- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
- David, Nabal en Abigaïl
1 S 25,1 - 1 S 25,1 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van 1 S 25,1 .
1 S 25,1.6. וַיִּקְבְּרֻהוּ = wajjiqëbëruhû (en zij begroeven hem) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (15) : (1) 1 S 25,1 . (2) 1 S 28,3 . (3) 2 S 2,32 . (4) 2 K 13,9 . (5) 2 K 13,20 . (6) 2 K 23,30 . (7) 2 Kr 9,31 . (8) 2 Kr 16,14 . (9) 2 Kr 21,20 . (10) 2 Kr 22,9 . (11) 2 Kr 24,16 . (12) 2 Kr 24,25 . (13) 2 Kr 28,27 . (14) 2 Kr 32,33 . (15) 2 Kr 33,20 .
1 S 25,2 - 1 S 25,2 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,3 - 1 S 25,3 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2. הָאִישׁ = hâ´îsj (de man) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אִישׁ = ´îsj (man, ieder) . Taalgebruik in Tenakh : ´îsj (man) . Getalwaarde : aleph = 1, jod = 10, sjin = 21 of 300 ; totaal : 32 (2² X 2³) of 311 (priemgetal) . Structuur : 1 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (155) . Pentateuch (59) . Eerdere Profeten (56) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine Profeten (2 . Geschriften (21) . 1 S (13) : (1) 1 S 1,3 . (2) 1 S 1,21 . (3) 1 S 2,16 . (4) 1 S 4,16 . (5) 1 S 4,18 . (6) 1 S 9,9 . (7) 1 S 9,17 . (8) 1 S 14,24 . (9) 1 S 14,28 . (10) 1 S 17,24 . (11) 1 S 17,25 . (12) 1 S 25,3 . (13) 1 S 29,4 .
1 S 25,4 - 1 S 25,4 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,5 - 1 S 25,5 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,6 - 1 S 25,6 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,7 - 1 S 25,7 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,8 - 1 S 25,8 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,9 - 1 S 25,9 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,10 - 1 S 25,10 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,11 - 1 S 25,11 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,12 - 1 S 25,12 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,13 - 1 S 25,13 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,14 - 1 S 25,14 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,15 - 1 S 25,15 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,16 - 1 S 25,16 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,17 - 1 S 25,17 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,18 - 1 S 25,18 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,19 - 1 S 25,19 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,20 - 1 S 25,20 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,21 - 1 S 25,21 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,22 - 1 S 25,22 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,23 - 1 S 25,23 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,24 - 1 S 25,24 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,25 - 1 S 25,25 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,26 - 1 S 25,26 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,27 - 1 S 25,27 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,28 - 1 S 25,28 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,29 - 1 S 25,29 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,30 - 1 S 25,30 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,31 - 1 S 25,31 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,32 - 1 S 25,32 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van 1 S 25,32 .
1
S 25,32.1. nom. mann. enk. ευλογητος = eulogètos (gezegend) . Zie het werkw. ευλογεω = eulogeô (zegenen, goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in het
NT : eulogètos
(gezegend) . Taalgebruik in de LXX : eulogètos
(gezegend) . Taalgebruik in Lc : eulogètos
(gezegend) . Bijbel (64) . LXX (57) . Pentateuch (10) : (1) Gn 9,26 . (2) Gn 12,2 . (3) Gn 14,20 . (4) Gn 24,27 . (5) Gn 24,31 . (6) Gn 26,29 . (7) Gn 43,28 . (8) Ex 18,10 . (9) Dt 7,14 . (10) Dt 33,24 . NT (7) : (1) Lc
1,68 . (2) Rom 1,25 . (3) Rom 9,5 . (4) 2
Kor 1,3 . (5) 2
Kor 11,31 . (6) Ef 1,3 . (7) 1
Pe 1,3 . In Lc is dit de enigste vorm . Een vorm van ευλογητος = eulogètos in de Bijbel (82) , in de LXX (74) , in het NT (8) : 7 + Mc
14,61 . Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516) , in het NT (42) , Mt (5) : (1) Mt
14,19 . (2) Mt 21,9 . (3) Mt
23,39 . (4) Mt
25,34 . (5) Mt
26,26 , Mc (5) : (1) Mc 6,41 . (2) Mc 8,7 . (3) Mc 11,9 . (4) Mc 11,10 . (5) Mc
14,22 , Lc (13) : (1) Lc
1,28 . (2) Lc
1,42 . (3) Lc
1,64 . (4) Lc
2,28 . (5) Lc
2,34 . (6) Lc
6,28 . (7) Lc
9,16 . (8) Lc
13,35 . (9) Lc
19,38 . (10) Lc
24,30 . (11) Lc
24,50 . (12) Lc
24,51 . (13) Lc
24,53 . In Lc : 7 vormen in 7 / 24 hoofdstukken en in 13 verzen . Joh (1) : Joh
12,13 . Hnd (2) : (1) Hnd 3,25 . (2) Hnd 3,26 . In Hnd
: 2 vormen van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) in 2 verzen in 1
/ 28 hoofdstukken . In Lc : 5 verzen in de kindsheidsverhalen , 4 verzen in
de verschijningsverhalen , in de verhalen van de vlakterede en de broodvermenigvuldiging
, in een citaat (Ps
118,26) in Lc
13,35 dat ook bij de intrede van Jezus in Jeruzalem wordt aangehaald .
- Hebreeuws . pass. qal deelw. tegenwoordige tijd mann. enk. בָּרוּך = bârûkh (gezegend) van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 ,
kaf = 11 of 20 . Totaal : 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) . Structuur : 2 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (83) . Pentateuch (17) : (1) Gn 9,26 . (2) Gn 14,19 . (3) Gn 24,27 . (4) Gn 24,31 . (5) Gn 26,29 . (6) Gn 27,29 . (7) Gn 27,33 . (8) Ex 18,10 . (9) Nu 22,12 . (10) Nu 24,9 . (11) Dt 7,14 . (12) Dt 28,3 . (13) Dt 28,4 . (14) Dt 28,5 . (15) Dt 28,6 . (16) Dt 33,20 . (17) Dt 33,24 . Ps (14)
: (1) Ps 28,6 . (2) Ps
31,22 . (3) Ps
41,14 (bij het einde van het eerste psalmenboek). (4) Ps
66,20 (einde van de Psalm) . (5) Ps
68,20 . (6) Ps
68,36 (op het einde van de Psalm) . (7) Ps
72,18 (bij het einde van het tweede psalmenboek) . (8) Ps
89,53 (bij het einde van het derde psalmenboek) . (9) Ps
106,48 (bij het einde van het vierde psalmenboek) . (10) Ps 118,26 . (11) Ps 119,12 . (12) Ps 124,6 . (13) Ps 135,21 . (14) Ps 144,1 .
- Ned. : zegenen < signare (tekenen) , het signum (teken)
van het kruis slaan . Arabisch : بَارَكَ = bâraka (zegenen) . Taalgebruik in de Qoran : bâraka (zegenen) . D. : segnen . E. : to bless . Fr. : bénir . Gr. : ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik
in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Hebreeuws : בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen) . Lat. : benedicere .
- Op het einde van zijn offerdienst kon de priester Zacharia het volk niet toespreken en zegenen omdat hij door zijn ongeloof in de aankondiging van de engel stom werd . Pas bij de geboorte van Johannes kon hij spreken en de zegen uitspreken (Lc
1,68) . Jezus als hogepriester sloot zijn leven af met een zegening aan zijn leerlingen (Lc 24,50) .
- De zegen werd niet meer uitgesproken in de tempel . De zegen van Jezus werd uitgesproken , aan de voet van de berg , nog meer , beneden op aarde , vooraleer Jezus ten hemel ging , het hemelse heiligdom (Lc 24,51) .
- De zegen van de priester vinden we in Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 .
1
S 25,32.2. nom. mann. enk. κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios
(heer) . Taalgebruik in Lc : kurios
(heer) . Lc (30) . Lc 1 (5) : (1) Lc
1,25 . (2) Lc
1,28 . (3) Lc
1,32 . (4) Lc
1,58 . (5) Lc
1,68 . Verder in Lc 1 . :
- gen. mann. enk. kuriou (van de heer) . Lc 1 (9)
: (1) Lc
1,6 . (2) Lc
1,9 . (3) Lc
1,11 . (4) Lc
1,15 . (5) Lc
1,38 . (6) Lc
1,43 . (7) Lc
1,45 . (8) Lc
1,66 . (9) Lc
1,76 .
- dat. mann. enk. kuriô(i) : Lc 1 (1) Lc
1,17 .
- acc. mann. enk. kurion Lc 1 (2) : (1) Lc
1,16 . (2) Lc
1,47 .
In totaal een vorm van κυριος = kurios (heer) in Lc 1 in 17 verzen . In het
eerste deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc
1,68 : kurios : JHWH , in het tweede deel van de lofzang (Lc 1,68-79) in Lc 1,76 : enôpion kuriou (voor het oog van JHWH) .
Een vorm van κυριος = kurios (heer)
in de LXX (8591) , in het NT (718) , in Lc in 99 verzen .
kurios (heer) enk. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. | |
1 | nom. enk. kurios | 3311 | 3139 | 172 | 20 | 9 | 30 | 6 | 22 | 75 | 10 | 59 | 65 | 65 | 10 |
- Hebreeuws . יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achn-aton gelegd .
1
S 25,32.1. - 2. ευλογητος κυριος = eulogètos kurios (gezegend JHWH) . In het NT slechts in Lc
1,68 .
- Hebreeuws . בָרוּך יהוה = bârûkh JHWH . Tenakh (25) : (1) Gn 9,26 . (2) Gn 24,27 . (3) Ex 18,10 . (4) Rt 4,14 . (5) 1 S 25,32 . (6) 1 S 25,39 . (7) 2 S 18,28 . (8) 1 K 1,48 . (9) 1 K 5,21 . (10) 1 K 8,15 . (11) 1 K 8,56 . (12) 1
Kr 16,36 . (13) 2
Kr 2,11 . (14) 2 Kr 6,4 . (15) Ezr 7,27 . (16) Ps 28,6 . (17) Ps
31,22 . (18) Ps 41,14 . (19) Ps
72,18 . (20) Ps
89,53 . (21) Ps 106,48 . (22) Ps 124,6 . (23) Ps 135,21 .
(24) Ps 144,1 . (25) Zach
11,5 .
- בָרוּך אתָּה יהוה = bârûkh ´aththâh JHWH (gezegend zijt Gij , JHWH) . Tenakh (2) : (11) Ps 119,12 . (2) 1 Kr
29,10 .
1
S 25,32.5. - 6. κυριος ὁ θεος = kurios ho theos (JHWH God = Heer God) . NT (12) + 3X vocatief κυριε ὁ θεος = kurie , ho theos (Heer, God) : (1) Mc
12,29 . (2) Lc
1,32 . (3) Lc
1,68 . (4) Hnd 2,39 . (5) Hnd 3,22 . (6) Hnd 7,37 . (7) Apk 4,8 . (8) Apk 11,17 . (9) Apk 15,3 . (10) Apk 16,7 . (11) Apk 18,8 . (12) Apk 19,6 . (13) Apk 21,22 . (14) Apk 22,5 . (15) Apk 22,6 . In Lc (2) : (1) Lc
1,32 . (2) Lc
1,68 .
- Hebreeuws . יהוה אֱלֹהֵי = JHWH ´èlohe(j) = JHWH , de God van... Tenakh (172) .
1
S 25,32.4. - 6. ευλογητος κυριος ὁ θεος = eulogètos kurios ho theos (gezegend de Heer de God van) . In het NT slechts in Lc
1,68 .
- Hebreeuws . בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי = bârûch JHWH ´èlohe(j) = gezegend JHWH , God van... Tenakh (11) : (1) Gn 9,26 . (2) Gn 24,27 . (3) 1 S 25,32 . (4) 1 K 1,48 . (5) 1 K 8,15 . (6) 1
Kr 16,36 . (7) 2
Kr 2,11 . (8) 2 Kr 6,4 . (9) Ezr 7,27 . (10) Ps 41,14 . (11) Ps 106,48 .
1 S 25,32.7. ισραηλ = israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in Lc : Israèl (Israël) . Bijbel (2392) . OT (2328) . NT (64) . Lc (12) : (1) Lc 1,16 . (2) Lc 1,54 . (3) Lc 1,68 . (4) Lc 1,80 . (5) Lc 2,25 . (6) Lc 2,32 . (7) Lc 2,34 . (8)Lc 4,25 . (9) Lc 4,27 . (10) Lc 7,9 . (11) Lc 22,30 . (12) Lc 24,21 .
Israèl LXX | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. |
2392 | 2328 | 64 | 12 | 2 | 12 | 4 | 15 | 16 | 3 | 26 | 30 | 16 |
- Hebreeuw . יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) .
1
S 25,32.6. - 7. ὁ θεος του ισραηλ = ho theos tou israèl (de God van Israël) . In Lc
en in het NT slechts in Lc
1,68 .
- Hebreeuws . יִשְׂרָאֵל אֱלֹהֵי = êlohe(j) jisërâ´el (God van Israël) . Tenakh (191) .
1
S 25,32.4. - 7. ευλογητος κυριος ὁ θεος του ισραηλ = eulogètos kurios ho theos tou israèl (gezegend
JHWH de God van Israël) . Lc (1) : Lc
1,68 .
- ευλογητος κυριος ὁ θεος ισραηλ = eulogètos kurios ho theos israèl (gezegend
JHWH de God van Israël) . LXX (2) : (1) Ps 41,14 . (2) Ps 106,48 .
- Hebreeuws : בָרוּך יהוה אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל = bârûkh JHWH êlohe(j) jisërâ´el
. Tenakh (8) : (1) 1 S 25,32 . (2) 1 K 1,48 . (3) 1 K 8,15 . (4) 1
Kr 16,36 . (5) 2
Kr 2,11 . (6) 2 Kr 6,4 . (7) Ps 41,14 . (8) Ps 106,48 . Zie eveneens Ps 72,18 .
1 S 25,33 - 1 S 25,33 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,34 - 1 S 25,34 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,35 - 1 S 25,35 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,36 - 1 S 25,36 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,37 - 1 S 25,37 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
3. bëts´eth (in het uittrekken) < voorzetsel bë + act. qal inf. stat. construct. van het werkw. jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 70 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 81 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 7 - 1 . De Griekse vertaling van jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) is vaak een vorm van het werkw. exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in de LXX : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in het NT : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het NT (12) . Tenakh (9) : (1) Gn 35,18 . (2) Ex 23,16 . (3) 1 S 25,37 . (4) 1 K 8,10 . (5) Ez 27,33 . (6) Ez 47,3 . (7) Ps 114,1 . (8) 2 Kr 4,11 . (9) 2 Kr 20,21 .
1 S 25,38 - 1 S 25,38 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,39 - 1 S 25,39 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,40 - 1 S 25,40 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,41 - 1 S 25,41 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,42 - 1 S 25,42 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,43 - 1 S 25,43 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1 S 25,44 - 1 S 25,44 - | ||||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT
- Vulgata
David, Nabal en Abigaïl [1] Samuël stierf. Alle Israëlieten kwamen bijeen voor de rouwklacht en begroeven hem in zijn huis in Rama. David ging naar de woestijn van Paran. [2] In Maon woonde iemand die in Karmel zijn bedrijf had. Hij was een welgesteld man: hij bezat drieduizend schapen en duizend geiten. Omdat de schapen werden geschoren, was hij in Karmel. [3] De man heette Nabal en zijn vrouw Abigaïl. De vrouw was schrander en mooi, maar de man, een Kalebiet, was een hardvochtige schurk. [4] David vernam in de woestijn dat Nabal zijn schapen aan het scheren was. [5] Hij gaf zijn mannen de opdracht: 'Ga naar Karmel, naar Nabal, en groet hem namens mij. [6] Zeg: "Zo spreekt David tot zijn broeder: Hoe gaat het met u, met uw familie en met alles wat u toebehoort? [7] Ik hoorde dat ze bij u de schapen aan het scheren zijn. U weet dat uw herders bij ons in de buurt zijn geweest; wij hebben hen niet gehinderd en nooit was er iets dat zij misten zo lang ze in Karmel waren; [8] vraag het uw knechten en zij zullen het u bevestigen. Ontvang daarom mijn mannen, nu wij op zo'n gunstig ogenblik komen, en geef uw dienaren en uw zoon* David wat u bij de hand hebt." ' [9] Toen de mannen bij Nabal gekomen waren, spraken zij hem namens David toe zoals hun gezegd was, en wachtten af. [10] Maar Nabal antwoordde de dienaren van David: 'Wie is die David? Wie is die zoon van Isaï? Het wemelt tegenwoordig van knechten die bij hun meester zijn weggelopen. [11] Moet ik soms mijn brood en mijn water en de beesten die ik voor mijn scheerders geslacht heb, weggeven aan personen van wie ik niet eens weet waar ze vandaan komen?' [12] De mannen van David maakten dus rechtsomkeert; zij kwamen bij David terug en vertelden hoe ze ontvangen waren. [13] Toen zei David tegen zijn mannen: 'Laat iedereen zijn zwaard aangorden.' En iedereen gordde zijn zwaard aan. Ook David gordde zijn zwaard aan. Vierhonderd man trokken met David op, tweehonderd bleven er bij de legertros. [14] Intussen had een van de knechten aan Abigaïl, de vrouw van Nabal, verteld: 'David heeft uit de woestijn boden gezonden om onze heer te begroeten, maar die heeft hen uitgescholden. [15] Toch zijn die mannen bijzonder goed voor ons geweest. Zolang wij daar buiten in hun buurt waren en op en neer trokken, hebben wij geen last van ze gehad en hebben wij nooit iets gemist. [16] Zij waren als een muur om ons heen, dag en nacht, al de tijd dat wij in hun nabijheid de schapen hoedden. [17] Denk eens na en zie wat u kunt doen: een zekere ondergang wacht onze heer en heel zijn huis! Hijzelf is een slechte kerel en met hem valt niet te praten.' [18] Toen liet Abigaïl in grote haast tweehonderd broden, twee zakken wijn, vijf toebereide schapen, vijf schepel geroosterde graankorrels, honderd rozijnkoeken en tweehonderd klompen vijgen [19] op ezels laden en zei tegen haar knechten: 'Ga voor mij uit: ik kom zelf achter jullie aan.' Aan haar man Nabal vertelde zij niets. [20] Toen zij, gezeten op haar ezel, door een bergkloof reed, zag zij David en zijn mannen in haar richting naar beneden komen; zo ontmoetten zij elkaar. [21] David had gezegd: 'Heb ik dáárvoor op het bezit van die kerel in de woestijn gepast? Van alles wat hij bezit is er nooit iets vermist, en nu vergeldt hij mij goed met kwaad. [22] God mag dit en dat doen met de vijanden van David en nog erger, als ik morgen vroeg van heel zijn familie ook maar één manspersoon in leven heb gelaten.' [23] Toen Abigaïl David zag, liet zij zich haastig van haar ezel glijden, boog zich voor David tot op de grond en bracht hem haar hulde. [24] Zij viel aan zijn voeten en zei: 'Het is mijn schuld, heer. Sta uw dienares toe tot u te spreken en luister naar wat zij u te zeggen heeft. [25] Laat mijn heer zich toch niet storen aan die slechte kerel van een Nabal, want hij* is zoals hij heet: Nabal is zijn naam en een dwaas is hij. Maar ik, uw dienares, ik heb de knechten die mijn heer gestuurd heeft niet gezien. [26] Welnu, mijn heer, zowaar u leeft en zowaar de heer leeft, de heer verhoede dat u bloedschuld op u laadt door het recht in eigen hand te nemen: moge het lot van Nabal uw vijanden treffen en iedereen die mijn heer kwaad wil doen. [27] Laat deze goede gaven, die uw dienares voor mijn heer heeft meegebracht, overhandigen aan de mannen die mijn heer op zijn tochten vergezellen. [28] Vergeef toch de nalatigheid van uw dienares. De heer zal voor mijn heer een duurzaam huis bouwen en instandhouden, want mijn heer voert de oorlogen van de heer, en er zal bij u geen spoor van kwaad te vinden zijn zo lang u leeft. [29] Mocht er ooit iemand zijn die u vervolgt en naar het leven staat, dan zal mijn heer veilig zijn in de beurs* van het leven, en de heer uw God zal uw vijanden wegslingeren als een steen uit de holte van een slinger. [30] En als de heer al het goede dat Hij aan mijn heer beloofd heeft gaat voltrekken en u aanstelt als vorst van Israël, [31] dan mag mijn heer nooit reden hebben tot zelfverwijt of wroeging omdat hij voor niets bloed heeft vergoten en het recht in eigen hand heeft genomen. En wanneer de heer mijn heer David eenmaal geluk heeft geschonken, denk dan aan uw dienares.' [32] Toen zei David tegen Abigaïl: 'Gezegend zij de heer, de God van Israël, die u vandaag op mijn weg heeft gestuurd. [33] Gezegend is uw schranderheid en gezegend bent u zelf, omdat u mij vandaag hebt verhinderd om bloedschuld op mij te laden door het recht in eigen hand te nemen. [34] Maar weet wel: zowaar de heer leeft, de God van Israël, die mij ervoor behoed heeft u kwaad te doen: als u niet zo vlug naar mij toe gekomen was, dan was er morgenochtend bij Nabal geen manspersoon meer in leven geweest.' [35] Toen nam David haar gaven in ontvangst en zei tegen haar: 'Ga in vrede naar huis; ik voldoe aan uw verzoek en ik sta aan uw kant.' [36] Bij haar thuiskomst zag Abigaïl dat Nabal een vorstelijk feestmaal had aangericht. Omdat Nabal vrolijk en erg dronken was, repte zij met geen woord over het gebeurde en wachtte tot de volgende ochtend aanbrak. [37] De volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde zijn vrouw hem wat zij gedaan had. Zijn hart stokte en hij was als versteend. [38] Een dag of tien later sloeg de heer Nabal en hij stierf. [39] Toen David hoorde dat Nabal dood was, zei hij: 'Gezegend de heer die het voor mij heeft opgenomen en die de vernedering die mij door Nabal is aangedaan, op hem gewroken heeft! De heer heeft zijn dienaar van een misstap weerhouden en Hij heeft Nabals wandaad op zijn eigen hoofd laten neerkomen.' [39] David stuurde boodschappers naar Abigaïl om haar mee te delen dat hij haar tot vrouw wilde nemen. [40] De dienaren van David gingen dus naar Abigaïl in Karmel en zeiden haar: 'David heeft ons naar u toe gestuurd, want hij wil u tot vrouw nemen.' [41] Zij stond op, boog zich tot op de grond en antwoordde: 'Uw dienares is bereid de slavin te zijn die de dienaren van mijn meester de voeten wast.' [42] Abigaïl maakte zich onmiddellijk gereed, ging op haar ezel zitten en volgde, vergezeld van haar vijf dienaressen, de boden van David. Zo werd Abigaïl zijn vrouw. [43] David was al getrouwd met Achinoam uit Jizreël; zij waren beiden Davids vrouw. [44] Saul had zijn dochter Mikal, de vrouw van David, aan Palti gegeven, de zoon van Laïs uit Gallim.
- Arabisch
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -