- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
Overzicht van het Matteüsevangelie :
- Mt (Matteüs)
: overzicht , Mt
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Mt
: commentaar ,
- NT (NT overzicht) : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
- Mt 22 - TAALGEBRUIK - COMMENTAAR -
Mt 1 ,
Mt 2 , Mt
3 , Mt 4
, Mt 5 ,
Mt 6 , Mt
7 , Mt 8
, Mt 9 ,
Mt 10 ,
Mt 11 ,
Mt 12 ,
Mt 13 ,
Mt 14 ,
Mt 15 ,
Mt 16 ,
Mt 17 ,
Mt 18 ,
Mt 19 ,
Mt 20 ,
Mt 21 ,
Mt 22 ,
Mt 23 ,
Mt 24 ,
Mt 25 ,
Mt 26 ,
Mt 27 ,
Mt 28
Bijbeluitleg per pericope - Mt
22,1-14 - Mt
22,15-22 - Mt
22,23-33 - Mt
22,34-40 - Mt
22,41-46 -
Bijbeluitleg vers per vers - Mt
22,1 - Mt
22,2 - Mt
22,3 - Mt
22,4 - Mt
22,5 - Mt
22,6 - Mt
22,7 - Mt
22,8 - Mt
22,9 - Mt
22,10 - Mt
22,11 - Mt
22,12 - Mt
22,13 - Mt
22,14 - Mt
22,15 - Mt
22,16 - Mt
22,17 - Mt
22,18 - Mt
22,19 - Mt
22,20 - Mt
22,21 - Mt
22,22 - Mt
22,23 - Mt
22,24 - Mt
22,25 - Mt
22,26 - Mt
22,27 - Mt
22,28 - Mt
22,29 - Mt
22,30 - Mt
22,31 - Mt
22,32 - Mt
22,33 - Mt
22,34 - Mt
22,35 - Mt
22,36 - Mt
22,37 - Mt
22,38 - Mt
22,39 - Mt
22,40 - Mt
22,41 - Mt
22,42 - Mt
22,43 - Mt
22,44 - Mt
22,45 - Mt
22,46 -
bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het tweeëntwintigste hoofdstuk van
het Matteüsevangelie :
290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal : Mt
22,1-14 - Lc
14,15-24
291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer : Mc
12,13-17 - Mt
22,15-22 - Lc
20,20-26
292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis : Mc
12,18-27 - Mt
22,23-33 - Lc
20,27-38
293. Vraag naar het eerste gebod : Mc
12,28-34 - Mt
22,34-40 - Lc
20,39-40
294. Zoon en Heer van David : Mc
12,35-37a - Mt
22,41-46 - Lc
20,41-44
290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal : Mt 22,1-14 -- Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 -
- Ogawa, Akira , Paraboles De L'Israël Véritable ? Reconsidération Critique De Mt. XXI 28 - XXII 14 , Novum Testamentum, Volume 21, Number 2, 1979 , pp. 121-149(29) .
Evangelie op de 28ste (achtentwintigste) zondag door het a-jaar : Mt 22,1-14 .
In die tijd nam Jezus het woord en sprak opnieuw in gelijkenissen tot de hogepriesters en de oudsten van het volk. Hij zei: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen. Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht: Zegt aan de genodigden: Zie ik heb mijn maaltijd klaar, mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt dus naar de bruiloft. Maar zonder er zich om te bekommeren gingen zij weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen grepen zijn dienaars vast, mishandelden en doodden hen. Nu ontstak de koning in toorn, stuurde zijn troepen en liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. Toen sprak hij tot zijn dienaars: Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt tot de bruiloft. Zijn dienaars gingen naar de wegen en brachten allen mee die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met gasten. Toen nu de koning binnenkwam om de aanliggenden te bezoeken, merkte hij daar iemand op die niet voor de bruiloft gekleed was. En hij sprak tot hem: Vriend, hoe zijt ge hier binnengekomen zonder bruiloftskleed? Maar de man bleef het antwoord schuldig. Toen sprak de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem buiten in de duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars. Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren."
De parabel is gericht tot de hogepriesters en de Farizeeën .
De Matteaanse gemeenschap worstelt met ernstige problemen . In welk licht moet
de verwoesting van Jeruzalem , van de tempel , van het einde van het priesterschap
in de tempel en de uitdrijving van de joden uit Jeruzalem gezien worden ? Er
wordt een relatie gelegd tussen bovengenoemde feiten en de kruisdood van Jezus
. Het ene (de tempelverwoesting) is het gevolg van het andere (de kruisdood
van Jezus) . Hoe kan God zijn uitverkoren volk zo iets aandoen (einde van de
tempel) . In de ogen van de christenen hangen de twee feiten samen met de houding
van de hogepriesters .
De aantrekking tot de christelijke gemeenschappen is groot bij de heidenen ,
in vele gevallen Romeinen die om een of andere reden in Palestina zijn , en
bij degenen die met hen samenwerken / of diensten verlenen : tollenaaars en
hoeren .
Met zijn evangelie wil Matteüs aangeven dat de boodschap van Jezus ook
voor joden bestemd is .
Dit alles veroorzaakt geweldige spanningen in de joodse gemeenschappen en gezinnen
.
In de joodse gemeenschappen is er ook geen eensgezindheid over wat geleerd moet
worden ; er zijn leraren met verschillende opvattingen . Ook is er discussie
over wat gedaan moet worden (geen iota...) . Matteüs beklemtoont steeds
opnieuw dat op het horen het doen , handelen moet volgen . Sommigen kijken uit
naar de wederkomst en zijn geneigd de klemtoon op het bidden te leggen en het
handelen als overbodig te beschouwen .
Matteüs gebruikt een parabel om een concrete situatie te schetsen . Matteüs
gebruikt beelden . Het beeld is dat het toetreden tot de Matteaanse gemeente
gelijkt op het deelnemen aan een bruiloftsfeest : kunnen eten en drinken zonder
zorgen , zich om niets hoeven te bekommeren , in beste stemming met elkaar omgaan
waarbij problemen , wrijvingen enz... in het niets verdwijnen , dankzij God
als 't ware kunnen leven als God in Frankrijk .
Ondanks vervolgingen , aanslagen , haat van buitenuit , conflicten , botsingen
in de gezinnen , stelt Matteüs toch zijn gemeenschap voor als een feestelijk
milieu.
Mt 22,1 - Mt 22,1 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 1 En Jezus, antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen,
zeggende:
King James Bible . [1] And Jesus answered and spake unto them again by parables,
and said,
Luther-Bibel . 1 Und Jesus fing an und redete abermals in Gleichnissen zu ihnen
und sprach:
Tekstuitleg van Mt 22,1 .
Mt 22,2 - Mt 22,2 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning,
die zijn zoon een bruiloft bereid had;
King James Bible . [2] The kingdom of heaven is like unto a certain king, which
made a marriage for his son,
Luther-Bibel . 2 Das Himmelreich gleicht einem König, der seinem Sohn die Hochzeit
ausrichtete.
Tekstuitleg van Mt 22,2 .
- Hômoiôthè hè basileia tôn ouranôn (het koninkrijk van de hemelen werd vergeleken) , zie Mt 13,24 en Mt 18,23
Mt 22,3 - Mt 22,3 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - |
||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 3 En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft
te roepen; en zij wilden niet komen.
King James Bible . [3] And sent forth his servants to call them that were bidden
to the wedding: and they would not come.
Luther-Bibel . 3 Und er sandte seine Knechte aus, die Gäste zur Hochzeit zu
laden; doch sie wollten nicht kommen.
Tekstuitleg van Mt 22,3 .
Mt 22,4 - Mt 22,4 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 4 Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt
den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste
beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft.
King James Bible . [4] Again, he sent forth other servants, saying, Tell them
which are bidden, Behold, I have prepared my dinner: my oxen and my fatlings
are killed, and all things are ready: come unto the marriage.
Luther-Bibel . 4 Abermals sandte er andere Knechte aus und sprach: Sagt den
Gästen: Siehe, meine Mahlzeit habe ich bereitet, meine Ochsen und mein Mastvieh
ist geschlachtet und alles ist bereit; kommt zur Hochzeit!
Tekstuitleg van Mt 22,4 .
Mt 22,5 - Mt 22,5 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 5 Maar zij, zulks niet achtende, zijn heengegaan, deze tot
zijn akker, gene tot zijn koopmanschap.
King James Bible . [5] But they made light of it, and went their ways, one to
his farm, another to his merchandise:
Luther-Bibel . 5 Aber sie verachteten das und gingen weg, einer auf seinen Acker,
der andere an sein Geschäft.
Tekstuitleg van Mt 22,5 .
Mt 22,6 - Mt 22,6 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 6 En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden hun smaadheid
aan, en doodden hen.
King James Bible . [6] And the remnant took his servants, and entreated them
spitefully, and slew them.
Luther-Bibel . 6 Einige aber ergriffen seine Knechte, verhöhnten und töteten
sie.
Tekstuitleg van Mt 22,6 .
4. act. part. aor. mann. mv. κρατησαντες = kratèsantes (overmachtigd, vastgenomen) van het werkw. κρατεω = krateô (vastnemen, bemachtigen) . Taalgebruik in het NT : krateô (vastnemen, bemachtigen) . Taalgebruik in de LXX : krateô (vastnemen, bemachtigen) . Bijbel (3) : (1) Mt 22,6 . (2) Mt 26,57 . (3) Mc 14,1 .
krateô (kracht hebben, be'kracht'igen, vastgrijpen, overmeesteren)
hubrizan (zij mishandelden). Indicatief aorist 3de persoon meervoud van het werkwoord hubrizô (hooghartig behandelen, mishandelen).
Mt 22,7 - Mt 22,7 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 7 Als nu de koning dat hoorde, werd hij toornig, en zijn
krijgsheiren zendende, heeft die doodslagers vernield, en hun stad in brand
gestoken
King James Bible . [7] But when the king heard thereof, he was wroth: and he
sent forth his armies, and destroyed those murderers, and burned up their city.
Luther-Bibel . 7 Da wurde der König zornig und schickte seine Heere aus und
brachte diese Mörder um und zündete ihre Stadt an.
Tekstuitleg van Mt 22,7 .
Mt 22,8 - Mt 22,8 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 8 Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is
wel bereid, doch de genoden waren het niet waardig.
King James Bible . [8] Then saith he to his servants, The wedding is ready,
but they which were bidden were not worthy.
Luther-Bibel . 8 Dann sprach er zu seinen Knechten: Die Hochzeit ist zwar bereit,
aber die Gäste waren's nicht wert.
Tekstuitleg van Mt 22,8 .
Mt 22,9 - Mt 22,9 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 9 Daarom gaat op de uitgangen der wegen, en zovelen als gij
er zult vinden, roept ze tot de bruiloft.
King James Bible . [9] Go ye therefore into the highways, and as many as ye
shall find, bid to the marriage.
Luther-Bibel . 9 Darum geht hinaus auf die Straßen und ladet zur Hochzeit ein,
wen ihr findet.
Tekstuitleg van Mt 22,9 .
Mt 22,10 - Mt 22,10 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 10 En dezelve dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden
allen, die zij vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld
met aanzittende gasten.
King James Bible . [10] So those servants went out into the highways, and gathered
together all as many as they found, both bad and good: and the wedding was furnished
with guests.
Luther-Bibel . 10 Und die Knechte gingen auf die Straßen hinaus und brachten
zusammen, wen sie fanden, Böse und Gute; und die Tische wurden alle voll.
Tekstuitleg van Mt 22,10 .
Mt 22,11 - Mt 22,11 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 11 En als de koning ingegaan was, om de aanzittende gasten
te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed;
King James Bible . [11] And when the king came in to see the guests, he saw
there a man which had not on a wedding garment:
Luther-Bibel . 11 Da ging der König hinein, sich die Gäste anzusehen, und sah
da einen Menschen, der hatte kein hochzeitliches Gewand an,
Tekstuitleg van Mt 22,11 .
Mt 22,12 - Mt 22,12 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 12 En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen,
geen bruiloftskleed aan hebbende? En hij verstomde.
King James Bible . [12] And he saith unto him, Friend, how camest thou in hither
not having a wedding garment? And he was speechless.
Luther-Bibel . 12 und sprach zu ihm: Freund, wie bist du hier hereingekommen
und hast doch kein hochzeitliches Gewand an? Er aber verstummte.
Tekstuitleg van Mt 22,12 .
Mt 22,13 - Mt 22,13 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 13 Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen
en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar
zal zijn wening en knersing der tanden.
King James Bible . [13] Then said the king to the servants, Bind him hand and
foot, and take him away, and cast him into outer darkness; there shall be weeping
and gnashing of teeth.
Luther-Bibel . 13 Da sprach der König zu seinen Dienern: Bindet ihm die Hände
und Füße und werft ihn in die Finsternis hinaus! Da wird Heulen und Zähneklappern
sein.
Tekstuitleg van Mt 22,13 .
Mt 22,14 - Mt 22,14 : 290. Gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal - Mt 22,1-14 // Lc 14,15-24 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,1 - Mt 22,2 - Mt 22,3 - Mt 22,4 - Mt 22,5 - Mt 22,6 - Mt 22,7 - Mt 22,8 - Mt 22,9 - Mt 22,10 - Mt 22,11 - Mt 22,12 - Mt 22,13 - Mt 22,14 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
King James Bible . [14] For many are called, but few are chosen.
Luther-Bibel . 14 Denn viele sind berufen, aber wenige sind auserwählt.
Tekstuitleg van Mt 22,14 .
291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer : Mt 22,15-22 - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 -
Mt 22,15 | Mt 22,16 | Mt 22,17 | Mt 22,18 | Mt 22,19 | Mt 22,20 | Mt 22,21 | Mt 22,22 | ||
11 | 35 | 12 | 12 | 11 | 10 | 15 | 7 | 113 | |
inleid. Far. | 11 | Mt 22,16a : 10 | Mt 22,19b : 5 | Mt 22,21a : 1 | 27 ( + 7) = 34 | ||||
woorden Far. | Mt 22,16b : 25 | 12 | Mt 22,21b : 1 | 38 | |||||
inleid. Jezus | Mt 22,18a : 8 | Mt 22,20a : 3 | Mt 22,21c : 2 | 13 | |||||
woorden Jezus | Mt 22,18b : 4 | Mt 22,19 : 6 | Mt 22,20b : 7 | Mt 22,21d : 11 | 28 | ||||
uitgeleide Far. | 7 |
De pericope bestaat uit 7 scènes : (1) de Farizeeën : Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 . (2) Jezus : Mt 22,18 - Mt 22,19a . (3) De Farizeeën : Mt 22,19b . (4) Jezus : Mt 22,20 . (5) de Farizeeën : Mt 22,21ab . (6) Jezus : Mt 22,21cd . (7) de Farizeeën : Mt 22,22 .
De inleidingen van Farizeeën en Jezus tellen (27 + 13) 40 woorden . De
woorden van de Farizeeën en van Jezus (38 + 28) 66 woorden . De uitgeleide
van de Farizeeën telt 7 woorden . In totaal 113 woorden .
In de tekst wordt tweemaal tote (dan, daarop) aangewend . De eerste maal is
het bij het begin van de pericope om de nieuwe pericope te laten aansluiten
bij de voorgaande . Een tweede maal is het bij het besluit van Jezus dat aansluit
bij het verwoorden van de beeltenis op het muntstuk . In de pericope wordt nog
tweemaal de (echter) gebruikt : (1) Mt
22,18 . (2) Mt
22,19 . De eerste maal in Mt
22,14 komt Jezus in beeld , de tweede maal de Farizeeën die een denarie
aan Jezus laten zien . De verdere dialoog wordt telkens kort ingeleid .
Evangelie op de 29ste (negenentwintigste) zondag door het a-jaar : Mt 22,15-21 . Verwijzing : Mt 22,15-21 .
In die tijd gingen de Farizeeën onder elkaar beraadslagen hoe ze Jezus in zijn eigen woorden konden vangen. Zij stuurden hun leerlingen met de Herodianen op Hem af met de vraag: "Meester, wij weten dat Gij oprecht zijt en de weg van God in oprechtheid leert; en Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen. Zeg ons daarom: Wat dunkt U, is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet?" Maar Jezus doorzag hun valsheid en zei: "Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars? Laat Mij de belastingmunt eens zien." Zij hielden Hem een geldstuk voor. Hij vroeg hun: "Van wie is deze beeldenaar en het opschrift?" Zij antwoordden: "Van de keizer." Daarop sprak Hij tot hen: "Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt."
In Mt 12,14 besloten de Farizeeën om Jezus om te brengen . Tot dat besluit kwamen ze nadat ze Jezus op een sabbat in de synagoge in het oog hielden en ze moesten toezien dat hij een zieke genas . Dat besluit om Jezus om te brengen is het uitgangspunt van Mt 22,15-22 . Om hun plan te kunnen uitvoeren nemen ze het initiatief om hun leerlingen naar Jezus te sturen met een strikvraag . Het antwoord op die strikvraag moet hen in staat stellen om hem te kunnen aanklagen en ter dood te laten veroordelen .
Mt 22,15 - Mt 22,15 - // Mc 12,13 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 15 Toen gingen de Farizeën heen, en hielden te zamen raad,
hoe zij Hem verstrikken zouden in Zijn rede.
King James Bible . [15] Then went the Pharisees, and took counsel how they might
entangle him in his talk.
Luther-Bibel . 15 Da gingen die Pharisäer hin und hielten Rat, wie sie ihn in
seinen Worten fangen könnten;
Tekstuitleg van Mt 22,15 .
1. tote (< to - de : dat echter ; dan , daarop) . Verwijzing : tote (dan, daarop) , zie Mt 2,7 . Bijwoord van tijd .
tote (< to - de : dat echter ; dan , daarop) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
353 | 195 | 158 | 89 | 6 | 15 | 10 | 21 | 17 | 110 | 120 |
tote (dan) | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | ||
89 | 3 | 3 | 5 | 1 | 2 | 1 | 5 | 1 | 6 | 3 | 3 | 5 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 4 | 1 | 8 | 8 | 13 | 8 | 1 |
In vier verzen in Mt 24 : (1) Mt 22,8 . (2) Mt 22,13 . (3) Mt 22,15,. (4) Mt 22,21 .
3. hoi (de) . Bepaald lidwoord nominatief mannelijk meervoud .
lidw. mv. | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. m. mv. hoi | 4230 | 3257 | 973 | 196 | 101 | 165 | 125 | 147 | 169 | 70 | 462 | 587 |
lidw. mv. | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | ||
nom. m. mv. hoi | 3 | 1 | 3 | 11 | 4 | 8 | 6 | 13 | 3 | 3 | 13 | 10 | 9 | 7 | 5 | 7 | 3 | 5 | 10 | 13 | 10 | 3 | 7 | 5 | 14 | 15 | 5 | 196 |
In tien verzen in Mt 22 : (1) Mt 22,4 . (2) Mt 22,5 . (3) Mt 22,6 . (4) Mt 22,8 . (5) Mt 22,10 . (6) Mt 22,15 . (7) Mt 22,19 . (8) Mt 22,33 . (9) Mt 22,34 . (10) Mt 22,40 .
4. farisaios (Farizeeër) .
farisaios Farizeeër) | bijbel | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | syn. | ev. |
nom. enk. farizaios | 9 | 9 | 5 | 3 | 1 | 5 | 5 | |||
gen. enk. farisaiou | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | |||||
nom. + voc. mv. farizaioi | 49 | 49 | 21 | 8 | 10 | 9 | 1 | 39 | 48 | |
gen. mv. farisaiôn | 28 | 28 | 7 | 4 | 7 | 6 | 4 | 18 | 24 | |
dat. mv. farisaiois | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | |||||
acc. mv. farisaious | 5 | 5 | 1 | 4 | 1 | 5 | ||||
Totaal | 95 | 95 | 28 | 12 | 27 | 19 | 8 | 1 | 67 | 86 |
farisaios (Farizeeër) | Mt , zie Mt 9,11 | Mc , zie Mc 2,18 |
nom. + voc. mv. farisaioi | 21 : (1) Mt 9,11 . (2) Mt 9,14 . (3) Mt 9,34 . (4) Mt 12,2 . (5) Mt 12,14 . (6) Mt 12,24 . (7) Mt 15,1 . (8) Mt 15,12 . (9) Mt 16,1 . (10) Mt 19,3 . (11) Mt 21,45 . (12) Mt 22,15 . (13) Mt 22,34 . (14) Mt 23,2 . (15) Mt 23,13 . (16) Mt 23,15 . (17) Mt 23,23 . (18) Mt 23,25 . (19) Mt 23,27 . (20) Mt 23,29 . (21) Mt 27,62 . | |
gen. mv. farisaiôn | 7 : (1) Mt 3,7 . (2) Mt 5,20 . (3) Mt 12,38 . (4) Mt 16,6 . (5) Mt 16,11 . (6) Mt 16,12 . (7) Mt 22,41 . | (4) Mc 12,13 . |
kai + deelw. + hoi farisaioi | 3 : (1) Mt 9,11 . (9) Mt 16,1 . (11) Mt 21,45 . (tote i.p.v. kai : (12) Mt 22,15 . |
1. | 9. | 11. | 12. |
Mt 9,11 | Mt 16,1 | Mt 21,45 | Mt 22,15 |
kai (en) | kai (en) | kai (en) | Tote (daarop) |
idontes (gezien) hoi Pharisaioi (de Farizeeën) | proselthontes (naderbijgekomen) hoi Pharisaioi kai Saddukaioi (de Farizeeën en Sadduceeën) peirazontes (op de proef stellend) | akouontes (gehoord) hoi archiereis kai hoi Pharisaioi (de hogepriesters en de Farizeeën) .. | poreuthentes (zich op weg begeven) hoi Pharisaioi (de Farizeeën) |
elegon (zeiden) | epèrôtèsan auton (vroegen hem) | egnôsan (wisten) | sumboulion elabon (namen het besluit) |
69. Jezus eet met tollenaars en zondaars : Mc 2,15-17 - Mt 9,10-13 - Lc 5,29-32 - | 159. Vraag om een teken uit de hemel : Mc 8,11-13 - Mt 16,1-4 - Mt 12,38-42 - | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 - | 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer : Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 - |
Zelfs naar taalgebruik verwijzen Mt 21,45 en Mt 22,15 naar elkaar . Via een gelijkenis maakt Jezus duidelijk welk lot de leiders van het volk te wachten staat . De hogepriesters en de Farizeeën hebben het door en zoeken hem uit de weg te ruimen . Na de gelijkenis van het bruiloftsfeest vertrekken de Farizeeën .
- poreuthentes (zich op weg begeven) . - poreuomai
(zich op weg begeven). Bij Matteüs, zie Mt
2,9 .
- Pharisaioi (Farizeeën) zie Mt
9,11 .
- sumboulion
(besluit). In 5 verzen bij Matteüs, zie Mt
12,14 .
De participiumzin en de hoofdzin van Mt
22,15 heeft geen parallel in de parallelle teksten van Mc
12,13-17 -- Lc
20,20-26 .
Mt 22,15
bestaat uit een participiumzin, de hoofdzin en een bijzin van doel. Mt
22,15 lijkt een duplicaat van Mt
12,14 . Beide verzen bevatten 11 woorden; Mt
22,15 heeft 30 lettergrepen en Mt
12,14 heeft 29 lettergrepen. Het verschil zit hem in tote (daarop) in Mt
22,15 . In elk van de zinnen ontbreken telkens 2 woorden van telkens 3 lettergrepen;
in Mt
22,15 staat en logôi (met een uitspraak), in Mt
12,14 staat kat'autou (tegen hem); deze verschillen kunnen verklaard worden
vanuit de parallelteksten Mc
12,13 en Mc
3,6. In de twee zinnen Mt
22,15 en Mt
12,14 zijn 6 woorden dezelfde en zijn 3 woorden varianten : (1) Mt
22,15 : tote (daarop), op de eerste plaats in de zin - Mt
12,14 : de (echter), steeds op de tweede plaats in de zin. (2) Mt
22,15 : poreuthentes (zich op weg begeven); Mt
12,14 : exelthontes (naar buiten gegaan) , zoals het parallelvers Mc
3,6 . (3) Mt
22,15 : pagideusôsin (zij zouden vangen) zoals de paralleltekst Mc
12,13 ; Mt
12,14 : apolesôsin (zij zouden ombrengen) zoals de paralleltekst Mc
3,6 .
Mt
22,15 : Tote poreuthentes hoi Pharisaioi sumboulion elabon hopôs
auton pagideusôsin en logôi Mt 12,14 : exelthontes de hoi Farisaioi sumboulion elabon kat'autou hopôs auton apolesôsin |
Mt 22,16 - Mt 22,16 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 16 En zij zonden uit tot Hem hun discipelen, met de Herodianen,
zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig zijt, en den weg Gods in der
waarheid leert, en naar niemand vraagt; want Gij ziet den persoon der mensen
niet aan;
King James Bible . [16] And they sent out unto him their disciples with the
Herodians, saying, Master, we know that thou art true, and teachest the way
of God in truth, neither carest thou for any man: for thou regardest not the
person of men.
Luther-Bibel . 16 und sandten zu ihm ihre Jünger samt den Anhängern des Herodes.
Die sprachen: Meister, wir wissen, dass du wahrhaftig bist und lehrst den Weg
Gottes recht und fragst nach niemand; denn du achtest nicht das Ansehen der
Menschen.
Tekstuitleg van Mt 22,16 .
Mt 22,17 - Mt 22,17 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 17 Zeg ons dan: wat dunkt U? Is het geoorloofd, den keizer
schatting te geven of niet?
King James Bible .[17] Tell us therefore, What thinkest thou? Is it lawful to
give tribute unto Caesar, or not?
Luther-Bibel . 17 Darum sage uns, was meinst du: Ist's recht, dass man dem Kaiser
Steuern zahlt, oder nicht?
Tekstuitleg van Mt 22,17 .
- Tí... dokei (Wat ben je / zijn jullie van mening?) zie Mt 17,25 . Zie verder : Mt 18,12 . Mt 21,28 . Mt 22,17 . Mt 22,42 . Mt 26,66 . |
Mt 22,18 - Mt 22,18 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 18 Maar Jezus, bekennende hun boosheid, zeide:
King James Bible . [18] But Jesus perceived their wickedness, and said, Why
tempt ye me, ye hypocrites?
Luther-Bibel . 18 Als nun Jesus ihre Bosheit merkte, sprach er: Ihr Heuchler,
was versucht ihr mich?
Tekstuitleg van Mt 22,18 .
- gnous (gekend) participium aorist van het werkwoord gignôskô (kennen) bij Matteüs, zie Mt 12,15 .
Mt 22,19 - Mt 22,19 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 19 Gij geveinsden, wat verzoekt gij Mij? Toont Mij de schattingpenning.
En zij brachten Hem een penning.
King James Bible . [19] Shew me the tribute money. And they brought unto him
a penny.
Luther-Bibel . 19 Zeigt mir die Steuermünze! Und sie reichten ihm einen Silbergroschen.
Tekstuitleg van Mt 22,19 .
- prosferô (brengen of dragen bij) bij Matteüs, zie Mt 9,2 .
Mt 22,20 - Mt 22,20 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 20 En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het opschrift?
King James Bible . [20] And he saith unto them, Whose is this image and superscription?
Luther-Bibel . 20 Und er sprach zu ihnen: Wessen Bild und Aufschrift ist das?
Tekstuitleg van Mt 22,20 .
Mt 22,21 - Mt 22,21 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 21 Zij zeiden tot Hem: Des keizers. Toen zeide Hij tot hen:
Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods is.
King James Bible . [21] They say unto him, Caesar's. Then saith he unto them,
Render therefore unto Caesar the things which are Caesar's; and unto God the
things that are God's.
Luther-Bibel . 21 Sie sprachen zu ihm: Des Kaisers. Da sprach er zu ihnen: So
gebt dem Kaiser, was des Kaisers ist, und Gott, was Gottes ist!
Tekstuitleg van Mt 22,21 .
Mt 22,22 - Mt 22,22 : 291. Vraag van de Farizeeën over de belasting aan de keizer - Mc 12,13-17 - Mt 22,15-22 - Lc 20,20-26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,15 - Mt 22,16 - Mt 22,17 - Mt 22,18 - Mt 22,19 - Mt 22,20 - Mt 22,21 - Mt 22,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] When they had heard these words, they marvelled, and
left him, and went their way.
Luther-Bibel . 22 Als sie das hörten, wunderten sie sich, ließen von ihm ab
und gingen davon.
Tekstuitleg van Mt 22,22 .
5. act. part. aor. nom. mann. mv. αφεντες = afentes (achtergelaten) van het werkw. αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in het NT : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in de LXX : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in Mc : afièmi (aflaten, achterlaten) . par-donner (pardon) : ver-geven . s'excuser (ex -causa) = buiten de zaak , zich ver-ont-schuld-igen . kwijt-schelden (ont-schulden) . Slechts in het NT (15) . Mt (4) : (1) Mt 4,20 . (2) Mt 4,22 . (3) Mt 22,22 . (4) Mt 26,56 . Mc (6) : (1) Mc 1,18 . (2) Mc 1,20 . (3) Mc 4,36 . (4) Mc 7,8 . (5) Mc 12,12 . (6) Mc 14,50 . Lc (3) : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 10,30 . (3) Lc 18,28 . Verder : (1) Rom 1,27 . (2) Heb 6,1 . Een vorm van αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) in de LXX (138) , in het NT (142) , Mt (47) , Mc (34) , Lc (31) .
5. - 6. αφεντες αυτον = afentes auton (hem achtergelaten) . NT (4) : (1) Mt 22,22 // Mc 12,12 . (2) Mt 26,56 // Mc 14,50 . (3) Mc 12,12 // Mt 22,22 . (4) Mc 14,50 // Mt 26,56 . In het eerste geval laten tegenstanders Jezus achter , in het tweede geval zijn het alle leerlingen . In tegenstelling tot : (1) Mt 4,20 // Mc 1,18 . (2) Mt 4,22 // Mc 1,20 . (3) Mc 1,18 // Mt 4,20 . (4) Mc 1,20 // Mt 4,22 lieten de leerlingen van alles achter om Jezus te volgen .
- akousantes (gehoord) participium aorist van het werkwoord akouô
(luisteren, horen). Bij Matteüs, zie Mt
4,12 .
- afièmi : weg-laten, af-laten, vergeven, kwijtschelden,
los-laten , ver-laten, zie Mt
6,14 .
292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis : Mt 22,23-33 - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 -
Mt 22,23 - Mt 22,23 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 23 Te dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceën, die zeggen,
dat er geen opstanding is, en vraagden Hem.
King James Bible . [23] The same day came to him the Sadducees, which say that
there is no resurrection, and asked him,
Luther-Bibel . 23 An demselben Tage traten die Sadduzäer zu ihm, die lehren,
es gebe keine Auferstehung, und fragten ihn
Tekstuitleg van Mt 22,23 .
Mt 22,24 - Mt 22,24 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [24] Saying, Master, Moses said, If a man die, having no
children, his brother shall marry his wife, and raise up seed unto his brother.
Luther-Bibel . 24 und sprachen: Meister, Mose hat gesagt (5.Mose 25,5-6): »Wenn
einer stirbt und hat keine Kinder, so soll sein Bruder die Frau heiraten und
seinem Bruder Nachkommen erwecken.«
Tekstuitleg van Mt 22,24 .
Mt 22,25 - Mt 22,25 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [25] Now there were with us seven brethren: and the first,
when he had married a wife, deceased, and, having no issue, left his wife unto
his brother:
Luther-Bibel . 25 Nun waren bei uns sieben Brüder. Der erste heiratete und starb;
und weil er keine Nachkommen hatte, hinterließ er seine Frau seinem Bruder;
Tekstuitleg van Mt 22,25 .
Mt 22,26 - Mt 22,26 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [26] Likewise the second also, and the third, unto the seventh.
Luther-Bibel . 26 desgleichen der zweite und der dritte bis zum siebenten.
Tekstuitleg van Mt 22,26 .
Mt 22,27 - Mt 22,27 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [27] And last of all the woman died also.
Luther-Bibel . 27 Zuletzt nach allen starb die Frau.
Tekstuitleg van Mt 22,27 .
Mt 22,28 - Mt 22,28 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [28] Therefore in the resurrection whose wife shall she be
of the seven? for they all had her.
Luther-Bibel . 28 Nun in der Auferstehung: wessen Frau wird sie sein von diesen
sieben? Sie haben sie ja alle gehabt.
Tekstuitleg van Mt 22,28 .
Mt 22,29 - Mt 22,29 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [29] Jesus answered and said unto them, Ye do err, not knowing
the scriptures, nor the power of God.
Luther-Bibel . 29 Jesus aber antwortete und sprach zu ihnen: Ihr irrt, weil
ihr weder die Schrift kennt noch die Kraft Gottes.
Tekstuitleg van Mt 22,29 .
Mt 22,30 - Mt 22,30 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [30] For in the resurrection they neither marry, nor are
given in marriage, but are as the angels of God in heaven.
Luther-Bibel . 30 Denn in der Auferstehung werden sie weder heiraten noch sich
heiraten lassen, sondern sie sind wie Engel im Himmel.
Tekstuitleg van Mt 22,30 .
Mt 22,31 - Mt 22,31 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [31] But as touching the resurrection of the dead, have ye
not read that which was spoken unto you by God, saying,
Luther-Bibel . 31 Habt ihr denn nicht gelesen von der Auferstehung der Toten,
was euch gesagt ist von Gott, der da spricht (2.Mose 3,6):
Tekstuitleg van Mt 22,31 .
Mt 22,32 - Mt 22,32 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [32] I am the God of Abraham, and the God of Isaac, and the
God of Jacob? God is not the God of the dead, but of the living.
Luther-Bibel . 32 »Ich bin der Gott Abrahams und der Gott Isaaks und der Gott
Jakobs«? Gott ist nicht ein Gott der Toten, sondern der Lebenden.
Tekstuitleg van Mt 22,32 .
Mt 22,33 - Mt 22,33 : 292. Vraag van de Sadduceeën over de verrijzenis - Mc 12,18-27 - Mt 22,23-33 - Lc 20,27-38 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,23 - Mt 22,24 - Mt 22,25 - Mt 22,26 - Mt 22,27 - Mt 22,28 - Mt 22,29 - Mt 22,30 - Mt 22,31 - Mt 22,32 - Mt 22,33 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [33] And when the multitude heard this, they were astonished
at his doctrine.
Luther-Bibel . 33 Und als das Volk das hörte, entsetzten sie sich über seine
Lehre.
Tekstuitleg van Mt 22,33 .
Vraag naar het eerste gebod : Mt 22,34-40
Mt 22,34 | Mt 22,35 | Mt 22,36 | Mt 22,37 | Mt 22,38 | Mt 22,39 | Mt 22,40 | |||
inleiding van Far. | 12 | 8 | 20 | ||||||
woorden van de Far. | 7 | 7 | |||||||
inleid. van Jezus | Mt 22,37a : 4 | 4 | |||||||
woorden van Jezus | Mt 22,37b : 21 | 7 | 10 | 12 | 50 | ||||
Totaal : 81 . Far. : 27 . Jezus : 54 . Inleid. : 11 . Gecit. woorden : 70 |
De inleiding van de Farizeeën telt 20 woorden , de vraag telt 7 woorden , de inleiding op het antwoord telt 4 woorden en het antwoord van Jezus telt 50 woorden . Of anders uitgedrukt : het Farizeeëngedeelte telt 27 woorden , het Jezusgedeelte 54 woorden (samen 81 woorden) of 1/3 en 2/3 . De gesproken woorden van de Farizeeën en van Jezus maken een totaal van 70 . Zowel het Farizeeëngedeelte als het Jezusgedeelte wordt ingeleid door het partikel de (echter) . In de vertalingen verdwijnt dit partikel .
Het is de laatste keer dat de Farizeeën tijdens het leven van Jezus bij hem komen . Hun samenkomst was een complot om hem uit de weg te ruimen ; dat besluit stond reeds vroeger vast , maar nu zoeken zij naar een gelegenheid om hem te kunnen beschuldigen . Ze komen met een vraag naar Jezus die de kern van hun godsdienst moet weergeven . Jezus antwoordt : God en je naaste beminnen . De Farizeeën schieten schromelijk tekort in het beminnen van hun naaste ; integendeel, ze staan Jezus naar het leven . Uit hun houding blijkt hoe 'schijn-heilig' ze zijn . Daartegen zal Jezus tegen hen uitvaren in Mt 23 .
In Hnd 4,26 wordt Ps 2,2 geciteerd . In Hnd 4,27 wordt deze Psalm toegepast op Jezus . De formulering laat er geen twijfel over bestaan dat de samenkomst van de Farizeeën tegen Jezus gericht is . De formulering verwijst duidelijk naar Ps 2 : sunèchthèsan epi to auto (zij verzamelden zich op dezelfde plaats) .
De samenkomst van de Farizeeën is bedoeld om een strategie uit te werken hoe ze Jezus in zijn woorden kunnen strikken . Ze zijn van mening dat ze Jezus kunnen vangen in verband met de hiërarchie in de Torah . Ze sturen een deskundige op Jezus af . Ze zijn ervan overtuigd dat Jezus het onderspit zal delven en dat zijn woord zijn doodsvonnis kan betekenen .
nomikos (wetgeleerde) . Bij Mt is het de enigste keer dat de term nomikos (wetgeleerde) wordt gebruikt . Een vorm van nomikos komt 6X voor in Lc en 1X in Tit .
peirazôn (beproefende) . Het tegenwoordig deelwoord nominatief enkelvoud van peirazô (beproeven) komt bij Mt slechts in twee verzen voor : (1) Mt 4,3 . (2) Mt 22,35 . In Mt 4,3 stelt de beproevende de vraag : 'Indien gij de zoon van God zijt... ' . De beproevende wil Jezus afbrengen van zijn dienst aan God . In beide gevallen stelt Jezus God voorop . In Mt 4,4 antwoordt Jezus : 'De mens leeft niet van brood alleen maar van elk woord dat komt uit de mond van God.' In Mt 22,36 antwoordt Jezus : 'U zult de Heer uw God liefhebben... ' Jezus kiest voor God en verduidelijkt zijn relatie tot God als een veelgeliefde zoon (Mt 3,17 : het doopsel van Jezus) . Jezus citeert Dt 6,5 , het sjema Israël : 'Hoor Israël ... U zult de heer uw God liefhebben* met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten .' Dit vers telt 10 woorden alsof de 10 geboden in dit vers vervat zijn . Maar er is meer . Jezus is geen wetgeleerde die theoretisch weet wat het voornaamste gebod is , hij weet dat vanuit zijn beleving . Dat maakt de grote tegenstelling met de wetgeleerde uit . Hij weet wel en handelt niet ernaar . Hij brengt de ander in bekoring . Vanuit zijn contact en medeleven met medemensen weet Jezus maar al te goed hoe belangrijk de liefde tot de medemens is . Hij citeert Lev 19,18 . Hij koppelt beide geboden aan elkaar . Deze koppeling komt vanuit zijn beleving .
Een vorm van entolè (opdracht , gebod) komt in het N.T. in 65 verzen voor ; bij de synoptici in 16 verzen , bij Matteüs in 6 verzen . In drie verzen van onze pericope komt een vorm ervan voor . De wetgeleerde vraagt het grootste gebod . Jezus geeft het grootste gebod , maar noemt dat gebod ook het eerste . Het tweede gebod is eraan gelijk . Deze twee geboden omvatten de wet en de profeten . In plaats van opdracht , gebod zouden we eerder spreken van opgave .
Een vorm van het woord God wordt in Mt weinig gebruikt . Van de 44 verzen zijn er 28 verzen waarin de genitief wordt gebruikt : zoon van God , koninkrijk van God enz. De accusatief , het lijdend voorwerp , komt in zes verzen voor , in het zevende vers is het een accusatief na het voorzetsel epi (op) . Behalve de zinnen ' zij verheerlijkten God ' zijn de andere zinnen citaten uit het O.T. . Ze geven de fundamentele gerichtheid van Jezus weer .
theos (God) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. |
nom. enk. theos ( God) | 1686 | 1311 | 287 | 6 | 8 | 15 | 17 | 58 | 163 | 20 | 29 | 46 | 143 | 20 |
gen. enk. theou (van God) | 1517 | 770 | 641 | 28 | 31 | 70 | 43 | 56 | 360 | 53 | 129 | 172 | 293 | 67 |
dat. enk. theô(i) (aan God) | 433 | 249 | 154 | 3 | 2 | 9 | 4 | 13 | 110 | 13 | 14 | 18 | 97 | 13 |
acc. enk. theon (God) | 496 | 300 | 142 | 7 | 3 | 23 | 12 | 30 | 62 | 5 | 33 | 45 | 43 | 19 |
Totaal | 4132 | 2630 | 1224 | 44 | 44 | 117 | 76 | 157 | 695 | 91 | 205 | 281 | 576 | 119 |
theos (God) | Mt 4 | Mt 5 | Mt 9 | Mt 15 | Mt 22 | Mt 27 | |
acc. enk. theon | 2 : (1) Mt 4,7 . (2) Mt 4,10 . | 1 : Mt 5,8 . | 1 : Mt 9,8 . | 1 : Mt 15,31 . | 1 : Mt 22,37 . | 1 : Mt 27,43 . | 7 |
Mt 4,7 : ' U zult de Heer uw God niet op de proef stellen '
.
Mt 4,10 : ' U zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen ' .
Mt 5,8 : ' Want zij zullen God zien ' .
Mt 9,8 : ' Zij verheerlijkten God ' .
Mt 15,31 : ' En zij verheerlijkten de God van Israël ' .
Mt 22,37 : ' U zult de Heer uw God beminnen ... ' .
Mt 27,43 : ' Hij heeft zijn vertrouwen gesteld op God ' .
Arseen De Kesel
25.10.2008
293. Vraag naar het eerste gebod : Mt 22,34-40 - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 -
Mt 22,34 | Mt 22,35 | Mt 22,36 | Mt 22,37 | Mt 22,38 | Mt 22,39 | Mt 22,40 | |||
inleiding van Far. | 12 | 8 | 20 | ||||||
woorden van de Far. | 7 | 7 | |||||||
inleid. van Jezus | Mt 22,37a : 4 | 4 | |||||||
woorden van Jezus | Mt 22,37b : 21 | 7 | 10 | 12 | 50 | ||||
Totaal : 81 . Far. : 27 . Jezus : 54 . Inleid. : 11 . Gecit. woorden : 70 |
De inleiding van de Farizeeën telt 20 woorden , de vraag telt 7 woorden , de inleiding op het antwoord telt 4 woorden en het antwoord zelf telt 50 woorden . Of anders uitgedrukt : het Farizeeëngedeelte telt 27 woorden , het Jezusgedeelte 54 woorden (samen 81 woorden) of 1/3 en 2/3 . De gesproken woorden van de Farizeeën en van Jezus maken een totaal van 70 . Zowel het Farizeeëngedeelte als het Jezusgedeelte wordt ingeleid door het partikel de (echter) . In de vertalingen verdwijnt dit partikel .
Mt 22,34 - Mt 22,34 : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 34 En den Farizeën, gehoord hebbende, dat Hij den Sadduceën
den mond gestopt had, zijn te zamen bijeenvergaderd.
King James Bible . [34] But when the Pharisees had heard that he had put the
Sadducees to silence, they were gathered together.
Luther-Bibel . Mt
22,34 .34 Als aber die Pharisäer hörten, dass er den Sadduzäern das Maul
gestopft hatte, versammelten sie sich. n
Tekstuitleg van Mt 22,34 .
1. Bepaald lidwoord mannelijk meervoud hoi (de) .
lidw. mv. | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. m. mv. hoi | 4230 | 3257 | 973 | 196 | 101 | 165 | 125 | 147 | 169 | 70 | 462 | 587 |
lidw. mv. | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | ||
nom. m. mv. hoi | 3 | 1 | 3 | 11 | 4 | 8 | 6 | 13 | 3 | 3 | 13 | 10 | 9 | 7 | 5 | 7 | 3 | 5 | 10 | 13 | 10 | 3 | 7 | 5 | 14 | 15 | 5 | 196 |
In tien verzen in Mt 22 : (1) Mt 22,4 . (2) Mt 22,5 . (3) Mt 22,6 . (4) Mt 22,8 . (5) Mt 22,10 . (6) Mt 22,15 . (7) Mt 22,19 . (8) Mt 22,33 . (9) Mt 22,34 . (10) Mt 22,40 .
2. Partikel van lichte tegenstelling : de (echter) . Steeds als tweede woord in de zin . Verwant met to - de : dan , daarop .
de (echter) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn. | ev. |
6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 | 1048 | 1251 |
parikel de (echter) | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | ||
21 | 11 | 9 | 5 | 12 | 13 | 3 | 16 | 16 | 13 | 5 | 17 | 25 | 19 | 19 | 14 | 11 | 9 | 15 | 13 | 22 | 17 | 13 | 15 | 21 | 31 | 27 | 9 | 421 |
In zeventien verzen in Mt 22 : (1) Mt
22,5 . (2) Mt
22,6 . (3) Mt
22,7 . (4) Mt
22,8 . (5) Mt
22,11 . (6) Mt
22,12 . (7) Mt
22,14 . (8) Mt
22,18 . (9) Mt
22,19 . (10) Mt
22,25 . (11) Mt
22,27 . (12) Mt
22,29 . (13) Mt
22,31 . (14) Mt
22,34 . (15) Mt
22,37 . (16) Mt
22,39 . (17) Mt
22,41 .
In Mt
22,34 is er verandering van vragenstellers . Na de vraag van de Sadduceeën
komt de vraag van de Farizeeën . Mt
22,34 - Mt
22,35 vormt de inleiding . In Mt
22,36 wordt de vraag gesteld . In Mt
22,37a wordt het antwoord van Jezus ingeleid . In Mt
22,37 b - Mt
22,38 - Mt
22,39 - Mt
22,40 geeft Jezus het antwoord . De inleiding van de Farizeeën telt
20 woorden , de vraag telt 7 woorden , de inleiding op het antwoord telt 4 woorden
en het antwoord zelf telt 50 woorden . Of anders uitgedrukt : het Farizeeëngedeelte
telt 27 woorden , het Jezusgedeelte 54 woorden (samen 81 woorden) of 1/3 en
2/3 . Zowel het Farizeeëngedeelte als het Jezusgedeelte wordt ingeleid
door het partikel de (echter) . In de vertalingen verdwijnt dit partikel .
3. Het is de laatste keer dat de Farizeeën tijdens het leven van Jezus bij hem komen . Hun samenkomst was een complot om hem uit de weg te ruimen ; dat besluit stond reeds vroeger vast , maar nu zoeken zij naar een gelegenheid om hem te kunnen beschuldigen . Ze komen met een vraag naar Jezus die de kern van hun godsdienst moet weergeven . Jezus antwoordt : God en je naaste beminnen . De Farizeeën schieten schromelijk tekort in het beminnen van hun naaste ; integendeel, ze staan Jezus naar het leven . Uit hun houding blijkt hoe 'schijn-heilig' ze zijn . Daartegen zal Jezus tegen hen uitvaren in Mt 23 .
farisaios Farizeeër) | bijbel | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | syn. | ev. |
nom. enk. farizaios | 9 | 9 | 5 | 3 | 1 | 5 | 5 | |||
gen. enk. farisaiou | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | |||||
nom. + voc. mv. farizaioi | 49 | 49 | 21 | 8 | 10 | 9 | 1 | 39 | 48 | |
gen. mv. farisaiôn | 28 | 28 | 7 | 4 | 7 | 6 | 4 | 18 | 24 | |
dat. mv. farisaiois | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | |||||
acc. mv. farisaious | 5 | 5 | 1 | 4 | 1 | 5 | ||||
Totaal | 95 | 95 | 28 | 12 | 27 | 19 | 8 | 1 | 67 | 86 |
In het N.T. komt een vorm van het zelfstandig naamwoord farisaios (Farizeeër) in vijfennegentig verzen voor . Bij Mt komt het in achtentwintig verzen voor of 29,47 % . Het is wel opvallend dat het bij Mt slechts in de nom. + voc. mv. (21) en gen. mv. (7) voorkomt .
Een vorm van farisaios (Farizeeër) : nom. , voc. + gen. mv. | 28 : (1) Mt 3,7 (gen.) . (2) Mt 5,20 (gen.) . (3) Mt 9,11 (nom.) . (4) Mt 9,14 (nom.) . (5) Mt 9,34 (nom.) . (6) Mt 12,2 (nom.) . (7) Mt 12,14 (nom.) . (8) Mt 12,24 (nom.) . (9) Mt 12,38 (gen.) . (10) Mt 15,1 (nom.) . (11) Mt 15,12 (nom.) . (12) Mt 16,1 (nom.) . (13) Mt 16,6 (gen.) . (14) Mt 16,11 (gen.) . (15) Mt 16,12 (gen.) . (16) Mt 19,3 (nom.) . (17) Mt 21,45 (nom.) . (18) Mt 22,15 (nom.) . (19) Mt 22,34 (nom.) . (20) Mt 22,41 (gen.) . (21) Mt 23,2 (nom.) . (22) Mt 23,13 (voc.) . (23) Mt 23,15 (voc.) . (24) Mt 23,23 (voc.) . (25) Mt 23,25 (voc.) . (26) Mt 23,27 (voc.) . (27) Mt 23,29 (voc.) . (28) Mt 27,62 (nom.) . |
1. - 3. hoi de farisaioi (de Farizeeën echter) .
hoi de farisaioi | 4 : (3) Mt 9,34 . (4) Mt 12,2 . (6) Mt 12,24 . (13) Mt 22,34 . |
4. akousantes (gehoord) : participium aorist nominatief mannelijk meervoud . Met de Farizeeën als onderwerp : Mt 12,24 , Mt 15,12 , Mt 21,45 , Mt 22,34 .
6. | 8. | 11. | 13. |
Mt 12,24 | Mt 15,12 | Mt 21,45 | Mt 22,34 |
hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) akouontes (gehoord) | hoi Pharisaioi (de Farizeeën) akousantes (gehoord) ton logon (het woord) | akouontes (gehoord) hoi archiereis kai hoi Pharisaioi (de hogepriesters en de Farizeeën) ... | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) akousantes (gehoord) ... |
eipon (zeiden) | eskandalisthèsan (werden geschandaliseerd) | egnôsan (wisten) | sunèchthèsan epi to auto (verzamelden bij elkaar) |
118. De Beëlzebubcontroverse : Mc 3,22-27 - Mt 12,24-30 - Lc 11,15-23 - | 155. Rein en onrein : Mc 7,14-23 - Mt 15,10-20 - | 289. Gelijkenis van de boze wijnbouwers : Mc 12,1-12 - Mt 21,33-46 - Lc 20,9-19 - | 293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 - |
Misschien zit er wel een zekere gradatie in wat de Farizeeën hoorden .
1. - 4. hoi de farisaioi (de Farizeeën echter) + deelwoord . Niet in Mt 9,34 .
3. | 4. | 6. | 13. |
Mt 9,34 | Mt 12,2 | Mt 12,24 | Mt 22,34 |
hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) idontes (gezien) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) akouontes (horende) | hoi de Pharisaioi (De Farizeeën echter) akousantes (gehoord) ... |
elegon (zeiden) | eipan autôi (zeiden hem) | eipon (zeiden) | sunèchthèsan epi to auto (verzamelden bij elkaar) |
73. Genezing van een stomme bezetene : Mt 9,32-34 - Mt 12,22-23 - Mc 3,22-27 - Lc 11,14 - | 94. Aren uittrekken op sabbat : Mc 2,23-28 - Mt 12,1-8 - Lc 6,1-5 - | 118. De Beëlzebubcontroverse : Mc 3,22-27 - Mt 12,24-30 - Lc 11,15-23 - | 293. Vraag naar het eerste gebod : Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 - |
In negen verzen gaat een participiumzin met de Farizeeën als onderwerp aan het hoofdwerkwoord vooraf .
deelw. + de + hoi farisaioi | 1 : (5) Mt 12,14 . |
hoi de farisaioi + deelw. | 3 : (4) Mt 12,2 . (6) Mt 12,24 . (13) Mt 22,34 . |
hoi farisaioi + deelw. | 1 : (8) Mt 15,12 . |
kai + deelw. + hoi farisaioi | 3 : (1) Mt 9,11 . (9) Mt 16,1 . (11) Mt 21,45 . (tote i.p.v. kai : (12) Mt 22,15 . |
9. sunèchthèsan (zij lieten zich samendrijven , zij verzamelden zich) . Passief aorist derde persoon meervoud . In zevenenvijftig verzen in de bijbel . In achtenveertig verzen in het O.T. : Ps 2,2 . In negen verzen in het N.T. . (1) Mt 13,2 . (2) Mt 22,34 . (3) Mt 26,3 . (4) Mt 26,57 . (5) Mt 27,62 . (6) Mc 2,2 . (7) Hnd 4,26 . (8) Hnd 4,27 . (9) Hnd 15,6 .
In Hnd 4,26 wordt Ps 2,2 geciteerd . In Hnd 4,27 wordt deze Psalm toegepast op Jezus . De formulering laat er geen twijfel over bestaan dat de samenkomst van de Farizeeën tegen Jezus gericht is . De formulering verwijst duidelijk naar Ps 2 : sunèchthèsan epi to auto (zij verzamelden zich op dezelfde plaats) .
10. - 12. epi to auto (op hetzelfde - op dezelfde plaats) . NT (10) : (1) Mt 22,34 . (2) Lc 17,35 . (3) Hnd 1,15 . (4) Hnd 2,1 . (5) Hnd 2,44 . (6) Hnd 2,47 . (7) Hnd 4,26 . (8) 1 Kor 7,5 . (9) 1 Kor 11,20 . (10) 1 Kor 14,23 . Bijeenkomen op dezelfde plaats kan een positieve of een negatieve betekenis hebben . Men kan bijeenkomen om de eenheid uit te drukken . Die kan zich echter richten tegen iemand .
Mt 22,35 : : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 35 En een uit hen, zijnde een wetgeleerde, heeft gevraagd,
Hem verzoekende, en zeggende:
King James Bible . [35] Then one of them, which was a lawyer, asked him a question,
tempting him, and saying,
Luther-Bibel . 35 Und einer von ihnen, ein Schriftgelehrter, versuchte ihn und
fragte:
Tekstuitleg van Mt 22,35 . De samenkomst van de Farizeeën is bedoeld om een strategie uit te werken hoe ze Jezus in zijn woorden kunnen strikken . Ze zijn van mening dat ze Jezus kunnen vangen in verband met de hiërarchie in de Torah . Ze sturen een deskundige op Jezus af . Ze zijn ervan overtuigd dat Jezus het onderspit zal delven en dat zijn woord zijn doodsvonnis kan betekenen .
2. epèrôtèsen (hij vroeg op , hij 'onder'vroeg) . Verwijzing : epèrôtèsan (zij vroegen) , zie Mt 12,10 . Indicatief aorist derde persoon enkelvoud . In tweeëndertig verzen in de bijbel . In zestien verzen in het O.T. . In zestien verzen in het N.T. . Mt (3) . Mc (6) . Lc (5) . Joh (1) . Hnd (1) . In drie verzen bij Mt : Mt 22,35 , Mt 22,41 en Mt 27,11 .
6. nomikos (wetgeleerde) . Bij Mt is het de enigste keer dat de term nomikos (wetgeleerde) wordt gebruikt . Een vorm van nomikos komt 6X voor in Lc en 1X in Tit .
7. peirazôn (beproefende) . Het tegenwoordig deelwoord nominatief enkelvoud van peirazô (beproeven) komt bij Mt slechts in twee verzen voor : (1) Mt 4,3 . (2) Mt 22,35 . In Mt 4,3 stelt de beproevende de vraag : 'Indien gij de zoon van God zijt... ' . De beproevende wil Jezus afbrengen van zijn dienst aan God . In beide gevallen stelt Jezus God voorop . In Mt 4,4 antwoordt Jezus : 'De mens leeft niet van brood alleen maar van elk woord dat komt uit de mond van God.' In Mt 22,36 antwoordt Jezus : 'U zult de Heer uw God liefhebben... ' Jezus kiest voor God en verduidelijkt zijn relatie tot God als een veelgeliefde zoon (Mt 3,17 : het doopsel van Jezus) . Jezus citeert Dt 6,5 , het sjema Israël : 'Hoor Israël ... U zult de heer uw God liefhebben* met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten .' Dit vers telt 10 woorden alsof de 10 geboden in dit vers vervat zijn . Maar er is meer . Jezus is geen wetgeleerde die theoretisch weet wat het voornaamste gebod is , hij weet dat vanuit zijn beleving . Dat maakt de grote tegenstelling met de wetgeleerde uit . Hij weet wel en handelt niet ernaar . Hij brengt de ander in bekoring . Vanuit zijn contact en medeleven met medemensen weet Jezus maar al te goed hoe belangrijk de liefde tot de medemens is . Hij citeert Lev 19,18 . Hij koppelt beide geboden aan elkaar . Deze koppeling komt vanuit zijn beleving .
Mt 22,36 : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 36 Meester! welk is het grote gebod in de wet?
King James Bible . [36] Master, which is the great commandment in the law?
Luther-Bibel . 36 Meister, welches ist das höchste Gebot im Gesetz?
Tekstuitleg van Mt 22,36 .
3.
entolè (opdracht) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc |
Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
nom. + dat. enk. entolè(i) | 24 | 10 | 14 | 2 : (1) Mt 22,36 . (2) Mt 22,38 . | 2 | 2 | 8 | 4 | 6 | |||
gen. enk. entolès | 16 | 7 | 9 | 9 | ||||||||
acc. enk. entolèn | 42 | 24 | 18 | 1 : Mt 15,3 . | 3 | 2 | 3 | 1 | 8 | 6 | 9 | |
nom. + acc mv. entolai | 11 | 10 | 1 | 1 | ||||||||
gen. mv. entolôn | 27 | 24 | 3 | 1 : Mt 5,19 . | 2 | 1 | 1 | |||||
dat. mv. entolais | 20 | 17 | 3 | 1 : Mt 22,40 . | 1 | 1 | 2 | 2 | ||||
acc. mv. entolas | 145 | 128 | 17 | 1 : Mt 19,17 . | 1 | 1 | 4 | 8 | 2 | 3 | 7 | |
Totaal | 285 | 220 | 65 | 6 | 6 | 4 | 9 | 1 | 37 | 2 | 16 | 25 |
Een vorm van entolè (opdracht) bij Mt | (1) Mt 5,19 . (2) Mt 15,3 . (3) Mt 19,17 . (4) Mt 22,36 . (5) Mt 22,38 . (6) Mt 22,40. |
Een vorm van entolè (opdracht , gebod) komt in het N.T. in 65 verzen
voor ; bij de synoptici in 16 verzen , bij Matteüs in 6 verzen . In drie
verzen van onze pericope komt een vorm ervan voor . De wetgeleerde vraagt het
grootste gebod . Jezus geeft het grootste gebod , maar noemt dat gebod ook het
eerste . Het tweede gebod is eraan gelijk . Deze twee geboden omvatten de wet
en de profeten . In plaats van opdracht , gebod zouden we eerder spreken van
opgave .
Jezus wordt aangesproken als leraar (didaskale) . De Farizeeën vragen hem
naar de voornaamste opdracht (opgave) . De combinatie van 'leren' en 'opdragen'
vinden we in het laatste vers van Mt : Mt 28,20 'Leer hen te bewaren alles wat
ik u heb opgedragen' .
Mt 22,37 : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 37 En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere,
uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand.
King James Bible . [37] Jesus said unto him, Thou shalt love the Lord thy God
with all thy heart, and with all thy soul, and with all thy mind.
Luther-Bibel . 37 Jesus aber antwortete ihm: »Du sollst den Herrn, deinen Gott,
lieben von ganzem Herzen, von ganzer Seele und von ganzem Gemüt « (5.Mose 6,5).
Tekstuitleg van Mt 22,37 .
8. Een vorm van het woord God wordt in Mt weinig gebruikt . Van de 44 verzen zijn er 28 verzen waarin de genitief wordt gebruikt : zoon van God , koninkrijk van God enz. De accusatief , het lijdend voorwerp , komt in zes verzen voor , in het zevende vers is het een accusatief na het voorzetsel epi (op) . Behalve de zinnen ' zij verheerlijkten God ' zijn de andere zinnen citaten uit het O.T. . Ze geven de fundamentele gerichtheid van Jezus weer .
theos (God) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. |
nom. enk. theos ( God) | 1686 | 1311 | 287 | 6 | 8 | 15 | 17 | 58 | 163 | 20 | 29 | 46 | 143 | 20 |
gen. enk. theou (van God) | 1517 | 770 | 641 | 28 | 31 | 70 | 43 | 56 | 360 | 53 | 129 | 172 | 293 | 67 |
dat. enk. theô(i) (aan God) | 433 | 249 | 154 | 3 | 2 | 9 | 4 | 13 | 110 | 13 | 14 | 18 | 97 | 13 |
acc. enk. theon (God) | 496 | 300 | 142 | 7 | 3 | 23 | 12 | 30 | 62 | 5 | 33 | 45 | 43 | 19 |
Totaal | 4132 | 2630 | 1224 | 44 | 44 | 117 | 76 | 157 | 695 | 91 | 205 | 281 | 576 | 119 |
theos (God) | Mt 4 | Mt 5 | Mt 9 | Mt 15 | Mt 22 | Mt 27 | |
acc. enk. theon | 2 : (1) Mt 4,7 . (2) Mt 4,10 . | 1 : Mt 5,8 . | 1 : Mt 9,8 . | 1 : Mt 15,31 . | 1 : Mt 22,37 . | 1 : Mt 27,43 . | 7 |
Mt 4,7 : ' U zult de Heer uw God niet op de proef stellen ' .
Mt 4,10 : ' U zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen ' .
Mt 5,8 : ' Want zij zullen God zien ' .
Mt 9,8 : ' Zij verheerlijkten God ' .
Mt 15,31 : ' En zij verheerlijkten de God van Israël ' .
Mt 22,37 : ' U zult de Heer uw God beminnen ... ' .
Mt 27,43 : ' Hij heeft zijn vertrouwen gesteld op God ' .
Mt 22,38 : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 38 Dit is het eerste en het grote gebod.
King James Bible . [38] This is the first and great commandment.
Luther-Bibel . 38 Dies ist das höchste und größte Gebot.
Tekstuitleg van Mt 22,38 .
Mt 22,39 - Mt 22,39 : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 39 En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben
als uzelven.
King James Bible . [39] And the second is like unto it, Thou shalt love thy
neighbour as thyself.
Luther-Bibel . 39 Das andere aber ist dem gleich: »Du sollst deinen Nächsten
lieben wie dich selbst« (3.Mose 19,18).
Tekstuitleg van Mt 22,39 .
Op de berg ontving Mozes twee stenen tafels . De eerste tafel bevat de geboden tot God , de tweede de geboden jegens de medemens .
Mt 22,40 : 293. Vraag naar het eerste gebod - Mc 12,28-34 - Mt 22,34-40 - Lc 20,39-40 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,34 - Mt 22,35 - Mt 22,36 - Mt 22,37 - Mt 22,38 - Mt 22,39 - Mt 22,40 - | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling . 40 Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.
King James Bible . [40] On these two commandments hang all the law and the prophets.
Luther-Bibel . 40 In diesen beiden Geboten hängt das ganze Gesetz und die Propheten.
Tekstuitleg van Mt 22,40 .
294. Zoon en Heer van David : Mt 22,41-46 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44
Mt 22,41 - Mt 22,41 : 294. Zoon en Heer van David -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [41] While the Pharisees were gathered together, Jesus asked
them,
Luther-Bibel . 41 Als nun die Pharisäer beieinander waren, fragte sie Jesus:
Tekstuitleg van Mt 22,41 .
Mt 22,42 - Mt 22,42 : 294. Zoon en Heer van David -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [42] Saying, What think ye of Christ? whose son is he? They
say unto him, The Son of David.
Luther-Bibel . 42 Was denkt ihr von dem Christus? Wessen Sohn ist er? Sie antworteten:
Davids.
Tekstuitleg van Mt 22,42 .
Christou . Verwijzing : Christos (Christus) , zie Mt 1,1 . Genitief enkelvoud . In vijf verzen bij Matteüs : (1) Mt 1,1 (-) . (2) Mt 1,17 (+) . (3) Mt 1,18 (+) . (4) Mt 11,2 (+) . (5) Mt 22,42 (+) .
Mt 22,43 - Mt 22,43 : 294. Zoon en Heer van David -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [43] He saith unto them, How then doth David in spirit call
him Lord, saying,
Luther-Bibel . 43 Da fragte er sie: Wie kann ihn dann David durch den Geist
Herr nennen, wenn er sagt (Psalm 110,1):
Tekstuitleg van Mt 22,43 .
Mt 22,44 - Mt 22,44 : 294. Zoon en Heer van David -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [44] The LORD said unto my Lord, Sit thou on my right hand,
till I make thine enemies thy footstool?
Luther-Bibel . 44 »Der Herr sprach zu meinem Herrn: Setze dich zu meiner Rechten,
bis ich deine Feinde unter deine Füße lege«?
Tekstuitleg van Mt 22,44 .
Mt 22,45 - Mt 22,45 : 294. Zoon en Heer van David -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [45] If David then call him Lord, how is he his son?
Luther-Bibel . 45 Wenn nun David ihn Herr nennt, wie ist er dann sein Sohn?
Tekstuitleg van Mt 22,45 .
Mt 22,46 - Mt 22,46 : 294. Zoon en Heer van David -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 22 -- Mt 22,41 - Mt 22,42 - Mt 22,43 - Mt 22,44 - Mt 22,45 - Mt 22,46 -- Mc 12,35-37a - Mt 22,41-46 - Lc 20,41-44 | ||||||||||||||||
|
Statenvertaling .
King James Bible . [46] And no man was able to answer him a word, neither durst
any man from that day forth ask him any more questions.
Luther-Bibel . 46 Und niemand konnte ihm ein Wort antworten, auch wagte niemand
von dem Tage an, ihn hinfort zu fragen.
Tekstuitleg van Mt 22,46 .
1 et respondens Iesus dixit iterum in parabolis eis dicens 2 simile factum est regnum caelorum homini regi qui fecit nuptias filio suo 3 et misit servos suos vocare invitatos ad nuptias et nolebant venire 4 iterum misit alios servos dicens dicite invitatis ecce prandium meum paravi tauri mei et altilia occisa et omnia parata venite ad nuptias 5 illi autem neglexerunt et abierunt alius in villam suam alius vero ad negotiationem suam 6 reliqui vero tenuerunt servos eius et contumelia adfectos occiderunt 7 rex autem cum audisset iratus est et missis exercitibus suis perdidit homicidas illos et civitatem illorum succendit 8 tunc ait servis suis nuptiae quidem paratae sunt sed qui invitati erant non fuerunt digni 9 ite ergo ad exitus viarum et quoscumque inveneritis vocate ad nuptias 10 et egressi servi eius in vias congregaverunt omnes quos invenerunt malos et bonos et impletae sunt nuptiae discumbentium 11 intravit autem rex ut videret discumbentes et vidit ibi hominem non vestitum veste nuptiali 12 et ait illi amice quomodo huc intrasti non habens vestem nuptialem at ille obmutuit 13 tunc dixit rex ministris ligatis pedibus eius et manibus mittite eum in tenebras exteriores ibi erit fletus et stridor dentium 14 multi autem sunt vocati pauci vero electi 15 tunc abeuntes Pharisaei consilium inierunt ut caperent eum in sermone 16 et mittunt ei discipulos suos cum Herodianis dicentes magister scimus quia verax es et viam Dei in veritate doces et non est tibi cura de aliquo non enim respicis personam hominum 17 dic ergo nobis quid tibi videatur licet censum dare Caesari an non 18 cognita autem Iesus nequitia eorum ait quid me temptatis hypocritae 19 ostendite mihi nomisma census at illi obtulerunt ei denarium 20 et ait illis Iesus cuius est imago haec et suprascriptio 21 dicunt ei Caesaris tunc ait illis reddite ergo quae sunt Caesaris Caesari et quae sunt Dei Deo 22 et audientes mirati sunt et relicto eo abierunt 23 in illo die accesserunt ad eum Sadducaei qui dicunt non esse resurrectionem et interrogaverunt eum 24 dicentes magister Moses dixit si quis mortuus fuerit non habens filium ut ducat frater eius uxorem illius et suscitet semen fratri suo 25 erant autem apud nos septem fratres et primus uxore ducta defunctus est et non habens semen reliquit uxorem suam fratri suo 26 similiter secundus et tertius usque ad septimum 27 novissime autem omnium et mulier defuncta est 28 in resurrectione ergo cuius erit de septem uxor omnes enim habuerunt eam 29 respondens autem Iesus ait illis erratis nescientes scripturas neque virtutem Dei 30 in resurrectione enim neque nubent neque nubentur sed sunt sicut angeli Dei in caelo 31 de resurrectione autem mortuorum non legistis quod dictum est a Deo dicente vobis 32 ego sum Deus Abraham et Deus Isaac et Deus Iacob non est Deus mortuorum sed viventium 33 et audientes turbae mirabantur in doctrina eius 34 Pharisaei autem audientes quod silentium inposuisset Sadducaeis convenerunt in unum 35 et interrogavit eum unus ex eis legis doctor temptans eum 36 magister quod est mandatum magnum in lege 37 ait illi Iesus diliges Dominum Deum tuum ex toto corde tuo et in tota anima tua et in tota mente tua 38 hoc est maximum et primum mandatum 39 secundum autem simile est huic diliges proximum tuum sicut te ipsum 40 in his duobus mandatis universa lex pendet et prophetae 41 congregatis autem Pharisaeis interrogavit eos Iesus 42 dicens quid vobis videtur de Christo cuius filius est dicunt ei David 43 ait illis quomodo ergo David in spiritu vocat eum Dominum dicens 44 dixit Dominus Domino meo sede a dextris meis donec ponam inimicos tuos scabillum pedum tuorum 45 si ergo David vocat eum Dominum quomodo filius eius est 46 et nemo poterat respondere ei verbum neque ausus fuit quisquam ex illa die eum amplius interrogare
COMMENTAAR Mt 21 - Mt 22
In Mt 21 komt Jezus in Jeruzalem en ontmoet er de hogepriesters en schriftgeleerden (Mt 21,15) , de hogepriesters en de oudsten (Mt 21,23) , de hogepriesters en de Farizeeën (Mt 21,45) , leerlingen van de Farizeeën en de Herodianen (Mt 22,16) , de Sadduceeën (Mt 22,23) en de Farizeeën (Mt 22,34 en Mt 22,41) .
hogepriesters - Farizeeën - schriftgeleerden - ouderen
archiereus (hogepriester) (25) | farisaios (Farizeeër) (28) | grammateus (schriftgeleerde) (22) | presbuteros (oudere) (12) | ||
archiereus (hogepriester) | 2 | 6 | 11 | ||
farisaios (Farizeeër) | 2 | 10 | |||
grammateus (schriftgeleerde) | 6 | 10 | 4 | ||
presbuteros (oudere) | 11 | 4 | |||
afzonderlijk | 8 | 16 | 5 | 1 |
archiereus (hogepriester) (25) | farisaios (Farizeeër) (28) | grammateus (schriftgeleerde) (22) | presbuteros (oudere) (12) | ||
archiereus (hogepriester) | 2 : 2 : (1) Mt 21,45 (nom.) . (2) Mt 27,62 (nom.) . | 6 : (1) Mt 2,4 (acc. mv) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) Mt 20,18 (dat. mv.) . (4) Mt 21,15 (nom. mv.) . (5) Mt 26,57 (nom. mv.) . (6) Mt 27,41 (nom. mv.) . | 11 : (1) Mt 16,21 (gen. mv.) . (2) Mt 21,23 (nom. mv.) . (3) Mt 26,3 (nom. mv.) . (4) Mt 26,47 (gen. mv.) . (5) Mt 26,57 . (6) Mt 27,1 (nom. mv.) . (7) Mt 27,3 (dat. mv.) . (8) Mt 27,12 (gen. mv.) . (9) Mt 27,20 (nom. mv.) . (10) Mt 27,41 (gen. mv.) . (11) Mt 28,11 - Mt 28,12 . | ||
farisaios (Farizeeër) | 2 : 2 : (1) Mt 21,45 (nom.) . (2) Mt 27,62 (nom.) . | 10 : (1) Mt 5,20 (gen. mv.) . (2) Mt 12,38 (gen. mv.) . (3) Mt 15,1 (nom. mv.) . (4) Mt 23,2 (nom. mv.) . (5) Mt 23,13 (voc. mv.) . (6) Mt 23,15 (voc. mv.) . (7) Mt 23,23 (voc. mv.) . (8) Mt 23,25 (voc. mv.) . (9) Mt 23,27 (voc. mv.) . (107) Mt 23,29 (voc. mv.) . | - | ||
grammateus (schriftgel. | 6 : (1) Mt 2,4 (acc. mv) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) Mt 20,18 (dat. mv.) . (4) Mt 21,15 (nom. mv.) . (5) Mt 26,57 (nom. mv.) . (6) Mt 27,41 (nom. mv.) . | 10 : (1) Mt 5,20 (gen. mv.) . (2) Mt 12,38 (gen. mv.) . (3) Mt 15,1 (nom. mv.) . (4) Mt 23,2 (nom. mv.) . (5) Mt 23,13 (voc. mv.) . (6) Mt 23,15 (voc. mv.) . (7) Mt 23,23 (voc. mv.) . (8) Mt 23,25 (voc. mv.) . (9) Mt 23,27 (voc. mv.) . (107) Mt 23,29 (voc. mv.) . | 4 : (1) Mt 15,1 + Mt 15,2 (gen. mv.) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) (6) Mt 26,57 (nom. mv.) . (4) Mt 27,41 (gen. mv.) . | ||
presbuteros (oudere) | 11 : (1) Mt 16,21 (gen. mv.) . (2) Mt 21,23 (nom. mv.) . (3) Mt 26,3 (nom. mv.) . (4) Mt 26,47 (gen. mv.) . (5) Mt 26,57 . (6) Mt 27,1 (nom. mv.) . (7) Mt 27,3 (dat. mv.) . (8) Mt 27,12 (gen. mv.) . (9) Mt 27,20 (nom. mv.) . (10) Mt 27,41 (gen. mv.) . (11) Mt 28,11 - Mt 28,12 . | - | 4 : (1) Mt 15,1 + Mt 15,2 (gen. mv.) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) (6) Mt 26,57 (nom. mv.) . (4) Mt 27,41 (gen. mv.) . | ||
afzonderlijk | 7 : (1) Mt 26,3 (gen. enk.) . (2) Mt 26,51 (gen. enk.) . (3) Mt 26,57 (acc. enk.) . (4) Mt 26,58 (gen. enk.) . (5) Mt 26,62 (nom. enk.) . (6) Mt 26,63 (nom. enk.) . (7) Mt 26,65 (nom. enk.) . | 16 : (1) Mt 3,7 (gen.) . (2) Mt 9,11 (nom.) . (3) Mt 9,14 (nom.) . (4) Mt 9,34 (nom.) . (5) Mt 12,2 (nom.) . (6) Mt 12,14 (nom.) . (7) Mt 12,24 (nom.) . (8) Mt 15,12 (nom.) . (9) Mt 16,1 (nom.) . (10) Mt 16,6 (gen.) . (11) Mt 16,11 (gen.) . (12) Mt 16,12 (gen.) . (13) Mt 19,3 (nom.) . (14) Mt 22,15 (nom.) . (15) Mt 22,34 (nom.) . (16) Mt 22,41 (gen.) . | 5 : (1) Mt 8,19 (nom. enk.) . (2) Mt 9,3 (gen. mv.) . (3) Mt 13,52 (nom. enk.) . (4) Mt 17,10 (nom. mv.) . (5) Mt 23,34 (acc. mv.) . | (1) Mt 15,2 (gen. mv.) . |
Bij dit overzicht wordt aangeduid wanneer een groep afzonderlijk of met anderen wordt vermeld of optreedt . De hogepriesters , de schriftgeleerden en de ouderen komen samen voor in Mt 16,21 (eerste lijdensvoorspelling) en in Mt 27,41 (bespotting van Jezus aan het kruis) . De Farizeeën treden verder op met de Herodianen in Mt 22,16 en met de Sadduceeën in ((1) Mt 3,7 . (2) Mt 16,1 . (3) Mt 16,6 . (4) Mt 16,11 . (5) Mt 16,12) .
Hogepriesters
vorm van archiereus (hogepriester) | 25 : (1) Mt 2,4 (acc. mv.) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) Mt 20,18 (dat. mv.) . (4) Mt 21,15 (nom. mv.) . (5) Mt 21,23 (nom. mv.) . (6) Mt 21,45 (nom. mv.) . (7) Mt 26,3 (nom. mv.) . (8) Mt 26,3 (gen. enk.) . (9) Mt 26,14 (acc. mv.) . (10) Mt 26,47 (gen. mv.) . (11) Mt 26,51 (gen. enk.) . (12) Mt 26,57 (acc. enk.) . (13) Mt 26,58 (gen. enk.) . (14) Mt 26,59 (gen. mv.) . (15) Mt 26,62 (nom. enk.) . (16) Mt 26,63 (nom. enk.) . (17) Mt 26,65 (nom. enk.) . (18) Mt 27,1 (nom. mv.) . (19) Mt 27,3 (dat. mv.) . (20) Mt 27,6 (nom. mv.) . (21) Mt 27,12 (gen. mv.) . (22) Mt 27,20 (nom. mv.) . (23) Mt 27,41 (nom. mv.) . (24) Mt 27,62 (nom. mv.) . (25) Mt 28,11 (dat. mv.) . |
In het N.T. komt een vorm van het zelfstandig naamwoord archiereus (hogepriester) in 122 verzen voor . Bij Matteüs is dat in vijfentwintig verzen of 20,49 % . In zeven verzen staat het enkelvoud . In twaalf verzen staat de nom. of acc. mv.
De hogepriesters treden op in Jeruzalem . Ze komen steeds voor met andere groepen ; het vaakst met de ouderen (11) , met de schriftgeleerden (6) en met de farizeeën (2) . In twee verzen komen ze voor samen met de ouderen en de schriftgeleerden . Van de 25 verzen is er achtmaal sprake van de hogepriester (in het enkelvoud) . Hij speelt een beslissende rol bij de veroordeling van Jezus . Hierna wordt hij niet meer vermeld . In Mt 16,21 worden ze door Jezus vermeld bij zijn eerste lijdensvoorspelling , in Mt 20,18 bij zijn derde lijdensvoorspelling . In Mt 21,1 komt Jezus Jeruzalem binnen . Hij wordt door het volk en door de kinderen verwelkomd met een Hossana , de zoon van David . De hogepriesters en de schriftgeleerden zijn in de tempel aanwezig en vragen om een reactie bij wat de kinderen roepen (Mt 21,16) . Bij een volgend optreden vragen de hogepriesters en de ouderen naar zijn bevoegdheid (Mt 21,24) . Ze voelen zich bedreigd ; hij komt op hun terrein . Na de parabel van een vader met twee zonen en de parabel van de boosaardige wijngaardarbeiders besluiten de hogepriesters en de Farizeeën om beslag op Jezus te leggen . Maar ze wachten omdat het niet de goede gelegenheid is omwille van het volk . Hier zien we voor de eerste maal de hogepriesters en de Farizeeën samen . De Farizeeën waren reeds lang van plan om Jezus uit de weg te ruimen . We zien de hogepriesters en de Farizeeën een tweede maal samen bij het sturen van afgevaardigden naar Pilatus om een wacht bij Jezus'graf uit te zetten . Je kon toch nooit weten dat Hij verrees . Tot het begin van het lijdensverhaal (Mt 26,3) horen we niets meer over hen .
Farizeeën
Een vorm van farisaios (Farizeeër) : nom. + gen. mv. | 28 : (1) Mt 3,7 (gen.) . (2) Mt 5,20 (gen.) . (3) Mt 9,11 (nom.) . (4) Mt 9,14 (nom.) . (5) Mt 9,34 (nom.) . (6) Mt 12,2 (nom.) . (7) Mt 12,14 (nom.) . (8) Mt 12,24 (nom.) . (9) Mt 12,38 (gen.) . (10) Mt 15,1 (nom.) . (11) Mt 15,12 (nom.) . (12) Mt 16,1 (nom.) . (13) Mt 16,6 (gen.) . (14) Mt 16,11 (gen.) . (15) Mt 16,12 (gen.) . (16) Mt 19,3 (nom.) . (17) Mt 21,45 (nom.) . (18) Mt 22,15 (nom.) . (19) Mt 22,34 (nom.) . (20) Mt 22,41 (gen.) . (21) Mt 23,2 (nom.) . (22) Mt 23,13 (nom.) . (23) Mt 23,15 (nom.) . (24) Mt 23,23 (nom.) . (25) Mt 23,25 (nom.) . (26) Mt 23,27 (nom.) . (27) Mt 23,29 (nom.) . (28) Mt 27,62 (nom.) . |
In het N.T. komt een vorm van het zelfstandig naamwoord farisaios (Farizeeër) in vijfennegentig verzen voor . Bij Mt komt het in achtentwintig verzen voor of 29,47 % . Het is wel opvallend dat het bij Mt slechts in de nom. mv. (21) en gen. mv. (7) voorkomt .
Zij zijn het die vanaf Galilea Jezus in het oog houden en tamelijk vlug beslissen dat hij uit de weg moet worden geruimd . Ze treden samen met de Herodianen Jezus tegemoet om hem te strikken met iets wat de keizer en koning Herodes gevoelig ligt : belasting betalen (Mt 22,17) . Door een verkeerd woord tot Herodes werd Johannes de Doper gevangen gezet en gedood . De Farizeeën namen de Herodianen onder de arm om hun plan te laten slagen : de dood van Jezus . De Herodianen laten het voor wat het was (Mt 22,22) . De Farizeeën zullen het nog niet opgeven . Na de sisser van de Sadduceeën over de opstanding van de doden pogen de Farizeeën het nog eens met de kernvraag : wat is het voornaamste gebod . Het is hun laatste vraag . Daarna zal Jezus hen nog een vraag stellen die verwijst naar zijn heerschap na zijn dood (Mt 22,45) . Voortaan zullen de Farizeeën zwijgen . Over hen horen we niets meer tot de begrafenis van Jezus .
Schriftgeleerden
Een vorm van grammateus (schriftgeleerde) . | (1) Mt 2,4 (acc. mv) . (2) Mt 5,20 (gen. mv.) . (3) Mt 7,29 (nom. mv.) . (4) Mt 8,19 (nom. enk.) . (5) Mt 9,3 (gen. mv.) . (6) Mt 12,38 (gen. mv.) . (7) Mt 13,52 (nom. enk.) . (8) Mt 15,1 (nom. mv.) . (9) Mt 16,21 (gen. mv.) . (10) Mt 17,10 (nom. mv.) . (11) Mt 20,18 (dat. mv.) . (12) Mt 21,15 (nom. mv.) . (13) Mt 23,2 (nom. mv.) . (14) Mt 23,13 (voc. mv.) . (15) Mt 23,15 (voc. mv.) . (16) Mt 23,23 (voc. mv.) . (17) Mt 23,25 (voc. mv.) . (18) Mt 23,27 (voc. mv.) . (19) Mt 23,29 (voc. mv.) . (20) Mt 23,34 (acc. mv.) . (21) Mt 26,57 (nom. mv.) . (22) Mt 27,41 (nom. mv.) . |
In het N.T. komt een vorm van het zelfstandig naamwoord grammateus (schriftgeleerde) in drieënzestig verzen voor . Bij Matteüs is dat in tweeëntwintig verzen of 34,92 % . Voor bijna 2/3 is het een nom. of acc. mv.
De schriftgeleerden zijn erbij wanneer Jezus voor het eerst in de tempel in
Jeruzalem optreedt (Mt
21,15) . Tegen hen spreekt Jezus weeklachten uit (Mt 23) . Ze zijn erbij
wanneer het sanhedrin samenkomt om een oordeel over Jezus te vellen en staan
onder het kruis om Jezus te bespotten . De schriftgeleerden worden voor de helft
van de verzen vermeld vanaf Mt 21 .
De schriftgeleerden treden slechts éénmaal samen met de Farizeeën
op nl. in Mt 15,1 .
Ouderen (prebuteros - pr - b - t - r -> priester) .
Een vorm van presbuteros (oudere) | 12 : (1) Mt 15,2 (gen. mv.) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) Mt 21,23 (nom. mv.) . (4) Mt 26,3 (nom. mv.) . (5) Mt 26,47 (gen. mv.) . (6) Mt 26,57 (nom. mv.) . (7) Mt 27,1 (nom. mv.) . (8) Mt 27,3 (dat. mv.) . (9) Mt 27,12 (gen. mv.) . (10) Mt 27,20 (nom. mv.) . (11) Mt 27,41 (gen. mv.) . (12) Mt 28,12 (gen. mv.) . |
In het N.T. komt een vorm van het zelfstandig naamwoord presbuteros (oudere) in vijfenzestig verzen voor . Bij Matteüs is dat in twaalf verzen of 18,46 % . Bij Matteüs komt presbuteros (oudere) slechts in het meervoud voor , hoofdzakelijk de nom. (5) en gen. mv. (6) .
Buiten de lijdens- (Mt 26-27) en verrijzenisverhalen (Mt 28) komt presbuteros (oudere) slechts in drie van de twaalf verzen voor . In Mt 15,2 gaat het om de traditie van de ouderen om met gewassen handen te eten . In Mt 16,21 kondigt Jezus voor de eerste maal zijn lijden in Jeruzalem aan . In Mt 21,23 zijn de ouderen bij de hogepriesters aanwezig om aan Jezus in de tempel de vraag te stellen bij welke volmacht hij handelt .
Sadduceeërs
saddoukaios (Sadduceeër) | 14 : (1) Mt 3,7 (gen. mv.) . (2) Mt 16,1 (nom. mv.) . (3) Mt 16,6 (gen. mv.) . (4) Mt 16,11 (gen. mv.) . (5) Mt 16,12 (gen. mv.) . (6) Mt 22,23 . (7) Mt 22,34 (dat. mv.) . (8) Mc 12,18 (nom. mv.) . (9) Lc 20,27 (gen. mv.) . (10) Hnd 4,1 (nom. mv.) . (11) Hnd 5,17 (gen. mv.) . (12) Hnd 23,6 (gen. mv.) . (13) Hnd 23,7 (gen. mv.) . (14) Hnd 23,8 (nom. mv.) . (Mt 22,23 // Mc 12,18 // Lc 20,27) . | 14 | 7 | 1 | 1 | 5 |
In Mt treden de Farizeeën en de Sadduceeën samen op , vooreerst bij Johannes de Doper : Mt 3,7 , vervolgens bij Jezus : Mt 16,1 . Jezus waarschuwt zijn leerlingen voor het zuurdeeg van de Farizeeën en de Sadduceeën ((1) Mt 16,6 . (2) Mt 16,11 . (3) Mt 16,12) . In Mt 22 zijn Farizeeën en Sadducxeeën wisselend bij Jezus aanwezig (Mt 22,16 : leerlingen van Jezus ; Mt 22,23 : Sadduceeën ; Mt 22,34 en Mt 22,41 : Farizeeën) .
Herodianen
In drie teksten in de bijbel . Gen. mv. hèrodianôn (van / met de Herodianen) : (1) Mt 22,16 . (2) Mc 3,6 . (3) Mc 13,13 . (Mt 22,16 // (2) Mc 3,6) .
In de meeste teksten worden de verschillende groepen getypeerd in het perspectief van het lijden , de dood en de verrijzenis van Jezus .
- theos (God) .
theos (God) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. |
nom. enk. theos ( God) | 1686 | 1311 | 287 | 6 | 8 | 15 | 17 | 58 | 163 | 20 | 29 | 46 | 143 | 20 |
gen. enk. theou (van God) | 1517 | 770 | 641 | 28 | 31 | 70 | 43 | 56 | 360 | 53 | 129 | 172 | 293 | 67 |
dat. enk. theô(i) (aan God) | 433 | 249 | 154 | 3 | 2 | 9 | 4 | 13 | 110 | 13 | 14 | 18 | 97 | 13 |
acc. enk. theon (God) | 496 | 300 | 142 | 7 | 3 | 23 | 12 | 30 | 62 | 5 | 33 | 45 | 43 | 19 |
Totaal | 4132 | 2630 | 1224 | 44 | 44 | 117 | 76 | 157 | 695 | 91 | 205 | 281 | 576 | 119 |
In het N.T. komt een vorm van het woord God in 1225 verzen voor . In Mt slechts
in 45 verzen (3,67 %) . Van de achtentwintig hoofdstukken komt een vorm van
het woord God in 17 hoofdstukken voor , in elf evenwel niet . Meest opvallend
is Mt 28 waarin een vorm van het woord God niet voorkomt . In Mt 22 komt een
vorm van het woord God zevenmaal voor in zes verzen : (1) Mt
22,16 . (2) Mt
22,21 . (3) Mt
22,21 . (4) Mt
22,29 . (5) Mt
22,31 . (6) Mt
22,32 . (7) Mt
22,37 .
Heel dikwijls komt God voor in de uitdrukking 'zoon van God' , in 'koninkrijk
van God' , in de tegenstelling satan - God , mens - God , keizer - God . De
naam God komt ook vaak voor bij het citeren van de schriften .
theos (God) | Mt 1 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 12 | Mt 14 | Mt 15 | |
nom. enk. theos | 1 : Mt 1,23 . | 1 : Mt 3,9 . | 1 : Mt 6,30 | 1 : Mt 15,4 . | 6 | ||||||
voc. enk. thee | 1 | ||||||||||
gen. enk. theou | 1 : Mt 3,16 . | 3 : (1) Mt 4,3 . (2) Mt 4,4 . (3) Mt 4,6. | 2 : (1) Mt 5,9 . (2) Mt 5,34 . | 1 : Mt 6,33 . | 1 : Mt 8,29 . | 2 : (1) Mt 12,4 . (2) Mt 12,28 . | 1 : Mt 14,33 . | 2 : (1) Mt 15,3 . (2) Mt 15,6 . | 28 | ||
dat. enk. theô(i) | 1 : Mt 6,24 . | 3 | |||||||||
acc. enk. theon | 2 : (1) Mt 4,7 . (2) Mt 4,10 . | 1 : Mt 5,8 . | 1 : Mt 9,8 . | 1 : Mt 15,31 . | 7 | ||||||
Totaal | 1 | 2 | 5 | 3 | 3 | 1 | 1 | 2 | 1 | 4 | 45 |
theos (God) | Mt 16 | Mt 19 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 26 | Mt 27 | |
nom. enk. theos | 1 : Mt 19,6 | 1 : Mt 22,32 | 6 | |||||
voc. enk. thee | 1 : Mt 27,46 . | 1 | ||||||
gen. enk. theou | 2 : (1) Mt 15,16 . (2) Mt 16,23 . | 1 : Mt 19,24 . | 2 : (1) Mt 21,31 . (2) Mt 21,43 . | 4 : (1) Mt 22,16 . (2) Mt 22,21 . (3) Mt 22,29 . (4) Mt 22,31 . | 1 : Mt 23,22 . | 2 : (1) Mt 26,61 . (2) Mt 26,63 . | 3 : (1) Mt 27,40 . (2) Mt 27,43 . (3) Mt 27,54 . | 28 |
dat. enk. theô(i) | 1 : Mt 19,26 . | 1 : Mt 22,21 . | 3 | |||||
acc. enk. theon | 1 : Mt 22,37 . | 1 : Mt 27,43 . | 7 | |||||
Totaal | 2 | 3 | 2 | 7 | 1 | 2 | 5 | 45 |
- Ièsous (Jezus) .
Ièsous | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | |
Ièsous | 1 | 3 | 4 | 1 | 7 | 10 | 1 | 4 | 2 | 4 | 4 | 5 | 6 | 8 | 1 | 7 | 6 | 9 | 4 | 1 | 2 | 12 | 4 | 4 | 110 | ||||
Ièsou | 2 | 1 | 1 | 2 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 8 | 4 | 25 | |||||||||||||||||
Ièsoun | 2 | 1 | 1 | 3 | 7 | 1 | 15 | ||||||||||||||||||||||
totaal | 5 | 1 | 3 | 4 | 1 | 8 | 12 | 1 | 4 | 2 | 4 | 7 | 6 | 6 | 11 | 2 | 7 | 6 | 10 | 4 | 1 | 2 | 23 | 15 | 5 | 150 |
In het N.T. komt een vorm van de naam Jezus in 892 verzen voor . Bij Mt is dat in 150 verzen (16,81 %) . In Mt 26 - Mt 28 (lijdens- en verrijzenisverhalen) komt een vorm van de naam Jezus in drieënveertig verzen (28,66 %) voor .
David
dauid (David) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | |
957 | 903 | 54 | 15 | 7 | 12 | 1 | 10 | 6 | 3 |
dauid (David) in Mt : (1) Mt
1,1 . (2) Mt
1,6 . (3) Mt
1,17 . (4) Mt
1,20 . (5) Mt
9,27 . (6) Mt
12,3 . (7) Mt
12,23 . (8) Mt
15,22 . (9) Mt
20,30 . (10) Mt
20,31 . (11) Mt
21,9 . (12) Mt
21,15 . (13) Mt
22,42 . (14) Mt
22,43 . (15) Mt
22,45 .
In Mt komt David voor in verband met de genealogie en de afkomst van Jezus (Mt
1) en in verband met Jeruzalem (Mt 20 - Mt 22) . Er resten dan nog vier verzen
.