BIJBELBOEK TWEEDE BOEK KONINGEN 19 - 2 K 19 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 --
- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenakh : Tenakh : overzicht , Tenakh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenakh : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht N.T.
: N.T. : overzicht , N.T. : taalgebruik - N.T. A - N.T. B - N.T. C - N.T. D - N.T. E - N.T. F - N.T. G - N.T. H - N.T. I - N.T. J - N.T. K - N.T. L - N.T. M - N.T. N - N.T. O - N.T. P - N.T. Q - N.T. R - N.T. S - N.T. T - N.T. U - N.T. V - N.T. W - N.T. X - N.T. Y - N.T. Z - N.T. : commentaar .

Overzicht van 2 Koningen : - 2 K 1 - 2 K 2 - 2 K 3 - 2 K 4 - 2 K 5 - 2 K 6 - 2 K 7 - 2 K 8 - 2 K 9 - 2 K 10 - 2 K 11 - 2 K 12 - 2 K 13 - 2 K 14 - 2 K 15 - 2 K 16 - 2 K 17 - 2 K 18 - 2 K 19 - 2 K 20 - 2 K 21 - 2 K 22 - 2 K 23 - 2 K 24 - 2 K 25
Bijbeluitleg - 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 - 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19 - 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 - 2 K 19,35 - 2 K 19,36 - 2 K 19,37 -

- 2 K Taalgebruik A - 2 K Taalgebruik B - 2 K Taalgebruik C - 2 K Taalgebruik D - 2 K Taalgebruik E - 2 K Taalgebruik F - 2 K Taalgebruik G - 2 K Taalgebruik H - 2 K Taalgebruik I - 2 K Taalgebruik J - 2 K Taalgebruik K - 2 K Taalgebruik L - 2 K Taalgebruik M - 2 K Taalgebruik N - 2 K Taalgebruik O - 2 K Taalgebruik P - 2 K Taalgebruik Q - 2 K Taalgebruik R - 2 K Taalgebruik S - 2 K Taalgebruik T - 2 K Taalgebruik U - 2 K Taalgebruik V - 2 K Taalgebruik W - 2 K Taalgebruik X -2 K Taalgebruik Y - 2 K Taalgebruik Z -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
             
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible   - King James Bible 11. Luther-Bibel    

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , getallen , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken

- bijbeloverzicht , bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .

- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


- 2 K 19,1-13 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -

2 K 19,1 - 2 K 19,1 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai egeneto ôs èkousen o basileus ezekias kai dierrèxen ta imatia eautou kai periebaleto sakkon kai eisèlthen eis oikon kuriou   1 quae cum audisset rex Ezechias scidit vestimenta sua et opertus est sacco ingressusque est domum Domini     1 En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde hij zijn klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het huis des HEEREN.  De reactie van Hizka [1] Toen koning Hizkia dit hoorde, scheurde hij zijn kleren, deed een zak om en ging naar het huis van de heer.   [1] Zodra koning Hizkia de boodschap hoorde, scheurde hij zijn kleren, trok een boetekleed aan en begaf zich naar de tempel van de HEER.   1 ¶ En het geschiedt: met dat koning Chizkiahoe ze hoort scheurt hij zijn gewaden; hij hult zich in de rouwzak en komt zó in het huis van de ENE.  1. A ce récit, le roi Ezéchias déchira ses vêtements, se couvrit d'un sac et se rendit au Temple de Yahvé.  

King James Bible . [1] And it came to pass, when king Hezekiah heard it, that he rent his clothes, and covered himself with sackcloth, and went into the house of the LORD.
Luther-Bibel . 19 1 Als der König Hiskia das hörte, zerriss er seine Kleider und legte einen Sack an und ging in das Haus des HERRN.

Tekstuitleg van 2 K 19,1 .

2 K 19,2 - 2 K 19,2 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai apesteilen eliakim ton oikonomon kai somnan ton grammatea kai tous presbuterous tôn iereôn peribeblèmenous sakkous pros èsaian ton profètèn uion amôs 2 et misit Eliachim praepositum domus et Sobnam scribam et senes de sacerdotibus opertos saccis ad Esaiam prophetam filium Amos     2 Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester, en Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amoz;   [2] De hofmaarschalk Eljakim, de schrijver Sebna en de oudsten van de priesters stuurde hij, gekleed in zakken, naar de profeet Jesaja, de zoon van Amos.   [2] Hofmeester Eljakim, hofschrijver Sebna en de oudsten van de priesters stuurde hij gehuld in boetekleren naar de profeet Jesaja, de zoon van Amos.   2 Hij zendt Eljakiem die over het huis gaat, Sjevna de schrijver en de oudsten van de priesters, gehuld in rouwzakken,– uit naar Jesaja de profeet, de zoon van Amots.   2. Il envoya le maître du palais Elyaqim, le secrétaire Shebna et les anciens des prêtres, couverts de sacs, auprès du prophète Isaïe fils d'Amoç.  

King James Bible . [2] And he sent Eliakim, which was over the household, and Shebna the scribe, and the elders of the priests, covered with sackcloth, to Isaiah the prophet the son of Amoz.
Luther-Bibel . 2 Und er sandte den Hofmeister Eljakim und den Schreiber Schebna samt den Ältesten der Priester, mit Säcken angetan, zu dem Propheten Jesaja, dem Sohn des Amoz.

Tekstuitleg van 2 K 19,2 .

2 K 19,2.11. mann. mv. הַכֹּהֲנִים = hakkohänîm (de priesters) van het zelfst. naamw. כֹהֵן = kohen (priester) . Taalgebruik in Tenakh : kohen (priester) . Getalswaarde : kaph = 11 of 20, he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 75 (3 X 5²) . Structuur : 2 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (174) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (28) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (78) . 2 K (7) : (1) 2 K 12,5 . (2) 2 K 12,6 . (3) 2 K 12,7 . (4) 2 K 12,9 . (5) 2 K 12,10 . (6) 2 K 19,2 . (7) 2 K 23,8 .

2 K 19,2.15. יְשַׁעְיָהוּ = jësja`ëjâhû (Jesaja) < jësja` (redding) + jâhû (JHWH) = redding is JHWH / JHWH is redding . Profeet (rond 740) . Taalgebruik in Tenakh : jësja`ëjâhû (Jesaja) . Getalswaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 , he = 5 , waw = 6 ; totaal : 68 (2² X 17) OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 3 - 7 - 1 - 5 - 6 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (32) . Js (16) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 7,3 . (4) Js 13,1 . (5) Js 20,2 . (6) Js 20,3 . (7) Js 37,2 . (8) Js 37,5 . (9) Js 37,6 . (10) Js 37,21 . (11) Js 38,1 . (12) Js 38,4 . (13) Js 38,21 . (14) Js 39,3 . (15) Js 39,5 . (16) Js 39,8 . Andere boeken (16) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 19,5 . (3) 2 K 19,6 . (4) 2 K 19,20 . (5) 2 K 20,1 . (6) 2 K 20,4 . (7) 2 K 20,7 . (8) 2 K 20,8 . (9) 2 K 20,9 . (10) 2 K 20,11 . (11) 2 K 20,14 . (12) 2 K 20,16 . (13) 2 K 20,19 . (14) 1 Kr 25,15 . (15) 2 Kr 26,22 . (16) 2 Kr 32,32 .
Een vorm van jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) in Js (20) , van jesja` / jèsja` (hulp, heil, redding) in Js (5) , van jësjû`âh / jësjû`âthâh (redding, verlossing) in Js (18) .

2 K 19,2.16. הַנָּבִיא = hannâbhî´(de profeet) . Tenakh (111) . Pentateuch (3) : (1) Dt 13,4 . (2) Dt 18,20 . (3) Dt 18,22 . Eerdere Profeten (38) . Re (2) . 1 S (4) . 1 K (21) . 2 K (11) . 2 K (11) : (1) 2 K 5,3 . (2) 2 K 5,13 . (3) 2 K 6,12 . (4) 2 K 9,1 . (5) 2 K 9,4 . (6) 2 K 14- ,25 . (7) 2 K 19,2 . (8) 2 K 20,1. (9) 2 K 20,11 . (10) 2 K 20,14 . (11) 2 K 23,18 . Latere Profeten (44) . Js (3) : (1) Js 37,2 . (2) Js 38,1 . (3) Js 39,3 .

2 K 19,2.15. - 16. יְשַׁעְיָהוּ נָבִיא = jësja`ëjâhû hannâbhî´ (Jesaja, de profeet) . Tenakh (4) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 20,11 . (3) 2 K 20,14 . (4) Js 39,3 .

2 K 19,2.17. ben (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Js (24) . Js 1-39 (21) . Js 40-55 (1) . Js 56-66 (2) . Js 13 (1) : Js 13,1 .

2 K 19,2.18. ´âmôts (Amos) . Taalgebruik in Tenakh : âmôts (Amos) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 137 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 6 - 9 . Tenakh (13) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 19,20 . (3) 2 K 20,1 . (4) Js 1,1 . (5) Js 2,1 . (6) Js 13,1 . (7) Js 20,2 . (8) Js 37,2 . (9) Js 37,21 . (10) Js 38,1 . (11) 2 Kr 26,22 . (12) 2 Kr 32,20 . (13) 2 Kr 32,32 . In Js in 7 verzen . De zoon van Amots is de profeet Jesaja (rond 740) .
Zie werkw. ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 131 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 9 . Een vorm van ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) in Js (3) : (1) Js 35,3 . (2) Js 41,10 . (3) Js 44,14 .
- bijvoegl. naamw. ´âmots (sterk) . Tenakh (1) : Zach 6,3 .
Niet verwarren met `âmôs (Amos) . Taalgebruik in Tenakh : `âmôs (Amos) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , samech = 15 of 60 ; totaal : 50 (2 X 5²) OF 176 (2² X 2² X 11) . Structuur : 7 - 4 - 6 - 6 .

2 K 19,2.15. - 18. יְשַׁעְיָהוּ נָבִיא = jësja`ëjâhû hannâbhî´ (Jesaja, de profeet) . Tenakh (4) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 20,11 . (3) 2 K 20,14 . (4) Js 39,3 .
- jësja`ëjâhû bèn âmôts (Jesaja , zoon van Amos) . Tenakh (9) : (1) 2 K 19,20 . (2) 2 K 20,1 . (3) Js 1,1 . (4) Js 20,2 . (5) Js 37,2 . (6) Js 37,21 . (7) Js 38,1 . (8) 2 Kr 26,22 . (9) 2 Kr 32,32 .
- hannâbhî´ bèn âmôts (de profeet, zoon van Amos) . Tenakh (1) : 2 K 19,2 .
- bèn âmôts (zoon van Amos) . Tenakh (10) : (1) 2 K 19,20 . (2) 2 K 20,1 . (3) 2 Kr 26,22 . (4) 2 Kr 32,20 . (5) 2 Kr 32,32 . (6) Js 1,1 . (7) Js 20,2 . (8) Js 37,2 . (9) Js 37,21 . (10) Js 38,1 .
- bèn âmôts hannâbhî´ (zoon van Amos, de profeet) . Tenakh : (1) 2 K 20,1 . (2) 2 Kr 26,22 . (3) 2 Kr 32,20 . (4) 2 Kr 32,32 . (5) Js 37,2 . (6) Js 38,1 .
- יְשַׁעְיָהוּ בֶּן אָמוֹץ הַנָּבִיא = jësja`ëjâhû bèn ´âmôts hannabhî ´ (Jesaja, zoon van Amots, de profeet) . Tenakh (5) : (1) 2 K 19,20 . (2) Js 37,2 . (3) Js 38,1 . (8) 2 Kr 26,22 . (9) 2 Kr 32,32 .


2 K 19,3 - 2 K 19,3 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 3kai eipon pros auton tade legei ezekias èmera thlipseôs kai elegmou kai parorgismou è èmera autè oti èlthon uioi eôs ôdinôn kai ischus ouk estin tè tiktousè  3 qui dixerunt haec dicit Ezechias dies tribulationis et increpationis et blasphemiae dies iste venerunt filii usque ad partum et vires non habet parturiens    3 En zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, en der schelding, en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is geen kracht om te baren.   [3] Ze zeiden tegen hem: ‘Zo spreekt Hizkia: Dit is een dag* van benauwenis, een dag van straf en schande: het kind ontsluit de baarmoeder, maar de kracht om te baren ontbreekt.   [3] Ze zeiden hem: ‘Dit zegt Hizkia: “Deze dag is er een van angst, straf en vernedering: het is als bij een geboorte waarbij de baarmoeder ontsloten is maar de kracht om te baren ontbreekt.   3 Zij zeggen tot hem: zo heeft gezegd Chizkiahoe: een dag van benauwing, straf en hoon is deze dag; want kinderen zijn gekomen tot aan het breken van de vliezen, maar er is geen kracht om ze te baren!–  3. Ceux-ci lui dirent : «Ainsi parle Ezéchias : Ce jour-ci est un jour d'angoisse, de châtiment et d'opprobre. Les enfants sont à terme et la force manque pour enfanter.  

King James Bible . [3] And they said unto him, Thus saith Hezekiah, This day is a day of trouble, and of rebuke, and blasphemy: for the children are come to the birth, and there is not strength to bring forth.
Luther-Bibel . 3 Und sie sprachen zu ihm: So sagt Hiskia: Das ist ein Tag der Not, der Strafe und der Schmach – wie wenn Kinder eben geboren werden sollen, aber die Kraft fehlt, sie zu gebären.

Tekstuitleg van 2 K 19,3 .

2 K 19,4 - 2 K 19,4 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4ei pôs eisakousetai kurios o theos sou pantas tous logous rapsakou on apesteilen auton basileus assuriôn o kurios autou oneidizein theon zônta kai blasfèmein en logois ois èkousen kurios o theos sou kai lèmpsè proseuchèn peri tou leimmatos tou euriskomenou 4 si forte audiat Dominus Deus tuus universa verba Rabsacis quem misit rex Assyriorum dominus suus ut exprobraret Deum viventem et argueret verbis quae audivit Dominus Deus tuus et fac orationem pro reliquiis quae reppertae sunt    4 Misschien zal de HEERE, uw God, horen al de woorden van Rabsake, denwelken zijn heer, de koning van Assyrië, gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; hef dan een gebed op voor het overblijfsel, dat gevonden wordt.   [4] Maar misschien hoort de heer uw God al de woorden van de intendant die door de koning van Assur, zijn heer, gezonden was om de levende God te bespotten. Misschien wil de heer uw God hem voor die woorden straffen. Bid daarom voor de rest die is overgebleven.’   [4] Maar misschien slaat de HEER, uw God, acht op wat de rabsake gezegd heeft, die door zijn heer, de koning van Assyrië, hierheen is gestuurd om de levende God te honen, en misschien zal hij die belediging vergelden. Bid daarom voor degenen van ons volk die er nog over zijn.”’  4 misschien, wil de ENE, je God, alle woorden van Rav Sjakee horen, waarmee zijn heer, de koning van Asjoer, hem heeft uitgezonden om de levende God te honen, misschien zal hij hem straffen om de woorden die hij heeft gehoord, de ENE, je God,– en wil jij een gebed opdragen voor het restje dat zich hier bevindt!   4. Puisse Yahvé, ton Dieu, entendre les paroles du grand échanson, que le roi d'Assyrie, son maître, a envoyé insulter le Dieu vivant, et puisse Yahvé, ton Dieu, punir les paroles qu'il a entendues! Adresse une prière en faveur du reste qui subsiste encore.» 

King James Bible . [4] It may be the LORD thy God will hear all the words of Rab-shakeh, whom the king of Assyria his master hath sent to reproach the living God; and will reprove the words which the LORD thy God hath heard: wherefore lift up thy prayer for the remnant that are left.
Luther-Bibel . 4 Vielleicht hört der HERR, dein Gott, alle Worte des Rabschake, den sein Herr, der König von Assyrien, gesandt hat, um hohnzusprechen dem lebendigen Gott, und straft die Worte, die der HERR, dein Gott, gehört hat. So erhebe dein Gebet für die Übriggebliebenen, die noch vorhanden sind.

Tekstuitleg van 2 K 19,4 .

2 K 19,5 - 2 K 19,5 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai èlthon oi paides tou basileôs ezekiou pros èsaian 5 venerunt ergo servi regis Ezechiae ad Esaiam    5 En de knechten van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja.   [5] Toen de hovelingen van koning Hizkia bij Jesaja gekomen waren, [5] Zo kwamen de hovelingen van koning Hizkia bij Jesaja,   5 Als de dienaars van koning Chizkiahoe aankomen bij Jesaja,  5. Lorsque les ministres du roi Ezéchias furent arrivés auprès d'Isaïe, 

King James Bible . [5] So the servants of king Hezekiah came to Isaiah.
Luther-Bibel . 5 Und als die Großen des Königs Hiskia zu Jesaja kamen,

Tekstuitleg van 2 K 19,5 .

6. jësja`ëjâhû (Jesaja) < jësja` (redding) + jâhû (JHWH) = redding is JHWH / JHWH is redding . Profeet (rond 740) . Taalgebruik in Tenakh : jësja`ëjâhû (Jesaja) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 , he = 5 , waw = 6 ; totaal : 68 (2² X 17) OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 3 - 7 - 1 - 5 - 6 . Tenakh (32) . Js (16) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 7,3 . (4) Js 13,1 . (5) Js 20,2 . (6) Js 20,3 . (7) Js 37,2 . (8) Js 37,5 . (9) Js 37,6 . (10) Js 37,21 . (11) Js 38,1 . (12) Js 38,4 . (13) Js 38,21 . (14) Js 39,3 . (15) Js 39,5 . (16) Js 39,8 . Andere boeken (16) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 19,5 . (3) 2 K 19,6 . (4) 2 K 19,20 . (5) 2 K 20,1 . (6) 2 K 20,4 . (7) 2 K 20,7 . (8) 2 K 20,8 . (9) 2 K 20,9 . (10) 2 K 20,11 . (11) 2 K 20,14 . (12) 2 K 20,16 . (13) 2 K 20,19 . (14) 1 Kr 25,15 . (15) 2 Kr 26,22 . (16) 2 Kr 32,32 .
Een vorm van jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) in Js (20) , van jesja` / jèsja` (hulp, heil, redding) in Js (5) , van jësjû`âh / jësjû`âthâh (redding, verlossing) in Js (18) .

2 K 19,6 - 2 K 19,6 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai eipen autois èsaias tade ereite pros ton kurion umôn tade legei kurios mè fobèthès apo tôn logôn ôn èkousas ôn eblasfèmèsan ta paidaria basileôs assuriôn  6 dixitque eis Esaias haec dicetis domino vestro haec dicit Dominus noli timere a facie sermonum quos audisti quibus blasphemaverunt pueri regis Assyriorum me    6 En Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars van den koning van Assyrië gelasterd hebben.   [6] zei deze tegen hen: ‘Dit moet u uw heer zeggen: “Laat u geen angst aanjagen door de woorden die u gehoord hebt en waarmee de dienaren van de koning van Assur Mij gelasterd hebben.   [6] en Jesaja antwoordde hun: ‘Zeg tegen uw koning: “Dit zegt de HEER: Laat je niet ontmoedigen door de woorden waarmee de knechten van de koning van Assyrië mij hebben bespot.   6 zegt Jesaja tot hen: zó zult ge zeggen tot uw heer: zó heeft gezegd de ENE: vrees niet voor de woorden die je hebt gehoord,– en waarmee die jongelingen van Asjoers koning mij hebben gelasterd!–  6. celui-ci leur dit : «Vous direz à votre maître : Ainsi parle Yahvé. N'aie pas peur des paroles que tu as entendues, des blasphèmes que les valets du roi d'Assyrie ont lancés contre moi.  

King James Bible . [6] And Isaiah said unto them, Thus shall ye say to your master, Thus saith the LORD, Be not afraid of the words which thou hast heard, with which the servants of the king of Assyria have blasphemed me.
Luther-Bibel . 6 sprach Jesaja zu ihnen: So sagt eurem Herrn: So spricht der HERR: Fürchte dich nicht vor den Worten, die du gehört hast, mit denen mich die Knechte des Königs von Assyrien gelästert haben.

Tekstuitleg van 2 K 19,6 .

3. jësja`ëjâhû (Jesaja) < jësja` (redding) + jâhû (JHWH) = redding is JHWH / JHWH is redding . Profeet (rond 740) . Taalgebruik in Tenakh : jësja`ëjâhû (Jesaja) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 , he = 5 , waw = 6 ; totaal : 68 (2² X 17) OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 3 - 7 - 1 - 5 - 6 . Tenakh (32) . Js (16) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 7,3 . (4) Js 13,1 . (5) Js 20,2 . (6) Js 20,3 . (7) Js 37,2 . (8) Js 37,5 . (9) Js 37,6 . (10) Js 37,21 . (11) Js 38,1 . (12) Js 38,4 . (13) Js 38,21 . (14) Js 39,3 . (15) Js 39,5 . (16) Js 39,8 . Andere boeken (16) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 19,5 . (3) 2 K 19,6 . (4) 2 K 19,20 . (5) 2 K 20,1 . (6) 2 K 20,4 . (7) 2 K 20,7 . (8) 2 K 20,8 . (9) 2 K 20,9 . (10) 2 K 20,11 . (11) 2 K 20,14 . (12) 2 K 20,16 . (13) 2 K 20,19 . (14) 1 Kr 25,15 . (15) 2 Kr 26,22 . (16) 2 Kr 32,32 .
Een vorm van jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) in Js (20) , van jesja` / jèsja` (hulp, heil, redding) in Js (5) , van jësjû`âh / jësjû`âthâh (redding, verlossing) in Js (18) .

2 K 19,7 - 2 K 19,7 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7idou egô didômi en autô pneuma kai akousetai aggelian kai apostrafèsetai eis tèn gèn autou kai katabalô auton en romfaia en tè gè autou  7 ecce ego inmittam ei spiritum et audiet nuntium et revertetur in terram suam et deiciam eum gladio in terra sua     7 Zie, Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, en weder in zijn land keren; en Ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen.   [7] Want Ik, Ik zal hem in paniek brengen, zodat hij op* het horen van een gerucht rechtsomkeert maakt naar zijn land; daar in zijn eigen land zal Ik hem door het zwaard laten doden.” ’ Sanheribs volgende gezanten   [7] Ik zal hem een geest sturen en hem een gerucht laten influisteren waardoor hij naar zijn eigen land terugkeert, en daar zal ik hem een gewelddadige dood laten sterven.”’   7 zie, ik zal in hem geestesadem de ruimte geven zodat hij iets te horen zal horen en terugkeren zal naar zijn land; in zijn eigen land zal ik hem vellen door het zwaard!  7. Voici que je vais mettre en lui un esprit et, sur une nouvelle qu'il entendra, il retournera dans son pays et, dans son pays, je le ferai tomber sous l'épée.» 

King James Bible . [7] Behold, I will send a blast upon him, and he shall hear a rumour, and shall return to his own land; and I will cause him to fall by the sword in his own land.
Luther-Bibel . 7 Siehe, ich will einen Geist über ihn bringen, dass er ein Gerücht hören und in sein Land zurückziehen wird, und will ihn durchs Schwert fällen in seinem Lande.

Tekstuitleg van 2 K 19,7 .

2 K 19,8 - 2 K 19,8 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai epestrepsen rapsakès kai euren ton basilea assuriôn polemounta epi lomna oti èkousen oti apèren apo lachis  8 reversus est igitur Rabsaces et invenit regem Assyriorum expugnantem Lobnam audierat enim quod recessisset de Lachis    8 Zo kwam Rabsake weder, en vond den koning van Assyrië, strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken was.   [8] De opperbevelhebber, die vernomen had dat de koning van Assur uit Lakis weggetrokken was, ging weg en voegde zich bij de koning, die op dat ogenblik Libna* belegerde.   [8] Inmiddels had de rabsake zich weer bij zijn koning gevoegd, die, zoals hij had vernomen, zijn kamp bij Lachis had opgebroken en nu de aanval had geopend op Libna.   8 ¶ Rav Sjakee keert terug en vindt de koning van Asjoer in oorlog tegen Livna,– want hij heeft al gehoord dat hij uit Lachiesj is opgebroken.   8. Le grand échanson s'en retourna et retrouva le roi d'Assyrie en train de combattre contre Libna. Le grand échanson avait appris en effet que le roi avait décampé de Lakish,  

King James Bible . [8] So Rab-shakeh returned, and found the king of Assyria warring against Libnah: for he had heard that he was departed from Lachish.
Luther-Bibel . 8 Und als der Rabschake zurückkam, fand er den König von Assyrien gegen Libna kämpfen, denn er hatte gehört, dass er von Lachisch abgezogen war.

Tekstuitleg van 2 K 19,8 .

2 K 19,9 - 2 K 19,9 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai èkousen peri tharaka basileôs aithiopôn legôn idou exèlthen polemein meta sou kai epestrepsen kai apesteilen aggelous pros ezekian legôn  9 cumque audisset de Tharaca rege Aethiopiae dicentes ecce egressus est ut pugnet adversum te et iret contra eum misit nuntios ad Ezechiam dicens     9 Als hij nu hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen: Ziet, hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder boden tot Hizkia, zeggende:   [9] Maar toen de koning vernam dat Tirhaka*, de koning van Kus*, opgerukt was om de strijd met hem aan te binden, stuurde hij opnieuw gezanten naar Hizkia met de opdracht:   [9] Maar toen Sanherib het gerucht opving dat koning Tirhaka van Nubië was uitgetrokken om de strijd met hem aan te binden, zond hij opnieuw gezanten naar Hizkia, met de opdracht:   9 Maar als hij hoort dat over Tirhaka, koning van Koesj, gezegd wordt: zie, hij is uitgetrokken om met jou oorlog te voeren!, keert hij terug en zendt hij boden naar Chizkiahoe en zegt:   9. car il avait reçu cette nouvelle au sujet de Tirhaqa, roi de Kush : «Voici qu'il est parti en guerre contre toi.» De nouveau, Sennachérib envoya des messagers à Ezéchias pour lui dire  

King James Bible . [9] And when he heard say of Tirhakah king of Ethiopia, Behold, he is come out to fight against thee: he sent messengers again unto Hezekiah, saying,
Luther-Bibel . 9 Der König von Assyrien hatte nämlich gehört über Tirhaka, den König von Kusch: Siehe, er ist ausgezogen, mit dir zu kämpfen. Da sandte er abermals Boten zu Hiskia und ließ ihm sagen:

Tekstuitleg van 2 K 19,9 .

2 K 19,10 - 2 K 19,10 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10mè epairetô se o theos sou ef' ô su pepoithas ep' autô legôn ou mè paradothè ierousalèm eis cheiras basileôs assuriôn  10 haec dicite Ezechiae regi Iudae non te seducat Deus tuus in quo habes fiduciam neque dicas non tradetur Hierusalem in manu regis Assyriorum     10 Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op welken gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrië niet gegeven worden.   [10] ‘Dit moet u tegen Hizkia, de koning van Juda zeggen: “Laat u niet bedriegen door uw God, op wie u vertrouwt, en veronderstel niet dat Jeruzalem niet in de handen van de koning van Assur zal vallen.  [10] ‘Zeg tegen koning Hizkia van Juda: “Laat u niet misleiden door de HEER, uw God, in wie u uw vertrouwen hebt gesteld omdat hij u heeft toegezegd dat Jeruzalem niet in handen zal vallen van de koning van Assyrië.   10 zó zult ge zeggen tot Chizkiahoe, koning van Juda, ge zult zeggen: laat je God je niet misleiden bij wie jij je zo veilig voelt dat je zegt: Jeruzalem wordt niet prijsgegeven in de hand van de koning van Asjoer!, –   10. «Vous parlerez ainsi à Ezéchias, roi de Juda : Que ton Dieu en qui tu te confies, ne t'abuse pas en disant : Jérusalem ne sera pas livrée aux mains du roi d'Assyrie!  

King James Bible . [10] Thus shall ye speak to Hezekiah king of Judah, saying, Let not thy God in whom thou trustest deceive thee, saying, Jerusalem shall not be delivered into the hand of the king of Assyria.
Luther-Bibel . 10 So sprecht zu Hiskia, dem König von Juda: Lass dich von deinem Gott nicht betrügen, auf den du dich verlässt und sprichst: Jerusalem wird nicht in die Hand des Königs von Assyrien gegeben werden.

Tekstuitleg van 2 K 19,10 .

2 K 19,11 - 2 K 19,11 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11idou su èkousas panta osa epoièsan basileis assuriôn pasais tais gais tou anathematisai autas kai su rusthèsè  11 tu enim ipse audisti quae fecerint reges Assyriorum universis terris quomodo vastaverint eas num ergo solus poteris liberari     11 Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrië aan alle landen gedaan hebben, die verbannende; en zoudt gij gered worden?   [11] U hebt toch zelf gehoord wat de koningen van Assur alle landen hebben aangedaan door ze aan de vernietiging te wijden? En zou u dan gered worden?   [11] U hebt toch zelf gehoord hoe de koningen van Assyrië alle landen die ze binnenvielen vernietigd hebben. Zou u dan gered worden?   11 zie, zelf heb je gehoord wat Asjoers koningen hebben gedaan met alle landen die ze gebannen hebben; zul jij dan worden gered?–  11. Tu as appris ce que les rois d'Assyrie ont fait à tous les pays, les vouant à l'anathème, et toi, tu serais délivré!  

King James Bible . [11] Behold, thou hast heard what the kings of Assyria have done to all lands, by destroying them utterly: and shalt thou be delivered?
Luther-Bibel . 11 Siehe, du hast gehört, was die Könige von Assyrien allen Ländern getan haben, dass sie den Bann an ihnen vollstreckten, und du allein solltest errettet werden?

Tekstuitleg van 2 K 19,11 .

2 K 19,12 - 2 K 19,12 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12mè exeilanto autous oi theoi tôn ethnôn ous dieftheiran oi pateres mou tèn te gôzan kai tèn charran kai rafes kai uious edem tous en thaesthen  12 numquid liberaverunt dii gentium singulos quos vastaverunt patres mei Gozan videlicet et Aran et Reseph et filios Eden qui erant in Thelassar    12 Hebben de goden der volken, die mijn vaders verdorven hebben, dezelve gered, als Gozan, en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren?   [12] De volken die door mijn voorvaderen in het verderf zijn gestort, Gozan, Haran, Resef en de zonen van Eden in Telassar, zijn die door hun goden gered?   [12] Gozan, Charan, Resef en de inwoners van Eden in Telassar, die door mijn voorouders werden uitgeroeid, zijn toch ook niet door hun goden gered?   12 hebben de goden der volkeren hen gered die mijn vaderen hebben vernietigd?– Gozan en Charan,– Retsef en de kinderen van Eden in Telasar?–  12. Les ont-ils délivrées les dieux des nations que mes pères ont dévastées, Gozân, Harân, Réçeph, et les Edénites qui étaient à Tell Basar? 

King James Bible . [12] Have the gods of the nations delivered them which my fathers have destroyed; as Gozan, and Haran, and Rezeph, and the children of Eden which were in Thelasar?
Luther-Bibel . 12 Haben die Götter der Völker, die von meinen Vätern vernichtet sind, sie errettet: Gosan, Haran, Rezef und die Leute von Eden, die zu Telassar waren?

Tekstuitleg van 2 K 19,12 .

2 K 19,13 - 2 K 19,13 . De reactie van Hizka - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,1 - 2 K 19,2 - 2 K 19,3 - 2 K 19,4 - 2 K 19,5 - 2 K 19,6 - 2 K 19,7 - 2 K 19,8 - 2 K 19,9 - 2 K 19,10 - 2 K 19,11 - 2 K 19,12 - 2 K 19,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13pou estin o basileus aimath kai o basileus arfad kai pou estin sepfarouain ana kai aua  13 ubi est rex Emath et rex Arfad et rex civitatis Sepharvaim Ana et Ava     13 Waar is de koning van Hamath, en de koning van Arpad, en de koning der stad Sefarvaim, Hena en Ivva?   [13] Waar zijn ze gebleven, de koningen van Hamat*, van Arpad, van de stad Sefarwaïm, van Hena en Iwwa?” ’ Gebed van Hizkia   [13] En wat is er geworden van de koningen van Hamat en Arpad, en van de koningen van de stad Sefarwaïm en van Hena en Iwwa?”’  13 waar is de koning van Chamat en de koning van Arpad, de koningen van de stad Sefarvajim,– van Hena en Iva?!   13. Où sont le roi de Hamat, le roi d'Arpad, le roi de Laïr, de Sepharvayim, de Héna et de Ivva?» 

King James Bible . [13] Where is the king of Hamath, and the king of Arpad, and the king of the city of Sepharvaim, of Hena, and Ivah?
Luther-Bibel . 13 Wo ist der König von Hamat, der König von Arpad und der König der Stadt Sefarwajim, von Hena und Awa?

Tekstuitleg van 2 K 19,13 .

- 2 K 19,14-19 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19

2 K 19,14 - 2 K 19,14 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai elaben ezekias ta biblia ek cheiros tôn aggelôn kai anegnô auta kai anebè eis oikon kuriou kai aneptuxen auta ezekias enantion kuriou  14 itaque cum accepisset Ezechias litteras de manu nuntiorum et legisset eas ascendit in domum Domini et expandit eas coram Domino     14 Als nu Hizkia de brieven uit der boden hand ontvangen, en die gelezen had, ging hij op in het huis des HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het aangezicht des HEEREN.   [14] Hizkia nam de boodschap van de gezanten aan en las die. Toen ging hij naar de tempel en legde de brief open voor de heer.   [14] Toen Hizkia de brief had gelezen die de boden hem overhandigd hadden, ging hij naar de tempel van de HEER en legde de brief daar open voor hem neer.   14 Dan neemt Chizkiahoe de briefrollen aan uit de hand van de boden en leest ze op; hij klimt op naar het huis van de ENE en Chizkiahoe spreidt die uit voor het aanschijn van de ENE. •   14. Ezéchias prit la lettre des mains des messagers et la lut. Puis il monta au Temple de Yahvé et la déplia devant Yahvé.  

King James Bible . [14] And Hezekiah received the letter of the hand of the messengers, and read it: and Hezekiah went up into the house of the LORD, and spread it before the LORD.
Luther-Bibel . 14 Als Hiskia den Brief von den Boten empfangen und gelesen hatte, ging er hinauf zum Hause des HERRN und breitete ihn aus vor dem HERRN

Tekstuitleg van 2 K 19,14 .

2 K 19,15 - 2 K 19,15 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai eipen kurie o theos israèl o kathèmenos epi tôn cheroubin su ei o theos monos en pasais tais basileiais tès gès su epoièsas ton ouranon kai tèn gèn 15 et oravit in conspectu eius dicens Domine Deus Israhel qui sedes super cherubin tu es Deus solus regum omnium terrae tu fecisti caelum et terram    15 En Hizkia bad voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: O HEERE, God Israëls, Die tussen de cherubim woont! Gij zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt.   [15] En Hizkia bad daar, voor de heer als volgt: ‘heer, God* van Israël die op de kerubs troont, U alleen bent God over alle koninkrijken van de aarde, U die de hemel en de aarde hebt gemaakt.   [15] En hij bad tot de HEER: ‘HEER, God van Israël, u die op de cherubs troont, u alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, u hebt de hemel en de aarde gemaakt.   15 Chizkiahoe bidt tot het aanschijn van de ENE en zegt: ENE, God van Israël die zetelt op de cheroeviem, gij zijt het die alleen de God zijt over alle koninkrijken der aarde,– gij zijt het die gemaakt hebt de hemelen en de aarde!–   15. Et Ezéchias fit cette prière en présence de Yahvé : «Yahvé, Dieu d'Israël, qui sièges sur les chérubins, c'est toi qui es seul Dieu de tous les royaumes de la terre, c'est toi qui as fait le ciel et la terre.  

King James Bible . [15] And Hezekiah prayed before the LORD, and said, O LORD God of Israel, which dwellest between the cherubims, thou art the God, even thou alone, of all the kingdoms of the earth: thou hast made heaven and earth.
Luther-Bibel . 15 und betete vor dem HERRN und sprach: HERR, Gott Israels, der du über den Cherubim thronst, du bist allein Gott über alle Königreiche auf Erden, du hast Himmel und Erde gemacht.

Tekstuitleg van 2 K 19,15 .

2 K 19,16 - 2 K 19,16 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16klinon kurie to ous sou kai akouson anoixon kurie tous ofthalmous sou kai ide kai akouson tous logous sennachèrim ous apesteilen oneidizein theon zônta  16 inclina aurem tuam et audi aperi Domine oculos tuos et vide et audi omnia verba Sennacherib qui misit ut exprobraret nobis Deum viventem     16 O, HEERE! neig Uw oor en hoor, doe, HEERE! Uw ogen open en zie, en hoor de woorden van Sanherib, die dezen gezonden heeft, om den levenden God te honen.   [16] heer, neig uw oor en luister, heer, open uw ogen en zie toe: hoor met welke woorden Sanherib de levende God laat honen.   [16] Leen mij uw oor, HEER, en luister, open uw ogen en zie toe. Hoor met welke woorden Sanherib de levende God hoont.   16 neig, o ENE, uw oor en hoor, doe, ENE, uw ogen open en zie!– hoor de woorden van Sancheriev die hij heeft uitgezonden om te honen de levende God!–  16. Prête l'oreille, Yahvé, et entends, ouvre les yeux, Yahvé, et vois! Entends les paroles de Sennachérib, qui a envoyé dire des insultes au Dieu vivant.  

King James Bible . [16] LORD, bow down thine ear, and hear: open, LORD, thine eyes, and see: and hear the words of Sennacherib, which hath sent him to reproach the living God.
Luther-Bibel . 16 HERR, neige deine Ohren und höre, tu deine Augen auf und sieh und höre die Worte Sanheribs, der hergesandt hat, um dem lebendigen Gott hohnzusprechen.

Tekstuitleg van 2 K 19,16 .

2 K 19,17 - 2 K 19,17 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17oti alètheia kurie èrèmôsan basileis assuriôn ta ethnè  17 vere Domine dissipaverunt reges Assyriorum gentes et terras omnium     17 Waarlijk, HEERE, hebben de koningen van Assyrië die heidenen en hun land verwoest;  [17] Inderdaad heer, de koningen van Assur hebben de volken en hun landen verwoest en hebben hun goden in het vuur geworpen:   [17] Het is waar, HEER, de koningen van Assyrië hebben andere volken en hun landen verwoest   17 waarlijk, ENE,– de koningen van Asjoer hebben de volkeren en hun land verdelgd en hun goden prijsgegeven in het vuur,– want dat waren ook geen goden maar maaksel van mensenhanden, in hout en steen, en zij hebben hen verloren laten gaan;  17. Il est vrai, Yahvé, les rois d'Assyrie ont exterminé les nations,  

King James Bible . [17] Of a truth, LORD, the kings of Assyria have destroyed the nations and their lands,
Luther-Bibel . 17 Es ist wahr, HERR, die Könige von Assyrien haben die Völker mit dem Schwert umgebracht und ihre Länder verwüstet

Tekstuitleg van 2 K 19,17 .

2 K 19,18 - 2 K 19,18 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai edôkan tous theous autôn eis to pur oti ou theoi eisin all' è erga cheirôn anthrôpôn xula kai lithoi kai apôlesan autous  18 et miserunt deos eorum in ignem non enim erant dii sed opera manuum hominum e ligno et lapide et perdiderunt eos     18 En hebben hun goden in het vuur geworpen; want zij waren geen goden, maar het werk van mensenhanden, hout en steen; daarom hebben zij die verdorven.   [18] het waren dan ook geen goden*, maar maaksels* van mensenhanden, hout en steen; daarom konden zij die vernietigen.   [18] en hun goden aan het vuur prijsgegeven. Dat waren dan ook geen goden, het waren slechts maaksels van mensenhanden, beelden van hout en steen, die ze vernietigd hebben.   18   18. ils ont jeté au feu leurs dieux, car ce n'étaient pas des dieux, mais l'ouvrage de mains d'hommes, du bois et de la pierre, alors ils les ont anéantis.  

King James Bible . [18] And have cast their gods into the fire: for they were no gods, but the work of men's hands, wood and stone: therefore they have destroyed them.
Luther-Bibel . 18 und haben ihre Götter ins Feuer geworfen, denn es waren nicht Götter, sondern Werk von Menschenhänden, Holz und Stein; darum haben sie sie vertilgt.

Tekstuitleg van 2 K 19,18 .

2 K 19,19 - 2 K 19,19 . Gebed van Hizkia - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,14 - 2 K 19,15 - 2 K 19,16 - 2 K 19,17 - 2 K 19,18 - 2 K 19,19
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai nun kurie o theos èmôn sôson èmas ek cheiros autou kai gnôsontai pasai ai basileiai tès gès oti su kurios o theos monos  19 nunc igitur Domine Deus noster salvos nos fac de manu eius ut sciant omnia regna terrae quia tu es Dominus Deus solus     19 Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons toch uit zijn hand; zo zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen God zijt.   [19] Maar U, heer onze God, verlos ons toch uit zijn greep opdat alle koninkrijken van de aarde erkennen dat alleen U, de heer, God bent.’ [19] Ik vraag u, HEER, onze God: red ons uit zijn handen, opdat alle koninkrijken op aarde zullen beseffen dat u, HEER, de enige God bent.’   19 nu dan, ENE, onze God, bevrijd ons toch uit zijn hand!– dan zullen alle koninkrijken der aarde weten dat gij, ENE, alleen God zijt! ••  19. Mais maintenant, Yahvé, notre Dieu, sauve-nous de sa main, je t'en supplie, et que tous les royaumes de la terre sachent que toi seul es Dieu, Yahvé!»  

King James Bible . [19] Now therefore, O LORD our God, I beseech thee, save thou us out of his hand, that all the kingdoms of the earth may know that thou art the LORD God, even thou only.
Luther-Bibel . 19 Nun aber, HERR, unser Gott, errette uns aus seiner Hand, damit alle Königreiche auf Erden erkennen, dass du, HERR, allein Gott bist.

Tekstuitleg van 2 K 19,19 .

- 2 K 19,20-34 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  

2 K 19,20 - 2 K 19,20 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai apesteilen èsaias uios amôs pros ezekian legôn tade legei kurios o theos tôn dunameôn o theos israèl a prosèuxô pros me peri sennachèrim basileôs assuriôn èkousa  20 misit autem Esaias filius Amos ad Ezechiam dicens haec dicit Dominus Deus Israhel quae deprecatus es me super Sennacherib rege Assyriorum audivi     20 Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia, zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israëls: Dat gij tot Mij gebeden hebt tegen Sanherib, den koning van Assyrië, heb Ik gehoord.   [20] Toen liet Jesaja, de zoon van Amos, tegen Hizkia zeggen: ‘Zo spreekt de heer, de God van Israël: Ik heb het gebed gehoord dat u tot Mij gericht hebt aangaande Sanherib, de koning van Assur.   [20] Jesaja, de zoon van Amos, liet Hizkia weten: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik heb je gebed over koning Sanherib van Assyrië gehoord,   20 ¶ Dan zendt Jesaja, de zoon van Amots, aan Chizkiahoe bericht en laat zeggen: zó heeft gezegd de ENE, Israëls God: wat je tot mij hebt gebeden over Sancheriev, koning van Asjoer, heb ik gehoord!;   20. Alors Isaïe, fils d'Amoç, envoya dire à Ezéchias : «Ainsi parle Yahvé, Dieu d'Israël. J'ai entendu la prière que tu m'as adressée au sujet de Sennachérib, roi d'Assyrie.  

King James Bible . [20] Then Isaiah the son of Amoz sent to Hezekiah, saying, Thus saith the LORD God of Israel, That which thou hast prayed to me against Sennacherib king of Assyria I have heard.
Luther-Bibel . 20 Da sandte Jesaja, der Sohn des Amoz, zu Hiskia und ließ ihm sagen: So spricht der HERR, der Gott Israels: Was du zu mir gebetet hast um Sanheribs willen, des Königs von Assyrien, das habe ich gehört.

Tekstuitleg van 2 K 19,20 .

2. jësja`ëjâhû (Jesaja) < jësja` (redding) + jâhû (JHWH) = redding is JHWH / JHWH is redding . Profeet (rond 740) . Taalgebruik in Tenakh : jësja`ëjâhû (Jesaja) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 , he = 5 , waw = 6 ; totaal : 68 (2² X 17) OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 3 - 7 - 1 - 5 - 6 . Tenakh (32) . Js (16) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 7,3 . (4) Js 13,1 . (5) Js 20,2 . (6) Js 20,3 . (7) Js 37,2 . (8) Js 37,5 . (9) Js 37,6 . (10) Js 37,21 . (11) Js 38,1 . (12) Js 38,4 . (13) Js 38,21 . (14) Js 39,3 . (15) Js 39,5 . (16) Js 39,8 . Andere boeken (16) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 19,5 . (3) 2 K 19,6 . (4) 2 K 19,20 . (5) 2 K 20,1 . (6) 2 K 20,4 . (7) 2 K 20,7 . (8) 2 K 20,8 . (9) 2 K 20,9 . (10) 2 K 20,11 . (11) 2 K 20,14 . (12) 2 K 20,16 . (13) 2 K 20,19 . (14) 1 Kr 25,15 . (15) 2 Kr 26,22 . (16) 2 Kr 32,32 .
Een vorm van jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) in Js (20) , van jesja` / jèsja` (hulp, heil, redding) in Js (5) , van jësjû`âh / jësjû`âthâh (redding, verlossing) in Js (18) .

4. ´âmôts (Amos) . Taalgebruik in Tenakh : âmôts (Amos) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 137 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 6 - 9 . Tenakh (13) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 19,20 . (3) 2 K 20,1 . (4) Js 1,1 . (5) Js 2,1 . (6) Js 13,1 . (7) Js 20,2 . (8) Js 37,2 . (9) Js 37,21 . (10) Js 38,1 . (11) 2 Kr 26,22 . (12) 2 Kr 32,20 . (13) 2 Kr 32,32 . In Js in 7 verzen . De zoon van Amots is de profeet Jesaja (rond 740) .
Zie werkw. ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 131 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 9 . Een vorm van ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) in Js (3) : (1) Js 35,3 . (2) Js 41,10 . (3) Js 44,14 .
- bijvoegl. naamw. ´âmots (sterk) . Tenakh (1) : Zach 6,3 .
Niet verwarren met `âmôs (Amos) . Taalgebruik in Tenakh : `âmôs (Amos) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , samech = 15 of 60 ; totaal : 50 (2 X 5²) OF 176 (2² X 2² X 11) . Structuur : 7 - 4 - 6 - 6 .

2. - 4. jësja`ëjâhû hannâbhî´ (Jesaja, de profeet) . Tenakh (4) : (1) 2 K 19,2 . (2) 2 K 20,11 . (3) 2 K 20,14 . (4) Js 39,3 .
- jësja`ëjâhû bèn âmôts (Jesaja , zoon van Amos) . Tenakh (9) : (1) 2 K 19,20 . (2) 2 K 20,1 . (3) Js 1,1 . (4) Js 20,2 . (5) Js 37,2 . (6) Js 37,21 . (7) Js 38,1 . (8) 2 Kr 26,22 . (9) 2 Kr 32,32 .
- hannâbhî´ bèn âmôts (de profeet, zoon van Amos) . Tenakh (1) : 2 K 19,2 .
- bèn âmôts (zoon van Amos) . Tenakh (10) : (1) 2 K 19,20 . (2) 2 K 20,1 . (3) 2 Kr 26,22 . (4) 2 Kr 32,20 . (5) 2 Kr 32,32 . (6) Js 1,1 . (7) Js 20,2 . (8) Js 37,2 . (9) Js 37,21 . (10) Js 38,1 .
- bèn âmôts hannâbhî´ (zoon van Amos, de profeet) . Tenakh : (1) 2 K 20,1 . (2) 2 Kr 26,22 . (3) 2 Kr 32,20 . (4) 2 Kr 32,32 . (5) Js 37,2 . (6) Js 38,1 .

2 K 19,21 - 2 K 19,21 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21outos o logos on elalèsen kurios ep' auton exoudenèsen se kai emuktèrisen se parthenos thugatèr siôn epi soi kefalèn autès ekinèsen thugatèr ierousalèm   21 iste est sermo quem locutus est Dominus de eo sprevit te et subsannavit virgo filia Sion post tergum tuum caput movit filia Hierusalem     21 Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het hoofd achter u.  [21] Dit is het woord dat de heer tegen hem heeft uitgesproken: Zij veracht u, zij bespot u, de maagd, de dochter Sion; achter uw rug schudt zij het hoofd, de dochter Jeruzalem!   [21] en dit is wat ik, de HEER, over hem zeg: Vrouwe Sion minacht je, ze lacht je uit, meewarig schudt Jeruzalem haar hoofd.   21 dit is het woord dat de ENE over hem heeft gesproken: verachten zal ze je, je bespotten, de jonkvrouw, de dochter Sions; áchter jou zal haar hoofd schudden de dochter van Jeruzalem!–  21. Voici l'oracle que Yahvé a prononcé contre lui Elle te méprise, elle te raille, la vierge, fille de Sion. Elle hoche la tête après toi, la fille de Jérusalem.  

King James Bible . [21] This is the word that the LORD hath spoken concerning him; The virgin the daughter of Zion hath despised thee, and laughed thee to scorn; the daughter of Jerusalem hath shaken her head at thee.
Luther-Bibel . 21 Das ist's, was der HERR gegen ihn geredet hat: Die Jungfrau, die Tochter Zion, verachtet dich und spottet deiner. Die Tochter Jerusalem schüttelt ihr Haupt hinter dir her.

Tekstuitleg van 2 K 19,21 .

2 K 19,22 - 2 K 19,22 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22tina ôneidisas kai eblasfèmèsas kai epi tina upsôsas fônèn kai èras eis upsos tous ofthalmous sou eis ton agion tou israèl 22 cui exprobrasti et quem blasphemasti contra quem exaltasti vocem et elevasti in excelsum oculos tuos contra Sanctum Israhel     22 Wien hebt gij gehoond en gelasterd? en tegen Wien hebt gij de stem verheven, en uw ogen omhoog opgeheven? Tegen den Heilige Israëls!  [22] Wie is het die u hebt gehoond en bespot, tegen wie u uw stem hebt verheven, op wie u hoogmoedig uw blik hebt gericht? Het is de Heilige* van Israël!   [22] Weet wie je hebt beledigd en bespot, wie je hebt uitgejouwd, uitdagend aangekeken: het was de Heilige van Israël!   22 wie heb je gehoond en gelasterd, tegen wie de stem verheven,– verwaand je ogen opgeslagen?, tegen de heilige van Israël!–  22. Qui donc as-tu insulté, blasphémé? Contre qui as-tu parlé haut et levé ton regard altier? Contre le Saint d'Israël!  

King James Bible . [22] Whom hast thou reproached and blasphemed? and against whom hast thou exalted thy voice, and lifted up thine eyes on high? even against the Holy One of Israel.
Luther-Bibel . 22 Wen hast du gehöhnt und gelästert? Über wen hast du deine Stimme erhoben? Du hast deine Augen erhoben wider den Heiligen Israels!

Tekstuitleg van 2 K 19,22 .

2 K 19,23 - 2 K 19,23 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23en cheiri aggelôn sou ôneidisas kurion kai eipas en tô plèthei tôn armatôn mou egô anabèsomai eis upsos oreôn mèrous tou libanou kai ekopsa to megethos tès kedrou autou ta eklekta kuparissôn autou kai èlthon eis melon telous autou drumou karmèlou autou  23 per manum servorum tuorum exprobrasti Domino et dixisti in multitudine curruum meorum ascendi excelsa montium in summitate Libani et succidi sublimes cedros eius electas abietes eius et ingressus sum usque ad terminos eius saltum Carmeli eius    23 Door middel uwer boden hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogten der bergen, de zijden van den Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen, en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen in zijn uiterste herberg, in het woud zijns schonen velds.   [23] Door uw boden hebt u de Heer gehoond en hebt u gezegd: “Met mijn talrijke wagens bestijg ik de hoogten van de bergen, de flanken van de Libanon. Ik vel zijn statige ceders, zijn prachtigste cypressen. Tot zijn laatste schuilhoek dring ik door tot de weelde van zijn hof.   [23] Bij monde van je boden heb je de Heer gehoond. Je zei: “Mijn strijdwagens brachten mij tot op de hoogste bergen, tot in de verste hoeken van de Libanon. Zijn hoogste ceders velde ik, zijn machtigste cipressen. Ik drong door tot in zijn verste schuilhoek, tot in zijn diepste woud.   23 door de hand van je boden heb je de Heer gehoond en heb je gezegd: met mijn talrijke wagens heb ík de verhevenheid der bergen beklommen, de heupen van Libanon; ik zal omhakken zijn rijzige ceders, zijn uitgelezen cipressen, ik zal komen in zijn uiterste nachtverblijf, in zijn Karmelwoud!–  23. Par tes messagers, tu as insulté le Seigneur. Tu as dit : Avec mes nombreux chars, j'ai gravi le sommet des monts, les dernières cimes du Liban. J'ai coupé sa haute futaie de cèdres et ses plus beaux cyprès. J'ai atteint son ultime retraite, son parc forestier.  

King James Bible . [23] By the messengers thou hast reproached the Lord, and hast said, With the multitude of my chariots I am come up to the height of the mountains, to the sides of Lebanon, and will cut down the tall cedar trees thereof, and the choice fir trees thereof: and I will enter into the lodgings of his borders, and into the forest of his Carmel.
Luther-Bibel . 23 Du hast den HERRN durch deine Boten verhöhnt und gesagt: Ich bin mit der Menge meiner Wagen auf die Höhen der Berge gestiegen, in den innersten Libanon. Ich habe seine hohen Zedern und auserlesenen Zypressen abgehauen und bin gekommen bis zur äußersten Herberge darin im dichtesten Walde.

Tekstuitleg van 2 K 19,23 .

2 K 19,24 - 2 K 19,24 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24egô epsuxa kai epion udata allotria kai exèrèmôsa tô ichnei tou podos mou pantas potamous periochès  24 ego succidi et bibi aquas alienas et siccavi vestigiis pedum meorum omnes aquas clausas     24 Ik heb gegraven en heb gedronken vreemde wateren; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd.   [24] Wateren van vreemde landen heb ik aangeboord en gedronken. Met mijn voetstap leg ik alle waterlopen van Egypte droog.”   [24] Ik heb gegraven en vreemd water gedronken, de stromen van Egypte met mijn voeten drooggelegd.”   24 graven zal ík en drinken wateren in den vreemde,– ík zal met de holte van mijn voetstappen droogleggen alle stromen van Matsor!–  24. Moi, j'ai creusé et j'ai bu des eaux étrangères, j'ai asséché sous la plante de mes pieds tous les fleuves d'Egypte. 

King James Bible . [24] I have digged and drunk strange waters, and with the sole of my feet have I dried up all the rivers of besieged places.
Luther-Bibel . 24 Ich habe gegraben und getrunken die fremden Wasser und werde austrocknen mit meinen Fußsohlen alle Flüsse Ägyptens.

Tekstuitleg van 2 K 19,24 .

2 K 19,25 - 2 K 19,25 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25eplasa autèn nun ègagon autèn kai egenèthè eis eparseis apoikesiôn machimôn poleis ochuras 25 numquid non audisti quid ab initio fecerim ex diebus antiquis plasmavi illud et nunc adduxi eruntque in ruinam collium pugnantium civitates munitae     25 Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan heb en dat van oude dagen af geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen.   [25] Maar hebt u dan nooit gehoord dat Ik, de heer, dit van oudsher heb voorbereid, dat Ik het sinds lang verleden dagen heb beschikt? Nu laat Ik het gebeuren! U moest sterke steden verwoesten; u moest ze tot puinhopen maken.   [25] Heb je dan niet gehoord dat ik dit heb beschikt? In lang vervlogen tijden nam ik het me voor, nu is de tijd gekomen dat ik het volbreng. Onneembare steden worden in puin gelegd,   25 maar heb je het nooit gehoord?– van verre reeds heb ik dat gedaan, in de dagen van oudsher heb ik het geformeerd; nú heb ik het doen komen en geschiedt het: het verwoesten tot ruïneuze stapels puin van steden zo goed versterkt;   25. Entends-tu bien? De longue date, j'ai préparé cela, aux jours antiques j'en fis le dessein, maintenant je le réalise. Ton destin fut de réduire en tas de ruines des villes fortifiées. 

King James Bible . [25] Hast thou not heard long ago how I have done it, and of ancient times that I have formed it? now have I brought it to pass, that thou shouldest be to lay waste fenced cities into ruinous heaps.
Luther-Bibel . 25 Hast du nicht gehört, dass ich es lange zuvor bereitet und von Anfang an geplant habe? Nun aber habe ich's kommen lassen, dass du feste Städte zerstörtest zu wüsten Steinhaufen.

Tekstuitleg van 2 K 19,25 .

2 K 19,26 - 2 K 19,26 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26kai oi enoikountes en autais èsthenèsan tè cheiri eptèxan kai katèschunthèsan egenonto chortos agrou è chlôra botanè chloè dômatôn kai patèma apenanti estèkotos  26 et qui sedent in eis humiles manu contremuerunt et confusi sunt facti sunt quasi faenum agri et virens herba tectorum quae arefacta est antequam veniret ad maturitatem     26 Daarom waren haar inwoners handeloos; zij waren verslagen en beschaamd; zij waren als het gras des velds, en de groene grasscheutjes, het hooi der daken, en het brandkoren, eer het over einde staat.   [26] Hun inwoners met machteloze handen stonden ontsteld en beschaamd; zij werden als planten op het veld, als jong groen, als gras op het dak, als koren, verzengd vóór het halmen schiet.   [26] hun inwoners staan machteloos en gloeien van schaamte. Ze zijn als jonge scheuten op de akker, pril groen in de woestijn, tere sprietjes op het dak: verschroeid nog voor ze opgekomen zijn.   26 hun ingezetenen, ontoereikend van hand, worden gebroken en beschaamd; worden zullen zij: als kruid op een veld, gras dat ooit groen was, hooi op daken, weggebrand vóórdat het opkomt;  26. Leurs habitants, les mains débiles, épouvantés et confondus, furent comme plantes des champs, verdure du gazon, herbes des toits et guérets sous le vent d'orient.  

King James Bible . [26] Therefore their inhabitants were of small power, they were dismayed and confounded; they were as the grass of the field, and as the green herb, as the grass on the housetops, and as corn blasted before it be grown up.
Luther-Bibel . 26 Und die darin wohnen, wurden ohne Kraft und fürchteten sich und wurden zuschanden. Sie wurden wie das Gras auf dem Felde und wie das grüne Kraut, wie Gras auf den Dächern, das verdorrt, ehe es reif wird.

Tekstuitleg van 2 K 19,26 .

2 K 19,27 - 2 K 19,27 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27kai tèn kathedran sou kai tèn exodon sou kai tèn eisodon sou egnôn kai ton thumon sou ep' eme  27 habitaculum tuum et egressum tuum et viam tuam ego praescivi et furorem tuum contra me    27 Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen Mij.   [27] Maar waar u ook zit of gaat of komt, Ik weet het, en ook hoe u tegen Mij tekeergaat.   [27] Maar ik ken je, ik ben op de hoogte van je doen en laten, ik weet heel goed hoe je tekeergaat tegen mij;   27 maar of je zit, uitgaat of aankomt, ik weet het,– en ook je razen tegen mij;   27. Quand tu te lèves et quand tu t'assieds, quand tu sors ou tu entres, je le sais.  

King James Bible . [27] But I know thy abode, and thy going out, and thy coming in, and thy rage against me.
Luther-Bibel . 27 Ich weiß von deinem Aufstehen und Sitzen, deinem Ausziehen und Einziehen und dass du tobst gegen mich.

Tekstuitleg van 2 K 19,27 .

2 K 19,28 - 2 K 19,28 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28dia to orgisthènai se ep' eme kai to strènos sou anebè en tois ôsin mou kai thèsô ta agkistra mou en tois muktèrsin sou kai chalinon en tois cheilesin sou kai apostrepsô se en tè odô è èlthes en autè  28 insanisti in me et superbia tua ascendit in aures meas ponam itaque circulum in naribus tuis et camum in labris tuis et reducam te in viam per quam venisti     28 Om uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen is, zo zal Ik Mijn haak in uw neus leggen, en Mijn gebit in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, door denwelken gij gekomen zijt.   [28] En omdat u tegen Mij tekeer bent gegaan en om uw geschreeuw dat steeg naar mijn oren, leg Ik door uw neus een ring en tussen uw lippen een bit, en daarmee breng Ik u terug langs de weg die u gekomen bent.   [28] ik zie je zelfgenoegzaamheid, je razernij is tot mijn oren doorgedrongen. Ik sla mijn haak door je neus en leg mijn bit in je mond en voer je op je schreden terug.   28 vanwege je razen tegen mij en omdat je onverstoorbaarheid opsteeg in mijn oren,– zal ik mijn haak vastzetten aan je neus, mijn bit tussen je lippen en je dwingen terug te keren over de weg waarlangs je kwam;  28. Parce que tu t'es emporté contre moi, que ton insolence est montée à mes oreilles, je passerai mon anneau à ta narine et mon mors à tes lèvres, je te ramènerai sur la route par laquelle tu es venu.  

King James Bible . [28] Because thy rage against me and thy tumult is come up into mine ears, therefore I will put my hook in thy nose, and my bridle in thy lips, and I will turn thee back by the way by which thou camest.
Luther-Bibel . 28 Weil du denn gegen mich tobst und dein Übermut vor meine Ohren gekommen ist, so will ich dir meinen Ring in deine Nase legen und meinen Zaum in dein Maul und will dich den Weg wieder zurückführen, den du hergekommen bist.

Tekstuitleg van 2 K 19,28 .

2 K 19,29 - 2 K 19,29 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29kai touto soi to sèmeion fagè touton ton eniauton automata kai tô etei tô deuterô ta anatellonta kai eti tritô spora kai amètos kai futeia ampelônôn kai fagesthe ton karpon autôn  29 tibi autem Ezechia hoc erit signum comede hoc anno quod reppereris in secundo autem anno quae sponte nascuntur porro in anno tertio seminate et metite plantate vineas et comedite fructum earum     29 En dat zij u een teken, dat men in dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen is; en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.  [29] En voor u, Hizkia, zal dit het teken* zijn: dit jaar eet men nog van de naoogst, het volgende jaar van wat vanzelf is opgekomen; het derde jaar kan men zaaien en oogsten, wijngaarden planten en daar de vruchten van genieten.   [29] Jou, Hizkia, kondig ik het volgende aan: dit jaar zul je eten wat er na de oogst toevallig nog opkomt, volgend jaar wat er vanzelf groeit, maar het jaar daarna kun je zaaien en oogsten, wijngaarden planten en van de opbrengst eten.   29 en dit zal jou het teken zijn dat men van het jaar nog naoogst eet en in het tweede jaar wat vanzelf groeit,– maar in het derde jaar: zaait en maait!, plant wijngaarden aan en eet de vrucht daarvan!–   29. Ceci te servira de signe; On mangera cette année du grain tombé, et l'an prochain du grain de jachère, mais, le troisième an, semez et moissonnez, plantez des vignes et mangez de leur fruit.  

King James Bible . [29] And this shall be a sign unto thee, Ye shall eat this year such things as grow of themselves, and in the second year that which springeth of the same; and in the third year sow ye, and reap, and plant vineyards, and eat the fruits thereof.
Luther-Bibel . 29 Und das sei dir, Hiskia, ein Zeichen: In diesem Jahr iss, was von selber nachwächst, im nächsten Jahr, was auch dann noch wächst, im dritten Jahr sät und erntet und pflanzt Weinberge und esst ihre Früchte.

Tekstuitleg van 2 K 19,29 .

2 K 19,30 - 2 K 19,30 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30kai prosthèsei to diasesôsmenon oikou iouda to upoleifthen rizan katô kai poièsei karpon anô  30 et quodcumque reliquum fuerit de domo Iuda mittet radicem deorsum et faciet fructum sursum     30 Want het ontkomene, dat overgebleven is van het huis van Juda, zal wederom nederwaarts wortelen, en zal opwaarts vrucht dragen.   [30] Diegenen van het huis van Juda die gespaard blijven en zijn overgebleven, zullen weer wortels* schieten naar beneden en vruchten dragen naar boven.   [30] De Judeeërs die ontkomen en het overleven, zullen wortel schieten en vrucht dragen,   30 wat er van het huis van Juda ontsnapt is, wat nog rest, zal doorgaan te wortelen naar beneden en vrucht te dragen naar boven;   30. Le reste survivant de la maison de Juda produira de nouvelles racines en bas et des fruits en haut.  

King James Bible . [30] And the remnant that is escaped of the house of Judah shall yet again take root downward, and bear fruit upward.
Luther-Bibel . 30 Und was vom Hause Juda errettet und übrig geblieben ist, wird von neuem nach unten Wurzeln schlagen und oben Frucht tragen.

Tekstuitleg van 2 K 19,30 .

2 K 19,31 - 2 K 19,31 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31oti ex ierousalèm exeleusetai kataleimma kai anasôzomenos ex orous siôn o zèlos kuriou tôn dunameôn poièsei touto  31 de Hierusalem quippe egredientur reliquiae et quod salvetur de monte Sion zelus Domini exercituum faciet hoc     31 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, en het ontkomene van den berg Sion; de ijver van den HEERE der heirscharen zal dit doen.  [31] Want uit Jeruzalem komt een rest, van de berg Sion komt wat gespaard blijft; de ijver van de heer zal dit bewerken.   [31] want wie het overleven en ontkomen, zullen zich vanuit Jeruzalem, vanaf de Sion verspreiden. De HEER zal zich daarvoor beijveren.   31 want uit Jeruzalem trekt dan een rest weg, wat ontkomen is van de berg Sion; de ijver van de ENE zal dit doen; ••  31. Car de Jérusalem sortira un reste, et des réchappés, du mont Sion. L'amour jaloux de Yahvé Sabaot fera cela!  

King James Bible . [31] For out of Jerusalem shall go forth a remnant, and they that escape out of mount Zion: the zeal of the LORD of hosts shall do this.
Luther-Bibel . 31 Denn von Jerusalem werden ausgehen, die übrig geblieben sind, und die Erretteten vom Berge Zion. Der Eifer des HERRN Zebaoth wird solches tun.

Tekstuitleg van 2 K 19,31 .

2 K 19,32 - 2 K 19,32 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
32ouch outôs tade legei kurios pros basilea assuriôn ouk eiseleusetai eis tèn polin tautèn kai ou toxeusei ekei belos kai ou profthasei autèn thureos kai ou mè ekcheè pros autèn proschôma 32 quam ob rem haec dicit Dominus de rege Assyriorum non ingredietur urbem hanc nec mittet in eam sagittam nec occupabit eam clypeus nec circumdabit eam munitio     32 Daarom zo zegt de HEERE van den koning van Assyrië: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar een pijl inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen, en zal geen wal daartegen opwerpen.   [32] Daarom zegt de heer over de koning van Assur: Hij komt deze stad niet binnen, geen pijl schiet hij op haar af, met geen schild komt hij haar te na, geen wal werpt hij tegen haar op.   [32] Daarom – dit zegt de HEER over de koning van Assyrië: Hij zal deze stad niet te na komen. Hij zal er geen pijl op afschieten, geen schild tegen opheffen en geen wal tegen opwerpen.   32 daarom: zó heeft gezegd de ENE over de koning van Asjoer: hij komt deze stad niet binnen en zal daar geen pijl inschieten; hij zal geen schild tegen haar opheffen en geen wal tegen haar opwerpen;  32. Voici donc ce que dit Yahvé sur le roi d'Assyrie Il n'entrera pas dans cette ville, il n'y lancera pas de flèche, il ne tendra pas de bouclier contre elle, il n'y entassera pas de remblai.  

King James Bible . [32] Therefore thus saith the LORD concerning the king of Assyria, He shall not come into this city, nor shoot an arrow there, nor come before it with shield, nor cast a bank against it.
Luther-Bibel . 32 Darum spricht der HERR über den König von Assyrien: Er soll nicht in diese Stadt kommen und keinen Pfeil hineinschießen und mit keinem Schild davor kommen und soll keinen Wall gegen sie aufschütten,

Tekstuitleg van 2 K 19,32 .

b
2 K 19,33 - 2 K 19,33 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
33tè odô è èlthen en autè apostrafèsetai kai eis tèn polin tautèn ouk eiseleusetai legei kurios 33 per viam qua venit revertetur et civitatem hanc non ingredietur dicit Dominus    33 Door den weg, dien hij gekomen is, door dien zal hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE.   [33] Langs de weg die hij gekomen is, keert hij terug, en deze stad komt hij niet binnen. Zo luidt de godsspraak van de heer.   [33] Hij zal op zijn schreden terugkeren en deze stad niet te na komen – spreekt de HEER.   33 langs de weg die hij komt, daarlangs keert hij terug,– en deze stad komt hij niet binnen, is de tijding van de ENE;  33. Par la route qui l'amena, il s'en retournera, il n'entrera pas dans cette ville, oracle de Yahvé.  

King James Bible . [33] By the way that he came, by the same shall he return, and shall not come into this city, saith the LORD.
Luther-Bibel . 33 sondern er soll den Weg wieder zurückziehen, den er gekommen ist, und soll in diese Stadt nicht kommen; der HERR sagt's.

Tekstuitleg van 2 K 19,33 .

b
2 K 19,34 - 2 K 19,34 . Aankondiging van Jeruzalems bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 -- 2 K 19,20 - 2 K 19,21 - 2 K 19,22 - 2 K 19,23 - 2 K 19,24 - 2 K 19,25 - 2 K 19,26 - 2 K 19,27 - 2 K 19,28 - 2 K 19,29 - 2 K 19,30 - 2 K 19,31 - 2 K 19,32 - 2 K 19,33 - 2 K 19,34 -  
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
34kai uperaspiô uper tès poleôs tautès di' eme kai dia dauid ton doulon mou 34 protegamque urbem hanc et salvabo eam propter me et propter David servum meum     34 Want Ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil.   [34] Ik neem deze stad onder mijn hoede om haar te redden, omwille van Mijzelf en omwille van David, mijn dienaar.’ De bevrijding   [34] Omwille van mijzelf en omwille van mijn dienaar David zal ik deze stad beschermen en haar bevrijden.’   34 als een schild bescherm ik deze stad, tot ik haar bevrijd heb,– omwille van mijzelf en omwille van David, mijn dienaar!   34. Je protégerai cette ville et la sauverai à cause de moi et de mon serviteur David.» 

King James Bible . [34] For I will defend this city, to save it, for mine own sake, and for my servant David's sake.
Luther-Bibel . 34 Und ich will diese Stadt beschirmen, dass ich sie errette um meinetwillen und um meines Knechtes David willen.

Tekstuitleg van 2 K 19,34 .

- 2 K 19,35-37 . De bevrijding - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 - 2 K 19,35 - 2 K 19,36 - 2 K 19,37

2 K 19,35 - 2 K 19,35 . bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 - 2 K 19,35 - 2 K 19,36 - 2 K 19,37
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
35kai egeneto eôs nuktos kai exèlthen aggelos kuriou kai epataxen en tè parembolè tôn assuriôn ekaton ogdoèkonta pente chiliadas kai ôrthrisan to prôi kai idou pantes sômata nekra  35 factum est igitur in nocte illa venit angelus Domini et percussit castra Assyriorum centum octoginta quinque milia cumque diluculo surrexisset vidit omnia corpora mortuorum et recedens abiit     35 Het geschiedde dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrië honderd vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen.   [35] Die* nacht trok de engel van de heer uit en hij doodde in de legerplaats van de koning van Assur honderdvijfentachtigduizend man: ’s ochtends vroeg lagen er niets dan lijken.   [35] Diezelfde nacht trok een engel van de HEER ten strijde en doodde in het kamp van de Assyriërs honderdvijfentachtigduizend man. De volgende ochtend zag men niets dan lijken liggen.   35 ¶ En het geschiedt in die nacht dat de engel van de ENE uittrekt en in het legerkamp van Asjoer er honderdvijfentachtigduizend neerslaat; als zij in de ochtend hun schouders rechten, zie, alleen maar dode lijken!   35. Cette même nuit, l'Ange de Yahvé sortit et frappa dans le camp assyrien 185.000 hommes. Le matin, au réveil, ce n'étaient plus que des cadavres.  

King James Bible . [35] And it came to pass that night, that the angel of the LORD went out, and smote in the camp of the Assyrians an hundred fourscore and five thousand: and when they arose early in the morning, behold, they were all dead corpses.
Luther-Bibel . 35 Und in dieser Nacht fuhr aus der Engel des HERRN und schlug im Lager von Assyrien hundertfünfundachtzigtausend Mann. Und als man sich früh am Morgen aufmachte, siehe, da lag alles voller Leichen.

Tekstuitleg van 2 K 19,35 .

2 K 19,36 - 2 K 19,36 . bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 - 2 K 19,35 - 2 K 19,36 - 2 K 19,37
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
36kai apèren kai eporeuthè kai apestrepsen sennachèrim basileus assuriôn kai ôkèsen en nineuè  36 et reversus est Sennacherib rex Assyriorum et mansit in Nineve     36 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog henen, en keerde weder; en hij bleef te Nineve.   [36] Sanherib, de koning van Assur, brak het beleg op, keerde naar zijn land terug en bleef in Nineve.   [36] Koning Sanherib van Assyrië brak het beleg op en keerde voorgoed terug naar zijn woonplaats Nineve.   36 Hij breekt op en gaat heen; Sancheriev, koning van Asjoer, keert terug,– en zet zich in Ninevee.   36. Sennachérib roi d'Assyrie leva le camp et partit. Il s'en retourna et resta à Ninive.  

King James Bible . [36] So Sennacherib king of Assyria departed, and went and returned, and dwelt at Nineveh.
Luther-Bibel . 36 So brach Sanherib, der König von Assyrien, auf und zog ab, kehrte um und blieb zu Ninive.

Tekstuitleg van 2 K 19,36 .

2 K 19,37 - 2 K 19,37 . bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 19 -- 2 K 19,1-13 -- 2 K 19,14-19 -- 2 K 19,20-34 -- 2 K 19,35-37 - 2 K 19,35 - 2 K 19,36 - 2 K 19,37
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
37kai egeneto autou proskunountos en oikô neserach theou autou kai adramelech kai sarasar oi uioi autou epataxan auton en machaira kai autoi esôthèsan eis gèn ararat kai ebasileusen asordan o uios autou ant' autou   37 cumque adoraret in templo Neserach deum suum Adramelech et Sarasar filii eius percusserunt eum gladio fugeruntque in terram Armeniorum et regnavit Eseraddon filius eius pro eo     37 Het geschiedde nu, als hij in het huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn zonen, hem met het zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Ararat; en Esar-haddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.   [37] En toen hij daar neergebogen lag in de tempel van zijn god Nisrok*, doodden zijn zonen Adrammelek en Sareser hem met het zwaard; zij ontkwamen naar het land Ararat*. Zijn zoon Esarhaddon volgde hem op als koning.  [37] Daar werd hij, terwijl hij neerknielde in de tempel van zijn god Nisroch, vermoord door Adrammelech en Sareser, die vervolgens naar Ararat wisten te ontkomen. Zijn zoon Esarhaddon volgde hem op.   37 En het geschiedt als hij zich neerbuigt in het huis van Nisroch, zijn god: Adramelech en Saretser, zonen van hem, hebben hem neergeslagen met het zwaard en zij zijn ontsnapt naar het land Ararat; zijn zoon Esar Chadon wordt koning in zijn plaats. •   37. Un jour qu'il était prosterné dans le temple de Nisrok, son dieu, ses fils Adrammélek et Saréçer le frappèrent avec l'épée et se sauvèrent au pays d'Ararat. Asarhaddon, son fils, devint roi à sa place. 

King James Bible . [37] And it came to pass, as he was worshipping in the house of Nisroch his god, that Adrammelech and Sharezer his sons smote him with the sword: and they escaped into the land of Armenia. And Esar-haddon his son reigned in his stead.
Luther-Bibel . 37 Und als er anbetete im Haus seines Gottes Nisroch, erschlugen ihn mit dem Schwert seine Söhne Adrammelech und Sarezer, und sie entkamen ins Land Ararat. Und sein Sohn Asarhaddon wurde König an seiner statt.

Tekstuitleg van 2 K 19,37 .


LXX

1kai egeneto ôs èkousen o basileus ezekias kai dierrèxen ta imatia eautou kai periebaleto sakkon kai eisèlthen eis oikon kuriou2kai apesteilen eliakim ton oikonomon kai somnan ton grammatea kai tous presbuterous tôn iereôn peribeblèmenous sakkous pros èsaian ton profètèn uion amôs3kai eipon pros auton tade legei ezekias èmera thlipseôs kai elegmou kai parorgismou è èmera autè oti èlthon uioi eôs ôdinôn kai ischus ouk estin tè tiktousè4ei pôs eisakousetai kurios o theos sou pantas tous logous rapsakou on apesteilen auton basileus assuriôn o kurios autou oneidizein theon zônta kai blasfèmein en logois ois èkousen kurios o theos sou kai lèmpsè proseuchèn peri tou leimmatos tou euriskomenou5kai èlthon oi paides tou basileôs ezekiou pros èsaian6kai eipen autois èsaias tade ereite pros ton kurion umôn tade legei kurios mè fobèthès apo tôn logôn ôn èkousas ôn eblasfèmèsan ta paidaria basileôs assuriôn7idou egô didômi en autô pneuma kai akousetai aggelian kai apostrafèsetai eis tèn gèn autou kai katabalô auton en romfaia en tè gè autou8kai epestrepsen rapsakès kai euren ton basilea assuriôn polemounta epi lomna oti èkousen oti apèren apo lachis9kai èkousen peri tharaka basileôs aithiopôn legôn idou exèlthen polemein meta sou kai epestrepsen kai apesteilen aggelous pros ezekian legôn10mè epairetô se o theos sou ef' ô su pepoithas ep' autô legôn ou mè paradothè ierousalèm eis cheiras basileôs assuriôn11idou su èkousas panta osa epoièsan basileis assuriôn pasais tais gais tou anathematisai autas kai su rusthèsè12mè exeilanto autous oi theoi tôn ethnôn ous dieftheiran oi pateres mou tèn te gôzan kai tèn charran kai rafes kai uious edem tous en thaesthen13pou estin o basileus aimath kai o basileus arfad kai pou estin sepfarouain ana kai aua14kai elaben ezekias ta biblia ek cheiros tôn aggelôn kai anegnô auta kai anebè eis oikon kuriou kai aneptuxen auta ezekias enantion kuriou15kai eipen kurie o theos israèl o kathèmenos epi tôn cheroubin su ei o theos monos en pasais tais basileiais tès gès su epoièsas ton ouranon kai tèn gèn16klinon kurie to ous sou kai akouson anoixon kurie tous ofthalmous sou kai ide kai akouson tous logous sennachèrim ous apesteilen oneidizein theon zônta17oti alètheia kurie èrèmôsan basileis assuriôn ta ethnè18kai edôkan tous theous autôn eis to pur oti ou theoi eisin all' è erga cheirôn anthrôpôn xula kai lithoi kai apôlesan autous19kai nun kurie o theos èmôn sôson èmas ek cheiros autou kai gnôsontai pasai ai basileiai tès gès oti su kurios o theos monos20kai apesteilen èsaias uios amôs pros ezekian legôn tade legei kurios o theos tôn dunameôn o theos israèl a prosèuxô pros me peri sennachèrim basileôs assuriôn èkousa21outos o logos on elalèsen kurios ep' auton exoudenèsen se kai emuktèrisen se parthenos thugatèr siôn epi soi kefalèn autès ekinèsen thugatèr ierousalèm22tina ôneidisas kai eblasfèmèsas kai epi tina upsôsas fônèn kai èras eis upsos tous ofthalmous sou eis ton agion tou israèl23en cheiri aggelôn sou ôneidisas kurion kai eipas en tô plèthei tôn armatôn mou egô anabèsomai eis upsos oreôn mèrous tou libanou kai ekopsa to megethos tès kedrou autou ta eklekta kuparissôn autou kai èlthon eis melon telous autou drumou karmèlou autou24egô epsuxa kai epion udata allotria kai exèrèmôsa tô ichnei tou podos mou pantas potamous periochès25eplasa autèn nun ègagon autèn kai egenèthè eis eparseis apoikesiôn machimôn poleis ochuras26kai oi enoikountes en autais èsthenèsan tè cheiri eptèxan kai katèschunthèsan egenonto chortos agrou è chlôra botanè chloè dômatôn kai patèma apenanti estèkotos27kai tèn kathedran sou kai tèn exodon sou kai tèn eisodon sou egnôn kai ton thumon sou ep' eme28dia to orgisthènai se ep' eme kai to strènos sou anebè en tois ôsin mou kai thèsô ta agkistra mou en tois muktèrsin sou kai chalinon en tois cheilesin sou kai apostrepsô se en tè odô è èlthes en autè29kai touto soi to sèmeion fagè touton ton eniauton automata kai tô etei tô deuterô ta anatellonta kai eti tritô spora kai amètos kai futeia ampelônôn kai fagesthe ton karpon autôn30kai prosthèsei to diasesôsmenon oikou iouda to upoleifthen rizan katô kai poièsei karpon anô31oti ex ierousalèm exeleusetai kataleimma kai anasôzomenos ex orous siôn o zèlos kuriou tôn dunameôn poièsei touto32ouch outôs tade legei kurios pros basilea assuriôn ouk eiseleusetai eis tèn polin tautèn kai ou toxeusei ekei belos kai ou profthasei autèn thureos kai ou mè ekcheè pros autèn proschôma33tè odô è èlthen en autè apostrafèsetai kai eis tèn polin tautèn ouk eiseleusetai legei kurios34kai uperaspiô uper tès poleôs tautès di' eme kai dia dauid ton doulon mou35kai egeneto eôs nuktos kai exèlthen aggelos kuriou kai epataxen en tè parembolè tôn assuriôn ekaton ogdoèkonta pente chiliadas kai ôrthrisan to prôi kai idou pantes sômata nekra36kai apèren kai eporeuthè kai apestrepsen sennachèrim basileus assuriôn kai ôkèsen en nineuè37kai egeneto autou proskunountos en oikô neserach theou autou kai adramelech kai sarasar oi uioi autou epataxan auton en machaira kai autoi esôthèsan eis gèn ararat kai ebasileusen asordan o uios autou ant' autou


VULGAAT

1 quae cum audisset rex Ezechias scidit vestimenta sua et opertus est sacco ingressusque est domum Domini 2 et misit Eliachim praepositum domus et Sobnam scribam et senes de sacerdotibus opertos saccis ad Esaiam prophetam filium Amos 3 qui dixerunt haec dicit Ezechias dies tribulationis et increpationis et blasphemiae dies iste venerunt filii usque ad partum et vires non habet parturiens 4 si forte audiat Dominus Deus tuus universa verba Rabsacis quem misit rex Assyriorum dominus suus ut exprobraret Deum viventem et argueret verbis quae audivit Dominus Deus tuus et fac orationem pro reliquiis quae reppertae sunt 5 venerunt ergo servi regis Ezechiae ad Esaiam 6 dixitque eis Esaias haec dicetis domino vestro haec dicit Dominus noli timere a facie sermonum quos audisti quibus blasphemaverunt pueri regis Assyriorum me 7 ecce ego inmittam ei spiritum et audiet nuntium et revertetur in terram suam et deiciam eum gladio in terra sua 8 reversus est igitur Rabsaces et invenit regem Assyriorum expugnantem Lobnam audierat enim quod recessisset de Lachis 9 cumque audisset de Tharaca rege Aethiopiae dicentes ecce egressus est ut pugnet adversum te et iret contra eum misit nuntios ad Ezechiam dicens 10 haec dicite Ezechiae regi Iudae non te seducat Deus tuus in quo habes fiduciam neque dicas non tradetur Hierusalem in manu regis Assyriorum 11 tu enim ipse audisti quae fecerint reges Assyriorum universis terris quomodo vastaverint eas num ergo solus poteris liberari 12 numquid liberaverunt dii gentium singulos quos vastaverunt patres mei Gozan videlicet et Aran et Reseph et filios Eden qui erant in Thelassar 13 ubi est rex Emath et rex Arfad et rex civitatis Sepharvaim Ana et Ava 14 itaque cum accepisset Ezechias litteras de manu nuntiorum et legisset eas ascendit in domum Domini et expandit eas coram Domino 15 et oravit in conspectu eius dicens Domine Deus Israhel qui sedes super cherubin tu es Deus solus regum omnium terrae tu fecisti caelum et terram 16 inclina aurem tuam et audi aperi Domine oculos tuos et vide et audi omnia verba Sennacherib qui misit ut exprobraret nobis Deum viventem 17 vere Domine dissipaverunt reges Assyriorum gentes et terras omnium 18 et miserunt deos eorum in ignem non enim erant dii sed opera manuum hominum e ligno et lapide et perdiderunt eos 19 nunc igitur Domine Deus noster salvos nos fac de manu eius ut sciant omnia regna terrae quia tu es Dominus Deus solus 20 misit autem Esaias filius Amos ad Ezechiam dicens haec dicit Dominus Deus Israhel quae deprecatus es me super Sennacherib rege Assyriorum audivi 21 iste est sermo quem locutus est Dominus de eo sprevit te et subsannavit virgo filia Sion post tergum tuum caput movit filia Hierusalem 22 cui exprobrasti et quem blasphemasti contra quem exaltasti vocem et elevasti in excelsum oculos tuos contra Sanctum Israhel 23 per manum servorum tuorum exprobrasti Domino et dixisti in multitudine curruum meorum ascendi excelsa montium in summitate Libani et succidi sublimes cedros eius electas abietes eius et ingressus sum usque ad terminos eius saltum Carmeli eius 24 ego succidi et bibi aquas alienas et siccavi vestigiis pedum meorum omnes aquas clausas 25 numquid non audisti quid ab initio fecerim ex diebus antiquis plasmavi illud et nunc adduxi eruntque in ruinam collium pugnantium civitates munitae 26 et qui sedent in eis humiles manu contremuerunt et confusi sunt facti sunt quasi faenum agri et virens herba tectorum quae arefacta est antequam veniret ad maturitatem 27 habitaculum tuum et egressum tuum et viam tuam ego praescivi et furorem tuum contra me 28 insanisti in me et superbia tua ascendit in aures meas ponam itaque circulum in naribus tuis et camum in labris tuis et reducam te in viam per quam venisti 29 tibi autem Ezechia hoc erit signum comede hoc anno quod reppereris in secundo autem anno quae sponte nascuntur porro in anno tertio seminate et metite plantate vineas et comedite fructum earum 30 et quodcumque reliquum fuerit de domo Iuda mittet radicem deorsum et faciet fructum sursum 31 de Hierusalem quippe egredientur reliquiae et quod salvetur de monte Sion zelus Domini exercituum faciet hoc 32 quam ob rem haec dicit Dominus de rege Assyriorum non ingredietur urbem hanc nec mittet in eam sagittam nec occupabit eam clypeus nec circumdabit eam munitio 33 per viam qua venit revertetur et civitatem hanc non ingredietur dicit Dominus 34 protegamque urbem hanc et salvabo eam propter me et propter David servum meum 35 factum est igitur in nocte illa venit angelus Domini et percussit castra Assyriorum centum octoginta quinque milia cumque diluculo surrexisset vidit omnia corpora mortuorum et recedens abiit 36 et reversus est Sennacherib rex Assyriorum et mansit in Nineve 37 cumque adoraret in templo Neserach deum suum Adramelech et Sarasar filii eius percusserunt eum gladio fugeruntque in terram Armeniorum et regnavit Eseraddon filius eius pro eo