- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het elfde hoofdstuk van het Matteüsevangelie
:
86. Slot van de rede : Mt
11,1
87. Vraag van Johannes de Doper : Mt
11,2-6 - Lc
7,18-23
88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc
7,24-28 - Mt
11,7-11
89. Overweldiging van het Rijk Gods : Mt
11,12-15 - Lc
16,16
90. Jezus en Johannes slecht ontvangen : Mt
11,16-19 - Lc
7,31-35
91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm : Mt
11,20-24 - Lc
10,13-15
92. De Zoon prijst de Vader : Mt
11,25-27 - Lc
10,21-22
93. Kom allen tot mij : Mt
11,28-30
86. Slot van de rede : Mt 11,1 - Mt 11,1 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -
86. Slot van de rede : Mt 11,1 . 87. Vraag van Johannes de Doper : Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 | |||
Synopsis Denaux-Vervenne | Liturgische lezing (KBS 1961) | Willibrordvertaling (1995) | Nieuwe Bijbel Vertaling (2005) |
En het gebeurde, toen Jezus geëindigd had zijn twaalf leerlingen voorschriften tegeven, dat hij daarvandaan wegging om te leren en te verkondigen in hun steden |
|||
Toen Johannes nu in de gevangenis de werken van de Christus hoorde, stuurde hij (een boodschap) door zijn leerlingen | 2 Johannes nu hoorde in de gevangenis over de werken van de Christus en hij liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen: |
Toen Johannes in de gevangenis hoorde over de daden van de Messias*, liet hij Hem bij monde van zijn leerlingen vragen | Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar hem toe |
(en) zei hem : "Bent u de komende of hebben wij een ander te verwachten?" | 3 "Zijt Gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten?" | ‘Bent U het die komen* zou, of hebben we een ander te verwachten?’ | met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ |
En Jezus antwoordde (en) zei hun: "Ga (en) boodschap aan Johannes wat je hoort en ziet: | 4 Jezus antwoordde hun: "Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet: | Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Ga Johannes vertellen wat u hoort en ziet: | Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: |
blindenzien weer en kreupelen wandelen, melaatsen worden gereinigd en stommen horen en doden worden opgewekt en armen wordt de blijde boodschap gebracht | 5 blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven
horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. |
Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap* verkondigd. | blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt |
en zalig is wie niet geërgerd wordt door mij | 6 Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt." | Gelukkig degene die geen aanstoot aan Mij neemt.’ | Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’ |
Mt 11,1 - Mt 11,1 : 86. Slot van de rede - Mt 11,1 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] And it came to pass, when Jesus had made an end of commanding
his twelve disciples, he departed thence to teach and to preach in their cities.
Luther-Bibel . 1 Und es begab sich, als Jesus diese Gebote an seine zwölf
Jünger beendet hatte, dass er von dort weiterging, um in ihren Städten
zu lehren und zu predigen.
Tekstuitleg van Mt 11,1 .
- Twaalf komt bij Matteüs in 12 verzen voor ; in 8 verzen in verband met de Twaalf. Slechts in 1 vers is er sprake van 'de twaalf apostelen'. De twaalf leerlingen : (1) Mt 10,1 (zijn twaalf leerlingen). (2) Mt 11,1 (zijn twaalf leerlingen). (3) Mt 20,17 (de twaalf leerlingen). Verwijzing : dôdeka (twaalf), zie Mt 28,16 .Matteüs beëindigt een rede telkens zeer stilistisch (zie Mt
7,28). Hier beëindigt Matteüs zijn tweede rede nl. de zendingsrede.
Wel opvallend is de participiumzin. Hij vertoont gelijkenissen met Gn 49,33.
In
Enkele getallen bij het woordgebruik van Matteüs:
- kai (en) : 705 X.
- egeneto (het gebeurde) : dertienmaal waarvan vijfmaal bij het beëindigen
van de redes.
- hote (wanneer) : twaalfmaal waarvan vijfmaal bij het beëindigen van de
redes .
- etelesen (hij beëindigde) : slechts vijfmaal nl. bij het beëindigen
van de redes.
Mt 11,1 bestaat vooreerst uit een geijkte formulering om een rede af te sluiten. In Mt 11,1 volgt dan een participiumzin bij het onderwerp ho Ièsous (Jezus). diatassô : bevelen, opdragen. We treffen enige gelijkenis met het begin van de zendingsrede (Mt 10,1) :
begin van de zendingsrede | afsluiting van de zendingsrede | |
bijbelplaats | Mt 10,1 | Mt 11,1 |
participium aorist / onderwerp Jezus) | Kai (en) proskalesamenos (bij zich geroepen) | diatassôn (bevelende) |
de twaalf leerlingen | tous dôdeka mathètas autou (zijn twaalf leerlingen) | tois dôdeka mathètais autou (aan zijn twaalf leerlingen) |
edôken autois exousian (gaf hij hen macht) | ||
75. Keuze van de twaalf en volmachtsoverdracht : Mt 10,1-4 | 86. Slot van de rede : Mt 11,1 |
De volgende nevenschikkende zin wordt niet door het nevenschikkend voegwoord kai (en) ingeleid. De zin vertoont grote gelijkenis met het afsluiten van de parabelrede en de overgang naar de eropvolgende pericope (Mt 13,53-58 // Mc 6,1-6a) en met het afsluiten van de parabelrede en de overgang naar de eropvolgende pericope. Mt 13,53-54 is een bewerking van Mc 6,1-2. Mt 11,1 zou op Mt 13,53-54 kunnen geïnspireerd zijn.
na de zendingsrede en de afsluitingsformule | na de parabelrede en de afsluitingsformule | na de kerkrede en de afsluiti,gsformule | |
Mt 11,1 | Mt 13,53-54 | Mt 19,1 | |
werkwoord met meta (aan de andere kant) | metebè (stak over) | metèren (metairô) (ging hij verder) | metèren (metairô) (ging hij verder) |
ekeithen (vanhier) | ekeithen (vanhier) | ekeithen (vandaar) | apo tès Galilaias (van Galilea) |
54. kai elthôn eis tèn patrida autou (en komende in zijn vaderstad) | |||
het werkwoord onderrichten | tou disdaskein kai kèrussein (om te onderrichten en te verkondigen | edidasken autous (hij onderrichtte hen) | |
de plaats van onderricht | en tais polesin autôn (in hun steden) | en tèi sunagôgèi autôn (in hun synagogen) | |
86. Slot van de rede : Mt 11,1 - Mt 11,1 - | 145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a // Mt 13,53-58 ( // Lc 4,16-30) - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - | 264. Van Galilea naar Judea : Mc 10,1 // Mt 19,1-2 - Mc 10,1 - Mt 19,1-2 - |
11. Vraag van Johannes de Doper : Mt 11,2-6 -- Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 -- Mt 11,2 - Mt 11,3 - Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,1 Mt 11,7-11 - Mt 11,12-15 - Mt 11,16-19 - Mt 11,20-24 - Mt 11,25-27 - Mt 11,28-30
In die tijd hoorde Johannes in de gevangenis over de werken van de Christus en hij liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen: "Zijt Gij de komende, of hebben wij een ander te verwachten?" Jezus antwoordde hun: "Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet: blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt." Toen zij vertrokken waren, begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes: "Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien? Naar een riethalm door de wind bewogen? Waar zijt gij dan wél naar gaan zien? Naar iemand in verfijnde kleding? Die verfijnde kleding dragen zijn te vinden in de paleizen der koningen. Waartoe zijt gij dan uitgetrokken? Om een profeet te zien? Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet! Hij is het over wie geschreven staat: Zie, ik zend mijn bode voor U uit die de weg voor uw komst zal bereiden. Voorwaar Ik zeg u: Onder wie uit vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen groter dan hij".
Mt 11,2-6 bestaat uit een dialoog tussen Johannes de Doper en Jezus . Via zijn leerlingen stelt Johannes een vraag (Mt 11,2 - Mt 11,3) waarop Jezus antwoordt - apokritheis (beantwoord) (Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6) . In beide gevallen gaat eipen (hij zei) met nadere bepaling aan het citaat vooraf . De dialoog wordt met elkaar verbonden door het nevenschikkend voegwoord kai (en) .
de structuur van de perikope
Mt 11,2 . inleiding op de vraag van Johannes | Mt 11,3 : de vraag van Johannes | Mt 11,4 : de inleiding op het antwoord van Jezus | Mt 11,4 : eerste deel van het antwoord . Opdracht | Mt 11,5 : boodschap | Mt 11,6 : zaligspreking | ||
kai apokritheis (en beantwoord) | 6 nevenschikkende zinnen | ||||||
Ho de Iôannès (Johannes echter...) 1) akouasas.... (gehoord) 2) pempsas ... (gezonden) | ho Ièsous (Jezus) | ||||||
eipen (zei) | eipen (zei) | ||||||
autôi (aan hem) | autois (aan hen) | ||||||
woorden | 3 + 8 + 5 + 2 = 18 | 7 | 6 | 7 | 16 | 9 | 63 |
lettergrepen | 35 | 15 | 12 | 21 | 45 | 18 | 146 |
111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 | de vraag van Johannes : 7 woorden ; 15 lettergrepen | het antwoord van Jezus : 32 woorden ; 84 lettergrepen |
In Mt 3,14-15 treffen we een dialoog aan tussen Johannes en Jezus . En er zijn wel overeenkomsten met Mt 11,2-6. In beide gevallen gaat het om een vraag van Johannes en een antwoord van Jezus . De vraag betreft de komende .
dialoog tussen Johannes en Jezus | Mt 3,14 b | Mt 11,3 |
de vraag van Johannes | kai su erchèi pros me (en jij komt tot mij) | su ei ho erchomenos (jij zijt de komende)... |
Mt 3,15 | Mt 11,4 | |
inleiding op het antwoord van Jezus | apokritheis de ho Ièsous eipen autôi (beantwoord echter zei Jezus aan hem) | kai apokritheis ho Ièsous eipen autois (en beantwoord zei Jezus aan hen) |
18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 | 111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 |
Mt 11,2 - Mt 11,2 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,2 - Mt 11,3 - Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6 --- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,1 Mt 11,7-11 - Mt 11,12-15 - Mt 11,16-19 - Mt 11,20-24 - Mt 11,25-27 - Mt 11,28-30 |
||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] Now when John had heard in the prison the works of Christ,
he sent two of his disciples,
Luther-Bibel . 2 Als aber Johannes im Gefängnis von den Werken Christi
hörte, sandte er seine Jünger
Tekstanalyse van Mt 11,2 .
Christou . Verwijzing : Christos (Christus) , zie Mt 1,1 . Genitief enkelvoud . In vijf verzen bij Matteüs : (1) Mt 1,1 (-) . (2) Mt 1,17 (+) . (3) Mt 1,18 (+) . (4) Mt 11,2 (+) . (5) Mt 22,42 (+) .
De zin begint met het onderwerp en eindigt met het werkwoord en bepaling. Daartussen staan twee participiumzinnen (participium aorist - verleden deelwoord) bij het onderwerp . In het voorgaande vers (Mt 11,1) was Jezus het onderwerp . Met Mt 11,2 verandert het onderwerp . Dat wordt aangeduid door het woordje de (echter) . In de acht gevallen staat het woordje de (echter) en het duidt telkens op een verandering van personage . Het woordje de (echter) gebruikt Matteüs 421 X. In Mt 11,2 is het opvallend dat het onderwerp vóór het participium staat .
Mt 11,3 - Mt 11,3 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,2 - Mt 11,3 - Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6 --- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,1 Mt 11,7-11 - Mt 11,12-15 - Mt 11,16-19 - Mt 11,20-24 - Mt 11,25-27 - Mt 11,28-30 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] And said unto him, Art thou he that should come, or
do we look for another?
Luther-Bibel . 3 und ließ ihn fragen: Bist du es, der da kommen soll,
oder sollen wir auf einen andern warten?
Tekstuitleg van Mt 11,3 .
Akousas (gehoord, participium aorist / verleden deelwoord nominatief bij het onderwerp - soms participiumzin) komt bij Matteüs 8X voor. Het kan aan het begin van een pericope staan en legt dan eventueel een link naar de voorgaande. Of binnen een pericope en legt dan een link naar het voorgaande vers. Of het staat aan het begin van de zin en geeft in de voorwerpszin bij akousas (gehoord) nieuwe informatie.akousas (gehoord) komt 8X bij Matteüs voor. | 1. onderwerp: Herodes | 2. onderwerp : Jozef | 3. onderwerp : Jezus | 7. onderwerp : Jezus | 4. onderwerp : Jezus | 5. onderwerp : Jezus | 6. onderwerp : Johannes de Doper | 8. onderwerp : de jongeling |
bijbelplaats | Mt 2,3 | Mt 2,22 | Mt 4,12 | Mt 14,13 | Mt 8,10 | Mt 9,12 | Mt 11,2 | Mt 19,22 |
ho de (hij echter) | Ho de Iôannès (Johannes echter) | |||||||
akousas (gehoord) participium aorist nominatief bij het onderwerp | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) | akousas (gehoord) |
het partikel de (echter) | de (echter) | de (echter) | de (echter) | de (echter) | de (echter) | de (echter) | ||
onderwerp | ho basileus Hèrôidès (koning Herodes) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho neaniskos (de jongeling) | ||||
+ voorwerpszin : hoti... (dat...) of voorwerp | hoti (dat)... | hoti (dat)... | ta erga tou christou (de werken van Christus) | ton logon (het woord) | ||||
vervoegd werkwoord | etarachthè (werd hij ontsteld) | 23 anechôrèsen (week hij uit) | anechôrèsen (week hij uit) | anechôrèsen (week hij uit) | ethaumasen (was hij verwonderd) | eipen (zei hij) | .... eipen (zei) | apèlthen (ging hij weg) |
11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 - Mt 2,1-12 - | 12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - Mt 2,13-23 - | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 // Mt 4,12-17 // Lc 4,14-15 - Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 - | 150. Mc 6,30-34 // Mt 14,13-14 // Lc 9,10-11 : terugkeer van de apostelen. Volkstoeloop - Mc 6,30-34 - Mt 14,13-14 -Lc 9,10-11 - | 57. De honderdman van Kafarnaüm : Mt 8,5-13 // (Lc 7,1-10) - Mt 8,5-13 - Lc 7,1-10 - | 69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 // Mt 9,10-13 // Lc 5,29-32 - Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 - | 111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 // ( Mt 11,2-6 ) - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 - | 268. De rijke (jonge) man : Mc 10,17-22 // Mt 19,16-22 // Lc 18,18-23 - Mc 10,17-22 - Mt 19,16-22 - Lc 18,18-23 - |
pempsas (zendende) komt bij Matteüs 4 x voor. In Mt 2,8
is het koning Herodes die de magiërs naar Bethlehem stuurt. Het is een
tekst eigen aan Matteüs. Het behoort tot de tweede nevenschikkende zin,
die de woorden van Herodes inleiden. Het hoofdwerkwoord van die tweede zin is
eipen (hij zei). In de woorden van Herodes staat poreuthentes (gaande) apaggeilate
(meld mij). In Mt 11,2-6 is Johannes (de Doper) degene die
zendende (pempsas) is en zei (eipen). Het is echter Jezus die zei : gaande,
meld aan Johannes. In Mt 14,12 heeft het zenden tot gevolg dat Johannes onthoofd
wordt. In de gelijkenis van het bruiloftsmaal stuurt de koning in Mt 22,7 zijn
troepen om de doders om te brengen. In 3 van de 4 gevallen heeft pempsas (zendende)
te maken met een koning die soldaten stuurt met de opdracht te doden. Waarom
gebruikt Matteüs hier dit werkwoord. We trachten een verklaring te vinden.
Op de vraag van Johannes in Mt 11,3 stuurt Jezus de leerlingen van Johannes
terug met het bericht van wat zij horen en zien. Het is het bericht van : ja,
de messiaanse beloften worden vervuld. Dit ja betekent dat Johannes in vrede
kan sterven. De voorbereidingstijd op de messias is voorbij. De leerlingen van
Johannes kunnen aansluiten bij die van Jezus. Bijna in gelijke woordingen van
de opdracht van Jezus aan Johannes in Mt 11,4 komen de leerlingen van Johannes
de dood van Johannes melden (Mt 14,12). .
apaggeilate (aorist imperatief) melden jullie ... . In deze
vorm komt het 3X voor bij Matteüs : Mt 2,8. Mt 11,3. Mt 28,10. apaggellô
: een boodschap brengen vanwege. In Mt 2,8 klinkt het dan wel wat gek want de
wijzen moeten vanwege de koning een boodschap brengen aan die koning. Waarom
gebruikte Matteüs dit woord? Er is ook gelijkenis in de opdracht : poreuthentes
(vertrekkende) meldt...
1.1. pempô : zenden, sturen 1..2. apaggellô : melden |
2.1. pempô : zenden, sturen 3..2. apaggellô : melden | 3.1. pempô : zenden, sturen 4..2. apaggellô : melden | 4.1. pempô : zenden, sturen | 1..2. apaggellô : melden | 5..2. apaggellô : melden | 6..2. apaggellô : melden |
Mt 2,8 | Mt 11,3 | Mt 14,12 | Mt 22,7 | Mt 28,10 | Mt 8,33 | Mt 28,11 |
Kai (en) | 10. kai (en) | kai (en) | kai (en) | |||
pempsas (zendende) | pempsas | pempsas (zendende) | pempsas (zendende) ta strateumata autou (zijn troepen) | |||
... eipen (zei hij) | ... eipen (zei hij) | apekefalisen Iôannèn en tèi fulakèi (liet hij Johannes onthoofden in de gevangenis) | apôlesen tous foneis ekeinous (bracht hij die doders om) | |||
poreuthentes (ga) ... | poreuthentes (ga) ... | 12. kai elthontes (en komende) | hupagete (ga) | apelthontes (weggaaande) | ... elthontes (gaande) | |
apaggeilate (meld het) | apaggeilate (meld het) | apèggeilan (meldden zij het) | apaggeilate (meld het) | apèggeilan panta (meldden zij alles) | apèggeilan ... hapanta ta genomena (meldden zij al het gebeurde) | |
moi (mij) | Iôannèi (aan Johannes) | tôi Ièsou (aan Jezus) | ||||
11. Huldiging van de magiërs : Mt 2,1-12 - Mt 2,1-12 - | 111. Vraag van Johannes de Doper : Lc 7,18-23 // ( Mt 11,2-6 ) - Lc 7,18-23 - Mt 11,2-6 - | 149. Mc 6,17-29 // Mt 14,3-12 : onthoofding van Johannes de Doper - Mc 6,17-29 - Mt 14,3-12 - | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal : Mt 22,1-14 // (Lc 14,15-24) - Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 - | 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12 - Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 - | 66. Twee bezetenen van Gadara van de demonen bevrijd : Mt 8,28-34 // (Mc 5,1-20) // (Lc 8,26-39) - Mt 8,28-34 - Mc 5,1-20 - Lc 8,26-39 - | 352. Het omkopen van de wacht :Mt 28,11-15 - Mt 28,11-15 - |
eipen (hij zei) komt bij Matteüs 118 X voor. eipan : 16 X . eipon : 7X . legontes 47 X.
eipen (hij zei) 118X bij Matteüs) | ||||
Mt 2,8. Mt 3,7. Mt 4,3. Mt 8,9. Mt 9,2. Mt 9,4. Mt 9,12. Mt 9,22. Mt 11,3. | Mt 4,8. Mt 8,12. Mt 9,15. Mt 12,3. | Mt 14,16 | ||
participiumzin nominatief enkelvoud | kai (en) / ho de (hij echter) | ho de Ièsous (Jezus echter) | ||
eipen (zei hij) | eipen (zei hij) | eipen (zei) | ||
- / autois (aan hen) / ... / | autôi (aan hem) / autois (aan hen) | autois (aan hen) | ||
Mt 11,3
Na de inleiding in Mt 11,2 volgt de vraag in Mt 11,3. De vraagzin telt : 7 + 1 + 7 = 15 lettergrepen. Lc 7,20 bevat dezelfde vraag met één verschil: het woord heteron (andere) is vervangen door allon (andere). Daardoor telt die vraag slechts 14 ( 2 X 7) lettergrepen.
Mt 11,14 - Mt 11,15 - Mt 11,16 : het antwoord van Jezus
Mt 11,14b - Mt 11,15 - Mt 11,16 : het antwoord van Jezus bestaat uit drie delen: een opdracht (Mt 11,14), de inhoud van wat gebeurt (de werken van de Messias: Mt 11,15) en de zaligspreking (Mt 11,16). Bij Matteüs bestaat het eerste deel (Mt 11,14b) uit 7 woorden en 21 (3 X 7) lettergrepen (verhouding 1 : 3) ; het tweede deel uit 16 woorden en 45 lettergrepen, het derde deel uit 9 woorden en 18 lettergrepen. Het totaal is dan : 32 woorden en 84 (12 X 7 of 6 X 14) lettergrepen . De vraag van Johannes de Doper in Mt 11,3 bestaat uit 7 woorden en 15 lettergrepen. Zo is de verhouding tussen de lettergrepen van de vraag van Johannes de Doper en het tweede deel van het antwoord van Jezus 15 : 45 of 1 : 3. Bij Lucas zijn het aantal lettergrepen bij de vraag van Johannes en het antwoord van Jezus : 14 : 42 , eveneens 1 : 3.
Mt 11,4 - Mt 11,4 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,2 - Mt 11,3 - Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6 --- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,1 Mt 11,7-11 - Mt 11,12-15 - Mt 11,16-19 - Mt 11,20-24 - Mt 11,25-27 - Mt 11,28-30 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] Jesus answered and said unto them, Go and shew John
again those things which ye do hear and see:
Luther-Bibel . 4 Jesus antwortete und sprach zu ihnen: Geht hin und sagt
Johannes wieder, was ihr hört und seht:
Tekstuitleg van Mt 11,4
1. Het is opmerkelijk dat de inleidingsformule begint met kai apokritheis (en beantwoord) ; deze formule is eerder zeldzaam bij Matteüs . Daarenboven begint Matteüs de pericope met Ho de Iôannès akousas (Johannes echter gehoord) . Met verandering van personage hadden we in Mt 11,4 eerder de (echter) dan kai (en) verwacht .
2. apokritheis (beantwoord) . Als deelwoord aorist nominatief enkelvoud van het werkwoord apokrinomai (antwoorden) . Verwijzing : apokrinomai (antwoorden) , zie Mt 3,15 . en apokrinomai (antwoorden) , zie Mt 11,4 .
13. blepô (zien) . Verwijzing
: blepô
(zien, kijken) , zie Mt
11,4 .
--- anablepousin (zij keken op) : indicatief
presens derde persoon meervoud van anablepô : naar boven kijken , opkijken
. In deze vorm komt het slechts in twee verzen in de bijbel voor : (1) Mt
11,4 . (2) Lc
7,22 (paralleltekst) .
--- blepousin (zij kijken) : indicatief presens derde persoon meervoud . In
deze vorm komt het in de bijbel in negen verzen voor : (1) Gn 45,12. (2) 1 K
1,48. (3) Jr 5,21. (4) Ez 12,2. (5) Ez 13,3. (6) Mt 13,13. (7) Mt 13,16. (8)
Joh 21,9. (9) Ap 11,9.
--- blepete (jullie kijken of kijk) zie Mc
13,33 . . opsontai (zij zullen zien) komt in negen verzen voor in het N.T.
. In drie verzen bij Matteüs . In eenenveertig verzen in het O.T. .
Mt 13,7 | Mt 15,10 | Mt 11,4 | Mt 11,5 | Mt 13,13 | |||
idein (te zien) | kai akousai (en te horen) | hoti (omdat) | kai (en) | ||||
ha blepete (wat jij ziet) | ha akouete (wat jij hoort) | akouete (hoort) | ha akouete (wat jij hoort) | ha blepete (wat jij ziet) | tufloi (blinden) | hoi blepontes (de zienden, de kijkers) | akouontes (de gehoorden) |
kai ouk eidan (en zij zagen niet. ) | kai ouk èkousan (en zij hoorden niet ) | anablepousin (kijken op) | ou blepousin (zien/ kijken niet) | ouk akouousin (horen niet) | |||
kai suniete (en begrijpt) | oude suniousin (noch begrijpen) | ||||||
128. Zalispreking van de leerlingen : Mt 13,16-17 - Lc 10,23-24 - | 155. Rein en onrein : Mc 7,14-23 - Mt 15,10-20 - | 87. Vraag van Johannes de Doper : Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - | 87. Vraag van Johannes de Doper :Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - | 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - |
Mt 11,5 - Mt 11,5 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,2 - Mt 11,3 - Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6 --- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,1 Mt 11,7-11 - Mt 11,12-15 - Mt 11,16-19 - Mt 11,20-24 - Mt 11,25-27 - Mt 11,28-30 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] The blind receive their sight, and the lame walk, the
lepers are cleansed, and the deaf hear, the dead are raised up, and the poor
have the gospel preached to them.
Luther-Bibel . 5 Blinde sehen und Lahme gehen, Aussätzige werden rein und
Taube hören, Tote stehen auf und Armen wird das Evangelium gepredigt;
Tekstuitleg van Mt 11,5 .
- kôfos (doof) . Verwijzing
: kôfos
(doof) , zie Mt
11,4 . In 5 verzen in de bijbel. In 1 vers in het O.T. In 4 verzen in het
N.T.
--- kôfoi (doven) . In 7 verzen in de bijbel. In 5 verzen in het O.T.
: (1) Js
29,18 . (2) Js
42,18 . (3) Js
42,19 . (4) Js
43,8 . (5) Js
44,11 . In 2 verzen in het N.T. : (1) Mt
11,5 . (2) Lc
7,22 .
--- kôfôn (van doven) . In 2 verzen in de bijbel.
- chârasj : 1. snijden, insnijden , graveren, bearbeiden (vandaar: arbeider,
werkman, kunstenaar) . 2. doof, stom, rustig zijn (vandaar : dove).
--- hacherësjîm (de doven) . Meervoud en lidwoord. In 3 verzen in
de bijbel : (1) Js
29,18 . (2) Js
42,18 . (3) Ne 11,35 : een plaatsnaam .
---chrsjîm . Meervoud zonder lidwoord . Afkomstig van 1. chärâsjim
of chârâsjîm (werklui) : (1) Js 3,3 . (2) Hos 13,2 . (3) Zach
2,3 . (4) Ps 129,4 . (5) 1 Kr 4,14 . (6) 1 Kr 29,5 . Afkomstig van cherësjîm
(doven) . (1) Js
35,4 .
Jr 5,21 | Ez 12,2 | Js 29,18 | Js 35,5a | Js 35,5b | Js 35,5a LXX | Js 35,5b | Js 61,2 | ||||
'âz (dan) | we'âznê (en de oren) | tote (dan) | kai (en) | kai | |||||||
wesjâmi`û - kai akousontai (en zullen horen) | thippâqachënah (zullen geopend zijn) |
anoichthèsontai (zullen geopend zijn) | |||||||||
èe(i)naajim lahèm - ofthalmoi autois (ogen hebben ze) | ónajim lahèm - ôta autois (oren hebben zij) | èe(i)naajim lahèm lir'ooth - hoi echousin ofthalmous tou blepein - zij hebben ogen om te zien) | ónajim lahèm lisjmo`a - kai ôta echousin tou akouein (oren hebben zij om te horen) | `ee(j)nee(j) - ofthalmoi (de ogen) | `ênê de ogen | ofthalmoi (de ogen) | ôta (de oren) | ||||
haheersj(j)im - kôfoi (de doven) | `iwri(j)m - tuflô (van blinden) | ìwërîm (van blinden) | cherësjîm (van doven) | tuflôn (van de blinden) | kôfôn (van doven) | tuflois(en aan blinden) | |||||
welo ´jir'oe - kai ou blepousin (en zij zien niet) | welo jisjmaòe - kai ouk akouousin (en zij horen niet) | welo ra'oe - kai ou blepousin (en zij zien niet) | welo sjma`eeoe - kai ouk akouousin (en zij horen niet) | thippâthachënâh (zullen geopend zijn) | anablepsin (het gezicht) | ||||||
thir'è(i)nah - blepsontai (zullen zien) | akousontai (zullen horen) | ||||||||||
Jr 5,1-31 : U hebt mij verlaten - Jr 5,1-31 - | Ez 12,1-20 : De ballingschap uitgebeeld - Ez 12,1-20 - | Js 35 | Js 35 | Js 35 | Js 35 | Js 61,1-62,12 : Zending van de profeet - Js 61,1-62,12 - |
Bij Lucas en Matteüs : Er zijn 6 nevenschikkende zinnen . Ieder onderwerp bestaat uit 2 lettergrepen . Het eindigt telkens op -oi ( mannelijk meervoud ). De 6 werkwoorden staan in de 3de persoon meervoud tegenwoordige tijd . Drie werkwoorden staan in de actieve vorm en eindigen op -ousin . Drie werkwoorden staan in de passieve vorm en eindigen op -ontai . De eerste drie werkwoorden bevatten 5 lettergrepen , het 4de en 5de werkwoord bevat 4 lettergrepen en het 6de bevat 6 lettergrepen . In totaal : (6X2 = 12) + (3X5 = 15) + (2X4 = 8) + (1X6 = 6) = 41 . Bij Lucas bekomen we : 1ste zin : 7 lettergrepen . 2de zin : 7 lettergrepen . 3de zin : 7 lettergrepen . 4de zin : samen met het nevenschikkend voegwoord kai (en) : 7 lettergrepen . 5de en 6de zin : 6 + 8 lettergrepen = 14 lettergrepen . In totaal : 6 X 7 = 42 lettergrepen . Lucas heeft 13 woorden . Plaatsen we de zes zinnen op de punten van een zeshoek of zespuntenster , dan verbinden de diagonalen 1 en 4 , 2 en 5, 3 en 6 elkaar. Dat geeft : blinden zien en doven horen, lammen lopen rond en doden worden opgewekt, melaatsen worden gereinigd en armen worden geëvangeliseerd. Bij Matteüs wordt 4 X het verbindingswoordje kai (en) gebruikt.Hierdoor komen we aan 12 + 4 = 16 woorden en aan 45 lettergrepen.
Mt 11,5 | Lc 7,22 | ||||||||
blinden | tufloi anablepousin ( blinden kijken op ) | tufloi anablepousin ( blinden kijken omhoog ) | |||||||
lammen | kai chôloi peripatousin (en lammen lopen rond ) | chôloi peripatousin ( lammen lopen rond ) | |||||||
melaatsen | leproi katharizontai ( melaatsen worden rein ) | leproi katharizontai ( melaatsen worden rein ) | |||||||
doven | kai kôfoi akouousin ( en doven horen ) | kai kôfoi akouousin ( en doven horen ) | |||||||
doden | kai nekroi egeirontai ( en doden worden opgewekt ) | nekroi egeirontai ( doden worden opgewekt ) | |||||||
armen | kai ptôchoi euaggelizontai (en armen worden geëvangeliseerd ) . |
ptôchoi euaggelizontai ( armen worden geëvangeliseerd) . |
|||||||
chôlos (lamme) . Verwjzing : chôlos
(lamme) , zie Mt
11,5 .
- nominatief mannelijk meervoud chôloi (lammen) . In zeven verzen in de
bijbel . In drie verzen in het O.T. . In vier verzen in het N.T. : (1) Mc
11,5 // Lc
7,22 . (2) Mt
21,14 : 21:14 kai prosèlthon autô tufloi kai chôloi en
tô ierô kai etherapeusen autous = en blinden en lammen kwamen naar
hem toe in de tempel en hij genas hen . (3) Lc
7,22 // Mc
11,5 . (4) Hnd
8,7 : .
Mt 11,6 - Mt 11,6 : 111. Vraag van Johannes de Doper - Mt 11,2-6 - Lc 7,18-23 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,2 - Mt 11,3 - Mt 11,4 - Mt 11,5 - Mt 11,6 --- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,1 Mt 11,7-11 - Mt 11,12-15 - Mt 11,16-19 - Mt 11,20-24 - Mt 11,25-27 - Mt 11,28-30 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And blessed is he, whosoever shall not be offended in
me.
Luther-Bibel . 6 und selig ist, wer sich nicht an mir ärgert.
Tekstuitleg van Mt 11,6 .
WEISER, Alfons, Een wonder? Wat de bijbel onder wonderen verstaat, Boxtel, KBS, 1979. II. Wonder als teken, p.24-29Er is geen twijfel aan, dat de vier evangeliën Jezus beschrijven als een
man die verschillende soorten wonderen heeft gedaan en met wie ook wonderen
gebeurd zijn. Daar wij met de wonderen van Jezus niet rechtstreeks in aanraking
kunnen komen, maar alleen door middel van de getuigenissen uit het Nieuwe Testament,
kijken we allereerst naar het getuigenis van de teksten zelf. Bewust en opzettelijk
stellen we niet allereerst de historische vraag: Zijn de wonderen van Jezus
werkelijk gebeurd? Deze vraag is wel niet onbelangrijk, maar het is niet de
enige belangrijke vraag en bovendien kan ook deze vraag alleen beantwoord worden,
doordat men zich met de teksten bezig houdt en deze tracht te begrijpen.
Wij willen de essentiële aspekten van de nieuw-testamentische boodschap
aangaande de wonderen leren kennen. Zij kunnen een vingerwijzing zijn, hoe wij
mensen van een 'verlicht’ tijdperk tot een verantwoord begrip van het wonder
kunnen komen. Voor dit doel zijn enige teksten speciaal aangewezen.
1. Jezus antwoordt Johannes de Doper
Het totale betekenis-verband waarin de wonderverhalen tot ons komen en het verband van de gebeurtenissen, waartoe de 'machtsdaden’ van Jezus behoren, worden helder belicht in een tafereel van het evangelie van Matteüs (Mt 11,2-6).
Ook het evangelie van Lucas heeft dit toneel overgeleverd en wel in hoofdzaak woordelijk. Beide evangelisten hebben dit verhaal uit een gemeenschappelijke bron. Het evangelie van Marcus kan in dit geval niet de bron zijn geweest omdat deze tekst er niet in staat. Er moet dus onafhankelijk van Marcus nog een andere schriftelijke bron zijn geweest, waaruit Matteüs en Lucas hebben geput. In het exegetisch onderzoek wordt deze, van Marcus onafhankelijke, maar door Matteüs en Lucas benutte bron met ‘logia’ aangeduid (Q). De hierboven geschetste afhankelijkheid wordt 'twee-bronnen-theorie’ genoemd. Logia, omdat deze bron naar verhouding veel woorden en uitspraken bevat. Twee-bronnen-theorie heet deze oplossing omdat er gegronde reden bestaat aan te nemen, dat Matteüs en Lucas de voornaamste stof van hun evangeliën uit twee bronnen hebben geput: het evangelie van Marcus en de logia Q. Natuurlijk namen beide evangelisten ook nog stof uit hun eigen traditie op.
De herkomst van dit tafereel uit de logia Q is een eerste teken dat het om
een heel oude tekst gaat; want deze bron bestond al vóór het evangelie
van Marcus.
Een ander kenteken van de hoge ouderdom van deze tekst blijkt uit de inhoud:
het voorval stamt uit een tijd en een milieu, waarin Johannes de Doper nog niet
zo vanzelfsprekend als voorloper en getuige van Christus gold, maar waar de
problemen nog in het bewustzijn waren, die de man in de woestijn bij het zien
van Jezus' optreden geweldig bezig hielden en schokten.
Ook de manier waarop in de kern van het verhaal over Jezus en zijn optreden
gesproken wordt, wijst duidelijk op een zeer vroege vormgeving en op Palestina
als plaats van oorsprong van de tekst. Er wordt Jezus niet gevraagd, of Hij
de ‘Messias’, de ‘Heer’, de ‘Mensenzoon’ of de ‘Zoon van God’ is. Er wordt dus
niet naar de titels en waardigheden gevraagd, die in andere, latere overleveringen
van het Nieuwe Testament een rol spelen. Er is alleen sprake van de ‘komende’
van ‘Jezus’ en zijn optreden, dat de leerlingen van Johannes kunnen ‘horen en
zien’. Ook luidt het antwoord van Jezus niet in de geest van ‘Ik ben de Messias’,
of iets dergelijks. Jezus zegt niet eens: ‘Ja, Ik ben de komende!’, maar Hij
verwijst alleen naar zijn werken. Deze ‘indirekte christologie’ is een teken
van hoge ouderdom binnen de nieuw-testamentische overlevering.
Dat Palestina de plaats van oorsprong van de tekst is, blijkt uit de joodse
uitdrukking ‘de Komende’ en uit de hiermee verbonden verwachting van de eindtijd.
Bovendien wordt het optreden van Jezus weergegeven met de woorden en beelden,
waarmee Jesaja de heilstijd beschrijft.
Bezien we nu nader het antwoord van Jezus in deze tekst. Het bevat:
De opdracht aan de leerlingen om te gaan en verslag uit te brengen;
de inhoud van wat moet worden meegedeeld; dat wat de leerlingen zien en horen,
n.l. genezing van blinden, lammen, melaatsen, doven, opwekking van doden en
de verkondiging van de heilsboodschap; een gelukwens aan hen, die geen aanstoot
nemen aan Jezus.
Het antwoord van Jezus verwijst naar zijn optreden dat men kan zien en naar de boodschap die men kan horen. De vrager moet nu zelf een oordeel vormen; Jezus ontslaat hem er niet van, zelf een keuze te doen. Hier worden gezichtspunten duidelijk, die voor het hele wonderbegrip van het Nieuwe Testament van fundamentele betekenis zijn.
2. De wonderen van Jezus zijn tekenen
Een teken is er niet voor zichzelf, maar verwijst naar iets anders. In de zoëven
behandelde tekst verwijzen de daden van Jezus als teken naar Hem. Johannes moet
door die tekenen tot het inzicht komen, of Jezus de ‘Komende’ is. Maar tegelijk
moeten ze er op wijzen, dat de heilstijd waarover Jesaja gesproken heeft en
die het jodendom sedert eeuwen verwachtte, in het optreden van Jezus aanbreekt.
Met Hem begint de oude profetie en het vurig verlangen van Israël in vervulling
te gaan, in zijn optreden in de geschiedenis breekt Gods heerschappij aan. Een
van de best gedokumenteerde woorden van Jezus luidt:
‘Als ik door de vinger Cods de duivels uitdruif dan is inderdaad het Rijk
Gods tot u gekomen’ (Lc 11,20).
Het Rijk Gods is door Jezus nog niet voltooid, daarom zijn door Hem lijden en
dood niet reeds uit de wereld geholpen; maar door Hem is eens en voor goed Gods
heilsbelofte voor de mensen uitgesproken en is in Jezus’ heilbrengend optreden
de definitieve verwerkelijking van het menselijk heil door God begonnen. Daarom
hebben de wonderen van Jezus naar het getuigenis van de evangeliën een
richtinggevend, ‘eschatologisch’ karakter. Zij zijn als lichten in de nacht:
wanneer de schijnwerper van een auto op een wegwijzer valt, ziet men de richting.
Deze kennis leidt een mens ook dan nog, als het lichtende verkeersteken allang
weer in het donker is verdwenen.
Zo’n zienswijze omtrent het wonder en de wonderdoener treft men nergens buiten
het Nieuwe Testament aan.
Als teken verwijzen de wonderen echter niet alleen naar het feit, dat met de
persoon van Jezus en met zijn optreden Gods heerschappij aanbreekt, maar ze
laten ook zien, van welke aard die heerschappij is: Waar God zijn heerschappij
uitoefent, wordt de mens ‘heel’. Maar dit betekent niet alleen ‘heel’ in geestelijke
zin, b.v. als vergeving van schuld. Jezus was niet alleen ‘zielzorger’. Juist
de genezingen laten zien, hoe de hele mens, ook met zijn lichamelijkheid door
Christus wordt aangenomen en ‘heel’ gemaakt. Dit betekent niet dat Jezus een
genezer, wonderdokter of stichter van nieuwe geneesmethodes was.
3. Nauw verbonden met de boodschap van Jezus
Tot de leerlingen van de Doper zegt Jezus dat zij moeten melden wat zij horen
en zien. Dan wijst Hij hen op zijn daden en de verkondiging van zijn heilsboodschap.
De wonderen van Jezus hebben hun volle betekenis niet al in zichzelf. Zij krijgen
pas hun duidelijke zin, uniek onder alle godsdiensthistorische ‘parallellen’,
door zijn uitleg. Doorzichtig geworden door zijn woord, blijkt dat ook zij in
dienst staan van de heilsverkondiging en dezelfde bedoeling hebben als de prediking
van
Jezus. Zij roepen op tot bekering en geloof, d.w.z. zij roepen op om op God
in te gaan, zoals Hij in Jezus de mensen tegemoet treedt; zij richten juist
die mensen op die in de wereld aan de kant staan: de lijdenden, zwakken, zieken,
onbruikbaren, en zij laten zien dat er Eén is, die heil kan geven en
het ook wil.
Met het nauwe verband tussen de wonderen en de boodschap van Jezus hebben de
evangeliën in hun uitbeelding steeds weer rekening gehouden: zij hebben
woorden en daden van Jezus op zinvolle wijze op elkaar betrokken. Zo volgen
b.v. bij Matteüs na de twee hoofdstukken van de bergrede (5-7) twee hoofdstukken
over de wonderen (8-9). Bij Marcus worden de uitspraken ‘de tijd is vervuld
en het Rijk Gods is nabij’ (1,15) en ‘Hij onderrichtte hen als iemand die gezag
bezit’ (1,22) onmiddellijk bevestigd, doordat Jezus een duivel uitdrijft (1,23-28)
en genezingen doet (1,29-34). Ook uit de opdracht aan de leerlingen: ‘Geneest
de zieken en zegt tot hen: het Rijk Gods is u nabij’ (Lc 10,9) blijkt het nauwe
verband tussen werk en woord. Johannes verbindt de genezing van de lamme (hfdst.5),
de wonderbare spijziging (hfdst.6), de genezing van de blinde (hfdst.9) en de
opwekking van Lazarus (hfdst. 11) telkens met een rede of een dialoog, waarin
hij Jezus de diepere, alleen in geloof te begrijpen zin van die tekenen open
laat leggen. Dit voert tot een tweede gezichtspunt: de wonderen als teken eisen
geloof.
4. Wonder en geloof
De wonderen verwijzen naar iets, bewijzen doen ze niets. Ze hadden in de tijd
van Jezus niet de zin van bewijzen, maar ze kunnen en willen ook in onze tijd,
die een sterk natuurwetenschappelijk stempel draagt, geen dwingend bewijs zijn.
In de geest van Jezus mag ik b.v. niet als volgt argumenteren: Jezus doet dingen
die volgens de ons bekende wetten en krachten van de natuur niet verklaarbaar
zijn, . . . dientengevolge is Hij de absolute, definitieve brenger van openbaring
en bemiddelaar van heil, ja God in persoon — zo noodzakelijk en duidelijk als
2 x 2 4 is.
Ondanks hun getuigeniskracht vereisen de machtsdaden van Jezus zelf evenzeer
geloof als zijn woord over de aanbrekende Gods-heerschappij, dat aan zijn daden
voorafgaat en deze uitlegt.
Dit blijkt uit het tekenkarakter en ook uit de teksten van het evangelie: een
teken vervult alleen dan zijn zin, wanneer het verstaan wordt. Maar niet elk
teken wordt verstaan. Of men het verstaat en als hulpmiddel aanneemt hangt er
vanaf, hoe duidelijk de verwijzing is en met welke vooropgezette mening men
het beschouwt. Men kan zich door het teken laten leiden tot de bedoelde zaak
of persoon. Men kan zich ook afsluiten, weigeren het teken te volgen. Beide
houdingen troffen we aan tegenover Jezus en zijn wonderen. Sommigen zeggen:
‘Door middel van de vorst der duivels drijft Hij de duivels uit’ (Mc 3,22);
anderen zeggen: ‘Heer, naar wie zouden we gaan, úw woorden zijn woorden
van eeuwig leven (Joh 6,8). Beide groepen mensen waren getuige van de gebeurtenissen,
maar de zin ervan ontsloot zich voor hen niet als dwingende noodzaak. Deze zin
kon slechts in geloof, door in te gaan op Jezus, gevonden worden.
Beschouwen we de betrekking waarin geloof en wonder tot elkaar staan, dan treft
ons in de eerste plaats het volgende feit: in vele gevallen wordt het geloof
heel duidelijk als voorwaarde gesteld, opdat een wonder kan geschieden. Zo vertelt
b.v. Marcus: ‘Daar Jezus in zijn eigen stad Nazaret geen geloof vond, kon Hij
daar geen enkel wonder doen (6,5).’ Na vele genezingen zegt Jezus: ‘Uw geloof
heeft u genezen’ (b.v. Mc 10,52, Lc 17,19). In andere gevallen daarentegen voert
het wonder pas tot geloof. Zo b.v. in het verhaal van Matteüs over Jezus
die loopt over het water (14,33).
Hoe moeten we dit verschil zien? Is het geloof voorwaarde voor het wonder of
bewerkt het wonder het geloof? Een zin in het evangelie van Marcus draagt bij
tot een oplossing: als Jezus de vader van een epileptische jongen oproept om
te geloven, want dan kan zijn zoon geholpen worden, roept de vader: ‘Ik geloof,
kom mijn ongeloof te hulp!’ (9,24). Hier wordt gezegd, waarop het aankomt: Geloof
is nooit kant-en-klaar, nooit af. Jezus verwachtte niet dat men in Hem Gods
Zoon zag, om hulp te bieden. Hij vorderde alleen dat men zo op Hem inging, dat
men zich open stelde om iets groots te kunnen ontvangen — uiteindelijk Gods
definitieve heilswerk. Jezus verwachtte een geloof, dat zich door het teken
vooruit laat brengen. Zijn tegenstanders hadden die openheid niet. Zij waren
innerlijk verstard, ingekapseld in vooropgezette ‘kant-en-klaar’-meningen. Voor
hen waren de wonderen geen tekenen. Zij wilden bewijzen. Daarom zegt Jezus tot
hen: ‘In geen geval zal aan dit geslacht een teken gegeven worden.’ (Mc 8,1
2).
Natuurlijk kan men aan het appèl dat ligt in de woorden en wonderdaden
van Jezus aanstoot nemen. De oorzaak is gelegen in het teken-karakter van de
wonderen, in hun niet strikte bewijsbaarheid en in het feit, dat men ze alleen
in geloof kan benaderen. Dat er aanstoot wordt genomen, zegt Jezus aan het einde
van zijn antwoord aan de Doper: ‘Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt’
(Mt 11,6). Ook blijkt hier weer dat de wonderen slechts— maar toch heel zeker—
verwijzen naar Hem zelf en naar dat wat God tot heil van de mensen uitwerkt
en nog gaat uitwerken, en dat Jezus zelf de ‘sleutel is om de wonderverhalen
uit het Nieuwe Testament te verstaan’.
Terug naar het begin van de pagina
Mt 11,2-11 // Lc 7,18-23: de vraag van Johannes en Jezus'antwoord
Mt 11,2-6 // Lc 7,18-23
Lc 7,24-35: Johannes, meer dan een profeet
Mt 11,7-11 // Lc 7,24-28
Bijbel en spel. Bijbelverhalen spelen, 's Gravenhage, Boekencentrum, 1988
Tijd, ruimte, gebaren, verhalen, Joh 20,19-31; namen; houdingen; Lc 5,17-26;
oren; Tomas; Js 35,1?7; Gn 12,1?9; Mt 11,2-15; Johannes de Doper
BOEKE, Enno, Hoogte en diepte. Bijbelse symboliek van dualisme en kringloop, Wassenaar, Servire, 1969
GOOSEN, Louis, Van Andreas tot Zacheus. Thema's uit het Nieuwe Testament
en de apocriefe literatuur in religie en kunsten,
Nijmegen, Sun, 1992
Andreas; Anna; Joachim; antichrist; apostelen; Barnabas; Bartholomeus; Dismas
en Gestas; Drieeenheid; duivel; Elisabet; Zacharias; engelen; evangelisten;
Filippus; Gabriel; Herodes; Jakobus de Meerdere; Jakobus de Mindere; Jezus;
Johannes; Johannes de Doper; Jozef van Arimatea; Jozef van Nazaret; Judas
Iskariot; Judas Taddeus; Kleofas; Lazarus; Longinus; Lucifer; Lucas; Maria;
Maria Magdalena; Marcus; Marta; Maria; Matteus; Mattias; Michael; Nikodemus
van Jeruzalem; Paulus; Petrus; Pontius Pilatus; Priscilla; Aquila; Rafael; Salome;
Zelomi; Sibyllen; Simeon; Hanna; Simon van Cyrene; Simon de Tovenaar; Simon
de Ijveraar; Stefanus; Stefaton; Thecla van Ikonium; Timoteus; Titus; Tomas;
Uriel; Veronica; Wijzen uit het Oosten; Zacheus
Themanummer Johannes de Doper Vlaanderen, jg. 39 (1990), nr.232
Johannes de Doper, Roger VANGHELUWE, Adelbert DENAUX, Mc 1,1-15; Mc 2,18-20;
Mc 6,14-29; Mc 9,1-13; Mt 17,10-13; Mt 3,7-10; Lc 3,7-9; Mt 3,12; Lc 3,17; Mt
11,2-9; Lc 7,18-35; Lc 1,5-25; Lc 1,39-80; Lc 3,10-14; Lc 11,1; Lc 16,16;
Joh 1,1-40; Joh 3,22-36; Joh 4,1; Joh 5,32-36; Elisabeth, Zacharias; profeet,
doopsel, woestijn, Anselm HOSTE, Jean Luc MEULEMEESTER; iconografie; Godfried
BILLIET; Edmond VOORDECKERS; hospitaalorde; commanderij Vlaanderen; Myriam VANDER
STICHELE; Urich Edward GENIETS; Averbode; volkskunde; BAUWENS; volkskunde, GEZELLE;
Willy MUYLAERT; Hendrik WILLAERT; notenbalk.
WEISER, Alfons, Een wonder? Wat de bijbel onder wonderen verstaat,
Boxtel, KBS, 1979
Johannes de Doper; genezingen; natuurwonderen; duiveluitdrijvingen; opwekking
van doden
88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Mt 11,7-11 - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,7 - Mt 11,8 - Mt 11,9 - Mt 11,10 - Mt 11,11 -
Mt 11,7 - Mt 11,7 : 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,7 - Mt 11,8 - Mt 11,9 - Mt 11,10 - Mt 11,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And as they departed, Jesus began to say unto the multitudes
concerning John, What went ye out into the wilderness to see? A reed shaken
with the wind?
Luther-Bibel . 7 Als sie fortgingen, fing Jesus an, zu dem Volk von Johannes
zu reden: Was seid ihr hinausgegangen in die Wüste zu sehen? Wolltet ihr
ein Rohr sehen, das der Wind hin und her weht?
Tekstuitleg van Mt 11,7 .
4. 3. èrxato (hij begon) . Verwijzing : èrxato (hij begon) , zie Mc 1,45 . Het komt in de bijbel in zesenzeventig verzen voor . In vijfendertig verzen in het O.T. . In eenenveertig verzen in het N.T . In zeven verzen bij Matteüs : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . In vijf verzen is Jezus onderwerp , in twee verzen Petrus . In vier verzen wordt èrxato (hij begon) voorafgegaan door tote (dan ; apo tote : vanaf dan) .
1. Jezus | 2. Jezus | 3. Jezus | 4. Jezus | 5. Petrus | 6. Jezus | 7. Petrus |
Mt 4,17 | Mt 11,7 | Mt 11,20 | Mt 16,21 | Mt 16,22 | Mt 26,37 | Mt 26,74 |
apo tote (van dan af) | Tote (dan) | apo tote (van dan af) | Tote (dan) | |||
èrxato (begon) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) |
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ||||
kèrussein kai legein (te verkondigen en te zeggen) | legein (te zeggen) | oneidizein (te misprijzen) tas poleis (de steden) | deiknuein (aan te duiden) | epitiman autôi | lupeisthai (bedroefd te worden) | katathematizein (te negeren) |
21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 | 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 | 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm :Mt 11,20-24 - Lc 10,13-15 | 163. Eerste lijdensvoorspelling : Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 | 164. Berisping van Petrus : Mc 8,32-33 - Mt 16,22-23 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 | 334. Verloochening van Petrus : Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 |
14. - 16.
Mt 11,8 - Mt 11,8 : 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,7 - Mt 11,8 - Mt 11,9 - Mt 11,10 - Mt 11,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] But what went ye out for to see? A man clothed in soft
raiment? behold, they that wear soft clothing are in kings' houses.
Luther-Bibel . 8 Oder was seid ihr hinausgegangen zu sehen? Wolltet ihr einen
Menschen in weichen Kleidern sehen? Siehe, die weiche Kleider tragen, sind in
den Häusern der Könige.
Tekstuitleg van Mt 11,8 .
Mt 11,9 - Mt 11,9 : 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,7 - Mt 11,8 - Mt 11,9 - Mt 11,10 - Mt 11,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] But what went ye out for to see? A prophet? yea, I say
unto you, and more than a prophet.
Luther-Bibel . 9 Oder was seid ihr hinausgegangen zu sehen? Wolltet ihr einen
Propheten sehen? Ja, ich sage euch: Er ist mehr als ein Prophet.
Tekstuitleg van Mt 11,9 .
Mt 11,10 - Mt 11,10 : 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,7 - Mt 11,8 - Mt 11,9 - Mt 11,10 - Mt 11,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] For this is he, of whom it is written, Behold, I send
my messenger before thy face, which shall prepare thy way before thee.
Luther-Bibel . 10 Dieser ist's, von dem geschrieben steht (Maleachi 3,1): »Siehe,
ich sende meinen Boten vor dir her, der deinen Weg vor dir bereiten soll.«
Tekstuitleg van Mt 11,10 .
Mt 11,11 - Mt 11,11 : 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper - Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 -- bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,7 - Mt 11,8 - Mt 11,9 - Mt 11,10 - Mt 11,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] Verily I say unto you, Among them that are born of
women there hath not risen a greater than John the Baptist: notwithstanding
he that is least in the kingdom of heaven is greater than he.
Luther-Bibel .11 Wahrlich, ich sage euch: Unter allen, die von einer Frau geboren
sind, ist keiner aufgetreten, der größer ist als Johannes der Täufer;
der aber der Kleinste ist im Himmelreich, ist größer als er.
Tekstuitleg van Mt 11,11 .
89. Overweldiging van het Rijk Gods : Mt 11,12-15 - Mt 11,12-15 - Lc 16,16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,12 - Mt 11,13 - Mt 11,14 - Mt 11,15
Mt 11,12 - Mt 11,12 : 89. Overweldiging van het Rijk Gods - Mt 11,12-15 - Lc 16,16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,12 - Mt 11,13 - Mt 11,14 - Mt 11,15 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] And from the days of John the Baptist until now the
kingdom of heaven suffereth violence, and the violent take it by force.
Luther-Bibel . 12 Aber von den Tagen Johannes des Täufers bis heute leidet
das Himmelreich Gewalt, und die Gewalttätigen reißen es an sich.
Tekstuitleg van Mt 11,12 .
Mt 11,13 - Mt 11,13 : 89. Overweldiging van het Rijk Gods - Mt 11,12-15 - Lc 16,16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,12 - Mt 11,13 - Mt 11,14 - Mt 11,15 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] For all the prophets and the law prophesied until John.
Luther-Bibel . 13 Denn alle Propheten und das Gesetz haben geweissagt bis hin
zu Johannes;
Tekstuitleg van Mt 11,13 .
Mt 11,14 - Mt 11,14 : 89. Overweldiging van het Rijk Gods - Mt 11,12-15 - Lc 16,16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,12 - Mt 11,13 - Mt 11,14 - Mt 11,15 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And if ye will receive it, this is Elias, which was
for to come.
Luther-Bibel . 14 und wenn ihr's annehmen wollt: er ist Elia, der da kommen
soll.
Tekstuitleg van Mt 11,14 .
Mt 11,15 - Mt 11,15 : 89. Overweldiging van het Rijk Gods - Mt 11,12-15 - Lc 16,16 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,12 - Mt 11,13 - Mt 11,14 - Mt 11,15 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] He that hath ears to hear, let him hear.
Luther-Bibel . 15 Wer Ohren hat, der höre!
Tekstuitleg van Mt 11,15 .
90. Jezus en Johannes slecht ontvangen : Mt 11,16-19 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,16 - Mt 11,17 - Mt 11,18 - Mt 11,19 -
Mt 11,16 - Mt 11,16 : 90. Jezus en Johannes slecht ontvangen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,16 - Mt 11,17 - Mt 11,18 - Mt 11,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] But whereunto shall I liken this generation? It is
like unto children sitting in the markets, and calling unto their fellows,
Luther-Bibel . 16 Mit wem soll ich aber dieses Geschlecht vergleichen? Es gleicht
den Kindern, die auf dem Markt sitzen und rufen den andern zu:
Tekstuitleg van Mt 11,16 .
7. homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1) . Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt 11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar met ... . (2) Mt 13,31 . (3) Mt 13,33 . (4) Mt 13,44 . (5) Mt 13,45 . (6) Mt 13,47 . (7) Mt 20,1 . (8) Mt 22,39 deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit) .
Mt 11,17 - Mt 11,17 : 90. Jezus en Johannes slecht ontvangen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,16 - Mt 11,17 - Mt 11,18 - Mt 11,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] And saying, We have piped unto you, and ye have not
danced; we have mourned unto you, and ye have not lamented.
Luther-Bibel . 17 Wir haben euch aufgespielt und ihr wolltet nicht tanzen; wir
haben Klagelieder gesungen und ihr wolltet nicht weinen.
Tekstuitleg van Mt 11,17 .
1. act. ind. pr. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw.
Taalgebruik in N.T. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mt : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mt (23) . Mt (3) : (1) Mt
11,17 . (2) Mt
11,18 . (3) Mt
11,19 . Act. ind. praes. in 144 verzen in Mt .
Mt 11,18 - Mt 11,18 : 90. Jezus en Johannes slecht ontvangen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,16 - Mt 11,17 - Mt 11,18 - Mt 11,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] For John came neither eating nor drinking, and they
say, He hath a devil.
Luther-Bibel . 18 Johannes ist gekommen, aß nicht und trank nicht; so
sagen sie: Er ist besessen.
Tekstuitleg van Mt 11,18 .
9. act. ind. pr. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw.
Taalgebruik in N.T. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mt : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mt (23) . Mt (3) : (1) Mt
11,17 . (2) Mt
11,18 . (3) Mt
11,19 . Act. ind. praes. in 144 verzen in Mt .
Mt 11,19 - Mt 11,19 : 90. Jezus en Johannes slecht ontvangen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,16 - Mt 11,17 - Mt 11,18 - Mt 11,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] The Son of man came eating and drinking, and they say,
Behold a man gluttonous, and a winebibber, a friend of publicans and sinners.
But wisdom is justified of her children.
Luther-Bibel . 19 Der Menschensohn ist gekommen, isst und trinkt; so sagen sie:
Siehe, was ist dieser Mensch für ein Fresser und Weinsäufer, ein Freund
der Zöllner und Sünder! Und doch ist die Weisheit gerechtfertigt worden
aus ihren Werken.
Tekstuitleg van Mt 11,19 .
10. act. ind. pr. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw.
Taalgebruik in N.T. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mt : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mt (23) . Mt (3) : (1) Mt
11,17 . (2) Mt
11,18 . (3) Mt
11,19 . Act. ind. praes. in 144 verzen in Mt .
91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm : Mt 11,20-24 -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,20-24 -- Lc 10,13-15 -- Mt 11,20 - Mt 11,21 - Mt 11,22 - Mt 11,23 - Mt 11,24 -
Mt 11,20 - Mt 11,20 : 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm - Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,20-24 -- Lc 10,13-15 -- Mt 11,20 - Mt 11,21 - Mt 11,22 - Mt 11,23 - Mt 11,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] Then began he to upbraid the cities wherein most of
his mighty works were done, because they repented not:
Luther-Bibel . 20 Da fing er an, die Städte zu schelten, in denen die meisten
seiner Taten geschehen waren; denn sie hatten nicht Buße getan:
Tekstuitleg van Mt 11,20 .
2. 3. èrxato (hij begon) . Verwijzing : èrxato (hij begon) , zie Mc 1,45 . Het komt in de bijbel in zesenzeventig verzen voor . In vijfendertig verzen in het O.T. . In eenenveertig verzen in het N.T . In zeven verzen bij Matteüs : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . In vijf verzen is Jezus onderwerp , in twee verzen Petrus . In vier verzen wordt èrxato (hij begon) voorafgegaan door tote (dan ; apo tote : vanaf dan) .1. Jezus | 2. Jezus | 3. Jezus | 4. Jezus | 5. Petrus | 6. Jezus | 7. Petrus |
Mt 4,17 | Mt 11,7 | Mt 11,20 | Mt 16,21 | Mt 16,22 | Mt 26,37 | Mt 26,74 |
apo tote (van dan af) | Tote (dan) | apo tote (van dan af) | Tote (dan) | |||
èrxato (begon) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) |
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ||||
kèrussein kai legein (te verkondigen en te zeggen) | legein (te zeggen) | oneidizein (te misprijzen) tas poleis (de steden) | deiknuein (aan te duiden) | epitiman autôi | lupeisthai (bedroefd te worden) | katathematizein (te negeren) |
21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 | 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 | 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm :Mt 11,20-24 - Lc 10,13-15 | 163. Eerste lijdensvoorspelling : Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 | 164. Berisping van Petrus : Mc 8,32-33 - Mt 16,22-23 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 | 334. Verloochening van Petrus : Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 |
Mt 11,21 - Mt 11,21 : 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm - Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,20-24 -- Lc 10,13-15 -- Mt 11,20 - Mt 11,21 - Mt 11,22 - Mt 11,23 - Mt 11,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] Woe unto thee, Chorazin! woe unto thee, Bethsaida!
for if the mighty works, which were done in you, had been done in Tyre and Sidon,
they would have repented long ago in sackcloth and ashes.
Luther-Bibel . 21 Wehe dir, Chorazin! Weh dir, Betsaida! Wären solche Taten
in Tyrus und Sidon geschehen, wie sie bei euch geschehen sind, sie hätten
längst in Sack und Asche Buße getan.
Tekstuitleg van Mt 11,21 .
Mt 11,22 - Mt 11,22 : 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm - Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,20-24 -- Lc 10,13-15 -- Mt 11,20 - Mt 11,21 - Mt 11,22 - Mt 11,23 - Mt 11,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] But I say unto you, It shall be more tolerable for
Tyre and Sidon at the day of judgment, than for you.
Luther-Bibel . 22 Doch ich sage euch: Es wird Tyrus und Sidon erträglicher
ergehen am Tage des Gerichts als euch.
Tekstuitleg van Mt 11,22 .
Mt 11,23 - Mt 11,23 : 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm - Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,20-24 -- Lc 10,13-15 -- Mt 11,20 - Mt 11,21 - Mt 11,22 - Mt 11,23 - Mt 11,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And thou, Capernaum, which art exalted unto heaven,
shalt be brought down to hell: for if the mighty works, which have been done
in thee, had been done in Sodom, it would have remained until this day.
Luther-Bibel . 23 Und du, Kapernaum, wirst du bis zum Himmel erhoben werden?
Du wirst bis in die Hölle hinuntergestoßen werden. Denn wenn in Sodom
die Taten geschehen wären, die in dir geschehen sind, es stünde noch
heutigen Tages.
Tekstuitleg van Mt 11,23 .
Mt 11,24 - Mt 11,24 : 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm - Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt 11,20-24 -- Lc 10,13-15 -- Mt 11,20 - Mt 11,21 - Mt 11,22 - Mt 11,23 - Mt 11,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] But I say unto you, That it shall be more tolerable
for the land of Sodom in the day of judgment, than for thee.
Luther-Bibel . 24 Doch ich sage euch: Es wird dem Land der Sodomer erträglicher
ergehen am Tage des Gerichts als dir.
Tekstuitleg van Mt 11,24 .
92. De Zoon prijst de Vader : Mt 11,25-27 - Mt 11,25-27 - Lc 10,21-22 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,25 - Mt 11,26 - Mt 11,27 -
Evangelie op de 14de (veertiende) zondag door het a-jaar : Mt 11,25-30 . Verwijzing : Mt 11,25-30 .
In die tijd sprak Jezus: "Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren. Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht."
Mt 11,25 - Mt 11,25 : 92. De Zoon prijst de Vader - Mt 11,25-27 - Lc 10,21-22 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,25 - Mt 11,26 - Mt 11,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] At that time Jesus answered and said, I thank thee,
O Father, Lord of heaven and earth, because thou hast hid these things from
the wise and prudent, and hast revealed them unto babes.
Luther-Bibel . 25 Zu der Zeit fing Jesus an und sprach: Ich preise dich, Vater,
Herr des Himmels und der Erde, weil du dies den Weisen und Klugen verborgen
hast und hast es den Unmündigen offenbart.
Evangelie van de 14de
(veertiende) zondag door het a-jaar . "Ik prijs U, Vader, Heer van hemel
en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen,
maar ze hebt geopenbaard aan kinderen.
Tekstuitleg van Mt 11,25 .
Mt 11,26 - Mt 11,26 : 92. De Zoon prijst de Vader - Mt 11,25-27 - Lc 10,21-22 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,25 - Mt 11,26 - Mt 11,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] Even so, Father: for so it seemed good in thy sight.
Luther-Bibel . 26 Ja, Vater; denn so hat es dir wohlgefallen.
Evangelie van de 14de
(veertiende) zondag door het a-jaar . Ja, Vader, zo heeft het U behaagd.
Tekstuitleg van Mt 11,26 .
Mt 11,27 - Mt 11,27 : 92. De Zoon prijst de Vader - Mt 11,25-27 - Lc 10,21-22 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,25 - Mt 11,26 - Mt 11,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] All things are delivered unto me of my Father: and
no man knoweth the Son, but the Father; neither knoweth any man the Father,
save the Son, and he to whomsoever the Son will reveal him.
Luther-Bibel . 27 Alles ist mir übergeben von meinem Vater; und niemand
kennt den Sohn als nur der Vater; und niemand kennt den Vater als nur der Sohn
und wem es der Sohn offenbaren will.
Evangelie van de 14de
(veertiende) zondag door het a-jaar . Alles is Mij door mijn Vader in handen
gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij
de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.
Tekstuitleg van Mt 11,27 .
Mt 11,27 : Panta moi paredothè hupo tou patros mou (Alles werd mij door mijn vader overgeleverd),- paredothè (werd overgeleverd) zie paradidômi (overleveren). Bij Matteüs, zie Mt 4,12 .
Hier komt het positieve aspect van paradidômi (overleveren) zie Mt
4,12 - ter sprake. De Vader gaf alles door aan de Zoon. Hij erfde als 't
ware het vaderlijk 'bezit'. Er is ook een grote verwantschap tussen Mt
11,27 en Mt
28,18 .
We zijn wat gewoon geraakt aan teksten zoals deze. Ze bevatten evenwel verrassende
uitspraken. In de mond van Jezus worden woorden gelegd : Alles werd mij door
mijn vader overgeleverd. Deze woorden zijn verwant aan Da 7,14 die ook gebruikt
worden in Mt 28,18. Waarom worden deze woorden aangehaald? Om de traditie te
beklemtonen! De leerlingen ontvangen van Jezus, die op zijn beurt ontvangt van
de Vader. De traditie gaat terug op God zelf. Goddelijke kennis (in het werkwoord
epignôskei (hij kent) zit het woord gnôsis (kennis) , goddelijke
ervaring kan zich niet op rechtstreeks contact met God beroepen maar kan slechts
verkregen worden via de overdracht, de traditie en wel via de leerlingen. Slechts
Jezus had het rechtstreeks contact met God. Daarom wellicht die klemtoon op
panta (alles) vooraan de zin. Deze tekst pleit dus voor een apostolische traditie,
gefundeerd op God zelf.
Het evangelie volgens Marcus, maar ook volgens Matteüs beklemtonen de belijdenis
van Petrus (Je bent de Christus). De belijdens van Petrus en het toekennen van
de eerste plaats aan Petrus in de rangorde van de twaalf laten het belang zien
van de apostolische traditie. Wanneer echter iets beklemtoond wordt, is het
vaak omdat het bedreigd is of omdat iets als voorkeur naar voren wordt geschoven
tussen andere opvattingen. Het is toch niet vanzelfsprekend dat de opvolgers
van Petrus in Rome en hun geloofsopvatting zo'n overbeklemtoning krijgen. Geeft
het evangelie van Marcus iets weer van de spanningen onder de kerkgemeenschappen
om het primaat? Geeft het evangelie van Matteüs ook iets weer van de spanning
tussen enerzijds de apostolische tradtie en anderzijds de gnôsis die zonder
bemiddeling kan verworven worden? Openbaart God zich via Jezus en via de leerlingen
tot de anderen? Openbaart God zich rechtstreeks in het hart van ieder mens?
epigignôskei (hij kent) van het werkwoord epigignôskô
: door en door kennen, nauwkeurig kennen, van nabij (epi) kennen. In deze vorm
is het de enigste plaats in de bijbel dat het voorkomt.
boulètai (hij zou willen) van boulomai :willen. Deze
vorm komt in 12 verzen in de bijbel voor; slechts in 2 verzen in het N.T. nl.
Mt 11,27 en de paralleltekst Lc 10,22. In Da 4,29 lezen we : kai hôi ean
boulètai dô (en aan wie hij wil, het zal geven).
93. Kom allen tot mij : Mt 11,28-30 - Mt 11,28-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,28 - Mt 11,29 - Mt 11,30 -
Mt 11,28 - Mt 11,28 : 93. Kom allen tot mij - Mt 11,28-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,28 - Mt 11,29 - Mt 11,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] Come unto me, all ye that labour and are heavy laden,
and I will give you rest.
Luther-Bibel . 28 Kommt her zu mir, alle, die ihr mühselig und beladen
seid; ich will euch erquicken.
Evangelie van de 14de
(veertiende) zondag door het a-jaar . Komt allen tot Mij die uitgeput zijt
en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken.
Tekstuitleg van Mt 11,28 .
Mt 11,29 - Mt 11,29 : 93. Kom allen tot mij - Mt 11,28-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,28 - Mt 11,29 - Mt 11,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] Take my yoke upon you, and learn of me; for I am meek
and lowly in heart: and ye shall find rest unto your souls.
Luther-Bibel . 29 Nehmt auf euch mein Joch und lernt von mir; denn ich bin sanftmütig
und von Herzen demütig; so werdet ihr Ruhe finden für eure Seelen.
Evangelie van de 14de
(veertiende) zondag door het a-jaar . Neemt mijn juk op uw schouders en
leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden
voor uw zielen,
Tekstuitleg van Mt 11,29 .
praus (nederig, arm) komt slechts in 3 verzen in de bijbel voor. In Zach 9,9 en waar deze tekst geciteerd wordt in Mt 21,5 en Mt 11,29.
Mt 11,30 - Mt 11,30 : 93. Kom allen tot mij - Mt 11,28-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 11 -- Mt 11,28 - Mt 11,29 - Mt 11,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] For my yoke is easy, and my burden is light.
Luther-Bibel . 30 Denn mein Joch ist sanft, und meine Last ist leicht.
Evangelie van de 14de
(veertiende) zondag door het a-jaar . want mijn juk is zacht en mijn last
is licht."
Tekstuitleg van Mt 11,30 .
1 et factum est cum consummasset Iesus praecipiens duodecim discipulis suis transiit inde ut doceret et praedicaret in civitatibus eorum 2 Iohannes autem cum audisset in vinculis opera Christi mittens duos de discipulis suis 3 ait illi tu es qui venturus es an alium expectamus 4 et respondens Iesus ait illis euntes renuntiate Iohanni quae auditis et videtis 5 caeci vident claudi ambulant leprosi mundantur surdi audiunt mortui resurgunt pauperes evangelizantur 6 et beatus est qui non fuerit scandalizatus in me 7 illis autem abeuntibus coepit Iesus dicere ad turbas de Iohanne quid existis in desertum videre harundinem vento agitatam 8 sed quid existis videre hominem mollibus vestitum ecce qui mollibus vestiuntur in domibus regum sunt 9 sed quid existis videre prophetam etiam dico vobis et plus quam prophetam 10 hic enim est de quo scriptum est ecce ego mitto angelum meum ante faciem tuam qui praeparabit viam tuam ante te 11 amen dico vobis non surrexit inter natos mulierum maior Iohanne Baptista qui autem minor est in regno caelorum maior est illo 12 a diebus autem Iohannis Baptistae usque nunc regnum caelorum vim patitur et violenti rapiunt illud 13 omnes enim prophetae et lex usque ad Iohannem prophetaverunt 14 et si vultis recipere ipse est Helias qui venturus est 15 qui habet aures audiendi audiat 16 cui autem similem aestimabo generationem istam similis est pueris sedentibus in foro qui clamantes coaequalibus 17 dicunt cecinimus vobis et non saltastis lamentavimus et non planxistis 18 venit enim Iohannes neque manducans neque bibens et dicunt daemonium habet 19 venit Filius hominis manducans et bibens et dicunt ecce homo vorax et potator vini publicanorum et peccatorum amicus et iustificata est sapientia a filiis suis 20 tunc coepit exprobrare civitatibus in quibus factae sunt plurimae virtutes eius quia non egissent paenitentiam 21 vae tibi Corazain vae tibi Bethsaida quia si in Tyro et Sidone factae essent virtutes quae factae sunt in vobis olim in cilicio et cinere paenitentiam egissent 22 verumtamen dico vobis Tyro et Sidoni remissius erit in die iudicii quam vobis 23 et tu Capharnaum numquid usque in caelum exaltaberis usque in infernum descendes quia si in Sodomis factae fuissent virtutes quae factae sunt in te forte mansissent usque in hunc diem 24 verumtamen dico vobis quia terrae Sodomorum remissius erit in die iudicii quam tibi 25 in illo tempore respondens Iesus dixit confiteor tibi Pater Domine caeli et terrae quia abscondisti haec a sapientibus et prudentibus et revelasti ea parvulis 26 ita Pater quoniam sic fuit placitum ante te 27 omnia mihi tradita sunt a Patre meo et nemo novit Filium nisi Pater neque Patrem quis novit nisi Filius et cui voluerit Filius revelare 28 venite ad me omnes qui laboratis et onerati estis et ego reficiam vos 29 tollite iugum meum super vos et discite a me quia mitis sum et humilis corde et invenietis requiem animabus vestris 30 iugum enim meum suave est et onus meum leve est