TWEEDE BOEK KONINGEN HOOFDSTUK 1 - 2 K 1 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 1 --
- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
- Hebreeuwse tekst : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt09b01.htm .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=12&page=1 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/2kon/1.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=1531400 . King James Bible .
- Luther Bibel : . Luther Bibel .
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
Overzicht van 2 Koningen : - 2
K 1 - 2 K
2 - 2 K 3
- 2 K 4
- 2 K 5 -
2 K 6 - 2
K 7 - 2 K
8 - 2 K 9
- 2 K 10
- 2 K 11
- 2 K 12
- 2 K 13
- 2 K 14
- 2 K 15
- 2 K 16
- 2 K 17
- 2 K 18
- 2 K 19
- 2 K 20
- 2 K 21
- 2 K 22
- 2 K 23
- 2 K 24
- 2 K 25
Bijbeluitleg : - 2
K 1,1 - 2
K 1,2 - 2
K 1,3 - 2
K 1,4 - 2
K 1,5 - 2
K 1,6 - 2
K 1,7 - 2
K 1,8 - 2
K 1,9 - 2
K 1,10 - 2
K 1,11 - 2
K 1,12 - 2
K 1,13 - 2
K 1,14 - 2
K 1,15 - 2
K 1,16 - 2
K 1,17 - 2
K 1,18 -
Overzicht van 2 Koningen : 2 Koningen : overzicht , 2 Koningen : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , 2 Koningen : commentaar ,
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel |
Woordenschat
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik
Overzicht van de bijbelboeken
- bijbeloverzicht , taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth) ,
1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1 Kronieken)
, 2 Kr (2 Kronieken)
, Ezr (Ezra)
, Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia)
, Jdt (Judith)
, Est (Esther)
, 1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W
(Wijsheid) , Sir
(Sirach) , Js
(Jesaja) , Jr
(Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez
(Ezechiël) , Da
(Daniël) , Hos
(Hosea) , Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) , Nah
(Nahum) , Hab
(Habakuk) , Sef
(Sefanja) , Hag
(Haggai) , Zach
(Zacharia) , Mal
(Maleachi) .
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
2 K 1,1 - 2 K 1,1 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1. wajëhî (en hij was / en het was) < wë + qal imperf. 3de
pers. mann. enk. van het werkw. hâjâh (zijn) . De getalwaarde van
wajëhî (en hij was) is 31 . 31 is de getalwaarde van ´el (God)
; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .
Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur
: 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi
(zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi
(zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenach
(784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) .
12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) .
Door wajëhî (en hij was / en het was / en hij zal zijn) wordt het
verhaal vervolgd . We zouden kunnen vertalen : vervolgens .
Elk boek van de Eerdere Profeten begint met wajëhî (en hij was /
en het was) : (1) Joz
1,1 . (2) Re
1,1 . (3) 1
S 1,1 . (4) 2
S 1,1 . (5) 1
K 1,1 . (6) 2
K 1,1 .
2 K 1,2 - 2 K 1,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,3 - 2 K 1,3 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,4 - 2 K 1,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,5 - 2 K 1,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,6 - 2 K 1,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,7 - 2 K 1,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,8 - 2 K 1,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,9 - 2 K 1,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,10 - 2 K 1,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,11 - 2 K 1,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,12 - 2 K 1,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,13 - 2 K 1,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,14 - 2 K 1,14 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,15 - 2 K 1,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,16 - 2 K 1,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2 K 1,17 - 2 K 1,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
2. kidëbhar (overeenkomstig het woord) . prefix kë + zelfst. naamw. d-b-r (woord) . Zie : Taalgebruik in Tenach : dâbhar (spreken) . Taalgebruik in 2 K : dâbhar (spreken) . Tenach (66) . 2 K (14) : (1) 2 K 1,17 . (2) 2 K 2,22 . (3) 2 K 4,44 . (4) 2 K 5,14 . (5) 2 K 6,18 . (6) 2 K 7,16 . (7) 2 K 7,18 . (8) 2 K 7,19 . (9) 2 K 8,2 . (10) 2 K 9,26 . (11) 2 K 10,17 . (12) 2 K 14,25 . (13) 2 K 23,16 . (14) 2 K 24,2 .
2. - 3. kidëbhar JHWH (overeenkomstig het woord van JHWH) . Tenach (26 / 66) . Joz (2) . 1 K (9) . 2 K (8 / 14) : (1) 2 K 1,17 . (2) 2 K 4,44 . (3) 2 K 7,16 . (4) 2 K 9,26 . (5) 2 K 10,17 . (6) 2 K 14,25 . (7) 2 K 23,16 . (8) 2 K 24,2 . 1 Kr (3) . 2 Kr (1) . Jr (2) . Jon (1) . kidëbhar ´ëlîsjâ`(overeenkomstig het woord van JHWH) . Tenach (2 / 14) : (1) 2 K 2,22 . (2) 2 K 6,18 . kidëbhar ´îsj hâ´ëlohîm (overeenkomstig het woord van de man van de God) . Tenach (2 / 14) : (1) 2 K 5,14 . (2) 2 K 8,2 . Een variante lezing in 2 K 7,17 .
2 K 1,18 - 2 K 1,18 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
ΚΑΙ ἠθέτησε Μωὰβ ἐν ᾿Ισραὴλ μετὰ τὸ ἀποθανεῖν ᾿Αχαάβ. 2 καὶ ἔπεσεν ᾿Οχοζίας διὰ τοῦ δικτυωτοῦ τοῦ ἐν τῷ ὑπερῴῳ αὐτοῦ τῷ ἐν Σαμαρείᾳ καὶ ἠρρώστησε. καὶ ἀπέστειλεν ἀγγέλους καὶ εἶπε πρὸς αὐτούς· δεῦτε καὶ ἐπιζητήσατε ἐν τῷ Βάαλ μυῖαν θεὸν ᾿Ακκαρών, εἰ ζήσομαι ἐκ τῆς ἀρρωστίας μου ταύτης· καὶ ἐπορεύθησαν ἐπερωτῆσαι δι᾿ αὐτοῦ. 3 καὶ ἄγγελος Κυρίου ἐκάλεσεν ᾿Ηλιοὺ τὸν Θεσβίτην λέγων· ἀναστὰς δεῦρο εἰς συνάντησιν τῶν ἀγγέλων ᾿Οχοζίου βασιλέως Σαμαρείας καὶ λαλήσεις πρὸς αὐτούς· εἰ παρὰ τὸ μὴ εἶναι Θεὸν ἐν ᾿Ισραὴλ ὑμεῖς πορεύεσθε ἐπιζητῆσαι ἐν τῷ Βάαλ μυῖαν θεὸν ᾿Ακκαρών; καὶ οὐχ οὕτως· 4 ὅτι τάδε λέγει Κύριος· ἡ κλίνη, ἐφ᾿ ἧς ἀνέβης ἐκεῖ, οὐ καταβήσῃ ἀπ᾿ αὐτῆς, ὅτι θανάτῳ ἀποθανῇ. καὶ ἐπορεύθη ᾿Ηλιοὺ καὶ εἶπε πρὸς αὐτούς. 5 καὶ ἐπεστράφησαν οἱ ἄγγελοι πρὸς αὐτόν, καὶ εἶπε πρὸς αὐτούς· τί ὅτι ἐπεστρέψατε; 6 καὶ εἶπαν πρὸς αὐτόν· ἀνὴρ ἀνέβη εἰς συνάντησιν ἡμῶν καὶ εἶπε πρὸς ἡμᾶς· δεῦτε ἐπιστράφητε πρὸς τὸν βασιλέα τὸν ἀποστείλαντα ὑμᾶς καὶ λαλήσατε πρὸς αὐτόν· τάδε λέγει Κύριος· εἰ παρὰ τὸ μὴ εἶναι Θεὸν ἐν ᾿Ισραὴλ σὺ πορεύῃ ἐπιζητῆσαι ἐν τῷ Βάαλ μυῖαν θεὸν ᾿Ακκαρών; οὐχ οὕτως· ἡ κλίνη, ἐφ᾿ ἧς ἀνέβης ἐκεῖ, οὐ καταβήσῃ ἀπ᾿ αὐτῆς, ὅτι θανάτῳ ἀποθανῇ. 7 καὶ ἐλάλησε πρὸς αὐτοὺς λέγων· τίς ἡ κρίσις τοῦ ἀνδρὸς τοῦ ἀναβάντος εἰς συνάντησιν ὑμῖν καὶ λαλήσαντος πρὸς ὑμᾶς τοὺς λόγους τούτους; 8 καὶ εἶπαν πρὸς αὐτόν· ἀνὴρ δασὺς καὶ ζώνην δερματίνην περιεζωσμένος τὴν ὀσφὺν αὐτοῦ. καὶ εἶπεν· ᾿Ηλιοὺ ὁ Θεσβίτης οὗτός ἐστι. 9 καὶ ἀπέστειλε πρὸς αὐτὸν πεντηκόνταρχον καὶ τοὺς πεντήκοντα αὐτοῦ, καὶ ἀνέβη πρὸς αὐτόν, καὶ ἰδοὺ ᾿Ηλιοὺ ἐκάθητο ἐπὶ τῆς κορυφῆς τοῦ ὄρους. καὶ ἐλάλησεν ὁ πεντηκόνταρχος πρὸς αὐτὸν καὶ εἶπεν· ἄνθρωπε τοῦ Θεοῦ, ὁ βασιλεὺς ἐκάλεσέ σε, κατάβηθι. 10 καὶ ἀπεκρίθη ᾿Ηλιού, καὶ εἶπε πρὸς τὸν πεντηκόνταρχον· καὶ εἰ ἄνθρωπος Θεοῦ ἐγώ, καταβήσεται πῦρ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καὶ καταφάγεταί σε καὶ τοὺς πεντήκοντά σου· καὶ κατέβη πῦρ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καὶ κατέφαγεν αὐτὸν καὶ τοὺς πεντήκοντα αὐτοῦ. 11 καὶ προσέθετο ὁ βασιλεὺς καὶ ἀπέστειλε πρὸς αὐτὸν ἄλλον πεντηκόνταρχον καὶ τοὺς πεντήκοντα αὐτοῦ, καὶ ἀνέβη καὶ ἐλάλησεν ὁ πεντηκόνταρχος πρὸς αὐτὸν καὶ εἶπεν· ἄνθρωπε τοῦ Θεοῦ, τάδε λέγει ὁ βασιλεύς· ταχέως κατάβηθι. 12 καὶ ἀπεκρίθη ᾿Ηλιοὺ καὶ ἐλάλησε πρὸς αὐτὸν καὶ εἶπεν· εἰ ἄνθρωπος Θεοῦ ἐγώ, καταβήσεται πῦρ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καὶ καταφάγεταί σε καὶ τοὺς πεντήκοντά σου· καὶ κατέβη πῦρ ἐξ οὐρανοῦ καὶ κατέφαγε αὐτὸν καὶ τοὺς πεντήκοντα αὐτοῦ. 13 καὶ προσέθετο ὁ βασιλεὺς ἔτι ἀποστεῖλαι ἡγούμενον καὶ τοὺς πεντήκοντα αὐτοῦ, καὶ ἦλθεν ὁ πεντηκόνταρχος ὁ τρίτος καὶ ἔκαμψεν ἐπὶ τὰ γόνατα αὐτοῦ κατέναντι ᾿Ηλιοὺ καὶ ἐδεήθη αὐτοῦ καὶ ἐλάλησε πρὸς αὐτὸν καὶ εἶπεν· ἄνθρωπε τοῦ Θεοῦ, ἐντιμωθήτω δὴ ἡ ψυχή μου καὶ ἡ ψυχὴ τῶν δούλων σου τούτων τῶν πεντήκοντα ἐν ὀφθαλμοῖς σου· 14 ἰδοὺ κατέβη πῦρ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καὶ κατέφαγε τοὺς δύο πεντηκοντάρχους τοὺς πρώτους καὶ τοὺς πεντήκοντα αὐτῶν, καὶ νῦν ἐντιμωθήτω δὴ ἡ ψυχή μου ἐν ὀφθαλμοῖς σου. 15 καὶ ἐλάλησεν ἄγγελος Κυρίου πρὸς ᾿Ηλιοὺ καὶ εἶπε· κατάβηθι μετ᾿ αὐτοῦ, μὴ φοβηθῇς ἀπὸ προσώπου αὐτῶν· καὶ ἀνέστη ᾿Ηλιοὺ καὶ κατέβη μετ᾿ αὐτοῦ πρὸς τὸν βασιλέα. 16 καὶ ἐλάλησε πρὸς αὐτὸν καὶ εἶπεν ᾿Ηλιού· τάδε λέγει Κύριος· τί ὅτι ἀπέστειλας ἀγγέλους ἐκζητῆσαι ἐν τῷ Βάαλ μυῖαν θεὸν ᾿Ακκαρών; οὐχ οὕτως· ἡ κλίνη, ἐφ᾿ ἧς ἀνέβης ἐκεῖ, οὐ καταβήσῃ ἀπ᾿ αὐτῆς, ὅτι θανάτῳ ἀποθανῇ. 17 καὶ ἀπέθανε κατὰ τὸ ρῆμα Κυρίου, ὃ ἐλάλησεν ᾿Ηλιού. 18 καὶ τὰ λοιπὰ τῶν λόγων ᾿Οχοζίου, ἃ ἐποίησεν, οὐκ ἰδοὺ ταῦτα γεγραμμένα ἐν βιβλίῳ λόγων τῶν ἡμερῶν τοῖς βασιλεῦσιν ᾿Ισραήλ; 18α Καὶ ᾿Ιωρὰμ υἱὸς ᾿Αχαὰβ βασιλεύει ἐπὶ ᾿Ισραὴλ ἐν Σαμαρείᾳ ἔτη δεκαδύο, ἐν ἔτει ὀκτωκαιδεκάτῳ ᾿Ιωσαφὰτ βασιλέως ᾿Ιούδα. 18β καὶ ἐποίησε τὸ πονηρὸν ἐνώπιον Κυρίου, πλὴν οὐχ ὡς οἱ ἀδελφοὶ αὐτοῦ, οὐδὲ ὡς ἡ μήτηρ αὐτοῦ. 18γ καὶ ἀπέστησε τὰς στήλας τοῦ Βάαλ, ἃς ἐποίησεν ὁ πατὴρ αὐτοῦ, καὶ συνέτριψεν αὐτάς· πλὴν ἐν ταῖς ἁμαρτίαις οἴκου ῾Ιεροβοάμ, ὃς ἐξήμαρτε τὸν ᾿Ισραήλ, ἐκολλήθη, οὐκ ἀπέστη ἀπ᾿ αὐτῶν. 18δ καὶ ἐθυμώθη ὀργῇ Κύριος εἰς τὸν οἶκον ᾿Αχαάβ.
- Vulgata
1 En Moab viel van Israël af, na Achabs dood. 2 En Ahazia viel door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd krank. En hij zond boden, en zeide tot hen: Gaat heen, vraagt Baäl-zebub, den god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal. 3 Maar de Engel des HEEREN sprak tot Elia, den Thisbiet: Maak u op, ga op, den boden des konings van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gijlieden heengaat, om Baäl-zebub, den god van Ekron, te vragen? 4 Daarom nu zegt de HEERE alzo: Gij zult niet afkomen van dat bed, waarop gij geklommen zijt, maar gij zult den dood sterven. En Elia ging weg. 5 Zo kwamen de boden weder tot hem; en hij zeide tot hen: Wat is dit, dat gij wederkomt? 6 En zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gij zendt, om Baäl-zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen, maar gij zult den dood sterven. 7 En hij sprak tot hen: Hoedanig was de gestalte des mans, die u tegemoet opgekomen is, en deze woorden tot u gesproken heeft? 8 En zij zeiden tot hem: Hij was een man met een harig kleed, en met een lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide hij: Het is Elia, de Thisbiet. 9 En hij zond tot hem een hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. En als hij tot hem opkwam (want ziet, hij zat op de hoogte eens bergs), zo sprak hij tot hem: Gij, man Gods! de koning zegt: Kom af. 10 Maar Elia antwoordde en sprak tot den hoofdman van vijftigen: Indien ik dan een man Gods ben, zo dale vuur van den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde vuur van den hemel, en verteerde hem en zijn vijftigen. 11 En hij zond wederom tot hem een anderen hoofdman van vijftig met zijn vijftigen. Deze antwoordde en sprak tot hem: Gij, man Gods! zo zegt de koning: Kom haastelijk af. 12 En Elia antwoordde en sprak tot hem: Ben ik een man Gods, zo dale vuur van den hemel, en vertere u en uw vijftigen. Toen daalde vuur Gods van den hemel en verteerde hem en zijn vijftigen. 13 En wederom zond hij een hoofdman van de derde vijftigen met zijn vijftigen. Zo ging de derde hoofdman van vijftigen op, en kwam en boog zich op zijn knieën, voor Elia, en smeekte hem, en sprak tot hem: Gij, man Gods, laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten, van deze vijftigen, dierbaar zijn in uw ogen! 14 Zie, het vuur is van den hemel gedaald, en heeft die twee eerste hoofdmannen van vijftigen met hun vijftigen verteerd; maar nu, laat mijn ziel dierbaar zijn in uw ogen! 15 Toen sprak de Engel des HEEREN tot Elia: Ga af met hem; vrees niet voor zijn aangezicht. En hij stond op, en ging met hem af tot den koning. 16 En hij sprak tot hem: Zo zegt de HEERE: Daarom, dat gij boden gezonden hebt, om Baäl-zebub, den god van Ekron, te vragen (is het, omdat er geen God in Israël is, om Zijn woord te vragen?); daarom, van dat bed, waarop gij geklommen zijt, zult gij niet afkomen, maar gij zult den dood sterven. 17 Alzo stierf hij, naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats, in het tweede jaar van Joram, den zoon van Josafat, den koning van Juda; want hij had geen zoon. 18 Het overige nu der zaken van Ahazia, die hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?
[1] Na de dood van Achab kwam Moab tegen Israël in opstand. [2] Achazja was uit het venster van de bovenkamer van zijn paleis in Samaria gevallen en was* ziek. Hij zond boden naar Baäl-Zebub*, de god van Ekron, om te vragen of hij van zijn ziekte zou genezen. [3] Maar de engel van de heer zei tegen Elia, de Tisbiet: ‘Ga de boden van de koning van Samaria tegemoet en zeg tegen hen: “Is er soms geen God in Israël, dat u Baäl-Zebub, de god van Ekron, gaat raadplegen? [4] Daarom zegt de heer: U zult niet meer opstaan van het bed waarop u ligt; u zult sterven.” ’ En Elia ging heen. [5] Toen de boden bij de koning terugkwamen, vroeg hij: ‘Bent u nu al terug?’ [6] Zij antwoordden: ‘Een man kwam ons tegemoet en zei tegen ons: “Ga terug naar de koning die u gestuurd heeft en zeg hem: Zo spreekt de heer: Is er soms geen God in Israël, dat u boden stuurt om Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen? U zult niet meer opstaan van het bed waarop u ligt; u zult sterven.” ’ [7] De koning vroeg hun: ‘Wat was het voor iemand die u tegemoet kwam en dit gezegd heeft?’ [8] Zij antwoordden: ‘Het was iemand met een haren mantel en met een leren gordel om zijn middel.’ Toen zei de koning: ‘Dan was het Elia, de Tisbiet.’ [9] Nu stuurde hij een bevelhebber van vijftig met zijn mannen op Elia af. Deze zat bovenop de berg. De bevelhebber klom naar hem toe en sprak: ‘Man van God, de koning beveelt u om bij hem te komen.’ [10] Maar Elia antwoordde de bevelhebber van vijftig: ‘Als ik een man van God ben, moge er dan vuur uit de hemel neerdalen en u en uw vijftig mannen vernietigen.’ En er kwam vuur uit de hemel dat hem en zijn mannen verteerde. [11] Opnieuw stuurde de koning een bevelhebber van vijftig met zijn mannen op Elia af. De bevelhebber nam het woord en sprak: ‘Man van God, de koning heeft gezegd dat u onmiddellijk moet komen.’ [12] Maar Elia antwoordde hem: ‘Als ik een man van God ben, laat er dan vuur uit de hemel komen en u en uw mannen verteren.’ En er kwam vuur uit de hemel dat hem en zijn mannen verteerde. [13] Nu stuurde de koning een derde bevelhebber van vijftig met zijn mannen. Maar toen deze met zijn mannen boven gekomen was, viel hij voor Elia op de knieën en smeekte: ‘Man van God, spaar mijn leven en dat van mijn mannen, uw dienaren. [14] Want er is een vuur uit de hemel gekomen en dat heeft de twee vorige bevelhebbers van vijftig met hun mannen verteerd; spaar toch mijn leven!’ [15] Nu sprak de engel van de heer tot Elia: ‘Ga met hem mee en wees niet bang.’ Daarop stond Elia op en ging met hem mee naar de koning. [16] Hij zei tegen hem: ‘Zo spreekt de heer: Omdat u boden hebt gestuurd om Baäl-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen alsof er in Israël geen God was die u zou kunnen raadplegen, daarom zult u niet meer opstaan van het bed waarop u ligt; u zult sterven.’ [17] Hij stierf zoals de heer door Elia geprofeteerd had. Omdat hij geen zoon had, werd hij in het tweede regeringsjaar van Joram, de zoon van Josafat en koning van Juda, opgevolgd door Joram. [18] Verdere bijzonderheden over Achazja en zijn daden staan opgetekend in de annalen van de koningen van Israël.
[1] Then Moab rebelled against Israel after the death of Ahab. [2] And Ahaziah fell down through a lattice in his upper chamber that was in Samaria, and was sick: and he sent messengers, and said unto them, Go, inquire of Baal-zebub the god of Ekron whether I shall recover of this disease. [3] But the angel of the LORD said to Elijah the Tishbite, Arise, go up to meet the messengers of the king of Samaria, and say unto them, Is it not because there is not a God in Israel, that ye go to inquire of Baal-zebub the god of Ekron? [4] Now therefore thus saith the LORD, Thou shalt not come down from that bed on which thou art gone up, but shalt surely die. And Elijah departed. [5] And when the messengers turned back unto him, he said unto them, Why are ye now turned back? [6] And they said unto him, There came a man up to meet us, and said unto us, Go, turn again unto the king that sent you, and say unto him, Thus saith the LORD, Is it not because there is not a God in Israel, that thou sendest to inquire of Baal-zebub the god of Ekron? therefore thou shalt not come down from that bed on which thou art gone up, but shalt surely die. [7] And he said unto them, What manner of man was he which came up to meet you, and told you these words? [8] And they answered him, He was an hairy man, and girt with a girdle of leather about his loins. And he said, It is Elijah the Tishbite. [9] Then the king sent unto him a captain of fifty with his fifty. And he went up to him: and, behold, he sat on the top of an hill. And he spake unto him, Thou man of God, the king hath said, Come down. [10] And Elijah answered and said to the captain of fifty, If I be a man of God, then let fire come down from heaven, and consume thee and thy fifty. And there came down fire from heaven, and consumed him and his fifty. [11] Again also he sent unto him another captain of fifty with his fifty. And he answered and said unto him, O man of God, thus hath the king said, Come down quickly. [12] And Elijah answered and said unto them, If I be a man of God, let fire come down from heaven, and consume thee and thy fifty. And the fire of God came down from heaven, and consumed him and his fifty. [13] And he sent again a captain of the third fifty with his fifty. And the third captain of fifty went up, and came and fell on his knees before Elijah, and besought him, and said unto him, O man of God, I pray thee, let my life, and the life of these fifty thy servants, be precious in thy sight. [14] Behold, there came fire down from heaven, and burnt up the two captains of the former fifties with their fifties: therefore let my life now be precious in thy sight. [15] And the angel of the LORD said unto Elijah, Go down with him: be not afraid of him. And he arose, and went down with him unto the king. [16] And he said unto him, Thus saith the LORD, Forasmuch as thou hast sent messengers to inquire of Baal-zebub the god of Ekron, is it not because there is no God in Israel to inquire of his word? therefore thou shalt not come down off that bed on which thou art gone up, but shalt surely die. [17] So he died according to the word of the LORD which Elijah had spoken. And Jehoram reigned in his stead in the second year of Jehoram the son of Jehoshaphat king of Judah; because he had no son. [18] Now the rest of the acts of Ahaziah which he did, are they not written in the book of the chronicles of the kings of Israel?
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -