- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
Overzicht van het Matteüsevangelie : Mt
: overzicht , Mt
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Mt
: commentaar ,
Overzicht van het N.T. : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y
- Z - ,
NT : commentaar
,
Hoofdstukken van het Matteüsevangelie : Mt
1 , Mt
2 , Mt
3 , Mt
4 , Mt
5 , Mt
6 , Mt
7 , Mt
8 , Mt
9 , Mt
10 , Mt
11 , Mt
12 , Mt
13 , Mt
14 , Mt
15 , Mt
16 , Mt
17 , Mt
18 , Mt
19 , Mt
20 , Mt
21 , Mt
22 , Mt
23 , Mt
24 , Mt
25 , Mt
26 , Mt
27 , Mt
28 .
Pericopen - Mt
26,1-5 - Mt
26,6-13 - Mt
26,14-16 - Mt
26,17-19 - Mt
26,20-25 - Mt
26,26-29 - Mt
26,30-35 - Mt
26,36-46 - Mt
26,47-56 - Mt
26,57-58 -
Mt 26,59-66 - Mt
26,67-68 - Mt
26,69-75 -
Vers per vers - Mt
26,1 - Mt
26,2 - Mt
26,3 - Mt
26,4 - Mt
26,5 - Mt
26,6 - Mt
26,7 - Mt
26,8 - Mt
26,9 - Mt
26,10 - Mt
26,11 - Mt
26,12 - Mt
26,13 - Mt
26,14 - Mt
26,15 - Mt
26,16 - Mt
26,17 - Mt
26,18 - Mt
26,19 - Mt
26,20 - Mt
26,21 - Mt
26,22 - Mt
26,23 - Mt
26,24 - Mt
26,25 - Mt
26,26 - Mt
26,27 - Mt
26,28 - Mt
26,29 - Mt
26,30 - Mt
26,31 - Mt
26,32 - Mt
26,33 - Mt
26,34 - Mt
26,35 - Mt
26,36 - Mt
26,37 - Mt
26,38 - Mt
26,39 - Mt
26,40 - Mt
26,41 - Mt
26,42 - Mt
26,43 - Mt
26,44 - Mt
26,45 - Mt
26,46 - Mt
26,47 - Mt
26,48 - Mt
26,49 - Mt
26,50 - Mt
26,51 - Mt
26,52 - Mt
26,53 - Mt
26,54 - Mt
26,55 - Mt
26,56 - Mt
26,57 - Mt
26,58 - Mt
26,59 - Mt
26,60 - Mt
26,61 - Mt
26,62 - Mt
26,63 - Mt
26,64 - Mt
26,65 - Mt
26,66 - Mt
26,67 - Mt
26,68 - Mt
26,69 - Mt
26,70 - Mt
26,71 - Mt
26,72 - Mt
26,73 - Mt
26,74 - Mt
26,75 -
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
, Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta
: commentaar ,
Overzicht van het NT : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
- C-jaar -- Lc
1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc
5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc
9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 , 2de
(tweede) zondag van de advent C .
1. Hebreeuwse bijbel | 2. Targumim | 3. LXX (1) , LXX (2) , Griekse tekst N.T. | 4. Vulgata |
5. Statenvertaling | 6. Willibrordvertaling | 7. Nieuwe Vertaling | 8. http://naardensebijbel.nl/zoek.php . |
9. Bible de Jérusalem | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | 12. liturgische lezing | 13. Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm |
In hun synopsis van de eerste drie evangeliën (Leuven, Vlaamse
Bijbelstichting, 1986; Turnhout, Brepols, ) onderscheiden Adelbert Denaux en
Marc Vervenne volgende pericopen in het zesentwintigste hoofdstuk van het Matteüsevangelie
:
317. Complot tegen Jezus : Mc
14,1-2 - Mt
26,1-5 - Lc
22,1-2
318. Zalving van Jezus te Betanië : Mc
14,3-9 - Mt
26,6-13 - Lc
7,36-50
319. Verraad van Judas : Mc
14,10-11 - Mt
26,14-16 - Lc
22,3-6
320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc
14,12-16 - Mt
26,17-19 - Lc
22,7-13
321. Aanduiding van de verrader : Mc
14,17-21 - Mt
26,20-25 - Lc
22,14
322. Instelling van de eucharistie : Mc
14,22-25 - Mt
26,26-29 - Lc
22,15-20
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening
: Mc
14,26-31 - Mt
26,30-35 - Lc
22,39
329. Jezus in Getsemane : Mc
14,32-42 - Mt
26,36-46 - Lc
22,40-46
330. Gevangenneming van Jezus : Mc
14,43-52 - Mt
26,47-56 - Lc
22,47-53
331. Naar de hogepriester : Mc
14,53-54 - Mt
26,57-58 - Lc
22,54-55
332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc
14,55-64 -
Mt 26,59-66 - Lc
22,66-71
333. Bespotting van Jezus : Mc
14,65 - Mt
26,67-68 - Lc
22,63-65
334. Verloochening van Petrus : Mc
14,66-72 - Mt
26,69-75 - Lc
22,56-62
317. Complot tegen Jezus : Mt 26,1-5 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Mt 26,1 - Mt 26,2 -- Mt 26,3 - Mt 26,4 - Mt 26,5 -
Mt 26,1 - Mt 26,1 : 317. Complot tegen Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Mt 26,1 - Mt 26,2 -- Mt 26,3 - Mt 26,4 - Mt 26,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] And it came to pass, when Jesus had finished all these
sayings, he said unto his disciples,
Luther-Bibel . 1 Und es begab sich, als Jesus alle diese Reden vollendet hatte,
dass er zu seinen Jüngern sprach:
Tekstuitleg van Mt 26,1 . Dit vers Mt 26,1 telt 14 (2 X 7) woorden en 72 (2 X 2 X 2 X 3 X 3 of 8 X 9) letters . De getalwaarde van Mt 26,1 is 8937 (3 X 3 X 3 X 331) . Dit vers telt twee delen . In het ene deel wordt de apocalyptische (Mt 24-25) rede afgesloten en in het tweede deel van het vers wordt het lijdensverhaal (Mt 26-27) ingeleid .
Matteüs beëindigt de vijf redes van Jezus telkens met een bijna identieke formulering. Hiermee is het ook duidelijk dat Matteüs in zijn evangelie vijf redes brengt.
Mt 7,28 | Mt 11,1 | Mt 13,53 | Mt 19,1 | Mt 26,1 |
Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) | Kai (en) |
egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) | egeneto (het gebeurde) |
hote (toen) | hote (toen) | hote (toen) | hote (toen) | hote (toen) |
etelesen (beëindigde) | etelesen (beëindigde) | etelesen (beëindigde) | etelesen (beëindigde) | etelesen (beëindigde) |
ho Iijsous (Jezus) | ho Iijsous (Jezus) | ho Iijsous (Jezus) | ho Iijsous (Jezus) | ho Iijsous (Jezus) |
tous logous toutous (deze woorden) | tas parabolas tautas (deze parabels) | tous logous toutous (deze woorden) | pantas tous logous toutous (al deze woorden) | |
bergrede : Mt 5-7 | zendingsrede :Mt 10 | parabelrede : Mt 13 | kerkrede : Mt 18 | eschatologische rede :Mt 25 |
54. Slot van de bergrede : Mc 1,22 // Mt 7,28-29 // Lc 4,32 | - | Hierna volgt : 145. Prediking te Nazaret en verwerping : Mc 6,1-6a // Mt 13,53-58 ( // Lc 4,16-30) | 264. Van Galilea naar Judea : Mc 10,1 // Mt 19,1-2 | Hierna volgt het passieverhaal. 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 // Mt 26,1-5 // Lc 22,1-2 |
bergrede : Mt 5-7 | zendingsrede :Mt 10 | parabelrede : Mt 13 | kerkrede : Mt 18 | eschatologische rede :Mt 25 |
Mt 26,1.3. ὁτε = hote (toen) . Taalgebruik in het NT : hote (toen) . Taalgebruik in de LXX : hote (toen) . Matteüs (12) : (1) Mt 7,28 . (2) Mt 9,25 . (3) Mt 11,1 . (4) Mt 12,3 . (5) Mt 13,26 . (6) Mt 13,48 . (7) Mt 13,53 . (8) Mt 19,1 . (9) Mt 21,1 . (10) Mt 21,34 . (11) Mt 26,1 . (12) Mt 27,31 .
hote (toen) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
hote | 220 | 118 | 102 | 12 | 12 | 12 | 21 | 10 | 22 | 13 | 36 | 47 | 20 | 2 |
Mt
26,1.4. וַיְכַל = wajëkhal (en hij eindigde, voltooide) < prefix voegwoord wë + piel imperfect. 3de pers. mann. enk. . Zie het werkw. כָּלָה = kâlâh (voltooien, eindigen) . Taalgebruik in Tenakh : kâlâh (voltooien, eindigen) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 28 OF 55 . Structuur : 2 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Bijbel (14) . Pentateuch (6) : (1) Gn 2,2 . (2) Gn 17,22 . (3) Gn 49,33 . (4) Ex 34,33 . (5) Ex 40,33 . (6) Dt 31,1 .
- act. ind. aor. 3de pers. enk. συνετελεσεν = sunetelesen (hij beëindigde / voltooide) van het werkw. συντελεω = sunteleô (voltooien) . Taalgebruik in het NT : sunteleô (voltooien) . Taalgebruik in de LXX : sunteleô (voltooien) . Bijbel (42) . LXX (42) . NT (0) . Pentateuch (7) : (1) Gn 2,2 . (2) Gn 17,22 . (3) Ex 40,33 . (4) Nu 7,1 . (5) Dt 31,1 . (6) Dt 31,24 . (7) Dt 32,45 . Variante lezing : Mt 7,28 .
- act. ind. aor. 3de pers. enk. ετελεσεν = etelesen van het werkw. τελεω = teleô (1. voleindigen, voltooien, vervullen. 3. betalen) . Taalgebruik in het NT : teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) . Taalgebruik in de LXX : teleô (voleindigen, voltooien, vervullen) . Bijbel = NT (5) : (1) Mt 7,28 . (2) Mt 11,1 . (3) Mt 13,53 . (4) Mt 19,1 . (5) Mt 26,1 .
Mt 26,1.7. כל = kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 23 OF 50 (2 X 5²) . Structuur : 2 - 3 . Tenakh (2709) . Pentateuch (824) . Eerdere Profeten (584) . Latere Profeten (505) . 12 Kleine Profeten (104) . Geschriften (692) .
Mt 26,1.8. - 9. acc. mann. mv. λογους = logous (woorden) van het zelfst. naamw. λογος = logos (woord) . Taalgebruik in het NT : logos (woord) . logos (woord) . Taalgebruik in de LXX : logos (woord) .
logos (woord) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
8 | acc. mv. logous | 286 | 264 | 22 | 6 | 1 | 3 | 2 | 4 | 1 | 5 | ||
Totaal | 1393 | 1071 | 322 | 31 | 24 | 32 | 38 | 65 | 114 | 18 | 87 | 125 |
- הַדְּבָרִים = haddëbhârîm (de woorden) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. דָבָר = dâbhâr (woord, daad) . Zie het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (132) . Pentateuch (44) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (15) . Gn (11) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 20,8 . (3) Gn 22,1 . (4) Gn 22,20 . (5) Gn 24,66 . (6) Gn 29,13 . (7) Gn 39,7 . (8) Gn 40,1 . (9) Gn 43,7 . (10) Gn 44,6 . (11) Gn 48,1 . Ex (12) : (1) Ex 4,15 . (2) Ex 4,30 . (3) Ex 18,19 . (4) Ex 19,6 . (5) Ex 19,7 . (6) Ex 20,1 . (7) Ex 24,3 . (8) Ex 24,8 . (9) Ex 34,1 . (10) Ex 34,27 . (11) Ex 34,28 . (12) Ex 35,1 . Lv (1) : Lv 8,36 . Nu (2) : (1) Nu 14,39 . (2) Nu 16,31 . Dt (18) : (1) Dt 1,1 . (2) Dt 1,18 . (3) Dt 1,44 . (4) Dt 4,9 . (5) Dt 4,13 . (6) Dt 4,30 . (7) Dt 5,22 . (8) Dt 6,6 . (9) Dt 9,10 . (10) Dt 10,2 . (11) Dt 10,4 . (12) Dt 12,28 . (13) Dt 28,14 . (14) Dt 30,1 . (15) Dt 31,1 . (16) Dt 31,28 . (17) Dt 32,45 . (18) Dt 32,46 .
Mt 26,1.7. - 9. כל הַדְּבָרִים = kâl haddëbharîm (alle woorden / gebeurtenissen) . Tenakh (43) . Pentateuch (14) . Gn (3) : (1) Gn 20,8 . (2) Gn 24,66 . (3) Gn 29,13 . Ex (4) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 19,7 . (3) Ex 20,1 . (4) Ex 24,3 . (5) Ex 24,8 . Lv (1) Lv 8,36 . Nu (1) : Nu 16,31 . Dt (5) : (1) Dt 1,18 . (2) Dt 4,30 . (3) Dt 12,28 . (4) Dt 30,1 . (5) Dt 32,45 .
Mt 26,1.7. - 9.bis אֵת כל הַדְּבָרִים = `eth kâl haddëbharîm (alle woorden / gebeurtenissen) . Tenakh (38) . Gn (3) . Ex (4) . Nu (2) . Dt (8) . Gn (3) : (1) Gn 20,8 . (2) Gn 24,66 . (3) Gn 29,13 . Ex (3) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 19,7 . (3) Ex 20,1 . Lv (1) : Lv 8,36 . Nu (1) : Nu 16,31 . Dt (3) : (1) Dt 1,18 . (2) Dt 12,28 . (3) Dt 32,45 .
Mt 26,1.10. הָאֵלֶּה = hâ´ellèh (deze) < bepaald lidw. ha + aanwijz. voornaamw. אֵלֶּה = ´ellèh (deze /dit) . Taalgebruik in Tenakh : ´lh . Getalwaarde : aleph = 1 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 18 (2 X 3²) OF 36 (2² X 3²) . Structuur : 1 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 9 .Tenakh (282) . Pentateuch (84) . Eerdere Profeten (91) . Latere Profeten (65) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (35) . Gn (20) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 15,17 . (3) Gn 20,8 . (4) Gn 21,29 . (5) Gn 22,1 . (6) Gn 22,20 . (7) Gn 24,28 . (8) Gn 29,13 . (9) Gn 34,21 . (10) Gn 35,4 . (11) Gn 38,25 . (12) Gn 39,7 . (13) Gn 39,17 . (14) Gn 39,19 . (15) Gn 40,1 . (16) Gn 41,35 . (17) Gn 43,7 . (18) Gn 44,6 . (19) Gn 44,7 . (20) Gn 48,1 .
Mt
26,1.9. - 10. הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה = haddëbharîm hâ´ellèh (deze woorden/gebeurtenissen) . Tenakh (81) . Pentateuch (24) . Gn (10) . Ex (4) . Nu (2) . Dt (8) . Gn (10) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 20,8 . (3) Gn 22,1 . (4) Gn 22,20 . (5) Gn 29,13 . (6) Gn 39,7 . (7) Gn 40,1 . (8) Gn 43,7 . (9) Gn 44,6 . (10) Gn 48,1 . Ex (4) : (1) Ex 19,7 . (2) Ex 20,1 . (3) Ex 24,8 . (4) Ex 34,27 . Lv (0) . Nu (2) : (1) Nu 14,39 . (2) Nu 16,31 . Dt (8) : (1) Dt 4,30 . (2) Dt 5,22 . (3) Dt 6,6 . (4) Dt 12,28 . (5) Dt 30,1 . (6) Dt 31,1 . (7) Dt 31,28 . (8) Dt 32,45 .
Mt
26,1.7. - 10. כל הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה = kâl haddëbharîm hâ´ellèh (al deze woorden / gebeurtenissen) . Tenakh (28) .
Pentateuch (12) . Gn (3) : (1) Gn 20,8 . (2) Gn 29,13 . Ex (4) : (1) Ex 20,1 . (2) Ex 24,8 . Lv (0) . Nu (1) : Nu 16,31 . Dt (4) : (1) Dt 4,30 . (2) Dt 12,28 . (3) Dt 30,1 . (4) Dt 32,45 . Jr (11) .
- παντας τους λογους τουτους = pantas tous logous toutous (al deze woorden) . LXX (25) . Pentateuch (7) : Gn (1) : Gn 29,13 . Ex (2) : (1) Ex 19,7 . (2) Ex 20,1 . Lv (0) . Nu (1) : Nu 16,31 . Dt (3) : (1) Dt 31,1 . (2) Dt 31,28 . (3) Dt 32,46 . Jr (11) . NT (1) : Mt 26,1 .
Mt
26,1.7. - 10.bis . אֵת כל הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה = `eth kâl haddëbharîm hâ ellèh (al deze woorden / gebeurtenissen) . Pentateuch (7) : Tenakh (25) . Gn (2) : (1) Gn 20,8 . (2) Gn 29,13 . Ex (2) : (1) Ex 19,7 . (2) Ex 20,1 . Nu (1) : Nu 16,31 . Dt (2) : (1) Dt 12,28 . (2) Dt 32,45 .
- אֵת הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה = eth haddëbharîm hâ´ellèh (deze woorden / gebeurtenissen) . Tenakh (30) . Pentateuch (6) : (1) Gn 44,6 . (2) Ex 34,27 . (3) Nu 14,39 . (4) Dt 5,22 . (5) Dt 31,1 . (6) Dt 31,28 .
Mt 26,2 - Mt 26,2 : 317. Complot tegen Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Mt 26,1 - Mt 26,2 -- Mt 26,3 - Mt 26,4 - Mt 26,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] Ye know that after two days is the feast of the passover,
and the Son of man is betrayed to be crucified.
Luther-Bibel . 2 Ihr wisst, dass in zwei Tagen Passa ist; und der Menschensohn
wird überantwortet werden, dass er gekreuzigt werde.
Tekstuitleg van Mt 26,2 . Dit vers Mt 26,2 telt 17 woorden , 82 (2 X 41) letters en 37 lettergrepen . De getalwaarde van Mt 26,2 is 9681 (3 X 7 X 461) .
15. - 18. ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon) . Verwijzing : huios (zoon) . Hebr. ben . Lat. filius . Fr. fils .
huios tou anthrôpou (mensenzoon) | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | syn. | ev. |
nom. enk. huios tou anthrôpou | 52 | 22 | 9 | 16 | 5 | 47 | 52 | |
totaal | 82 | 31 | 13 | 26 | 11 | 1 | 70 | 81 |
Bij Mt is er vijfmaal sprake van de overlevering van de Mensenzoon .
1. aankondiging (2de) | 2. aankondiging (3de) | 3. | 4. | 5. vervulling (2de) | |
bijbelplaats | Mt 17,22 // Mc 9,31 // Lc 9,44 | Mt 20,18 // Mc 10,33 // Lc 18,32 | Mt 26,2 | Mt 26,24 // Mc 14,21 // Lc 22,22 | Mt 26,45 // Mc 14,41 |
Jezus | mellei ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon staat op het punt) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) |
wordt overgeleverd | paradidosthai (overgeleverd te worden) | paradothèsetai (zal overgeleverd worden) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) |
tot | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | kai katakrinousin auton thanatôi (en zullen veroordelen hem ter dood) | eis to staurothènai (om gekruisigd te worden) | eis cheiras hamartôlôn (in handen van zondaars) | |
171. Tweede lijdensvoorspelling : Mc 9,30-32 - Mt 17,22-23 - Lc 9,43b-45 | 273. Derde lijdensvoorspelling : Mc 10,32-34 - Mt 20,17-19 - Lc 18,31-34 - | 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 |
19. paradidotai (hij wordt overgeleverd) . Verwijzing : paradidômi
(overleveren) . Lat. tradere (trans -dare) . Fr. trahir . Ned. overleveren
, overgeven . Eng. betraye (t-r-) . Hebr. mâsar . Passief praes. 3de pers.
enk. . Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand
anders is . Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over :
tegenover , aan de andere zijde . Zo kan para-didômi betekenen : geven
aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan
het over-leveren betekenen . N.T. (7) . Mt (3) : (1) Mt
26,2 . (2) Mt
26,24 // Mc
14,21 . (3) Mt
26,45 // Mc
14,41 . Mc (3) : (1) Mc
9,31 . (2) Mc
14,21 // Mt
26,24 . (3) Mc
14,41 // Mt
26,45 . Lc (1) : Lc
22,22 .
Drie teksten in het schema aankondiging - vervulling , drie teksten rond de
wee-klacht over de overlevering van Jezus en één tekst nl. de
inleiding van het lijdensverhaal bij Matteüs .
paradidômi (overleveren) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
pass. ind. pr. 3de pers. enk. paradidotai | 8 |
1 | 7 | 3 | 3 | 1 | 7 : (1) Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 . (2) Mc 14,41 // Mt 26,45 . | 7 |
Bijbel : O.T. : 1 . N.T. : 1 . | 4. | 6. | 5. | 1. | 3. | 2. | 7. |
aankondiging (2de) | vervulling | Judas | vervulling | Judas | Judas | ||
bijbelplaats | Mc 9,31 | Mc 14,41 // Mt 26,45 | Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 | Mt 26,2 | Mt 26,45 // Mc 14,41 | Mt 26,24 // Mc 14,21 // Lc 22,22 | Lc 22,22 // Mc 14,21 // Mt 26,24 |
Jezus | hoti ho huios tou anthrôpou (dat de mensenzoon) | idou paradidotai ho huios tou anthrôpou (zie wordt overgeleverd de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | plèn ouai tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou (maar wee die mens door wie |
wordt overgeleverd | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (hij wordt overgeleverd) | |
tot | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | eis tas cheiras tôn hamartôlôn (in de handen van de zondaars) | eis to staurothènai (om gekruisigd te worden) | eis cheiras hamartôlôn (in handen van zondaars) | |||
171. Tweede lijdensvoorspelling : Mc 9,30-32 - Mt 17,22-23 - Lc 9,43b-45 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 | 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 |
19. - 22. paradidotai eis to staurôthènai (hij wordt overgeleverd
om gekruisigd te worden) .
- staurôthènai (gekruisigd worden) . Passief inf. aor. In drie
verzen : (1) Mt
26,2 . (2) Lc
23,23 // Mt
27,23 (staurôthètô = dat hij gekruisigd worde) // Mc
15,14 (staurôson = kruisig) . (3) Lc
24,7 (hoti dei ... staurôthènai = dat hij moet ... gekruisigd
worden) .
-
- staurôthènai (gekruisigd worden) . In drie verzen : (1) Mt 26,2 . (2) Lc 23,23 // Mt 27,23 (staurôthètô = dat hij gekruisigd worde) // Mc 15,14 (staurôson = kruisig) . (3) Lc 24,7 .
Mt 26,3 - Mt 26,3 : 317. Complot tegen Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Mt 26,1 - Mt 26,2 -- Mt 26,3 - Mt 26,4 - Mt 26,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] Then assembled together the chief priests, and the scribes,
and the elders of the people, unto the palace of the high priest, who was called
Caiaphas,
Luther-Bibel . 3 Da versammelten sich die Hohenpriester und die Ältesten des
Volkes im Palast des Hohenpriesters, der hieß Kaiphas,
Tekstuitleg van Mt 26,3 .
Mt 26,4 - Mt 26,4 : 317. Complot tegen Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Mt 26,1 - Mt 26,2 -- Mt 26,3 - Mt 26,4 - Mt 26,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And consulted that they might take Jesus by subtilty,
and kill him.
Luther-Bibel . 4 und hielten Rat, wie sie Jesus mit List ergreifen und töten
könnten.
Tekstuitleg van Mt 26,4 .
4. - 5. τον ιησουν = ton Ièsoun (de Jezus) . NT (66) . Mt (9) : (1) Mt 14,29 . (2) Mt 17,8 . (3) Mt 26,4 . (4) Mt 26,50 . (5) Mt 26,57 . (6) Mt 27,20 . (7) Mt 27,26 . (8) Mt 27,27 . (9) Mt 27,54 .
Mt 26,5 - Mt 26,5 : 317. Complot tegen Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 -- Mt 26,1 - Mt 26,2 -- Mt 26,3 - Mt 26,4 - Mt 26,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] But they said, Not on the feast day, lest there be an
uproar among the people.
Luther-Bibel . 5 Sie sprachen aber: Ja nicht bei dem Fest, damit es nicht einen
Aufruhr gebe im Volk.
Tekstuitleg van Mt 26,5 .
318. Zalving van Jezus te Betanië : Mt 26,6-13 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 -
Mt 26,6 - Mt 26,6 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] Now when Jesus was in Bethany, in the house of Simon
the leper,
Luther-Bibel . 6 Als nun Jesus in Betanien war im Hause Simons des Aussätzigen,
Tekstuitleg van Mt 26,6 .
Mt 26,7 - Mt 26,7 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] There came unto him a woman having an alabaster box
of very precious ointment, and poured it on his head, as he sat at meat.
Luther-Bibel . 7 trat zu ihm eine Frau, die hatte ein Glas mit kostbarem Salböl
und goss es auf sein Haupt, als er zu Tisch saß.
Tekstuitleg van Mt 26,7 .
Mt 26,8 - Mt 26,8 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] But when his disciples saw it, they had indignation,
saying, To what purpose is this waste?
Luther-Bibel . 8 Als das die Jünger sahen, wurden sie unwillig und sprachen:
Wozu diese Vergeudung?
Tekstuitleg van Mt 26,8 .
Mt 26,9 - Mt 26,9 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] For this ointment might have been sold for much, and
given to the poor.
Luther-Bibel . 9 Es hätte teuer verkauft und das Geld den Armen gegeben werden
können.
Tekstuitleg van Mt 26,9 .
Mt 26,10 - Mt 26,10 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] When Jesus understood it, he said unto them, Why trouble
ye the woman? for she hath wrought a good work upon me.
Luther-Bibel . 10 Als Jesus das merkte, sprach er zu ihnen: Was betrübt ihr
die Frau? Sie hat ein gutes Werk an mir getan.
Tekstuitleg van Mt 26,10 .
Mt 26,11 - Mt 26,11 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] For ye have the poor always with you; but me ye have
not always.
Luther-Bibel . 11 Denn Arme habt ihr allezeit bei euch, mich aber habt ihr nicht
allezeit.
Tekstuitleg van Mt 26,11 .
Mt 26,12 - Mt 26,12 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] For in that she hath poured this ointment on my body,
she did it for my burial.
Luther-Bibel . 12 Dass sie das Öl auf meinen Leib gegossen hat, das hat sie
für mein Begräbnis getan.
Tekstuitleg van Mt 26,12 .
13. act. inf. aor. ενταφιασαι = entafiasai (te balsemen, begrafenis voor te bereiden) van het werkw. ενταφιαζω = entafiazô (voor de begrafenis gereedmaken, balsemen, afleggen, begraven) . Bijbel (2) : (1) Gn 50,2 . (2) Mt
26,12 . Een vorm van ενταφιαζω = entafiazô in de LXX (1) : Gn 50,2 (2 vormen) , in het NT (2) : (1) Mt
26,12 . (2) Joh
19,40 .
- Na de dood van Jakob gaf zijn zoon Jozef aan de balsemers de opdracht om zijn vader te balsemen (Gn 50,2) . In Mt
26,12 goot een vrouw balsem over het hoofd van Jezus . Ze deed dit om Jezus te balsemen . Wellicht wou de auteur Matteüs een link tussen beide verhalen leggen . Zoals Jozef de balsemers zijn vader Jakob liet balsemenen , zo balsemde de vrouw Jezus'lichaam , nog voor hij gestorven is . Jezus is als Jakob .
- Deze werkwoordvorm brengt ons bij de begrafenis van Jakob . Daar komen we de 40 dagen van de balseming tegen , d.i. een periode van rouw . Zo komen we ook 40 dagen tegen tussen de opstanding en de hemelvaart van Jezus . Bij de begrafenis van Jezus werd hij in een linnen doek gewikkeld en gelegd in ... Dit komt heel sterk overeen met wat na het sterven van Jozef gebeurde . De steen die weggerold wordt roept het verhaal van de ontmoeting van Jakob en Rachel op . Door die ontmoeting komt Jakob vele jaren in dienst van zijn oom Laban , maar daar wordt het funadment van de 12 stammen van Israël gelegd . Met de dood van Jozef komt de familie van Jakob in een andere situatie terecht en zal weldra de slavenperiode beginnen .
15. act. ind. aor. 3de pers. enk. εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw. ποιεω = poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in de LXX : poieô (doen, maken) . Mt (13) : (1) Mt 1,24 . (2) Mt 12,3 . (3) Mt 13,26 . (4) Mt 13,28 . (5) Mt 13,58 . (6) Mt 19,4 . (7) Mt 20,5 . (8) Mt 21,15 . (9) Mt 21,31 . (10) Mt 22,2 . (11) Mt 26,12 . (12) Mt 26,13 . (13) Mt 27,23 . Mc (9) : (1) Mc 2,25 . (2) Mc 3,14 . (3) Mc 3,16 . (4) Mc 5,20 . (5) Mc 6,21 . (6) Mc 10,6 . (7) Mc 14,8 . (8) Mc 14,9 . (9) Mc 15,14 . Lc (14) : (1) Lc 1,49 . (2) Lc 1,51 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 3,19 . (5) Lc 5,29 . (6) Lc 6,3 . (7) Lc 6,10 . (8) Lc 8,8 . (9) Lc 8,39 . (10) Lc 11,40 . (11) Lc 16,8 . (12) Lc 17,9 . (13) Lc 19,18 . (14) Lc 23,22 . Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390) , in het NT (565) , in Lc (88) .
poieô (doen) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. epoièsen | 714 | 570 + 71 = 641 | 136 | 211 | 62 | 10 | 151 | 46 | 43 | 8 | 14 | 25 | 73 | 13 | 9 | 14 | 18 | 14 | 4 | 1 | 36 | 54 |
- Hebreeuws . `-sh-h . (1) act. qal . perf. 3de pers. mann. enk. עָשָׂה = `âshâh (hij maakt) . (2) act. qal part. mann. enk. עֹשֶׂה = `oshèh (makende) . Tenakh (503) . Pentateuch (112) . Eerdere Profeten (161) . Latere Profeten (78) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (133) .
- Ned. : doen . Arabisch : عَمَلَ = `amala (werken) . Taalgebruik in de Qoran : `amala (werken) . D. : tun . E. : do . Fr. : faire . Grieks : ποιεω = poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô (doen, maken) . Hebreeuws : עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Lat. : facere .
Mt 26,13 - Mt 26,13 : 318. Zalving van Jezus te Betanië - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,3-9 - Mt 26,6-13 - Lc 7,36-50 -- Mt 26,6 - Mt 26,7 - Mt 26,8 - Mt 26,9 - Mt 26,10 - Mt 26,11 - Mt 26,12 - Mt 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] Verily I say unto you, Wheresoever this gospel shall
be preached in the whole world, there shall also this, that this woman hath
done, be told for a memorial of her.
Luther-Bibel . 13 Wahrlich, ich sage euch: Wo dies Evangelium gepredigt wird
in der ganzen Welt, da wird man auch sagen zu ihrem Gedächtnis, was sie getan
hat.
Tekstuitleg van Mt 26,13 .
319. Verraad van Judas : Mt 26,14-16 -- Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,14 - Mt 26,15 - Mt 26,16 -
Mt 26,14 - Mt 26,14 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,14 - Mt 26,15 - Mt 26,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] Then one of the twelve, called Judas Iscariot, went
unto the chief priests,
Luther-Bibel . 14 Da ging einer von den Zwölfen, mit Namen Judas Iskariot, hin
zu den Hohenpriestern
Tekstuitleg van Mt 26,14 .
Mt 26,15 - Mt 26,15 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,14 - Mt 26,15 - Mt 26,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] And said unto them, What will ye give me, and I will
deliver him unto you? And they covenanted with him for thirty pieces of silver.
Luther-Bibel . 15 und sprach: Was wollt ihr mir geben? Ich will ihn euch verraten.
Und sie boten ihm dreißig Silberlinge.
Tekstuitleg van Mt 26,15 .
Judas zal Jezus over- / uitleveren . In 10 verzen in Matteüs wordt dat verteld . In 6 verzen staat een deelwoord ; in 4 verzen het tegenwoordig deelwoord , in 2 verzen het verleden deelwoord (participium aorist) . In 3 verzen staat de indicatief futurum (onvoltooid toekomende tijd) en in 1 vers de conjunctief .
1. - 1. | 10. - 2. | 6. - 1. | 7. - 2. | 8. - 3. | 9. - 4. | 4. - 7. | 5. - 8. | 2. - 9. | 3. - 10. | |
bijbeltekst | Mt 10,4 // (Mc 3,19) // (Lc 6,16) | Mt 27,4 | Mt 26,25 | Mt 26,46 // Mc 14,42 | Mt 26,48 // Mc 14,44 // (Lc 22,48) | Mt 27,3 | Mt 26,21 // Mc 14,18 | Mt 26,23 // Lc 22,21 | Mt 26,15 // Mc 14,10 // Lc 22,4 | Mt 26,16 // Mc 14,11 // Lc 22,6 |
Judas | kai Ioudas ho Iskariôtès (Judas Iskariot) | apokritheis de Ioudas (geantwoord echter Judas | idou èggiken (zie genaderd is) | ho de (hij echter) | Tote idôn Ioudas (toen gezien Judas) | amèn legô humin hoti heis ex humôn (voorwaar ik zeg u dat één uit jullie) | houtos (die) | kagô (en ik) | kai apo tote ezètei eukairian hina (en van dan af zocht hij een gunstige gelegenheid opdat) | |
levert Jezus over | ho kai paradous auton (die hem ook overleverde) | paradous haima athôion (overgeleverd onschuldig bloed ) | ho paradidous auton (die hem overlevert) | ho paradidous me (die mij overlevert) | paradidous auton (hem overleverend) | ho paradidous auton (die hem overlevert) | paradôsei me (mij zal overleveren) | me paradôsei (zal mij overleveren) | humin paradôsô auton (zal hem aan jullie overleveren) | auton paradôi (hij hem zou overleveren) |
75. Keuze van de twaalf en volmachtsoverdracht : Mt 10,1-4 | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 330. Gevangenneming van Jezus : Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 - | 337. Einde van Judas : Mt 27,3-10 - Mt 27,3-10 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 321. Aanduiding van de verrader :Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 - | 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc |
Mt
26,15.8. act. ind. fut. 1ste pers. enk. παραδωσω = paradôsô (ik zal overleveren) van het werkw.
παραδιδωμι = paradidômi (overleveren) . Taalgebruik in het NT : paradidômi
(overleveren) . Taalgebruik in de LXX : paradidômi
(overleveren) . Taalgebruik in Mc : paradidômi
(overleveren) . Bijbel (20) . LXX (19) . NT (1) . Een vorm van παραδιδωμι = paradidômi (overleveren) in de LXX (277) , in het NT (120) , in Mc (21) . In de LXX kan παραδιδωμι = paradidômi (overleveren) de vertaling van 28 verschillende Hebreeuwse (werk)woorden zijn .
- act. ind. fut. 1ste pers. enk. δωσω = dôsô ( ik zal geven) van het werkw. διδωμι = didômi (geven) . Taalgebruik in de
Septuaginta : didômi
(geven) . Taalgebruik in het NT : didômi
(geven) . Bijbel (209) . OT (188) . Gn (20) : (1) Gn
12,7 . (2) Gn 13,15 . (3) Gn 13,17 . (4) Gn
15,18 . (5) Gn 17,8 . (6) Gn 17,16 . (7) Gn 17,20 . (8) Gn
24,7 . (9) Gn 26,3 . (10) Gn
26,4 . (11) Gn 28,13 . (12) Gn 29,27 . (13) Gn 30,28 . (14) Gn
30,31 . (15) Gn 34,12 . (16) Gn
35,12 . (17) Gn
38,18 . (18) Gn 45,18 . (19) Gn 47,16 . (20) Gn 48,4 . NT (21) : (1) Mt
4,9 . (2) Mt
16,19 . (3) Mt 20,4 . (4) Mc 6,22 . (5) Mc 6,23 . (6) Lc
4,6 . (7) Lc
21,15 . (8) Joh
4,14 . (9) Joh
6,51 . (10) Joh
13,26 . (11) Hnd 2,19 . (12) Hnd 13,34 . (13) Apk 2,7 . (14) Apk 2,10 . (15) Apk 2,17 . (16) Apk 2,23 . (17) Apk 2,26 . (18) Apk 2,28 . (19) Apk 3,21 . (20) Apk 11,3 . (21) Apk 21,6 . Een vorm van didômi (geven) in de LXX (2131) , in het NT (416) .
- Hebreeuws : act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֶתֵּן = ´èththen (ik geef) van het werkw.
נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan
(geven) . getalswaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50
of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (81) . Pentateuch
(21) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (32) . 12 Kleine Profeten (5)
. Geschriften (10) . Gn (8) : (1) Gn
12,7 . (2) Gn
24,7 . (3) Gn
26,3 . (4) Gn
30,31 . (5) Gn
34,11 . (6) Gn
35,12 . (7) Gn
38,18 . (8) Gn
42,34 .
- אֶתְּנֶנָּה = ´èththënènnâh (ik zal haar geven) < act. ind. perf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vrouw. enk. van het werkw. נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . getalswaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (10) : (1) Gn 13,15 . (2) Gn 13,17 . (3) Gn 28,13 . (4) Gn 35,12 . (5) Ex
33,1 . (6) Lv 20,24 . (7) Dt 1,39 . (8) Dt
34,4 . (9) Joz 8,18 . (10) 1 S 18,21 .
- וְאֶתְּנֶנָּה = wë´èththënènnâh (en ik zal haar geven) < prefix voegwoord wë + act. qal imperf. 1ste pers. enk. van het werkw.
נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan
(geven) . getalswaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50
of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (31) . Pentateuch (9) : (1) Gn 17,2 . (2) Gn 30,28 . (3) Gn
31,6 (opgelet : persoonl. voornaamw.) . (4) Gn 34,12 . (5) Gn 45,18 . (6) Gn 47,16 . (7) Ex 24,12 . (8) Nu 8,19 . (9) Nu 21,16 .
- act. qal perf. 1ste pers.enkelv. נָתַתִּי = nâthaththî (ik zal geven) van het werkw. נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalswaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (114) . Pentateuch (43) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (12) . Eerdere Profeten (10) : (1) Joz 6,2 . (2) Joz 8,1 . (3) Re 1,2 . (4) 1 S 9,23 . (5) 2 S 9,9 . (6) 1 K 3,12 . (7) 1 K 3,13 . (8) 1 K 9,6 . (9) 1 K 9,7 . (10) 2 K 21,8 .
- וְנָתַתִּי = wënâthaththî (en ik zal geven) < prefix voegwoord wë + act. qal perf. 1ste pers.enkelv. נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (102) . Pentateuch (21) . Gn (3) : (1) Gn 17,8 . (2) Gn
26,4 . (3) Gn 48,4 .
- Ned. : geven . D. : geben . E. : to give . Fr. : donner
- don : geven - gave . Grieks : διδωμι = didômi (geven) .Hebreeuws : נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik
in Tenakh : nâthan
(geven) . Lat. dare / donare - donu
Mt 26,15.10. nom. mann. mv. οἱ = hoi (de) van het bepaald lidw.ὁ = ho / ἡ = hè / το = to . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mt : bepaald lidwoord . Mt (196) . Mt 26 (14) .
lidw. mv. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
10. | nom. m. mv. hoi | 4230 | 3257 | 973 | 196 | 101 | 165 | 125 | 147 | 169 | 70 | 462 | 587 |
lidw. mv. | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | ||
nom. m. mv. hoi | 3 | 1 | 3 | 11 | 4 | 8 | 6 | 13 | 3 | 3 | 13 | 10 | 9 | 7 | 5 | 7 | 3 | 5 | 10 | 13 | 10 | 3 | 7 | 5 | 14 | 15 | 5 | 196 |
Mt
26,15.11. δε = de (echter) , afkorting δ' = d' . Taalgebruik in de bijbel : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden
de (echter) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
de | 6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 | 1048 | 1251 |
d' | 73 | 50 | 23 | 12 | 2 | 5 | 1 | 3 | 19 | 20 | ||
Totaal | 6283 | 3804 | 2479 | 433 | 151 | 483 | 204 | 490 | 711 | 7 | 1067 | 1271 |
partikel de (echter) | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 |
421 | 21 | 11 | 9 | 5 | 12 | 13 | 3 | 16 | 16 | 13 | 5 | 17 | 25 | 19 | 19 | 14 | 11 | 9 | 15 | 13 | 22 | 17 | 13 | 15 | 21 | 31 | 27 | 9 |
12 | 3 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | ||||||||||||||||||||
433 | 21 | 11 | 9 | 5 | 15 | 13 | 3 | 16 | 16 | 15 | 5 | 18 | 25 | 19 | 19 | 15 | 11 | 10 | 15 | 13 | 23 | 17 | 15 | 15 | 21 | 31 | 28 | 9 |
Mt 26,15.10. - 11. οἱ δε = hoi de (zij echter) . NT (173) . Mt 26 (5) : (1) Mt 26,15 . (2) Mt 26,57 . (3) Mt 26,59 . (4) Mt 26,66 . (5) Mt 26,67 .
Mt 26,16 - Mt 26,16 : 319. Verraad van Judas : Mc 14,10-11 - Mt 26,14-16 - Lc 22,3-6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,14 - Mt 26,15 - Mt 26,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] And from that time he sought opportunity to betray
him.
Luther-Bibel . 16 Und von da an suchte er eine Gelegenheit, dass er ihn verriete.
Tekstuitleg van Mt 26,16 .
320. Voorbereiding van het paasmaal : Mt 26,17-19 -- Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,17 - Mt 26,18 - Mt 26,19 -
Mt 26,17 - Mt 26,17 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,17 - Mt 26,18 - Mt 26,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] Now the first day of the feast of unleavened bread
the disciples came to Jesus, saying unto him, Where wilt thou that we prepare
for thee to eat the passover?
Luther-Bibel . 17 Aber am ersten Tage der Ungesäuerten Brote traten die Jünger
zu Jesus und fragten: Wo willst du, dass wir dir das Passalamm zum Essen bereiten?
Tekstuitleg van Mt 26,17 .
Mt 26,18 - Mt 26,18 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,17 - Mt 26,18 - Mt 26,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] And he said, Go into the city to such a man, and say
unto him, The Master saith, My time is at hand; I will keep the passover at
thy house with my disciples.
Luther-Bibel . 18 Er sprach: Geht hin in die Stadt zu einem und sprecht zu ihm:
Der Meister lässt dir sagen: Meine Zeit ist nahe; ich will bei dir das Passa
feiern mit meinen Jüngern.
Tekstuitleg van Mt 26,18 .
Mt 26,19 - Mt 26,19 : 320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,17 - Mt 26,18 - Mt 26,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And the disciples did as Jesus had appointed them;
and they made ready the passover.
Luther-Bibel . 19 Und die Jünger taten, wie ihnen Jesus befohlen hatte, und
bereiteten das Passalamm.
Tekstuitleg van Mt 26,19 .
320. Voorbereiding van het paasmaal : Mc 14,12-16 - Mt 26,17-19 - Lc 22,7-13 - | 1. de leerlingen van Jezus stellen een vraag | 2. Jezus geeft aan zijn leerlingen een opdracht | 3. de leerlingen voeren de opdracht uit |
Mt 26,17 | Mt 26,18 | Mt 26,19 | |
de (echter) als tweede woord | de (echter) verandering van personage | kai (en) ondanks verandering van personage |
prosèthon - prosèlthon (zij kwamen naderbij. 14X bij Matteüs) - Is het meewerkend voorwerp (datief) een persoonlijk voornaamwoord, dan komt het onmiddellijk na het vervoegd werkwoord. Dat gebeurt wellicht om de nauwe band tussen het werkwoord met voorzetsel pros - èlthon (zij kwamen naderbij) en het meewerkend voorwerp (datief) aan te geven.
321. Aanduiding van de verrader : Mt 26,20-25 -- Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 -
Mt 26,20 - Mt 26,20 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] Now when the even was come, he sat down with the twelve.
Luther-Bibel . 20 Und am Abend setzte er sich zu Tisch mit den Zwölfen.
Tekstuitleg van Mt 26,20 .
Mt 26,21 - Mt 26,21 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] And as they did eat, he said, Verily I say unto you,
that one of you shall betray me.
Luther-Bibel . 21 Und als sie aßen, sprach er: Wahrlich, ich sage euch: Einer
unter euch wird mich verraten.
Tekstuitleg van Mt 26,21 .
Mt 26,22 - Mt 26,22 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And they were exceeding sorrowful, and began every
one of them to say unto him, Lord, is it I?
Luther-Bibel . 22 Und sie wurden sehr betrübt und fingen an, jeder einzeln,
ihn zu fragen: Herr, bin ich's?
Tekstuitleg van Mt 26,22 .
Mt 26,23 - Mt 26,23 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And he answered and said, He that dippeth his hand
with me in the dish, the same shall betray me.
Luther-Bibel . 23 Er antwortete und sprach: Der die Hand mit mir in die Schüssel
taucht, der wird mich verraten.
Tekstuitleg van Mt 26,23 .
Mt 26,24 - Mt 26,24 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] The Son of man goeth as it is written of him: but woe
unto that man by whom the Son of man is betrayed! it had been good for that
man if he had not been born.
Luther-Bibel . 24 Der Menschensohn geht zwar dahin, wie von ihm geschrieben
steht; doch weh dem Menschen, durch den der Menschensohn verraten wird! Es wäre
für diesen Menschen besser, wenn er nie geboren wäre.
Tekstuitleg van Mt 26,24 .
22. paradidotai (hij wordt overgeleverd) . Verwijzing : paradidômi (overleveren) . Lat. tradere (trans -dare) . Fr. trahir . Ned. overleveren , overgeven . Hebr. mâsar . Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is . Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde . Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen . N.T. (7) . Mt (3) : (1) Mt 26,2 . (2) Mt 26,24 // Mc 14,21 . (3) Mt 26,45 // Mc 14,41 . Mc (3) : (1) Mc 9,31 . (2) Mc 14,21 // Mt 26,24 . (3) Mc 14,41 // Mt 26,45 . Lc (1) : Lc 22,22 .
paradidômi (overleveren) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. pr. 3de pers. enk. paradidotai | 8 |
1 | 7 | 3 | 3 | 1 | (1) Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 . (2) Mc 14,41 // Mt 26,45 . |
aankondiging | vervulling | Judas | vervulling | Judas | Judas | ||
bijbelplaats | Mc 9,31 | Mc 14,41 // Mt 26,45 | Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 | Mt 26,2 | Mt 26,45 // Mc 14,41 // Lc 22,22 | Mt 26,24 // Mc 14,21 | Lc 22,22 // Mc 14,21 // Mt 26,24 |
Jezus | hoti ho huios tou anthrôpou (dat de mensenzoon) | idou paradidotai ho huios tou anthrôpou (zie wordt overgeleverd de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | plèn ouai tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou (maar wee die mens door wie |
wordt overgeleverd | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (hij wordt overgeleverd) | |
tot | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | eis tas cheiras tôn hamartôlôn (in de handen van de zondaars) | eis to staurothènai (om gekruisigd te worden) | eis cheiras hamartôlôn (in handen van zondaars) | |||
171. Tweede lijdensvoorspelling :Mc 9,30-32 - Mt 17,22-23 - Lc 9,43b-45 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 - | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - |
Mt 26,25 - Mt 26,25 : 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,20 - Mt 26,21 - Mt 26,22 - Mt 26,23 - Mt 26,24 - Mt 26,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] Then Judas, which betrayed him, answered and said,
Master, is it I? He said unto him, Thou hast said.
Luther-Bibel . 25 Da antwortete Judas, der ihn verriet, und sprach: Bin ich's,
Rabbi? Er sprach zu ihm: Du sagst es.
Tekstuitleg van Mt 26,25 .
322. Instelling van de eucharistie : Mt 26,26-29 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mt 26,26 - Mt 26,27 - Mt 26,28 - Mt 26,29 -
Mt 26,26 - Mt 26,26 : 322. Instelling van de eucharistie - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mt 26,26 - Mt 26,27 - Mt 26,28 - Mt 26,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] And as they were eating, Jesus took bread, and blessed
it, and brake it, and gave it to the disciples, and said, Take, eat; this is
my body.
Luther-Bibel . 26 Als sie aber aßen, nahm Jesus das Brot, dankte und brach's
und gab's den Jüngern und sprach: Nehmet, esset; das ist mein Leib.
Tekstuitleg van Mt
26,26 .// Mc
14,22 // Lc
22,19 .
- Mc 14:22 kai esthiontôn autôn labôn arton eulogèsas
eklasen kai edôken autois kai eipen labete touto estin to sôma mou
- Mt 26:26 esthiontôn de autôn labôn
o ièsous arton kai eulogèsas eklasen kai dous tois mathètais
eipen labete fagete touto estin to sôma mou
- Lc 22:19 kai labôn arton eucharistèsas eklasen kai
edôken autois legôn touto estin to sôma mou | [[to | to | uper umôn
didomenon touto poieite eis tèn emèn
Mt 26,26.1. εσθιοντων = esthiontôn (terwijl zij eten) van het werkw. εσθιω = esthiô (eten) . Taalgebruik in de Bijbel : esthiô (eten) . Gr. εσθιω = esthiô , fut. εδομαι = edomai , aor. εφαγον = efagon , perf. εδηδως = edèdôs , EΝ het werkw. φαγω = fagô (eten) . Bijbel (6) : (1) Job 1,18 . (2) Da 1,15 . (3) Mt 26,21 . (4) Mt 26,26 . (5) Mc 14,18 . (6) Mc . Een vorm van esθιω = esthiô in de LXX (686) , in het NT (65) , in Mt (11) , in Mc (11) , in Lc (12) . Een vorm van φαγω = fagô in de LXX (zie εσθιω = esthiô) , in het NT (94) , in Mt (13) , in Mc (17) , in Lc (21) , in Joh (15) .
2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d' . Taalgebruik in het NT : de (echter) . Taalgebruik in de LXX : de (echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of situatie in de zin aan te duiden .
de (echter) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
de | 6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 | 1048 | 1251 |
d' | 73 | 50 | 23 | 12 | 2 | 5 | 1 | 3 | 19 | 20 | ||
Totaal | 6283 | 3804 | 2479 | 433 | 151 | 483 | 204 | 490 | 711 | 7 | 1067 | 1271 |
partikel de (echter) | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 |
421 | 21 | 11 | 9 | 5 | 12 | 13 | 3 | 16 | 16 | 13 | 5 | 17 | 25 | 19 | 19 | 14 | 11 | 9 | 15 | 13 | 22 | 17 | 13 | 15 | 21 | 31 | 27 | 9 |
12 | 3 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | ||||||||||||||||||||
433 | 21 | 11 | 9 | 5 | 15 | 13 | 3 | 16 | 16 | 15 | 5 | 18 | 25 | 19 | 19 | 15 | 11 | 10 | 15 | 13 | 23 | 17 | 15 | 15 | 21 | 31 | 28 | 9 |
Mt
26,26.1. - 2.
- και εσθιοντων = kai esthiontôn (en terwijl zij eten) : Bijbel = NT (2) : (1) Mc
14,22 . (2) Mt 26,21 .
- εσθιοντων δε = esthiontôn (terwijl zij eten) :
Mt
26,26 .
Mt 26,26.3. pers. voornaamw. gen. mv. αυτων = autôn van het pers. voornaamw. αυτος = autos . Taalgebruik in het NT : voornaamwoord autos . Taalgebruik in de LXX : persoonlijk voornaamwoord .
autoi (mv.) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
6. | gen. mv.autôn | 3701 | 3203 | 498 | 93 | 37 | 94 | 31 | 87 | 91 | 65 | 224 | 255 |
totaal | 7770 | 6306 | 1464 | 250 | 196 | 285 | 155 | 269 | 200 | 109 | 731 | 886 |
Mt
26,26.4. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . getalswaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of
100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23) . Structuur : 3 - 1
- 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (199) . Pentateuch (86) . Eerdere Profeten (80) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Ex (15) : (1) Ex
2,1 . (2) Ex
4,20 . (3) Ex
6,20 . (4) Ex
6,23 . (5) Ex
13,19 . (6) Ex
14,7 . (7) Ex
18,2 . (8) Ex
18,12 . (9) Ex
24,6 . (10) Ex
24,7 . (11) Ex
24,8 . (12) Ex
32,4 . (13) Ex
32,20 . (14) Ex
34,4 . (15) Ex
40,20 . Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) . Een vorm van לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) in Tenakh (965) .
- act. part. aor. nom. mann. enk. λαβων = labôn van het werkw. λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô (nemen) . LXX (46) . NT (40) . Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Mt (11) : (1) Mt 13,31 . (2) Mt 14,19 . (3) Mt 17,27 . (4) Mt 25,16 . (5) Mt 25,18 . (6) Mt 25,20 . (7) Mt 26,26 . (8) Mt 26,27 . (9) Mt 27,24 . (10) Mt 27,48 . (11) Mt 27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc 9,36 . (4) Mc 14,22 . (5) Mc 14,23 . Lc (7) : (1) Lc 6,4 . (2) Lc 9,16 . (3) Lc 13,19 . (4) Lc 20,29 . (5) Lc 22,19 . (6) Lc 24,30 . (7) Lc 24,43 . Joh (4) : (1) Joh 3,33 . (2) Joh 13,4 . (3) Joh 13,30 . (4) Joh 18,3 . Bijbel (86) . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in het NT (258) , in de LXX (1335) .
- λαβων δε = labôn de (genomen hebbende echter) . LXX (6) : (1) Gn
31,45 . (2) Gn 48,13 . (3) Ex 24,6 . (4) Ex
24,8 . (5) 2 Mak 4,25 . (6) Job 42,17 . NT (1) : Lc 9,16 .
- και λαβων = kai labôn (en genomen hebbende) . LXX (15) . NT (15) . Synoptici : Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt
15,36 .(3) Mt
26,27 . (4) Mt
27,48 . (5) Mt
27,59 . Mc (4) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
22,19 . (2) Lc
24,43 . Joh (1) : Joh
13,4 .
-
Ned. : nemen . Arabisch : أخذ = akhadha . Zie : http://www.arabischlexicon.com/157-akhadha-nemen-157115821584.html . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre
. Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Mt
26,26.7. acc. mann. enk. αρτον = arton van het zelfst. naamw. αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Taalgebruik in de Septuaginta : artos (brood) . Bijbel (133) . LXX (96) . NT (37) . Mt (5) : (1) Mt 6,11 . (2) Mt 7,9 . (3) Mt 15,2 . (4) Mt 15,26 . (5) Mt 26,26 . Mc (6) : (1) Mc 3,20 . (2) Mc 6,8 . (3) Mc 7,5 . (4) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Mc 14,22 . Lc (7) : (1) Lc 7,33 . (2) Lc 9,3 . (3) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (5) Lc 14,15 . (6) Lc 22,19 . (7) Lc 24,30 . Een vorm van αρτος = artos (brood) in het NT (97) , in de LXX (307) . In de LXX kan αρτος = artos de vertaling van 5 verschillende Hebreeuwse woorden van Tenakh zijn .
artos (brood) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
acc. mann. enk. arton | 133 | 96 | 37 | 5 | 6 | 7 | 8 | 4 | 7 | 18 | 26 | |
Totaal | 414 | 307 | 97 | 21 | 21 | 15 | 24 | 5 | 11 | 57 | 81 |
- Hebreeuws . לֶחֶמ = lèchèm (brood) . qatl-vorm (לַחמ) ; de 2de medeklinker , een gutturaal , ח = chet heeft normalerwijze een patach ַ (Joüon 88Cc) . Het is moeilijk om zeggen waarom de 2 woorden לֶחֶמ = lèchèm (brood) en רֶחֶמ = rèchèm (schoot, moederschoot) een segol ֶ hebben (Joüon 96Ai) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 . Totaal : 33 (3 X 11) of 78 ( 2 X 39 OF 6 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (227) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (81) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (69) . In Tenakh komt een vorm van לֶחֶמ = lèchèm in 277 verzen voor .
- Ned. : brood . Arabisch : خُبز = chubz (brood) . Taalgebruik in de Qoran : chubz (brood) . In het Arabisch heeft lachm een andere betekenis . Zie لَحْم = lachm (vlees) . Taalgebruik in de Qoran : lachm (vlees) . Aramees : לַחְמָא = lachëmâ´(brood) ; לְחֵים = lëche(j)m ; לְחֵם = lëchem . D. : Brot . E. : bread . Fr. pain . Grieks : αρτος = artos (brood) . Taalgebruik in het NT : artos (brood) . Hebreeuws : לֶחֶמ = lèchèm (brood) . Taalgebruik in Tenakh : lèchèm (brood) . Lat. : panis .
- τον αρτον = ton arton (het brood) . NT (16) : Mt (5) : (1) Mt 6,11 . (2) Mt 15,26 . (3) Mt 26,26 . (4) Mc 7,5 . (5) Mc 7,27 . (5) Mc 8,14 . (6) Lc 11,3 . (4) Lc 14,1 . (7) Lc 24,30 . (8) Joh 6,23 . (9) Joh 6,32 (2X) . (10) Joh 6,34 . (11) Joh 6,58 . (12) Joh 13,18 . (13) Joh 21,13 . (14) 1 Kor 10,16 . (15) 1 Kor 11,26 . (16) 1 Kor 11,27 .
Mt
26,26.4. - 7. - λαβων (τον) αρτον = labôn (ton) arton (- het - brood genomen) . Lc (2) : (1) Lc 22,19 . (2) Lc 24,30 (met lidwoord) . Hnd (1) Hnd 27,35 .
- λαβων ὁ ιησους τον αρτον = labôn ho Ièsous ton arton (Jezus het brood genomen) : Mt 26,26 .
- λαβων αρτον = labôn arton (brood genomen) : Mc 14,22 .
- De kribbe is een voederbak (Lc 2,7) . De kribbe verwijst naar het graf als gedenkteken (Lc 23,53) . Maar in dat gedenktekengraf is Jezus niet ; "Hij is niet hier" (Lc 24,6) . De leerlingen van Emmaüs herkenden hem bij het breken van het brood (Lc 24,30) . Dat brengt ons bij het verhaal van het laatste avondmaal (Lc 22,19) , waar Jezus het brood breekt . De voederbak waarin Jezus ligt verwijst naar het brood dat hij breekt . Hij is brood , voedsel en herkenbaar in het breken van het brood . Zo is de kribbe meer dan alleen maar een toevallige plaats waarin Jezus werd gelegd .
8. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mt
26,26.9. wkw act part aor nom mann enk ευλογησας = eulogèsas (gezegend hebbende) van het wkw ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in het NT : eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in Mc : eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in de Septuaginta : eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . OT (8) . NT (5) : (1) Mt 26,26 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 14,22 . (4) Ef 1,3 . (5) Heb 7,1 . eulogeô = Lat. benedicere (benedijen) . Fr. bénir . Ned.: zegenen < signare (tekenen) , het signum (teken) van het kruis slaan . D.: segnen . E.: to bless .
- בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Getalswaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , kaf = 11 of 20 . Totaal : 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) . Structuur : 2 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 .
- Een vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in Mc in 5 verzen : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 11,9 . (4) Mc 11,10 . (5) Mc 14,22 . In Mc : 4 vormen van eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in 5 verzen in 4 hoofdstukken . In de verhalen van de broodvermenigvuldigingen , van de intocht van Jezus in Jeruzalem en van het laatste Avondmaal .
- Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516) , in het NT (42) , Mt (5) : (1) Mt 14,19 . (2) Mt 21,9 . (3) Mt 23,39 . (4) Mt 25,34 . (5) Mt 26,26 , Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 11,9 . (4) Mc 11,10 . (5) Mc 14,22 . Lc (13) : (1) Lc 1,28 . (2) Lc 1,42 . (3) Lc 1,64 . (4) Lc 2,28 . (5) Lc 2,34 . (6) Lc 6,28 . (7) Lc 9,16 . (8) Lc 13,35 . (9) Lc 19,38 . (10) Lc 24,30 . (11) Lc 24,50 . (12) Lc 24,51 . (13) Lc 24,53 .
11. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
15. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. `-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) ..
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : wkw act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
eipen | bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) . Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
Mt 26,27 - Mt 26,27 : 322. Instelling van de eucharistie - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mt 26,26 - Mt 26,27 - Mt 26,28 - Mt 26,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] And he took the cup, and gave thanks, and gave it to
them, saying, Drink ye all of it;
Luther-Bibel . 27 Und er nahm den Kelch und dankte, gab ihnen den und sprach:
Trinket alle daraus;
Tekstuitleg van Mt
26,27 // Mc
14,23 /// Lc
22,20 .
- Mc
14,23 : kai labôn potèrion eucharistèsas edôken autois
kai epion ex autou pantes
- Mt
26,27 : kai labôn potèrion | [kai] |
kai | eucharistèsas edôken autois legôn piete ex
autou pantes
-
Mt 26,27.1. . και = kai (nevensch voegw : en) . D.: und . E. : and . Fr.: et . Lat.: et . Hebr. : וְ = wë (en) Arabisch: اَل = ´al (de) . Taalgebruik in de Qoran : ´al (de) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mt
26,27.2. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . getalswaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of
100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23) . Structuur : 3 - 1
- 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (199) . Pentateuch (86) . Eerdere Profeten (80) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Ex (15) : (1) Ex
2,1 . (2) Ex
4,20 . (3) Ex
6,20 . (4) Ex
6,23 . (5) Ex
13,19 . (6) Ex
14,7 . (7) Ex
18,2 . (8) Ex
18,12 . (9) Ex
24,6 . (10) Ex
24,7 . (11) Ex
24,8 . (12) Ex
32,4 . (13) Ex
32,20 . (14) Ex
34,4 . (15) Ex
40,20 . Ex 24 (3) . Ex
24,6 - Ex
24,7 - Ex
24,8 beginnen met וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) . Een vorm van לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) in Tenakh (965) .
- Grieks . act. part. aor. nom. mann. enk. λαβων = labôn van het werkw. λαμβανω = lambanô
(nemen) . Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô
(nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . LXX (46) . NT (40)
. Pentateuch (27) . Ex (9) . Ex 24 (3) : Ex 24,6 - Ex 24,7 - Ex 24,8 . Mt (11) : (1) Mt
13,31 . (2) Mt
14,19 . (3) Mt
17,27 . (4) Mt
25,16 . (5) Mt
25,18 . (6) Mt
25,20 . (7) Mt
26,26 . (8) Mt
26,27 . (9) Mt
27,24 . (10) Mt
27,48 . (11) Mt
27,59 . Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,22 . (5) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
6,4 . (2) Lc
9,16 . (3) Lc
13,19 . (4) Lc
20,29 . (5) Lc
22,19 . (6) Lc
24,30 . (7) Lc
24,43 . Joh (4) : (1) Joh
3,33 . (2) Joh
13,4 . (3) Joh
13,30 . (4) Joh
18,3 . Bijbel (86) . Een vorm van λαμβανω = lambanô (nemen) in
het NT (258) , in de LXX (1335) .
- λαβων δε = labôn de (genomen hebbende echter) . LXX (6) : (1) Gn
31,45 . (2) Gn 48,13 . (3) Ex 24,6 . (4) Ex
24,8 . (5) 2 Mak 4,25 . (6) Job 42,17 . NT (1) : Lc 9,16 .
- και λαβων = kai labôn (en genomen hebbende) . LXX (15) . NT (15) . Synoptici : Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt
15,36 .(3) Mt
26,27 . (4) Mt
27,48 . (5) Mt
27,59 . Mc (4) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,6 . (3) Mc
9,36 . (4) Mc
14,23 . Lc (7) : (1) Lc
22,19 . (2) Lc
24,43 . Joh (1) : Joh
13,4 .
-
Ned. : nemen . Arabisch : أخذ = akhadha . Zie : http://www.arabischlexicon.com/157-akhadha-nemen-157115821584.html . D. : nehmen . E. : take . Fr. : prendre
. Grieks : λαμβανω = lambanô (nemen) . Taalgebruik in het NT : lambanô
(nemen) . Hebreeuws : לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen) . Taalgebruik in Tenakh : lâqach
(nemen, grijpen, ontvangen) . Lat. : accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen) .
Mt 26,27.3. ποτηριον = potèrion (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion (beker) . Taalgebruik in de LXX : potèrion (beker) . OT (20) : (1) Gn 40,11 . (2) Gn 40,13 . (3) Gn 40,21 . (4) Js 51,17 . (5) Js 51,22 . (6) Jr 16,7 . (7) Jr 25,15 . (8) Jr 25,17 . (9) Jr 25,28 . (10) Jr 49,12 . (11) Jr 51,7 . (12) Ez 23,31 . (13) Ez 23,32 . (14) Ez 23,33 . (15) Hab 2,16 . (16) Ps 23,5 . (17) Ps 75,9 . (18) Ps 116,13 . (19) Kl 2,13 . (20) Kl 4,21 . NT (21) . Ev. (14) . Mt (5) : (1) Mt 10,32 . (2) Mt 20,22 . (3) Mt 20,23 . (4) Mt 26,27 . (5) Mt 26,39 . Mc (5) : (1) Mc 9,41 . (2) Mc 10,38 . (3) Mc 10,39 . (4) Mc 14,23 . (5) Mc 14,36 . Lc (3) : (1) Lc 22,17 . (2) Lc 22,20 . (3) Lc 22,42 . Joh (1) : Joh 18,11 . 1 Kor (5) : (1) 1 Kor 10,16 . (2) 1 Kor 10,21 . (3) 1 Kor 11,25 . (4) Kor 11,26 . (5) 1 Kor 11,27 . Apk (2) : (1) Apk 16,19 . (2) Apk 17,4 . Een vorm van ποτηριον = potèrion in het OT (33) , in het NT (31) . In de LXX kan ποτηριον = potèrion de vertaling van 3 Hebreeuwse woorden zijn .
potèrion (beker) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
nom. + acc. onz. enk. potèrion | 41 | 20 | 21 | 5 | 5 | 3 | 1 | 5 | 2 | 13 | 14 | ||||
Totaal | 64 | 33 | 31 | 7 | 6 | 5 | 1 | 8 | 4 | 18 | 19 |
- Hebr. כּוֹס = kôs (beker) . Taalgebruik in Tenakh : kôs (beker) . Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , waw = 6 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 86 (2 X 43) . Structuur : 2 - 6 - 6 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (15) : (1) Gn 40,11 . (2) Gn 40,13 . (3) 1 K 7,26 . (4) Js 51,17 . (5) Js 51,22 . (6) Jr 16,7 . (7) Jr 25,15 . (8) Jr 51,7 . (9) Ez 23,32 . (10) Ez 23,33 . (11) Hab 2,16 . (12) Ps 75,9 . (13) Ps 116,13 . (14) Kl 4,21 . (15) 2 Kr 4,5 . Een vorm van כּוֹס = kôs (beker) in Tenakh (26) .
- Ned. : beker . Arabisch : كوب = kub . D. : Kelck . E. : cup . Fr. : coup . Grieks : ποτηριον = potèrion
(beker) . Hebreeuws : כּוֹס = kôs (beker) . Taalgebruik in Tenakh : kôs (beker) . Taalgebruik in het NT : potèrion
(beker) . Lat. : calix .
Mt
26,27.1. - 3. וַיּקַּח מֹשֶׁה אֶת הַדָּם = wajjiqqach mosjèh ´èth haddâm (en Mozes nam het bloed) .
Tenakh (2) : (1) Ex 24,8 . (2) Lv 8,15 .
-In het NT lezen we 2X : και λαβων το ποτηριον = kai labôn to potèrion (en genomen de beker) : (1) Mt
26,27 . (2) Mc
14,23 .
In het NT is er sprake dat Jezus de beker nam .
- λαβων δε μωυσης το αἱμα = labôn de moüsès to haima (Mozes echter het bloed genomen hebbende) . Bijbel (1) : Ex
24,8 .
- λαβων το αἱμα = labôn to haima (het bloed genomen hebbende) . Bijbel (2) . LXX (1) : Ex 29,16 . NT (1) : Heb 9,19 .
Mt 26,27.4. και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Taalgebruik : kai (en) in de LXX .
kai (en) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
verzen | 7957 | 1071 | 678 | 1151 | 879 | 1007 | 2767 | 404 | 2900 | 3779 | ||
kai (en) | 26980 | 21867 | 5113 | 705 | 555 | 822 | 530 | 660 | 1470 | 371 | 2082 | 2612 |
verschil | 2844 | 366 | 123 | 329 | 349 | 347 | 1297 | 33 | 818 | 1167 |
- Ned. : en . Arabisch : وَ = wa (en) . Taalgebruik in de Qoran : wa (en) . E. : and . D. : und . Fr. : et . Grieks : και = kai (en) . Taalgebruik : kai (en) in NT . Hebr. : וְ = wë (en) . Lat. : et .
Mt 26,27.5. act. part. aor. nom. mann. enk. ευχαριστησας = eucharistèsas (gedankt) van het werkw. ευχαριστεω = eucharisteô (danken) . Taalgebruik in het NT : eucharisteô (danken) . ch - r . L. gratia . Fr. grace . Vertaling : gratie , genade , char-me , bevalligheid . ευχαριστεω = eucharisteô : welgevallen , goede bevalligheid brengen . Bijbel (9) : (1) Mt 15,36 . (2) Mt 26,27 . (3) Mc 8,6 . (4) Mc 14,23 . (5) Lc 22,17 . (6) Lc 22,19 . (7) Joh 6,11 . (8) Hnd 28,15 . (9) 1 Kor 11,24 . Een vorm van ευχαριστεω = eucharisteô in de LXX (6) , in het NT (38) , in Lc (4) : (1) Lc 17,16 . (2) Lc 18,11 . (3) Lc 22,17 . (4) Lc 22,19 .
eucharisteô (danken) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
part. aor. nom. m. + vr. enk. eucharistèsas | 9 | 9 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 | 6 | 7 |
Mt 26,27.12. nom. mann. mv. παντες = pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. πας = pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in de LXX : pas (ieder, elk, alles) . Mt (18) : (1) Mt 11,13 . (2) Mt 11,28 . (3) Mt 12,23 . (4) Mt 14,20 . (5) Mt 15,37 . (6) Mt 19,11 . (7) Mt 21,26 . (8) Mt 22,28 . (9) Mt 23,8 . (10) Mt 25,31 . (11) Mt 26,27 . (12) Mt 26,31 . (13) Mt 26,33 . (14) Mt 26,35 . (15) Mt 26,52 . (16) Mt 26,56 . (17) Mt 27,1 . (18) Mt 27,22 .
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 724 | 558 | 166 | 18 | 15 | 25 | 14 | 33 | 57 | 4 | 58 | 72 |
- Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Arabisch : kull (al) . Taalgebruik in de Koran : kull (al) .
Mt 26,28 - Mt 26,28 : 322. Instelling van de eucharistie - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mt 26,26 - Mt 26,27 - Mt 26,28 - Mt 26,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] For this is my blood of the new testament, which is
shed for many for the remission of sins.
Luther-Bibel . 28 das ist mein Blut des Bundes, das vergossen wird für viele
zur Vergebung der Sünden.
Tekstuitleg van Mt 26,28 .
Mt
26,28.5. nom. + acc. onz. enk. αἱμα = haima (bloed)
. Taalgebruik in het NT : haima
(bloed) . Taalgebruik in de LXX : haima
(bloed) . Taalgebruik in Lc : haima
(bloed) . Mt (5) : (1) Mt
16,17 . (2) Mt
23,35 . (3) Mt
26,28 . (4) Mt 27,4 . (5) Mt
27,25 . Mc (1) : Mc
14,24 . Lc (2) : (1) Lc
11,50 . (2) Lc 13,1 . Joh (5) : (1) Joh
6,53 . (2) Joh
6,54 . (3) Joh
6,55 . (4) Joh
6,56 . (5) Joh
19,34 . Hnd (6) : (1) Hnd 2,19 . (2) Hnd 2,20 . (3) Hnd 5,28 . (4) Hnd 18,6 . (5) Hnd 21,25 . (6) Hnd 22,20 . Een vorm van αἱμα = haima (bloed) in de LXX (401) , in het NT (97) , in Mt (10) : (1) Mt
16,17 . (2) Mt
23,30 . (3) Mt
23,35 . (4) Mt
26,28 . (5) Mt 27,4 . (6) Mt 27,6 . (7) Mt 27,8 . (8) Mt
27,24 . (9) Mt
27,25 . (10) Mt
27,49 , in Mc (3) : (1) Mc 5,25 . (2) Mc 5,29 . (3) Mc
14,24 . in Lc (7) : (1) Lc
8,43 . (2) Lc
8,44 . (3) Lc
11,50 . (4) Lc
11,51 . (5) Lc
13,1 . (6) Lc
22,20 . (7) Lc
22,44 .
- Hebreeuws . דָמִי = dâmî (mijn bloed) < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. . דָם = dâm
(bloed, bloedschuld) . Taalgebruik in Tenakh : dâm
(bloed, bloedschuld) . Bijbel (2) : (1) 1 S 26,20 . (2) Job 16,18 .
Mt
26,28.8. gen. vr. enk. διαθηκης = diathèkès van het zelfst. naamw. διαθηκη = diathèkè (verbond) . Taalgebruik in het NT : diathèkè
(verbond) . Taalgebruik in de LXX : diathèkè
(verbond) . Taalgebruik in Lc. : diathèkè
(verbond) . Bijbel (45) . Bijbel (128) . OT (103) . NT (15) : (1) Mt
26,28 . (2) Mc
14,24 . (3) Lc
1,72 . (4) Hnd 3,25 . (5) 2
Kor 3,6 . (6) 2
Kor 3,14 . (7) Heb 7,22 . (8) Heb 8,6 . (9) Heb 9,4 . (10) Heb 9,15 . (11) Heb 9,20 . (12) Heb 10,29 . (13) Heb 12,24 . (14) Heb 13,20 . (15) Apk 11,19 . Een vorm van διαθηκη = diathèkè (verbond) in de LXX (358) , in het NT (33) , in Lc in 2 verzen
: (1) Lc
1,72 . (2) Lc
22,20 . In Lc : 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in 2 verzen
in 2 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van διαθηκη = diathèkè (verbond) in
2 verzen in 2 hoofdstukken : (1) Hnd 3,25 . (2) Hnd 7,8 .
- בְרבִיתוֹ = bërîthô (zijn verbond) < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . בְרִית = bërîth
(verbond) . Taalgebruik in Tenakh : bërîth
(verbond) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , taw =
22 of 400 ; totaal : 54 (2 X 3³) of 612 (2² X 3² X 17) . Structuur : 2 - 2 - 1 - 4 . Tenakh (17) : (1) Ex
2,24 (in combinatie met zâkhar : gedenken) . (2) Dt
4,13 . (3) Dt 8,18 . (4) Dt 17,2 . (5) 2 K 13,23 . (6) 2 K 17,15 . (7) 2 K 18,12 . (8) Ez 17,14 . (9) Ez 17,16 . (10) Ps 25,10 . (11) Ps 55,21 . (12) Ps 103,18 . (13) Ps 105,8 . (14) Ps 106,45 . (15) Ps 111,5 . (16) Ps 111,9 . (17) 1
Kr 16,15 .
- Lat. foedus (zie b.v. federaal)
, testamentum . E. testament . Fr. alliance . E. covenant . Ned. testamment
, verbond , overeenkomst . D. Bund .
Mt 26,28.12. pass. part. praes. nom. + acc. onz. enk. εκχυννομενον = ekchunnomenon (uitgegoten, vergoten) van het werkw. εκχεω = ekchunnô (gieten, vergieten) . Taalgebruik in de Bijbel : ekchunnô (gieten, vergieten) . Een vorm van in de LXX (0) , in het NT (11) . NT (4) : (1) Mt 23,35 . (2) Mt 26,28 . (3) Mc 14,24 . (4) Lc 22,20 .
Mt 26,28.14. acc. vr. enk. αφεσιν = afesin van het zelfst. naamw. αφεσις = afesis (vergeving) . Taalgebruik in het NT : afesis (vergeving) . Taalgebruik in de LXX : afesis (vergeving) . Bijbel (25) : (1) Ex 18,2 . (2) Ex 23,11 . (3) Lv 16,26 . (4) Lv 25,10 . (5) Lv 27,18 . (6) Dt 15,1 . (7) Dt 15,3 . (8) Js 61,1 . (9) Jr 34,8 . (10) Jr 34,15 . (11) Jr 34,17 . (12) Est 2,18 . (13) Jdt 11,14 . (14) 1 Mak 13,34 . (15) Mt 26,28 . (16) Mc 1,4 . (17) Mc 3,29 . (18) Lc 3,3 . (19) Lc 24,47 . (20) Hnd 2,38 . (21) Hnd 5,31 . (22) Hnd 10,43 . (23) Hnd 26,18 . (24) Ef 1,7 . (25) Kol 1,14 . Een vorm van αφεσις = afesis in de LXX (50) , in het NT (17) , in Lc (4 , 5X) : (1) Lc 1,77 . (2) Lc 3,3 . (3) Lc 4,18 (2 vormen) . (4) Lc 24,47 . In Lc : 2 vormen van αφεσις = afesis (aflating, vergeving) in 4 verzen in 4 / 24 hoofdstukken . In Hnd : 2 vormen van αφεσις = afesis (aflating, vergeving) in 5 verzen in 5 / 28 hoofdstukken .
αφεσις = afesis (af-lating) | bijbel | OT | NT | ev. | Mt | Mc | Lc | Hnd | Br. |
nom vr. enk. afesis | 5 | 2 | 3 | 1 : Hnd 13,38 | 2 : (1) Heb 9,2 . (2) Heb 10,18 | ||||
gen. vr. enk. afeseôs | 21 | 21 | |||||||
dat. vr. enk.: afesei | 8 | 6 | 2 | 2 | 2 : (1) Lc 1,77 . (2) Lc 4,18 . | ||||
acc. vr. enk. afesin | 26 | 14 | 12 | 5 | 1 : Mt 26,28 . | 2 : (1) Mc 1,4 . (2) Mc 3,29 . | 3 : (1) Lc 3,3 . (2) Lc 4,18 . (3) Lc 24,47 . | 4 : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 5,31 . (3) Hnd 10,43 . (4) Hnd 26,18 . | 2 : (1) Ef 1,7 . (2) Kol 1,14 . |
totaal | 60 | 44 | 17 | 1 | 2 | 5 | 5 | 4 |
Mt 26,28.15. gen. vr. mv. ἁμαρτιων = hamartiôn (van de zonden) van het zelfstandig naamwoord ἁμαρτια = hamartia (zonde) . Bijbel (85) . OT (53) . NT (32) : (1) Mt 1,21 . (2) Mt 26,28 . (3) Mc 1,4 . (4) Lc 1,77 . (5) Lc 3,3 . (6) Lc 24,47 . (7) Hnd 2,38 . (8) Hnd 5,31 . (9) Hnd 10,43 . (10) Hnd 13,38 . (11) Hnd 26,18 . Andere boeken NT (21) . Een vorm van in de LXX (545) , in het NT (173) .
Mt 26,28.13. - 15. εις αφεσιν (των) ἁμαρτιων (tot vergeving van (de) zonden) . Bijbel (4) : (1) Mt 26,28 . (2) Mc 1,4 . (3) Lc 3,3 . (4) Hnd 2,38 .
afesis | NT | Mt | Mc | Lc | Hnd | Br. |
afesis hamartiôn | 1 | 1 : Hnd 13,38 | NIET : 2 : (1) Heb 9,2 . (2) Heb 10,18 | |||
afesei hamartiôn | 1 | 1 : (1) Lc 1,77 . NIET : (2) Lc 4,18 . | ||||
afesin (tôn) hamartiôn | 9 | 1 : Mt 26,28 . | 1 : (1) Mc 1,4 . NIET : (2) Mc 3,29 . | 1 : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 5,31 . (3) Hnd 10,43 . (4) Hnd 26,18 . | 1 : (2) Kol 1,14 . NIET : (1) Ef 1,7 . | |
totaal | 11 | 1 | 1 | 3 | 5 | 1 |
en afesei hamartiôn | 1 | 1 : (1) Lc 1,77 . NIET : (2) Lc 4,18 . | ||||
eis afesin (tôn) hamartiôn (tot vergeving van zonden) | 4 | 1 : Mt 26,28 . | (1) Mc 1,4 . | 1 : (1) Lc 3,3 . (2) Lc 24,47 . | (1) Hnd 2,38 . |
Mt 26,29 - Mt 26,29 : 322. Instelling van de eucharistie - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mc 14,22-25 - Mt 26,26-29 - Lc 22,15-20 -- Mt 26,26 - Mt 26,27 - Mt 26,28 - Mt 26,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] But I say unto you, I will not drink henceforth of
this fruit of the vine, until that day when I drink it new with you in my Father's
kingdom.
Luther-Bibel . 29 Ich sage euch: Ich werde von nun an nicht mehr von diesem
Gewächs des Weinstocks trinken bis an den Tag, an dem ich von neuem davon trinken
werde mit euch in meines Vaters Reich.
Tekstuitleg van Mt 26,29 .
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mt 26,30-35 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,26 - Mt 26,27 - Mt 26,28 - Mt 26,29 - Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 -
Mc 1, 9 // Mt 3,13 // Lc 3,21 (Jezus ging van Nazaret van Galilea) | Mc 1,14 // Mt 4,12 // Lc 4,14a (Jezus ging naar Galilea) | Mc 14,28 // Mt 26,32 (voorspelling) | Mc 16,7 // Mt 28,7 (zoals hij je gezegd heeft) | Mt 28,7 // Mc 16,7 | Mt 28,10 | Mt 28,16 | ||
alla hupagete (maar ga) | kai tachu poreutheisai (en vlug vertrokken zijnde) | hupagete (ga) | hoi de hendeka (de elf echter) | |||||
eipate tois mathètais autou kai tôi petrôi (zeg aan zijn leerlingen en aan Petrus) | eipate tois mathètais autou (zeg aan zijn leerlingen) | apaggeilate tois adelfois mou (meld aan mijn broeders) | ||||||
... | Kai meta to paradothènai ton Iôannèn ( En nadat Johannes werd overgeleverd) | alla meta to egerthènai me (En nadat ik ben verrezen (Matteüs: geen alla maar de - echter - na meta -nadat-) | hoti ègerthè apo tôn nekrôn (dat hij is opgewekt uit de doden) | eporeuthèsan (gingen) | ||||
èlthen (ging) | èlthen (ging) | proaksô humas (zal ik je voorgaan) | proagei humas (gaat hij je voor) | kai idou proagei humas (en zie hij gaat je voor) | hina (opdat) apelthôsin zouden vertrekken) | |||
Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | |||||||
apo (van) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | eis (naar) | ||
Nazaret (Nazaret) | ||||||||
tès Galilaias (Galilea) | tèn Galilaian (Galilea) | tèn Galilaian (Galilea) | tèn Galilaian (Galilea) | tèn Galilaian (Galilea) | tèn Galilaian (Galilea) | tèn Galilaian (Galilea) ... | ||
ekei auton opsesthe (daar hem zult gij zien) | ekei auton opsesthe (daar hem zult gij zien) | kakei me opsontai (en daar zullen zij mij zien) | ||||||
kathôs eipen humin (zoals hij gezegd heeft jullie) | idou eipon humin (zie ik heb het je gezegd) | 17. kai idontes auton (en hem gezien hebbende) | ||||||
18. Doop van Jezus : Mc 1,9-11 // Mt 3,13-17 // Lc 3,21-22 - Mc 1,9-11 - Mt 3,13-17 - Lc 3,21-22 - | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea :
Mc 1,14-15 // Mt 4,12-17 // Lc 4,14-15 - Mc
1,14-15 - Mt
4,12-17 - Lc
4,14-15 - |
328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening : Mc 14,26-31 // Mt 26,30-35 // Lc 22,39 - Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis
: Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12 - Mc
16,1-8 - Mt
28,1-10 - Lc
23,56b-24,12 - |
351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12 - Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 - | 351. Vrouwen als getuigen van Jezus'verrijzenis : Mc 16,1-8 // Mt 28,1-10 // Lc 23,56b-24,12 - Mc 16,1-8 - Mt 28,1-10 - Lc 23,56b-24,12 - | 353. Verschijning aan de elf in Galilea : Mt 28,16-20 - Mt 28,16-20 - |
Mt 26,30 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mt 26,32 - Mt 26,33 - Mt 26,34 - Mt 26,35 -- Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] And when they had sung an hymn, they went out into
the mount of Olives.
Luther-Bibel . 30 Und als sie den Lobgesang gesungen hatten, gingen sie hinaus
an den Ölberg.
Tekstuitleg van Mt 26,30 .
Mt 26,31 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mt 26,32 - Mt 26,33 - Mt 26,34 - Mt 26,35 -- Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] Then saith Jesus unto them, All ye shall be offended
because of me this night: for it is written, I will smite the shepherd, and
the sheep of the flock shall be scattered abroad.
Luther-Bibel . 31 Da sprach Jesus zu ihnen: In dieser Nacht werdet ihr alle
Ärgernis nehmen an mir. Denn es steht geschrieben (Sacharja 13,7): »Ich werde
den Hirten schlagen, und die Schafe der Herde werden sich zerstreuen.«
Tekstuitleg van Mt 26,31 .
Mt 26,32 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mt 26,32 - Mt 26,33 - Mt 26,34 - Mt 26,35 -- Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] But after I am risen again, I will go before you into
Galilee.
Luther-Bibel . 32 Wenn ich aber auferstanden bin, will ich vor euch hingehen
nach Galiläa.
Tekstuitleg van Mt 26,32 .
Mt 26,33 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mt 26,32 - Mt 26,33 - Mt 26,34 - Mt 26,35 -- Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] Peter answered and said unto him, Though all men shall
be offended because of thee, yet will I never be offended.
Luther-Bibel . 33 Petrus aber antwortete und sprach zu ihm: Wenn sie auch alle
Ärgernis nehmen, so will ich doch niemals Ärgernis nehmen an dir.
Tekstuitleg van Mt 26,33 .
Mt 26,34 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mt 26,32 - Mt 26,33 - Mt 26,34 - Mt 26,35 -- Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] Jesus said unto him, Verily I say unto thee, That this
night, before the cock crow, thou shalt deny me thrice.
Luther-Bibel . 34 Jesus sprach zu ihm: Wahrlich, ich sage dir: In dieser Nacht,
ehe der Hahn kräht, wirst du mich dreimal verleugnen.
Tekstuitleg van Mt 26,34 .
Mt 26,35 : 328. Voorspelling van de ontrouw van de leerlingen en van Petrus' verloochening - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,30 - Mt 26,31 - Mt 26,32 - Mt 26,33 - Mt 26,34 - Mt 26,35 -- Mc 14,26-31 - Mt 26,30-35 - Lc 22,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] Peter said unto him, Though I should die with thee,
yet will I not deny thee. Likewise also said all the disciples.
Luther-Bibel . 35 Petrus sprach zu ihm: Und wenn ich mit dir sterben müsste,
will ich dich nicht verleugnen. Das Gleiche sagten auch alle Jünger.
Tekstuitleg van Mt 26,35 .
329. Jezus in Getsemane : Mt 26,36-46 - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 -
Mt 26,36 - Mt 26,36 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] Then cometh Jesus with them unto a place called Gethsemane,
and saith unto the disciples, Sit ye here, while I go and pray yonder.
Luther-Bibel . 36 Da kam Jesus mit ihnen zu einem Garten, der hieß Gethsemane,
und sprach zu den Jüngern: Setzt euch hier, solange ich dorthin gehe und bete.
Tekstuitleg van Mt 26,36 .
Mc 14,32 | Mt 26,36 | ||||||||
14:32 kai erchontai eis chôrion ou to onoma gethsèmani kai legei tois mathètais autou kathisate ôde eôs proseuxômai | 26:36 tote erchetai met autôn o ièsous eis chôrion legomenon gethsèmani kai legei tois mathètais kathisate autou eôs [ou] apelthôn ekei proseuxômai |
8. chôrion (plaats, plek, landgoed) . Taalgebruik in de Bijbel : chôrion (plaats, plek, landgoed) . Bijbel (6) . OT (1) . NT (5) : (1) Mt 26,36 . (2) Mc 14,32 . (3) Hnd 1,18 . (4) Hnd 1,19 . (5) Hnd 5,8 . Een vorm van chôrion (plaats, plek, landgoed) in de LXX (6) , in het NT (10) . Hnd (7) : (1) Hnd 1,18 . (2) Hnd 1,19 . (3) Hnd 4,34 . (4) Hnd 5,3 . (5) Hnd 5,8 . (6) Hnd 28,7 .
- gen. onz. enk. chôriou . Bijbel (3) : (1) 2 Mak 12, 7 . (2) Joh 4,5 . (3) Hnd 5,3 .
- Hebr. kèrèm (landgoed, wijngaard) . Taalgebruik in Tenakh : kèrèm (landgoed, wijngaard) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 ( 4 X 11) OF 260 ( 2² X 5 X 13 OF 10 X 26) . Structuur : 2 - 2 - 4 . Som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (20) . Pentateuch (4) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (4) . Aramees : chäqal (veld) . Arabisch : chaql .
Mt 26,37 - Mt 26,37 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] And he took with him Peter and the two sons of Zebedee,
and began to be sorrowful and very heavy.
Luther-Bibel . 37 Und er nahm mit sich Petrus und die zwei Söhne des Zebedäus
und fing an zu trauern und zu zagen.
Tekstuitleg van Mt 26,37 .
èrxato (hij begon) . Verwijzing : èrxato (hij begon) , zie Mc 1,45 . Aorist derde persoon enkelvoud van het werkwoord archomai (beginnen) . Het komt in de bijbel in zesenzeventig verzen voor . In vijfendertig verzen in het O.T. . In eenenveertig verzen in het N.T . In zeven verzen bij Matteüs : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . In vijf verzen is Jezus onderwerp , in twee verzen Petrus . In vier verzen wordt èrxato (hij begon) voorafgegaan door tote (dan ; apo tote : vanaf dan) .
1. Jezus | 2. Jezus | 3. Jezus | 4. Jezus | 5. Petrus | 6. Jezus | 7. Petrus |
Mt 4,17 | Mt 11,7 | Mt 11,20 | Mt 16,21 | Mt 16,22 | Mt 26,37 | Mt 26,74 |
apo tote (van dan af) | Tote (dan) | apo tote (van dan af) | Tote (dan) | |||
èrxato (begon) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) |
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ||||
kèrussein kai legein (te verkondigen en te zeggen) | legein (te zeggen) | oneidizein (te misprijzen) tas poleis (de steden) | deiknuein (aan te duiden) | epitiman autôi | lupeisthai (bedroefd te worden) | katathematizein (te negeren) |
21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 | 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 | 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm :Mt 11,20-24 - Lc 10,13-15 | 163. Eerste lijdensvoorspelling : Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 | 164. Berisping van Petrus : Mc 8,32-33 - Mt 16,22-23 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 | 334. Verloochening van Petrus : Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 |
Mt 26,38 - Mt 26,38 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] Then saith he unto them, My soul is exceeding sorrowful,
even unto death: tarry ye here, and watch with me.
Luther-Bibel . 38 Da sprach Jesus zu ihnen: Meine Seele ist betrübt bis an den
Tod; bleibt hier und wacht mit mir!
Tekstuitleg van Mt 26,38 .
Mt 26,39 - Mt 26,39 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] And he went a little further, and fell on his face,
and prayed, saying, O my Father, if it be possible, let this cup pass from me:
nevertheless not as I will, but as thou wilt.
Luther-Bibel . 39 Und er ging ein wenig weiter, fiel nieder auf sein Angesicht
und betete und sprach: Mein Vater, ist's möglich, so gehe dieser Kelch an mir
vorüber; doch nicht wie ich will, sondern wie du willst!
Tekstuitleg van Mt 26,39 .
4. epesen (hij viel) . Verwijzing : piptô (vallen) . Hebr. nâphal = vallen , Eng. to fall . Gr. piptô . Lat. cadere . Fr. tomber .Act. ind. aor. 3de pers. enk. .
piptô (vallen) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. epesen | 99 | 73 | 26 | 7 | 4 | 5 | 1 | 4 | 1 | 4 | 16 | 17 | 1 |
Mt 26,40 - Mt 26,40 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [40] And he cometh unto the disciples, and findeth them
asleep, and saith unto Peter, What, could ye not watch with me one hour?
Luther-Bibel . 40 Und er kam zu seinen Jüngern und fand sie schlafend und sprach
zu Petrus: Könnt ihr denn nicht eine Stunde mit mir wachen?
Tekstuitleg van Mt 26,40 // Mc 14,37 // Lc 22,45 .
3. - 5. προς τους μαθητας = pros tous mathètas (tot de leerlingen) . NT (14) : (1) Mt 26,40 . (2) Mt 26,45 . (3) Mc 9,14 . (4) Lc 5,30 . (5) Lc 9,14 . (6) Lc 9,43 . (7) Lc 10,22 . (8) Lc 10,23 . (9) Lc 12,1 . (10) Lc 12,22 . (11) Lc 16,1 . (12) Lc 17,1 . (13) Lc 17,22 . (14) Lc 22,45 .
Mt 26,41 - Mt 26,41 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [41] Watch and pray, that ye enter not into temptation:
the spirit indeed is willing, but the flesh is weak.
Luther-Bibel . 41 Wachet und betet, dass ihr nicht in Anfechtung fallt! Der
Geist ist willig; aber das Fleisch ist schwach.
Tekstuitleg van Mt 26,41 .
Mt 26,42 - Mt 26,42 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [42] He went away again the second time, and prayed, saying,
O my Father, if this cup may not pass away from me, except I drink it, thy will
be done.
Luther-Bibel . 42 Zum zweiten Mal ging er wieder hin, betete und sprach: Mein
Vater, ist's nicht möglich, dass dieser Kelch an mir vorübergehe, ohne dass
ich ihn trinke, so geschehe dein Wille!
Tekstuitleg van Mt 26,42 .
18. - 21. γενηθητω το θελημα σου = genèthètô to thelèma sou (jouw wil gebeure) . Bijbel = NT (3) : (1) Mt 6,10 . (2) Mt 26,42 . Variante lezing : Lc 11,2 .
Mt 26,43 - Mt 26,43 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [43] And he came and found them asleep again: for their
eyes were heavy.
Luther-Bibel . 43 Und er kam und fand sie abermals schlafend, und ihre Augen
waren voller Schlaf.
Tekstuitleg van Mt 26,43 .
Mt 26,44 - Mt 26,44 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [44] And he left them, and went away again, and prayed the
third time, saying the same words.
Luther-Bibel . 44 Und er ließ sie und ging abermals hin und betete zum dritten
Mal und redete dieselben Worte.
Tekstuitleg van Mt 26,44 .
Mt 26,45 - Mt 26,45 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [45] Then cometh he to his disciples, and saith unto them,
Sleep on now, and take your rest: behold, the hour is at hand, and the Son of
man is betrayed into the hands of sinners.
Luther-Bibel . 45 Dann kam er zu seinen Jüngern und sprach zu ihnen: Ach, wollt
ihr weiter schlafen und ruhen? Siehe, die Stunde ist da, dass der Menschensohn
in die Hände der Sünder überantwortet wird.
Tekstuitleg van Mt 26,45 . Verwulling van de tweede lijdensaankondiging .
vervulling | aankondiging | ||||
Mt 26,45 | Mc 14,41 | Mt 17,22 | Mc 9,31 | Lc 9,44 | |
kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | idou paradidotai ho huios tou anthrôpou (zie wordt overgeleverd de mensenzoon) | mellei ho huios tou anthrôpou (de mensenzoon staat op het punt) | hoti ho huios tou anthrôpou (dat de mensenzoon) | ho gar huios tou anthrôpou (want de mensenzoon) | |
paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidosthai (overgeleverd te worden) | paradidotai (wordt overgeleverd) | mellei paradidosthai (staat op het punt overgeleverd te worden) | ||
eis cheiras hamartôlôn (in handen van zondaars) | eis tas cheiras tôn hamartôlôn (in de handen van de zondaars) | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen | |
329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 171. Tweede lijdensvoorspelling : Mc 9,30-32 // Mt 17,22-23 // Lc 9,43b-45 - Mc 9,30-32 - Mt 17,22-23 - Lc 9,43b-45 - |
23. 14. paradidotai (hij wordt overgeleverd) . Verwijzing : paradidômi (overleveren) . Lat. tradere (trans -dare) . Fr. trahir . Ned. overleveren , overgeven . Hebr. mâsar . Bij (Gr. para) langs , naast wordt verondersteld dat er nog iets / iemand anders is . Om die tweeheid beter uit te drukken kan men ook spreken over : tegenover , aan de andere zijde . Zo kan para-didômi betekenen : geven aan de tegenovergestelde , de andere , de tegenstander en in negatieve zin kan het over-leveren betekenen . N.T. (7) . Mt (3) : (1) Mt 26,2 . (2) Mt 26,24 // Mc 14,21 . (3) Mt 26,45 // Mc 14,41 . Mc (3) : (1) Mc 9,31 . (2) Mc 14,21 // Mt 26,24 . (3) Mc 14,41 // Mt 26,45 . Lc (1) : Lc 22,22 .
paradidômi (overleveren) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. pr. 3de pers. enk. paradidotai | 8 |
1 | 7 | 3 | 3 | 1 | (1) Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 . (2) Mc 14,41 // Mt 26,45 . |
aankondiging | vervulling | Judas | vervulling | Judas | Judas | ||
bijbelplaats | Mc 9,31 | Mc 14,41 // Mt 26,45 | Mc 14,21 // Mt 26,24 // Lc 22,22 | Mt 26,2 | Mt 26,45 // Mc 14,41 // Lc 22,22 | Mt 26,24 // Mc 14,21 | Lc 22,22 // Mc 14,21 // Mt 26,24 |
Jezus | hoti ho huios tou anthrôpou (dat de mensenzoon) | idou paradidotai ho huios tou anthrôpou (zie wordt overgeleverd de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | kai ho huios tou anthrôpou (en de mensenzoon) | ouai de tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou ho huios tou anthrôpou (wee echter die mens door wie de mensenzoon) | plèn ouai tôi anthrôpôi ekeinôi di'hou (maar wee die mens door wie |
wordt overgeleverd | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (wordt overgeleverd) | paradidotai (hij wordt overgeleverd) | |
tot | eis cheiras anthrôpôn (in handen van mensen) | eis tas cheiras tôn hamartôlôn (in de handen van de zondaars) | eis to staurothènai (om gekruisigd te worden) | eis cheiras hamartôlôn (in handen van zondaars) | |||
171. Tweede lijdensvoorspelling :Mc 9,30-32 - Mt 17,22-23 - Lc 9,43b-45 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 317. Complot tegen Jezus : Mc 14,1-2 - Mt 26,1-5 - Lc 22,1-2 - | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - | 321. Aanduiding van de verrader : Mc 14,17-21 - Mt 26,20-25 - Lc 22,14 - |
Mt 26,46 - Mt 26,46 : 329. Jezus in Getsemane - Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,36 - Mt 26,37 - Mt 26,38 - Mt 26,39 - Mt 26,40 - Mt 26,41 - Mt 26,42 - Mt 26,43 - Mt 26,44 - Mt 26,45 - Mt 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [46] Rise, let us be going: behold, he is at hand that doth
betray me.
Luther-Bibel . 46 Steht auf, lasst uns gehen! Siehe, er ist da, der mich verrät.
Tekstuitleg van Mt 26,46 .
Mt 26,46 : egeiresthe agômen idou èggiken ho paradidous me (wees opgewekt, laten we gaan, zie nabij is de mij overleverende)
- Mt
26,46 -
- idou
(zie). Cfr Mt
1,20 .
- ho paradidous (de overleverende) : zie paradidômi
(overleveren). Bij Matteüs, zie Mt
4,12 . Het onderwerp staat na het vervoegd werkwoord.
In Mt 26 is er in 7 verzen van de 10 verzen verwijzing naar de overleveraar Judas. In vier verzen wordt het participium praesens paradidous (overleverend) gebruikt. Telkens staat het persoonlijk voornaamwoord na het participium. In Mt 26,46 wordt het in Mt voor de tweede maal gebruikt. Het is Jezus die zijn leerlingen wijst op wat gaat komen.
330. Gevangenneming van Jezus : Mt 26,47-56 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 -
Mt 26,47 - Mt 26,47 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [47] And while he yet spake, lo, Judas, one of the twelve,
came, and with him a great multitude with swords and staves, from the chief
priests and elders of the people.
Luther-Bibel . 47 Und als er noch redete, siehe, da kam Judas, einer von den
Zwölfen, und mit ihm eine große Schar mit Schwertern und mit Stangen, von den
Hohenpriestern und Ältesten des Volkes.
Tekstuitleg van Mt 26,47 .
Mt 26,48 - Mt 26,48 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [48] Now he that betrayed him gave them a sign, saying,
Whomsoever I shall kiss, that same is he: hold him fast.
Luther-Bibel . 48 Und der Verräter hatte ihnen ein Zeichen genannt und gesagt:
Welchen ich küssen werde, der ist's; den ergreift.
Tekstuitleg van Mt 26,48 .
Mt 26,49 - Mt 26,49 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [49] And forthwith he came to Jesus, and said, Hail, master;
and kissed him.
Luther-Bibel . 49 Und alsbald trat er zu Jesus und sprach: Sei gegrüßt, Rabbi!,
und küsste ihn.
Tekstuitleg van Mt 26,49 .
Mt 26,50 - Mt 26,50 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [50] And Jesus said unto him, Friend, wherefore art thou
come? Then came they, and laid hands on Jesus, and took him.
Luther-Bibel . 50 Jesus aber sprach zu ihm: Mein Freund, dazu bist du gekommen?
Da traten sie heran und legten Hand an Jesus und ergriffen ihn.
Tekstuitleg van Mt 26,50 .
16. - 17. τον ιησουν = ton Ièsoun (de Jezus) . NT (66) . Mt (9) : (1) Mt 14,29 . (2) Mt 17,8 . (3) Mt 26,4 . (4) Mt 26,50 . (5) Mt 26,57 . (6) Mt 27,20 . (7) Mt 27,26 . (8) Mt 27,27 . (9) Mt 27,54 .
Mt 26,51 - Mt 26,51 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [51] And, behold, one of them which were with Jesus stretched
out his hand, and drew his sword, and struck a servant of the high priest's,
and smote off his ear.
Luther-Bibel . 51 Und siehe, einer von denen, die bei Jesus waren, streckte
die Hand aus und zog sein Schwert und schlug nach dem Knecht des Hohenpriesters
und hieb ihm ein Ohr ab.
Tekstuitleg van Mt 26,51 .
Mt 26,52 - Mt 26,52 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [52] Then said Jesus unto him, Put up again thy sword into
his place: for all they that take the sword shall perish with the sword.
Luther-Bibel . 52 Da sprach Jesus zu ihm: Stecke dein Schwert an seinen Ort!
Denn wer das Schwert nimmt, der soll durchs Schwert umkommen.
Tekstuitleg van Mt 26,52 .
Mt 26,53 - Mt 26,53 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [53] Thinkest thou that I cannot now pray to my Father,
and he shall presently give me more than twelve legions of angels?
Luther-Bibel . 53 Oder meinst du, ich könnte meinen Vater nicht bitten, dass
er mir sogleich mehr als zwölf Legionen Engel schickte?
Tekstuitleg van Mt 26,53 .
Mt 26,54 - Mt 26,54 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [54] But how then shall the scriptures be fulfilled, that
thus it must be?
Luther-Bibel . 54 Wie würde dann aber die Schrift erfüllt, dass es so geschehen
muss?
Tekstuitleg van Mt 26,54 .
Mt 26,55 - Mt 26,55 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [55] In that same hour said Jesus to the multitudes, Are
ye come out as against a thief with swords and staves for to take me? I sat
daily with you teaching in the temple, and ye laid no hold on me.
Luther-Bibel . 55 Zu der Stunde sprach Jesus zu der Schar: Ihr seid ausgezogen
wie gegen einen Räuber mit Schwertern und mit Stangen, mich zu fangen. Habe
ich doch täglich im Tempel gesessen und gelehrt, und ihr habt mich nicht ergriffen.
Tekstuitleg van Mt 26,55 .
Mt 26,56 - Mt 26,56 : 330. Gevangenneming van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,43-52 - Mt 26,47-56 - Lc 22,47-53 -- Mt 26,47 - Mt 26,48 - Mt 26,49 -- Mt 26,50 - Mt 26,51 - Mt 26,52 - Mt 26,53 - Mt 26,54 - Mt 26,55 - Mt 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [56] But all this was done, that the scriptures of the prophets
might be fulfilled. Then all the disciples forsook him, and fled.
Luther-Bibel . 56 Aber das ist alles geschehen, damit erfüllt würden die Schriften
der Propheten. Da verließen ihn alle Jünger und flohen.
Tekstuitleg van Mt 26,56 . Mt 26,56b // Mc 14,50 . Volgens Mt 26,56b lieten alle leerlingen Jezus achter en vluchtten . Volgens Mc 14,50 lieten ze (de leerlingen) Jezus achter en vluchtten . In ieder geval lieten zij Jezus alleen door hem achter te laten . Dit staat in schril contrast met de roepingsverhalen waarin de leerlingen 'alles' achterlieten om Jezus te volgen . Volgens het verhaal zullen de leerlingen geen getuigen van de verdere gebeurtenissen zijn .
1. - 2. touto de (dit echter) . NT (35) . Mt (4) .
14. nom. mann. mv. παντες = pantes (allen) van het bijvoegl. naamw. πας = pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in het NT : pas (ieder, elk, alles) . Taalgebruik in de LXX : pas (ieder, elk, alles) . Mt (18) : (1) Mt 11,13 . (2) Mt 11,28 . (3) Mt 12,23 . (4) Mt 14,20 . (5) Mt 15,37 . (6) Mt 19,11 . (7) Mt 21,26 . (8) Mt 22,28 . (9) Mt 23,8 . (10) Mt 25,31 . (11) Mt 26,27 . (12) Mt 26,31 . (13) Mt 26,33 . (14) Mt 26,35 . (15) Mt 26,52 . (16) Mt 26,56 . (17) Mt 27,1 . (18) Mt 27,22 .
pas (al) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
10 | nom. mann. mv. pantes | 724 | 558 | 166 | 18 | 15 | 25 | 14 | 33 | 57 | 4 | 58 | 72 |
- Hebr. kol . kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Lat. omnis . Fr. tout . Ned. elk , ieder . Arabisch : kull (al) . Taalgebruik in de Koran : kull (al) .
Mt 26,56.15. act. part. aor. nom. mann. mv. αφεντες = afentes (achtergelaten) van het werkw. αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in het NT : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in de LXX : afièmi (aflaten, achterlaten) . Taalgebruik in Mc : afièmi (aflaten, achterlaten) . par-donner (pardon) : ver-geven . s'excuser (ex -causa) = buiten de zaak , zich ver-ont-schuld-igen . kwijt-schelden (ont-schulden) . Slechts in het NT (15) . Mt (4) : (1) Mt 4,20 . (2) Mt 4,22 . (3) Mt 22,22 . (4) Mt 26,56 . Mc (6) : (1) Mc 1,18 . (2) Mc 1,20 . (3) Mc 4,36 . (4) Mc 7,8 . (5) Mc 12,12 . (6) Mc 14,50 . Lc (3) : (1) Lc 5,11 . (2) Lc 10,30 . (3) Lc 18,28 . Verder : (1) Rom 1,27 . (2) Heb 6,1 . Een vorm van αφιημι = afièmi (aflaten, achterlaten) in de LXX (138) , in het NT (142) , Mt (47) , Mc (34) , Lc (31) .
Mt 26,56.15. - 16. αφεντες αυτον = afentes auton (hem achtergelaten) . NT (4) : (1) Mt 22,22 // Mc 12,12 . (2) Mt 26,56 // Mc 14,50 . (3) Mc 12,12 // Mt 22,22 . (4) Mc 14,50 // Mt 26,56 . In het eerste geval laten tegenstanders Jezus achter , in het tweede geval zijn het alle leerlingen . In tegenstelling tot : (1) Mt 4,20 // Mc 1,18 . (2) Mt 4,22 // Mc 1,20 . (3) Mc 1,18 // Mt 4,20 . (4) Mc 1,20 // Mt 4,22 lieten de leerlingen van alles achter om Jezus te volgen .
Mt 26,56.17. act. ind. aor. 3de pers. mv. εφυγον = efugon (zij vluchtten) van het werkwoord φευγω = feugô (vluchten) . Taalgebruik in het NT : feugô (vluchten) . Taalgebruik in de LXX : feugô (vluchten) . Bijbel (60) . OT (52) . NT (8) : (1) Mt 8,33 . (2) Mt 26,56 . (3) Mc 5,14 . (4) Mc 14,50 . (5) Mc 16,8 . (6) Lc 8,34 . (7) Heb 11,34 . (8) . Heb 12,25 . Een vorm van φευγω = feugô in de LXX (250) , in het NT (29) .
331. Naar de hogepriester : Mt 26,57-58 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 -- Mt 26,57 - Mt 26,58 -
Mt 26,57 - Mt 26,57 : 331. Naar de hogepriester : verwijzingen -- Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 -- Mt 26,57 - Mt 26,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [57] And they that had laid hold on Jesus led him away to
Caiaphas the high priest, where the scribes and the elders were assembled.
Luther-Bibel . 57 Die aber Jesus ergriffen hatten, führten ihn zu dem Hohenpriester
Kaiphas, wo die Schriftgelehrten und Ältesten sich versammelt hatten.
Tekstuitleg van Mt 26,57 . Het vers Mt 26,57 telt 17 woorden en 98 (2 X 7²) letters . De getalwaarde van Mt 26,57 is 9232 (2² X 2² X 577) .
Mt 26,57.1. nom. mann. mv. οἱ = hoi (de) van het bepaald lidw.ὁ = ho / ἡ = hè / το = to . Taalgebruik in NT : bepaald lidwoord . Taalgebruik in Mt : bepaald lidwoord . Mt (196) . Mt 26 (14) .
lidw. mv. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
10. | nom. m. mv. hoi | 4230 | 3257 | 973 | 196 | 101 | 165 | 125 | 147 | 169 | 70 | 462 | 587 |
lidw. mv. | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 | ||
nom. m. mv. hoi | 3 | 1 | 3 | 11 | 4 | 8 | 6 | 13 | 3 | 3 | 13 | 10 | 9 | 7 | 5 | 7 | 3 | 5 | 10 | 13 | 10 | 3 | 7 | 5 | 14 | 15 | 5 | 196 |
Mt
26,57.2. δε = de (echter) , afkorting δ' = d' . Taalgebruik in de bijbel : de
(echter) . Partikel . Het staat steeds als tweede woord in de zin . Het
kan een lichte tegenstelling aanduiden . Om een verandering van personage of
situatie in de zin aan te duiden .
de (echter) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
de | 6210 | 3754 | 2456 | 421 | 149 | 478 | 203 | 490 | 708 | 7 | 1048 | 1251 |
d' | 73 | 50 | 23 | 12 | 2 | 5 | 1 | 3 | 19 | 20 | ||
Totaal | 6283 | 3804 | 2479 | 433 | 151 | 483 | 204 | 490 | 711 | 7 | 1067 | 1271 |
partikel de (echter) | Mt 1 | Mt 2 | Mt 3 | Mt 4 | Mt 5 | Mt 6 | Mt 7 | Mt 8 | Mt 9 | Mt 10 | Mt 11 | Mt 12 | Mt 13 | Mt 14 | Mt 15 | Mt 16 | Mt 17 | Mt 18 | Mt 19 | Mt 20 | Mt 21 | Mt 22 | Mt 23 | Mt 24 | Mt 25 | Mt 26 | Mt 27 | Mt 28 |
421 | 21 | 11 | 9 | 5 | 12 | 13 | 3 | 16 | 16 | 13 | 5 | 17 | 25 | 19 | 19 | 14 | 11 | 9 | 15 | 13 | 22 | 17 | 13 | 15 | 21 | 31 | 27 | 9 |
12 | 3 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 2 | 1 | ||||||||||||||||||||
433 | 21 | 11 | 9 | 5 | 15 | 13 | 3 | 16 | 16 | 15 | 5 | 18 | 25 | 19 | 19 | 15 | 11 | 10 | 15 | 13 | 23 | 17 | 15 | 15 | 21 | 31 | 28 | 9 |
Mt 26,57.1. - 2. οἱ δε = hoi de (zij echter) . NT (173) . Mt 26 (5) : (1) Mt 26,15 . (2) Mt 26,57 . (3) Mt 26,59 . (4) Mt 26,66 . (5) Mt 26,67 .
Mt 26,57.3. act. part. aor. mann. mv. κρατησαντες = kratèsantes (overmachtigd, vastgenomen) van het werkw. κρατεω = krateô (vastnemen, bemachtigen) . Taalgebruik in het NT : krateô (vastnemen, bemachtigen) . Taalgebruik in de LXX : krateô (vastnemen, bemachtigen) . Bijbel (3) : (1) Mt 22,6 . (2) Mt 26,57 . (3) Mc 14,1 .
Mt 26,57.4. - 5. τον ιησουν = ton Ièsoun (de Jezus) . NT (66) . Mt (9) : (1) Mt 14,29 . (2) Mt 17,8 . (3) Mt 26,4 . (4) Mt 26,50 . (5) Mt 26,57 . (6) Mt 27,20 . (7) Mt 27,26 . (8) Mt 27,27 . (9) Mt 27,54 .
Mt 26,57.6. act. ind. aor. 3de pers. mv. απηγαγον = apègagon (zij leidden weg) van het werkw. απαγω = apagô (wegleiden, wegvoeren) . Taalgebruik in het NT : apagô (wegleiden, afvoeren) . Taalgebruik in Mc : apagô (wegleiden, afvoeren) . Bijbel (12) . LXX (5) : (1) 1 K 1,38 . (2) Job 24,3 . (3) 2 Kr 36,17 . (4) Jdt 6,14 . (5) Bar 4,16 . NT (7) : (1) Mt 26,57 . (2) Mt 27,2 . (3) Mt 27,31 . (4) Mc 14,53 . (5) Mc 15,16 . (6) Lc 22,66 . (7) Lc 23,26 . Een vorm van απαγω = apagô in de LXX (52) , in het NT (15) .
Mt 26,57 // Mc 14,53 // (Lc 22,54) | Mc 14,53 | (Lc 22,54) | Lc 22,66 |
Hoi de kratèsantes (Zij echter overmeesterd) | Kai (en) | Sullabontes de (Meegenomen echter) | |
ton Ièsoun (Jezus) | auton (hem) | ||
apègagon (leidden zij weg) | apègagon (leidden zij weg) | ègagon (leidden zij) ) kai eisègagon (en leidden binnen) | apègagon (zij leidden weg) |
ton Ièsoun (Jezus) | auton (hem) | ||
eis to sunedrion autôn (naar hun sanhedrin) . |
4. - 6. ... τον ιησουν απηγαγον = ton Ièsoun apègagon (zij leidden Jezus weg) . NT (1) : Mt
26,57 .
- απηγαγον τον ιησουν = apègagon ton Ièsoun (zij leidden Jezus weg) . Slechts in Mc 14,53 .
11. acc. mann. enk. αρχιερεα = archierea (hogepriester) van het zelfstandig naamw. αρχιερευς = archiereus (hogepriester) . Taalgebruik in het NT : archiereus (hogepriester) . NT (9) : (1) Mt 26,57 . (2) Mc 14,53 . (3) Joh 18,24 . (4) Hnd 23,4 . (5) Heb 3,1 . (6) Heb 4,14 . (7) Heb 4,15 . (8) Heb 5,5 . (9) Heb 8,1 . Een vorm van αρχιερευς = archiereus (hogepriester) in de LXX () , in het NT (122) , in Mt (25) : (1) Mt 2,4 (acc. mv.) . (2) Mt 16,21 (gen. mv.) . (3) Mt 20,18 (dat. mv.) . (4) Mt 21,15 (nom. mv.) . (5) Mt 21,23 (nom. mv.) . (6) Mt 21,45 (nom. mv.) . (7) Mt 26,3 (nom. mv.) . (8) Mt 26,3 (gen. enk.) . (9) Mt 26,14 (acc. mv.) . (10) Mt 26,47 (gen. mv.) . (11) Mt 26,51 (gen. enk.) . (12) Mt 26,57 (acc. enk.) . (13) Mt 26,58 (gen. enk.) . (14) Mt 26,59 (gen. mv.) . (15) Mt 26,62 (nom. enk.) . (16) Mt 26,63 (nom. enk.) . (17) Mt 26,65 (nom. enk.) . (18) Mt 27,1 (nom. enk.) . (19) Mt 27,3 (dat. mv.) . (20) Mt 27,6 (nom. mv.) . (21) Mt 27,12 (gen. mv.) . (22) Mt 27,20 (nom. mv.) . (23) Mt 27,41 (nom. mv.) . (24) Mt 27,62 (nom. mv.) . (25) Mt 28,11 (dat. mv.) .
archiereus (hogepriester) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
4 | acc. mann. enk. archierea | 16 | 7 | 9 | 1 | 1 | 1 | 1 | 5 | 2 | 3 |
10. - 11.
Mt 26,58 - Mt 26,58 : 331. Naar de hogepriester : verwijzingen -- Mc 14,53-54 - Mt 26,57-58 - Lc 22,54-55 -- Mt 26,57 - Mt 26,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [58] But Peter followed him afar off unto the high priest's
palace, and went in, and sat with the servants, to see the end.
Luther-Bibel . 58 Petrus aber folgte ihm von ferne bis zum Palast des Hohenpriesters
und ging hinein und setzte sich zu den Knechten, um zu sehen, worauf es hinauswollte.
Tekstuitleg van Mt 26,58 .
332. Jezus voor het Sanhedrin : Mt 26,59-66 : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 -
Mt 26,59 - Mt 26,59 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [59] Now the chief priests, and elders, and all the council,
sought false witness against Jesus, to put him to death;
Luther-Bibel . 59 Die Hohenpriester aber und der ganze Hohe Rat suchten falsches
Zeugnis gegen Jesus, dass sie ihn töteten.
Tekstuitleg van Mt 26,59 .
1. 3. - 5. οἱ αρχιερεις και οἱ πρεσβυτεροι = hoi archiereis kai hoi presbuteroi (de hogepriesters en de oudsten) . NT (7) : (1) Mt 21,23 . (2) Mt 26,59 . (3) Mt 27,1 . (4) Mt 27,20 . (5) Mc 14,53 . (6) Hnd 4,23 . (7) Hnd 25,15 . οἱ δε αρχιερεις και οἱ πρεσβυτεροι . NT (2) : (1) Mt 26,59 . (2) Mt 27,20 .
- ezètoun (zij zochten) indicatief imperfectum 3de persoon meervoud van het werkwoord zèteô (zoeken) bij Matteüs, zie Mt 2,12 .
Mt 26,60 - Mt 26,60 : : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .[60] But found none: yea, though many false witnesses came,
yet found they none. At the last came two false witnesses,
Luther-Bibel . 60 Und obwohl viele falsche Zeugen herzutraten, fanden sie doch
nichts. Zuletzt traten zwei herzu
Tekstuitleg van Mt 26,60 .
Mt 26,61 - Mt 26,61 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- verwijzingen -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [61] And said, This fellow said, I am able to destroy the
temple of God, and to build it in three days.
Luther-Bibel . 61 und sprachen: Er hat gesagt: Ich kann den Tempel Gottes abbrechen
und in drei Tagen aufbauen.
Tekstuitleg van Mt 26,61 .
Mt 26,62 - Mt 26,62 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .[62] And the high priest arose, and said unto him, Answerest
thou nothing? what is it which these witness against thee?
Luther-Bibel . 62 Und der Hohepriester stand auf und sprach zu ihm: Antwortest
du nichts auf das, was diese gegen dich bezeugen?
Tekstuitleg van Mt 26,62 .
Mt 26,63 - Mt 26,63 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [63] But Jesus held his peace. And the high priest answered
and said unto him, I adjure thee by the living God, that thou tell us whether
thou be the Christ, the Son of God.
Luther-Bibel . 63 Aber Jesus schwieg still. Und der Hohepriester sprach zu ihm:
Ich beschwöre dich bei dem lebendigen Gott, dass du uns sagst, ob du der Christus
bist, der Sohn Gottes.
Tekstuitleg van Mt 26,63 .
- eipèis (je zegge) 2X bij Matteüs -
Mt 26,64 - Mt 26,64 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [64] Jesus saith unto him, Thou hast said: nevertheless
I say unto you, Hereafter shall ye see the Son of man sitting on the right hand
of power, and coming in the clouds of heaven.
Luther-Bibel . 64 Jesus sprach zu ihm: Du sagst es. Doch sage ich euch: Von
nun an werdet ihr sehen den Menschensohn sitzen zur Rechten der Kraft und kommen
auf den Wolken des Himmels.
Tekstuitleg van Mt 26,64 .
Mt 26,65 - Mt 26,65 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [65] Then the high priest rent his clothes, saying, He hath
spoken blasphemy; what further need have we of witnesses? behold, now ye have
heard his blasphemy.
Luther-Bibel . 65 Da zerriss der Hohepriester seine Kleider und sprach: Er hat
Gott gelästert! Was bedürfen wir weiterer Zeugen? Siehe, jetzt habt ihr die
Gotteslästerung gehört.
Tekstuitleg van Mt 26,65 .
Mt 26,66 - Mt 26,66 : 332. Jezus voor het Sanhedrin : Mc 14,55-64 - Mt 26,59-66 - Lc 22,66-71 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mt 26,59 - Mt 26,60 - Mt 26,61 - Mt 26,62 - Mt 26,63 - Mt 26,64 - Mt 26,65 - Mt 26,66 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [66] What think ye? They answered and said, He is guilty
of death.
Luther-Bibel . 66 Was ist euer Urteil? Sie antworteten und sprachen: Er ist
des Todes schuldig.
Tekstanalyse van Mt 26,66 .
3. tí humin dokei (wat is jullie mening) zie Mt 17,25 . Verder : Mt 18,12 . Mt 21,28 . Mt 22,17 . Mt 22,42 . Mt 26,66 .
9. thanatou . Genitief enkelvoud .
- mwth (sterven) . Verwijzing : mwth
(sterven) , zie Mt
26,66 . In 123 verzen in de bijbel .
--- meth . Qal perfectum participium mannelijk enkelvoud . ´ânokhî
meth (ik ben stervende) . In vier verzen in de bijbel : (1) Gn 48,21 . (2) Gn
50,5 . (3) Gn
50,24 . (4) Dt
4,22 .
--- waththâmâth (en zij stierf) . Qal imperfectum derde persoon
vrouwelijk enkelvoud . In negen verzen in de bijbel : (1) Gn
23,2 . (2) Gn
35,8 . (3) Gn
35,19 . (4) Gn
38,12 . (5) Nu
20,1 . (6) Re 20,5 . (7) Js
50,2 . (8) Ez 24,18 . (9) 1 Kr 2,19 .
--- wajjâmâth (en hij stierf) . Qal imperfectum derde persoon enkelvoud
. In 132 verzen in de bijbel . In vierenwintig verzen in Gn : (24) Gn
50,26 . In drie verzen in Ex : (1) Ex
1,6 .
--- jûmath (hij zal gedood worden). Hofal imperfectum . In 49 verzen in
de bijbel.
- enochos (schuldig aan, onderworpen) . In 14 verzen in de bijbel.
Nadat Jezus ter dood werd veroordeeld , spelen ze met hem een gewelddadig spelletje in daad en woord . Voor de veroordeelde Jezus is de uitputtingsslag begonnen . Ze spuwen , slaan in zijn gezicht , mishandelen hem , lachen hem uit .
Mt 26,67 - Mt 26,67 // Mc 14,65 : 333. Bespotting van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,65 - Mt 26,67-68 - Lc 22,63-65 -- Mt 26,67 - Mt 26,68 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [67] Then did they spit in his face, and buffeted him; and
others smote him with the palms of their hands,
Luther-Bibel . 67 Da spien sie ihm ins Angesicht und schlugen ihn mit Fäusten.
Einige aber schlugen ihn ins Angesicht
Tekstuitleg van Mt 26,67
Drie nevenschikkende zinnen met 6 + 3 + 3 = 12 woorden . De drie werkwoordvormen komen in de bijbel slechts in dit vers bij Matteüs voor .
2. eneptusan (en zij bespuwden) . Verwijzing : emptuô (spuwen op of in : in iemands gelaat spuwen, uitspuwen , zie Js 50,6 . Aorist derde persoon meervoud . In één vers in de bijbel : Mt 26,67 . Tote eneptusan eis to prosôpon autou : Toen spuwden ze naar zijn aangezicht . Deze zin grijpt terug naar Js 50,6 : to de prosôpon mou ouk apestrepsa apo aischunès emptusmatôn : mijn aangezicht echter heb ik niet afgewend van de schande van bespuwingen .
8. kolafizô (oorvijgen
geven, mishandelen) . Verwijzing : kolafizô
(oorvijgen geven, mishandelen) , zie Mt
26,67 .
--- ekolafisan (en zij mishandelden) . Slechts in in Mt
26,67 .
--- kolafizein . Infinitief . Slechts in één vers in de bijbel
nl. Mc
14,65 .
12. rapizô (afranselen,
in het gezicht slaan) . Verwijzing : rapizô
(afranselen, in het gezicht slaan) , zie Mt
26,67 .
--- erapisan . Aorist . In één vers in de bijbel nl. Mt
26,67 .
Mt 26,68 - Mt 26,68 : 333. Bespotting van Jezus - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Mt (Matteüs) -- Mt 26 -- Mc 14,65 - Mt 26,67-68 - Lc 22,63-65 -- Mt 26,67 - Mt 26,68 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [68] Saying, Prophesy unto us, thou Christ, Who is he that
smote thee?
Luther-Bibel . 68 und sprachen: Weissage uns, Christus, wer ist's, der dich
schlug?
Tekstuitleg van Mt 26,68 .
334. Verloochening van Petrus : Mt 26,69-75 - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 -
Mt 26,69 - Mt 26,69 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [69] Now Peter sat without in the palace: and a damsel came
unto him, saying, Thou also wast with Jesus of Galilee.
Luther-Bibel . 69 Petrus aber saß draußen im Hof; da trat eine Magd zu ihm und
sprach: Und du warst auch mit dem Jesus aus Galiläa.
Tekstuitleg van Mt 26,69 .
Mt 26,70 - Mt 26,70 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [70] But he denied before them all, saying, I know not what
thou sayest.
Luther-Bibel . 70 Er leugnete aber vor ihnen allen und sprach: Ich weiß nicht,
was du sagst.
Tekstuitleg van Mt 26,70 .
Mt 26,71 - Mt 26,71 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [71] And when he was gone out into the porch, another maid
saw him, and said unto them that were there, This fellow was also with Jesus
of Nazareth.
Luther-Bibel . 71 Als er aber hinausging in die Torhalle, sah ihn eine andere
und sprach zu denen, die da waren: Dieser war auch mit dem Jesus von Nazareth.
Tekstuitleg van Mt 26,71 .
Mt 26,72 - Mt 26,72 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [72] And again he denied with an oath, I do not know the
man.
Luther-Bibel . 72 Und er leugnete abermals und schwor dazu: Ich kenne den Menschen
nicht.
Tekstuitleg van Mt 26,72 .
Mt 26,73 - Mt 26,73 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [73] And after a while came unto him they that stood by,
and said to Peter, Surely thou also art one of them; for thy speech bewrayeth
thee.
Luther-Bibel . 73 Und nach einer kleinen Weile traten hinzu, die da standen,
und sprachen zu Petrus: Wahrhaftig, du bist auch einer von denen, denn deine
Sprache verrät dich.
Tekstuitleg van Mt 26,73 .
Mt 26,74 - Mt 26,74 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [74] Then began he to curse and to swear, saying, I know
not the man. And immediately the cock crew.
Luther-Bibel . 74 Da fing er an, sich zu verfluchen und zu schwören: Ich kenne
den Menschen nicht. Und alsbald krähte der Hahn.
Tekstuitleg van Mt 26,74 .
èrxato (hij begon) . Verwijzing : èrxato (hij begon) , zie Mc 1,45 . Aorist derde persoon enkelvoud van het werkwoord archomai (beginnen) . Het komt in de bijbel in zesenzeventig verzen voor . In vijfendertig verzen in het O.T. . In eenenveertig verzen in het N.T . In zeven verzen bij Matteüs : (1) Mt 4,17 . (2) Mt 11,7 . (3) Mt 11,20 . (4) Mt 16,21 . (5) Mt 16,22 . (6) Mt 26,37 . (7) Mt 26,74 . In vijf verzen is Jezus onderwerp , in twee verzen Petrus . In vier verzen wordt èrxato (hij begon) voorafgegaan door tote (dan ; apo tote : vanaf dan) .
1. Jezus | 2. Jezus | 3. Jezus | 4. Jezus | 5. Petrus | 6. Jezus | 7. Petrus |
Mt 4,17 | Mt 11,7 | Mt 11,20 | Mt 16,21 | Mt 16,22 | Mt 26,37 | Mt 26,74 |
apo tote (van dan af) | Tote (dan) | apo tote (van dan af) | Tote (dan) | |||
èrxato (begon) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) | èrxato (begon hij ) |
ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ho Ièsous (Jezus) | ||||
kèrussein kai legein (te verkondigen en te zeggen) | legein (te zeggen) | oneidizein (te misprijzen) tas poleis (de steden) | deiknuein (aan te duiden) | epitiman autôi | lupeisthai (bedroefd te worden) | katathematizein (te negeren) |
21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 | 88. Jezus'getuigenis over Johannes de Doper : Lc 7,24-28 - Mt 11,7-11 | 91. Weespreuken over Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm :Mt 11,20-24 - Lc 10,13-15 | 163. Eerste lijdensvoorspelling : Mc 8,31-32 - Mt 16,21 - Lc 9,22 | 164. Berisping van Petrus : Mc 8,32-33 - Mt 16,22-23 | 329. Jezus in Getsemane : Mc 14,32-42 - Mt 26,36-46 - Lc 22,40-46 | 334. Verloochening van Petrus : Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 |
Mt 26,75 - Mt 26,75 : 334. Verloochening van Petrus - Mc 14,66-72 - Mt 26,69-75 - Lc 22,56-62 - bijbeloverzicht -- Mt (Matteüs) -- bijbelverwijzingen -- Mt 26 -- Mt 26,69 - Mt 26,70 - Mt 26,71 - Mt 26,72 - Mt 26,73 - Mt 26,74 - Mt 26,75 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [75] And Peter remembered the word of Jesus, which said
unto him, Before the cock crow, thou shalt deny me thrice. And he went out,
and wept bitterly.
Luther-Bibel . 75 Da dachte Petrus an das Wort, das Jesus zu ihm gesagt hatte:
Ehe der Hahn kräht, wirst du mich dreimal verleugnen. Und er ging hinaus und
weinte bitterlich.
Tekstuitleg van Mt 26,75 .
1 et factum est cum consummasset Iesus sermones hos omnes dixit discipulis suis 2 scitis quia post biduum pascha fiet et Filius hominis tradetur ut crucifigatur 3 tunc congregati sunt principes sacerdotum et seniores populi in atrium principis sacerdotum qui dicebatur Caiaphas 4 et consilium fecerunt ut Iesum dolo tenerent et occiderent 5 dicebant autem non in die festo ne forte tumultus fieret in populo 6 cum autem esset Iesus in Bethania in domo Simonis leprosi 7 accessit ad eum mulier habens alabastrum unguenti pretiosi et effudit super caput ipsius recumbentis 8 videntes autem discipuli indignati sunt dicentes ut quid perditio haec 9 potuit enim istud venundari multo et dari pauperibus 10 sciens autem Iesus ait illis quid molesti estis mulieri opus bonum operata est in me 11 nam semper pauperes habetis vobiscum me autem non semper habetis 12 mittens enim haec unguentum hoc in corpus meum ad sepeliendum me fecit 13 amen dico vobis ubicumque praedicatum fuerit hoc evangelium in toto mundo dicetur et quod haec fecit in memoriam eius 14 tunc abiit unus de duodecim qui dicitur Iudas Scarioth ad principes sacerdotum 15 et ait illis quid vultis mihi dare et ego vobis eum tradam at illi constituerunt ei triginta argenteos 16 et exinde quaerebat oportunitatem ut eum traderet 17 prima autem azymorum accesserunt discipuli ad Iesum dicentes ubi vis paremus tibi comedere pascha 18 at Iesus dixit ite in civitatem ad quendam et dicite ei magister dicit tempus meum prope est apud te facio pascha cum discipulis meis 19 et fecerunt discipuli sicut constituit illis Iesus et paraverunt pascha 20 vespere autem facto discumbebat cum duodecim discipulis 21 et edentibus illis dixit amen dico vobis quia unus vestrum me traditurus est 22 et contristati valde coeperunt singuli dicere numquid ego sum Domine 23 at ipse respondens ait qui intinguit mecum manum in parapside hic me tradet 24 Filius quidem hominis vadit sicut scriptum est de illo vae autem homini illi per quem Filius hominis traditur bonum erat ei si natus non fuisset homo ille 25 respondens autem Iudas qui tradidit eum dixit numquid ego sum rabbi ait illi tu dixisti 26 cenantibus autem eis accepit Iesus panem et benedixit ac fregit deditque discipulis suis et ait accipite et comedite hoc est corpus meum 27 et accipiens calicem gratias egit et dedit illis dicens bibite ex hoc omnes 28 hic est enim sanguis meus novi testamenti qui pro multis effunditur in remissionem peccatorum 29 dico autem vobis non bibam amodo de hoc genimine vitis usque in diem illum cum illud bibam vobiscum novum in regno Patris mei
- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT
- Vulgata
- Arabisch
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -