- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
Overzicht: Mt
1 , Mt
2 , Mt
3 , Mt
4 , Mt
5 , Mt
6 , Mt
7 , Mt
8 , Mt
9 , Mt
10 , Mt
11 , Mt
12 , Mt
13 , Mt
14 , Mt
15 , Mt
16 , Mt
17 , Mt
18 , Mt
19 , Mt
20 , Mt
21 , Mt
22 , Mt
23 , Mt
24 , Mt
25 , Mt
26 , Mt
27 , Mt
28
Bijbeluitleg per pericope - Mt
13,1-3a - Mt
13,3b-9 - Mt
13,10-15 - Mt
13,16-17 - Mt
13,18-23 - Mt
13,24-30 - Mt
13,31-32 - Mt
13,33 - Mt
13,34-35 - Mt
13,36-43 - Mt
13,44-46 - Mt
13,47-50 - Mt
13,51-52 - Mt
13,53-58 -
Bijbeluitleg vers per vers - Mt
13,1 - Mt
13,2 - Mt
13,3 - Mt
13,4 - Mt
13,5 - Mt
13,6 - Mt
13,7 - Mt
13,8 - Mt
13,9 - Mt
13,10 - Mt
13,11 - Mt
13,12 - Mt
13,13 - Mt
13,14 - Mt
13,15 - Mt
13,16 - Mt
13,17 - Mt
13,18 - Mt
13,19 - Mt
13,20 - Mt
13,21 - Mt
13,22 - Mt
13,23 - Mt
13,24 -
Mt 13,25 - Mt
13,26 - Mt
13,27 - Mt
13,28 - Mt
13,29 - Mt
13,30 - Mt
13,31 - Mt
13,32 - Mt
13,33 - Mt
13,34 - Mt
13,35 - Mt
13,36 - Mt
13,37 - Mt
13,38 - Mt
13,39 - Mt
13,40 - Mt
13,41 - Mt
13,42 - Mt
13,43 - Mt
13,44 - Mt
13,45 - Mt
13,46 - Mt
13,47 - Mt
13,48 - Mt
13,49 - Mt
13,50 - Mt
13,51 - Mt
13,52 - Mt
13,53 - Mt
13,54 - Mt
13,55 - Mt
13,56 - Mt
13,57 - Mt
13,58 -
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://jldupaig.club.fr/index.html |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols) onderscheiden Adelbert Denaux en Marc
Vervenne volgende pericopen in het dertiende hoofdstuk van het Matteüsevangelie
125. Inleiding tot de gelijkenisrede : Mc
4,1-2 - Mt
13,1-3a - Lc
8,4 -
126. Gelijkenis van de zaaier : Mc
4,3-9 - Mt
13,3b-9 - Lc
8,5-8 -
127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc
4,10-12 - Mt
13,10-15 - Lc
8,9-10 -
128. Zalispreking van de leerlingen : Mt
13,16-17 - Lc
10,23-24 -
129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier : Mc
4,13-20 - Mt
13,18-23 - Lc
8,11-15 -
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt
13,24-30 -
134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc
4,30-32 - Mt
13,31-32 - Lc
13,18-19 -
135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc
13,20-21 - Mt
13,33 -
136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mc
4,33-34 - Mt
13,34-35 - Mt
13,34 - Mt
13,35 -
137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt
13,36-43 -
138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt
13,44-46 -
139. Gelijkenis van het visnet : Mt
13,47-50 -
140. Besluit van de gelijkenisrede : Mt
13,51-52 -
145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc
6,1-6a - Mt
13,53-58 - Lc
4,16-30 -
Mt 13 bevat zeven parabels . Ze zijn gegroepeerd : 1 ( de parabel van de zaaier) - 3 (drie parabels worden ingeleid met allèn parabolèn (een andere parabel) : (2) Mt 13,24 , (3) Mt 13,31 , (4) Mt 13,33 . - 3 (twee ervan beginnen met palin =opnieuw) : (5) Mt 13,44 . (6) Mt 13,45 , (7) Mt 13,47 .
125. Inleiding tot de gelijkenisrede : Mt 13,1-3a - Mc 4,1-2 - Mt 13,1-3a - Lc 8,4 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,1 - Mt 13,2 -
Evangelie op de 15de (vijftiende) zondag door het a-jaar : Mt 13,1-9 . Verwijzing : Mt 13,1-9 .
Op zekere dag had Jezus zijn huis verlaten en zat aan de oever van het meer. Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen. "Eens, zo begon Hij, ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten. Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag. Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel. Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte. Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig. Wie oren heeft, hij luistere.
Mt 13,1 - Mt 13,1 : 125. Inleiding tot de gelijkenisrede : Mt 13,1-3a - Mc 4,1-2 - Mt 13,1-3a - Lc 8,4 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,1 - Mt 13,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . The same day went Jesus out of the house, and sat by the
sea side.
Luther-Bibel . 1 An demselben Tage ging Jesus aus dem Hause und setzte sich
an den See.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Op zekere dag had Jezus zijn huis
verlaten en zat aan de oever van het meer.
Tekstuitleg van Mt 13,1 . Dit vers Mt 13,1 telt 15 (13?) (3 X 5) woorden en 68 (2 X 2 X 17) letters . De getalwaarde van Mt 13,1 is 4986 (2 X 3 X 277) .
3. hèmera (dag) bij Matteüs, zie Mt 3,1
10. ekathèto (hij zat) .
Mt 13,2 - Mt 13,2 : 125. Inleiding tot de gelijkenisrede : Mt 13,1-3a - Mc 4,1-2 - Mt 13,1-3a - Lc 8,4 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,1 - Mt 13,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] And great multitudes were gathered together unto him,
so that he went into a ship, and sat; and the whole multitude stood on the shore.
Luther-Bibel . 2 Und es versammelte sich eine große Menge bei ihm, sodass er
in ein Boot stieg und sich setzte, und alles Volk stand am Ufer.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Toen verzamelde zich bij Hem een menigte
zo talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen, terwijl
de hele menigte langs het strand bleef staan.
Tekstuitleg van Mt 13,2 .
126. Gelijkenis van de zaaier : Mt 13,3b-9 - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 -
Mt 13,3 - Mt 13,3 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] And he spake many things unto them in parables, saying,
Behold, a sower went forth to sow;
Luther-Bibel . 3 Und er redete vieles zu ihnen in Gleichnissen und sprach: Siehe,
es ging ein Sämann aus zu säen.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Hij sprak tot hen over vele dingen
in gelijkenissen. "Eens, zo begon Hij, ging een zaaier uit om te zaaien.
Tekstuitleg van Mt 13,3 .
- kai (en) Nevenschikkend voegwoord. In 705 verzen bij Matteüs, zie Mt
1,2 -
- elalèsen (hij sprak), zie legô (zeggen). Bij Matteüs, zie Mt
4,6 . Zie ook hieronder.
Mt 13,3
begint met het nevenschikkend voegwoord kai (en). Dit voegwoord
maakt deel uit van een reeks die 4 nevenschikkende zinnen met elkaar verbindt.
In Mt
13,1 is Jezus onderwerp, in Mt
13,2 de vele menigten en de hele menigte en in Mt
13,3 opnieuw Jezus. Ofschoon er verandering van personage is, wordt hier
toch het nevenschikkend voegwoord kai (en) gebruikt, terwijl we eerder het partikel
de (echter) zouden verwachten.
Na het nevenschikkend voegwoord kai (en) komt onmiddellijk het vervoegd werkwoord.elalèsen
(hij sprak).
Matteüs vertelt in hoofdstuk 13 acht parabels. In 6 gevallen is het koninkrijk
van de hemelen onderwerp. In het 7de geval is elke schriftgeleerde... onderwerp.
In het 8ste geval wordt de parabel van de zaaier verteld. In 5 gevallen wordt
homoia estin (is vergelijkbaar met) gebruikt, in 1 geval homoios estin (is vergelijkbaar)
en in 1 geval homoiôthèi (werd vergeleken). Zie verder Mt
13,24 . Mt
13,3 . (2) Mt
13,10 . (3) Mt
13,13 . (4) Mt
13,34 . (5) Mt
13,35 . (6) Mt
22,1 .
Mt 13,3 | Mt 13,10 | Mt 13,13 | Mt 13,34 | Mt 13,35 | Mt 22,1 | |
kai (en) | dia tí (waarom) | dia touto | Tauta panta (Dat alles) | kai (en) | anoixô ... to stoma mou (ik zal mijn mond openen) | palin eipen (hij zei opnieuw) |
en parabolais (in parabels) | en parabolais (in parabels) | chôris parabolès (zonder parabel) | en parabolais (in parabels) | en parabolais (in parabels) | ||
elalèsen (hij sprak) | laleis (spreek je) | autois lalô (spreek ik hen) | elalèsen (hij sprak) ho Ièsous (Jezus) | ouden elalei (sprak hij niets) | ||
autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | |||
polla (vele dingen) | ||||||
en parabolais (in parabels) | en parabolais (in parabels) | |||||
tois ochlois (tot de menigten) | ||||||
126. Gelijkenis van de zaaier : Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 | 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 | 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 | 136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 | 136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 |
Mt 13,4 - Mt 13,4 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And when he sowed, some seeds fell by the way side,
and the fowls came and devoured them up:
Luther-Bibel . 4 Und indem er säte, fiel einiges auf den Weg; da kamen die Vögel
und fraßen's auf.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Bij het zaaien viel een gedeelte op
de weg en de vogels kwamen het opeten.
Tekstuitleg van Mt 13,4 .
Mt 13,5 - Mt 13,5 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] Some fell upon stony places, where they had not much
earth: and forthwith they sprung up, because they had no deepness of earth:
Luther-Bibel . 5 Einiges fiel auf felsigen Boden, wo es nicht viel Erde hatte,
und ging bald auf, weil es keine tiefe Erde hatte.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Een ander gedeelte viel op de rotsachtige
plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe
grond lag.
Tekstuitleg van Mt 13,5 .
Mt 13,6 - Mt 13,6 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And when the sun was up, they were scorched; and because
they had no root, they withered away.
Luther-Bibel . 6 Als aber die Sonne aufging, verwelkte es, und weil es keine
Wurzel hatte, verdorrte es.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Toen de zon was opgekomen, kreeg het
te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Tekstuitleg van Mt 13,6 .
Mt 13,7 - Mt 13,7 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And some fell among thorns; and the thorns sprung up,
and choked them:
Luther-Bibel . 7 Einiges fiel unter die Dornen; und die Dornen wuchsen empor
und erstickten's.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Weer een ander gedeelte viel onder
de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.
Tekstuitleg van Mt 13,7 .
Mt 13,8 - Mt 13,8 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] But other fell into good ground, and brought forth fruit,
some an hundredfold, some sixtyfold, some thirtyfold.
Luther-Bibel . 8 Einiges fiel auf gutes Land und trug Frucht, einiges hundertfach,
einiges sechzigfach, einiges dreißigfach.
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Een ander gedeelte tenslotte viel
op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Tekstuitleg van Mt 13,8 .
Mt 13,9 - Mt 13,9 : 126. Gelijkenis van de zaaier - Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,3 - Mt 13,4 - Mt 13,5 - Mt 13,6 - Mt 13,7 - Mt 13,8 - Mt 13,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] Who hath ears to hear, let him hear.
Luther-Bibel . 9 Wer Ohren hat, der höre!
- 15de
(vijftiende) zondag door het a-jaar . Wie oren heeft, hij luistere.
Tekstuitleg van Mt 13,9 .
127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mt 13,10-15 - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 -
Mt 13,10 - Mt 13,10 : 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And the disciples came, and said unto him, Why speakest
thou unto them in parables?
Luther-Bibel . 10 Und die Jünger traten zu ihm und sprachen: Warum redest du
zu ihnen in Gleichnissen?
Tekstuitleg van Mt 13,10 .
Mt 13,11 - Mt 13,11 : 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . He answered and said unto them, Because it is given unto
you to know the mysteries of the kingdom of heaven, but to them it is not given.
Luther-Bibel . 11 Er antwortete und sprach zu ihnen: Euch ist's gegeben, die
Geheimnisse des Himmelreichs zu verstehen, diesen aber ist's nicht gegeben.
Tekstuitleg van Mt 13,11 . Dit vers Mt 13,11 telt 19 woorden en 95 (5 X 19) letters . De getalwaarde van Mt 13,11 is 10094 (2 X 7 X 7 X 103) .
Mt 13,12 - Mt 13,12 : 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] For whosoever hath, to him shall be given, and he shall
have more abundance: but whosoever hath not, from him shall be taken away even
that he hath.
Luther-Bibel . 12 Denn wer da hat, dem wird gegeben, dass er die Fülle habe;
wer aber nicht hat, dem wird auch das genommen, was er hat.
Tekstuitleg van Mt 13,12 .
Mt 13,13 - Mt 13,13 : 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] Therefore speak I to them in parables: because they
seeing see not; and hearing they hear not, neither do they understand.
Luther-Bibel . 13 Darum rede ich zu ihnen in Gleichnissen. Denn mit sehenden
Augen sehen sie nicht und mit hörenden Ohren hören sie nicht; und sie verstehen
es nicht.
Tekstuitleg van Mt 13,13 .
Mt 13,14 - Mt 13,14 : 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And in them is fulfilled the prophecy of Esaias, which
saith, By hearing ye shall hear, and shall not understand; and seeing ye shall
see, and shall not perceive:
Luther-Bibel . 14 Und an ihnen wird die Weissagung Jesajas erfüllt, die da sagt
(Jesaja 6,9-10): »Mit den Ohren werdet ihr hören und werdet es nicht verstehen;
und mit sehenden Augen werdet ihr sehen und werdet es nicht erkennen.
Tekstuitleg van Mt 13,14 .
Mt 13,15 - Mt 13,15 : 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt - Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,10 - Mt 13,11 - Mt 13,12 - Mt 13,13 - Mt 13,14 - Mt 13,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] For this people's heart is waxed gross, and their ears
are dull of hearing, and their eyes they have closed; lest at any time they
should see with their eyes, and hear with their ears, and should understand
with their heart, and should be converted, and I should heal them.
Luther-Bibel . 15 Denn das Herz dieses Volkes ist verstockt: Ihre Ohren hören
schwer und ihre Augen sind geschlossen, damit sie nicht etwa mit den Augen sehen
und mit den Ohren hören und mit dem Herzen verstehen und sich bekehren, und
ich ihnen helfe.«
Tekstuitleg van Mt 13,15 .
128. Zaligspreking van de leerlingen : Mt 13,16-17 - Mt 13,16-17 - Lc 10,23-24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,16 - Mt 13,17 -
Mt 13,16 - Mt 13,16 : 128. Zaligspreking van de leerlingen - Mt 13,16-17 - Lc 10,23-24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,16 - Mt 13,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] But blessed are your eyes, for they see: and your ears,
for they hear.
Luther-Bibel . 16 Aber selig sind eure Augen, dass sie sehen, und eure Ohren,
dass sie hören.
Tekstuitleg van Mt 13,16 .
Mt 13,17 - Mt 13,17 : 128. Zaligspreking van de leerlingen - Mt 13,16-17 - Lc 10,23-24 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,16 - Mt 13,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] For verily I say unto you, That many prophets and righteous
men have desired to see those things which ye see, and have not seen them; and
to hear those things which ye hear, and have not heard them.
Luther-Bibel . 17 Wahrlich, ich sage euch: Viele Propheten und Gerechte haben
begehrt, zu sehen, was ihr seht, und haben's nicht gesehen, und zu hören, was
ihr hört, und haben's nicht gehört.
Tekstuitleg van Mt 13,17 .
129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier : Mt 13,18-23 - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 -
Mt 13,18 - Mt 13,18 : 129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] Hear ye therefore the parable of the sower.
Luther-Bibel . 18 So hört nun ihr dies Gleichnis von dem Sämann:
Tekstuitleg van Mt 13,18 .
Mt 13,19 - Mt 13,19 : 129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] When any one heareth the word of the kingdom, and understandeth
it not, then cometh the wicked one, and catcheth away that which was sown in
his heart. This is he which received seed by the way side.
Luther-Bibel . 19 Wenn jemand das Wort von dem Reich hört und nicht versteht,
so kommt der Böse und reißt hinweg, was in sein Herz gesät ist; das ist der,
bei dem auf den Weg gesät ist.
Tekstuitleg van Mt 13,19
1. pantos (elk, ieder, al) . Verwijzing : pas (elk, ieder, al) , zie Mt 5,22 . Bijvoeglijk naamwoord . Genitief mannelijk enkelvoud .
2. akouontos (horend, luisterend naar) . Verwijzing : akouô (horen, luisteren) , zie Mt 4,12 . Participium praesens genitief mannelijk enkelvoud . Losse genitief .
4. (ton) logon (woord) . Verwijzing : logos (woord) , zie Mt 7,24 .
6. Ik vermoed dat de verbinding van logos (woord) met basileia (koninkrijk) enig in Matteüs is
12. ponèros (slecht-e) . Verwijzing : ponèros (slecht-e) , zie Mt 13,19 . Nominatief mannelijk enkelvoud . In vier verzen bij Matteüs, waarvan in drie verzen als bijvoeglijk naamwoord en in één vers als zelfstandig gebruikt nl. Mt 13,19 .
18. Harpazei (hij rooft) van het werkwoord harpazô (roven) . Verwijzing : harpazô (roven) , zie Mt 13,19 . Latijn: rapere = roven . In twee verzen in de evangelies : nl. in Mt 13,19 en in Joh 10,12 .
Mt 13,20 - Mt 13,20 : 129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] But he that received the seed into stony places, the
same is he that heareth the word, and anon with joy receiveth it;
Luther-Bibel . 20 Bei dem aber auf felsigen Boden gesät ist, das ist, der das
Wort hört und es gleich mit Freuden aufnimmt;
Tekstuitleg van Mt 13,20 .
Mt 13,21 - Mt 13,21 : 129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] Yet hath he not root in himself, but dureth for a while:
for when tribulation or persecution ariseth because of the word, by and by he
is offended.
Luther-Bibel . 21 aber er hat keine Wurzel in sich, sondern er ist wetterwendisch;
wenn sich Bedrängnis oder Verfolgung erhebt um des Wortes willen, so fällt er
gleich ab.
Tekstuitleg van Mt 13,21 .
Mt 13,22 - Mt 13,22 : 129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] He also that received seed among the thorns is he that
heareth the word; and the care of this world, and the deceitfulness of riches,
choke the word, and he becometh unfruitful.
Luther-Bibel . 22 Bei dem aber unter die Dornen gesät ist, das ist, der das
Wort hört, und die Sorge der Welt und der betrügerische Reichtum ersticken das
Wort, und er bringt keine Frucht.
Tekstuitleg van Mt 13,22 .
Mt 13,23 - Mt 13,23 : 129. Uitleg van de gelijkenis van de zaaier - Mc 4,13-20 - Mt 13,18-23 - Lc 8,11-15 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,18 - Mt 13,19 - Mt 13,20 - Mt 13,21 - Mt 13,22 - Mt 13,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] But he that received seed into the good ground is he
that heareth the word, and understandeth it; which also beareth fruit, and bringeth
forth, some an hundredfold, some sixty, some thirty.
Luther-Bibel . 23 Bei dem aber auf gutes Land gesät ist, das ist, der das Wort
hört und versteht und dann auch Frucht bringt; und der eine trägt hundertfach,
der andere sechzigfach, der dritte dreißigfach. Vom Unkraut unter dem Weizen
Tekstuitleg van Mt 13,23 .
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 -
Evangelielezing op de 16de (zestiende) zondag door het a-jaar :
In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien. Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt dan dat er onkruid op staat? Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wilt ge dan dat we het bijeengaren? Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt. Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur."
Uit het onderzoek van het woordgebruik van Mt 13,24 blijkt overduidelijk dat de inleiding op de parabel typisch Matteaans is of typisch voor een latere redacteur , vermits het woordgebruik naast de tekst en parallellen zeldzaam voorkomt in Matteüs , in het N.T ., zelfs in de bijbel .
Mt 13,25 | Mt 13,26 | Mt 13,27 | Mt 13,28 | Mt 13,29 | |
en de tôi katheudein tous anthropous (terwijl echter de mensen aan het slapen waren) | hote de eblastèsen ho chortos | proselthontes de hoi douloi tou oikodespotou (naderbijgekomen echter de dienaars van de huisheer) | ho de (hij echter) | hoi de douloi (de dienaars echter) | ho de (hij echter) |
èlthen autou ho echthros (kwam zijn vijand) | tote efanè kai ta zizania (toen verscheen ook het onkruid) | eipon autôi (zeiden hem) | efè autois (zei hen) | legousin autôi (zeggen hem)- | fèsin (zei) |
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 |
We staan hier voor een 'de' (echter) tekst . Bij verandering van personage wordt bij het begin van de zin (op de tweede plaats van de zin) het partikel de (echter) gebruikt . Op deze wijze kreeg de tekst een structuur . De versindeler heeft zich hierdoor laten leiden . In zes verzen wordt zo het partikel de (echter) gebruikt . In Mt 13,30 wordt het nog eens gebruikt om de lichte tegenstelling tussen het onkruid en het graan aan te geven . Zo komt het zevenmaal in dit verhaal voor . Zie ook kai (en) . Nevenschikkend voegwoord . In 705 verzen bij Matteüs , zie Mt 1,2 .
Het is een parabel . Hij verwijst naar de gemeenschap . Wat wil je ? Een gemeenschap van zuiveren ? Wil je dan dat wat er ook maar zou kunnen op wijzen dat iets onzuiver is , uitrukken , uitroeien ? Loop je dan ook niet het gevaar goed zaad uit te rukken ? Kan een gemeenschap leven met de dubbelzinnigheid van zuiveren en onzuiveren ? Verzwakt het haar niet naar buiten ? Durft ze de nederigheid opbrengen om niet volmaakt te zijn en het ook niet wil zijn . Durft een gemeenschap het aan om geen oordeel te vellen , om het oordeel aan God over te laten ?
Mt 13,24 - Mt 13,24 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] Another parable put he forth unto them, saying, The
kingdom of heaven is likened unto a man which sowed good seed in his field:
Luther-Bibel . 24 Er legte ihnen ein anderes Gleichnis vor und sprach: Das Himmelreich
gleicht einem Menschen, der guten Samen auf seinen Acker säte.
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . In die tijd hield Jezus de menigte
deze gelijkenis voor: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker
goed zaad had gezaaid;
Tekstuitleg van Mt 13,24 . Het vers Mt 13,24 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 103 letters . De getalwaarde van Mt 13,24 is 13686 (2 X 3 X 2281) . De inleiding van de parabel telt 5 woorden en 34 letters . Het begin van de parabel in Mt 13,24 telt 13 woorden en 69 letters . De hele parabel telt 134 (2 X 67) woorden en 685 letters . Mt 13,24-30 telt 139 woorden en 690 letters .
1. allèn (een andere) . Verwijzing : allos
(ander) , zie Mt
13,24 . Accusatief vrouwelijk enkelvoud . In zeventien verzen in de bijbel
. In acht verzen in het O.T. . In negen verzen in het N.T. . Mt (6) . Mc (1)
. Lc (1) . Opb (1) . In zes verzen bij Matteüs : (1) Mt
5,39 : een andere wang . (2) Mt
13,24 : een andere parabel . (3) Mt
13,31 : een andere parabel . (4) Mt
13,33 : een andere parabel . (5) Mt
19,9 : een andere vrouw . (6) Mt
21,33 : een andere parabel .
- allèn parabolèn (een andere parabel) wijst erop dat er reeds
een parabel voorafging nl. de parabel van de zaaier (Mt
13,3b-9) . In Mt
13,24 wordt een tweede parabel gegeven . Hij is de eerste in een reeks van
drie , die telkens met allèn parabolèn (een andere parabel) beginnen
. Evenals de eerste parabel gaat het om een zaaier en zaad . In deze parabel
wordt naast goed zaad ook onkruid gezaaid .
Mc 10,11
gebruikt de term in verband met een andere vrouw en Lc
6,29 in verband met de andere wang .
- allos (ander) . Verwijzing : allos
(ander) , zie Mt
13,24 .
2. parabolè (parabel, gelijkenis)
. Verwijzing : parabolè
(parabel, gelijkenis) , zie Mt
13,24 . Paraballô : naast elkaar werpen , vergelijken .
- parabolè(i) (parabel) kan nominatief of datief vrouwelijk enkelvoud
zijn . In veertien verzen in de bijbel . In negen verzen in het O.T. . In vijf
verzen in het N.T. . Mc (1) . Lc (2) . Heb (2) . Niet bij Matteüs .
- parabolès (van de parabel) . Genitief vrouwelijk enkelvoud . In drie
verzen in de bijbel : (1) Mt
13,34 . (2) Mc
4,34 . (3) Lc
8,4 .
- parabolèn (parabel) . Accusatief vrouwelijk enkelvoud van parabolè
(parabel) . In negenenveertig verzen in de bijbel . In zesentwintig verzen in
het N.T. . Mt (8) . Mc (4) . Lc (14) . In acht verzen bij Matteüs : (1)
Mt 13,18
. (2) Mt
13,24 : een andere parabel . (3) Mt
13,31 : een andere parabel . (4) Mt
13,33 : een andere parabel . (5) Mt
13,36 . (6) Mt
15,15 : vraag van Petrus om de parabel uit te leggen . (7) Mt
21,33 : een andere parabel . (8) Mt
24,32 .
- parabolais . Datief vrouwelijk meervoud . In zestien verzen in de bijbel .
In vier verzen in het O.T. . In twaalf verzen in het N.T. . Mt (6) . Mc (5)
. Lc (1) . In zes verzen bij Matteüs : (1) Mt
13,3 . (2) Mt
13,10 . (3) Mt
13,13 . (4) Mt
13,34 . (5) Mt
13,35 . (6) Mt
22,1 .
-- en parabolais (door middel van parabels) . In elf verzen in het N.T. . Mt
(6) . Mc (4) . Lc (1) .
Mt 13,3 | Mt 13,10 | Mt 13,13 | Mt 13,34 | Mt 13,35 | Mt 22,1 | |
kai (en) | dia tí (waarom) | dia touto | Tauta panta (Dat alles) | kai (en) | anoixô ... to stoma mou (ik zal mijn mond openen) | palin eipen (hij zei opnieuw) |
en parabolais (in parabels) | en parabolais (in parabels) | chôris parabolès (zonder parabel) | en parabolais (in parabels) | en parabolais (in parabels) | ||
elalèsen (hij sprak) | laleis (spreek je) | autois lalô (spreek ik hen) | elalèsen (hij sprak) ho Ièsous (Jezus) | ouden elalei (sprak hij niets) | ||
autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | |||
polla (vele dingen) | ||||||
en parabolais (in parabels) | en parabolais (in parabels) | |||||
tois ochlois (tot de menigten) | ||||||
126. Gelijkenis van de zaaier : Mc 4,3-9 - Mt 13,3b-9 - Lc 8,5-8 | 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 | 127. Waarom Jezus in gelijkenissen spreekt : Mc 4,10-12 - Mt 13,10-15 - Lc 8,9-10 | 136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 | 136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 |
1. - 2. allèn parabolèn (een andere parabel) . allèn (een andere) is in Matteüs viermaal gebruikt in combinatie met parabolèn (parabel) : (2) Mt 13,24 , (3) Mt 13,31 , (4) Mt 13,33 . (6) Mt 21,33 : een andere parabel .
3. parethèken (hij stelde voor, bij) van het werkwoord paratithèmi . In Gn 18,8 is parethèken autois de vertaling van het Hebreeuwe wajjiththen liphën(j)ehèm (wajjiththen van het werkwoord ntn : nemen) . Verwijzing : nathan (geven) , zie Ps 111,6 .
6. homoioô (vergelijken
met, gelijken op) . Verwijzing : homoioô
(vergelijken met, gelijken op) , zie Mt
13,24 . N : lijk-en (op) , ver-ge-lijk-en (ge-lijk-e-nis , ver-ge-lijk-ing)
- D : ver-g-leich-en (G-leich-nis : ge-lijk-e-nis) - L : simile (gelijkend ,
vergelijkbaar) - F : sembl-able .
- homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô
(vergelijken met, gelijken op) , zie Mt
13,24 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief
en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien
verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1)
. Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt
11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee
echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar
met ... . (2) Mt
13,31 . (3) Mt
13,33 . (4) Mt
13,44 . (5) Mt
13,45 . (6) Mt
13,47 . (7) Mt
20,1 . (8) Mt
22,39 deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit)
. In zes genoemde plaatsen is hè basileia tôn ouranôn (het
koninkrijk van de hemelen) onderwerp . In drie verzen bij Lucas (Lc 13,18, Lc
13,19 en Lc 13,21).
- homoioi (vergelijkbaar). Nominatief meervoud. In 3 verzen in de evangelies
: Lc 7,31 , Lc 7,32 en Lc 12,36. Homoiôsô (ik zal vergelijken) komt
in 4 verzen in de bijbel voor : Mt 11,16 , Lc 7,31 , Lc 13,18 en Lc 13,20 .
- Hômoiôthè (werd vergeleken) . Passief aorist derde persoon
enkelvoud . In elf verzen in de bijbel . In drie verzen in het N.T. : (1) Mt
13,24 . (2) Mt
18,23 . (3) Mt
22,2 .
8. basileia (i) . Verwijzing : hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) , zie Mt 3,2 . Zelfstandig naamwoord nominatief of datief vrouwelijk enkelvoud . In 164 verzen in de bijbel . In drieënnegentig verzen in het O.T. . In eenenzeventig verzen in het N.T. . Mt (33) . Mc (7) . Lc (23) . Joh (1) . Hnd (0) . Andere (7) . In drieëndertig verzen bij Mt : (1) Mt 3,2 . (2) Mt 4,17 . (3) Mt 5,3 . (4) Mt 5,10 . (5) Mt 5,19 . (6) Mt 6,10 : hè basileia sou (uw koninkrijk) . (7) Mt 8,11 . (8) Mt 10,7 . (9) Mt 11,11 . (10) Mt 11,12 . (11) Mt 12,25 . (12) Mt 12,26 . (13) Mt 12,28 : hè basileia tou theou (het koninkrijk van God) . (14) Mt 13,24 . (15) Mt 13,31 . (16) Mt 13,33 . (17) Mt 13,43 : en tèi basileiai tou patros autôn (in het koninkrijk van hun vader) . (18) Mt 13,44 . (19) Mt 13,45 . (20) Mt 13,47 . (21) Mt 13,52 . (22) Mt 16,28 : en tèi basileiai autou (in zijn koninkrijk) . (23) + (24) Mt 18,1 + Mt 18,4 : en tèi basileiai tôn ouranôn (in het koninkrijk van de hemelen) . (25) Mt 18,23 . (26) Mt 19,14 . (27) Mt 20,1 . (28) Mt 20,21 : en tèi basileiai sou (in je koninkrijk) . (29) Mt 21,43 : hè basileia tou theou (het koninkrijk van God) . (30) Mt 22,2 . (31) Mt 24,7 : basileia epi basileian (koninkrijk op koninkrijk . (32) Mt 25,1 . (33) Mt 26,29 : en tèi basileiai tou patros mou (in het koninkrijk van mijn vader) .
10. ouranôn (van de hemel) . Verwijzing : ouranos
(hemel) , zie Mt
28,18 . Genitief mannelijk meervoud . In drieënvijftig verzen in de
bijbel . In twaalf verzen in het O.T. . In eenenveertig verzen in het N.T. .
Mt (35) . Mc (1) . Lc (1) . Brieven (4) . In negenentwintig verzen in de verschillende
vormen van de uitdrukking hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk
van de hemelen) . Verder : (1) Mt
3,17 . (2) Mt
24,29 . (3) Mt
24,31 . (4) Mt
24,36 .
-- hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen)
waarbij basileia (koninkrijk) nominatief enkelvoud is . In twintig verzen bij
Matteüs : (1) Mt
3,2 . (2) Mt
4,17 . (3) Mt
5,3 . (4) Mt
5,10 . (5) Mt
5,19 . (7) Mt
8,11 . (8) Mt
10,7 . (9) Mt
11,11 . (10) Mt
11,12 . (14) Mt
13,24 . (15) Mt
13,31 . (18) Mt
13,44 . (19) Mt
13,45 . (20) Mt
13,47 . (21) Mt
13,52 . (25) Mt
18,23 . (26) Mt
19,14
. (27) Mt
20,1 . (30) Mt
22,2 . (32) Mt
25,1 .
-- tèn basileian tou theou (het koninkrijk van de hemelen) . In zeven
verzen in het N.T. , enkel bij Mt : (1) Mt
5,20 . (2) Mt
7,21 . (3) Mt
13,52 . (4) Mt
18,3 . (5) Mt
19,12 . (6) Mt
19,23 . (7) Mt
23,14 .
-- tès basileias tôn ouranôn (van het koninkrijk van de hemelen)
. In twee verzen in het N.T. , bij Mt : (1) Mt
13,11 . (2) Mt
16,19 .
6. - 10. hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) waarbij basileia (koninkrijk) nominatief enkelvoud is . In twintig verzen bij Matteüs : (1) Mt 3,2 . (2) Mt 4,17 . (3) Mt 5,3 . (4) Mt 5,10 . (5) Mt 5,19 . (7) Mt 8,11 . (8) Mt 10,7 . (9) Mt 11,11 . (10) Mt 11,12 . (14) Mt 13,24 . (15) Mt 13,31 . (18) Mt 13,44 . (19) Mt 13,45 . (20) Mt 13,47 . (21) Mt 13,52 . (25) Mt 18,23 . (26) Mt 19,14 . (27) Mt 20,1 . (30) Mt 22,2 . (32) Mt 25,1 . In tien verzen is het koninkrijk van de hemelen thema van vergelijking , zie Mt 13,24 .
hômoiôthè . 1. | homoia . 2. | homoia . 3. | hômoiôthè . 2. | hômoiôthè . 3. | homoia . 4. | homoia . 5. | homoia . 6. | homoia . 7. | |
Mt 13,24 | Mt 13,31 | Mt 13,33 | Mt 21,33 | Mt 18,23 | Mt 22,2 | Mt 13,44 | Mt 13,45 | Mt 13,47 | Mt 20,1 |
Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Naar een andere parabel) | dia touto (daarom) | palin (opnieuw) | palin (opnieuw) | |||
parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | elalèsen (sprak hij) autois (hen) | akousate (luistert) | ||||||
hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | hômoiôthè (werd vergeleken) | hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia gar estin (want vergelijkbaar is) | |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |
anthrôpôi speiranti (met een zaaier) | kokkôi sinapeôs (mostaardzaadje) | zumèi (zuurdesem) | anthrôpos èn oikodespotès (er was een huisheer) | anthrôpôi basilei (met een koning) | anthrôpôi basilei (met een koning) | thèsaurôi (met een schat) kekrummenôi en tôi agrôi (verborgen in de akker) | anthrôpôi emporôi (met een handelaar) | sagènèi (met een net) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) |
hon labôn anthrôpos espeiren en tôi agrôi autou (dat een man genomen, op zijn akker zaaide) | hèn labousa gunè enekrupsen (dat een vrouw genomen, verborg) | hostis efeutusen (die plantte) | hos èthelèsen (die wilde) | hostis epoièsen gamous (die een bruiloft gaf) | hon heurôn anthrôpos ekrupsen (dat een man gevonden, verborg) | hostis exèlthen (die uitging) | |||
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 | 135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc 13,20-21 - Mt 13,33 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruilofts-maal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard : Mt 20,1-16 |
Mt 25,1 | Mt 7,24 | Mt 7,26 | Mt 13,52 |
Tote | Pas oun (Al wie derhalve) | kai pas (en al wie) | dia touto pas grammateus... (daarom is elke schriftgeleerde) |
homoiôthèsetai (zal vergeleken worden) | homoiôthèsetai (zal vergeleken worden) | homoiôthèsetai (zal vergeleken worden) | homoios estin (vergelijkbaar) |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |||
deka parthenois (met tien maagden) | andri fronimôi (met een wijs man) | andri môrôi (met een dwaas man) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) |
haitines labousai tas lampadas heautôn exèlthon (die hun lampen genomen) uittrokken | hostis ôikodomèsen (die bouwde) | hostis ôikodomèsen (die bouwde) | hostis ekballei (die uitwerpt - uithaalt) |
11. anthrôpôi (mens) . Verwijzing : anthrôpos
(mens, man) , zie Lc
15,11 . Zelfstandig naamwoord datief mannelijk enkelvoud . In 107 verzen
in de bijbel . In eenentachtig verzen in het O.T. . In zesentwintig verzen in
het N.T. . Mt (11) . Mc (3) . Lc (5) . Joh (1) . Hnd (1) . Brieven (5) . In
elf verzen bij Mt : (1) Mt
12,13 . (2) Mt
13,24 . (3) Mt
13,45 . (4) Mt
13,52 . (5) Mt
18,7 . (6) Mt
18,12 . (7) Mt
18,23 . (8) Mt
19,3 . (9) Mt
20,1 . (10) Mt
22,2 . (11) Mt
26,24 .
- Het koninkrijk van de hemelen wordt vaak vergeleken met een man (anthrôpôi)
, datief enkelvoud . Dat is in zes verzen het geval van de elf verzen dat anthrôpoi
(aan / met een mens) bij Matteüs voorkomt : (1) Mt
13,24 . (2) Mt
13,45 . (3) Mt
13,52 . (4) Mt
18,23 . (5) Mt
20,1 . (6) Mt
22,2 .
Mt 13,25 - Mt 13,25 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] But while men slept, his enemy came and sowed tares
among the wheat, and went his way.
Luther-Bibel . 25 Als aber die Leute schliefen, kam sein Feind und säte Unkraut
zwischen den Weizen und ging davon.
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . maar terwijl de mensen sliepen, kwam
zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Tekstuitleg van Mt 13,25 . Het vers Mt 13,25 telt 19 woorden en 89 letters . De getalwaarde van Mt 13,25 is 9588 (2 X 2 X 2 X 3 X 17 X 47) .
1. - 4. en de tôi + infinitief . Voorzetsel + partikel + bepaald lidwoord datief onzijdig enkelvoud + infinitief . In vier verzen in het N.T. : (1) Mt 13,25 . (2) Lc 8,42 . (3) Lc 11,37 . (4) Hnd 9,3 . (5) Hnd 11,15 .
Mt 13,26 - Mt 13,26 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] But when the blade was sprung up, and brought forth
fruit, then appeared the tares also.
Luther-Bibel . 26 Als nun die Saat wuchs und Frucht brachte, da fand sich auch
das Unkraut.
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . Toen de halmen opgeschoten waren en
vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien.
Tekstuitleg van Mt 13,26 . Het vers Mt 13,26 telt 13 woorden en 59 letters . De getalwaarde van Mt 13,26 is 4982 (2 X 47 X 53) .
Mt 13,27 - Mt 13,27 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] So the servants of the householder came and said unto
him, Sir, didst not thou sow good seed in thy field? from whence then hath it
tares?
Luther-Bibel . 27 Da traten die Knechte zu dem Hausvater und sprachen: Herr,
hast du nicht guten Samen auf deinen Acker gesät? Woher hat er denn das Unkraut?
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . Nu gingen de knechten naar hun meester
en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt dan
dat er onkruid op staat?
Tekstuitleg van Mt 13,27 . Het vers Mt 13,27 telt 22 woorden en 109 letters . De getalwaarde van Mt 13,27 is 13230 (2 X 3 X 3 X 3 X 5 X 7 X 7) .
Mt 13,28 - Mt 13,28 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] He said unto them, An enemy hath done this. The servants
said unto him, Wilt thou then that we go and gather them up?
Luther-Bibel . 28 Er sprach zu ihnen: Das hat ein Feind getan. Da sprachen die
Knechte: Willst du denn, dass wir hingehen und es ausjäten?
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . Hij antwoordde hun: Dat is het werk
van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wilt ge dan dat we het bijeengaren?
Tekstuitleg van Mt 13,28 . Het vers Mt 13,28 telt 18 woorden en 92 letters . De getalwaarde van Mt 13,28 is 11685 (3 X 5 X 19 X 41) .
13. act. ind. pr. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw.
Taalgebruik in N.T. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mt : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mt (23) . Mt (2) : (1) Mt
13,28 . (2) Mt
13,51 . Act. ind. praes. in 144 verzen in Mt .
Mt 13,29 - Mt 13,29 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] But he said, Nay; lest while ye gather up the tares,
ye root up also the wheat with them.
Luther-Bibel . 29 Er sprach: Nein! Damit ihr nicht zugleich den Weizen mit ausrauft,
wenn ihr das Unkraut ausjätet.
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat
ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt.
Tekstuitleg van Mt 13,29 . Het vers Mt 13,29 telt 13 woorden en 61 letters . De getalwaarde van Mt 13,29 is 6773 (13 X 521) .
Mt 13,30 - Mt 13,30 : 133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,24-30 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,24 - Mt 13,25 - Mt 13,26 - Mt 13,27 - Mt 13,28 - Mt 13,29 - Mt 13,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] Let both grow together until the harvest: and in the
time of harvest I will say to the reapers, Gather ye together first the tares,
and bind them in bundles to burn them: but gather the wheat into my barn.
Luther-Bibel . 30 Lasst beides miteinander wachsen bis zur Ernte; und um die
Erntezeit will ich zu den Schnittern sagen: Sammelt zuerst das Unkraut und bindet
es in Bündel, damit man es verbrenne; aber den Weizen sammelt mir in meine Scheune.
- 16de
(zestiende) zondag door het a-jaar . Laat beide samen opgroeien tot de oogst,
en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur."
Tekstuitleg van Mt 13,30 . Het vers Mt 13,30 telt 36 woorden en 186 letters . De getalwaarde van Mt 13,30 is 22201 (149 X 149) .
6. therismos (oogst) . Verwijzing : therismos (oogst) , zie Mt 13,30 . In 9 verzen in de bijbel. In 3 verzen in het O.T., in 6 verzen in het N.T. Therismou (van de oogst), genitief enkelvoud. In 21 verzen in de bijbel. In 18 verzen in het O.T., in 3 verzen in het N.T.
134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mt 13,31-32 - Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,31 - Mt 13,32 -
Mt 13,31 - Mt 13,31 : 134. Gelijkenis van het mosterdzaad - Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,31 - Mt 13,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] Another parable put he forth unto them, saying, The
kingdom of heaven is like to a grain of mustard seed, which a man took, and
sowed in his field:
Luther-Bibel . 31 Ein anderes Gleichnis legte er ihnen vor und sprach: Das Himmelreich
gleicht einem Senfkorn, das ein Mensch nahm und auf seinen Acker säte;
Tekstuitleg van Mt 13,31 .
Mt 13,31 : Allèn parabolèn (Een andere parabel) parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) homoia estin (vergelijkbaar is) hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen)
- allèn (een andere ...) zie Mt 13,24 .
Hier wordt een derde parabel gegeven. Hij is de tweede van een eerste trits, die telkens met allèn parabolèn (een andere parabel) beginnen. Evenals de eerste en de tweede parabel gaat het om een zaaier en zaad. In deze parabel gaat het om een mostaardzaadje. De inleidende zin is bijna identiek aan Mt 13,24 en Mt 13,33.In Mt 13,31 wordt homoia estin (vergelijkbaar is) gebruikt.
6. 5. homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1) . Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt 11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar met ... . (2) Mt 13,31 . (3) Mt 13,33 . (4) Mt 13,44 . (5) Mt 13,45 . (6) Mt 13,47 . (7) Mt 20,1 . (8) Mt 22,39 deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit) . In zes genoemde plaatsen is hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) onderwerp .
hômoiôthè . 1. | homoia . 2. | homoia . 3. | hômoiôthè . 2. | hômoiôthè . 3. | homoia . 4. | homoia . 5. | homoia . 6. | homoia . 7. | |
Mt 13,24 | Mt 13,31 | Mt 13,33 | Mt 21,33 | Mt 18,23 | Mt 22,2 | Mt 13,44 | Mt 13,45 | Mt 13,47 | Mt 20,1 |
Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Naar een andere parabel) | dia touto (daarom) | palin (opnieuw) | palin (opnieuw) | |||
parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | elalèsen (sprak hij) autois (hen) | akousate (luistert) | ||||||
hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | hômoiôthè (werd vergeleken) | hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia gar estin (want vergelijkbaar is) | |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |
anthrôpôi speiranti (met een zaaier) | kokkôi sinapeôs (mostaardzaadje) | zumèi (zuurdesem) | anthrôpos èn oikodespotès (er was een huisheer) | anthrôpôi basilei (met een koning) | thèsaurôi (met een schat) kekrummenôi en tôi agrôi (verborgen in de akker) | anthrôpôi emporôi (met een handelaar) | sagènèi (met een net) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) | |
hon labôn qnthrôpos espeiren en tôi agrôi autou (dat een man genomen, op zijn akker zaaide) | hèn labousa gunè enekrupsen (dat een vrouw genomen, verborg) | hostis efeutusen (die plantte) | hos èthelèsen (die wilde) | hon heurôn anthrôpos ekrupsen (dat een man gevonden, verborg) | hostis exèlthen (die uitging) | ||||
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 | 135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc 13,20-21 - Mt 13,33 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruilofts-maal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard : Mt 20,1-16 |
Mt 13,32 - Mt 13,32 : 134. Gelijkenis van het mosterdzaad - Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,31 - Mt 13,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] Which indeed is the least of all seeds: but when it
is grown, it is the greatest among herbs, and becometh a tree, so that the birds
of the air come and lodge in the branches thereof.
Luther-Bibel . 32 das ist das kleinste unter allen Samenkörnern; wenn es aber
gewachsen ist, so ist es größer als alle Kräuter und wird ein Baum, sodass die
Vögel unter dem Himmel kommen und wohnen in seinen Zweigen.
Tekstuitleg van Mt 13,32 .
135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Mt 13,33 - Lc 13,20-21 - Mt 13,33 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,33 -
Mt 13,33 - Mt 13,33 : 135. Gelijkenis van het zuurdeeg - Lc 13,20-21 - Mt 13,33 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,33 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] Another parable spake he unto them; The kingdom of
heaven is like unto leaven, which a woman took, and hid in three measures of
meal, till the whole was leavened.
Luther-Bibel . 33 Ein anderes Gleichnis sagte er ihnen: Das Himmelreich gleicht
einem Sauerteig, den eine Frau nahm und unter einen halben Zentner Mehl mengte,
bis es ganz durchsäuert war.
Tekstuitleg van Mt 13,33 . De eerste drie parabels hadden zaad als thema , de vierde parabel het zuurdeeg . Nochtans maakt deze parabel deel uit van een eerste trits .
5. homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1) . Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt 11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar met ... . (2) Mt 13,31 . (3) Mt 13,33 . (4) Mt 13,44 . (5) Mt 13,45 . (6) Mt 13,47 . (7) Mt 20,1 . (8) Mt 22,39 deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit) . In zes genoemde plaatsen is hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) onderwerp .
hômoiôthè . 1. | homoia . 2. | homoia . 3. | hômoiôthè . 2. | hômoiôthè . 3. | homoia . 4. | homoia . 5. | homoia . 6. | homoia . 7. | |
Mt 13,24 | Mt 13,31 | Mt 13,33 | Mt 21,33 | Mt 18,23 | Mt 22,2 | Mt 13,44 | Mt 13,45 | Mt 13,47 | Mt 20,1 |
Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Naar een andere parabel) | dia touto (daarom) | palin (opnieuw) | palin (opnieuw) | |||
parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | elalèsen (sprak hij) autois (hen) | akousate (luistert) | ||||||
hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | hômoiôthè (werd vergeleken) | hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia gar estin (want vergelijkbaar is) | |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |
anthrôpôi speiranti (met een zaaier) | kokkôi sinapeôs (mostaardzaadje) | zumèi (zuurdesem) | anthrôpos èn oikodespotès (er was een huisheer) | anthrôpôi basilei (met een koning) | thèsaurôi (met een schat) kekrummenôi en tôi agrôi (verborgen in de akker) | anthrôpôi emporôi (met een handelaar) | sagènèi (met een net) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) | |
hon labôn qnthrôpos espeiren en tôi agrôi autou (dat een man genomen, op zijn akker zaaide) | hèn labousa gunè enekrupsen (dat een vrouw genomen, verborg) | hostis efeutusen (die plantte) | hos èthelèsen (die wilde) | hon heurôn anthrôpos ekrupsen (dat een man gevonden, verborg) | hostis exèlthen (die uitging) | ||||
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 | 135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc 13,20-21 - Mt 13,33 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruilofts-maal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard : Mt 20,1-16 |
136. Jezus spreekt in gelijkenissen : Mt 13,34-35 - Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,34 - Mt 13,34 -
Mt 13,34 - Mt 13,34 : 136. Jezus spreekt in gelijkenissen - Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,34 - Mt 13,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] All these things spake Jesus unto the multitude in
parables; and without a parable spake he not unto them:
Luther-Bibel . 34 Das alles redete Jesus in Gleichnissen zu dem Volk, und ohne
Gleichnisse redete er nichts zu ihnen,
Tekstuitleg van Mt 13,34
1. tauta (die 'dingen') . Verwijzing : tauta (die 'dingen') , zie Mt 1,20 .
Mt 13,35 - Mt 13,35 : 136. Jezus spreekt in gelijkenissen - Mc 4,33-34 - Mt 13,34-35 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,34 - Mt 13,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] That it might be fulfilled which was spoken by the
prophet, saying, I will open my mouth in parables; I will utter things which
have been kept secret from the foundation of the world.
Luther-Bibel . 35 damit erfüllt würde, was gesagt ist durch den Propheten, der
da spricht (Psalm 78,2): »Ich will meinen Mund auftun in Gleichnissen und will
aussprechen, was verborgen war vom Anfang der Welt an.«
Tekstuitleg van Mt 13,35 .
137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,36-43 -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 -
Mt 13,36 - Mt 13,36 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] Then Jesus sent the multitude away, and went into the
house: and his disciples came unto him, saying, Declare unto us the parable
of the tares of the field.
Luther-Bibel . 36 Da ließ Jesus das Volk gehen und kam heim. Und seine Jünger
traten zu ihm und sprachen: Deute uns das Gleichnis vom Unkraut auf dem Acker.
Tekstuitleg van Mt 13,36 .
Mt 13,36.2. act. part. aor. nom. mann. enk. αφεις = afeis (achterlatend) van het werkw. αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in het NT : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in de LXX : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in Mc : afièmi (aflaten, achterlaten) . LXX (2) : (1) Ex 32,32 . (2) Job 39,5 . NT (6) . Mt (3) : (1) Mt 13,36 . (2) Mt 18,12 . (3) Mt 26,44 . Mc (3) . Een vorm van αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) in de LXX (138) , in het NT (142) , Mt (47) , Mc (34) , Lc (31) .
afièmi (aflaten) | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
part. aor. nom. mann. enk. afeis | (1) Mc 8,13 | (2) Mc 13,34 . | (3) Mc 15,37 . | 8 | 2 | 6 | 2 | 3 | 1 | 5 | 5 |
Mt 13,36.4. acc. mann. mv. οχλους = ochlous van het zelfst. naamw. οχλος = ochlos (menigte) . Taalgebruik in het NT : ochlos (menigte) . Taalgebruik in de LXX : ochlos (menigte) .
ochlos (menigte) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Apk | syn. | ev. | |
8 | acc. mann. mv. ochlous | 22 | 5 | 17 | 10 | 3 | 4 | 13 | 13 |
Mt 13,36.2. - 4. αφεις τους οχλους = afeis tous ochlous (achterlatend de massa's) .
10. prosèlthon (zij kwamen naderbij) . Verwijzing : proselthôn
(naderbijgekomen) , zie Mt
4,3 .
Een ontmoeting ontstaat wanneer twee mensen bij elkaar komen ; ze kunnen samen
naar elkaar toegaan , de ene kan tot de andere gaan , of de andere kan tot de
ene gaan . Bij Matteüs ontstaat de ontmoeting met Jezus doordat iemand
of sommigen naar Jezus gaan . Daarvoor wordt het werkwoord proserchomai (naderbij
komen / gaan, of komen / gaan tot) in verschillende vormen (participium, aorist
enz.) gebruikt . De indicatief aorist derde persoon meervoud prosèlthon
(zij kwamen naderbij) wordt door Matteüs in veertien verzen gebruikt, prosèlthan
in Mt
5,1 (zie Mt
4,3) . In zeven van de vijftien verzen zijn de leerlingen onderwerp: (1)
Mt 13,36
, (2) Mt
14,15 , (3) Mt
18,1 , (4) Mt
24,1 , (5) Mt
24,3 , (6) Mt
26,17 , (7) Mt
5,1 . De leerlingen van Jezus gaan naar hem toe om te luisteren naar de
bergrede , om uitleg over de parabelrede , bij het begin van de kerkrede , van
de eschatologische rede , bij het eerste broodverhaal en bij het Laatste Avondmaal
. De woordvolgorde van de zin : werkwoordvorm , persoonlijk voornaamwoord om
Jezus aan te duiden (in vier verzen) , onderwerp (de leerlingen) , datief :
Jezus (in twee verzen) , participium legontes (zeggende) in vijf verzen .
Mt 13,37 - Mt 13,37 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . He answered and said unto them, He that soweth the good
seed is the Son of man;
Luther-Bibel . 37 Er antwortete und sprach zu ihnen: Der Menschensohn ist's,
der den guten Samen sät.
Tekstuitleg van Mt 13,37 . Dit vers Mt 13,37 telt 15 (3 X 5) woorden en 66 (6 X 11) letters. De getalwaarde van Mt 13,37 is 7592 (2 X 2 X 2 X 13 X 73) .
Na het woord van de leerlingen volgt een woord van Jezus
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | ||||
Mt 13,37 | Mt 14,16 | Mt 18,3 | Mt 24,2 | Mt 24,4 | Mt 26,18 | ||||
ho de (hij echter) | ho de Ièsous (Jezus echter) | kai (en) | ho de (hij echter) | kai (en) | ho de (hij echter) | ||||
apokritheis (geantwoord) | apokritheis (geantwoord) | apokritheis (geantwoord) | |||||||
ho Ièsous (Jezus) | |||||||||
eipen (zei hij) | eipen (zei) | eipen (hij zei) | eipen (zei hij) | eipen (zei hij) | eipen (zei) | ||||
autois (hen) | autois (hen) | autois (hen) | |||||||
Mt 13,38 - Mt 13,38 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] The field is the world; the good seed are the children
of the kingdom; but the tares are the children of the wicked one;
Luther-Bibel . 38 Der Acker ist die Welt. Der gute Same sind die Kinder des
Reichs. Das Unkraut sind die Kinder des Bösen.
Tekstuitleg van Mt 13,38 .
Mt 13,39 - Mt 13,39 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe - Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] The enemy that sowed them is the devil; the harvest
is the end of the world; and the reapers are the angels.
Luther-Bibel . 39 Der Feind, der es sät, ist der Teufel. Die Ernte ist das Ende
der Welt. Die Schnitter sind die Engel.
Tekstuitleg van Mt 13,39 .
13. sunteleia (voltooiîng, voleinding). Verwijzing : sunteleia (voltooiîng, voleinding) , zie Mt 13,39 . Kan in de nominatief enkelvoud als in de datief enkelvoud (b.v. in : en tèi sunteleiai tou aiônos = in de voleinding van de wereld). Het woord komt in 24 verzen in de bijbel voor; in 20 verzen in het O.T en in 4 verzen in het N.T. : Mt 13,39 , Mt 13,40 , Mt 13,49 en Heb 9,26.
Mt 13,40 - Mt 13,40 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [40] As therefore the tares are gathered and burned in the
fire; so shall it be in the end of this world.
Luther-Bibel . 40 Wie man nun das Unkraut ausjätet und mit Feuer verbrennt,
so wird's auch am Ende der Welt gehen.
Tekstuitleg van Mt 13,40 .
hôsper (zoals) | hôsper (zoals) bij begin van het vers | beeld | 2de woord gar (want) | houtôs (zo) | estai (zal zijn) | i.v.m. de mensenzoon | |
1. | Mt 12,40 . | X | Jona | X | X | X | X |
2. | Mt 13,40 . | X | verzamelen van het onkruid | X | X | bij de voltooiïng van de wereld | |
3. | Mt 20,28 . | X + Mensenzoon | |||||
4. | Mt 24,27 . | X | ster | X | X | X | de komst van de mensenzoon |
5. | Mt 24,37 . | X | Noach | X | X | X | de komst van de mensenzoon |
6. | Mt 25,14 | X | X |
1. hôsper (zoals) .
hôsper (zoals) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
243 | 207 | 36 | 10 | 2 | 2 | 3 | 18 | 1 | 12 | 14 |
hôsper (zoals) | Mt | Mc | Lc | syn. | ev. |
in de syn. | 10 : (1) Mt 6,2 . (2) Mt 6,7 . (3) Mt 12,40 . (4) Mt 13,40 . (5) Mt 18,17 . (6) Mt 20,28 . (7) Mt 24,27 , (8) Mt 24,37 . (9) Mt 25,14 . (10) Mt 25,32 . | 2 : (1) Lc 17,24 . (2) Lc 18,11 . | 12 : (1) Mt 12,40 // Lc 11,40 . (2) Mt 20,28 // Mc 10,45 // Lc 22,27 . (3) Mt 24,27 // Lc 17,24 . (4) Mt 24,37 // Lc 17,26 . (5) Mt 25,14 // Lc 19,12 . | 14 |
Bij Matteüs : (1) Mt
6,2 . (2) Mt
6,7 . (5) Mt
18,17 . (6) Mt
20,28 (zoals de mensenzoon) . (9) Mt
25,14 . (10) Mt
25,32 (zoals een herder) .
Hôsper (zoals) ... houtôs (zo) : (3) Mt
12,40 . (4) Mt
13,40 .(7) Mt
24,27 . (8) Mt
24,37 . Er wordt een vergelijking gemaakt tussen een bijbelse situatie (Jona
: Mt
12,40 , Noach : Mt
24,37) of een natuurgegeven (tarwe en onkruid : Mt
13,40 , de zonnestraling : Mt
24,27 ) en een aspect van de mensenzoon . Na houtôs (zo) staat de
indicatief futurum estai (zal zijn) gevolgd door het onderwerp .
Tien gelijkenissen ! Wellicht niet toevallig in Mt .
3. sullegô (samen-lezen; verzamelen) . Verwijzing : sullegô (samen-lezen; verzamelen) , zie Mt 13,40 . Sullegetai (het wordt verzameld) indicatief passief praesens 3de persoon enkelvoud. In deze vorm komt het in de bijbel slechts hier in Mt 13,40 voor. Sullegousin (zij verzamelen) indicatief actief 3de persoon meervoud komt in 3 verzen in de bijbel voor : Jr 7,18 , Mt 7,16 en Lc 6,44. Sullexate (verzamelt). Actief Imperatief aorist 2de persoon meervoud. Het komt slechts in 2 verzen in de bijbel voor : Ex 16,16 en Mt 13,30 . Sullexômen (dat wij verzamelen). Coniunctief aorist 1ste persoon meervoud. Het komt in deze vorm slechts in Mt 13,28 voor. Sullegontes (verzamelend). Actief participium praesens nominatief meervoud. Het komt in Re 1,7 en Mt 13,29 . Sullexousin (zij zullen verzamelen). Indicatief actief futurum 3de persoon meervoud. In Ex 16,4, Ps 104,28 en Mt 13,41 . Sunelexan (zij verzamelden) komt in deze vorm in 6 verzen in de bijbel voor; in 5 verzen in het O.T. en in Mt 13,48 .
5. zizania (onkruid) . Verwijzing : zizania (onkruid) , zie Mt 13,40 . Onzijdig meervoud van het zelfstandig naamwoord zizanion (onkruid). In het enkelvoud komt het nergens in de bijbel voor. In het meervoud komt het slechts bij Matteüs voor, en wel in 7 verzen in de parabelrede.
8. kaietai (het wordt verbrand) . Indicatief passief praesens
3de persoon enkelvoud. In deze vorm komt het slechts in 5 verzen in de bijbel
voor. In 3 verzen in het O.T. : Ex 3,2 , Js 33,14 en Js 65,5. In 2 verzen in
het N.T. : Mt
13,40 en Joh 15,6.
- kaô (in brand steken, verbranden)
. Verwijzing : kaô
(in brand steken, verbranden) , Mt
13,40 .
--- katakausei (hij zal verbranden) . Indicatief futurum 3de persoon enkelvoud.
In 10 verzen in de bijbel; in 8 in het O.T. en in 2 verzen in het N.T. : Mt
3,12 en Lc 3,17.
Mt 13,41 - Mt 13,41 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [41] The Son of man shall send forth his angels, and they
shall gather out of his kingdom all things that offend, and them which do iniquity;
Luther-Bibel . 41 Der Menschensohn wird seine Engel senden, und sie werden sammeln
aus seinem Reich alles, was zum Abfall verführt, und die da Unrecht tun,
Tekstuitleg van Mt 13,41
4. apostelei (hij zal zenden) . Verwijzing : apesteilen (hij /zij zond) , zie Mt 10,5 .
6. 7. aggelous (engelen) accusatief meervoud van aggelos (engel) . In deze
vorm komt het in 71 verzen in de bijbel voor; in 6 verzen in de evangelies:
Mt 13,41
, Mt
24,31 , Mc
13,27 , Lc 9,52 , Joh 1,51 , Joh 20,12 .
- aggelos (engel) . aggelos (engel) . Verwijzing
: aggelos
(engel) , zie Mt
13,41 . In 155 verzen in de bijbel . In 108 verzen in het O.T. . In zevenenveertig
verzen in het N.T. . Gn (10) : (1) Gn
16,7. (2) Gn
16,8 . (3) Gn
16,9 . (4) Gn
16,10 . (5) Gn
16,11 . (6) Gn
21,17 . (7) Gn
22,11 . (8) Gn
22,15 . (9) Gn
31,11 . (10) Gn
48,16 . Ex (5) : (1) Ex
3,2 . (2) Ex
4,24 . (3) Ex
14,19 . (4) Ex
23,23 . (5) . Re (18) : (1) Re 2,1 . (2) Re 2,4 . (3) Re 5,23 . (4) Re 6,11 . (5) Re 6,12 . (6) Re 6,14 . (7) Re 6,16 . (8) Re 6,20 . (9) Re 6,21 . (10) Re 6,22 . (11) Re
13,3 . (12) Re
13,9 . (13) Re
13,11 . (14) Re
13,13 . (15) Re
13,16 . (16) Re
13,18 . (17) Re
13,20 . (18) Re
13,21 . (19) In elf verzen in Hnd . Zie o.a. de vijf verzen van aggelos
kuriou (de engel van de Heer) . In twee verzen bij Lucas : (1) Lc
1,11 . (2) Lc
2,9 . In elf verzen in Hnd : (1) Hnd
5,19 . (2) Hnd
7,30 . (3) Hnd
8,26 . (4) Hnd
10,7 . (5) Hnd
12,7 . (6) Hnd
12,8 . (7) Hnd
12,10 . (8) Hnd
12,15 . (9) Hnd
12,23 . (10) Hnd
23,9 . (11) Hnd
27,23 .
In tien verzen bij Lucas : (1) Lc
1,11 . (2) Lc
1,13 . (3) Lc
1,19 . (4) Lc
1,26 . (5) Lc
1,30 . (6) Lc
1,35 . (7) Lc
1,38 . (8) Lc
2,9 . (9) Lc
2,10 . (10) Lc
22,43 .
(1) Lc
1,11 : ôfthè de autôi aggelos kuriou = een engel van
de Heer echter verscheen hem . Zie Lc
22,43 : ôfthè de autôi aggelos ap'ouranou = een engel
uit de hemel echter verscheen hem .
(2) Lc
1,13 : eipen de pros auton ho aggelos = de engel echter zei tot hem .
(3) Lc
1,19 : kai apokritheis ho aggelos eipen autôi = en geantwoord zei
de engel hem . Zie Lc
1,35 : kai apokritheis ho aggelos eipen autèi = en geantwoord zei
de engel haar .
(4) Lc
1,26 : ho aggelos gabrièl = de engel Gabriël .
(5) Lc
1,30 : kai eipen ho aggelos autèi = en de engel zei haar .
(6) Lc
1,35 : kai apokritheis ho aggelos eipen autèi = en geantwoord zei
de engel haar . Zie Lc
1,19 : kai apokritheis ho aggelos eipen autôi = en geantwoord zei
de engel hem .
(7) Lc
1,38 : kai apèlthen ap'autès ho aggelos = en de engel ging
van haar weg .
(8) Lc 2,9
: kai (volgens sommige handschriften : idou = zie) aggelos kuriou epestè
autois kai doxa kuriou perielampsen autous (en een engel van de Heer stond bij
hen en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen) . Zie Hnd
12,7 : kai idou aggelos kuriou epestè kai fôs elampsen en ...
(en zie een engel van de Heer stond er en een licht straalde in ...) .
(9) Lc
2,10 : kai eipen autois ho aggelos = en de engel zei hen .
(10) Lc
22,43 : ôfthè de autôi aggelos ap'ouranou = een engel
uit de hemel echter verscheen hem . Zie Lc
1,11 : ôfthè de autôi aggelos kuriou = een engel van
de Heer echter verscheen hem .
--- aggelos kuriou (de engel van de Heer) . In twaalf verzen in het N.T. : Mt
(5) . Lc (2) . Hnd (5) .
In vijf verzen bij Matteüs :
(1) Mt
1,20 (losse genitief + idou + ) .
(2) Mt
1,24 (uitvoering van wat in Mt
1,20 werd opgedragen) .
(3) Mt
2,13 (losse genitief + idou + ) .
(4) Mt
2,19 (losse genitief + idou + ) .
(5) Mt
28,2 : aggelos gar kuriou (want een engel van de Heer) .
In drie verzen gaat een losse genitief , gevolgd door idou (zie) vooraf .
In twee verzen bij Lucas :
(1) Lc
1,11 : ôfthè de autôi aggelos kuriou = een engel van
de Heer echter verscheen hem . Zie Lc
22,43 : ôfthè de autôi aggelos ap'ouranou = een engel
uit de hemel echter verscheen hem .
(2) Lc
2,9 : kai (volgens sommige handschriften : idou = zie) aggelos kuriou =
en (zie) een engel van de Heer .
In vijf verzen in Hnd : (1) Hnd
5,19 . (2) Hnd
7,30 . (3) Hnd
8,26 . (4) Hnd
12,7 . (5) Hnd
12,23 . ? Hnd
27,23 .
(1) Hnd
5,19 : aggelos de kuriou = de engel van de Heer echter .
(2) Hnd
7,30 (sommige handschriften geven slechts aggelos = een engel) .
(3) Hnd
8,26 : aggelos de kuriou = de engel van de Heer echter .
(4) Hnd
12,7 : kai idou aggelos kuriou = en zie een engel van de Heer .
(5) Hnd
12,23 .
--- aggelon (engel) . Accusatief mannelijk enkelvoud . In zevenenvijftig verzen
in de bijbel . In tweeëntwintig verzen in het N.T. : (1) Mt
11,10 . (2) Mc
1,2 . (3) Lc
1,18 . (4) Lc
1,34 . (5) Lc
7,27 . (6) Hnd
10,3 . (7) Hnd
11,13 . (8) Hnd
12,11 . (9) Hnd
23,8 . (10)
Aggeloi (engelen) : nominatief meervoud. In 155 verzen in de
bijbel. In deze vorm in 11 verzen in de evangelies; in 7 verzen in Matteüs
(Mt 4,11 , Mt
13,39 , Mt
13,49 , Mt 18,10 , Mt 22,30 , Mt 24,36 , in 3 verzen in Marcus en in 1 vers
in Lucas. Aggelos (engel) in 6 verzen in Matteüs; in 10 verzen in Lucas
en in 1 vers in Johannes.
- apaggellô : berichten, aankondigen, rapporteren, vertellen . - anaggellô
: melden, rapporteren, verkondigen .
--- apèggeilan . Tweede aorist derde persoon meervoud . In dertig verzen
in de bijbel .
--- apèggeilen hij verkondigde) . Verwijzing : aggelos
(engel) , zie Mt
13,41 . Actief aorist derde persoon enkelvoud van het werkwoord apaggellô
: berichten , aankondigen , rapporteren , vertellen . In zesenzestig verzen
in de bijbel . In tien verzen in het N.T. . In zeven verzen in Hnd : (1) Hnd
5,25 . (2) Hnd
11,13 . (3) Hnd
12,14 . (4) Hnd
16,36 . (5) Hnd
22,26 . (6) Hnd
23,16 . (7) Hnd
28,21 .
--- anèggeilan . Tweede aorist derde persoon meervoud . In vijfentwintig
verzen in de bijbel . In vier verzen in het N.T. : (1) (2) Hnd
14,27 . (3)
- epaggelia (belofte , bij-engelschap , engelbewaarderschap) .
- epaggelian (belofte , bij-engelschap , engelbewaarderschap) . Verwijzing :
aggelos
(engel) , zie Mt
13,41 . Accusatief vrouwelijk enkelvoud van het zelfstandig naamwoord epaggelia
. In achttien verzen in de bijbel . In twee verzen in het O.T. . In zestien
verzen in het N.T. : (1) Lc
24,49 . (2) Hnd
1,4 . (3) Hnd
2,33 . (4) Hnd
13,23 . (5) Hnd
13,32 . (6) Hnd
23,21 .
- mal´akh JHWH (engel van Jahweh) . In achtenveertig verzen in de bijbel
. In zes verzen in Gn : (1) Gn
16,7. (2) Gn
16,9 . (3) Gn
16,10 . (4) Gn
16,11 . . (5) Gn
22,11 . (6) Gn
22,15 .
Mt 13,42 - Mt 13,42 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [42] And shall cast them into a furnace of fire: there shall
be wailing and gnashing of teeth.
Luther-Bibel . 42 und werden sie in den Feuerofen werfen; da wird Heulen und
Zähneklappern sein.
Tekstuitleg van Mt 13,42 .
Mt 13,43 - Mt 13,43 : 137. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe -- Mt 13,36-43 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,36 - Mt 13,37 - Mt 13,38 - Mt 13,39 - Mt 13,40 - Mt 13,41 - Mt 13,42 - Mt 13,43 | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [43] Then shall the righteous shine forth as the sun in
the kingdom of their Father. Who hath ears to hear, let him hear.
Luther-Bibel . 43 Dann werden die Gerechten leuchten wie die Sonne in ihres
Vaters Reich. Wer Ohren hat, der höre!
Tekstuitleg van Mt 13,43 .
138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 - Mt 13,44-46 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,44 - Mt 13,45 - Mt 13,46 -
Evangelielezing op de 17de (zeventiende) zondag door het a-jaar : Mt 13,44-46 .
In die tijd zei Jezus tot de menigte: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker. Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar."
Mt 13,44 - Mt 13,44 : 138. Gelijkenis van de schat en de parel -- Mt 13,44-46 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,44 - Mt 13,45 - Mt 13,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [44] Again, the kingdom of heaven is like unto treasure
hid in a field; the which when a man hath found, he hideth, and for joy thereof
goeth and selleth all that he hath, and buyeth that field.
Luther-Bibel . 44 Das Himmelreich gleicht einem Schatz, verborgen im Acker,
den ein Mensch fand und verbarg; und in seiner Freude ging er hin und verkaufte
alles, was er hatte, und kaufte den Acker.
- 17de
(zeventiende) zondag door het a-jaar . In die tijd zei Jezus tot de menigte:
"Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand
hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde
maken wat hij bezat en kocht die akker.
Tekstuitleg van Mt 13,44
1. homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . N : lijk-en (op) , ver-ge-lijk-en (ge-lijk-e-nis , ver-ge-lijk-ing) - D : ver-g-leich-en (G-leich-nis : ge-lijk-e-nis) - L : simile (gelijkend , vergelijkbaar) - F : sembl-able . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1) . Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt 11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar met ... . (2) Mt 13,31 . (3) Mt 13,33 . (4) Mt 13,44 . (5) Mt 13,45 . (6) Mt 13,47 . (7) Mt 20,1 . (8) Mt 22,39 deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit) . In zes genoemde plaatsen is hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) onderwerp .
hômoiôthè . 1. | homoia . 2. | homoia . 3. | hômoiôthè . 2. | hômoiôthè . 3. | homoia . 4. | homoia . 5. | homoia . 6. | homoia . 7. | |
Mt 13,24 | Mt 13,31 | Mt 13,33 | Mt 21,33 | Mt 18,23 | Mt 22,2 | Mt 13,44 | Mt 13,45 | Mt 13,47 | Mt 20,1 |
Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Naar een andere parabel) | dia touto (daarom) | palin (opnieuw) | palin (opnieuw) | |||
parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | elalèsen (sprak hij) autois (hen) | akousate (luistert) | ||||||
hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | hômoiôthè (werd vergeleken) | hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia gar estin (want vergelijkbaar is) | |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |
anthrôpôi speiranti (met een zaaier) | kokkôi sinapeôs (mostaardzaadje) | zumèi (zuurdesem) | anthrôpos èn oikodespotès (er was een huisheer) | anthrôpôi basilei (met een koning) | thèsaurôi (met een schat) kekrummenôi en tôi agrôi (verborgen in de akker) | anthrôpôi emporôi (met een handelaar) | sagènèi (met een net) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) | |
hon labôn qnthrôpos espeiren en tôi agrôi autou (dat een man genomen, op zijn akker zaaide) | hèn labousa gunè enekrupsen (dat een vrouw genomen, verborg) | hostis efeutusen (die plantte) | hos èthelèsen (die wilde) | hon heurôn anthrôpos ekrupsen (dat een man gevonden, verborg) | hostis exèlthen (die uitging) | ||||
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 | 135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc 13,20-21 - Mt 13,33 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruilofts-maal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard : Mt 20,1-16 |
homoia estin (vergelijkbaar is) hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) zie Mt 13,24 .
7. dat. mann. enk. thèsaurô(i) van het zelfst. naamw. thèsauros
(schat) . Taalgebruik in het NT : thèsauros
(schat) . Bijbel (1) : Mt
13,44 . Een vorm van thèsauros
(schat) in de LXX (93) , in het NT (17) , in Mt (9) : (1) Mt
2,11 . (2) Mt
6,19 . (3) Mt
6,20 . (4) Mt
6,21 . (5) Mt
12,35 (2X) . (6) Mt
13,44 . (7) Mt
13,52 . (8) Mt
19,21 . Het Griekse thèsauros in de LXX is de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse woorden .
- ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . Tenakh (5) : (1) Joz 6,19 . (2) Joz 6,24 . (3) Hos 13,15 . (4) Spr 21,20 . (5) Da
1,2 .
thèsauros in Mt | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. mann. enk. thèsauros | 6 | 4 | 2 | 1 : Mt 6,21 . | 1 : Lc 12,34 . | |||||||||
3 | gen. mann. enk. thèsaurou | 4 | 1 | 3 | 2 : (1) Mt 12,35 (2X) . (2) Mt 13,52 . | 1 : Lc 6,45 . | |||||||||
4 | dat. mann. enk. thèsaurô(i) | 1 | 1 | 1 : Mt 13,44 . | |||||||||||
5 | acc. mann. enk. thèsauron | 16 | 11 | 5 | 1 : Mt 19,21 . | 1 : Mc 10,21 . | 2 : (1) Lc 12,33 . (2) Lc 18,22 . | 1 : 2 Kor 4,7 . | 4 | 4 | 1 | ||||
10 | acc. mann. mv. thèsaurous | 30 | 27 | 3 | 3 : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . | ||||||||||
8 verzen (9X) |
23. act. ind. praes. 3de pers. enk. pôlei (hij verkoopt) van het werkw. pôleô
(verkopen) . Taalgebruik in het NT : pôleô
(verkopen) . Bijbel (1) : Mt
13,44 . Een vorm van pôleô
(verkopen) in de LXX (16) , in het NT (22) , in Mt (5) : (1) Mt
10,29 . (2) Mt
13,44 . (3) Mt
19,21 . (4) Mt
21,12 (2X) . (5) Mt 25,9 . Een synoniem is pipraskô (verkopen) . Taalgebruik
in de Bijbel : pipraskô
(verkopen) .
- Hebreeuws . wajjimëkor (en hij verkocht) < verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. mâkhar (verkopen)
. Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Tenakh (2) : (1) Gn
25,33 . (2) 1 S 12,9 . In deze 2 teksten geeft de LXX de werkwoordvorm aor. 3de pers. enk. apedoto (hij gaf weg, hij verkocht) van het werkw. apodidômi (weg-gegeven, verkopen) .
- D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre .
pôleô (verkopen) in Mt | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. praes. 3de pers. enk. pôlei | 1 | 1 | 1 : Mt 13,44 | ||||||||||||
act. part. praes. gen. mv. pôlountôn | 2 | 2 | 1 : Mt 21,12 | 1 : Mc 11,15 | 2 | 2 | |||||||||
act. part. praes. acc. mann. mv. pôlountas | 5 | 5 | 2 : (1) Mt 21,12 . (2) Mt 25,9 | 1 : Mc 11,15 | 1 : Lc 19,45 | 1 : Joh 2,14 | 4 | 5 | |||||||
act. ind. aor. 3de pers. enk. epôlèsen | 1 | 1 | |||||||||||||
act. imperat. aor. 2de pers. enk. pôlèson | 3 | 3 | 1 : Mt 19,21 | 1 : Mc 10,21 | 1 : Lc 18,22 | 3 | 3 | ||||||||
act. part. aor. nom. mann. enk. polèsas | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||
pass. ind. aor. 3de pers. enk. pôleitai | 1 | 1 | 1 : Mt 10,29 | ||||||||||||
pass. ind. aor. 3de pers. mv. pôlountai | |||||||||||||||
5 verzen , 6X |
25. hosa (wat) . Verwijzing : hosa
(wat) , zie Mt
13,44 . Betrekkelijk voornaamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud en nominatief
en accusatief onzijdig meervoud . hosai : datief vrouwelijk enkelvoud . In 471
verzen in de bijbel . In zevenenveertig verzen in het N.T. . Mt (9) . Mc (9)
. Lc (6) . Joh (7) . Hnd (9) . Brieven (5) . Apk (2) . In negen verzen bij Matteüs
.
- panta hosa (al wat) : (1)
Mt 7,12 . (2) Mt
13,44 . (3) Mt
13,46 . (4) Mt
18,25 . (5) Mt
21,22 . (6) Mt
23,3 . (7) Mt
28,20 . De constructie in Mt
13,44 vinden we ook in Mt
18,25 .
- Panta oun hosa ean (al wat derhalve ...) zowel in Mt
7,12 als in Mt
23,3 .
Mt 13,45 - Mt 13,45 : 138. Gelijkenis van de schat en de parel -- Mt 13,44-46 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,44 - Mt 13,45 - Mt 13,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [45] Again, the kingdom of heaven is like unto a merchant
man, seeking goodly pearls:
Luther-Bibel . 45 Wiederum gleicht das Himmelreich einem Kaufmann, der gute
Perlen suchte,
- 17de
(zeventiende) zondag door het a-jaar . Ook gelijkt het Rijk der hemelen
op een koopman, op zoek naar mooie parels.
Tekstuitleg van Mt 13,45
homoia estin (vergelijkbaar is) hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) zie Mt 13,24 .
2. homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . N : lijk-en (op) , ver-ge-lijk-en (ge-lijk-e-nis , ver-ge-lijk-ing) - D : ver-g-leich-en (G-leich-nis : ge-lijk-e-nis) - L : simile (gelijkend , vergelijkbaar) - F : sembl-able . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1) . Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt 11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar met ... . (2) Mt 13,31 . (3) Mt 13,33 . (4) Mt 13,44 . (5) Mt 13,45 . (6) Mt 13,47 . (7) Mt 20,1 . (8) Mt 22,39 : deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit) . In zes genoemde plaatsen is hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) onderwerp .
hômoiôthè . 1. | homoia . 2. | homoia . 3. | hômoiôthè . 2. | hômoiôthè . 3. | homoia . 4. | homoia . 5. | homoia . 6. | homoia . 7. | |
Mt 13,24 | Mt 13,31 | Mt 13,33 | Mt 21,33 | Mt 18,23 | Mt 22,2 | Mt 13,44 | Mt 13,45 | Mt 13,47 | Mt 20,1 |
Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Naar een andere parabel) | dia touto (daarom) | palin (opnieuw) | palin (opnieuw) | |||
parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | elalèsen (sprak hij) autois (hen) | akousate (luistert) | ||||||
hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | hômoiôthè (werd vergeleken) | hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia gar estin (want vergelijkbaar is) | |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |
anthrôpôi speiranti (met een zaaier) | kokkôi sinapeôs (mostaardzaadje) | zumèi (zuurdesem) | anthrôpos èn oikodespotès (er was een huisheer) | anthrôpôi basilei (met een koning) | thèsaurôi (met een schat) kekrummenôi en tôi agrôi (verborgen in de akker) | anthrôpôi emporôi (met een handelaar) | sagènèi (met een net) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) | |
hon labôn qnthrôpos espeiren en tôi agrôi autou (dat een man genomen, op zijn akker zaaide) | hèn labousa gunè enekrupsen (dat een vrouw genomen, verborg) | hostis efeutusen (die plantte) | hos èthelèsen (die wilde) | hon heurôn anthrôpos ekrupsen (dat een man gevonden, verborg) | hostis exèlthen (die uitging) | ||||
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 | 135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc 13,20-21 - Mt 13,33 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruilofts-maal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard : Mt 20,1-16 |
- palin (opnieuw) komt bij Matteüs in 16 verzen voor,
zie Mt
13,47 .
- homoia estin (vergelijkbaar is) hè basileia tôn ouranôn
(het koninkrijk van de hemelen) zie Mt
13,24
- emporôi (koopman) . In deze vorm komt het in de bijbel
slechts in Mt
13,45 voor. Het zelfstandig naamwoord nominatief enkelvoud komt voor in
Ez 27,18 en Sir 26,29.
- zètounti (zoekend) . Participium prasenens datief
enkelvoud. In deze vorm komt het slechts voor in 2 M 2,27 en in Mt
13,45 .
- margaritas (parels) . Accusatief meervoud. In deze vorm komt
het in de bijbel slechts voor in Mt 7,6 en Mt
13,45 .
Mt 13,46 - Mt 13,46 : : 138. Gelijkenis van de schat en de parel -- Mt 13,44-46 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 - Mt 13,44 - Mt 13,45 - Mt 13,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [46] Who, when he had found one pearl of great price, went
and sold all that he had, and bought it.
Luther-Bibel . 46 und als er eine kostbare Perle fand, ging er hin und verkaufte
alles, was er hatte, und kaufte sie.
- 17de
(zeventiende) zondag door het a-jaar . Toen hij een parel van grote waarde
had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar."
Tekstuitleg van Mt 13,46 .
139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 -- Mt 13,47-50 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,47 - Mt 13,48 - Mt 13,49 - Mt 13,50 -In de gelijkenis van het visnet ligt de klemtoon op de vangst. In de gelijkenis
van het onkruid tussen de tarwe op de oogst. In beide gelijkenissen gaat het
om het eindresultaat. Dit kan vergeleken worden met de voleinding van de tijd.
Dan oordeelt de mensenzoon en scheidt goeden en slechten van elkaar.
Deze gelijkenissen willen antwoorden geven op vragen over goed en slecht, goeden
en slechten, die deel uitmaken van de maatschappij. Matteüs veronderstelt
dat mensen elkaar niet beoordelen, maar het oordeel overlaten aan God, aan de
mensenzoon. Er moet toch rechtvaardigheid zijn : goeden mogen beloond worden,
slechten moeten gestraft worden. Is het niet in het hier en nu, dan toch in
het hierna en daar.
De werkelijkheid is evenwel gecompliceerder. De tweedeling is niet zomaar te
maken, want in ieder mens huist kwaad en is kracht aanwezig om goed te doen.
Een oordeel over iemand vellen is uiterst moeilijk, ja onmogelijk. Daarom is
het wijs het oordeel aan God over te laten.
Een zaaier en het zaad roepen beelden op van oogst en oogsters. Dit natuurgebeuren
inspireert tot ideeën over de eindtijd, het hierna. Hierin is de vraag
vervat: wat met de slechten Een vergelijking van goed en slecht zaad was bijna
noodzakelijk. Op het einde van de parabelrede past een verhaal met het thema
van de voleinding. Ook de eschatologische rede eindigt met een gelijkenis over
de voleinding.
In de parabel van het visnet komen zoveel woorden voor die slechts in deze tekst worden gebruikt. We kunnen ze moeilijk Matteaans noemen. Zijn ze een vertaling van? En uit welk midden komt deze tekst?
Mt 13,47 - Mt 13,47 : 139. Gelijkenis van het visnet - Mt 13,47-50 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,47 - Mt 13,48 - Mt 13,49 - Mt 13,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [47] Again, the kingdom of heaven is like unto a net, that
was cast into the sea, and gathered of every kind:
Luther-Bibel . 47 Wiederum gleicht das Himmelreich einem Netz, das ins Meer
geworfen ist und Fische aller Art fängt.
Tekstuitleg van Mt 13,47 .
- palin (opnieuw) homoia estin (vergelijkbaar is) hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) sagènèi blètheisèi eis tèn thalassan (aan de visnet, in de zee geworpen) kai ek pantos genous sunagagousèi (en uit elke soort bijeengestroomd)
- palin (opnieuw) komt bij Matteüs in 16 verzen voor, zie Mt
13,47 .
- homoia estin (vergelijkbaar is) hè basileia tôn ouranôn
(het koninkrijk van de hemelen) zie Mt
13,24 .
2. homoia (vergelijkbaar) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief vrouwelijk enkelvoud., nominatief en accusatief onzijdig meervoud . In vierendertig verzen in de bijbel . In achttien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (8) . Lc (3) . Gal (1) . Opb (4) . Bij Matteüs in acht verzen : (1) Mt 11,26 : Tini de homoiôsô tèn genean tautèn ; (Waarmee echter zal ik dit geslacht vergelijken?) Homoia estin... het is vergelijkbaar met ... . (2) Mt 13,31 . (3) Mt 13,33 . (4) Mt 13,44 . (5) Mt 13,45 . (6) Mt 13,47 . (7) Mt 20,1 . (8) Mt 22,39 : deutera de homoia autèi (het tweede is vergelijkbaar met dit) . In zes genoemde plaatsen is hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) onderwerp .
hômoiôthè . 1. | homoia . 2. | homoia . 3. | hômoiôthè . 2. | hômoiôthè . 3. | homoia . 4. | homoia . 5. | homoia . 6. | homoia . 7. | |
Mt 13,24 | Mt 13,31 | Mt 13,33 | Mt 21,33 | Mt 18,23 | Mt 22,2 | Mt 13,44 | Mt 13,45 | Mt 13,47 | Mt 20,1 |
Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Een andere parabel) | Allèn parabolèn (Naar een andere parabel) | dia touto (daarom) | palin (opnieuw) | palin (opnieuw) | |||
parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | parethèken (voegde hij toe) autois (hen) legôn (zeggend) | elalèsen (sprak hij) autois (hen) | akousate (luistert) | ||||||
hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | hômoiôthè (werd vergeleken) | hômoiôthè (werd vergeleken) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia estin (vergelijkbaar is) | homoia gar estin (want vergelijkbaar is) | |
hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen) | |
anthrôpôi speiranti (met een zaaier) | kokkôi sinapeôs (mostaardzaadje) | zumèi (zuurdesem) | anthrôpos èn oikodespotès (er was een huisheer) | anthrôpôi basilei (met een koning) | thèsaurôi (met een schat) kekrummenôi en tôi agrôi (verborgen in de akker) | anthrôpôi emporôi (met een handelaar) | sagènèi (met een net) | anthrôpôi oikodespotèi (met een huisheer) | |
hon labôn qnthrôpos espeiren en tôi agrôi autou (dat een man genomen, op zijn akker zaaide) | hèn labousa gunè enekrupsen (dat een vrouw genomen, verborg) | hostis efeutusen (die plantte) | hos èthelèsen (die wilde) | hon heurôn anthrôpos ekrupsen (dat een man gevonden, verborg) | hostis exèlthen (die uitging) | ||||
133. Gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe : Mt 13,24-30 | 134. Gelijkenis van het mosterdzaad : Mc 4,30-32 - Mt 13,31-32 - Lc 13,18-19 | 135. Gelijkenis van het zuurdeeg : Lc 13,20-21 - Mt 13,33 | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 | 182. Gelijkenis van de onbarmhartige dienaar : Mt 18,23-35 | 290. Gelijkenis van het koninklijke bruilofts-maal : Mt 22,1-14 - Lc 14,15-24 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 138. Gelijkenis van de schat en de parel : Mt 13,44-46 | 139. Gelijkenis van het visnet : Mt 13,47-50 | 272. Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard : Mt 20,1-16 |
- palin (opnieuw) komt bij Matteüs in 16 verzen voor,
zie Mt
13,47 . In Mt
13,45 en Mt
13,47 leidt het de 6de en de 7de parabel in. Palin (opnieuw) voor het woord
homoia in Mt
13,47 verwijst naar homoia (vergelijkbaar) in Mt
13,45 . Het palin (opnieuw) van Mt
13,45 voor homoia (vergelijkbaar) verwijst naar het homoia (vergelijkbaar)
van Mt
13,44 .
- sagènè (schepnet) komt slechts in 2 verzen
in de bijbel voor; in Hab 1,16 en Mt
13,47 .
- blètheisèi (geworpen) passief participium aorist
datief vrouwelijk enkelvoud van het werkwoord ballô (werpen). In deze
vorm komt het slechts in Mt
13,47 voor.
- genous (van de soort) . In 43 verzen in de bijbel, in 38
verzen in het O.T., in 5 verzen in het N.T., slechts in Mt
13,47 in Matteüs.
- sunagagousèi (bijeen gestroomd) passief participium
aorist datief vrouwelijk enkelvoud van het werkwoord sunagô (samendrijven,
samenstromen, verzamelen). In deze vorm komt het slechts in Mt
13,47 voor.
Mt 13,48 - Mt 13,48 : 139. Gelijkenis van het visnet - Mt 13,47-50 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,47 - Mt 13,48 - Mt 13,49 - Mt 13,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [48] Which, when it was full, they drew to shore, and sat
down, and gathered the good into vessels, but cast the bad away.
Luther-Bibel . 48 Wenn es aber voll ist, ziehen sie es heraus an das Ufer, setzen
sich und lesen die guten in Gefäße zusammen, aber die schlechten werfen sie
weg.
Tekstuitleg van Mt 13,48 .
- hèn hote eplèrôthè anabibasantes epi ton aigialon (dat - wanneer het vol is - zij op de oever trokken)
- anabibasantes (naar boven getrokken) participium aorist
nominatief mannelijk enkelvoud van het werkwoord anabibazô : naar boven
brengen, naar boven trekken. In deze vorm komt het in de bijbel slechts in Mt
13,48 voor.
- aggè (vaten) zelfstandig naamwoord aggos (vat) ; accusatief
meervoud; in de bijbel slechts in Mt
13,48 .
- sapra (slecht) bijvoeglijk naamwoord sapros : vuil, modderig,
slecht. In deze vorm in de bijbel slechts in Mt
13,48 .
Mt 13,49 - Mt 13,49 : 139. Gelijkenis van het visnet - Mt 13,47-50 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,47 - Mt 13,48 - Mt 13,49 - Mt 13,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [49] So shall it be at the end of the world: the angels
shall come forth, and sever the wicked from among the just,
Luther-Bibel . 49 So wird es auch am Ende der Welt gehen: Die Engel werden ausgehen
und die Bösen von den Gerechten scheiden
Tekstuitleg van Mt 13,49 .
houtôs estai en tèi sunteleiai tou aiônos (zo zal het zijn bij de voleinding van de tijd) exeleusontai hoi aggeloi (de engelen zullen uittrekken) kai aforiousin tous ponèrous ek mesou tôn dikaiôn (en zij zullen de slechten uit het midden van de rechtvaardigen afzonderen).
- exeleusontai (zij zullen uittrekken) indicatief futurum
3de persoon meervoud. Werkwoord exerchomai (uittrekken). In deze vorm komt het
in 25 verzen in de bijbel voor; in 23 verzen in het O.T. en in 2 verzen in het
N.T. : Mt
13,49 en Hnd 7,7.
hoi aggeloi (de engelen) zie Mt
13,41
- aforiousin (zij zullen afzonderen) indicatief futurum 3de
persoon meervoud van aforizô : afzonderen, scheiden. In deze vorm in de
bijbel slechts in Mt
13,49 . Is het woord frz (farizeeër) afkomstig van dit woord? (prsh)
aforisei (hij zal scheiden) : Mt
25,32 .
- mesou (midden) genitief enkelvoud van mesos (midden). In
95 verzen in de bijbel, bij Matteüs enkel in Mt
13,49 .
Mt 13,50 - Mt 13,50 : 139. Gelijkenis van het visnet - Mt 13,47-50 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,47 - Mt 13,48 - Mt 13,49 - Mt 13,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [50] And shall cast them into the furnace of fire: there
shall be wailing and gnashing of teeth.
Luther-Bibel . 50 und werden sie in den Feuerofen werfen; da wird Heulen und
Zähneklappern sein.
Tekstuitleg van Mt 13,50 .
kai balousin autous eis tèn kaminon tou puros (en zij werpen hen in de vuuroven) ekei estai ho klauthmos kai ho brugmos tôn odontôn (daar zal zijn het geklaag en het tandengeknars)
- kaminon (oven). Accusatief enkelvoud. Komt in deze vorm
ion 12 verzen in de bijbel voor. In 10 verzen in het O.T. : in 1 vers in Nu,
in 7 verzen in Da, in 2 verzen in Si. In 2 verzen in het N.T. nl. Mt
13,42 en Mt
13,50 .
- balousin (zij zullen werpen) . Indicatief futurum 3de persoon
meervoud. In deze vorm vormt het in 5 verzen in de bijbel voor ; in 2 verzen
in het O.T. en in 3 verzen in het N.T. : Mt
13,42 , Mt
13,42 en Op 4,10.
- klauthmos (geklaag) komt in 11 verzen in de bijbel voor;
in 2 verzen in het O.T., in 9 verzen in het N.T.; in 7 verzen bij Matteüs,
in Lc 13,28 en in Hnd 20,37.
- brugmos (geknars) komt in 7 verzen voor in telkens een identieke
zin : ekei estai ho klauthmos kai ho brugmos tôn odontôn (daar zal
zijn het geklaag en het tandengeknars) : Mt
13,42 en Mt
13,50 ,
140. Besluit van de gelijkenisrede : Mt 13,51-52 - Mt 13,51-52 -- Mt 13,51 - Mt 13,52 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,51-52 -
Mt 13,51 - Mt 13,51 : 140. Besluit van de gelijkenisrede -- Mt 13,51-52 - Mt 13,51 - Mt 13,52 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,51-52 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . Have ye understood all these things? They say unto him,
Yea .
Luther-Bibel . 51 Habt ihr das alles verstanden? Sie antworteten: Ja.
Tekstuitleg van Mt 13,51 . Mt 13,51 bestaat uit twee zinnen . De eerste zin bevat de vraag , de tweede het antwoord . Mt 13,51 telt 6 woorden . Iedere zin telt 3 woorden . Mt 13,51 telt veertien lettergrepen ; 8 in de eerste zin (4 - 2 - 2) , 6 in de tweede zin (3 - 2 - 1) . Iedere laatste lettergreep van Mt 13,51a begint met -t : -te , -ta , -ta .
1. sunèkate (begrijp je?) : indicatief aorist derde persoon meervoud
. In deze vorm enig in de bijbel . Het werkwoord sunièmi ( tot inzicht
komen, begrijpen) .
2. tauta (die dingen) . Verwijzing : tauta
(die dingen) , zie Mt
1,20 . In tweeëntwintig verzen bij Matteüs .
2. - 3. tauta panta of panta tauta (dat alles of al dat) . In elf verzen bij Matteüs .
4. act. ind. pr. 3de pers. mv. legousin (zij zeggen) van het werkw.
Taalgebruik in N.T. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mt : legô
(zeggen) . Taalgebruik in Mc : legô
(zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les ,
Fr. leçon .
Mt (23) . Mt (2) : (1) Mt
13,28 . (2) Mt
13,51 . Act. ind. praes. in 144 verzen in Mt . Het
leidt het antwoord in op de vraag die in voorgaande zin werd gesteld .
Mt 13,52 - Mt 13,52 : 140. Besluit van de gelijkenisrede -- Mt 13,51-52 - Mt 13,51 - Mt 13,52 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,51-52 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . Then said he unto them, Therefore every scribe which is
instructed unto the kingdom of heaven is like unto a man that is an householder,
which bringeth forth out of his treasure things new and old.
Luther-Bibel . 52 Da sprach er: Darum gleicht jeder Schriftgelehrte, der ein
Jünger des Himmelreichs geworden ist, einem Hausvater, der aus seinem Schatz
Neues und Altes hervorholt.
Tekstuitleg van Mt 13,52 . Dit vers Mt 13,52 telt 26 (2 X 13) woorden en 146 letters . De getalwaarde van Mt 13,52 is ?
14. homoios (vergelijkbaar, gelijkend op) . Verwijzing : homoioô (vergelijken met, gelijken op) , zie Mt 13,24 . Bijvoeglijk naamwoord nominatief mannelijk enkelvoud . In veertig verzen in de bijbel . In dertig verzen in het O.T. . In tien verzen in het N.T. . Mt (1). Lc (3) . Joh (2) . Opb (4) . In Mt 13,52 .
22. gen. mann. enk. thèsaurou van het zelfst. naamw. thèsauros
(schat) . Taalgebruik in het NT : thèsauros
(schat) . Bijbel (4) : (1) Ezr 5,14 . (2) Mt
12,35 (2X) . (3) Mt
13,52 . (4) Lc
6,45 . Een vorm van thèsauros
(schat) in de LXX (93) , in het NT (17) , in Mt (9) : (1) Mt
2,11 . (2) Mt
6,19 . (3) Mt
6,20 . (4) Mt
6,21 . (5) Mt
12,35 (2X) . (6) Mt
13,44 . (7) Mt
13,52 . (8) Mt
19,21 . Het Griekse thèsauros in de LXX is de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse woorden .
- ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . Tenakh (5) : (1) Joz 6,19 . (2) Joz 6,24 . (3) Hos 13,15 . (4) Spr 21,20 . (5) Da
1,2 .
thèsauros in Mt | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. mann. enk. thèsauros | 6 | 4 | 2 | 1 : Mt 6,21 . | 1 : Lc 12,34 . | |||||||||
3 | gen. mann. enk. thèsaurou | 4 | 1 | 3 | 2 : (1) Mt 12,35 (2X) . (2) Mt 13,52 . | 1 : Lc 6,45 . | |||||||||
4 | dat. mann. enk. thèsaurô(i) | 1 | 1 | 1 : Mt 13,44 . | |||||||||||
5 | acc. mann. enk. thèsauron | 16 | 11 | 5 | 1 : Mt 19,21 . | 1 : Mc 10,21 . | 2 : (1) Lc 12,33 . (2) Lc 18,22 . | 1 : 2 Kor 4,7 . | 4 | 4 | 1 | ||||
10 | acc. mann. mv. thèsaurous | 30 | 27 | 3 | 3 : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . | ||||||||||
8 verzen (9X) |
145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mt 13,53-58 - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 -
Mt 13,53 - Mt 13,53 (zie Mt 7,28) : 145. Prediking te Nazaret en verwerping - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [53] And it came to pass, that when Jesus had finished these
parables, he departed thence.
Luther-Bibel . 53 Und es begab sich, als Jesus diese Gleichnisse vollendet hatte,
dass er davonging
Tekstuitleg van Mt 13,53 .
Matteüs beëindigt een rede telkens zeer stilistisch. Hier beëindigt Matteüs zijn derde rede nl. de gelijkenisrede.
De volgende nevenschikkende zin wordt niet door het nevenschikkend voegwoord kai (en) ingeleid. De zin vertoont grote gelijkenis met het afsluiten van de parabelrede en de overgang naar de eropvolgende pericope (Mt 13,53-58 // Mc 6,1-6a) en met het afsluiten van de parabelrede en de overgang naar de eropvolgende pericope. Mt 13,53-54 is een bewerking van Mc 6,1-2. Mt 11,1 zou op Mt 13,53-54 kunnen geïnspireerd zijn.
na de zendingsrede en de afsluitingsformule | na de parabelrede en de afsluitingsformule | na de kerkrede en de afsluitingsformule | |
Mt 11,1 | Mt 13,53-54 | Mt 19,1 | |
werkwoord met meta (aan de andere kant) | metebè (stak over) | metèren (metairô) (ging hij verder) | metèren (metairô) (ging hij verder) |
ekeithen (vanhier) | ekeithen (vanhier) | ekeithen (vandaar) | apo tès Galilaias (van Galilea) |
54. kai elthôn eis tèn patrida autou (en komende in zijn vaderstad) | |||
het werkwoord onderrichten | tou disdaskein kai kèrussein (om te onderrichten en te verkondigen | edidasken autous (hij onderrichtte hen) | |
de plaats van onderricht | en tais polesin autôn (in hun steden) | en tèi sunagôgèi autôn (in hun synagogen) | |
86. Slot van de rede : Mt 11,1 - | 145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 - | 264. Van Galilea naar Judea : Mc 10,1 - Mt 19,1-2 - |
Mt 13,54 - Mt 13,54 : 145. Prediking te Nazaret en verwerping - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [54] And when he was come into his own country, he taught
them in their synagogue, insomuch that they were astonished, and said, Whence
hath this man this wisdom, and these mighty works?
Luther-Bibel . 54 und kam in seine Vaterstadt und lehrte sie in ihrer Synagoge,
sodass sie sich entsetzten und fragten: Woher hat dieser solche Weisheit und
solche Taten?
Tekstuitleg van Mt 13,54 .
Mt 13,55 - Mt 13,55 : 145. Prediking te Nazaret en verwerping - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [55] Is not this the carpenter's son? is not his mother
called Mary? and his brethren, James, and Joses, and Simon, and Judas?
Luther-Bibel . 55 Ist er nicht der Sohn des Zimmermanns? Heißt nicht seine Mutter
Maria und seine Brüder Jakobus und Josef und Simon und Judas?
Tekstuitleg van Mt 13,55 .
Mt 13,56 - Mt 13,56 : 145. Prediking te Nazaret en verwerping - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [56] And his sisters, are they not all with us? Whence
then hath this man all these things?
Luther-Bibel . 56 Und seine Schwestern, sind sie nicht alle bei uns? Woher kommt
ihm denn das alles?
Tekstuitleg van Mt 13,56 .
Mt 13,57 - Mt 13,57 : 145. Prediking te Nazaret en verwerping - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [57] And they were offended in him. But Jesus said unto
them, A prophet is not without honour, save in his own country, and in his own
house.
Luther-Bibel . 57 Und sie ärgerten sich an ihm. Jesus aber sprach zu ihnen:
Ein Prophet gilt nirgends weniger als in seinem Vaterland und in seinem Hause.
Tekstuitleg van Mt 13,57 .
5. - 9. ho de ièsous eipen autois (Jezus echter zei hen) . Mt (6) : (1) Mt 13,57 . (2) Mt 14,16 . (3) Mt 16,6 . (4) Mt 17,20 . (5) Mt 19,28 . (6) Mt 24,2 .
Mt 13,58 - Mt 13,58 : 145. Prediking te Nazaret en verwerping - Mc 6,1-6a - Mt 13,53-58 - Lc 4,16-30 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 13 -- Mt 13,53 - Mt 13,54 - Mt 13,55 - Mt 13,56 - Mt 13,57 - Mt 13,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [58] And he did not many mighty works there because of their
unbelief.
Luther-Bibel . 58 Und er tat dort nicht viele Zeichen wegen ihres Unglaubens.
Tekstuitleg van Mt 13,58 .
1en tè èmera ekeinè exelthôn o ièsous tès oikias ekathèto para tèn thalassan: 2kai sunèchthèsan pros auton ochloi polloi, ôste auton eis ploion embanta kathèsthai, kai pas o ochlos epi ton aigialon eistèkei. 3kai elalèsen autois polla en parabolais legôn, idou exèlthen o speirôn tou speirein. 4kai en tô speirein auton a men epesen para tèn odon, kai elthonta ta peteina katefagen auta. 5alla de epesen epi ta petrôdè opou ouk eichen gèn pollèn, kai eutheôs exaneteilen dia to mè echein bathos gès. 6èliou de anateilantos ekaumatisthè kai dia to mè echein rizan exèranthè. 7alla de epesen epi tas akanthas, kai anebèsan ai akanthai kai epnixan auta. 8alla de epesen epi tèn gèn tèn kalèn kai edidou karpon, o men ekaton, o de exèkonta, o de triakonta. 9o echôn ôta akouetô. 10kai proselthontes oi mathètai eipan autô, dia ti en parabolais laleis autois; 11o de apokritheis eipen autois oti umin dedotai gnônai ta mustèria tès basileias tôn ouranôn, ekeinois de ou dedotai. 12ostis gar echei, dothèsetai autô kai perisseuthèsetai: ostis de ouk echei, kai o echei arthèsetai ap autou. 13dia touto en parabolais autois lalô, oti blepontes ou blepousin kai akouontes ouk akouousin oude suniousin: 14kai anaplèroutai autois è profèteia èsaiou è legousa, akoè akousete kai ou mè sunète, kai blepontes blepsete kai ou mè idète. 15epachunthè gar è kardia tou laou toutou, kai tois ôsin bareôs èkousan, kai tous ofthalmous autôn ekammusan: mèpote idôsin tois ofthalmois kai tois ôsin akousôsin kai tè kardia sunôsin kai epistrepsôsin, kai iasomai autous. 16umôn de makarioi oi ofthalmoi oti blepousin, kai ta ôta umôn oti akouousin. 17amèn gar legô umin oti polloi profètai kai dikaioi epethumèsan idein a blepete kai ouk eidan, kai akousai a akouete kai ouk èkousan. 18umeis oun akousate tèn parabolèn tou speirantos. 19pantos akouontos ton logon tès basileias kai mè sunientos, erchetai o ponèros kai arpazei to esparmenon en tè kardia autou: outos estin o para tèn odon spareis. 20o de epi ta petrôdè spareis, outos estin o ton logon akouôn kai euthus meta charas lambanôn auton: 21ouk echei de rizan en eautô alla proskairos estin, genomenès de thlipseôs è diôgmou dia ton logon euthus skandalizetai. 22o de eis tas akanthas spareis, outos estin o ton logon akouôn kai è merimna tou aiônos kai è apatè tou ploutou sumpnigei ton logon, kai akarpos ginetai. 23o de epi tèn kalèn gèn spareis, outos estin o ton logon akouôn kai sunieis, os dè karpoforei kai poiei o men ekaton, o de exèkonta, o de triakonta. 24allèn parabolèn parethèken autois legôn, ômoiôthè è basileia tôn ouranôn anthrôpô speiranti kalon sperma en tô agrô autou. 25en de tô katheudein tous anthrôpous èlthen autou o echthros kai epespeiren zizania ana meson tou sitou kai apèlthen. 26ote de eblastèsen o chortos kai karpon epoièsen, tote efanè kai ta zizania. 27proselthontes de oi douloi tou oikodespotou eipon autô, kurie, ouchi kalon sperma espeiras en tô sô agrô; pothen oun echei zizania; 28o de efè autois, echthros anthrôpos touto epoièsen. oi de douloi legousin autô, theleis oun apelthontes sullexômen auta; 29o de fèsin, ou, mèpote sullegontes ta zizania ekrizôsète ama autois ton siton. 30afete sunauxanesthai amfotera eôs tou therismou: kai en kairô tou therismou erô tois theristais, sullexate prôton ta zizania kai dèsate auta eis desmas pros to katakausai auta, ton de siton sunagagete eis tèn apothèkèn mou. 31allèn parabolèn parethèken autois legôn, omoia estin è basileia tôn ouranôn kokkô sinapeôs, on labôn anthrôpos espeiren en tô agrô autou: 32o mikroteron men estin pantôn tôn spermatôn, otan de auxèthè meizon tôn lachanôn estin kai ginetai dendron, ôste elthein ta peteina tou ouranou kai kataskènoun en tois kladois autou. 33allèn parabolèn elalèsen autois: omoia estin è basileia tôn ouranôn zumè, èn labousa gunè enekrupsen eis aleurou sata tria eôs ou ezumôthè olon. 34tauta panta elalèsen o ièsous en parabolais tois ochlois, kai chôris parabolès ouden elalei autois: 35opôs plèrôthè to rèthen dia tou profètou legontos, anoixô en parabolais to stoma mou, ereuxomai kekrummena apo katabolès [kosmou]. 36tote afeis tous ochlous èlthen eis tèn oikian. kai prosèlthon autô oi mathètai autou legontes, diasafèson èmin tèn parabolèn tôn zizaniôn tou agrou. 37o de apokritheis eipen, o speirôn to kalon sperma estin o uios tou anthrôpou: 38o de agros estin o kosmos: to de kalon sperma, outoi eisin oi uioi tès basileias: ta de zizania eisin oi uioi tou ponèrou, 39o de echthros o speiras auta estin o diabolos: o de therismos sunteleia aiônos estin, oi de theristai aggeloi eisin. 40ôsper oun sullegetai ta zizania kai puri [kata]kaietai, outôs estai en tè sunteleia tou aiônos: 41apostelei o uios tou anthrôpou tous aggelous autou, kai sullexousin ek tès basileias autou panta ta skandala kai tous poiountas tèn anomian, 42kai balousin autous eis tèn kaminon tou puros: ekei estai o klauthmos kai o brugmos tôn odontôn. 43tote oi dikaioi eklampsousin ôs o èlios en tè basileia tou patros autôn. o echôn ôta akouetô. 44omoia estin è basileia tôn ouranôn thèsaurô kekrummenô en tô agrô, on eurôn anthrôpos ekrupsen, kai apo tès charas autou upagei kai pôlei panta osa echei kai agorazei ton agron ekeinon. 45palin omoia estin è basileia tôn ouranôn anthrôpô emporô zètounti kalous margaritas: 46eurôn de ena polutimon margaritèn apelthôn pepraken panta osa eichen kai ègorasen auton. 47palin omoia estin è basileia tôn ouranôn sagènè blètheisè eis tèn thalassan kai ek pantos genous sunagagousè: 48èn ote eplèrôthè anabibasantes epi ton aigialon kai kathisantes sunelexan ta kala eis aggè, ta de sapra exô ebalon. 49outôs estai en tè sunteleia tou aiônos: exeleusontai oi aggeloi kai aforiousin tous ponèrous ek mesou tôn dikaiôn 50kai balousin autous eis tèn kaminon tou puros: ekei estai o klauthmos kai o brugmos tôn odontôn. 51sunèkate tauta panta; legousin autô, nai. 52o de eipen autois, dia touto pas grammateus mathèteutheis tè basileia tôn ouranôn omoios estin anthrôpô oikodespotè ostis ekballei ek tou thèsaurou autou kaina kai palaia. 53kai egeneto ote etelesen o ièsous tas parabolas tautas, metèren ekeithen. 54kai elthôn eis tèn patrida autou edidasken autous en tè sunagôgè autôn, ôste ekplèssesthai autous kai legein, pothen toutô è sofia autè kai ai dunameis; 55ouch outos estin o tou tektonos uios; ouch è mètèr autou legetai mariam kai oi adelfoi autou iakôbos kai iôsèf kai simôn kai ioudas; 56kai ai adelfai autou ouchi pasai pros èmas eisin; pothen oun toutô tauta panta; 57kai eskandalizonto en autô. o de ièsous eipen autois, ouk estin profètès atimos ei mè en tè patridi kai en tè oikia autou. 58kai ouk epoièsen ekei dunameis pollas dia tèn apistian autôn.
1 in illo die exiens Iesus de domo sedebat secus mare 2 et congregatae sunt ad eum turbae multae ita ut in naviculam ascendens sederet et omnis turba stabat in litore 3 et locutus est eis multa in parabolis dicens ecce exiit qui seminat seminare 4 et dum seminat quaedam ceciderunt secus viam et venerunt volucres et comederunt ea 5 alia autem ceciderunt in petrosa ubi non habebat terram multam et continuo exorta sunt quia non habebant altitudinem terrae 6 sole autem orto aestuaverunt et quia non habebant radicem aruerunt 7 alia autem ceciderunt in spinas et creverunt spinae et suffocaverunt ea 8 alia vero ceciderunt in terram bonam et dabant fructum aliud centesimum aliud sexagesimum aliud tricesimum 9 qui habet aures audiendi audiat 10 et accedentes discipuli dixerunt ei quare in parabolis loqueris eis 11 qui respondens ait illis quia vobis datum est nosse mysteria regni caelorum illis autem non est datum 12 qui enim habet dabitur ei et abundabit qui autem non habet et quod habet auferetur ab eo 13 ideo in parabolis loquor eis quia videntes non vident et audientes non audiunt neque intellegunt 14 et adimpletur eis prophetia Esaiae dicens auditu audietis et non intellegetis et videntes videbitis et non videbitis 15 incrassatum est enim cor populi huius et auribus graviter audierunt et oculos suos cluserunt nequando oculis videant et auribus audiant et corde intellegant et convertantur et sanem eos 16 vestri autem beati oculi quia vident et aures vestrae quia audiunt 17 amen quippe dico vobis quia multi prophetae et iusti cupierunt videre quae videtis et non viderunt et audire quae auditis et non audierunt 18 vos ergo audite parabolam seminantis 19 omnis qui audit verbum regni et non intellegit venit malus et rapit quod seminatum est in corde eius hic est qui secus viam seminatus est 20 qui autem supra petrosa seminatus est hic est qui verbum audit et continuo cum gaudio accipit illud 21 non habet autem in se radicem sed est temporalis facta autem tribulatione et persecutione propter verbum continuo scandalizatur 22 qui autem est seminatus in spinis hic est qui verbum audit et sollicitudo saeculi istius et fallacia divitiarum suffocat verbum et sine fructu efficitur 23 qui vero in terra bona seminatus est hic est qui audit verbum et intellegit et fructum adfert et facit aliud quidem centum aliud autem sexaginta porro aliud triginta 24 aliam parabolam proposuit illis dicens simile factum est regnum caelorum homini qui seminavit bonum semen in agro suo 25 cum autem dormirent homines venit inimicus eius et superseminavit zizania in medio tritici et abiit 26 cum autem crevisset herba et fructum fecisset tunc apparuerunt et zizania 27 accedentes autem servi patris familias dixerunt ei domine nonne bonum semen seminasti in agro tuo unde ergo habet zizania 28 et ait illis inimicus homo hoc fecit servi autem dixerunt ei vis imus et colligimus ea 29 et ait non ne forte colligentes zizania eradicetis simul cum eis et triticum 30 sinite utraque crescere usque ad messem et in tempore messis dicam messoribus colligite primum zizania et alligate ea fasciculos ad conburendum triticum autem congregate in horreum meum 31 aliam parabolam proposuit eis dicens simile est regnum caelorum grano sinapis quod accipiens homo seminavit in agro suo 32 quod minimum quidem est omnibus seminibus cum autem creverit maius est omnibus holeribus et fit arbor ita ut volucres caeli veniant et habitent in ramis eius 33 aliam parabolam locutus est eis simile est regnum caelorum fermento quod acceptum mulier abscondit in farinae satis tribus donec fermentatum est totum 34 haec omnia locutus est Iesus in parabolis ad turbas et sine parabolis non loquebatur eis 35 ut impleretur quod dictum erat per prophetam dicentem aperiam in parabolis os meum eructabo abscondita a constitutione mundi 36 tunc dimissis turbis venit in domum et accesserunt ad eum discipuli eius dicentes dissere nobis parabolam zizaniorum agri 37 qui respondens ait qui seminat bonum semen est Filius hominis 38 ager autem est mundus bonum vero semen hii sunt filii regni zizania autem filii sunt nequam 39 inimicus autem qui seminavit ea est diabolus messis vero consummatio saeculi est messores autem angeli sunt 40 sicut ergo colliguntur zizania et igni conburuntur sic erit in consummatione saeculi 41 mittet Filius hominis angelos suos et colligent de regno eius omnia scandala et eos qui faciunt iniquitatem 42 et mittent eos in caminum ignis ibi erit fletus et stridor dentium 43 tunc iusti fulgebunt sicut sol in regno Patris eorum qui habet aures audiat 44 simile est regnum caelorum thesauro abscondito in agro quem qui invenit homo abscondit et prae gaudio illius vadit et vendit universa quae habet et emit agrum illum 45 iterum simile est regnum caelorum homini negotiatori quaerenti bonas margaritas 46 inventa autem una pretiosa margarita abiit et vendidit omnia quae habuit et emit eam 47 iterum simile est regnum caelorum sagenae missae in mare et ex omni genere congreganti 48 quam cum impleta esset educentes et secus litus sedentes elegerunt bonos in vasa malos autem foras miserunt 49 sic erit in consummatione saeculi exibunt angeli et separabunt malos de medio iustorum 50 et mittent eos in caminum ignis ibi erit fletus et stridor dentium 51 intellexistis haec omnia dicunt ei etiam 52 ait illis ideo omnis scriba doctus in regno caelorum similis est homini patri familias qui profert de thesauro suo nova et vetera 53 et factum est cum consummasset Iesus parabolas istas transiit inde 54 et veniens in patriam suam docebat eos in synagogis eorum ita ut mirarentur et dicerent unde huic sapientia haec et virtutes 55 nonne hic est fabri filius nonne mater eius dicitur Maria et fratres eius Iacobus et Ioseph et Simon et Iudas 56 et sorores eius nonne omnes apud nos sunt unde ergo huic omnia ista 57 et scandalizabantur in eo Iesus autem dixit eis non est propheta sine honore nisi in patria sua et in domo sua 58 et non fecit ibi virtutes multas propter incredulitatem illorum