkrijk) . LXX (4) : (1) 1 S 13,14 . (2) 1 S 20,31 . (3) Ps 145,13 . (4) Da 5,26 .
- zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. מַלְכוּתֶךָ = malëkhûthèkhâ (jouw koningschap, jouw koninkrijk) van het zelfst. naamw. מַלְכוּת = malëkût (koningschap, koninklijke waardigheid, koninkrijk) . Taalgebruik in Tenakh : malëkût (koningschap, koninklijke waardigheid, koninkrijk) . Tenakh (8) : (1) Ps 45,7 . (2) Est 3,8 . (3) 2 Kr 7,18 .
- מַלְכוּתְךָ = malëkhûthëkhâ . Tenakh (2) : (1) Ps 145,11 . (2) Ps 145,13 .
- מַלְכוּתָךְ = malëkhûthâkh . Tenakh (3) : (1) Da 4,23 . (2) Da 5,26 . (3) Da 5,2 8 .

Mt 6,10.1. - 4. ελθετω ἡ βασιλεια σου = hè basileia sou (jouw koningschap, jouw koninkrijk kome) .
- Hebreeuws : תָבֹא מַלְכוּתֶךָ = thâbo´ malëkhûthèkhâ (jouw koningschap zal komen) .

Mt 6,10.5. imperat. aor. 3de pers. enk. γενηθητω = genèthètô (het gebeure) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Bijbel (31) . LXX (24) . NT (7) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 8,13 . (3) Mt 9,29 . (4) Mt 15,28 . (5) Mt 26,42 . (6) Hnd 1,20 . (7) Rom 11,9 .

Mt 6,10.7. nom. en acc. onz. enk. θελημα = thelèma (wil) . Taalgebruik in het NT : thelèma (wil) . Taalgebruik in de LXX : thelèma (wil) . Mt (6) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 7,21 . (3) Mt 12,50 . (4) Mt 18,14 . (5) Mt 21,31 . (6) Mt 26,42 .

  thelèma (wil)  bijbel  OT  NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br.  Apk  syn.. ev.
1 nom. + acc. enk. thelèma 60 23 37 6 1 2 7 2 18 1 9 16
  Totaal   86 30 56 6 1 3 8 2 35 1 10 18

In het onzevader (Mt 6,10) : γενηθητω το θελημα σου = genèthèto to thelèma sou (uw wil geschiede) . Evenzo bij de tweede smeekbede van Jezus in de hof van Olijven (Mt 26,42).
- In 3 van de 4 overblijvende verzen wordt θελημα = thelèma gebruikt in combinatie met het werkwoord poieô (doen, handelen) en met de genitief patros (van de Vader) :
(1) Mt 7,21 - Mt 7,21-23 - : all' ho poiôn to thelèma tou patros mou tou en tois ouranois (maar wie doet de wil van mijn vader in de hemel)
(2) Mt 12,50 - Mt 12,46-50 - : hostis gar poièsèi to thelèma tou patros mou tou en tois ouranois (wie immers doet de wil van mijn vader in de hemel)
(3) Mt 21,31 - Mt 21,28-32 - : tis ek tôn duo epoièsen to thelèma tou patros (wie van de twee deed de wil van de vader?)
Rest nog Mt 18,14 - Mt 18,10-14 - : houtôs ouk estin thelèma emprosthen tou patros humôn tou en tois ouranois : is de wil in het aanschijn van de vader in de hemel niet zo dat... In twee verzen bij lucas : (1) Lc 12,47 . (2) Lc 22,42 .

Mt 6,10.5. - 8. γενηθητω το θελημα σου = genèthètô to thelèma sou (jouw wil gebeure) . Bijbel = NT (3) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 26,42 . Variante lezing : Lc 11,2 .

Mt 6,10.9. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het NT : hôs (zoals) . Taalgebruik in de LXX : hôs (zoals) . Mt (33) . Mt 6 (5) : (1) Mt 6,5 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,12 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,29 .

(hôs (zoals)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1956  1514  442  33  21  49  30  62  189  58  103  133 

- Hebreeuws . כַאֲשֻׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- In het Latijn komt sicut (zoals) in Matteüs voor als vertaling van ωσπερ = hôsper (zoals) , maar eveneens van ς = hôs (Mt : 33) ; sicut in Mt (48) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,5 . (3) Mt 6,7 . (4) Mt 6,10 . (5) Mt 6,12 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 6,29 .
- Ned. zoals . E. as . D. wie . Fr. comme . Aramees : כְמָא = këmâ´ (zoals) . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) .

Mt 6,10.11. dat. mann. enk. ουρανῳ = ouranô(i) (hemel) van het zelfst. naamw. ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Taalgebruik in de Septuaginta : ouranos (hemel) . Mt (8) : (1) Mt 5,34 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,20 . (4) Mt 18,18 (2X) . (5) Mt 22,30 . (6) Mt 23,22 . (7) Mt 24,30 . (8) Mt 28,18 . Een variante lezing in Mt 19,21 . Een vorm van ουρανος = ouranos (hemel) in de LXX (682) , in het NT (272) , in Lc (36) .
- שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 390 (2 X 3 X 5 X 13 = 15 X 26) . Structuur : 3 - 4 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (92) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (49) .

  ouranos (hemel)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
dat. mann. enk. ouranô(i)  76  42  34  2 : (1) Mc 10,21 . (2) Mc 13,32 .   18  13  13   

- Ned. : hemel . Arabisch : سَمَاة = samâ´ (hemel) . Taalgebruik in de Qoran : samâ´ (hemel) . D. : Himmel . E. : heaven . Fr. : ciel . Grieks : ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Hebreeuws : שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) .

13. επι = epi (op, bij) . Afkortingen : επ' = ep' en εφ' = ef' . Taalgebruik in het NT : epi (op, bij) . Taalgebruik in de LXX : epi (op, bij) . Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297) , in het NT (878) .

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

Mt 6,10.14. zelfst. naamw. gen. vr. enk. γης = gès van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Mt (17) : (1) Mt 5,13 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,19 . (4) Mt 9,6 . (5) Mt 11,25 . (6) Mt 12,40 . (7) Mt 12,42 . (8) Mt 13,5 . (9) Mt 14,24 . (10) Mt 16,19 . (11) Mt 17,25 . (12) Mt 18,18 . (13) Mt 18,19 . (14) Mt 23,9 . (15) Mt 23,35 . (16) Mt 24,30 . (17) Mt 28,18 . Een vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Mt (43), in Lc (25) .

  γη = gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. + dat. vr. enk gè(i) 771  736  35  10    15  15 
2 gen. vr. enk. gès   1203  1082  121  17  11  10  15  21  42  38  43     
3 acc. vr. enk.  gèn 961  884  77  13  12  10  25  30  36 
  totaal 2935  2702  233  40  18  25  11  32  34  73  83  94     

- Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine Profeten (34) . Geschriften (118) .
- Ned. aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .

13. - 14. επι της γης = epi tès gès (op de aarde) . NT (59) . Mt (8) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 9,6 . (4) Mt 16,19 (2X) . (5) Mt 18,18 (2X) . (6) Mt 18,19 . (7) Mt 23,9 . (8) Mt 23,35 .
- επι γης = epi gès (op aarde) . NT (4) . Mt (1) : Mt 28,18 .
- Hebreeuws `al hâ´ârèts (op de aarde) . Tenakh (88) . Gn ( 29) .


Mt 6,11 - Mt 6,11 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:11 ton arton èmôn ton epiousion dos èmin sèmeron  11 panem nostrum supersubstantialem da nobis hodie    11 Geef ons heden ons dagelijks brood.   [11] Geef ons vandaag het nodige* brood,   [11] Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.   11 ons nodige brood, geef ons dat vandaag;  11. Donne-nous aujourd'hui notre pain quotidien.  

King James Bible . [11] Give us this day our daily bread.
Luther-Bibel . 11 Unser tägliches Brot gib uns heute.

Tekstuitleg van Mt 6,11 .

Mt 6,11.2. acc. mann. enk. αρτον = arton van het zelfst. naamw. αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos (brood) . Bijbel (133) . LXX (96) . NT (37) . Mt (5) : (1) Mt 6,11 . (2) Mt 7,9 . (3) Mt 15,2 . (4) Mt 15,26 . (5) Mt 26,26 . Mc (6) : (1) Mc 3,20 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 7,5 . (4) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Mc 14,22 . Lc (7) : (1) Lc 7,33 . (2) Lc 9,3 . (3) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 . (6) Lc 22,19 . (7) Lc 24,30 . Een vorm van αρτος = artos (brood) in het NT (97) , in de LXX (307) . In de LXX kan αρτος = artos de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden van Tenakh zijn .

artos (brood) bijbel  OT NT  Mt  Mc   Lc  Joh  Hnd  Br. Apk syn. ev.
acc. mann. enk. arton 133 96 37 5 6 7 8 4 7   18 26
Totaal 414 307 97 21 21 15 24 5 11   57 81

- Hebreeuws . לֶחֶמ = lèchèm (brood) . qatl-vorm (לַחמ) ; de 2de medeklinker , een gutturaal , ח = chet heeft normalerwijze een patach ַ (Joüon 88Cc) . Het is moeilijk om zeggen waarom de 2 woorden לֶחֶמ = lèchèm (brood) en רֶחֶמ = rèchèm (schoot, moederschoot) een segol ֶ hebben (Joüon 96Ai) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 . Totaal : 33 (3 X 11) of 78 ( 2 X 39 OF 6 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (227) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (69) . In Tenakh komt een vorm van לֶחֶמ = lèchèm in 277 verzen voor .
- Ned. : brood . Arabisch : خُبز = chubz (brood) . Taalgebruik in de Qoran : chubz (brood) . In het Arabisch heeft lachm een andere betekenis . Zie لَحْم = lachm (vlees) . Taalgebruik in de Qoran : lachm (vlees) . Aramees : לַחְמָא = lachëmâ´(brood) ; לְחֵים = lëche(j)m ; לְחֵם = lëchem . D. : Brot . E. : bread . Fr. pain . Grieks : αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Hebreeuws : לֶחֶמ = lèchèm (brood) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Lat. : panis .

Mt 6,11.1. - 2. τον αρτον = ton arton (het brood) . NT (16) : Mt (5) : (1) Mt 6,11 . (2) Mt 15,26 . (3) Mt 26,26 . (4) Mc 7,5 . (5) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (7) Lc 24,30 . (8) Joh 6,23 . (9) Joh 6,32 (2X) . (10) Joh 6,34 . (11) Joh 6,58 . (12) Joh 13,18 . (13) Joh 21,13 . (14) 1 Kor 10,16 . (15) 1 Kor 11,26 . (16) 1 Kor 11,27 .

Mt 6,11.1. - 3. τον αρτον ἡμων = ton arton hèmôn (ons brood) . Bijbel (3) : (1) Js 4,1 . (2) Mt 6,11 . (3) Lc 11,3 .

1. - 5. Spr 30,8 : חֻקִי לֶהֶם= lèchem huqqî (brood van bestemming voor mij , het voor mij bestemde brood) .

6. act. imperat. aor. 2de pers. enk. δος = dos (geef) van het werkw. διδωμι = didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Bijbel (89) . OT (73) . NT (16) . (1) Mt 5,42 . (2) Mt 6,11 . (3) Mt 14,8 . (4) Mt 17,27 . (5) Mt 19,21 . (6) Mc 10,21 . (7) Mc 10,37 . (8) Lc 12,58 . (9) Lc 14,9 . (10) Lc 15,12 . (11) Joh 4,7 . (12) Joh 4,10 . (13) Joh 4,15 . (14) Joh 6,34 . (15) Joh 9,24 . (16) Hnd 4,29 . Een vorm van διδωμι = didômi (geven) in de LXX (2131) , in het NT (416) , in Lc (54) . In Lc : X vormen van διδωμι = didômi (geven) in 54 verzen in 20 / 24 hoofdstukken . In Hnd : X vormen van διδωμι = didômi (geven) in 34 verzen in 18 / 28 hoofdstukken .

didômi (geven)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
act. imperat. aor. 2de pers. enk. dos   89  73  16  2     10  15     

8. σημερον = sèmeron (vandaag, heden) . Taalgebruik in het NT : sèmeron (vandaag, heden) . Taalgebruik in de LXX : sèmeron (vandaag, heden) .

  sèmeron  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
    295  255  40  11    11    20  20  10 

- Hebreeuws : הַיּוֹם = hajjôm (de dag, vandaag) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) .


- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 - Mt 6,5 - Mt 6,6 - Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 - Mt 6,14 - Mt 6,15 - Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 - Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 - Mt 6,22 - Mt 6,23 - Mt 6,24 - Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -


Mt 6,12 - Mt 6,12 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:12 kai afes èmin ta ofeilèmata èmôn ôs kai èmeis afèkamen tois ofeiletais èmôn  12 et dimitte nobis debita nostra sicut et nos dimisimus debitoribus nostris    12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.  [12] en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie schulden heeft bij ons.   [12] Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.   12 en vergeef ons onze schulden, zoals wij ook vergeven hebben wie ons iets schuldig zijn;   12. Remets-nous nos dettes comme nous-mêmes avons remis à nos débiteurs.  

King James Bible . [12] And forgive us our debts, as we forgive our debtors.
Luther-Bibel . 12 Und vergib uns unsere Schuld, wie auch wir vergeben unsern Schuldigern.

Tekstuitleg van Mt 6,12 .

De zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin . De hoofdzin is een imperatiefzin , de bijzin een vergelijkende zin . Moge U ons onze schuilden zo vergeven , zoals ook wij... Het klinkt bijna : God , als wij onze schuldenaars vergeven , waarom zou U ons dan niet vergeven . De schrijver gaat uit van de veronderstelling dat mensen elkaar vergeven . Als mensen dat reeds doen , die het al moeilijk hebben met elkaar vergeving schenken , dan kan toch niet anders verwacht worden dat God dat ook doet . Want God is een barmhartige , vergevingsgezinde God . Onze wijze van vergeven aan medemensen bepaalt de wijze waarop God ons vergeeft .
Het Onzevader kent zeven beden ; drie beden betreffen God , vier beden betreffen onszelf . De derde en vierde bede zijn echter de negatieve en positieve benadering van één bede . Zo kunnen we zeggen dat de drie beden met elkaar verbonden zijn door het nevenschikkend voegwoord kai (en) .

Mt 6,12.2. act. imperat. aor. 2de pers. enk. αφες = afes (vergeef) van het werkw. αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in het NT : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in de LXX : afièmi (aflaten, achterlaten) . OT (8) : (1) Gn 50,17 . (2) Ex 32,32 . (3) Nu 14,19 . (4) 2 K 4,27 . (5) Ps 25,18 . (6) 2 Kr 10,4 . (7) 2 Kr 10,10 . (8) Sir 28, 2 . NT (15) : (1) Mt 3,15 . (2) Mt 5,24 . (3) Mt 5,40 . (4) Mt 6,12 . (5) Mt 7,4 . (6) Mt 8,22 . (7) Mt 27,49 . (8) Mc 7,27 . (9) Lc 6,42 . (10) Lc 9,60 . (11) Lc 11,4 . (12) Lc 13,8 . (13) Lc 17,3 . (14) Lc 23,34 . (15) Joh 12,7 . Een vorm van αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) in de LXX (138) , in het NT (142) , in Mc (35) , in Lc (31) . In de LXX kan een vorm van het Griekse αφιημι = afièmi de vertaling van 18 Hebreeuwse / Aramese woorden zijn .
- Ned. : verlaten, achterlaten . Arabisch : تَرَكَ = taraka (achterlaten) . Taalgebruik in de Qoran : taraka (achterlaten) . D. : verlassen . Fr. : laisser . Fr. : par-donner (pardon) : ver-geven . s'excuser (ex -causa) = buiten de zaak , zich ver-ont-schuld-igen . kwijt-schelden (ont-schulden) . E. : to forsook . Grieks : αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in het NT : afièmi (aflaten, achterlaten) . Lat. relinquere .

Mt 6,12 Lc 11,4 Mt 18,35 Mt 6,14 Mt 6,15 Mc 11,25 Mt 5,23 Mt 5,24
 kai (en)  kai (en)  ean (indien)  ean gar (want indien)  ean de (indien echter)  kai hotan stèkete proseuchomenoi (en wanneer je staat te bidden)  kakei mnèsthèis (en je herinnert je daar)  
afes (vergeef)  afes (vergeef)   mè afète (je niet vergeeft)  hekastos (ieder)  afète (je vergeeft) mè afète (je niet vergeeft)    afiete (vergeef)    afes ekei (laat achter daar)  
hèmin (ons)  hèmin (ons)  tôi adelfôi autou (zijn broeder) apo tôn kardiôn humôn (vanuit je hart) tois anthrôpois (aan de mensen)    tois anthrôpois (aan de mensen)        
ta ofeilèmata hèmôn (onze schulden)   tas hamartias hèmôn (onze zonden)   ta paraptômata autôn (hun tekortkomingen)     ei ti echete kata tinos (indien je iets tegen iemand hebt)  hoti ho adelfos sou echei ti kata sou (dat je broer iets tegen je heeft)  
hôs (zoals) kai hèmeis (ook wij) kai gar autoi (want ook wij zelf)  houtôs (zo) kai ho patèr humôn ho ouranios (ook je hemelse vader)     oude ho patèr humôn (noch je vader)  kai ho patèr humôn ho en tois ouranois (ook je vader in de hemelen)    
afèkamen (vergeven) afiomen (vergeven) poièsei (zal doen)   afèsei (zal vergeven)  afèsei (zal vergeven)  afèi (vetrgeeft)    
 tois ofeiletais hèmôn (aan onze schuldenaren) panti ofeilonti hèmin (aan al wie ons schuldig is) humin (aan je)    kai humin (ook aan jullie) ho patèr humôn ho ouranios (je hemelse vader)    ta paraptômata autôn (hun tekortkomingen)   humin (je)  ta paraptômata humôn (je tekortkomingen)    
Het Onze Vader : Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -  Het Onze Vader : Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -  182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 - Mt 18,23-35 -  40. Vergevingsgezindheid : Mt 6,14-15 - Mt 18,23-35 - Mc 11,20-25 -   40. Vergevingsgezindheid : Mt 6,14-15 - Mt 18,23-35 - Mc 11,20-25 -  286. De verdorde vijgeboom en de kracht van het geloof : Mc 11,20-25 - Mt 21,20-22 -  30. Verzoening en offer : Mt 5,23-24 - Mc 11,20-25 -   30. Verzoening en offer : Mt 5,23-24 - Mc 11,20-25 -

- afienai . Infinitief . In negen verzen in de bijbel . In drie verzen in het O.T. . In zes verzen in het N.T. .
- Hebreeuws : act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. סְלַח = sëlach (vergeef) van het werkw. סָלח = sâlach (vergeven) . Taalgebruik in Tenakh : sâlach (vergeven) . Tenakh (2) : (1) Nu 14,19 . (2) Am 7,2 .

Mt 6,12.1. - 2. και αφες = kai afes (en vergeef) . Bijbel (4) : (1) Ps 25,18 . (2) Mt 6,12 . (3) Mt 8,22 . (4) Lc 11,4 .

Mt 6,12.5. nom. en acc. onz. mv. οφειληματα = ofeilèmata (schulden, verplichtingen) van het zelfst. naamw. οφειλημα = ofeilèma (schuld, verplichting) . Taalgebruik in het NT : ofeilèma (schuld, verplichting) . Bijbel (1) : Mt 6,12 . Een vorm van οφειλημα = ofeilèma (schuld, verplichting) in de LXX (4) , in het NT (2) .
- vr. enk. אַשְׁמָה = ´asjëmâh (schuld) . Zie het werkw. אָשַׁם = ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) . Een vorm van אַשְׁמָה = ´asjëmâh (schuld) in Tenakh (19) .

Mt 6,12.7. ὡς = hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het NT : hôs (zoals) . Taalgebruik in de LXX : hôs (zoals) . Mt (33) . Mt 6 (5) : (1) Mt 6,5 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,12 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,29 .

(hôs (zoals)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1956  1514  442  33  21  49  30  62  189  58  103  133 

- Hebreeuws . כַאֲשֻׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- In het Latijn komt sicut (zoals) in Matteüs voor als vertaling van ωσπερ = hôsper (zoals) , maar eveneens van ς = hôs (Mt : 33) ; sicut in Mt (48) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,5 . (3) Mt 6,7 . (4) Mt 6,10 . (5) Mt 6,12 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 6,29 .
- Ned. zoals . E. as . D. wie . Fr. comme . Aramees : כְמָא = këmâ´ (zoals) . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) .

Mt 6,12.7. - 8. ὡς και = hôs kai (zoals ook) . LXX (15) . NT (25) . Mt (3) : (1) Mt 6,12 . (2) Mt 18,33 . (3) Mt 20,14 .


- Mt 6,1 - Mt 6,2 - Mt 6,3 - Mt 6,4 - Mt 6,5 - Mt 6,6 - Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 - Mt 6,14 - Mt 6,15 - Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 - Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 - Mt 6,22 - Mt 6,23 - Mt 6,24 - Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -


Mt 6,13 - Mt 6,13 : 39. Het Onze Vader - Mt 6,7-13 - Lc 11,1-4 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,7-13 -- Mt 6,7 - Mt 6,8 - Mt 6,9 - Mt 6,10 - Mt 6,11 - Mt 6,12 - Mt 6,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:13 kai mè eisenegkès èmas eis peirasmon alla rusai èmas apo tou ponèrou  13 et ne inducas nos in temptationem sed libera nos a malo    13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.   [13] En breng ons niet in beproeving*, maar red ons van het kwaad.   [13] En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad.*   13 en breng ons niet in beproeving, maar ontruk ons aan het boze!  13. Et ne nous soumets pas à la tentation ; mais délivre-nous du Mauvais. 

King James Bible . [13] And lead us not into temptation, but deliver us from evil: For thine is the kingdom, and the power, and the glory, for ever. Amen.
Luther-Bibel . 13 Und führe uns nicht in Versuchung, sondern erlöse uns von dem Bösen. [Denn dein ist das Reich und die Kraft und die Herrlichkeit in Ewigkeit. Amen.]

Tekstuitleg van Mt 6,13 .

8. - 9. הַצִּילֵנוּ = hatstsîlenû (bevrijd ons) < act. hifil imperat. 2de pers. mann. enk. + suffix bezitt. voornaamw. 1ste pers. mv. van het werkw. נָצַל = nâtsal (redden, bevrijden) . Taalgebruik in Tenakh : nâtsal (redden, bevrijden) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , tsade = 18 of 90 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 170 (2 X 5 X 17) . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (2) : (1) Re 10,15 . (2) 1 S 12,10 .
- וְהַצִּילֵנוּ = wëhatstsîlenû (en bevrijd ons) < prefix voegwoord wë + act. hifil imperat. 2de pers. mann. enk. + suffix bezitt. voornaamw. 1ste pers. mv. van het werkw. נָצַל = nâtsal (redden, bevrijden) . Taalgebruik in Tenakh : nâtsal (redden, bevrijden) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , tsade = 18 of 90 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 170 (2 X 5 X 17) . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (2) : (1) Ps 79,9 . (2) 1 Kr 16,35 .

40. Vergevingsgezindheid : Mt 6,14-15 -- Mt 6,14-15 - Mt 18,23-35 - Mc 11,20-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6,14 - Mt 6,15 -

Mt 6,14 - Mt 6,14 : 40. Vergevingsgezindheid - Mt 6,14-15 - Mt 18,23-35 - Mc 11,20-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6,14 - Mt 6,15 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:14 ean gar afète tois anthrôpois ta paraptômata autôn afèsei kai umin o patèr umôn o ouranios  14 si enim dimiseritis hominibus peccata eorum dimittet et vobis Pater vester caelestis delicta vestra     14 Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven.  [14] Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeven.   [14] Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven.   14 want als ge aan de mensen hun misstappen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven;  14. « Oui, si vous remettez aux hommes leurs manquements votre Père céleste vous remettra aussi ; 

King James Bible . [14] For if ye forgive men their trespasses, your heavenly Father will also forgive you:
Luther-Bibel . 14 Denn wenn ihr den Menschen ihre Verfehlungen vergebt, so wird euch euer himmlischer Vater auch vergeben.

Tekstuitleg van Mt 6,14 .

Mt 6,15 - Mt 6,15 : 40. Vergevingsgezindheid - Mt 6,14-15 - Mt 18,23-35 - Mc 11,20-25 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6,14 - Mt 6,15 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:15 ean de mè afète tois anthrôpois | [ta paraptômata autôn*] | | oude o patèr umôn afèsei ta paraptômata umôn 15 si autem non dimiseritis hominibus nec Pater vester dimittet peccata vestra     15 Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.   [15] Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven.  [15] Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.   15 maar als ge aan de mensen niet vergeeft, zal uw hemelse Vader ook uw misstappen niet vergeven!  15. mais si vous ne remettez pas aux hommes, votre Père non plus ne vous remettra pas vos manquements.  

King James Bible . [15] But if ye forgive not men their trespasses, neither will your Father forgive your trespasses.
Luther-Bibel . 15 Wenn ihr aber den Menschen nicht vergebt, so wird euch euer Vater eure Verfehlungen auch nicht vergeben. Vom Fasten

Tekstuitleg van Mt 6,15 .

41. Vasten : Mt 6,16-18 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,16-18 -- Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 -

Mt 6,16 - Mt 6,16 : 41. Vasten - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,16-18 -- Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:16 otan de nèsteuète mè ginesthe ôs oi upokritai skuthrôpoi afanizousin gar ta prosôpa autôn opôs fanôsin tois anthrôpois nèsteuontes amèn legô umin apechousin ton misthon autôn   16 cum autem ieiunatis nolite fieri sicut hypocritae tristes demoliuntur enim facies suas ut pareant hominibus ieiunantes amen dico vobis quia receperunt mercedem suam    16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.   [16] Wanneer je vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen, want zij vertrekken hun gezicht om met hun vasten op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al.   [16] Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo’n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen.   16 ¶ Wanneer ge vast, weest dan niet als de schijnheiligen somber van gezicht; want zij maken hun gezichten ontoonbaar om te tonen aan de mensen dat zij vasten; zeker is het, zeg ik u, zij hebben hun loon al!  16. « Quand vous jeûnez, ne vous donnez pas un air sombre comme font les hypocrites : ils prennent une mine défaite, pour que les hommes voient bien qu'ils jeûnent. En vérité je vous le dis, ils tiennent déjà leur récompense. . 

King James Bible . [16] Moreover when ye fast, be not, as the hypocrites, of a sad countenance: for they disfigure their faces, that they may appear unto men to fast. Verily I say unto you, They have their reward.
Luther-Bibel . 16 Wenn ihr fastet, sollt ihr nicht sauer dreinsehen wie die Heuchler; denn sie verstellen ihr Gesicht, um sich vor den Leuten zu zeigen mit ihrem Fasten. Wahrlich, ich sage euch: Sie haben ihren Lohn schon gehabt.

Tekstuitleg van Mt 6,16 .

1. hotan (telkens wanneer, wanneer, zodra) . Taalgebruik in het NT : hotan (telkens wanneer , wanneer, zodra) . Mt (19) : (1) Mt 5,11 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,5 . (4) Mt 6,6 . (5) Mt 6,16 . (6) Mt 9,15 . (7) Mt 10,19 . (8) Mt 10,23 . (9) Mt 12,43 . (10) Mt 13,32 . (11) Mt 15,2 . (12) Mt 19,28 . (13) Mt 21,40 . (14) Mt 23,15 . (15) Mt 24,15 . (16) Mt 24,32 . (17) Mt 24,33 . (18) Mt 25,31 . (19) Mt 26,29 .

3. act. conj. praes. 2de pers. mv. nèsteuète (jij zoudt vasten) van het werkw. nèsteuô (vasten) . Taalgebruik in het NT : nèsteuô (vasten) . Taalgebruik in de bijbel (1) : Mt 6,16 . Een vorm van nèsteuô (vasten) in de LXX (28) , in het NT (20) , in Mt (8) : (1) Mt 4,2 . (2) Mt 4,16 (2 vormen) . (3) Mt 6,17 . (4) Mt 6,18 . (5) Mt 9,14 (2 vormen) . (6) Mt 9,15 .
Hebreeuws tsôm of tsûm (vasten) . Taalgebruik in Tenakh : tsôm (vasten) . Getalwaarde : tsade = 18 of 90 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 37 OF 136 (2³ X 17) . Structuur : 9 - 6 - 4 . Een vorm van tsûm (vasten) in Tenakh (19) .
Lat. jejunare . Fr. jeûner . Ned. vasten . E. to fast . D. fasten .

4. μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 .
- Fr. ne... pas . E. no . D. nicht . Aramees : ´לָא = lâ OF לָה = lâh (niet) . Arabisch : لا = la´ (niet) . Taalgebruik in de Koran : la´ (niet) .

6. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het NT : hôs (zoals) . Taalgebruik in de LXX : hôs (zoals) . Mt (33) . Mt 6 (5) : (1) Mt 6,5 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,12 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,29 .

(hôs (zoals)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1956  1514  442  33  21  49  30  62  189  58  103  133 

- Hebreeuws . כַאֲשֻׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- In het Latijn komt sicut (zoals) in Matteüs voor als vertaling van ωσπερ = hôsper (zoals) , maar eveneens van ς = hôs (Mt : 33) ; sicut in Mt (48) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,5 . (3) Mt 6,7 . (4) Mt 6,10 . (5) Mt 6,12 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 6,29 .
- Ned. zoals . E. as . D. wie . Fr. comme . Aramees : כְמָא = këmâ´ (zoals) . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) .

9. bijvoegl. naamw. nom. mann. mv. skuthrôpoi van het bijvoegl. naamw. skuthrôpos (ontstemd, knorrig, somber, triest) . Een vorm van skuthrôpos (ontstemd, knorrig, somber, triest) in de LXX (3) : (1) Gn 40,7 . (2) Da 1,10 (Theodotion) . (3) Sir 25,23 , in het NT (2) : (1) Mt 6,16 . (2) Lc 24,17 .

25. acc. mann. enk. misthon van het zelfst. naamw. misthos (loon, vergoeding, salaris, beloning) . Taalgebruik in het NT : misthos (loon, vergoeding, salaris, beloning) . Een vorm van misthos (loon, vergoeding, salaris, beloning) in de LXX (77) , in het NT (29) , in Mt (10) : (1) Mt 5,12 . (2) Mt 5,46 . (3) Mt 6,1 . (4) Mt 6,2 . (5) Mt 6,5 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 10,41 (2X) . (8) Mt 10,42 . (9) Mt 20,8 . In de LXX is het Griekse misthos de vertaling van 10 verschillende Hebreeuwse woorden .

Mt 6,17 - Mt 6,17 : 41. Vasten - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,16-18 -- Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:17 su de nèsteuôn aleiyai sou tèn kefalèn kai to prosôpon sou niyai   17 tu autem cum ieiunas ungue caput tuum et faciem tuam lava     17 Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht;  [17] Maar als jij vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht,   [17] Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie,   17 maar jij, als je vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht,   17. Pour toi, quand tu jeûnes, parfume ta tête et lave ton visage,  

King James Bible . [17] But thou, when thou fastest, anoint thine head, and wash thy face;
Luther-Bibel . 17 Wenn du aber fastest, so salbe dein Haupt und wasche dein Gesicht,

Tekstuitleg van Mt 6,17 .

3. act. participium praesens nom. mann. enk. nèsteuôn (vastende) van het werkw. nèsteuô (vasten) . Taalgebruik in het NT : nèsteuô (vasten) . Taalgebruik in de bijbel (5) : (1) Neh 1,4 . (2) Jdt 4,13 . (3) Sir 34,26 . (4) Mt 6,17 . (5) Mt 6,18 . Een vorm van nèsteuô (vasten) in de LXX (28) , in het NT (20) , in Mt (8) : (1) Mt 4,2 . (2) Mt 4,16 (2 vormen) . (3) Mt 6,17 . (4) Mt 6,18 . (5) Mt 9,14 (2 vormen) . (6) Mt 9,15 .
Hebreeuws tsôm of tsûm (vasten) . Taalgebruik in Tenakh : tsôm (vasten) . Getalwaarde : tsade = 18 of 90 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 37 OF 136 (2³ X 17) . Structuur : 9 - 6 - 4 . Een vorm van tsûm (vasten) in Tenakh (19) .
Lat. jejunare . Fr. jeûner . Ned. vasten . E. to fast . D. fasten .

Mt 6,18 - Mt 6,18 : 41. Vasten - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,16-18 -- Mt 6,16 - Mt 6,17 - Mt 6,18 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:18 opôs mè fanès tois anthrôpois nèsteuôn alla tô patri sou tô en tô krufaiô kai o patèr sou o blepôn en tô krufaiô apodôsei soi  18 ne videaris hominibus ieiunans sed Patri tuo qui est in abscondito et Pater tuus qui videt in abscondito reddet tibi     18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.   [18] opdat het bij de mensen niet opvalt dat je vast, maar wel bij je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. Maak je geen zorgen!  [18] zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.   18 zodat je niet aan de mensen toont dat je vast maar aan je Vader in het verborgene; en je Vader, die in de verborgenheid kijkt, zal je ervoor teruggeven.  18. pour que ton jeûne soit connu, non des hommes, mais de ton Père qui est là, dans le secret ; et ton Père, qui voit dans le secret, te le rendra.  

King James Bible . [18] That thou appear not unto men to fast, but unto thy Father which is in secret: and thy Father, which seeth in secret, shall reward thee openly.
Luther-Bibel . 18 damit du dich nicht vor den Leuten zeigst mit deinem Fasten, sondern vor deinem Vater, der im Verborgenen ist; und dein Vater, der in das Verborgene sieht, wird dir's vergelten.

Tekstuitleg van Mt 6,18 .

42. Mt 6,19-21 . Verzamelen van schatten : Mt 6,19-21 - Lc 12,33-34 - bijbeloverzicht - bijbelverwijzingen - Mt (Matteüs) - Mt 6 - Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 . De 3 verzen tellen samen 18 + 19 + 12 = 49 (7 X 7) woorden en 96 + 106 + 48 = 250 (2 X 5³) letters . De verzen Mt 6,19 - Mt 6,20 tellen 37 woorden en 202 (2 X 101) letters . Ze zijn in de 2de pers. mv. geformuleerd , vers Mt 6,21 telt 12 (2² X 3) woorden en 48 (2² X 2² X 3) letters en is gesteld in de 2de pers. enk. . Het zou kunnen dat de 2de pers. mv. wijst op een collectief . En de 2de pers. enk.in vers Mt 6,21 zou in het verlengde van dat collectief kunnen liggen : waaraan de gemeenschap belang hecht , daar is haar hart . Niet alleen individuen , maar ook gemeenschappen kunnen gefocust zijn op rijkdom , pracht en praal .

Mt 6,19 - Mt 6,19 : 42. Verzamelen van schatten - Mt 6,19-21 - Lc 12,33-34 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:19 mè thèsaurizete umin thèsaurous epi tès gès opou sès kai brôsis afanizei kai opou kleptai diorussousin kai kleptousin   19 nolite thesaurizare vobis thesauros in terra ubi erugo et tinea demolitur ubi fures effodiunt et furantur    19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;  [19] Verzamel geen schatten op aarde, waar mot of houtworm ze aantast, en waar dieven inbreken om ze te stelen.  [19] Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen.   19 ¶ Slaat voor uzelf geen schatten op in schatkamers op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt, en waar dieven zich naar binnen graven en stelen;   19. « Ne vous amassez point de trésors sur la terre, où la mite et le ver consument, où les voleurs percent et cambriolent.  

King James Bible . [19] Lay not up for yourselves treasures upon earth, where moth and rust doth corrupt, and where thieves break through and steal:
Luther-Bibel . 19 Ihr sollt euch nicht Schätze sammeln auf Erden, wo sie die Motten und der Rost fressen und wo die Diebe einbrechen und stehlen.

Tekstuitleg van Mt 6,19 . Het vers Mt 6,19 bestaat uit 18 (2 X 3²) woorden en 96 (2² X 2³ X 3) letters . De getalswaarde van Mt 6,19 is 10657 (priemgetal) . De verzen Mt 6,19 en Mt 6,20 vormen een eenheid . De negatieve zin van Mt 6,19 (een verbod) wordt positief in Mt 6,20 (een gebod) en de ondergeschikte positieve zinnen in Mt 6,19 worden ondergeschikte negatieve zinnen in Mt 6,20 . Het contrast wordt geklemtoond door de tegenstelling επι της γης = epi tès gès (op de aarde) van Mt 6,19 en εν ουρανῳ / en ouranô(i) (in hemel)
Structuur van de zin : 7 - 5 - 6 . Het vers Mt 6,19 bestaat uit 3 zinnen , nl. uit 1 hoofdzin en 2 ondergeschikte zinnen . In de 3 zinnen komen we telkens een tweeheid voor : schatten verzamelen , mot en worm , inbreken en stelen + stelers stelen .
De verzen Mt 6,19 en Mt 6,20 horen bij elkaar . In deze verzen staan aarde en hemel tegenover elkaar , terwijl hemel en aarde meestal worden gebruikt als polen om de totaliteit uit te drukken . Goed en kwaad zijn eveneens tegengestelden maar beide drukken eveneens een totaliteit uit . Tweeheid en eenheid . Wanneer één van de twee verabsoluteerd wordt , wordt het een eenheid op zich , gaat de tweeheid verloren en kan het met de tegenpool geen totaliteit meer uitdrukken . Misschien moeten we de twee verzen hertalen : verzamelt niet alleen ... maar ook...
De inwoners van Jeruzalem zullen het geweten hebben . De schatten van de tempel en het koningshuis werden weggevoerd . De stad Jeruzalem en de tempel werden verwoest . Voor de eerste maal in 586 vóór Christus , voor de tweede maal in 70 na Christus . Verzamel dus niet alleen schatten op aarde . Investeer niet alleen in stenen en materiële goederen . Investeer in mensen en hun gemeenschappen zodat ze overleven . Overstijg de grenzen van en de drempels tussen rijk en arm , zodat je samen het overleeft . Tegenover het opeenhopen voor jezelf staat delen , solidariteit .
Voedsel en water opslaan is risicovol ; de worm kan alles bederven en vernietigen . Je bent beter al je energie niet alleen daarin te steken . Want het is zo weg . Of je geld : ze zijn er zo mee weg
De Qumrangemeenschap was een afscheuring van de priestergroep van Jeruzalem . Daar hadden de verhuizers ervaren hoe corrumperend macht en bezit is om God waarachtig te dienen .
- Tegenover schatten op aarde , worden schatten in hemel geplaatst OF aardse schatten tegenover hemelse schatten . Wat zijn hemelse schatten ? Het zijn schatten die God , de hemel , de wil van God , de thorah van God wil . Wat zegt de thora : wees solidair met de weduwe , de wezen en de vreemdeling . Moge er geen arme onder jullie zijn . Hemelse schatten zijn geen spaarboekjes in de hemel die bij aankomst voor een eeuwig hemels pensioen kunnen zorgen , waar je volop kunt eten , drinken , genieten . Hemelse schatten zou je dan verzamelen door wat gedisciplineerd en ascetisch te leven , goede werken te doen en God te loven en te eren zoals het past . Zo te zien zou dat een verstandige belegging zijn . Je kunt ervoor intekenen . Dan moet je gedoopt worden . En je moet een goed spaarder zijn .

Mt 6,19.1. μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : לֹא = lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van לֹא = lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite (van het werkw. nolle = niet willen) + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 . De ontkenning wordt verwerkt in de imperatief 2de pers. enk. noli + infin. : Mt (2) : (1) Mt 1,20 . (2) Mt 6,2 .
- Ned. : niet . D. : nicht . E. : not . Fr. : ne... pas . Grieks : ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT : ou - ouk - ouch (niet) . Hebreeuws . לֹא = lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Latijn : non .

Mt 6,19.2. act. imperatief praesens 2de pers. mv. θησαυριζετε = thèsaurizete (verzamelt schatten) van het werkw. θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) . Zie : θησαυρος = thèsauros (schat, voorraad, bewaarplaats, schatkamer) . Taalgebruik in het NT : thèsauros (schat) . Taalgebruik in de LXX : thèsauros (schat) . Bijbel (2) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . Een vorm van θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) in de LXX (15) : (1) 2 K 20,17 (LXX : εθησαυρισαν = ethèsaurisan = zij verzamelden) . (2) Ps 38,7 . (3) Spr 1,18 . (4) Spr 2,7 . (5) Spr 13,22 . (6) Spr 16,27 . (7) Am 3,10 (LXX : οἱ θησαυριζοντες = hoi thèsaurizontes = degenen die schatten verzamelen) . (8) , in het NT (8) , in de ev. (3) , in Mt (2) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 , in Lc (1) : Lc 12,21 . In de 2 verzen van Matteüs staat het werkw. met een inwendige acc. : θησαυριζω θησαυρους = thèsaurizô thèsaurous . In de LXX kan θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) de vertaling van 3 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
Een andere vorm van het werkw. θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) in de evangelies staat in Lc 12,21 : act. part. praes. nom. mann. enk. θησαυριζων = thèsaurizôn (verzamelende) . Bijbel (3) : (1) Mi 6,10 . (2) Lc 12,21 . (3) 1 Kor 16,2 . In Lc 12,21 staat het in het slotvers van de gelijkenis van de hebzuchtige boer (Lc12,13-21) .
In de LXX kan θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) de vertaling van 3 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
- Hebreeuws NBG en UBS . act. qal imperf. 2de pers. mann. mv. תַאַצְרוּ = tha´atsërû (verzamelt) van het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Niet in Tenakh . Een vorm van אָצַר = ´âtsar in Tenakh (5) : (1) 2 K 20,17 (LXX : εθησαυρισαν = ethèsaurisan = zij verzamelden) . (2) Js 23,18 (LXX : συναχθησεται = sunachthèsetai = het zal bijeengebracht worden) . (3) Js 39,6 (LXX : συνηγαγον = sunègagon = zij brachten samen) . (4) Am 3,10 (LXX : οἱ θησαυριζοντες = hoi thèsaurizontes = degenen die schatten verzamelen) . (5) Neh 13,13 (LXX : -) . Van de 5 vormen van het Hebreeuwse אָצַר = ´âtsar komen in de Griekse vertaling 2 vormen van het Griekse werkw. θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) voor : (1) 2 K 20,17 . (2) Am 3,10 .
De vorm act. qal perf. 3de pers. mann. mv. אָצְרוּ = ´âtsërû (zij verzamelden) van het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) 2 K 20,17 (LXX : εθησαυρισαν = ethèsaurisan = zij verzamelden - deze vorm slechts 1X in de LXX) . (2) Js 39,6 (συνηγαγον = sunègagon = zij brachten samen) . Het zijn 2 teksten die heel sterk op elkaar gelijken . Alle schatten die in het paleis van de koning en in de tempel werden verzameld , zullen naar Babylonië worden meegenomen .
- Zou het Griekse θησαυρος = thèsauros (th-s-r) verband houden met het Hebreeuwse ´-ts-r / t s r ?
- Latijn . act. ind. praes. 2de pers. mv. thesaurizate (verzamelt schatten) . Bijbel (1) : Mt 6,20 . In Mt 6,19 lezen we : nolite thesaurisare (wilt niet schatten verzamelen) . thesaurizare in de Bijbel (3) : (1) Mt 6,19 . (2) 2 Kor 12,14 (Grieks : thèzaurizein) . (3) 1 Tim 6,19 (Grieks : αποθησαυριζοντας = apothèsaurizontas) . Frans : amasser (opstapelen, opeenhopen) = entasser . In een Oost-Vlaams dialect betekent "optassen" het opeenstapelen van korenschoven op de "tas" < Fr. le tas : hoop, stapel . Ook accumuler des richesses .

Mt 6,19.3. persoonl. voornaamw. 2de pers. dat. mv. ὑμιν = humin (aan jullie) . Zie : Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord . In dit vers staat het persoonl. voornaamw. tussen het werkw. en de inwendige accusatief . Het gaat niet louter om schatten verzamelen , maar om schatten verzamelen 'voor zich' .

pers. vnw. 2de pers. mv.  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
dat. mv. humin  1109 553 556 103 34 90 84 32 208 5 227 311

Mt 6,19.4. acc. mann. mv. θησαυρους = thèsaurous (schatten) van het zelfst. naamw. θησαυρος = thèsauros (schat) . Taalgebruik in het NT : thèsauros (schat) . Taalgebruik in de LXX : thèsauros (schat) . Bijbel (30) . OT (27) . Pentateuch (1) : Gn 43,23 . Eerdere Profeten (3) : (1) 1 K 7,37 . (2) 1 K 14,26 . (3) 2 K 24,13 . Latere Profeten (6) : (1) Js 45,3 . (2) Jr 15,13 . (3) Jr 20,5 . (4) Jr 50,37 . (5) Ez 27,24 . (6) Ez 28,13 . 12 Kleine Profeten (3) : (1) Am 8,5 . (2) Mi 6,10 . (3) Mal 3,10 . Geschriften (12) : (1) Spr 2,4 . (2) Spr 3,14 . (3) Spr 8,21 . (4) Job 3,21 . (5) Job 39,22 . (6) Neh 10,40 . (7) Neh 13,12 . (8) 2 Kr 8,15 . (9) 2 Kr 12,9 . (10) 2 Kr 25,24 . (11) 2 Kr 32,27 . (12) 2 Kr 36,18 . Deutero-Canonisch (2) . NT (3) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 .
- Hebreeuws . vr. enk. אוֹצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (5) : (1) Joz 6,19 . (2) Joz 6,24 . (3) Hos 13,15 . (4) Spr 21,20 . (5) Da 1,2 . Een vorm van אוֹצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) in Spr (5) : (1) Spr 8,21 . (2) Spr 10,2 . (3) Spr 15,16 . (4) Spr 21,6 . (5) Spr 21,20 .
- Hebreeuws . vr. mv. אוֹצְרוֹת = ´ôtsërôth van het zelfst. naamw. אוֹצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (9) : (1) 1 K 14,26 . (2) 1 K 15,18 . (3) 2 K 24,13 . (4) Js 45,3 . (5) Jr 20,5 . (6) Spr 10,2 . (7) Spr 21,6 . (8) Neh 13,13 . (9) 1 Kr 26,20 .
- vr. mv. אֹצְרוֹת = ´otsërôth van het zelfst. naamw. אוֹצָר = ´´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (10) : (1) 1 K 14,26 . (2) Jl 1,17 . (3) Mi 6,10 . (4) Job 38,22 . (5) 1 Kr 26,22 . (6) 1 Kr 26,26 . (7) 1 Kr 27,25 . (8) 1 Kr 27,28 . (9) 2 Kr 12,9 . (10) 2 Kr 25,24 .
- Lat. thesaurus . Fr. trésor (Quant à l'r dans le français, elle est épenthétique, comme dans fronde, du lat. funda) .
Read more at http://www.dicocitations.com/definition_littre/29186/Tresor.php#ctXFUjJ5AtyIrv8H.99 . E. treasure . Ned. schat . D. Schatz . (Dray B. (2007) , p. 66 : Hebr. ´ôtsâr -> It. + Spaans tesoro) .
- Nederlands : schat . Zie website : http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/schat . M. Philippa e.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands . schat : zelfstandig naamwoord (substantief) . zn.‘waardevol bezit’
Onl. skat ‘waardevol bezit’ in de plaatsnaam Scatacer ‘Schatakker (Oost-Vlaanderen)’ [ca. 1185; Gysseling 1960]; mnl. sc(h)at ‘belasting, som geld, schat’ [1240; Bern.].
Os. skat (mnd. schat); ohd. scaz (nhd. Schatz); oe. sceatt; ofri. sket, skat; on. skattr (nzw. skatt); got. skatts; alle ‘waardevol bezit, geld, vermogen, vee, rijkdom e.d.’, < pgm. *skatta-. Oudfrans escat ‘schat’ [eind 12e eeuw; FEW] is ontleend aan het Oudnederlands. De oorspr. Germaanse betekenis is wrsch. ‘vee’. Deze is ontleend door de Slavische talen: Oudkerkslavisch skotŭ ‘vee’ (Russisch skot).
Verdere herkomst onbekend. Er bestaan geen verwante woorden in andere talen. Mogelijk is het woord ontleend aan een onbekende voor-Indo-Europese taal.
Voor een vergelijkbare betekenisuitbreiding van ‘vee’ naar ‘waardevol bezit, rijkdom’ bij andere woorden, zie → pecuniair en → vee .

  thèsauros in Mt bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. mann. enk. thèsauros 6 4 2 1 : Mt 6,21 .   1 : Lc 12,34 .                
3 gen. mann. enk. thèsaurou 4 1 3 2 : (1) Mt 12,35 (2X) . (2) Mt 13,52 .   1 : Lc 6,45 .                
4 dat. mann. enk. thèsaurô(i) 1   1 1 : Mt 13,44 .                    
5 acc. mann. enk. thèsauron   16  11  1 : Mt 19,21 . 1 : Mc 10,21 . 2 : (1) Lc 12,33 . (2) Lc 18,22 .     1 : 2 Kor 4,7 .    
10 acc. mann. mv. thèsaurous 30 27 3 3 : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 .                    
          8 verzen (9X) 1 4         13 13    

Met schatten worden de schatten van de tempel , de koninklijke schatten , maar ook de voorraadkamers van koren en olie bedoeld . Sommigen dreven handel op een onrechtvaardige wijze en verrijkten zich op de kap van de behoeftige en de arme . Dat klagen vooral de profeten aan . Schat en schatten kan ook metaforisch en figuurlijk gebruikt worden .
- Tijden zijn veranderd . Schatten worden nu verzameld door directeuren van grote bedrijven met astronomische bonussen , door beursspeculanten , door geldwolven .

Mt 6,19.2. - 4. θησαυριζετε ... ὑμιν θησαυρους = thèsaurizete ... humin thèsaurous (verzamelt voor ... jullie schatten) . Mt (2) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 .

Mt 6,19.5. επι = epi (op, bij) . Afkortingen : επ' = ep' en εφ' = ef' . Taalgebruik in het NT : epi (op, bij) . Taalgebruik in de LXX : epi (op, bij) . Een vorm van επι = epi (op) in de LXX (7297) , in het NT (878) .

epi (op, bij)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
epi 4540  3946 594  91  51  104  22  120  117 89  246  268 
ep 1320  1179  141  13  14  25  13  24  30  22  52  65 
ef  430  348  82  10  20  17  25  36  37 
Totaal   6290  5473  817  114  71  149  36  161  172  114  334  370 

Mt 6,19.7. zelfst. naamw. gen. vr. enk. γης = gès van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Mt (17) : (1) Mt 5,13 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,19 . (4) Mt 9,6 . (5) Mt 11,25 . (6) Mt 12,40 . (7) Mt 12,42 . (8) Mt 13,5 . (9) Mt 14,24 . (10) Mt 16,19 . (11) Mt 17,25 . (12) Mt 18,18 . (13) Mt 18,19 . (14) Mt 23,9 . (15) Mt 23,35 . (16) Mt 24,30 . (17) Mt 28,18 . Een vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Mt (43), in Lc (25) .

  γη = gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
2 gen. vr. enk. gès   1203  1082  121  17  11  10  15  21  42  38  43     
  totaal 2935  2702  233  40  18  25  11  32  34  73  83  94     

- Hebreeuws אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine Profeten (34) . Geschriften (118) .
- Ned. : aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde) . D. : Erde . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Italiaans : terra . Lat. : terra . Spaans : tierra . Syrisch : ´ar`o (aarde) .

Mt 6,19.6. - 7. της γης = tès gès (van de aarde) . NT (120) . Mt (17) : (1) Mt 5,13 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,19 . (4) Mt 9,6 . (5) Mt 11,25 . (6) Mt 12,40 . (7) Mt 12,42 . (8) Mt 16,19 (2X) . (9) Mt 17,25 . (10) Mt 18,18 (2X) . (11) Mt 18,19 . (12) Mt 23,9 . (13) Mt 23,35 . (14) Mt 24,30 .

Mt 6,19.5. - 7.επι της γης = epi tès gès (op de aarde) . NT (59) . Mt (8) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 9,6 . (4) Mt 16,19 (2X) . (5) Mt 18,18 (2X) . (6) Mt 18,19 . (7) Mt 23,9 . (8) Mt 23,35 .
- επι γης = epi gès (op aarde) . NT (4) . Mt (1) : Mt 28,18 .
- Hebreeuws : עַל הָאָרֶץ = `al hâ´ârèts (op de aarde) . Tenakh (88) . Gn ( 29) .

In Ex 16 lezen we dat de Israëlieten in de woestijn iedere dag behalve op sabbat 's morgens vroeg manna verzamelden volgens ieders eetlust . Op de 6de dag verzamelden ze voor twee dagen , want de sabbat was een rustdag . In Lv 25,19-22 lezen we dat het 6de jaar voldoende zal opbrengen om te leven in het 7de tot het 9de jaar . In dat 6de jaar zal men de oogst en de vruchten wel moeten bewaren in voorraadschuren . Het 7de jaar is een sabbatjaar . Na het 49ste jaar volgt nog een extra rustjaar , het jubileumjaar . Men zal dus een extra appeltje voor de dorst moeten bewaren . In Lv 25 horen we de bezorgdheid over wat er zal te eten zijn op die sabbatjaren .

Het Hebreeuwse werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) en het Hebreeuwse zelfst. naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) hebben dezelfde medeklinkers , weliswaar in een andere volgorde . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 .

Mt 6,19.8. ὁπου = hopou (waar) . Taalgebruik in het NT : hopou (waar) . Taalgebruik in de LXX : hopou (waar) . Taalgebruik in Mc : hopou (waar) . Lc (5) : (1) Lc 9,57 . (2) Lc 12,33 . (3) Lc 12,34 . (4) Lc 17,37 . (5) Lc 22,11 .

  hopou (waar) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
    90  14  76  11  13  29  29  58     

Mt 6,19.9. nom. mann. enk. σης = sès (mot) . Taalgebruik in de Bijbel : sès (mot) . Bijbel (8) . OT (5) : (1) Js 33,1 . (2) ) Js 50,9 . (3) Mi 7,4 . (4) Spr 14,30 . (5) Sir 42,13 . NT (3) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . (3) Lc 12,33 . Een vorm van σης = sès (mot) in de Bijbel (10) , in het NT (3) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . (3) Lc 12,33 . Een Hebreeuws woord dat sterk op het Griekse gelijkt is : סָס = sâs (mot, worm, houtworm) . Taalgebruik in Tenakh : sâs (mot) . Getalwaarde : samekh = 15 of 60 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 120 (2³ X 3 X 5) . Structuur : 6 - 6 . De som van de elementen is telkens 3 . Hapax ( Js 51,8) . Aramees : סָס OF סָסָא (sâs of sâsâ´) . In het vers Js 51,8 lopen עָשׁ = `âsj (mot) en סָס = sâs (mot, worm, houtworm) parallel . Tegenover de aardse vergankelijkheid staat de eeuwige gerechtigheid en redding .
- Hebreeuws . עָשׁ = `âsj (mot) . Taalgebruik in Tenakh : `âsj (mot) . De getalwaarde van `âsj (mot) : ajin = 16 of 70 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 37 OF 370 (10 X 37) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Een vorm van עָשׁ = `âsj (mot) in Tenakh (7) : (1) Js 50,9 . (2) Js 51,8 . (3) Hos 5,12 . (4) Ps 39,12 . (5) Job 4,19 . (6) Job 13,28 . (7) Job 27,18 met tekeningen van J. de Vries.
- Hebreeuws . רָקָב = râqâbh (verrotting, wormsteek, beeneter) . Zie het werkw. רָקַב = râqabh (rotten) . Taalgebruik in Tenakh : râqabh (rotten) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 2 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (1) : Hab 3,16 . וּרְקַב - ûrëqab (en een worm) < prefix verbindingswoord wë + . Tenakh (1) Spr 14,30 . Een vorm van רָקָב = râqâbh : (1) Hos 5,12 . (2) Job 13,28 . (3) Spr 12,4 . (4) Spr 14,30 . (5) Hab 3,16 .
- Latijn . tinea (mot) . Bijbel (12) : + (1) Js 14,11 . (2) Sir 42,13 . (3) Bar 6,11 . Fr. la teigne of mite . E. moth . D. Mot . In dit vers zou het om kleren en gewaden gaan . Ze zijn niet tegen de eeuwigheid bestand .
- Latijn . putredo (verrotting, vuilnis, verderf) . Bijbel (8) : 1) Hos 5,12 . (2) Jl 2,20 . (3) Hab 3,16 . (4) Spr 12,4 . (5) Spr 14,30 . (6) Job 13,28 . (7) Job 25,6 . (8) Sir 19,3 . Fr. la carie (vermolmdheid, rotheid) < L. caries . E. rottenness .

Mt 6,19.11. βρωσις = brôsis (het eten, spijs, het invreten, roest) . Taalgebruik in de Bijbel : brôsis (het eten, spijs, het invreten, roest) . Bijbel (7) : (1) Gn 25,28 . (2) Re 14,14 . (3) Jr 34,20 . (4) Mt 6,19 . (5) Mt 6,20 . (6) Joh 6,55 . (7) Rom 14,17 . Een vorm van βρωσις = brôsis in de LXX (42) , in het NT (11) . Als het houtvorm is , dan vreet het hout en houten gebinten aan ; als het roest is , dan vreet het ijzer aan . In beide gevallen kan het om gebouwen gaan .
- Fr. la rouille (de roest) . Grieks : ios (gif, zwadder, corrosie, roest) .
- Het Griekse skôlèx (worm, regenworm, houtworm, larve, made) . Een vorm van skôlèx in de LXX (19) , in het NT (1) . Lat. vermis . Fr. ver . In Dt 28,39 is er sprake van dat de worm de wijngaard opeet . De worm kan ook in drinken en voedsel verhinderen . .

Mt 6,19.12. act. ind. praes. 3de pers. enk. αφανισει = afanizei (hij verteert) van het werkw. αφανιζω= afanizô (onzichtbaar maken, doen verdwijnen, vernietigen, verteren) . Taalgebruik in de Bijbel : afanizô (onzichtbaar maken, doen verdwijnen, vernietigen, verteren) . Bijbel (2) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . Een vorm van afanizô in de LXX (92) , in het NT (5) , in Mt (3) : (1) Mt 6,16 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 , in Hnd (1) . In de LXX is αφανιζω= afanizô de vertaling van 25 verschillende Hebreeuwse werkwoorden .


Mt 6,20 - Mt 6,20 : 42. Verzamelen van schatten - Mt 6,19-21 - Lc 12,33-34 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:20 thèsaurizete de umin thèsaurous en ouranô opou oute sès oute brôsis afanizei kai opou kleptai ou diorussousin oude kleptousin  20 thesaurizate autem vobis thesauros in caelo ubi neque erugo neque tinea demolitur et ubi fures non effodiunt nec furantur    20 Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen;  [20] Maar verzamel schatten in de hemel, waar mot noch houtworm ze aantasten, en waar geen dieven inbreken om ze te stelen.  [20] Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen.   20 maar slaat voor u schatten op in schatkamers in de hemel, waar geen mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven naartoe graven en stelen;   20. Mais amassez-vous des trésors dans le ciel : là, point de mite ni de ver qui consument, point de voleurs qui perforent et cambriolent. 

King James Bible . [20] But lay up for yourselves treasures in heaven, where neither moth nor rust doth corrupt, and where thieves do not break through nor steal:
Luther-Bibel . 20 Sammelt euch aber Schätze im Himmel, wo sie weder Motten noch Rost fressen und wo die Diebe nicht einbrechen und stehlen.

Tekstuitleg van Mt 6,20 . Het vers Mt 6,20 telt 19 woorden en 106 (2 X 53) letters . De getalwaarde van Mt 6,20 is . DE getalwaarde van Mt 6,20 is 13827 (3 X 11 X 419) . Structuur van de zin : 6 - 6 - 7 .

Mt 6,20.1. act. imperatief praesens 2de pers. mv. θησαυριζετε = thèsaurizete (verzamelt schatten) van het werkw. θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) . Zie : θησαυρος = thèsauros (schat, voorraad, bewaarplaats, schatkamer) . Taalgebruik in het NT : thèsauros (schat) . Taalgebruik in de LXX : thèsauros (schat) . Bijbel (2) : (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . Een vorm van θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) in de LXX (15) : (1) 2 K 20,17 (LXX : ethèsaurisan = zij verzamelden) . (2) Ps 38,7 . (3) Spr 1,18 . (4) Spr 2,7 . (5) Spr 13,22 . (6) Spr 16,27 . (7) Am 3,10 (LXX : hoi thèsaurizontes = degenen die schatten verzamelen) . (8) , in het NT (8) , in de ev. (3) , in Mt (2) , in Lc (1) : Lc 12,21 . In de 2 verzen van Matteüs staat het werkw. met een inwendige acc. : θησαυριζω θησαυρους = thèsaurizô thèsaurous .
Een andere vorm van het werkw. θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) in de evangelies staat in Lc 12,21 : act. part. praes. nom. mann. enk. θησαυριζων = thèsaurizôn (verzamelende) . Bijbel (3) : (1) Mi 6,10 . (2) Lc 12,21 . (3) 1 Kor 16,2 . In Lc 12,21 staat het in het slotvers van de gelijkenis van de hebzuchtige boer (Lc12,13-21) .
In de LXX kan θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) de vertaling van 3 Hebreeuwse werkwoorden zijn .
- Hebreeuws NBG en UBS . act. qal imperf. 2de pers. mann. mv. תַאַצְרוּ = tha´atsërû (verzamelt) van het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Niet in Tenakh . Een vorm van אָצַר = ´âtsar in Tenakh (5) : (1) 2 K 20,17 (LXX : ethèsaurisan = zij verzamelden) . (2) Js 23,18 (LXX : sunachthèsetai = het zal bijeengebracht worden) . (3) Js 39,6 (LXX : sunègagon = zij brachten samen) . (4) Am 3,10 (LXX : hoi thèsaurizontes = degenen die schatten verzamelen) . (5) Neh 13,13 (LXX : -) . Van de 5 vormen van het Hebreeuwse אָצַר = ´âtsar komen in de Griekse vertaling 2 vormen van het Griekse werkw. θησαυριζω = thèsaurizô (schatten verzamelen) voor : (1) 2 K 20,17 . (2) Am 3,10 .
De vorm act. qal perf. 3de pers. mann. mv. אָצְרוּ = ´âtsërû (zij verzamelden) van het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) 2 K 20,17 (LXX : ethèsaurisan = zij verzamelden - deze vorm slechts 1X in de LXX) . (2) Js 39,6 (sunègagon = zij brachten samen) . Het zijn 2 teksten die heel sterk op elkaar gelijken . Alle schatten die in het paleis van de koning en in de tempel werden verzameld , zullen naar Babylonië worden meegenomen .
- Zou het Griekse θησαυρος = thèsauros (th-s-r) verband houden met het Hebreeuwse ´-ts-r / t s r ?
- Latijn . act. ind. praes. 2de pers. mv. thesaurizate (verzamelt schatten) . Bijbel (1) : Mt 6,20 . In Mt 6,19 lezen we : nolite thesaurisare (wilt niet schatten verzamelen) . thesaurizare in de Bijbel (3) : (1) Mt 6,19 . (2) 2 Kor 12,14 (Grieks : thèzaurizein) . (3) 1 Tim 6,19 (Grieks : apothèsaurizontas) . Frans : amasser (opstapelen, opeenhopen) = entasser . In een Oost-Vlaams dialect betekent "optassen" het opeenstapelen van korenschoven op de "tas" < Fr. le tas : hoop, stapel . Ook accumuler des richesses .

Mt 6,20.4. zelfst. naamw. acc. mann. mv. θησαυρους = thèsaurous (schatten) van het zelfst. naamw. θησαυρος = thèsauros (schat) . Taalgebruik in het NT : thèsauros (schat) . Taalgebruik in de LXX : thèsauros (schat) . Bijbel (30) . OT (27) . Pentateuch (1) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (12) Geschriften (12) : (1) Spr 2,4 . (2) Spr 3,14 . (3) Spr 8,21 . (4) Job 3,21 . (5) Job 39,22 . (6) Neh 10,40 . (7) Neh 13,12 . (8) 2 Kr 8,15 . (9) 2 Kr 12,9 . (10) 2 Kr 25,24 . (11) 2 Kr 32,27 . (12) 2 Kr 36,18 . Deutero-Canonisch (2) . NT (3) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . NT (3) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . Een vorm van θησαυρος = thèsauros (schat) in de LXX (93) , in het NT (17) , in Mt (9) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . (4) Mt 6,21 . (5) Mt 12,35 (2X) . (6) Mt 13,44 . (7) Mt 13,52 . (8) Mt 19,21 . Lc (4) : (1) Lc 6,45 . (2) Lc 12,33 . (3) Lc 12,34 . (4) Lc 18,22 . Het Griekse θησαυρος = thèsauros in de LXX is de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse woorden .

  thèsauros in Mt bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. mann. enk. thèsauros 6 4 2 1 : Mt 6,21 .   1 : Lc 12,34 .                
3 gen. mann. enk. thèsaurou 4 1 3 2 : (1) Mt 12,35 (2X) . (2) Mt 13,52 .   1 : Lc 6,45 .                
4 dat. mann. enk. thèsaurô(i) 1   1 1 : Mt 13,44 .                    
5 acc. mann. enk. thèsauron   16  11  1 : Mt 19,21 . 1 : Mc 10,21 . 2 : (1) Lc 12,33 . (2) Lc 18,22 .     1 : 2 Kor 4,7 .    
10 acc. mann. mv. thèsaurous 30 27 3 3 : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 .                    
          8 verzen (9X)                    

- Hebreeuws NBG en USB . zelfst. naamw. vr. mv. אוֹצָרוֹת = ´ôtsârôth van het zelfst. naamw. אוצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw.אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (9) : (1) 1 K 14,26 . (2) 1 K 15,18 . (3) 2 K 24,13 . (4) Js 45,3 . (5) Jr 20,5 . (6) Spr 10,2 . (7) Spr 21,6 . (8) Neh 13,13 . (9) 1 Kr 26,20 .
- Latijn . zelfst. naamw. acc. mann. mv. thesauros (schatten) van het zelfst. naamw. thesaurus . Bijbel (28) . OT (26) . NT (2) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . Fr. trésor . E. treasure . Ned. schat . D. Schatz . (Dray B. (2007) , p. 66 : Hebr. ´ôtsâr -> It. + Spaans tesoro) .
Met schatten worden de schatten van de tempel , de koninklijke schatten , maar ook de voorraadkamers van koren en olie bedoeld . Sommigen dreven handel op een onrechtvaardige wijze en verrijkten zich op de kap van de behoeftige en de arme . Dat klagen vooral de profeten aan . Schat en schatten kan ook metaforisch en figuurlijk gebruikt worden .

Mt 6,20.6. dat. mann. enk. ουρανῳ = ouranô(i) van het zelfst. naamw. ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Taalgebruik in de Septuaginta : ouranos (hemel) . Mt (8) : (1) Mt 5,34 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,20 . (4) Mt 18,18 (2X) . (5) Mt 22,30 . (6) Mt 23,22 . (7) Mt 24,30 . (8) Mt 28,18 . Een variante lezing in Mt 19,21 . Een vorm van ουρανος = ouranos (hemel) in de LXX (682) , in het NT (272) , in Mt (82) .
- sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 390 (2 X 3 X 5 X 13 = 15 X 26) . Structuur : 3 - 4 - 1 - 4 . Tenakh (92) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (49) .
- Lat. coelum . Fr. ciel . Ned. hemel . D. Himmel . E. heaven . Arabisch : samâ´ (hemel) . Taalgebruik in de Koran : samâ´ (hemel) .

Mt 6,20.5. - 6. en ouranô(i) (in hemel) . NT (11) . Mt (5) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 6,20 . (3) Mt 19,21 . (4) Mt 22,30 . (5) Mt 28,18 .
- en tô(i) ouranô(i) (in de hemel) . NT (28) . Mt (4) : (1) Mt 5,34 . (2) Mt 18,18 (2X) . (3) Mt 23,22 . (4) Mt 24,30 .
- en tois ouranois (in de hemel) . NT (24) . Mt (9) : (1) Mt 5,12 // Lc 6,23 . (2) Mt 5,16 . (3) Mt 5,48 . (4) Mt 6,1 . (5) Mt 6,9 . (6) Mt 7,11 . (7) Mt 16,17 . (8) Mt 16,19 (2X) . (9) Mt 23,9 .
- Hebreeuws : basjsjâmajim (in de hemelen) < voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. mann. mv. . Tenakh (48) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (24) .

Mt 6,20.4. - 6. Mt 6,20 : thèsaurous en ouranô(i) (schatten in hemel) . Mt 19,21 : thèsauron en ouranô(i) (een schat in hemel) . De ene tekst staat in de bergrede , de andere tekst is een oproep tot de rijke jongeling . Wat is dat "een schat in de hemel" . Het komt als een contradictie voor . Door alles te verkopen en weg te geven (en zelf niets meer te bezitten) , bezit je een schat in de hemel . Door niets meer te bezitten , ben je - volgens Mt 19,21 - volmaakt . Het niets meer bezitten lijkt een voorwaarde om het koninkrijk van God binnen te gaan . Maar wat betekent dat ?

Mt 6,21 - Mt 6,21 // Lc 12,34 : 42. Verzamelen van schatten - Mt 6,19-21 - Lc 12,33-34 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:21 opou gar estin o thèsauros sou ekei estai | [kai] | kai | è kardia sou   21 ubi enim est thesaurus tuus ibi est et cor tuum    21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.   [21] Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.   [21] Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.   21 want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn!  21. Car où est ton trésor, là sera aussi ton cœur.  

King James Bible . [21] For where your treasure is, there will your heart be also.
Luther-Bibel . 21 Denn wo dein Schatz ist, da ist auch dein Herz.

Tekstuitleg van Mt 6,21 . Het vers Mt 6,21 telt 12 (2² X 3) woorden en 46 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Mt 6,21 is ? Het vers Mt 6,21 is gesteld in de 2de pers. enk. , het vers Lc 12,34 in de 2de pers. mv. . Het vers bestaat uit 2 zinnen ; een hoofdzin en een betrekkelijke zin . Bij Matteüs staat het werkwoord van de hoofdzin op de 2de plaats in de zin , bij Lucas op de laatste plaats en zo op het einde van het vers . Structuur van de zin : 6 - 6 . Na woorden over aalmoezen , bidden en vasten komt in Mt 6,19 - Mt 6,20 - Mt 6,21 een woord over schatten verzamelen . Het vers Mt 6,21 besluit het woord over het verzamelen van schatten ; waar je schat is , daar is je hart . Het vers Mt 6,21 geeft een antwoord op de vraag : waarmee ben je bezig ; waar ligt je hart ? Je bent bezig met je schat ; een aardse of een hemelse . Je bent met jezelf bezig of je bent gericht op de ander .

Mt 6,21.5. nom. mann. enk. θησαυρος = thèsauros (schat) . Taalgebruik in het NT : thèsauros (schat) . Taalgebruik in de LXX : thèsauros (schat) . Bijbel (6) : (1) Spr 21,20 . (2) W 7,14 . (3) Sir 20,30 . (4) Sir 41,14 . (5) Mt 6,21 . (6) Lc 12,34 . Een vorm van θησαυρος = thèsauros (schat) in de LXX (93) , in het NT (17) , in Mt (9) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . (4) Mt 6,21 . (5) Mt 12,35 (2X) . (6) Mt 13,44 . (7) Mt 13,52 . (8) Mt 19,21 . Het Griekse θησαυρος = thèsauros in de LXX is de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse woorden .
- Hebreeuws . vr. enk. אוֹצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (5) : (1) Joz 6,19 . (2) Joz 6,24 . (3) Hos 13,15 . (4) Spr 21,20 . (5) Da 1,2 . Een vorm van אוֹצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) in Spr (5) : (1) Spr 8,21 . (2) Spr 10,2 . (3) Spr 15,16 . (4) Spr 21,6 . (5) Spr 21,20 .
- Lat. thesaurus . Fr. trésor (Quant à l'r dans le français, elle est épenthétique, comme dans fronde, du lat. funda) .
Read more at http://www.dicocitations.com/definition_littre/29186/Tresor.php#ctXFUjJ5AtyIrv8H.99 . E. treasure . Ned. schat . D. Schatz . (Dray B. (2007) , p. 66 : Hebr. ´ôtsâr -> It. + Spaans tesoro) .
- Nederlands : schat . Zie website : http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/schat . M. Philippa e.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands . schat zelfstandig naamwoord (substantief) . zn.‘waardevol bezit’
Onl. skat ‘waardevol bezit’ in de plaatsnaam Scatacer ‘Schatakker (Oost-Vlaanderen)’ [ca. 1185; Gysseling 1960]; mnl. sc(h)at ‘belasting, som geld, schat’ [1240; Bern.].
Os. skat (mnd. schat); ohd. scaz (nhd. Schatz); oe. sceatt; ofri. sket, skat; on. skattr (nzw. skatt); got. skatts; alle ‘waardevol bezit, geld, vermogen, vee, rijkdom e.d.’, < pgm. *skatta-. Oudfrans escat ‘schat’ [eind 12e eeuw; FEW] is ontleend aan het Oudnederlands. De oorspr. Germaanse betekenis is wrsch. ‘vee’. Deze is ontleend door de Slavische talen: Oudkerkslavisch skotŭ ‘vee’ (Russisch skot).
Verdere herkomst onbekend. Er bestaan geen verwante woorden in andere talen. Mogelijk is het woord ontleend aan een onbekende voor-Indo-Europese taal.
Voor een vergelijkbare betekenisuitbreiding van ‘vee’ naar ‘waardevol bezit, rijkdom’ bij andere woorden, zie → pecuniair en → vee.

  thèsauros in Mt bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. mann. enk. thèsauros 6 4 2 1 : Mt 6,21 .   1 : Lc 12,34 .                
3 gen. mann. enk. thèsaurou 4 1 3 2 : (1) Mt 12,35 (2X) . (2) Mt 13,52 .   1 : Lc 6,45 .                
4 dat. mann. enk. thèsaurô(i) 1   1 1 : Mt 13,44 .                    
5 acc. mann. enk. thèsauron   16  11  1 : Mt 19,21 . 1 : Mc 10,21 . 2 : (1) Lc 12,33 . (2) Lc 18,22 .     1 : 2 Kor 4,7 .    
10 acc. mann. mv. thèsaurous 30 27 3 3 : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 .                    
          8 verzen (9X) 1 4         13 13    

43. Het heldere en het boze oog : Mt 6,22-23 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,22-23 -- Lc 11,34-36 - Mt 6,22 - Mt 6,23 -

Mt 6,22 - Mt 6,22 : 43. Het heldere en het boze oog - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,22-23 -- Lc 11,34-36 - Mt 6,22 - Mt 6,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:22 o luchnos tou sômatos estin o ofthalmos ean oun è o ofthalmos sou aplous olon to sôma sou fôteinon estai  22 lucerna corporis est oculus si fuerit oculus tuus simplex totum corpus tuum lucidum erit    22 De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;   [22] De lamp van het lichaam is het oog. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn.   [22] Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn.   22 De lamp van het lichaam is het oog; als dus je oog onvertroebeld is; zal heel je lichaam verlicht zijn;  22. « La lampe du corps, c'est l'œil. Si donc ton œil est sain, ton corps tout entier sera lumineux. 

King James Bible . [22] The light of the body is the eye: if therefore thine eye be single, thy whole body shall be full of light.
Luther-Bibel . 22 Das Auge ist das Licht des Leibes. Wenn dein Auge lauter ist, so wird dein ganzer Leib licht sein.

Tekstuitleg van Mt 6,22 . Het vers Mt 6,22 telt 20 (2² X 5) woorden en 83 (priemgetal) . De getalwaarde van Mt 6,22 is 12993 (3 X 61 X 71) .

14. bijvoegl. naamw. nom. mann. enk. ἁπλους = haplous (eenvoudig, ongevouwen) . Taalgebruik in de Bijbel : haplous (eenvoudig, ongevouwen) . Een vorm van ἁπλους = haplous in de LXX (1) : Spr 11,25 , in het NT (2) : (1) Mt 6,22 . (2) Lc 11,34 .

Mt 6,22.19. acc. mann. + onz. enk. bijvoegl. naamw. fôteinon van het bijvoegl. naamw. fôteinos (verlichtend, lichtend, verlicht) . Zie : fôs (licht) . Taalgebruik in het NT : fôs (licht) . Taalgebruik in de LXX : fôs (licht) . Bijbel (3) : (1) Mt 6,22 . (2) Lc 11,34 . (3) Lc 11,36 (2X) . Een vorm van fôteinos in de LXX (2) : (1) Sir 17,31 . (2) Sir 23,19 . In het NT (4) : (1) Mt 6,22 . (2) Mt 17,5 . (3) Lc 11,34 . (4) Lc 11,36 (2X) . Een vorm van fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (146) , het NT (63) , in Mt (6) : (1) Mt 4,16 . (2) Mt 5,14 . (3) Mt 5,16 . (4) Mt 6,23 . (5) Mt 10,27 . (6) Mt 17,2 .
- Nergens in de LXX komt een vorm van fôteinos voor als vertaling van een Hebreeuws woord . Zelfstandig naamw. ´ôr (licht) . Taalgebruik in Tenakh : ´ôr (licht) . Getalwaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 27 (3³) OF 207 (3³ X 23) . Structuur : 1 - 6 - 2 . Tenakh (55) . Pentateuch (3) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (30) .
- Lat. lux / lumen . Fr. lumière . E. light . D. Licht . Arabisch : nûr (licht) . Taalgebruik in de Koran : nûr (licht) .

Mt 6,23 - Mt 6,23 : 43. Het heldere en het boze oog - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,22-23 -- Lc 11,34-36 - Mt 6,22 - Mt 6,23 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:23 ean de o ofthalmos sou ponèros è olon to sôma sou skoteinon estai ei oun to fôs to en soi skotos estin to skotos poson  23 si autem oculus tuus nequam fuerit totum corpus tuum tenebrosum erit si ergo lumen quod in te est tenebrae sunt tenebrae quantae erunt    23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!  [23] Maar als je oog slecht is, zal heel je lichaam duister zijn. Als nu binnenin je het licht duisternis is, hoe erg zal dan de duisternis zijn!  [23] Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die duisternis!   23 maar als je oog boos is, zal heel je lichaam duister zijn; als dus het licht in jou al duisternis is, hoe erg zal dan het duister zijn!   23. Mais si ton œil est malade, ton corps tout entier sera ténébreux. Si donc la lumière qui est en toi est ténèbres, quelles ténèbres ! 

King James Bible . [23] But if thine eye be evil, thy whole body shall be full of darkness. If therefore the light that is in thee be darkness, how great is that darkness!
Luther-Bibel . 23 Wenn aber dein Auge böse ist, so wird dein ganzer Leib finster sein. Wenn nun das Licht, das in dir ist, Finsternis ist, wie groß wird dann die Finsternis sein!

Tekstuitleg van Mt 6,23 . Het vers Mt 6,23 telt 25 (5²) woorden en 93 (3 X 31) letters . De getalwaarde van Mt 6,23 is 12098 (2 X 23 X 263) .
- Het goede en het boze oog . Het goede oog : Spr 22,9 . Het boze oog : (1) Spr 23,6 . (2) Spr 28,22 .
-- http://www.faq-online.nl/index.php?file=article&art_id=316 .
-- http://www.geheimenindebijbel.nl/raderenvanvuur/hoofdstuk3/h3pag04.html .
- Dt 15 vertelt over het kwijtscheldingsjaar . Hierin wordt aangespoord om aan de arme met een ruim hart en gulle hand te geven . Heel eventjes wordt erop gewezen om zich te hoeden om zich met een boos oog tot zijn broeder te richten . In Spr 22,9 lezen we over het goede oog : "Een goedhartig mens wordt gezegend , hij deelt zijn voedsel met de armen ." en in Spr 28,22 over het boze oog : "Een hebzuchtig mens jaagt rijkdom na ." Een goed oog heeft met delen te maken , een boos oog met oppotten en uitbuiten van anderen . Hiermee sluit het goede en het slechte oog aan bij het verzamelen van schatten en verdiept ook de betekenis ervan . Een boos oog behekst , oefent een kwade macht uit over de ander , loert op een prooi .

12. acc. mann. + onz. enk. skoteinon (duister) van het bijvoegl; naamw. skoteinos (duister) . Zie : skotos (duisternis) . Taalgebruik in het NT : skotos (duisternis) . Taalgebruik in de Septuaginta : skotos (duisternis) . Bijbel (6) : (1) 2 K 5,24 . (2) Ps 18,12 . (3) Pr 1,6 . (4) Mt 6,23 . (5) Lc 11,34 . (6) Lc 11,36 . Een vorm van skoteinos in de LXX (15) , in het NT (3) .
-

44. Geen twee heren dienen : Mt 6,24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,24 -- Lc 16,13 -

Mt 6,24 - Mt 6,24 : 44. Geen twee heren dienen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,24 -- Lc 16,13 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:24 oudeis dunatai dusin kuriois douleuein è gar ton ena misèsei kai ton eteron agapèsei è enos anthexetai kai tou eterou katafronèsei ou dunasthe theô douleuein kai mamôna  24 nemo potest duobus dominis servire aut enim unum odio habebit et alterum diliget aut unum sustinebit et alterum contemnet non potestis Deo servire et mamonae    24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.  [24] Niemand kan twee heren dienen. Want hij zal de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt God en de geldduivel* niet tegelijk dienen.  [24] Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.   24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of aan de ene zich hechten en de andere verachten, ge kunt niet God dienen én de mammon!  24. « Nul ne peut servir deux maîtres : ou il haïra l'un et aimera l'autre, ou il s'attachera à l'un et méprisera l'autre. Vous ne pouvez servir Dieu et l'Argent.  

King James Bible . [24] No man can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon.
Luther-Bibel . 24 Niemand kann zwei Herren dienen: Entweder er wird den einen hassen und den andern lieben, oder er wird an dem einen hängen und den andern verachten. Ihr könnt nicht Gott dienen und dem Mammon.

Tekstuitleg van Mt 6,24 . Het vers Mt 6,24 telt 27 (3³) woorden en 141 (3 X 47) . De getalwaarde van Mt 6,24 is 13873 (priemgetal) . Het vers Mt 6,24 telt 6 zinnen ; de eerste en de laatste zin vormen een inclusio ; de middelste vier zijn 2 à 2 in een tweevoud opgebouwd .
Op het einde van het boek Jozua wordt in Sichem het verbond van God met het volk Israël hernieuwd . Dat wordt weergegeven in Joz 24,14-24 . In de 11 verzen komt in 9 verzen en 15X een vorm van dienen (`âbhad) voor . Het volk van Israël wordt voor de keuze gesteld om JHWH of andere goden te dienen . Ook in Mt 6,24 is er sprake van kiezen . Dit vers is een korte midrasj van Joz 24,14-24 .

Mt 6,24.1. nom. mann. enk. oudeis (niemand) < niet iemand . Taalgebruik in het NT : oudeis (niemand) . Taalgebruik in de LXX : oudeis (niemand) . Bijbel (136) . OT (41) . Nt (95) . Mt (6) : (1) Mt 6,24 . (2) Mt 9,16 . (3) Mt 11,27 . (4) Mt 20,7 . (5) Mt 22,46 . (6) Mt 24,36 .
- Hebreeuws . NBG-vertaling : lo´ ... ´îsj (niet iemand) . UBS-vertaling : ´e(j)n ´îsj (er is niet iemand) .
-- lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) .
-- ´îsj (man, ieder) . Taalgebruik in Tenakh : ´îsj (man) . Getalwaarde : aleph = 1, jod = 10, sjin = 21 of 300 ; totaal : 32 (2² X 2³) of 311 (priemgetal) . Structuur : 1 - 1 - 3 . Tenakh (1023) . Pentateuch (251) . Eerdere Profeten (402) . Latere Profeten (135) . 12 Kleine Profeten (37) . Geschriften (198) .
-- ´ajin (er is niet) . Stat. constr. ´e(j)n . Taalgebruik in Tenakh : ´ajin (er is niet) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²) OF 61 (priemgetal) . Structuur : 1 - 1 - 5 . Tenakh (362) . Pentateuch (74) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (63) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (123) .
-- ´e(j)n ´îsj (er is niet iemand) . Tenakh (6) : (1) Gn 31,50 . (2) Ex 2,12 . (3) Js 59,16 . (4) Js 63,3 . (5) Jr 8,6 . (6) Jr 12,11 .
- Latijn . nom. mann. enk. nemo (niemand) . Bijbel (157) . OT (56) . NT (101) . Mt (7) : (1) Mt 6,24 . (2) Mt 8,28 . (3) Mt 9,16 . (4) Mt 11,27 . (5) Mt 20,7 . (6) Mt 22,46 . (7) Mt 24,36 . N. niemand . E. no man . D. niemand . Fr. nul ne... pas .

Mt 6,24.2. ind. praes. 3de pers. enk. dunatai (hij kan) van het (hulp-) werkw. dunamai (kunnen) . Taalgebruik in het NT : dunamai (kunnen) . Taalgebruik in de LXX : dunamai (kunnen) . Een vorm van dunamai (kunnen) in de LXX (332) , in het NT (209) , in Mt (27) , in Lc (26) . Mt (9) : (1) Mt 3,9 . (2) Mt 5,14 . (3) Mt 6,24 . (4) Mt 6,27 . (5) Mt 7,18 . (6) Mt 12,29 . (7) Mt 19,25 . (8) Mt 26,42 . (9) Mt 27,42 .
- Hebreeuws . UBS-vertaling jâkhôl : act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. OF act. inf. absol. van het werkw. jâkhal (vermogen, kunnen) . Taalgebruik in Tenakh : jâkhal (vermogen, kunnen) . Getalwaarde : jod = 10 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 60 (2² X 3 X 5) . Structuur : 1 - 2 - 3 . Tenakh (4) : (1) Nu 13,30 . (2) 1 S 4,15 . (3) 2 Kr 7,7 . (4) 2 Kr 32,14 . NBG-vertaling : jûkhal (hij kan) : pass. hofal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (38) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (11) .
- Latijn . act. ind. praes. 3de pers. enk. potest (hij kan) van het werkw. posse (kunnen) . Bijbel (167) . OT (97) . NT (70) . Mt (9) : (1) Mt 3,9 . (2) Mt 5,14 . (3) Mt 6,24 . (4) Mt 6,27 . (5) Mt 7,18 . (6) Mt 10,28 . (7) Mt 12,29 . (8) Mt 19,12 . (9) Mt 24,24 . (10) Mt 26,42 . (11) Mt 27,42 . Fr. ik peut van het werkw. pouvoir . N. hij kan van het werkw. kunnen . D. Er kann van het werkw. können . E. to can .

4. dat. mann. mv. kuriois (heren) van het zelfst. naamw. kurios (heer) . Taalgebruik in het N.T. : kurios (heer) . Taalgebruik in de Septuaginta : kurios (heer) . Bijbel (9) : (1) Am 4,1 . (2) Tob 2,12 . (3) Tob 2,13 . (4) Tob 2,14 . (5) Mt 6,24 . (6) Lc 16,13 . (7) Hnd 16,16 . (8) Ef 6,5 . (9) Kol 3,22 . Een vorm van kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Hebreeuws . NBG-vertaling : nom. mann. mv. ´ädonîm (herenb) van het zelfst. naamw. ´ädon / ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Taalgebruik in Tenakh : ´ädonâj / ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Getalwaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 29 OF 65 (5 X 13 of (2 X 26) + 13 . Structuur : 1 - 4 - 5 - 1 . Zonder jod : 19 of 55 (5 X 11) .

5. act. inf. praes. douleuein van het werkw. douleuô (dienen, slaaf zijn) . Taalgebruik in de Bijbel : douleuô (dienen, slaaf zijn) . Bijbel (23) : (1) Ex 14,5 . (2) Ex 14,12 . (3) 1 S 2,24 . (4) Js 56,6 . (5) Jr 11,10 . (6) Jr 13,10 . (7) Jr 25,6 . (8) Jr 27,6 . (9) Jr 34,9 . (10) Jr 35,15 . (11) Sef 3,9 . (12) Ps 102,23 . (13) 2 Kr 33,16 . (14) 2 Kr 34,33 . (15) Jdt 11,1 . (16) 1 Mak 6,23 . (17) Sir 2,1 . (18) Mt 6,24 . (19) Lc 16,13 . (20) Rom 6,6 . (21) Rom 7,6 . (22) Gal 4,9 . (23) 1 Tes 1,9 .
- la`äbhod (om te werken, om te dienen) < prefix voorzetsel lë + act. inf. praes. OF prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. mann. enk. ´èbhèd (dienaar) . Tenakh (37) . Pentateuch (17) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (9) . - ûla`äbhod (en om te dienen) . Tenakh (2) : (1) Dt 10,12 . (2) Js 28,21 .
-- la`äbhod ´èth JHWH (om JHWH te dienen) . Tenakh (4) : (1) Ex 10,26 . (2) Joz 24,15 . (3) Joz 24,19 . (4) Ps 102,23 . - wëla`äbhod ´èth JHWH (en om JHWH te dienen) . Tenakh (1) : Dt 10,12 .
- Latijn . act. inf. praes. servire (dienen) . Bijbel (23) : (1) Ex 14,5 . (2) Nu 8,25 . (3) Joz 24,15 . (4) Joz 24,19 . (5) 1 K 9,22 . (6) 2 K 25,24 . (7) Js 43,23 . (8) Js 43,24 . (9) Jr 17,4 . (10) Jr 27,13 . (11) Jr 40,9 . (12) Ez 29,18 . (13) Job 39,9 . (14) 2 Kr 34,33 . (15) Jdt 11,1 . (16) 1 Mak 6,23 . (17) Sir 8,8 . (18) Mt 6,24 . (19) Lc 16,13 . (20) Hnd 7,42 . (21) Rom 6,19 . (22) Gal 4,9 . (23) 1 Tes 1,9 .

24. dat. mann. enk. theô(i) van het zelfst. naamw. theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Mt (3) : (1) Mt 6,24 . (2) Mt 19,26 . (3) Mt 22,21 . Een vorm van theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) , in Mt (51) .


45. Aardse zorgen : Mt 6,25-34 - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -

Mt 6,25 - Mt 6,25 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:25 dia touto legô umin mè merimnate tè yuchè umôn ti fagète [è ti piète*] mède tô sômati umôn ti endusèsthe ouchi è yuchè pleion estin tès trofès kai to sôma tou endumatos 25 ideo dico vobis ne solliciti sitis animae vestrae quid manducetis neque corpori vestro quid induamini nonne anima plus est quam esca et corpus plus est quam vestimentum     25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding?   [25] Daarom zeg Ik jullie: maak je niet bezorgd over wat je zult eten of drinken om in leven te blijven, en ook niet over de kleding voor je lichaam. Is het leven niet meer dan het eten, en het lichaam niet meer dan de kleding?  [25] Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding?  25 ¶ Daarom zeg ik u: weest niet bezorgd voor uw ziel over wat ge moet eten en niet voor uw lichaam over wat ge moet aantrekken; is de ziel niet méér dan het voedsel en het lichaam dan de kledij?  25. « Voilà pourquoi je vous dis : Ne vous inquiétez pas pour votre vie de ce que vous mangerez, ni pour votre corps de quoi vous le vêtirez. La vie n'est-elle pas plus que la nourriture, et le corps plus que le vêtement ? 

King James Bible . [25] Therefore I say unto you, Take no thought for your life, what ye shall eat, or what ye shall drink; nor yet for your body, what ye shall put on. Is not the life more than meat, and the body than raiment?
Luther-Bibel . 25 Darum sage ich euch: Sorgt nicht um euer Leben, was ihr essen und trinken werdet; auch nicht um euren Leib, was ihr anziehen werdet. Ist nicht das Leben mehr als die Nahrung und der Leib mehr als die Kleidung?

Tekstuitleg van Mt 6,25 . Het vers Mt 6,25 telt 32 (2² X 2³) woorden en 134 (2 X 67) . De getalwaarde van 21812 (2² X 7 X 19 X 41) .

dia touto (daar-om) . Het komt bij Matteüs voor in (1) Mt 6,25 , (2) Mt 12,27 , (3) Mt 12,31 , (4) Mt 13,13 , (5) Mt 13,52 , (6) Mt 14,2 (7) Mt 18,23 , (8) Mt 21,43 , (9) Mt 23,34 , (10) Mt 24,44 ,

6. act. imperat. praes. 2de pers. mv. μεριμνατε = merimnate (weest bezorgd) van het werkw. μεριμναω = merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Taalgebruik in de Bijbel : merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Bijbel (5) : (1) Mt 6,25 // Lc 12,22 . (2) Mt 6,28 // Lc 12,26 . (3) Lc 12,22 // Mt 6,25 . (4) Lc 12,26 // Mt 6,28 . (5) Fil 4,6 . Een vorm van μεριμναω = merimnaô in de LXX (9) , in het NT (19) . Een vorm van μεριμναω = merimnaô in Mt (6) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,27 . (3) Mt 6,28 . (4) Mt 6,31 . (5) Mt 6,34 . (6) Mt 10,19 . Een vorm van μεριμναω = merimnaô in Lc (5) : (1) Lc 10,41 . (2) Lc 12,11 . (3) Lc 12,22 . (4) Lc 12,25 . (5) Lc 12,26 . Slechts in 4 boeken van het NT komt een vorm van μεριμναω = merimnaô voor .
- act. qal imperf. 2de pers. mv. thidëägû (jullie zullen bekommerd zijn) van het werkw. dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Taalgebruik in Tenakh : dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Getalwaarde : daleth = 4 , aleph = 1 , ghimel = 3 ; totaal : 8 (2³) . Niet in Tenakh . In Fil 4,6 wordt het zelfst. naamw. vr. enk. dë´âgâh (zorg, kommer, angst, vrees) gebruikt . Tenakh (2) : (1) Jr 49,23 . (2) Spr 12,25 .
- mann. mv. solliciti van het bijvoegl. naamw. (soms zelfstandig gebruikt) sollicitus (hevig bewogen, verontrust, onrustig, bezorgd) . Bijbel (11) : (1) Joz 23,6 . (2) Jr 42,16 . (3) Bar 3,18 . (4) Mt 6,25 . (5) Mt 6,28 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Lc 12,22 . (9) Lc 12,26 . (10) Ef 4,3 . (11) Fil 4,6 .

Mt 6,26 - Mt 6,26 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:26 embleyate eis ta peteina tou ouranou oti ou speirousin oude therizousin oude sunagousin eis apothèkas kai o patèr umôn o ouranios trefei auta ouch umeis mallon diaferete autôn  26 respicite volatilia caeli quoniam non serunt neque metunt neque congregant in horrea et Pater vester caelestis pascit illa nonne vos magis pluris estis illis    26 Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?  [26] Kijk naar de vogels van de hemel: ze zaaien niet en maaien niet en oogsten niet, je hemelse Vader voedt ze. Zijn jullie niet meer waard dan vogels?   [26] Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij?   26 kijkt naar de vogels van de hemel, want zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en uw hemelse Vader voedt ze: verschilt ge niet heel wat van hen?   26. Regardez les oiseaux du ciel : ils ne sèment ni ne moissonnent ni ne recueillent en des greniers, et votre Père céleste les nourrit ! Ne valez-vous pas plus qu'eux ?  

King James Bible . [26] Behold the fowls of the air: for they sow not, neither do they reap, nor gather into barns; yet your heavenly Father feedeth them. Are ye not much better than they?
Luther-Bibel . 26 Seht die Vögel unter dem Himmel an: sie säen nicht, sie ernten nicht, sie sammeln nicht in die Scheunen; und euer himmlischer Vater ernährt sie doch. Seid ihr denn nicht viel mehr als sie?

Tekstuitleg van Mt 6,26 // Lc 12,24 . Het vers Mt 6,26 telt 28 (2² X 7) woorden en 145 (5 X 29) letters . De getalwaarde van Mt 6,26 is 18598 (2 X 17 X 547) .

Mt 6,27 - Mt 6,27 // : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:27 tis de ex umôn merimnôn dunatai prostheinai epi tèn èlikian autou pèchun ena  27 quis autem vestrum cogitans potest adicere ad staturam suam cubitum unum     27 Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen?   [27] Wie van jullie kan met al zijn zorgen een el toevoegen aan zijn leven?   [27] Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen?   27 wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?   27. Qui d'entre vous d'ailleurs peut, en s'en inquiétant, ajouter une seule coudée à la longueur de sa vie ? 

King James Bible . [27] Which of you by taking thought can add one cubit unto his stature?
Luther-Bibel . 27 Wer ist unter euch, der seines Lebens Länge eine Spanne zusetzen könnte, wie sehr er sich auch darum sorgt?

Tekstuitleg van Mt 6,27 . Het vers Mt 6,27 telt 7 woorden en 41 letters . De getalwaarde van Mt 6,27 is 5193 ((3² X 577) .

5. merimnôn (1) act. partic. praes. nom. mann. enk. merimnôn (zich zorgen makend over) van het werkw. merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Taalgebruik in Tenakh : merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Tenakh (2) : (1) Mt 6,27 // Lc 12,25 . (2) Lc 12,25 // Mt 6,27 . Een vorm van merimnaô in Mt (6) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,27 . (3) Mt 6,28 . (4) Mt 6,31 . (5) Mt 6,34 . (6) Mt 10,19 . Een vorm van merimnaô in Lc (5) : (1) Lc 10,41 . (2) Lc 12,11 . (3) Lc 12,22 . (4) Lc 12,25 . (5) Lc 12,26 .
OF (2) zelfst. naamw. gen. vr. mv. merimnôn (van zorgen) van het zelfst. naamw. merimna (kommer, angst) . Taalgebruik in de Bijbel : merimna (kommer, angst) . Bijbel (1) : Lc 8,14 . Een vorm van merimna in de LXX (9) , in het NT (6) .
- Fr. s'inquiétant (zich verontrustend) . Bijbel (2) : Mt 6,27 // Lc 12,25 .

Mt 6,28 - Mt 6,28 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:28 kai peri endumatos ti merimnate katamathete ta krina tou agrou pôs auxanousin ou kopiôsin oude nèthousin  28 et de vestimento quid solliciti estis considerate lilia agri quomodo crescunt non laborant nec nent     28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;  [28] En wat maak je je bezorgd over je kleren? Leer van de lelies op het veld hoe ze groeien. Ze werken niet, ze spinnen niet.   [28] En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet.  28 en wat maakt ge u zorgen over kleding?– leer van de leliën des velds, hoe ze groeien: zij zwoegen niet en spinnen niet…   28. Et du vêtement, pourquoi vous inquiéter ? Observez les lis des champs, comme ils poussent : ils ne peinent ni ne filent.  

King James Bible . [28] And why take ye thought for raiment? Consider the lilies of the field, how they grow; they toil not, neither do they spin:
Luther-Bibel . 28 Und warum sorgt ihr euch um die Kleidung? Schaut die Lilien auf dem Feld an, wie sie wachsen: sie arbeiten nicht, auch spinnen sie nicht.

Tekstuitleg van Mt 6,28 // . Het vers Mt 6,28 telt 16 (2² X 2²) en 79 letters . De getalwaarde van Mt 6,28 is 7494 (2 X 3 X 1249) .

5. act. imperat. praes. 2de pers. mv. μεριμνατε = merimnate (weest bezorgd) van het werkw. μεριμναω = merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Taalgebruik in de Bijbel : merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Bijbel (5) : (1) Mt 6,25 // Lc 12,22 . (2) Mt 6,28 // Lc 12,26 . (3) Lc 12,22 // Mt 6,25 . (4) Lc 12,26 // Mt 6,28 . (5) Fil 4,6 . Een vorm van μεριμναω = merimnaô in de LXX (9) , in het NT (19) . Een vorm van μεριμναω = merimnaô in Mt (6) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,27 . (3) Mt 6,28 . (4) Mt 6,31 . (5) Mt 6,34 . (6) Mt 10,19 . Een vorm van μεριμναω = merimnaô in Lc (5) : (1) Lc 10,41 . (2) Lc 12,11 . (3) Lc 12,22 . (4) Lc 12,25 . (5) Lc 12,26 . Slechts in 4 boeken van het NT komt een vorm van μεριμναω = merimnaô voor .
- act. qal imperf. 2de pers. mv. תדאגו = thidëägû (jullie zullen bekommerd zijn) van het werkw. דאג = dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Taalgebruik in Tenakh : dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Getalwaarde : daleth = 4 , aleph = 1 , ghimel = 3 ; totaal : 8 (2³) . Structuur : 4 - 1 - 3 . Niet in Tenakh . In Fil 4,6 wordt het zelfst. naamw. vr. enk. דאגה = dë´âgâh (zorg, kommer, angst, vrees) gebruikt . Tenakh (2) : (1) Jr 49,23 . (2) Spr 12,25 .
- mann. mv. solliciti van het bijvoegl. naamw. (soms zelfstandig gebruikt) sollicitus (hevig bewogen, verontrust, onrustig, bezorgd) . Bijbel (11) : (1) Joz 23,6 . (2) Jr 42,16 . (3) Bar 3,18 . (4) Mt 6,25 . (5) Mt 6,28 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Lc 12,22 . (9) Lc 12,26 . (10) Ef 4,3 . (11) Fil 4,6 .

12. act. ind. praes. 3de pers. mv. αυξανουσιν = auxanousin (zij groeien) van het werkw. αυξανω = auxanô (doen groeien , toenemen, vermeerderen) . Taalgebruik in de Bijbel : auxanô (doen groeien , toenemen, vermeerderen) . Bijbel (1) : Mt 6,28 . Een vorm van αυξανω = auxanô in de LXX (40) , in het NT (22) , in Mt (2) , in Lc (3) .
- act. ind. praes. 3de pers. enk. αυξανει = auxanei (het groeit) . Bijbel (1) : Lc 12,27 .
- In de LXX is een vorm van het Griekse verkw. αυξανω = auxanô vaak de vertaling van een vorm van het Hebreeuwse werkw. פרה = pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten) . Taalgebruik in Tenakh : pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 42 (2² X 13) OF 285 (3 X 5 X 19) . Structuur : 8 - 2 - 5 .

14. act. ind. praes. 3de pers. mv. κοπιωσιν = kopiôsin (zij spannen zich in) van het werkw. κοπιαω = kopiaô (moe worden, zich inspannen) . Taalgebruik in het NT : kopiaô (moe worden, zich inspannen) . Taalgebruik in de LXX : kopiaô (moe worden, zich inspannen) . Bijbel (1) : Mt 6,28 . Een vorm van κοπιαω = kopiaô in de LXX (51) , in het NT (22) .

16. act. ind. praes. 3de pers. mv. νηθουσιν = nèthousin (zij spinnen) van het werkw. νηθω = nèthô (spinnen) . Taalgebruik in de Bijbel : nèthô (spinnen) . Een vorm van νηθω = nèthô in de LXX (10) , in het NT (2) . Bijbel (1) : Mt 6,28 .

Mt 6,29 - Mt 6,29 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:29 legô de umin oti oude solomôn en pasè tè doxè autou periebaleto ôs en toutôn  29 dico autem vobis quoniam nec Salomon in omni gloria sua coopertus est sicut unum ex istis     29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze.  [29] Maar Ik zeg jullie: zelfs Salomo met al zijn pracht en praal ging niet gekleed als een van hen.   [29] Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen.   29 ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet iets heeft omgehad als één van hen;  29. Or je vous dis que Salomon lui-même, dans toute sa gloire, n'a pas été vêtu comme l'un d'eux.  

King James Bible . [29] And yet I say unto you, That even Solomon in all his glory was not arrayed like one of these.
Luther-Bibel . 29 Ich sage euch, dass auch Salomo in aller seiner Herrlichkeit nicht gekleidet gewesen ist wie eine von ihnen.

Tekstuitleg van Mt 6,29 . Het vers Mt 6,29 telt 15 (3 X 5) woorden en 65 (5 X 13) letters . De getalwaarde van Mt 6,29 is 9044 (2² X 7 X 17 X 19) .

13. hôs (zoals, zodra) . Taalgebruik in het NT : hôs (zoals) . Taalgebruik in de LXX : hôs (zoals) . Mt (33) . Mt 6 (5) : (1) Mt 6,5 . (2) Mt 6,10 . (3) Mt 6,12 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,29 .

(hôs (zoals)  bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  1956  1514  442  33  21  49  30  62  189  58  103  133 

- Hebreeuws . כַאֲשֻׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) .
- In het Latijn komt sicut (zoals) in Matteüs voor als vertaling van ωσπερ = hôsper (zoals) , maar eveneens van ς = hôs (Mt : 33) ; sicut in Mt (48) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,5 . (3) Mt 6,7 . (4) Mt 6,10 . (5) Mt 6,12 . (6) Mt 6,16 . (7) Mt 6,29 .
- Ned. zoals . E. as . D. wie . Fr. comme . Aramees : כְמָא = këmâ´ (zoals) . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) .

Mt 6,30 - Mt 6,30 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:30 ei de ton chorton tou agrou sèmeron onta kai aurion eis klibanon ballomenon o theos outôs amfiennusin ou pollô mallon umas oligopistoi   30 si autem faenum agri quod hodie est et cras in clibanum mittitur Deus sic vestit quanto magis vos minimae fidei     30 Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?  [30] Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag staat en morgen in de oven wordt gegooid, zo kleedt, hoeveel te meer kleedt Hij dan jullie, kleingelovigen?  [30] Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen?  30 maar als God het gras op het veld dat er vandaag is en morgen in een oven wordt gegooid zó tooit, dan niet veel méér u, kleingelovigen?  30. Que si Dieu habille de la sorte l'herbe des champs, qui est aujourd'hui et demain sera jetée au four, ne fera-t-il pas bien plus pour vous, gens de peu de foi !  

King James Bible . [30] Wherefore, if God so clothe the grass of the field, which to day is, and to morrow is cast into the oven, shall he not much more clothe you, O ye of little faith?
Luther-Bibel . 30 Wenn nun Gott das Gras auf dem Feld so kleidet, das doch heute steht und morgen in den Ofen geworfen wird: sollte er das nicht viel mehr für euch tun, ihr Kleingläubigen?

Tekstuitleg van Mt 6,30 . Het vers Mt 6,30 telt 22 (2 X 11) woorden en 112 (2² X 2² X 7) letters . De getalwaarde van Mt 6,30 is 11974 (5² X 479) .

Mt 6,31 - Mt 6,31 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:31 mè oun merimnèsète legontes ti fagômen è ti piômen è ti peribalômetha  31 nolite ergo solliciti esse dicentes quid manducabimus aut quid bibemus aut quo operiemur     31 Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?  [31] Vraag je dus niet bezorgd af: Wat zullen we eten? Wat zullen we drinken? Wat zullen we aantrekken?  [31] Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?”   31 maakt u dus geen zorgen, zeggend: wat moeten we eten?, of: wat moeten we drinken?, of: wat moeten we omdoen?  31. Ne vous inquiétez donc pas en disant : Qu'allons-nous manger ? qu'allons-nous boire ? de quoi allons-nous nous vêtir ?  

King James Bible . [31] Therefore take no thought, saying, What shall we eat? or, What shall we drink? or, Wherewithal shall we be clothed?
Luther-Bibel . 31 Darum sollt ihr nicht sorgen und sagen: Was werden wir essen? Was werden wir trinken? Womit werden wir uns kleiden?

Tekstuitleg van Mt 6,31 . Het vers Mt 6,31 telt 16 (2² X 2²) woorden en 57 (3 X 19) letters . De getalwaarde van Mt 6,31 is 3206 (2 X 7 X 229) .

  Mt 5,44-48 Mt 6,25-33 Mt 7,1-5 Mt 7,7-11 Mt 10,28-31 Lc 6,43-45
algemeen Mt 5,44b.45a Mt 6,25a Mt 7,1 Mt 7,7 Mt 10,28 Lc 6,43
verdere argumentatie (gar: immers; hoti : omdat) hoti... (omdat) Mt 5,45b   Mt 7,2 Mt 7,8   Lc 6,44a
retorische vragen / nieuwe voorbeelden) Mt 5,46-47 Mt 6,25b-30 Mt 7,3-4 Mt 7,9-10 Mt 10,29-30 Lc 6,44b
eindargument (oun : derhalve, dus) Mt 5,48 Mt 6,31-33 Mt 7,5 Mt 7,11 Mt 10,31 Lc 6,45
             

Mt 6,31.1. μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 .
- Fr. ne... pas . E. no . D. nicht . Aramees : ´לָא = lâ OF לָה = lâh (niet) . Arabisch : لا = la´ (niet) . Taalgebruik in de Koran : la´ (niet) .

Mt 6,31.2. oun (dus, bijgevolg) . Taalgebruik in het NT : oun (dus, bijgevolg) . Taalgebruik in de LXX : oun (dus, bijgevolg) . In de LXX (260) , in het NT (493) , in Mt (57) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,8 . (3) Mt 6,9 . (4) Mt 6,22 . (5) Mt 6,23 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . Het bijwoord oun komt op de tweede plaats in de zin . Hierdoor is de ontkenning mè gescheiden van het werkwoord .

oun (dus)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  688  198  490  56  33  194  60  196  95  289 

- Hebreeuws . lâkhen (daarom) . Taalgebruik in Tenakh : lâkhen (daarom) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100 (2² X 5²) . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (192) .
- Latijn . ideo (daarom) . Bijbel (116) . OT (71) . NT (45) . Mt (9) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 12,27 . (3) Mt 12,31 . (4) Mt 13,13 . (5) Mt 13,52 . (6) Mt 14,2 . (7) Mt 18,23 . (8) Mt 21,43 . (9) Mt 23,34 . Fr. donc . E. therefore . D. darum .

Mt 6,31.1. - 2. mè ( ... ) oun (niet derhalve) . NT (11) : (1) Mt 6,8 . (2) Mt 6,31 . (3) Mt 6,34 . (4) Mt 10,31 . (5) Lc 12,7 . (6) Lc 21,8 . (7) Rom 6,12 . (8) 1 Kor 16,11 . (9) Ef 5,7 . (10) Kol 2,16 . (11) 2 Tim 1,8 .
- Hebreeuws . lâkhen lo´(daarom niet) . Tenakh (3) : (1) Nu 20,12 . (2) Re 10,13 . (3) Mi 2,5 .

Mt 6,31.3. act. conjunct. aor. 2de pers. mv. merimnèsète (gij zoudt bezorgd zijn) van het werkw. merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Taalgebruik in Tenakh : merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Bijbel (4) : (1) Mt 6,31 . (2) Mt 6,34 . (3) Mt 10,19 // Lc 12,11 . (4) Lc 12,11 // Mt 10,19 . Een vorm van merimnaô in de LXX (9) , in het NT (19) . Een vorm van merimnaô in Mt (6) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,27 . (3) Mt 6,28 . (4) Mt 6,31 . (5) Mt 6,34 . (6) Mt 10,19 . Een vorm van merimnaô in Lc (5) : (1) Lc 10,41 . (2) Lc 12,11 . (3) Lc 12,22 . (4) Lc 12,25 . (5) Lc 12,26 . Slechts in 4 boeken van het NT komt een vorm van merimnaô voor .
- act. qal imperf. 2de pers. mv. thidëägû (jullie zullen bekommerd zijn) van het werkw. dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Taalgebruik in Tenakh : dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Getalwaarde : daleth = 4 , aleph = 1 , ghimel = 3 ; totaal : 8 (2³) . Niet in Tenakh . In Fil 4,6 wordt het zelfst. naamw. vr. enk. dë´âgâh (zorg, kommer, angst, vrees) gebruikt . Tenakh (2) : (1) Jr 49,23 . (2) Spr 12,25 .
- mann. mv. solliciti van het bijvoegl. naamw. (soms zelfstandig gebruikt) sollicitus (hevig bewogen, verontrust, onrustig, bezorgd) . Bijbel (11) : (1) Joz 23,6 . (2) Jr 42,16 . (3) Bar 3,18 . (4) Mt 6,25 . (5) Mt 6,28 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Lc 12,22 . (9) Lc 12,26 . (10) Ef 4,3 . (11) Fil 4,6 .

Mt 6,31.1. - 3. mè oun merimnèsète (derhalve weest niet bezorgd) . Tenakh (2) : (1) Mt 6,31 . (2) Mt 6,34 .

6. act. conjunct. aor. 1ste pers. mv. φαγωμεν = fagômen (wij zouden eten) . Zie het werkw. φαγω = fagô (eten) en het werkw. εσθιω = esthiô (eten) , fut. εδομαι = edomai , aor. εφαγον = efagon , perf. εδηδως = edèdôs . Taalgebruik in de Bijbel : esthiô (eten) . Bijbel (7) : (1) Nu 11,13 . (2) 2 K 6,29 . (3) Js 22,13 . (4) Mt 6,31 . (5) Lc 22,8 . (6) 1 Kor 8,8 . (7) 1 Kor 15,32 . Een vorm van εσθιω = esthiô in de LXX (686) , in het NT (65) , in Mt (11) , in Mc (11) , in Lc (12) . Een vorm van φαγω = fagô in de LXX (zie esθιω = esthiô) , in het NT (94) , in Mt (13) , in Mc (17) , in Lc (21) , in Joh (15) , in Mt 6 (2) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,31 .
- Hebreeuws UBS en NBG Mt 6,31 . act. ind. imperf. 1ste pers. mv. נֹאכֵל / נֹאכַל = no´khel / no´khal (wij zullen eten) van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Gn 3,2 . (2) Lv 25,20 . (3) Nu 11,5 . (4) 2 K 6,28 . (5) Js 4,1 .


- Lat. manducare . Fr. manger . Ned. eten (vgl Gr. e -s-th-) Oind. admi 'ik eet' . E. to eat . D. essen . Arabisch : ´akala (eten) . Taalgebruik in de Koran : ´akala (eten) .


Mt 6,32 - Mt 6,32 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:32 panta gar tauta ta ethnè epizètousin oiden gar o patèr umôn o ouranios oti chrèzete toutôn apantôn  32 haec enim omnia gentes inquirunt scit enim Pater vester quia his omnibus indigetis     32 Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft.   [32] Want naar dat alles zijn de heidenen op zoek. Jullie hemelse Vader weet wel dat je dat allemaal nodig hebt.   [32] – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben.   32 want naar dat alles zoeken de volkeren,– uw hemelse Vader wéét immers dat ge dit alles nodig hebt!  32. Ce sont là toutes choses dont les païens sont en quête. Or votre Père céleste sait que vous avez besoin de tout cela.  

King James Bible . [32] (For after all these things do the Gentiles seek:) for your heavenly Father knoweth that ye have need of all these things.
Luther-Bibel . 32 Nach dem allen trachten die Heiden. Denn euer himmlischer Vater weiß, dass ihr all dessen bedürft.

Tekstuitleg van Mt 6,32 .

Mt 6,33 - Mt 6,33 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:33 zèteite de prôton tèn basileian | | [tou theou*] | kai tèn dikaiosunèn autou kai tauta panta prostethèsetai umin   33 quaerite autem primum regnum et iustitiam eius et omnia haec adicientur vobis    33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.  [33] Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan krijg je dat alles erbij.   [33] Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.   33 maar zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid, en dat alles zal u worden toegevoegd;  33. Cherchez d'abord son Royaume et sa justice, et tout cela vous sera donné par surcroît.  

King James Bible . [33] But seek ye first the kingdom of God, and his righteousness; and all these things shall be added unto you.
Luther-Bibel . 33 Trachtet zuerst nach dem Reich Gottes und nach seiner Gerechtigkeit, so wird euch das alles zufallen.

Tekstuitleg van Mt 6,33 .

Mt 6,34 - Mt 6,34 : 45. Aardse zorgen - Mt 6,25-34 - Lc 12,22-32 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 6 -- Mt 6,25 - Mt 6,26 - Mt 6,27 - Mt 6,28 - Mt 6,29 - Mt 6,30 - Mt 6,31 - Mt 6,32 - Mt 6,33 - Mt 6,34 -
Griekse tekst Vulgaat Synopsis Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6:34 mè oun merimnèsète eis tèn aurion è gar aurion merimnèsei eautès arketon tè èmera è kakia autès   34 nolite ergo esse solliciti in crastinum crastinus enim dies sollicitus erit sibi ipse sufficit diei malitia sua      34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.   [34] Maak je dus niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal zich wel bezorgd maken over zichzelf. Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.   [34] Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.  34 weest dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want ‘morgen’ zal zich bezorgd maken over zichzelf; de dag heeft genoeg aan haar eigen kwaad!   34. Ne vous inquiétez donc pas du lendemain : demain s'inquiétera de lui-même. A chaque jour suffit sa peine 

King James Bible . [34] Take therefore no thought for the morrow: for the morrow shall take thought for the things of itself. Sufficient unto the day is the evil thereof.
Luther-Bibel . 34 Darum sorgt nicht für morgen, denn der morgige Tag wird für das Seine sorgen. Es ist genug, dass jeder Tag seine eigene Plage hat.

Tekstuitleg van Mt 6,34 .

  Mt 5,44-48 Mt 6,25-33 Mt 7,1-5 Mt 7,7-11 Mt 10,28-31 Lc 6,43-45
algemeen Mt 5,44b.45a Mt 6,25a Mt 7,1 Mt 7,7 Mt 10,28 Lc 6,43
verdere argumentatie (gar: immers; hoti : omdat) hoti... (omdat) Mt 5,45b   Mt 7,2 Mt 7,8   Lc 6,44a
retorische vragen / nieuwe voorbeelden) Mt 5,46-47 Mt 6,25b-30 Mt 7,3-4 Mt 7,9-10 Mt 10,29-30 Lc 6,44b
eindargument (oun : derhalve, dus) Mt 5,48 Mt 6,31-33 Mt 7,5 Mt 7,11 Mt 10,31 Lc 6,45
             

.1. μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 .
- Fr. ne... pas . E. no . D. nicht . Aramees : ´לָא = lâ OF לָה = lâh (niet) . Arabisch : لا = la´ (niet) . Taalgebruik in de Koran : la´ (niet) .

.2. oun (dus, bijgevolg) . Taalgebruik in het NT : oun (dus, bijgevolg) . Taalgebruik in de LXX : oun (dus, bijgevolg) . In de LXX (260) , in het NT (493) , in Mt (57) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,8 . (3) Mt 6,9 . (4) Mt 6,22 . (5) Mt 6,23 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . Het bijwoord oun komt op de tweede plaats in de zin . Hierdoor is de ontkenning mè gescheiden van het werkwoord .

oun (dus)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  688  198  490  56  33  194  60  196  95  289 

- Hebreeuws . lâkhen (daarom) . Taalgebruik in Tenakh : lâkhen (daarom) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100 (2² X 5²) . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (192) .
- Latijn . ergo . Bijbel (1199) . OT (412) . NT (787) . Mt (55) . Mt 6 (6) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,8 . (3) Mt 6,9 . (4) Mt 6,23 . (5) Mt 6,31 . (6) Mt 6,34 . Niet in Mt 6,22 .

.1. - 2. mè ( ... ) oun (niet derhalve) . NT (11) : (1) Mt 6,8 . (2) Mt 6,31 . (3) Mt 6,34 . (4) Mt 10,26 . (5) Mt 10,31 . (6) Lc 12,7 . (7) Lc 21,8 . (8) Rom 6,12 . (9) 1 Kor 16,11 . (10) Ef 5,7 . (11) Kol 2,16 . (12) 2 Tim 1,8 .
- Hebreeuws . lâkhen lo´(daarom niet) . Tenakh (3) : (1) Nu 20,12 . (2) Re 10,13 . (3) Mi 2,5 .

.3. act. conjunct. aor. 2de pers. mv. merimnèsète (gij zoudt bezorgd zijn) van het werkw. merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Taalgebruik in Tenakh : merimnaô (peinzen, tobben over, zich zorgen maken) . Bijbel (4) : (1) Mt 6,31 . (2) Mt 6,34 . (3) Mt 10,19 // Lc 12,11 . (4) Lc 12,11 // Mt 10,19 . Een vorm van merimnaô in de LXX (9) , in het NT (19) . Een vorm van merimnaô in Mt (6) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 6,27 . (3) Mt 6,28 . (4) Mt 6,31 . (5) Mt 6,34 . (6) Mt 10,19 . Een vorm van merimnaô in Lc (5) : (1) Lc 10,41 . (2) Lc 12,11 . (3) Lc 12,22 . (4) Lc 12,25 . (5) Lc 12,26 . Slechts in 4 boeken van het NT komt een vorm van merimnaô voor .
- act. qal imperf. 2de pers. mv. thidëägû (jullie zullen bekommerd zijn) van het werkw. dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Taalgebruik in Tenakh : dâ´ag (bekommerd, bezorgd, bevreesd zijn) . Getalwaarde : daleth = 4 , aleph = 1 , ghimel = 3 ; totaal : 8 (2³) . Niet in Tenakh . In Fil 4,6 wordt het zelfst. naamw. vr. enk. dë´âgâh (zorg, kommer, angst, vrees) gebruikt . Tenakh (2) : (1) Jr 49,23 . (2) Spr 12,25 .
- mann. mv. solliciti van het bijvoegl. naamw. (soms zelfstandig gebruikt) sollicitus (hevig bewogen, verontrust, onrustig, bezorgd) . Bijbel (11) : (1) Joz 23,6 . (2) Jr 42,16 . (3) Bar 3,18 . (4) Mt 6,25 . (5) Mt 6,28 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Lc 12,22 . (9) Lc 12,26 . (10) Ef 4,3 . (11) Fil 4,6 .

.1. - 3. mè oun merimnèsète (derhalve weest niet bezorgd) . Tenakh (2) : (1) Mt 6,31 . (2) Mt 6,34 .

6. aurion (morgen, weldra) . Taalgebruik in Tenakh : aurion (morgen, weldra) . Bijbel (71) . OT (58) . NT (13) . Mt (2) : (1) Mt 6,30 . (2) Mt 6,34 .
- Hebreeuws . mâchâr (morgen, spoedig, eens) . Taalgebruik in Tenakh : mâchâr (morgen, spoedig, eens) . Getalwaarde : Tenakh (42) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (4) .
- lëmâchâr (voor morgen) . Tenakh (5) : (1) Ex 8,6 . (2) Ex 8,19 . (3) Nu 11,18 . (4) Joz 7,13 . (5) Est 5,12 .
- jôm mâchâr (de dag van morgen) . Tenakh (1) : Js 56,12 .
- bëjôm mâchâr (op de dag van morgen) . Tenakh (2) : (1) Gn 30,33 . (2) Spr 27,1 .


- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT

השמרו לכם מעשות צדקתכם לפני בני אדם למען יראו אתכם ואם לא אין לכם שכר מאת אביכם שבשמים׃ .1 לכן בעשותך צדקה אל תריע לפניך בשופר כמעשה החנפים בבתי הכנסיות ובחרבות למען יהללו אותם האמשים אמן אמר אני לכם כי לקחו את שכרם׃ .2 ואתה בעשותך צדקה אל תדע שמאלך את אשר עשה ימינך׃ .3 למען תהיה צדקתך בסתר ואביך הראה במסתרים הוא בגלוי יגמלך׃ .4 וכי תתפלל אל תהי כחנפים האהבים להתפלל בעמדם בבתי הכנסיות ואצל פנות השוקים למען יראו לבני אדם אמן אמר אני לכם כי לקחו את שכרם׃ .5 ואתה כי תתפלל בוא בחדרך וסגר דלתך בעדך והתפלל אל אביך אשר בסתר ואביך הראה במסתרים הוא בגלוי יגמלך׃ .6 ובהתפללכם אל תפטפטו כגוים החשבים כי בהרבות דבריהם ישמעו׃ .7 ואתם אל תדמו להם כי יודע אביכם כל צרככם בטרם תשאלו ממנו׃ .8 לכן כה תתפללו אבינו שבשמים יתקדש שמך׃ .9 תבא מלכותך יעשה רצונך כמו בשמים כן בארץ׃ .10 את לחם חקנו תן לנו היום׃ .11 וסלח לנו את חבותינו כאשר סלחנו גם אנחנו לחיבינו׃ .12 ואל תביאנו לידי נסיון כי אם חלצנו מן הרע כי לך הממלכה והגבורה והתפארת לעולמי עולמים אמן׃ .13 כי אם תסלחו לבני אדם את חטאתם אביכם שבשמים יסלח גם לכם׃ .14 ואם לא תסלחו לבני אדם גם אביכם לא יסלח לכם את חטאתיכם׃ .15 וכי תצומו אל תהיו זעפים כחנפים המשנים את פניהם להראות צמים לבני אדם אמן אמר אני לכם כי לקחו את שכרם׃ .16 ואתה כי תצום סוך את ראשך ורחץ את פניך׃ .17 למען לא תראה בצומך לבני אדם כי אם לאביך אשר בסתר ואביך הראה במסתרים הוא בגלוי יגמלך׃ .18 אל תאצרו לכם אוצרות בארץ אשר יאכלום שם סס ורקב וגנבים יחתרו שם וגנבו׃ .19 אבל תאצרו לכם אוצרות בשמים אשר סס ורקב לא יאכלום שם וגנבים לא יחתרו שם ולא יגנבו׃ .20 כי במקום אשר אוצרכם בו שם יהיה גם לבבכם׃ .21 נר הגוף הוא העין ואם עינך היא תמימה כל גופך יאור׃ .22 ואם עינך רעה כל גופך יחשך והנה אם יחשך האור אשר בקרבך מה רב החשך׃ .23 לא יוכל איש לעבד שני אדנים כי אם ישנא את האחד ויאהב את האחר או ידבק באחד ויבזה את האחר לא תוכלו עבוד את האלהים ואת הממון׃ .24 על כן אמר אני לכם אל תדאגו לנפשכם מה תאכלו ומה תשתו ולגופכם מה תלבשו הלא הנפש היא יקרה מן המזון והגוף יקר מן המלבוש׃ .25 הביטו וראו את עוף השמים אשר אינם זרעים ואינם קצרים ואינם אספים לאסמים ואביכם שבשמים מכלכל אתם הלא אתם נעליתם עליהם מאד׃ .26 ומי זה מכם אשר בדאגתו יוכל להוסיף על קומתו אמה אחת׃ .27 וללבוש למה תדאגו התבוננו נא אל שושני השדה הצמחות אינן עמלות ואינן טות׃ .28 ואני אמר לכם כי גם שלמה בכל הדרו לא היה לבוש כאחת מהנה׃ .29 ואם ככה מלביש האלהים את חציר השדה אשר היום צמח ומחר ישלך לתוך התנור אף כי אתכם קטני האמונה׃ .30 לכן אל תדאגו לאמר מה נאכל ומה נשתה ומה נלבש׃ .31 כי את כל אלה מבקשים הגוים הלא ידע אביכם אשר בשמים כי אתם צריכים לכל אלה׃ .32 אך בקשו בראשונה את מלכות אלהים ואת צדקתו ונוסף לכם כל אלה׃ .33 לכן אל תדאגו ליום מחר כי יום מחר הוא ידאג לעצמו ודיו ליום צרתו׃ .34


- Griekse tekst

1 Προσέχετε τὴν ἐλεημοσύνην ὑμῶν μὴ ποιεῖν ἔμπροσθεν τῶν ἀνθρώπων πρὸς τὸ θεαθῆναι αὐτοῖς· εἰ δὲ μήγε, μισθὸν οὐκ ἔχετε παρὰ τῷ πατρὶ ὑμῶν τῷ ἐν τοῖς οὐρανοῖς. 2 Ὅταν οὖν ποιῇς ἐλεημοσύνην, μὴ σαλπίσῃς ἔμπροσθέν σου, ὥσπερ οἱ ὑποκριταὶ ποιοῦσιν ἐν ταῖς συναγωγαῖς καὶ ἐν ταῖς ῥύμαις, ὅπως δοξασθῶσιν ὑπὸ τῶν ἀνθρώπων· ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ἀπέχουσι τὸν μισθὸν αὐτῶν. 3 σοῦ δὲ ποιοῦντος ἐλεημοσύνην μὴ γνώτω ἡ ἀριστερά σου τί ποιεῖ ἡ δεξιά σου, 4 ὅπως ᾖ σου ἡ ἐλεημοσύνη ἐν τῷ κρυπτῷ· καὶ ὁ πατήρ σου ὁ βλέπων ἐν τῷ κρυπτῷ ἀποδώσει σοι ἐν τῷ φανερῷ. 5 Καὶ ὅταν προσεύχῃ, οὐκ ἔσῃ ὡς οἱ ὑποκριταί· ὅτι φιλοῦσιν ἐν ταῖς συναγωγαῖς καὶ ἐν ταῖς γωνίαις τῶν πλατειῶν ἑστῶτες προσεύχεσθαι, ὅπως ἄν φανῶσι τοῖς ἀνθρώποις· ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ὅτι ἀπέχουσι τὸν μισθὸν αὐτῶν. 6 σὺ δὲ ὅταν προσεύχῃ, εἴσελθε εἰς τὸ ταμιεῖόν σου καὶ κλείσας τὴν θύραν σου πρόσευξαι τῷ πατρί σου τῷ ἐν τῷ κρυπτῷ· καὶ ὁ πατήρ σου ὁ βλέπων ἐν τῷ κρυπτῷ ἀποδώσει σοι ἐν τῷ φανερῷ. 7 Προσευχόμενοι δὲ μὴ βαττολογήσητε ὥσπερ οἱ ἐθνικοί, δοκοῦσι γὰρ ὅτι ἐν τῇ πολυλογίᾳ αὐτῶν εἰσακουσθήσονται. 8 μὴ οὖν ὁμοιωθῆτε αὐτοῖς· οἶδε γὰρ ὁ πατὴρ ὑμῶν ὧν χρείαν ἔχετε πρὸ τοῦ ὑμᾶς αἰτῆσαι αὐτόν. 9 Οὕτως οὖν προσεύχεσθε ὑμεῖς· Πάτερ ἡμῶν ὁ ἐν τοῖς οὐρανοῖς, ἁγιασθήτω τὸ ὄνομά σου· 10 ἐλθέτω ἡ βασιλεία σου· γενηθήτω τὸ θέλημά σου, ὡς ἐν οὐρανῷ καὶ ἐπὶ τῆς γῆς. 11 τὸν ἄρτον ἡμῶν τὸν ἐπιούσιον δὸς ἡμῖν σήμερον· 12 καὶ ἄφες ἡμῖν τὰ ὀφειλήματα ἡμῶν, ὡς καὶ ἡμεῖς ἀφίεμεν τοῖς ὀφειλέταις ἡμῶν· 13 καὶ μὴ εἰσενέγκῃς ἡμᾶς εἰς πειρασμόν, ἀλλὰ ῥῦσαι ἡμᾶς ἀπὸ τοῦ πονηροῦ. ὅτι σοῦ ἐστιν ἡ βασιλεία καὶ ἡ δύναμις καὶ ἡ δόξα εἰς τοὺς αἰῶνας· ἀμήν. 14 Ἐὰν γὰρ ἀφῆτε τοῖς ἀνθρώποις τὰ παραπτώματα αὐτῶν, ἀφήσει καὶ ὑμῖν ὁ πατὴρ ὑμῶν ὁ οὐράνιος· 15 ἐὰν δὲ μὴ ἀφῆτε τοῖς ἀνθρώποις τὰ παραπτώματα αὐτῶν, οὐδὲ ὁ πατὴρ ὑμῶν ἀφήσει τὰ παραπτώματα ὑμῶν. 16 Ὅταν δὲ νηστεύητε, μὴ γίνεσθε ὥσπερ οἱ ὑποκριταὶ σκυθρωποί, ἀφανίζουσι γὰρ τὰ πρόσωπα αὐτῶν ὅπως φανῶσι τοῖς ἀνθρώποις νηστεύοντες· ἀμὴν λέγω ὑμῖν, ὅτι ἀπέχουσιν τὸν μισθὸν αὐτῶν. 17 σὺ δὲ νηστεύων ἄλειψαί σου τὴν κεφαλὴν καὶ τὸ πρόσωπόν σου νίψαι, 18 ὅπως μὴ φανῇς τοῖς ἀνθρώποις νηστεύων ἀλλὰ τῷ πατρί σου τῷ ἐν τῷ κρυπτῷ· καὶ ὁ πατήρ σου ὁ βλέπων ἐν τῷ κρυπτῷ ἀποδώσει σοι ἐν τῷ φανερῷ. 19 Μὴ θησαυρίζετε ὑμῖν θησαυροὺς ἐπὶ τῆς γῆς, ὅπου σὴς καὶ βρῶσις ἀφανίζει, καὶ ὅπου κλέπται διορύσσουσιν καὶ κλέπτουσιν· 20 θησαυρίζετε δὲ ὑμῖν θησαυροὺς ἐν οὐρανῷ, ὅπου οὔτε σὴς οὔτε βρῶσις ἀφανίζει, καὶ ὅπου κλέπται οὐ διορύσσουσιν οὐδὲ κλέπτουσιν· 21 ὅπου γάρ ἐστιν ὁ θησαυρός ὑμῶν, ἐκεῖ ἔσται καὶ ἡ καρδία ὑμῶν. 22 Ὁ λύχνος τοῦ σώματός ἐστιν ὁ ὀφθαλμός. ἐὰν οὖν ὁ ὀφθαλμός σου ἁπλοῦς ᾖ, ὅλον τὸ σῶμά σου φωτεινὸν ἔσται· 23 ἐὰν δὲ ὁ ὀφθαλμός σου πονηρὸς ᾖ, ὅλον τὸ σῶμά σου σκοτεινὸν ἔσται. εἰ οὖν τὸ φῶς τὸ ἐν σοὶ σκότος ἐστί, τὸ σκότος πόσον; 24 Οὐδεὶς δύναται δυσὶ κυρίοις δουλεύειν· ἢ γὰρ τὸν ἕνα μισήσει καὶ τὸν ἕτερον ἀγαπήσει, ἢ ἑνὸς ἀνθέξεται καὶ τοῦ ἑτέρου καταφρονήσει· οὐ δύνασθε Θεῷ δουλεύειν καὶ μαμωνᾷ. 25 Διὰ τοῦτο λέγω ὑμῖν, μὴ μεριμνᾶτε τῇ ψυχῇ ὑμῶν τί φάγητε καὶ τί πίητε, μηδὲ τῷ σώματι ὑμῶν τί ἐνδύσησθε· οὐχὶ ἡ ψυχὴ πλεῖόν ἐστιν τῆς τροφῆς καὶ τὸ σῶμα τοῦ ἐνδύματος; 26 ἐμβλέψατε εἰς τὰ πετεινὰ τοῦ οὐρανοῦ, ὅτι οὐ σπείρουσιν οὐδὲ θερίζουσιν οὐδὲ συνάγουσιν εἰς ἀποθήκας, καὶ ὁ πατὴρ ὑμῶν ὁ οὐράνιος τρέφει αὐτά· οὐχ ὑμεῖς μᾶλλον διαφέρετε αὐτῶν; 27 τίς δὲ ἐξ ὑμῶν μεριμνῶν δύναται προσθεῖναι ἐπὶ τὴν ἡλικίαν αὐτοῦ πῆχυν ἕνα; 28 καὶ περὶ ἐνδύματος τί μεριμνᾶτε; καταμάθετε τὰ κρίνα τοῦ ἀγροῦ πῶς αὐξάνει· οὐ κοπιᾷ οὐδὲ νήθει· 29 λέγω δὲ ὑμῖν ὅτι οὐδὲ Σολομὼν ἐν πάσῃ τῇ δόξῃ αὐτοῦ περιεβάλετο ὡς ἓν τούτων. 30 Εἰ δὲ τὸν χόρτον τοῦ ἀγροῦ, σήμερον ὄντα καὶ αὔριον εἰς κλίβανον βαλλόμενον, ὁ Θεὸς οὕτως ἀμφιέννυσιν, οὐ πολλῷ μᾶλλον ὑμᾶς, ὀλιγόπιστοι; 31 μὴ οὖν μεριμνήσητε λέγοντες, τί φάγωμεν ἤ τί πίωμεν ἤ τί περιβαλώμεθα; 32 πάντα γὰρ ταῦτα τὰ ἔθνη ἐπιζητεῖ· οἶδεν γὰρ ὁ πατὴρ ὑμῶν ὁ οὐράνιος ὅτι χρῄζετε τούτων ἁπάντων. 33 ζητεῖτε δὲ πρῶτον τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ καὶ τὴν δικαιοσύνην αὐτοῦ, καὶ ταῦτα πάντα προστεθήσεται ὑμῖν. 34 Μὴ οὖν μεριμνήσητε εἰς τὴν αὔριον, ἡ γὰρ αὔριον μεριμνήσει τὰ ἑαυτῆς· ἀρκετὸν τῇ ἡμέρᾳ ἡ κακία αὐτῆς.


- Aramees - Peshitta

ܚܘܪܘ ܕܝܢ ܒܙܕܩܬܟܘܢ ܕܠܐ ܬܥܒܕܘܢܗ ܩܕܡ ܒܢܝ ܐܢܫܐ ܐܝܟ ܕܬܬܚܙܘܢ ܠܗܘܢ ܘܐܠܐ ܐܓܪܐ ܠܝܬ ܠܟܘܢ ܠܘܬ ܐܒܘܟܘܢ ܕܒܫܡܝܐ ܀ .1 ܐܡܬܝ ܗܟܝܠ ܕܥܒܕ ܐܢܬ ܙܕܩܬܐ ܠܐ ܬܩܪܐ ܩܪܢܐ ܩܕܡܝܟ ܐܝܟ ܕܥܒܕܝܢ ܢܤܒܝ ܒܐܦܐ ܒܟܢܘܫܬܐ ܘܒܫܘܩܐ ܐܝܟ ܕܢܫܬܒܚܘܢ ܡܢ ܒܢܝ ܐܢܫܐ ܘܐܡܝܢ ܐܡܪ ܐܢܐ ܠܟܘܢ ܕܩܒܠܘ ܐܓܪܗܘܢ ܀ .2 ܐܢܬ ܕܝܢ ܡܐ ܕܥܒܕ ܐܢܬ ܙܕܩܬܐ ܠܐ ܬܕܥ ܤܡܠܟ ܡܢܐ ܥܒܕܐ ܝܡܝܢܟ ܀ .3 ܐܝܟ ܕܬܗܘܐ ܙܕܩܬܟ ܒܟܤܝܐ ܘܐܒܘܟ ܕܚܙܐ ܒܟܤܝܐ ܗܘ ܢܦܪܥܟ ܒܓܠܝܐ ܀ .4 ܘܡܐ ܕܡܨܠܐ ܐܢܬ ܠܐ ܬܗܘܐ ܐܝܟ ܢܤܒܝ ܒܐܦܐ ܕܪܚܡܝܢ ܠܡܩܡ ܒܟܢܘܫܬܐ ܘܒܙܘܝܬܐ ܕܫܘܩܐ ܠܡܨܠܝܘ ܕܢܬܚܙܘܢ ܠܒܢܝ ܐܢܫܐ ܘܐܡܝܢ ܐܡܪ ܐܢܐ ܠܟܘܢ ܕܩܒܠܘ ܐܓܪܗܘܢ ܀ .5 ܐܢܬ ܕܝܢ ܐܡܬܝ ܕܡܨܠܐ ܐܢܬ ܥܘܠ ܠܬܘܢܟ ܘܐܚܘܕ ܬܪܥܟ ܘܨܠܐ ܠܐܒܘܟ ܕܒܟܤܝܐ ܘܐܒܘܟ ܕܚܙܐ ܒܟܤܝܐ ܢܦܪܥܟ ܒܓܠܝܐ ܀ .6 ܘܡܐ ܕܡܨܠܝܢ ܐܢܬܘܢ ܠܐ ܗܘܝܬܘܢ ܡܦܩܩܝܢ ܐܝܟ ܚܢܦܐ ܤܒܪܝܢ ܓܝܪ ܕܒܡܡܠܠܐ ܤܓܝܐܐ ܡܫܬܡܥܝܢ ܀ .7 ܠܐ ܗܟܝܠ ܬܕܡܘܢ ܠܗܘܢ ܐܒܘܟܘܢ ܓܝܪ ܝܕܥ ܡܢܐ ܡܬܒܥܐ ܠܟܘܢ ܥܕܠܐ ܬܫܐܠܘܢܝܗܝ ܀ .8 ܗܟܢܐ ܗܟܝܠ ܨܠܘ ܐܢܬܘܢ ܐܒܘܢ ܕܒܫܡܝܐ ܢܬܩܕܫ ܫܡܟ ܀ .9 ܬܐܬܐ ܡܠܟܘܬܟ ܢܗܘܐ ܨܒܝܢܟ ܐܝܟܢܐ ܕܒܫܡܝܐ ܐܦ ܒܐܪܥܐ ܀ .10 ܗܒ ܠܢ ܠܚܡܐ ܕܤܘܢܩܢܢ ܝܘܡܢܐ ܀ .11 ܘܫܒܘܩ ܠܢ ܚܘܒܝܢ ܐܝܟܢܐ ܕܐܦ ܚܢܢ ܫܒܩܢ ܠܚܝܒܝܢ ܀ .12 ܘܠܐ ܬܥܠܢ ܠܢܤܝܘܢܐ ܐܠܐ ܦܨܢ ܡܢ ܒܝܫܐ ܡܛܠ ܕܕܝܠܟ ܗܝ ܡܠܟܘܬܐ ܘܚܝܠܐ ܘܬܫܒܘܚܬܐ ܠܥܠܡ ܥܠܡܝܢ ܀ .13 ܐܢ ܓܝܪ ܬܫܒܩܘܢ ܠܒܢܝܢܫܐ ܤܟܠܘܬܗܘܢ ܢܫܒܘܩ ܐܦ ܠܟܘܢ ܐܒܘܟܘܢ ܕܒܫܡܝܐ ܀ .14 ܐܢ ܕܝܢ ܠܐ ܬܫܒܩܘܢ ܠܒܢܝܢܫܐ ܐܦܠܐ ܐܒܘܟܘܢ ܫܒܩ ܠܟܘܢ ܤܟܠܘܬܟܘܢ ܀ .15 ܐܡܬܝ ܕܝܢ ܕܨܝܡܝܢ ܐܢܬܘܢ ܠܐ ܬܗܘܘܢ ܟܡܝܪܐ ܐܝܟ ܢܤܒܝ ܒܐܦܐ ܡܚܒܠܝܢ ܓܝܪ ܦܪܨܘܦܝܗܘܢ ܐܝܟ ܕܢܬܚܙܘܢ ܠܒܢܝܢܫܐ ܕܨܝܡܝܢ ܘܐܡܝܢ ܐܡܪ ܐܢܐ ܠܟܘܢ ܕܩܒܠܘ ܐܓܪܗܘܢ ܀ .16 ܐܢܬ ܕܝܢ ܡܐ ܕܨܐܡ ܐܢܬ ܐܫܝܓ ܐܦܝܟ ܘܡܫܘܚ ܪܫܟ ܀ .17 ܐܝܟ ܕܠܐ ܬܬܚܙܐ ܠܒܢܝܢܫܐ ܕܨܐܡ ܐܢܬ ܐܠܐ ܠܐܒܘܟ ܕܒܟܤܝܐ ܘܐܒܘܟ ܕܚܙܐ ܒܟܤܝܐ ܗܘ ܢܦܪܥܟ ܀ .18 ܠܐ ܬܤܝܡܘܢ ܠܟܘܢ ܤܝܡܬܐ ܒܐܪܥܐ ܐܬܪ ܕܤܤܐ ܘܐܟܠܐ ܡܚܒܠܝܢ ܘܐܝܟܐ ܕܓܢܒܐ ܦܠܫܝܢ ܘܓܢܒܝܢ ܀ .19 ܐܠܐ ܤܝܡܘ ܠܟܘܢ ܤܝܡܬܐ ܒܫܡܝܐ ܐܝܟܐ ܕܠܐ ܤܤܐ ܘܠܐ ܐܟܠܐ ܡܚܒܠܝܢ ܘܐܝܟܐ ܕܓܢܒܐ ܠܐ ܦܠܫܝܢ ܘܠܐ ܓܢܒܝܢ ܀ .20 ܐܝܟܐ ܓܝܪ ܕܐܝܬܝܗ ܤܝܡܬܟܘܢ ܬܡܢ ܗܘ ܐܦ ܠܒܟܘܢ ܀ .21 ܫܪܓܐ ܕܦܓܪܐ ܐܝܬܝܗ ܥܝܢܐ ܐܢ ܥܝܢܟ ܗܟܝܠ ܬܗܘܐ ܦܫܝܛܐ ܐܦ ܟܠܗ ܦܓܪܟ ܢܗܝܪ ܗܘ ܀ .22 ܐܢ ܕܝܢ ܥܝܢܟ ܬܗܘܐ ܒܝܫܐ ܟܠܗ ܦܓܪܟ ܚܫܘܟܐ ܢܗܘܐ ܐܢ ܗܟܝܠ ܢܘܗܪܐ ܕܒܟ ܚܫܘܟܐ ܗܘ ܚܫܘܟܟ ܟܡܐ ܢܗܘܐ ܀ .23 ܠܐ ܐܢܫ ܡܫܟܚ ܠܬܪܝܢ ܡܪܘܢ ܠܡܦܠܚ ܐܘ ܓܝܪ ܠܚܕ ܢܤܢܐ ܘܠܐܚܪܢܐ ܢܪܚܡ ܐܘ ܠܚܕ ܢܝܩܪ ܘܠܐܚܪܢܐ ܢܫܘܛ ܠܐ ܡܫܟܚܝܢ ܐܢܬܘܢ ܠܐܠܗܐ ܠܡܦܠܚ ܘܠܡܡܘܢܐ ܀ .24 ܡܛܠ ܗܢܐ ܐܡܪ ܐܢܐ ܠܟܘܢ ܠܐ ܬܐܨܦܘܢ ܠܢܦܫܟܘܢ ܡܢܐ ܬܐܟܠܘܢ ܘܡܢܐ ܬܫܬܘܢ ܘܠܐ ܠܦܓܪܟܘܢ ܡܢܐ ܬܠܒܫܘܢ ܠܐ ܗܐ ܢܦܫܐ ܝܬܝܪܐ ܡܢ ܤܝܒܪܬܐ ܘܦܓܪܐ ܡܢ ܠܒܘܫܐ ܀ .25 ܚܘܪܘ ܒܦܪܚܬܐ ܕܫܡܝܐ ܕܠܐ ܙܪܥܝܢ ܘܠܐ ܚܨܕܝܢ ܘܠܐ ܚܡܠܝܢ ܒܐܘܨܪܐ ܘܐܒܘܟܘܢ ܕܒܫܡܝܐ ܡܬܪܤܐ ܠܗܘܢ ܠܐ ܗܐ ܐܢܬܘܢ ܡܝܬܪܝܢ ܐܢܬܘܢ ܡܢܗܘܢ ܀ .26 ܡܢܘ ܕܝܢ ܡܢܟܘܢ ܟܕ ܝܨܦ ܡܫܟܚ ܠܡܘܤܦܘ ܥܠ ܩܘܡܬܗ ܐܡܬܐ ܚܕܐ ܀ .27 ܘܥܠ ܠܒܘܫܐ ܡܢܐ ܝܨܦܝܢ ܐܢܬܘܢ ܐܬܒܩܘ ܒܫܘܫܢܐ ܕܕܒܪܐ ܐܝܟܢܐ ܪܒܝܢ ܕܠܐ ܠܐܝܢ ܘܠܐ ܥܙܠܢ ܀ .28 ܐܡܪ ܐܢܐ ܠܟܘܢ ܕܝܢ ܕܐܦܠܐ ܫܠܝܡܘܢ ܒܟܠܗ ܫܘܒܚܗ ܐܬܟܤܝ ܐܝܟ ܚܕܐ ܡܢܗܝܢ ܀ .29 ܐܢ ܕܝܢ ܠܥܡܝܪܐ ܕܚܩܠܐ ܕܝܘܡܢܐ ܐܝܬܘܗܝ ܘܡܚܪ ܢܦܠ ܒܬܢܘܪܐ ܐܠܗܐ ܗܟܢܐ ܡܠܒܫ ܠܐ ܤܓܝ ܝܬܝܪ ܠܟܘܢ ܙܥܘܪܝ ܗܝܡܢܘܬܐ ܀ .30 ܠܐ ܗܟܝܠ ܬܐܨܦܘܢ ܐܘ ܬܐܡܪܘܢ ܡܢܐ ܢܐܟܘܠ ܐܘ ܡܢܐ ܢܫܬܐ ܐܘ ܡܢܐ ܢܬܟܤܐ ܀ .31 ܟܠܗܝܢ ܓܝܪ ܗܠܝܢ ܥܡܡܐ ܗܘ ܒܥܝܢ ܠܗܝܢ ܐܒܘܟܘܢ ܕܝܢ ܕܒܫܡܝܐ ܝܕܥ ܕܐܦ ܠܟܘܢ ܡܬܒܥܝܢ ܗܠܝܢ ܟܠܗܝܢ ܀ .32 ܒܥܘ ܕܝܢ ܠܘܩܕܡ ܡܠܟܘܬܗ ܕܐܠܗܐ ܘܙܕܝܩܘܬܗ ܘܟܠܗܝܢ ܗܠܝܢ ܡܬܬܘܤܦܢ ܠܟܘܢ ܀ 34 ܠܐ ܗܟܝܠ ܬܐܨܦܘܢ ܕܡܚܪ ܗܘ ܓܝܪ ܡܚܪ ܝܨܦ ܕܝܠܗ ܤܦܩ ܠܗ ܠܝܘܡܐ ܒܝܫܬܗ ܀ .33 .34


- Vulgata

1 adtendite ne iustitiam vestram faciatis coram hominibus ut videamini ab eis alioquin mercedem non habebitis apud Patrem vestrum qui in caelis est 2 cum ergo facies elemosynam noli tuba canere ante te sicut hypocritae faciunt in synagogis et in vicis ut honorificentur ab hominibus amen dico vobis receperunt mercedem suam 3 te autem faciente elemosynam nesciat sinistra tua quid faciat dextera tua 4 ut sit elemosyna tua in abscondito et Pater tuus qui videt in abscondito reddet tibi 5 et cum oratis non eritis sicut hypocritae qui amant in synagogis et in angulis platearum stantes orare ut videantur ab hominibus amen dico vobis receperunt mercedem suam 6 tu autem cum orabis intra in cubiculum tuum et cluso ostio tuo ora Patrem tuum in abscondito et Pater tuus qui videt in abscondito reddet tibi 7 orantes autem nolite multum loqui sicut ethnici putant enim quia in multiloquio suo exaudiantur 8 nolite ergo adsimilari eis scit enim Pater vester quibus opus sit vobis antequam petatis eum 9 sic ergo vos orabitis Pater noster qui in caelis es sanctificetur nomen tuum 10 veniat regnum tuum fiat voluntas tua sicut in caelo et in terra 11 panem nostrum supersubstantialem da nobis hodie 12 et dimitte nobis debita nostra sicut et nos dimisimus debitoribus nostris 13 et ne inducas nos in temptationem sed libera nos a malo 14 si enim dimiseritis hominibus peccata eorum dimittet et vobis Pater vester caelestis delicta vestra 15 si autem non dimiseritis hominibus nec Pater vester dimittet peccata vestra 16 cum autem ieiunatis nolite fieri sicut hypocritae tristes demoliuntur enim facies suas ut pareant hominibus ieiunantes amen dico vobis quia receperunt mercedem suam 17 tu autem cum ieiunas ungue caput tuum et faciem tuam lava 18 ne videaris hominibus ieiunans sed Patri tuo qui est in abscondito et Pater tuus qui videt in abscondito reddet tibi 19 nolite thesaurizare vobis thesauros in terra ubi erugo et tinea demolitur ubi fures effodiunt et furantur 20 thesaurizate autem vobis thesauros in caelo ubi neque erugo neque tinea demolitur et ubi fures non effodiunt nec furantur 21 ubi enim est thesaurus tuus ibi est et cor tuum 22 lucerna corporis est oculus si fuerit oculus tuus simplex totum corpus tuum lucidum erit 23 si autem oculus tuus nequam fuerit totum corpus tuum tenebrosum erit si ergo lumen quod in te est tenebrae sunt tenebrae quantae erunt 24 nemo potest duobus dominis servire aut enim unum odio habebit et alterum diliget aut unum sustinebit et alterum contemnet non potestis Deo servire et mamonae 25 ideo dico vobis ne solliciti sitis animae vestrae quid manducetis neque corpori vestro quid induamini nonne anima plus est quam esca et corpus plus est quam vestimentum 26 respicite volatilia caeli quoniam non serunt neque metunt neque congregant in horrea et Pater vester caelestis pascit illa nonne vos magis pluris estis illis 27 quis autem vestrum cogitans potest adicere ad staturam suam cubitum unum 28 et de vestimento quid solliciti estis considerate lilia agri quomodo crescunt non laborant nec nent 29 dico autem vobis quoniam nec Salomon in omni gloria sua coopertus est sicut unum ex istis 30 si autem faenum agri quod hodie est et cras in clibanum mittitur Deus sic vestit quanto magis vos minimae fidei 31 nolite ergo solliciti esse dicentes quid manducabimus aut quid bibemus aut quo operiemur 32 haec enim omnia gentes inquirunt scit enim Pater vester quia his omnibus indigetis 33 quaerite autem primum regnum et iustitiam eius et omnia haec adicientur vobis 34 nolite ergo esse solliciti in crastinum crastinus enim dies sollicitus erit sibi ipse sufficit diei malitia sua


- Statenvertaling

1 Hebt acht, dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. 2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat voor u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg. 3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet; 4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden. 5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne, in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. 6 Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. 7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden. 8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. 9 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. 10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde. 11 Geef ons heden ons dagelijks brood. 12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. 13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen. 14 Want indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. 15 Maar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven. 16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. 17 Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht; 18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. 19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; 20 Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; 21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. 22 De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen; 23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn! 24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon. 25 Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? 26 Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? 27 Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, een el tot zijn lengte toedoen? 28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet; 29 En Ik zeg u, dat ook Salomo, in al zijn heerlijkheid, niet is bekleed geweest, gelijk een van deze. 30 Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen? 31 Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? 32 Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. 33 Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. 34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad.


- Willibrordvertaling

Hoofdstuk 6 De Vader ziet in het verborgene [1] Pas op dat jullie je gerechtigheid* niet doen voor het oog van de mensen, om door hen gezien te worden. Anders wacht je geen loon bij jullie Vader in de hemel. [2] Dus wanneer je barmhartig bent, loop er dan niet mee te koop, zoals de schijnheiligen dat doen in de synagogen en op straat, om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. [3] Maar als jij barmhartig bent, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechter doet, [4] opdat je barmhartigheid in het verborgene* gebeurt; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. [5] En wanneer je bidt, wees dan niet als de schijnheiligen; zij staan graag in de synagogen en op de hoeken van de straten te bidden, om op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. [6] Maar als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. [7] Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen worden. [8] Neem daar geen voorbeeld aan, want jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt. [9] Jullie moeten zo bidden: Onze Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd, [10] uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. [11] Geef ons vandaag het nodige* brood, [12] en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie schulden heeft bij ons. [13] En breng ons niet in beproeving*, maar red ons van het kwaad. [14] Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeven. [15] Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven. [16] Wanneer je vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen, want zij vertrekken hun gezicht om met hun vasten op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. [17] Maar als jij vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht, [18] opdat het bij de mensen niet opvalt dat je vast, maar wel bij je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. Maak je geen zorgen! [19] Verzamel geen schatten op aarde, waar mot of houtworm ze aantast, en waar dieven inbreken om ze te stelen. [20] Maar verzamel schatten in de hemel, waar mot noch houtworm ze aantasten, en waar geen dieven inbreken om ze te stelen. [21] Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. [22] De lamp van het lichaam is het oog. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. [23] Maar als je oog slecht is, zal heel je lichaam duister zijn. Als nu binnenin je het licht duisternis is, hoe erg zal dan de duisternis zijn! [24] Niemand kan twee heren dienen. Want hij zal de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt God en de geldduivel* niet tegelijk dienen. [25] Daarom zeg Ik jullie: maak je niet bezorgd over wat je zult eten of drinken om in leven te blijven, en ook niet over de kleding voor je lichaam. Is het leven niet meer dan het eten, en het lichaam niet meer dan de kleding? [26] Kijk naar de vogels van de hemel: ze zaaien niet en maaien niet en oogsten niet, je hemelse Vader voedt ze. Zijn jullie niet meer waard dan vogels? [27] Wie van jullie kan met al zijn zorgen een el toevoegen aan zijn leven? [28] En wat maak je je bezorgd over je kleren? Leer van de lelies op het veld hoe ze groeien. Ze werken niet, ze spinnen niet. [29] Maar Ik zeg jullie: zelfs Salomo met al zijn pracht en praal ging niet gekleed als een van hen. [30] Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag staat en morgen in de oven wordt gegooid, zo kleedt, hoeveel te meer kleedt Hij dan jullie, kleingelovigen? [31] Vraag je dus niet bezorgd af: Wat zullen we eten? Wat zullen we drinken? Wat zullen we aantrekken? [32] Want naar dat alles zijn de heidenen op zoek. Jullie hemelse Vader weet wel dat je dat allemaal nodig hebt. [33] Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan krijg je dat alles erbij. [34] Maak je dus niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal zich wel bezorgd maken over zichzelf. Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

Hoofdstuk 6 [1] Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet. [2] Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. [3] Maar als je aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. [4] Zo blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. [5] En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. [6] Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. [7] Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. [8] Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het hem vragen. [9] Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, [10] laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. [11] Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. [12] Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. [13] En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad.* [14] Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. [15] Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven. [16] Wanneer jullie vasten, zet dan niet zo'n somber gezicht als de huichelaars, want zij doen dat om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. [17] Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, [18] zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. [19] Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. [20] Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. [21] Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. [22] Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. [23] Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die duisternis! [24] Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. [25] Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? [26] Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? [27] Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? [28] En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. [29] Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. [30] Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? [31] Vraag je dus niet bezorgd af: "Wat zullen we eten?" of: "Wat zullen we drinken?" of: "Waarmee zullen we ons kleden?" [32] – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. [33] Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. [34] Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.


- De Naardense bijbel

6:1 Maar neemt u in acht dat ge uw gerechtigheid niet doet voor het aanschijn van de mensen om door hen aanschouwd te worden; anders hebt ge geen loon bij uw Vader in de hemelen! Matteüs 6:2 Wanneer je dus een daad van barmhartigheid doet, bazuin het niet voor je uit, zoals de schijnheiligen doen in de synagogen en in de stegen om verheerlijkt te worden door de mensen; zeker is het, zeg ik u, zij hebben hun loon al; 6:3 maar als jij een daad van barmhartigheid doet, moet je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet, 6:4 opdat je barmhartigheid in het verborgene geschiedt; en je Vader die in die verborgenheid kijkt, zal je ervoor teruggeven! 6:5 En wanneer ge bidt, weest dan niet als de schijnheiligen; want zij houden ervan in de synagogen en op de hoeken van de straten staande te bidden, om zich te vertonen aan de mensen; zeker is het, zeg ik u, zij hebben hun loon al; 6:6 maar jij, wanneer je bidt, ga je binnenkamer in, sluit je deur en bid tot je Vader in de verborgenheid; en je Vader die in die verborgenheid kijkt zal je ervoor teruggeven; 6:7 bidt niet met stortvloed van woorden zoals de heidenen; want zij denken dat zij door hun vele woorden verhoord zullen worden; 6:8 ge moet dus niet lijken op hen; want God, uw Vader, weet waaraan ge gebrek hebt vóórdat ge hem iets vraagt; 6:9 dus moet gij zó bidden: Vader over ons in de hemelen, geheiligd worde uw naam; 6:10 kome úw koninkrijk, geschiede úw wil als in de hemel ook op de aarde, 6:11 ons nodige brood, geef ons dat vandaag; 6:12 en vergeef ons onze schulden, zoals wij ook vergeven hebben wie ons iets schuldig zijn; 6:13 en breng ons niet in beproeving, maar ontruk ons aan het boze! 6:14 Want als ge aan de mensen hun misstappen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 6:15 maar als ge aan de mensen niet vergeeft, zal uw hemelse Vader ook uw misstappen niet vergeven! 6:16 Wanneer ge vast, weest dan niet als de schijnheiligen somber van gezicht; want zij maken hun gezichten ontoonbaar om te tonen aan de mensen dat zij vasten; zeker is het, zeg ik u, zij hebben hun loon al!- 6:17 maar jij, als je vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht, 6:18 zodat je niet aan de mensen toont dat je vast maar aan je Vader in het verborgene; en je Vader, die in de verborgenheid kijkt, zal je ervoor teruggeven. 6:19 Slaat voor uzelf geen schatten op in schatkamers op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt, en waar dieven zich naar binnen graven en stelen; 6:20 maar slaat voor u schatten op in schatkamers in de hemel, waar geen mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar geen dieven naartoe graven en stelen; 6:21 want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn! 6:22 De lamp van het lichaam is het oog; als dus je oog onvertroebeld is, zal heel je lichaam verlicht zijn; 6:23 maar als je oog boos is, zal heel je lichaam duister zijn; als dus het licht in jou al duisternis is, hoe erg zal dan het duister zijn! 6:24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene haten en de andere liefhebben, of aan de ene zich hechten en de andere verachten, ge kunt niet God dienen én de mammon! 6:25 Daarom zeg ik u: weest niet bezorgd voor uw ziel over wat ge moet eten en niet voor uw lichaam over wat ge moet aantrekken; is de ziel niet méér dan het voedsel en het lichaam dan de kledij?- 6:26 kijkt naar de vogels van de hemel, want zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en uw hemelse Vader voedt ze: verschilt ge niet heel wat van hen?- 6:27 wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?- 6:28 en wat maakt ge u zorgen over kleding?- leert van de leliën des velds, hoe ze groeien: zij zwoegen niet en spinnen niet? 6:29 ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet iets heeft omgehad als één van hen; 6:30 maar als God het gras op het veld dat er vandaag is en morgen in een oven wordt gegooid zó tooit, dan niet veel méér u, kleingelovigen?- 6:31 maakt u dus geen zorgen, zeggend: wat moeten we eten?, of: wat moeten we drinken?, of: wat moeten we omdoen?- 6:32 want naar dat alles zoeken de volkeren,- uw hemelse Vader wéét immers dat ge dit alles nodig hebt!- 6:33 maar zoekt eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid, en dat alles zal u worden toegevoegd; 6:34 weest dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want 'morgen' zal zich bezorgd maken over zichzelf; de dag heeft genoeg aan haar eigen kwaad!


- Bible de Jérusalem

1. « Gardez-vous de pratiquer votre justice devant les hommes, pour vous faire remarquer d'eux ; sinon, vous n'aurez pas de récompense auprès de votre Père qui est dans les cieux. 2. Quand donc tu fais l'aumône, ne va pas le claironner devant toi ; ainsi font les hypocrites, dans les synagogues et les rues, afin d'être glorifiés par les hommes ; en vérité je vous le dis, ils tiennent déjà leur récompense. 3. Pour toi, quand tu fais l'aumône, que ta main gauche ignore ce que fait ta main droite, 4. afin que ton aumône soit secrète ; et ton Père, qui voit dans le secret, te le rendra. 5. « Quand vous priez, ne soyez pas comme les hypocrites : ils aiment, pour faire leurs prières, à se camper dans les synagogues et les carrefours, afin qu'on les voie. En vérité je vous le dis, ils tiennent déjà leur récompense. 6. Pour toi, quand tu pries, retire-toi dans ta chambre, ferme sur toi la porte, et prie ton Père qui est là, dans le secret ; et ton Père, qui voit dans le secret, te le rendra. 7. « Dans vos prières, ne rabâchez pas comme les païens : ils s'imaginent qu'en parlant beaucoup ils se feront mieux écouter. 8. N'allez pas faire comme eux ; car votre Père sait bien ce qu'il vous faut, avant que vous le lui demandiez. 9. « Vous donc, priez ainsi : Notre Père qui es dans les cieux, que ton Nom soit sanctifié, 10. que ton Règne vienne, que ta volonté soit faite sur la terre comme au ciel. 11. Donne-nous aujourd'hui notre pain quotidien. 12. Remets-nous nos dettes comme nous-mêmes avons remis à nos débiteurs. 13. Et ne nous soumets pas à la tentation ; mais délivre-nous du Mauvais. 14. « Oui, si vous remettez aux hommes leurs manquements votre Père céleste vous remettra aussi ; 15. mais si vous ne remettez pas aux hommes, votre Père non plus ne vous remettra pas vos manquements. 16. « Quand vous jeûnez, ne vous donnez pas un air sombre comme font les hypocrites : ils prennent une mine défaite, pour que les hommes voient bien qu'ils jeûnent. En vérité je vous le dis, ils tiennent déjà leur récompense. 17. Pour toi, quand tu jeûnes, parfume ta tête et lave ton visage, 18. pour que ton jeûne soit connu, non des hommes, mais de ton Père qui est là, dans le secret ; et ton Père, qui voit dans le secret, te le rendra. 19. « Ne vous amassez point de trésors sur la terre, où la mite et le ver consument, où les voleurs percent et cambriolent. 20. Mais amassez-vous des trésors dans le ciel : là, point de mite ni de ver qui consument, point de voleurs qui perforent et cambriolent. 21. Car où est ton trésor, là sera aussi ton cœur. 22. « La lampe du corps, c'est l'œil. Si donc ton œil est sain, ton corps tout entier sera lumineux. 23. Mais si ton œil est malade, ton corps tout entier sera ténébreux. Si donc la lumière qui est en toi est ténèbres, quelles ténèbres ! 24. « Nul ne peut servir deux maîtres : ou il haïra l'un et aimera l'autre, ou il s'attachera à l'un et méprisera l'autre. Vous ne pouvez servir Dieu et l'Argent. 25. « Voilà pourquoi je vous dis : Ne vous inquiétez pas pour votre vie de ce que vous mangerez, ni pour votre corps de quoi vous le vêtirez. La vie n'est-elle pas plus que la nourriture, et le corps plus que le vêtement ? 26. Regardez les oiseaux du ciel : ils ne sèment ni ne moissonnent ni ne recueillent en des greniers, et votre Père céleste les nourrit ! Ne valez-vous pas plus qu'eux ? 27. Qui d'entre vous d'ailleurs peut, en s'en inquiétant, ajouter une seule coudée à la longueur de sa vie ? 28. Et du vêtement, pourquoi vous inquiéter ? Observez les lis des champs, comme ils poussent : ils ne peinent ni ne filent. 29. Or je vous dis que Salomon lui-même, dans toute sa gloire, n'a pas été vêtu comme l'un d'eux. 30. Que si Dieu habille de la sorte l'herbe des champs, qui est aujourd'hui et demain sera jetée au four, ne fera-t-il pas bien plus pour vous, gens de peu de foi ! 31. Ne vous inquiétez donc pas en disant : Qu'allons-nous manger ? qu'allons-nous boire ? de quoi allons-nous nous vêtir ? 32. Ce sont là toutes choses dont les païens sont en quête. Or votre Père céleste sait que vous avez besoin de tout cela. 33. Cherchez d'abord son Royaume et sa justice, et tout cela vous sera donné par surcroît. 34. Ne vous inquiétez donc pas du lendemain : demain s'inquiétera de lui-même. A chaque jour suffit sa peine.


- King James Bible

[1] Take heed that ye do not your alms before men, to be seen of them: otherwise ye have no reward of your Father which is in heaven. [2] Therefore when thou doest thine alms, do not sound a trumpet before thee, as the hypocrites do in the synagogues and in the streets, that they may have glory of men. Verily I say unto you, They have their reward. [3] But when thou doest alms, let not thy left hand know what thy right hand doeth: [4] That thine alms may be in secret: and thy Father which seeth in secret himself shall reward thee openly. [5] And when thou prayest, thou shalt not be as the hypocrites are: for they love to pray standing in the synagogues and in the corners of the streets, that they may be seen of men. Verily I say unto you, They have their reward. [6] But thou, when thou prayest, enter into thy closet, and when thou hast shut thy door, pray to thy Father which is in secret; and thy Father which seeth in secret shall reward thee openly. [7] But when ye pray, use not vain repetitions, as the heathen do: for they think that they shall be heard for their much speaking. [8] Be not ye therefore like unto them: for your Father knoweth what things ye have need of, before ye ask him. [9] After this manner therefore pray ye: Our Father which art in heaven, Hallowed be thy name. [10] Thy kingdom come. Thy will be done in earth, as it is in heaven. [11] Give us this day our daily bread. [12] And forgive us our debts, as we forgive our debtors. [13] And lead us not into temptation, but deliver us from evil: For thine is the kingdom, and the power, and the glory, for ever. Amen. [14] For if ye forgive men their trespasses, your heavenly Father will also forgive you: [15] But if ye forgive not men their trespasses, neither will your Father forgive your trespasses. [16] Moreover when ye fast, be not, as the hypocrites, of a sad countenance: for they disfigure their faces, that they may appear unto men to fast. Verily I say unto you, They have their reward. [17] But thou, when thou fastest, anoint thine head, and wash thy face; [18] That thou appear not unto men to fast, but unto thy Father which is in secret: and thy Father, which seeth in secret, shall reward thee openly. [19] Lay not up for yourselves treasures upon earth, where moth and rust doth corrupt, and where thieves break through and steal: [20] But lay up for yourselves treasures in heaven, where neither moth nor rust doth corrupt, and where thieves do not break through nor steal: [21] For where your treasure is, there will your heart be also. [22] The light of the body is the eye: if therefore thine eye be single, thy whole body shall be full of light. [23] But if thine eye be evil, thy whole body shall be full of darkness. If therefore the light that is in thee be darkness, how great is that darkness! [24] No man can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon. [25] Therefore I say unto you, Take no thought for your life, what ye shall eat, or what ye shall drink; nor yet for your body, what ye shall put on. Is not the life more than meat, and the body than raiment? [26] Behold the fowls of the air: for they sow not, neither do they reap, nor gather into barns; yet your heavenly Father feedeth them. Are ye not much better than they? [27] Which of you by taking thought can add one cubit unto his stature? [28] And why take ye thought for raiment? Consider the lilies of the field, how they grow; they toil not, neither do they spin: [29] And yet I say unto you, That even Solomon in all his glory was not arrayed like one of these. [30] Wherefore, if God so clothe the grass of the field, which to day is, and to morrow is cast into the oven, shall he not much more clothe you, O ye of little faith? [31] Therefore take no thought, saying, What shall we eat? or, What shall we drink? or, Wherewithal shall we be clothed? [32] (For after all these things do the Gentiles seek:) for your heavenly Father knoweth that ye have need of all these things. [33] But seek ye first the kingdom of God, and his righteousness; and all these things shall be added unto you. [34] Take therefore no thought for the morrow: for the morrow shall take thought for the things of itself. Sufficient unto the day is the evil thereof.


- Luther Bibel

Vom Almosengeben 61Habt Acht auf eure Frömmigkeit, dass ihr die nicht übt vor den Leuten, um von ihnen gesehen zu werden; ihr habt sonst keinen Lohn bei eurem Vater im Himmel. 2Wenn du nun Almosen gibst, sollst du es nicht vor dir ausposaunen lassen, wie es die Heuchler tun in den Synagogen und auf den Gassen, damit sie von den Leuten gepriesen werden. Wahrlich, ich sage euch: Sie haben ihren Lohn schon gehabt. 3Wenn du aber Almosen gibst, so lass deine linke Hand nicht wissen, was die rechte tut, 4damit dein Almosen verborgen bleibe; und dein Vater, der in das Verborgene sieht, wird dir's vergelten. Vom Beten. Das Vaterunser 5Und wenn ihr betet, sollt ihr nicht sein wie die Heuchler, die gern in den Synagogen und an den Straßenecken stehen und beten, damit sie von den Leuten gesehen werden. Wahrlich, ich sage euch: Sie haben ihren Lohn schon gehabt. 6Wenn du aber betest, so geh in dein Kämmerlein und schließ die Tür zu und bete zu deinem Vater, der im Verborgenen ist; und dein Vater, der in das Verborgene sieht, wird dir's vergelten. 7Und wenn ihr betet, sollt ihr nicht viel plappern wie die Heiden; denn sie meinen, sie werden erhört, wenn sie viele Worte machen. 8Darum sollt ihr ihnen nicht gleichen. Denn euer Vater weiß, was ihr bedürft, bevor ihr ihn bittet. 9Darum sollt ihr so beten: Unser Vater im Himmel! Dein Name werde geheiligt. 10 Dein Reich komme. Dein Wille geschehe wie im Himmel so auf Erden. 11 Unser tägliches Brot gib uns heute. 12 Und vergib uns unsere Schuld, wie auch wir vergeben unsern Schuldigern. 13 Und führe uns nicht in Versuchung, sondern erlöse uns von dem Bösen. [Denn dein ist das Reich und die Kraft und die Herrlichkeit in Ewigkeit. Amen.] 14Denn wenn ihr den Menschen ihre Verfehlungen vergebt, so wird euch euer himmlischer Vater auch vergeben. 15Wenn ihr aber den Menschen nicht vergebt, so wird euch euer Vater eure Verfehlungen auch nicht vergeben. Vom Fasten 16Wenn ihr fastet, sollt ihr nicht sauer dreinsehen wie die Heuchler; denn sie verstellen ihr Gesicht, um sich vor den Leuten zu zeigen mit ihrem Fasten. Wahrlich, ich sage euch: Sie haben ihren Lohn schon gehabt. 17Wenn du aber fastest, so salbe dein Haupt und wasche dein Gesicht, 18damit du dich nicht vor den Leuten zeigst mit deinem Fasten, sondern vor deinem Vater, der im Verborgenen ist; und dein Vater, der in das Verborgene sieht, wird dir's vergelten. Vom Schätzesammeln und Sorgen 19Ihr sollt euch nicht Schätze sammeln auf Erden, wo sie die Motten und der Rost fressen und wo die Diebe einbrechen und stehlen. 20Sammelt euch aber Schätze im Himmel, wo sie weder Motten noch Rost fressen und wo die Diebe nicht einbrechen und stehlen. 21Denn wo dein Schatz ist, da ist auch dein Herz. 22Das Auge ist das Licht des Leibes. Wenn dein Auge lauter ist, so wird dein ganzer Leib licht sein. 23Wenn aber dein Auge böse ist, so wird dein ganzer Leib finster sein. Wenn nun das Licht, das in dir ist, Finsternis ist, wie groß wird dann die Finsternis sein! 24 Niemand kann zwei Herren dienen: Entweder er wird den einen hassen und den andern lieben, oder er wird an dem einen hängen und den andern verachten. Ihr könnt nicht Gott dienen und dem Mammon. 25Darum sage ich euch: Sorgt nicht um euer Leben, was ihr essen und trinken werdet; auch nicht um euren Leib, was ihr anziehen werdet. Ist nicht das Leben mehr als die Nahrung und der Leib mehr als die Kleidung? 26Seht die Vögel unter dem Himmel an: sie säen nicht, sie ernten nicht, sie sammeln nicht in die Scheunen; und euer himmlischer Vater ernährt sie doch. Seid ihr denn nicht viel mehr als sie? 27Wer ist unter euch, der seines Lebens Länge eine Spanne zusetzen könnte, wie sehr er sich auch darum sorgt? 28Und warum sorgt ihr euch um die Kleidung? Schaut die Lilien auf dem Feld an, wie sie wachsen: sie arbeiten nicht, auch spinnen sie nicht. 29Ich sage euch, dass auch Salomo in aller seiner Herrlichkeit nicht gekleidet gewesen ist wie eine von ihnen. 30Wenn nun Gott das Gras auf dem Feld so kleidet, das doch heute steht und morgen in den Ofen geworfen wird: sollte er das nicht viel mehr für euch tun, ihr Kleingläubigen? 31Darum sollt ihr nicht sorgen und sagen: Was werden wir essen? Was werden wir trinken? Womit werden wir uns kleiden? 32Nach dem allen trachten die Heiden. Denn euer himmlischer Vater weiß, dass ihr all dessen bedürft. 33 Trachtet zuerst nach dem Reich Gottes und nach seiner Gerechtigkeit, so wird euch das alles zufallen. 34Darum sorgt nicht für morgen, denn der morgige Tag wird für das Seine sorgen. Es ist genug, dass jeder Tag seine eigene Plage hat.


- Arabisch

حترزوا من ان تصنعوا صدقتكم قدام الناس لكي ينظروكم. والا فليس لكم اجر عند ابيكم الذي في السموات. .1 فمتى صنعت صدقة فلا تصوت قدامك بالبوق كما يفعل المراؤون في المجامع وفي الازقة لكي يمجّدوا من الناس. الحق اقول لكم انهم قد استوفوا اجرهم. .2 واما انت فمتى صنعت صدقة فلا تعرف شمالك ما تفعل يمينك. .3 لكي تكون صدقتك في الخفاء. فابوك الذي يرى في الخفاء هو يجازيك علانية .4 ومتى صلّيت فلا تكن كالمرائين. فانهم يحبون ان يصلّوا قائمين في المجامع وفي زوايا الشوارع لكي يظهروا للناس. الحق اقول لكم انهم قد استوفوا اجرهم. .5 واما انت فمتى صلّيت فادخل الى مخدعك واغلق بابك وصلّ الى ابيك الذي في الخفاء. فابوك الذي يرى في الخفاء يجازيك علانية. .6 وحينما تصلّون لا تكرروا الكلام باطلا كالامم. فانهم يظنون انه بكثرة كلامهم يستجاب لهم. .7 فلا تتشبهوا بهم. لان اباكم يعلم ما تحتاجون اليه قبل ان تسألوه .8 فصلّوا انتم هكذا. ابانا الذي في السموات. ليتقدس اسمك. .9 ليأت ملكوتك. لتكن مشيئتك كما في السماء كذلك على الارض. .10 خبزنا كفافنا اعطنا اليوم. .11 واغفر لنا ذنوبنا كما نغفر نحن ايضا للمذنبين الينا. .12 ولا تدخلنا في تجربة. لكن نجنا من الشرير. لان لك الملك والقوة والمجد الى الابد. آمين. .13 فانه ان غفرتم للناس زلاتهم يغفر لكم ايضا ابوكم السماوي. .14 وان لم تغفروا للناس زلاتهم لا يغفر لكم ابوكم ايضا زلاتكم .15 ومتى صمتم فلا تكونوا عابسين كالمرائين. فانهم يغيرون وجوههم لكي يظهروا للناس صائمين. الحق اقول لكم انهم قد استوفوا اجرهم. .16 واما انت فمتى صمت فادهن راسك واغسل وجهك. .17 لكي لا تظهر للناس صائما بل لابيك الذي في الخفاء. فابوك الذي يرى في الخفاء يجازيك علانية .18 لا تكنزوا لكم كنوزا على الارض حيث يفسد السوس والصدأ وحيث ينقب السارقون ويسرقون. .19 بل اكنزوا لكم كنوزا في السماء حيث لا يفسد سوس ولا صدأ وحيث لا ينقب سارقون ولا يسرقون. .20 لانه حيث يكون كنزك هناك يكون قلبك ايضا. .21 سراج الجسد هو العين. فان كانت عينك بسيطة فجسدك كله يكون نيرا. .22 وان كانت عينك شريرة فجسدك كله يكون مظلما. فان كان النور الذي فيك ظلاما فالظلام كم يكون .23 لا يقدر احد ان يخدم سيدين. لانه اما ان يبغض الواحد ويحب الآخر او يلازم الواحد ويحتقر الآخر. لا تقدرون ان تخدموا الله والمال. .24 لذلك اقول لكم لا تهتموا لحياتكم بما تاكلون وبما تشربون. ولا لاجسادكم بما تلبسون. أليست الحياة افضل من الطعام والجسد افضل من اللباس. .25 انظروا الى طيور السماء. انها لا تزرع ولا تحصد ولا تجمع الى مخازن. وابوكم السماوي يقوتها. ألستم انتم بالحري افضل منها. .26 ومن منكم اذا اهتم يقدر ان يزيد على قامته ذراعا واحدة. .27 ولماذا تهتمون باللباس. تأملوا زنابق الحقل كيف تنمو. لا تتعب ولا تغزل. .28 ولكن اقول لكم انه ولا سليمان في كل مجده كان يلبس كواحدة منها. .29 فان كان عشب الحقل الذي يوجد اليوم ويطرح غدا في التنور يلبسه الله هكذا أفليس بالحري جدا يلبسكم انتم يا قليلي الايمان. .30 فلا تهتموا قائلين ماذا نأكل او ماذا نشرب او ماذا نلبس. .31 فان هذه كلها تطلبها الامم. لان اباكم السماوي يعلم انكم تحتاجون الى هذه كلها. .32 لكن اطلبوا اولا ملكوت الله وبره وهذه كلها تزاد لكم. .33 فلا تهتموا للغد. لان الغد يهتم بما لنفسه. يكفي اليوم شره .34


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M

- μη = mè (niet) . Ontkenning . Taalgebruik in het NT : mè (niet) . Taalgebruik in de LXX : mè (niet) . Mt 6 (13) : (1) Mt 6,1 . (2) Mt 6,2 . (3) Mt 6,3 . (4) Mt 6,7 . (5) Mt 6,8 . (6) Mt 6,13 . (7) Mt 6,15 . (8) Mt 6,16 . (9) Mt 6,18 . (10) Mt 6,19 . (11) Mt 6,25 . (12) Mt 6,31 . (13) Mt 6,34 .

mè (niet)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  3266  2344  922  117  67  123  110  61  403  41  307  417 

- Hebreeuws : lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) .
- In de Vulgaat is in dit vers Mt 6,19 de ontkenning verwerkt in de imperatief 2de pers. mv. nolite (van het werkw. nolle = niet willen) + infin. . In Mt (24) : (1) Mt 5,17 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 6,8 . (4) Mt 6,16 . (5) Mt 6,19 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . (8) Mt 7,1 . (9) Mt 7,6 . (10) Mt 10,9 . (11) Mt 10,19 . (12) Mt 10,28 . (13) Mt 10,31 . (14) Mt 10,34 . (15) Mt 14,27 . (16) Mt 17,7 . (17) Mt 19,14 . (18) Mt 23,3 . (19) Mt 23,8 . (20) Mt 23,9 . (21) Mt 24,23 . (22) Mt 24,26 . (23) Mt 28,5 . (24) Mt 28,10 . De ontkenning wordt verwerkt in de imperatief 2de pers. enk. noli + infin. : Mt (2) : (1) Mt 1,20 . (2) Mt 6,2 .
- Fr. ne... pas . E. no . D. nicht . Aramees : ´לָא = lâ OF לָה = lâh (niet) . Arabisch : لا = la´ (niet) . Taalgebruik in de Koran : la´ (niet) .

- N - O

- oun (dus, bijgevolg) . Taalgebruik in het NT : oun (dus, bijgevolg) . Taalgebruik in de LXX : oun (dus, bijgevolg) . In de LXX (260) , in het NT (493) , in Mt (57) , in Mt 6 (7) : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,8 . (3) Mt 6,9 . (4) Mt 6,22 . (5) Mt 6,23 . (6) Mt 6,31 . (7) Mt 6,34 . Het bijwoord oun komt op de tweede plaats in de zin . Hierdoor is de ontkenning mè gescheiden van het werkwoord .

oun (dus)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  688  198  490  56  33  194  60  196  95  289 

- Hebreeuws . lâkhen (daarom) . Taalgebruik in Tenakh : lâkhen (daarom) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100 (2² X 5²) . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (192) .
- Latijn . ideo (daarom) . Bijbel (116) . OT (71) . NT (45) . Mt (9) : (1) Mt 6,25 . (2) Mt 12,27 . (3) Mt 12,31 . (4) Mt 13,13 . (5) Mt 13,52 . (6) Mt 14,2 . (7) Mt 18,23 . (8) Mt 21,43 . (9) Mt 23,34 . Fr. donc . E. therefore . D. darum .

- P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar