BIJBELBOEK TWEEDE BOEK KONINGEN - 2 K -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- 2 K (2 Koningen) -- 2 K 25 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht N.T.
: N.T. : overzicht , N.T. : taalgebruik - N.T. A - N.T. B - N.T. C - N.T. D - N.T. E - N.T. F - N.T. G - N.T. H - N.T. I - N.T. J - N.T. K - N.T. L - N.T. M - N.T. N - N.T. O - N.T. P - N.T. Q - N.T. R - N.T. S - N.T. T - N.T. U - N.T. V - N.T. W - N.T. X - N.T. Y - N.T. Z - N.T. : commentaar .

Overzicht van 2 Koningen : - 2 K 1 - 2 K 2 - 2 K 3 - 2 K 4 - 2 K 5 - 2 K 6 - 2 K 7 - 2 K 8 - 2 K 9 - 2 K 10 - 2 K 11 - 2 K 12 - 2 K 13 - 2 K 14 - 2 K 15 - 2 K 16 - 2 K 17 - 2 K 18 - 2 K 19 - 2 K 20 - 2 K 21 - 2 K 22 - 2 K 23 - 2 K 24 - 2 K 25 -
Bijbeluitleg - 2 K 25,1 - 2 K 25,2 - 2 K 25,3 - 2 K 25,4 - 2 K 25,5 - 2 K 25,6 - 2 K 25,7 - 2 K 25,8 - 2 K 25,9 - 2 K 25,10 - 2 K 25,11 - 2 K 25,12 - 2 K 25,13 - 2 K 25,14 - 2 K 25,15 - 2 K 25,16 - 2 K 25,17 - 2 K 25,18 - 2 K 25,19 - 2 K 25,20 - 2 K 25,21 - 2 K 25,22 - 2 K 25,23 - 2 K 25,24 - 2 K 25,25 - 2 K 25,26 - 2 K 25,27 - 2 K 25,28 - 2 K 25,29 - 2 K 25,30 -

Overzicht van 2 Koningen : 2 Koningen : overzicht , 2 Koningen : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , 2 Koningen : commentaar ,


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
             
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible   - King James Bible 11. Luther-Bibel    

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , getallen , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken

- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


2 K 25,1 - 2 K 25,1 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai egenèthè en tô etei tô enatô tès basileias autou en tô mèni tô dekatô èlthen nabouchodonosor basileus babulônos kai pasa è dunamis autou epi ierousalèm kai parenebalen ep' autèn kai ôkodomèsen ep' autèn periteichos kuklô  1 factum est autem anno nono regni eius mense decimo decima die mensis venit Nabuchodonosor rex Babylonis ipse et omnis exercitus eius in Hierusalem et circumdederunt eam et extruxerunt in circuitu eius munitiones    1 En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en legerde zich tegen haar; en zij bouwden tegen haar sterkten rondom.   [1] In het negende regeringsjaar van Sedekia, in de tiende* maand, op de tiende dag van de maand, trok Nebukadnessar, de koning van Babel, in eigen persoon met heel zijn krijgsmacht op tegen Jeruzalem; hij sloeg er zijn kamp op en wierp een wal op rondom de stad.   [1] In het negende jaar van zijn regering, op de tiende dag van de tiende maand, kwam Nebukadnessar, de koning van Babylonië, met heel zijn leger bij Jeruzalem aan. Hij sloeg er zijn kamp op en wierp een wal op rondom de stad.     1. En la neuvième année de son règne, au dixième mois, le dix du mois, Nabuchodonosor, roi de Babylone, vint attaquer Jérusalem avec toute son armée, il campa devant la ville et la cerna d'un retranchement. 

King James Bible . [1] And it came to pass in the ninth year of his reign, in the tenth month, in the tenth day of the month, that Nebuchadnezzar king of Babylon came, he, and all his host, against Jerusalem, and pitched against it; and they built forts against it round about.
Luther-Bibel . 25 1 Im neunten Jahr seiner Herrschaft, am zehnten Tag des zehnten Monats, zog heran Nebukadnezar, der König von Babel, mit seiner ganzen Macht gegen Jerusalem und sie belagerten die Stadt und bauten Bollwerke um sie her.

Tekstuitleg van 2 K 25,1 .

2 K 25,2 - 2 K 25,2 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai èlthen è polis en periochè eôs tou endekatou etous tou basileôs sedekiou  2 et clausa est civitas atque vallata usque ad undecimum annum regis Sedeciae     2 Zo kwam de stad in belegering, tot in het elfde jaar van den koning Zedekia.   [2] De belegering duurde tot aan het elfde regeringsjaar van Sedekia.   [2] Het beleg van de stad duurde tot in het elfde regeringsjaar van koning Sedekia.     2. La ville fut investie jusqu'à la onzième année de Sédécias. 

King James Bible . [2] And the city was besieged unto the eleventh year of king Zedekiah.
Luther-Bibel . 2 So wurde die Stadt belagert bis ins elfte Jahr des Königs Zedekia.

Tekstuitleg van 2 K 25,2 .

2 K 25,3 - 2 K 25,3 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3enatè tou mènos kai enischusen o limos en tè polei kai ouk èsan artoi tô laô tès gès  3 nona die mensis praevaluitque fames in civitate nec erat panis populo terrae     3 Op den negenden der vierde maand, als de honger in de stad sterk werd, en het volk des lands geen brood had,   [3] Op de negende dag van de maand, toen de hongersnood al zo nijpend was geworden dat er voor het volk van het land geen brood meer was,   [3] Op de negende dag van de maand – de hongersnood in de stad was ondraaglijk geworden, er was voor de bevolking niets meer te eten –     3. Au quatrième mois, le neuf du mois, alors que la famine sévissait dans la ville et que la population n'avait plus rien à manger, 

King James Bible . [3] And on the ninth day of the fourth month the famine prevailed in the city, and there was no bread for the people of the land.
Luther-Bibel . 3 Aber am neunten Tage des vierten Monats wurde der Hunger stark in der Stadt, sodass das Volk des Landes nichts mehr zu essen hatte.

Tekstuitleg van 2 K 25,3 .

2 K 25,4 - 2 K 25,4 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai erragè è polis kai pantes oi andres tou polemou exèlthon nuktos odon pulès tès ana meson tôn teicheôn autè è estin tou kèpou tou basileôs kai oi chaldaioi epi tèn polin kuklô kai eporeuthè odon tèn araba  4 et interrupta est civitas et omnes viri bellatores nocte fugerunt per viam portae quae est inter duplicem murum ad hortum regis porro Chaldei obsidebant in circuitu civitatem fugit itaque per viam quae ducit ad campestria solitudinis     4 Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden des nachts door den weg der poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeeën nu waren tegen de stad rondom), en de koning trok door den weg des vlakken velds.   [4] werd er een bres in de stadsmuur geslagen. [4] Ofschoon de Chaldeeën rondom de stad lagen, verlieten de krijgslieden ’s nachts de stad door de poort tussen de beide muren bij de koninklijke tuin en vluchtten in de richting van de Araba.   [4] werd er een bres in de stadsmuur geslagen. Hoewel de Chaldeeën rondom de stad lagen, wisten alle soldaten ’s nachts te ontkomen via de poort tussen de beide stadsmuren die uitkwam op de tuin van de koning. De koning vluchtte in de richting van de Jordaanvallei,    4. une brèche fut faite au rempart de la ville. Alors le roi s'échappa de nuit avec tous les hommes de guerre par la porte entre les deux murs, qui est près du jardin du roi les Chaldéens cernaient la ville et il prit le chemin de la Araba. 

King James Bible . [4] And the city was broken up, and all the men of war fled by night by the way of the gate between two walls, which is by the king's garden: (now the Chaldees were against the city round about:) and the king went the way toward the plain.
Luther-Bibel . 4 Da brach man in die Stadt ein. Und der König und alle Kriegsmänner flohen bei Nacht durch das Tor zwischen den zwei Mauern auf dem Wege, der zu dem Garten des Königs geht. Aber die Chaldäer lagen um die Stadt. Und der König floh zum Jordantal hin.

Tekstuitleg van 2 K 25,4 .

2 K 25,5 - 2 K 25,5 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai ediôxen è dunamis tôn chaldaiôn opisô tou basileôs kai katelabon auton en arabôth ierichô kai pasa è dunamis autou diesparè epanôthen autou 5 et persecutus est exercitus Chaldeorum regem conprehenditque eum in planitie Hiericho et omnes bellatores qui erant cum eo dispersi sunt et reliquerunt eum    5 Doch het heir der Chaldeeën jaagde den koning na, en zij achterhaalden hem in de vlakke velden van Jericho, en al zijn heir werd van bij hem verstrooid.  [5] Het leger van de Chaldeeën ging de koning achterna en haalde hem in op de vlakte van Jericho, nadat zijn leger uiteengevallen was.   [5] maar het Chaldese leger zette de achtervolging in en haalde hem in op de vlakte van Jericho. Heel zijn leger werd uiteengeslagen     5. Les troupes chaldéennes poursuivirent le roi et l'atteignirent dans les plaines de Jéricho, où tous ses soldats se dispersèrent loin de lui.  

King James Bible . [5] And the army of the Chaldees pursued after the king, and overtook him in the plains of Jericho: and all his army were scattered from him.
Luther-Bibel . 5 Aber die Kriegsleute der Chaldäer jagten dem König nach und sie holten ihn ein im Jordantal von Jericho, und alle Kriegsleute, die bei ihm waren, zerstreuten sich von ihm.

Tekstuitleg van 2 K 25,5 .

2 K 25,6 - 2 K 25,6 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai sunelabon ton basilea kai ègagon auton pros ton basilea babulônos eis deblatha kai elalèsen met' autou krisin  6 adprehensum ergo regem duxerunt ad regem Babylonis in Reblatha qui locutus est cum eo iudicium     6 Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij spraken een oordeel tegen hem.   [6] Zij namen de koning gevangen en brachten hem naar de koning van Babel in Ribla. Deze sprak het vonnis over hem uit.   [6] en de koning zelf namen ze gevangen. Ze brachten hem naar Ribla, naar de koning van Babylonië, en daar werd hij berecht.     6. Les Chaldéens s'emparèrent du roi et le menèrent à Ribla auprès du roi de Babylone, qui le fit passer en jugement.  

King James Bible . [6] So they took the king, and brought him up to the king of Babylon to Riblah; and they gave judgment upon him.
Luther-Bibel . 6 Die Chaldäer aber nahmen den König gefangen und führten ihn hinauf zum König von Babel nach Ribla, und sie sprachen das Urteil über ihn.

Tekstuitleg van 2 K 25,6 .

2 K 25,7 - 2 K 25,7 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai tous uious sedekiou esfaxen kat' ofthalmous autou kai tous ofthalmous sedekiou exetuflôsen kai edèsen auton en pedais kai ègagen auton eis babulôna  7 filios autem Sedeciae occidit coram eo et oculos eius effodit vinxitque eum catenis et adduxit in Babylonem    7 En zij slachtten de zonen van Zedekia voor zijn ogen, en men verblindde Zedekia's ogen, en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel.   [7] De zonen van Sedekia werden voor zijn ogen afgeslacht en vervolgens liet hij Sedekia de ogen uitsteken, hem met twee bronzen kettingen boeien en wegvoeren naar Babel.   [7] Eerst werden zijn zonen voor zijn ogen afgeslacht en toen werden hem de ogen uitgestoken. Daarna werd hij naar Babel afgevoerd, geboeid met bronzen ketenen.     7. Il fit égorger les fils de Sédécias sous ses yeux, puis il creva les yeux de Sédécias, le mit aux fers et l'emmena à Babylone. 

King James Bible . [7] And they slew the sons of Zedekiah before his eyes, and put out the eyes of Zedekiah, and bound him with fetters of brass, and carried him to Babylon.
Luther-Bibel . 7 Und sie erschlugen die Söhne Zedekias vor seinen Augen und blendeten Zedekia die Augen und legten ihn in Ketten und führten ihn nach Babel.

Tekstuitleg van 2 K 25,7 .

2 K 25,8 - 2 K 25,8 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai en tô mèni tô pemptô ebdomè tou mènos autos eniautos enneakaidekatos tô nabouchodonosor basilei babulônos èlthen nabouzardan o archimageiros estôs enôpion basileôs babulônos eis ierousalèm  8 mense quinto septima die mensis ipse est annus nonusdecimus regis Babylonis venit Nabuzardan princeps exercitus servus regis Babylonis Hierusalem     8 Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem.  [8] In de vijfde maand, op de zevende dag van de maand, in het negentiende regeringsjaar van Nebukadnessar, de koning van Babel, trok Nebuzaradan, commandant van de lijfwacht en adjudant van de koning van Babel, Jeruzalem binnen.   [8] Op de zevende dag van de vijfde maand, in het negentiende regeringsjaar van koning Nebukadnessar van Babylonië, trok diens dienaar Nebuzaradan, de commandant van zijn lijfwacht, Jeruzalem binnen.     8. Au cinquième mois, le sept du mois c'était en la dix-neuvième année de Nabuchodonosor, roi de Babylone , Nebuzaradân, commandant de la garde, officier du roi de Babylone, fit son entrée à Jérusalem.  

King James Bible . [8] And in the fifth month, on the seventh day of the month, which is the nineteenth year of king Nebuchadnezzar king of Babylon, came Nebuzar-adan, captain of the guard, a servant of the king of Babylon, unto Jerusalem:
Luther-Bibel . 8 Am siebenten Tage des fünften Monats, das ist das neunzehnte Jahr Nebukadnezars, des Königs von Babel, kam Nebusaradan, der Oberste der Leibwache, als Feldhauptmann des Königs von Babel nach Jerusalem

Tekstuitleg van 2 K 25,8 .

2 K 25,9 - 2 K 25,9 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai eneprèsen ton oikon kuriou kai ton oikon tou basileôs kai pantas tous oikous ierousalèm kai pan oikon eneprèsen  9 et succendit domum Domini et domum regis et domos Hierusalem omnemque domum conbusit igni     9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur.   [9] Hij stak het huis van de heer, het koninklijk paleis en alle huizen van Jeruzalem in brand; alle grote gebouwen liet hij in vlammen opgaan.   [9] Hij stak de tempel van de HEER in brand, en ook het koninklijk paleis en alle andere huizen van Jeruzalem; alle huizen van de welgestelden gingen in vlammen op.     9. Il incendia le Temple de Yahvé, le palais royal et toutes les maisons de Jérusalem.  

King James Bible . [9] And he burnt the house of the LORD, and the king's house, and all the houses of Jerusalem, and every great man's house burnt he with fire.
Luther-Bibel . 9 und verbrannte das Haus des HERRN und das Haus des Königs und alle Häuser in Jerusalem; alle großen Häuser verbrannte er mit Feuer.

Tekstuitleg van 2 K 25,9 .

2 K 25,10 - 2 K 25,10 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10o archimageiros  10 et muros Hierusalem in circuitu destruxit omnis exercitus Chaldeorum qui erat cum principe militum     10 En het ganse heir de Chaldeeën, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af.   [10] Het leger van de Chaldeeën dat onder bevel stond van de commandant van de lijfwacht, sloopte de muur van Jeruzalem.  [10] Het Chaldese leger, dat onder zijn bevel stond, haalde de stadsmuren van Jeruzalem neer.     10. Les troupes chaldéennes qui étaient avec le commandant de la garde abattirent les remparts qui entouraient Jérusalem. 

King James Bible . [10] And all the army of the Chaldees, that were with the captain of the guard, brake down the walls of Jerusalem round about.
Luther-Bibel . 10 Und die ganze Heeresmacht der Chaldäer, die dem Obersten der Leibwache unterstand, riss die Mauern Jerusalems nieder.

Tekstuitleg van 2 K 25,10 .

2 K 25,11 - 2 K 25,11 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai to perisson tou laou to kataleifthen en tè polei kai tous empeptôkotas oi enepeson pros basilea babulônos kai to loipon tou stèrigmatos metèren nabouzardan o archimageiros  11 reliquam autem populi partem qui remanserat in civitate et perfugas qui transfugerant ad regem Babylonis et reliquum vulgus transtulit Nabuzardan princeps militiae     11 Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg.   [11] Wat in de stad nog van het volk was overgebleven, evenals degenen die naar de koning van Babel waren overgelopen, de rest van de bevolking, werd door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, in ballingschap weggevoerd.   [11] De mensen die nog in de stad over waren, werden door commandant Nebuzaradan als ballingen weggevoerd, evenals degenen die naar de koning van Babylonië waren overgelopen, kortom, iedereen die nog over was.     11. Nebuzaradân, commandant de la garde, déporta le reste de la population laissée dans la ville, les transfuges qui avaient passé au roi de Babylone et le reste de la foule.  

King James Bible . [11] Now the rest of the people that were left in the city, and the fugitives that fell away to the king of Babylon, with the remnant of the multitude, did Nebuzar-adan the captain of the guard carry away.
Luther-Bibel . 11 Das Volk aber, das übrig war in der Stadt, und die zum König von Babel abgefallen waren und was übrig war von den Werkleuten, führte Nebusaradan, der Oberste der Leibwache, weg;

Tekstuitleg van 2 K 25,11 .

2 K 25,12 - 2 K 25,12 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai apo tôn ptôchôn tès gès upelipen o archimageiros eis ampelourgous kai eis gabin  12 et de pauperibus terrae reliquit vinitores et agricolas     12 Maar van de armsten des lands liet de overste der trawanten enigen overig tot wijngaardeniers en tot akkerlieden.   [12] Alleen de armsten* van het volk liet de commandant van de lijfwacht achter om te zorgen voor wijngaarden en akkers.   [12] Slechts de allerarmsten liet hij achter om voor de wijngaarden en akkers te zorgen.     12. Du petit peuple du pays, le commandant de la garde laissa une partie, comme vignerons et comme laboureurs.  

King James Bible . [12] But the captain of the guard left of the poor of the land to be vinedressers and husbandmen.
Luther-Bibel . 12 aber von den Geringen im Lande ließ er Weingärtner und Ackerleute zurück.

Tekstuitleg van 2 K 25,12 .

2 K 25,13 - 2 K 25,13 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai tous stulous tous chalkous tous en oikô kuriou kai tas mechônôth kai tèn thalassan tèn chalkèn tèn en oikô kuriou sunetripsan oi chaldaioi kai èran ton chalkon autôn eis babulôna  13 columnas autem aereas quae erant in templo Domini et bases et mare aereum quod erat in domo Domini confregerunt Chaldei et transtulerunt aes omnium in Babylonem      13 Verder braken de Chaldeeën de koperen pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en de stellingen, en de koperen zee, die in het huis des HEEREN was; en zij voerden het koper daarvan naar Babel.   [13] De bronzen zuilen van het huis van de heer, de ketelwagens en de bronzen Zee in de tempel van de heer, sloegen de Chaldeeën stuk en het brons brachten ze naar Babel.   [13] De bronzen zuilen bij de tempel van de HEER, de verrijdbare onderstellen van de spoelbekkens en het grote bronzen bekken, de Zee, werden door de Chaldeeën uit elkaar gehaald; het brons namen ze mee naar Babel.     13. Les Chaldéens brisèrent les colonnes de bronze du Temple de Yahvé, les bases roulantes et la Mer de bronze qui étaient dans le Temple de Yahvé, et ils en emportèrent le bronze à Babylone.  

King James Bible . [13] And the pillars of brass that were in the house of the LORD, and the bases, and the brasen sea that was in the house of the LORD, did the Chaldees break in pieces, and carried the brass of them to Babylon.
Luther-Bibel . 13 Die kupfernen Säulen am Hause des HERRN und die Gestelle und das kupferne Meer, das am Hause des HERRN war, zerbrachen die Chaldäer und brachten das Kupfer nach Babel.

Tekstuitleg van 2 K 25,13 .

2 K 25,14 - 2 K 25,14 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai tous lebètas kai ta iamin kai tas fialas kai tas thuiskas kai panta ta skeuè ta chalka en ois leitourgousin en autois elaben  14 ollas quoque aereas et trullas et tridentes et scyphos et omnia vasa aerea in quibus ministrabant tulerunt   14 Zij namen ook de potten, en de schoffelen, en de gaffelen, en de rookschalen, en al de koperen vaten, daar men den dienst mede deed.   [14] Ook de potten, scheppen, messen, schalen en alle andere bronzen voorwerpen die voor de eredienst gebruikt werden, namen zij mee.   [14] Ook de vuurbekkens, vuurscheppen, messen, kommen en het andere koperen tempelgerei namen ze mee.     14. Ils prirent aussi les vases à cendres, les pelles, les couteaux, les navettes et tous les ustensiles de bronze qui servaient au culte.  

King James Bible . [14] And the pots, and the shovels, and the snuffers, and the spoons, and all the vessels of brass wherewith they ministered, took they away.
Luther-Bibel . 14 Und die Töpfe, Schaufeln, Messer, Löffel und alle kupfernen Gefäße, die man beim Opferdienst brauchte, nahmen sie weg.

Tekstuitleg van 2 K 25,14 .

2 K 25,15 - 2 K 25,15 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai ta pureia kai tas fialas tas chrusas kai tas arguras elaben o archimageiros 15 necnon turibula et fialas quae aurea aurea et quae argentea argentea tulit princeps militiae    15 En de overste der trawanten nam weg de wierookvaten en de sprengbekkens, wat geheel goud en wat geheel zilver was.  [15] De vuurbekkens en offerschalen, alwat van goud of zilver was, nam de commandant van de lijfwacht mee.   [15] Verder nam commandant Nebuzaradan alles mee wat maar van goud of zilver was, zoals de vuurbakken en de offerschalen.     15. Le commandant de la garde prit les encensoirs et les coupes d'aspersion, tout ce qui était en or et tout ce qui était en argent. 

King James Bible . [15] And the firepans, and the bowls, and such things as were of gold, in gold, and of silver, in silver, the captain of the guard took away.
Luther-Bibel . 15 Dazu nahm der Oberste der Leibwache die Pfannen und Becken, alles, was golden und silbern war,

Tekstuitleg van 2 K 25,15 .

2 K 25,16 - 2 K 25,16 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16stulous duo è thalassa è mia kai ta mechônôth a epoièsen salômôn tô oikô kuriou ouk èn stathmos tou chalkou pantôn tôn skeuôn  16 id est columnas duas mare unum et bases quas fecerat Salomon in templo Domini non erat pondus aeris omnium vasorum     16 De twee pilaren, de ene zee, en de stellingen, die Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het koper van al deze vaten was zonder gewicht.   [16] Het brons van de twee zuilen, de Zee en de ketelwagens die Salomo voor het huis van de heer had laten maken, was niet te wegen.   [16] De twee zuilen, de Zee, waarvan er maar één was, en de verrijdbare onderstellen die Salomo voor de tempel van de HEER had laten maken, bevatten samen een niet te wegen massa brons.     16. Quant aux deux colonnes, à la Mer unique et aux bases roulantes, que Salomon avait fabriquées pour le Temple de Yahvé, on ne pouvait évaluer ce que pesait le bronze de tous ces objets.  

King James Bible . [16] The two pillars, one sea, and the bases which Solomon had made for the house of the LORD; the brass of all these vessels was without weight.
Luther-Bibel . 16 die beiden Säulen, das Meer und die Gestelle, die Salomo gemacht hatte für das Haus des HERRN. Das Kupfer aller dieser Gefäße aber war nicht zu wägen.

Tekstuitleg van 2 K 25,16 .

2 K 25,17 - 2 K 25,17 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17oktôkaideka pècheôn upsos tou stulou tou enos kai to chôthar ep' autou to chalkoun kai to upsos tou chôthar triôn pècheôn sabacha kai roai epi tou chôthar kuklô ta panta chalka kai kata ta auta tô stulô tô deuterô epi tô sabacha  17 decem et octo cubitos altitudinis habebat columna una et capitellum aereum super se altitudinis trium cubitorum et reticulum et malogranata super capitellum columnae omnia aerea similem et columna secunda habebat ornatum     17 De hoogte van een pilaar was achttien ellen, en het kapiteel daarop was koper; en de hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de granaatappelen op het kapiteel rondom, waren alle van koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met het net.   [17] Elk van beide zuilen was achttien el hoog; erbovenop rustte een bronzen kapiteel dat drie el hoog was en rondom het kapiteel was een vlechtwerk aangebracht met granaatappels, alles van brons.   [17] De zuilen waren elk achttien el hoog en bekroond met een bronzen kapiteel van drie el. Daar omheen zat een koperen vlechtwerk, versierd met granaatappels.    17. La hauteur d'une colonne était de dix-huit coudées, elle avait un chapiteau de bronze et la hauteur du chapiteau était de cinq coudées; il y avait un treillis et des grenades autour du chapiteau, le tout en bronze. De même pour la seconde colonne. 

King James Bible . [17] The height of the one pillar was eighteen cubits, and the chapiter upon it was brass: and the height of the chapiter three cubits; and the wreathen work, and pomegranates upon the chapiter round about, all of brass: and like unto these had the second pillar with wreathen work.
Luther-Bibel . 17 Achtzehn Ellen hoch war eine Säule, und ihr Knauf darauf war auch aus Kupfer und drei Ellen hoch, und das Gitterwerk und die Granatäpfel an dem Knauf umher, alles war aus Kupfer. Genauso war auch die andere Säule mit ihrem Gitterwerk.

Tekstuitleg van 2 K 25,17 .

2 K 25,18 - 2 K 25,18 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai elaben o archimageiros ton saraian ierea ton prôton kai ton sofonian uion tès deuterôseôs kai tous treis tous fulassontas ton stathmon  18 tulit quoque princeps militiae Seraian sacerdotem primum et Sophoniam sacerdotem secundum et tres ianitores     18 Ook nam de overste der trawanten Seraja, den hoofdpriester, en Zefanja, den tweeden priester, en de drie dorpelbewaarders.   [18] De commandant van de lijfwacht nam de hogepriester Seraja, zijn plaatsvervanger Sefanja en de drie poortwachters gevangen. [18] De hogepriester Seraja, zijn plaatsvervanger Sefanja en de drie priesters die aan het hoofd van de tempelwacht stonden, werden door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, gevangengenomen.     18. Le commandant de la garde fit prisonnier Seraya, le prêtre en chef, Cephanyahu, le prêtre en second, et les trois gardiens du seuil.  

King James Bible . [18] And the captain of the guard took Seraiah the chief priest, and Zephaniah the second priest, and the three keepers of the door:
Luther-Bibel . 18 Und der Oberste der Leibwache nahm den obersten Priester Seraja und Zefanja, den zweitobersten Priester, und die drei Hüter an der Schwelle

Tekstuitleg van 2 K 25,18 .

2 K 25,19 - 2 K 25,19 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai ek tès poleôs elaben eunouchon ena os èn epistatès epi tôn andrôn tôn polemistôn kai pente andras tôn orôntôn to prosôpon tou basileôs tous eurethentas en tè polei kai ton grammatea tou archontos tès dunameôs ton ektassonta ton laon tès gès kai exèkonta andras tou laou tès gès tous eurethentas en tè polei  19 et de civitate eunuchum unum qui erat praefectus super viros bellatores et quinque viros de his qui steterant coram rege quos repperit in civitate et Sopher principem exercitus qui probabat tirones de populo terrae et sex viros e vulgo qui inventi fuerant in civitate    19 En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, en vijf mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in de stad gevonden werden.   [19] Bovendien nam hij in de stad een kamerheer gevangen die het bevel voerde over een legerafdeling, en vijf ambtenaren van het hof die zich nog in de stad bevonden, evenals de schrijver van de opperbevelhebber die het volk van het land onder de wapenen riep, en zestig man van het volk van het land die zich nog in de stad bevonden.   [19] En uit de stad haalde hij de raadsheer die belast was met oorlogszaken, vijf van de vertrouwelingen die vrij toegang hadden tot de koning, de secretaris van de opperbevelhebber die tot taak had het volk onder de wapenen te roepen, en zestig grootgrondbezitters.     19. De la ville, il fit prisonniers un eunuque, préposé aux hommes de guerre, cinq des familiers du roi, qui furent trouvés dans la ville, le secrétaire du chef de l'armée, chargé de la conscription, et 60 hommes du pays, qui furent trouvés dans la ville.  

King James Bible . [19] And out of the city he took an officer that was set over the men of war, and five men of them that were in the king's presence, which were found in the city, and the principal scribe of the host, which mustered the people of the land, and threescore men of the people of the land that were found in the city:
Luther-Bibel . 19 und aus der Stadt einen Kämmerer, der über die Kriegsmänner gesetzt war, und fünf Männer, die stets vor dem König waren, die sich in der Stadt fanden, und den Schreiber des Feldhauptmanns, der das Volk des Landes zum Heere aufbot, und sechzig Mann vom Volk des Landes, die in der Stadt sich fanden, –

Tekstuitleg van 2 K 25,19 .

2 K 25,20 - 2 K 25,20 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai elaben autous nabouzardan o archimageiros kai apègagen autous pros ton basilea babulônos eis deblatha  20 quos tollens Nabuzardan princeps militum duxit ad regem Babylonis in Reblatha     20 Als Nebuzaradan, de overste der trawanten, dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den koning van Babel, naar Ribla.   [20] Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, nam hen gevangen en hij voerde hen naar de koning van Babel.   [20] Deze personen werden door Nebuzaradan gevangengenomen en naar Ribla overgebracht, naar de koning van Babylonië.     20. Nebuzaradân, commandant de la garde, les prit et les mena auprès du roi de Babylone à Ribla, 

King James Bible . [20] And Nebuzar-adan captain of the guard took these, and brought them to the king of Babylon to Riblah:
Luther-Bibel . 20 diese alle nahm Nebusaradan, der Oberste der Leibwache, und brachte sie zum König von Babel nach Ribla.

Tekstuitleg van 2 K 25,20 .

2 K 25,21 - 2 K 25,21 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai epaisen autous basileus babulônos kai ethanatôsen autous en deblatha en gè aimath kai apôkisthè ioudas epanôthen tès gès autou  21 percussitque eos rex Babylonis et interfecit in Reblatha in terra Emath et translatus est Iuda de terra sua     21 En de koning van Babel sloeg hen, en doodde hen te Ribla, in het land van Hamath. Alzo werd Juda uit zijn land gevankelijk weggevoerd.   [21] En de koning van Babel liet hen in Ribla, in de streek van Hamat, doden. Zo werd Juda uit zijn land in ballingschap weggevoerd.   [21] De koning van Babylonië liet hen in Ribla, in het gebied van Hamat, ter dood brengen. Zo werd Juda uit zijn land weggevoerd in ballingsschap.     21. et le roi de Babylone les fit mettre à mort à Ribla, au pays de Hamat. Ainsi Juda fut déporté loin de sa terre. 

King James Bible . [21] And the king of Babylon smote them, and slew them at Riblah in the land of Hamath. So Judah was carried away out of their land.
Luther-Bibel . 21 Und der König von Babel schlug sie tot in Ribla im Lande Hamat. So wurde Juda weggeführt aus seinem Lande. Gedalja als Statthalter

Tekstuitleg van 2 K 25,21 .

2 K 25,22 - 2 K 25,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai o laos o kataleiftheis en gè iouda ous katelipen nabouchodonosor basileus babulônos kai katestèsen ep' autôn ton godolian uion achikam uiou safan 22 populo autem qui relictus erat in terra Iuda quem dimiserat Nabuchodonosor rex Babylonis praefecit Godoliam filium Ahicham filii Saphan     22 Maar aangaande het volk, dat in het land van Juda overgebleven was, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, had laten overblijven, daarover stelde hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan.  [22] Over het volk dat Nebukadnessar, de koning van Babel, in het land Juda gelaten had, stelde hij Gedalja,* de zoon van Achikam, de zoon van Safan, tot landvoogd aan.   [22] Over het deel van het volk dat van koning Nebukadnessar van Babylonië in Juda mocht blijven, stelde hij Gedalja, de zoon van Achikam, de zoon van Safan, als gouverneur aan.     22. Quant à la population qui était restée dans le pays de Juda et qu'avait laissée Nabuchodonosor, roi de Babylone, celui-ci lui préposa Godolias fils d'Ahiqam fils de Shaphân. 

King James Bible . [22] And as for the people that remained in the land of Judah, whom Nebuchadnezzar king of Babylon had left, even over them he made Gedaliah the son of Ahikam, the son of Shaphan, ruler.
Luther-Bibel . 22 Aber über das Volk, das übrig war im Lande Juda, das Nebukadnezar, der König von Babel, übrig gelassen hatte, setzte er Gedalja, den Sohn Ahikams, des Sohnes Schafans.

Tekstuitleg van 2 K 25,22 .

2 K 25,23 - 2 K 25,23 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai èkousan pantes oi archontes tès dunameôs autoi kai oi andres autôn oti katestèsen basileus babulônos ton godolian kai èlthon pros godolian eis massèfath kai ismaèl uios nathaniou kai iôanan uios karèe kai saraias uios thanemath o netôfathitès kai iezonias uios tou machathi autoi kai oi andres autôn  23 quod cum audissent omnes duces militum ipsi et viri qui erant cum eis videlicet quod constituisset rex Babylonis Godoliam venerunt ad Godoliam in Maspha Ismahel filius Nathaniae et Iohanan filius Caree et Sareia filius Thenaameth Nethophathites et Iezonias filius Maachathi ipsi et socii eorum     23 Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste gesteld had, kwamen zij tot Gedalia naar Mizpa; namelijk, Ismaël, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, de Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, zij en hun mannen.   [23] Toen de legeraanvoerders hoorden dat de koning van Babel Gedalja tot landvoogd aangesteld had, begaf iedereen zich met zijn mannen naar Gedalja in Mispa; het waren Jismaël, de zoon van Netanja, Jochanan, de zoon van Kareach, Seraja, de zoon van Tanchumet uit Netofa, en Jaäzanja, de zoon van een Maäkatiet, met hun mannen.   [23] Toen de bevelhebbers van het leger en hun manschappen daarvan hoorden, zochten zij Gedalja in Mispa op: Jismaël, de zoon van Netanja, Jochanan, de zoon van Kareach, Seraja, de zoon van Tanchumet uit Netofa, en Jaäzanja, de zoon van iemand uit Maächa, allen met hun mannen.     23. Tous les officiers des troupes et leurs hommes apprirent que le roi de Babylone avait institué Godolias gouverneur et ils vinrent auprès de lui à Miçpa : Yishmaèl fils de Netanya, Yohanân fils de Qaréah, Seraya fils de Tanhumèt, le Netophatite, Yaazanyahu, le Maakatite, eux et leurs hommes. 

King James Bible . [23] And when all the captains of the armies, they and their men, heard that the king of Babylon had made Gedaliah governor, there came to Gedaliah to Mizpah, even Ishmael the son of Nethahiah, and Johanan the son of Careah, and Seraiah the son of Tanhumeth the Netophathite, and Jaazaniah the son of a Maachathite, they and their men.
Luther-Bibel . 23 Als nun alle Hauptleute des Kriegsvolkes und ihre Männer hörten, dass der König von Babel Gedalja eingesetzt hatte, kamen sie zu Gedalja nach Mizpa, nämlich Jischmael, der Sohn Netanjas, und Johanan, der Sohn Kareachs, und Seraja, der Sohn Tanhumets, der Netofatiter, und Jaasanja, der Sohn eines Maachatiters, samt ihren Männern.

Tekstuitleg van 2 K 25,23 .

2 K 25,24 - 2 K 25,24 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai ômosen godolias autois kai tois andrasin autôn kai eipen autois mè fobeisthe parodon tôn chaldaiôn kathisate en tè gè kai douleusate tô basilei babulônos kai kalôs estai umin  24 iuravitque eis Godolias et sociis eorum dicens nolite timere servire Chaldeis manete in terra et servite regi Babylonis et bene erit vobis     24 En Gedalia zwoer hun en hun mannen, en zeide tot hen: Vreest niet van te zijn knechten der Chaldeeën, blijft in het land, en dient den koning van Babel, zo zal het u wel gaan.   [24] Gedalja verzekerde hun en hun mannen onder ede: ‘U hebt niets te vrezen van de Chaldese bezetters; blijf in het land en dien de koning van Babel, dan zal het u goed gaan.’   [24] Gedalja bezwoer de bevelhebbers en hun mannen: ‘Van de Chaldese ambtenaren hebt u niets te vrezen. U kunt in het land blijven wonen, en zolang u de koning van Babylonië dient zal het u goed gaan.’     24. Godolias leur fit un serment, à eux et à leurs hommes, et leur dit : «Ne craignez rien des Chaldéens, demeurez dans le pays, servez le roi de Babylone et vous vous en trouverez bien.»  

King James Bible . [24] And Gedaliah sware to them, and to their men, and said unto them, Fear not to be the servants of the Chaldees: dwell in the land, and serve the king of Babylon; and it shall be well with you.
Luther-Bibel . 24 Und Gedalja schwor ihnen und ihren Männern und sprach zu ihnen: Fürchtet euch nicht vor den Chaldäern; bleibt im Lande und seid dem König von Babel untertan, so wird's euch gut gehen.

Tekstuitleg van 2 K 25,24 .

2 K 25,25 - 2 K 25,25 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai egenèthè en tô ebdomô mèni èlthen ismaèl uios nathaniou uiou elisama ek tou spermatos tôn basileôn kai deka andres met' autou kai epataxen ton godolian kai apethanen kai tous ioudaious kai tous chaldaious oi èsan met' autou eis massèfath 25 factum est autem in mense septimo venit Ismahel filius Nathaniae filii Elisama de semine regio et decem viri cum eo percusseruntque Godoliam qui mortuus est sed et Iudaeos et Chaldeos qui erant cum eo in Maspha     25 Maar het geschiedde in de zevende maand, dat Ismaël, de zoon van Nethanja, den zoon van Elisama, van koninklijk zaad, kwam, en tien mannen met hem; en zij sloegen Gedalia, dat hij stierf; mitsgaders de Joden en de Chaldeeën, die met hem te Mizpa waren.   [25] Maar in de zevende maand pleegde Jismaël, de zoon van Netanja, de zoon van Elisama, en lid van de koninklijke familie, samen met tien man een overval en zij brachten Gedalja in Mispa ter dood, met de Judeeërs en de Chaldeeën die bij hem waren.   [25] Maar in de zevende maand van dat jaar kwam Jismaël, de zoon van Netanja, de zoon van Elisama, die tot de koninklijke familie behoorde, met tien mannen naar Mispa. Ze doodden Gedalja en de Judeeërs en Chaldeeën die bij hem waren.     25. Mais, au septième mois, Yishmaèl fils de Netanya fils d'Elishama, qui était de race royale, et dix hommes avec lui, vinrent frapper à mort Godolias, ainsi que les Judéens et les Chaldéens qui étaient avec lui à Miçpa. 

King James Bible . [25] But it came to pass in the seventh month, that Ishmael the son of Nethaniah, the son of Elishama, of the seed royal, came, and ten men with him, and smote Gedaliah, that he died, and the Jews and the Chaldees that were with him at Mizpah.
Luther-Bibel . 25 Aber im siebenten Monat kam Jischmael, der Sohn Netanjas, des Sohnes Elischamas, von königlichem Geschlecht, und zehn Männer mit ihm und schlugen Gedalja tot, dazu die Judäer und Chaldäer, die bei ihm waren in Mizpa.

Tekstuitleg van 2 K 25,25 .

2 K 25,26 - 2 K 25,26 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26kai anestè pas o laos apo mikrou kai eôs megalou kai oi archontes tôn dunameôn kai eisèlthon eis aigupton oti efobèthèsan apo prosôpou tôn chaldaiôn  26 consurgens autem omnis populus a parvo usque ad magnum et principes militum venerunt in Aegyptum timentes Chaldeos     26 Toen maakte zich al het volk op, van de minste tot den meeste, en de oversten der heiren, en kwamen in Egypte; want zij vreesden voor de Chaldeeën.  [26] Toen vluchtte heel het volk, van groot tot klein, met de legeraanvoerders naar Egypte, want zij vreesden de wraak van de Chaldeeën.  [26] Uit angst voor de Chaldeeën nam daarop heel het volk, van hoog tot laag, met de bevelhebbers van het leger de vlucht naar Egypte. Gratie voor Jojachin     26. Alors tout le peuple, du plus petit au plus grand, et les chefs des troupes partirent et allèrent en Egypte, parce qu'ils eurent peur des Chaldéens. 

King James Bible . [26] And all the people, both small and great, and the captains of the armies, arose, and came to Egypt: for they were afraid of the Chaldees.
Luther-Bibel . 26 Da machte sich das ganze Volk auf, Klein und Groß, und die Obersten des Kriegsvolkes und zogen nach Ägypten; denn sie fürchteten sich vor den Chaldäern. Jojachin wird begnadigt

Tekstuitleg van 2 K 25,26 .

1 S 25,27-30 . Gratie voor Jojakin

2 K 25,27 - 2 K 25,27 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27kai egenèthè en tô triakostô kai ebdomô etei tès apoikesias tou iôakim basileôs iouda en tô dôdekatô mèni ebdomè kai eikadi tou mènos upsôsen euilmarôdach basileus babulônos en tô eniautô tès basileias autou tèn kefalèn iôakim basileôs iouda kai exègagen auton ex oikou fulakès autou  27 factum est vero anno tricesimo septimo transmigrationis Ioiachin regis Iudae mense duodecimo vicesima septima die mensis sublevavit Evilmerodach rex Babylonis anno quo regnare coeperat caput Ioiachin regis Iuda de carcere     27 Het geschiedde daarna in het zeven en dertigste jaar der wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde maand, op den zeven en twintigsten der maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het jaar, als hij koning werd, het hoofd van Jojachin, den koning van Juda, uit het gevangenhuis, verhief.  [27] In het zevenendertigste jaar van de ballingschap van Jojakin, de koning van Juda, in de twaalfde maand, op de zevenentwintigste dag van de maand, verleende Ewil-Merodak*, de koning van Babel, in het jaar van zijn troonsbestijging, gratie aan koning Jojakin van Juda. Hij ontsloeg hem uit de gevangenis,   [27] In het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, op de zevenentwintigste dag van de twaalfde maand, verleende koning Ewil-Merodach van Babylonië hem ter gelegenheid van zijn troonsbestijging gratie en ontsloeg hij hem uit de gevangenis.     27. En la trente-septième année de la déportation de Joiakîn, roi de Juda, au douzième mois, le 27 du mois, Evil-Mérodak, roi de Babylone, en l'année de son avènement, fit grâce à Joiakîn, roi de Juda, et le tira de prison.  

King James Bible . [27] And it came to pass in the seven and thirtieth year of the captivity of Jehoiachin king of Judah, in the twelfth month, on the seven and twentieth day of the month, that Evil-merodach king of Babylon in the year that he began to reign did lift up the head of Jehoiachin king of Judah out of prison;
Luther-Bibel . 27 Aber im siebenunddreißigsten Jahr, nachdem Jojachin, der König von Juda, weggeführt war, am siebenundzwanzigsten Tage des zwölften Monats ließ Ewil-Merodach, der König von Babel, im ersten Jahr seiner Herrschaft Jojachin, den König von Juda, aus dem Kerker kommen

Tekstuitleg van 2 K 25,27 .

2 K 25,28 - 2 K 25,28 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28kai elalèsen met' autou agatha kai edôken ton thronon autou epanôthen tôn thronôn tôn basileôn tôn met' autou en babulôni  28 et locutus est ei benigna et posuit thronum eius super thronum regum qui erant cum eo in Babylone     28 En hij sprak vriendelijk met hem, en stelde zijn stoel boven den stoel der koningen, die bij hem te Babel waren.   [28] verzekerde hem van zijn welwillendheid en gaf hem een ereplaats onder de koningen die met hem in Babel waren.   [28] Koning Ewil-Merodach verzekerde hem van zijn welwillendheid en bevoorrechtte hem boven de andere koningen die gedwongen in Babel verbleven.     28. Il lui parla avec faveur et lui accorda un siège supérieur à ceux des autres rois qui étaient avec lui à Babylone.  

King James Bible . [28] And he spake kindly to him, and set his throne above the throne of the kings that were with him in Babylon;
Luther-Bibel . 28 und redete freundlich mit ihm und setzte seinen Sitz über die Sitze der Könige, die bei ihm waren zu Babel.

Tekstuitleg van 2 K 25,28 .

2 K 25,29 - 2 K 25,29 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29kai èlloiôsen ta imatia tès fulakès autou kai èsthien arton dia pantos enôpion autou pasas tas èmeras tès zôès autou  29 et mutavit vestes eius quas habuerat in carcere et comedebat panem semper in conspectu eius cunctis diebus vitae suae    29 En hij veranderde de klederen zijner gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens.   [29] Hij mocht zijn gevangeniskleding afleggen en at voortaan van de koninklijke tafel zolang hij leefde.   [29] Jojachin hoefde niet langer gevangeniskleren te dragen en werd voor de rest van zijn leven aan het hof opgenomen.     29. Joiakîn quitta ses vêtements de captif et mangea toujours à la table du roi, sa vie durant.  

King James Bible . [29] And changed his prison garments: and he did eat bread continually before him all the days of his life.
Luther-Bibel . 29 Und Jojachin legte die Kleider seiner Gefangenschaft ab und er aß alle Tage bei dem König sein Leben lang.

Tekstuitleg van 2 K 25,29 .

2 K 25,30 - 2 K 25,30 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30kai è estiatoria autou estiatoria dia pantos edothè autô ex oikou tou basileôs logon èmeras en tè èmera autou pasas tas èmeras tès zôès autou .   30 annonam quoque constituit ei absque intermissione quae et dabatur ei a rege per singulos dies omnibus diebus vitae suae     30 En aangaande zijn tering, een gedurige tering werd hem van den koning gegeven, elk dagelijks bestemde deel op zijn dag, al de dagen zijns levens.   [30] In opdracht van de koning van Babel werd dagelijks in zijn onderhoud voorzien zolang hij leefde.  [30] In zijn dagelijks onderhoud werd voortaan door de koning voorzien, zijn leven lang.    30. Son entretien fut assuré constamment par le roi, jour après jour, sa vie durant. 

King James Bible . [30] And his allowance was a continual allowance given him of the king, a daily rate for every day, all the days of his life.
Luther-Bibel . 30 Und es wurde ihm vom König sein ständiger Unterhalt bestimmt, den man ihm gab an jedem Tag sein ganzes Leben lang.

Tekstuitleg van 2 K 25,30 .


LXX

1kai egenèthè en tô etei tô enatô tès basileias autou en tô mèni tô dekatô èlthen nabouchodonosor basileus babulônos kai pasa è dunamis autou epi ierousalèm kai parenebalen ep' autèn kai ôkodomèsen ep' autèn periteichos kuklô2kai èlthen è polis en periochè eôs tou endekatou etous tou basileôs sedekiou3enatè tou mènos kai enischusen o limos en tè polei kai ouk èsan artoi tô laô tès gès4kai erragè è polis kai pantes oi andres tou polemou exèlthon nuktos odon pulès tès ana meson tôn teicheôn autè è estin tou kèpou tou basileôs kai oi chaldaioi epi tèn polin kuklô kai eporeuthè odon tèn araba5kai ediôxen è dunamis tôn chaldaiôn opisô tou basileôs kai katelabon auton en arabôth ierichô kai pasa è dunamis autou diesparè epanôthen autou6kai sunelabon ton basilea kai ègagon auton pros ton basilea babulônos eis deblatha kai elalèsen met' autou krisin7kai tous uious sedekiou esfaxen kat' ofthalmous autou kai tous ofthalmous sedekiou exetuflôsen kai edèsen auton en pedais kai ègagen auton eis babulôna8kai en tô mèni tô pemptô ebdomè tou mènos autos eniautos enneakaidekatos tô nabouchodonosor basilei babulônos èlthen nabouzardan o archimageiros estôs enôpion basileôs babulônos eis ierousalèm9kai eneprèsen ton oikon kuriou kai ton oikon tou basileôs kai pantas tous oikous ierousalèm kai pan oikon eneprèsen10o archimageiros11kai to perisson tou laou to kataleifthen en tè polei kai tous empeptôkotas oi enepeson pros basilea babulônos kai to loipon tou stèrigmatos metèren nabouzardan o archimageiros12kai apo tôn ptôchôn tès gès upelipen o archimageiros eis ampelourgous kai eis gabin13kai tous stulous tous chalkous tous en oikô kuriou kai tas mechônôth kai tèn thalassan tèn chalkèn tèn en oikô kuriou sunetripsan oi chaldaioi kai èran ton chalkon autôn eis babulôna14kai tous lebètas kai ta iamin kai tas fialas kai tas thuiskas kai panta ta skeuè ta chalka en ois leitourgousin en autois elaben15kai ta pureia kai tas fialas tas chrusas kai tas arguras elaben o archimageiros16stulous duo è thalassa è mia kai ta mechônôth a epoièsen salômôn tô oikô kuriou ouk èn stathmos tou chalkou pantôn tôn skeuôn17oktôkaideka pècheôn upsos tou stulou tou enos kai to chôthar ep' autou to chalkoun kai to upsos tou chôthar triôn pècheôn sabacha kai roai epi tou chôthar kuklô ta panta chalka kai kata ta auta tô stulô tô deuterô epi tô sabacha18kai elaben o archimageiros ton saraian ierea ton prôton kai ton sofonian uion tès deuterôseôs kai tous treis tous fulassontas ton stathmon19kai ek tès poleôs elaben eunouchon ena os èn epistatès epi tôn andrôn tôn polemistôn kai pente andras tôn orôntôn to prosôpon tou basileôs tous eurethentas en tè polei kai ton grammatea tou archontos tès dunameôs ton ektassonta ton laon tès gès kai exèkonta andras tou laou tès gès tous eurethentas en tè polei20kai elaben autous nabouzardan o archimageiros kai apègagen autous pros ton basilea babulônos eis deblatha21kai epaisen autous basileus babulônos kai ethanatôsen autous en deblatha en gè aimath kai apôkisthè ioudas epanôthen tès gès autou22kai o laos o kataleiftheis en gè iouda ous katelipen nabouchodonosor basileus babulônos kai katestèsen ep' autôn ton godolian uion achikam uiou safan23kai èkousan pantes oi archontes tès dunameôs autoi kai oi andres autôn oti katestèsen basileus babulônos ton godolian kai èlthon pros godolian eis massèfath kai ismaèl uios nathaniou kai iôanan uios karèe kai saraias uios thanemath o netôfathitès kai iezonias uios tou machathi autoi kai oi andres autôn24kai ômosen godolias autois kai tois andrasin autôn kai eipen autois mè fobeisthe parodon tôn chaldaiôn kathisate en tè gè kai douleusate tô basilei babulônos kai kalôs estai umin25kai egenèthè en tô ebdomô mèni èlthen ismaèl uios nathaniou uiou elisama ek tou spermatos tôn basileôn kai deka andres met' autou kai epataxen ton godolian kai apethanen kai tous ioudaious kai tous chaldaious oi èsan met' autou eis massèfath26kai anestè pas o laos apo mikrou kai eôs megalou kai oi archontes tôn dunameôn kai eisèlthon eis aigupton oti efobèthèsan apo prosôpou tôn chaldaiôn27kai egenèthè en tô triakostô kai ebdomô etei tès apoikesias tou iôakim basileôs iouda en tô dôdekatô mèni ebdomè kai eikadi tou mènos upsôsen euilmarôdach basileus babulônos en tô eniautô tès basileias autou tèn kefalèn iôakim basileôs iouda kai exègagen auton ex oikou fulakès autou28kai elalèsen met' autou agatha kai edôken ton thronon autou epanôthen tôn thronôn tôn basileôn tôn met' autou en babulôni29kai èlloiôsen ta imatia tès fulakès autou kai èsthien arton dia pantos enôpion autou pasas tas èmeras tès zôès autou30kai è estiatoria autou estiatoria dia pantos edothè autô ex oikou tou basileôs logon èmeras en tè èmera autou pasas tas èmeras tès zôès autou .


VULGAAT

1 factum est autem anno nono regni eius mense decimo decima die mensis venit Nabuchodonosor rex Babylonis ipse et omnis exercitus eius in Hierusalem et circumdederunt eam et extruxerunt in circuitu eius munitiones 2 et clausa est civitas atque vallata usque ad undecimum annum regis Sedeciae 3 nona die mensis praevaluitque fames in civitate nec erat panis populo terrae 4 et interrupta est civitas et omnes viri bellatores nocte fugerunt per viam portae quae est inter duplicem murum ad hortum regis porro Chaldei obsidebant in circuitu civitatem fugit itaque per viam quae ducit ad campestria solitudinis 5 et persecutus est exercitus Chaldeorum regem conprehenditque eum in planitie Hiericho et omnes bellatores qui erant cum eo dispersi sunt et reliquerunt eum 6 adprehensum ergo regem duxerunt ad regem Babylonis in Reblatha qui locutus est cum eo iudicium 7 filios autem Sedeciae occidit coram eo et oculos eius effodit vinxitque eum catenis et adduxit in Babylonem 8 mense quinto septima die mensis ipse est annus nonusdecimus regis Babylonis venit Nabuzardan princeps exercitus servus regis Babylonis Hierusalem 9 et succendit domum Domini et domum regis et domos Hierusalem omnemque domum conbusit igni 10 et muros Hierusalem in circuitu destruxit omnis exercitus Chaldeorum qui erat cum principe militum 11 reliquam autem populi partem qui remanserat in civitate et perfugas qui transfugerant ad regem Babylonis et reliquum vulgus transtulit Nabuzardan princeps militiae 12 et de pauperibus terrae reliquit vinitores et agricolas 13 columnas autem aereas quae erant in templo Domini et bases et mare aereum quod erat in domo Domini confregerunt Chaldei et transtulerunt aes omnium in Babylonem 14 ollas quoque aereas et trullas et tridentes et scyphos et omnia vasa aerea in quibus ministrabant tulerunt 15 necnon turibula et fialas quae aurea aurea et quae argentea argentea tulit princeps militiae 16 id est columnas duas mare unum et bases quas fecerat Salomon in templo Domini non erat pondus aeris omnium vasorum 17 decem et octo cubitos altitudinis habebat columna una et capitellum aereum super se altitudinis trium cubitorum et reticulum et malogranata super capitellum columnae omnia aerea similem et columna secunda habebat ornatum 18 tulit quoque princeps militiae Seraian sacerdotem primum et Sophoniam sacerdotem secundum et tres ianitores 19 et de civitate eunuchum unum qui erat praefectus super viros bellatores et quinque viros de his qui steterant coram rege quos repperit in civitate et Sopher principem exercitus qui probabat tirones de populo terrae et sex viros e vulgo qui inventi fuerant in civitate 20 quos tollens Nabuzardan princeps militum duxit ad regem Babylonis in Reblatha 21 percussitque eos rex Babylonis et interfecit in Reblatha in terra Emath et translatus est Iuda de terra sua 22 populo autem qui relictus erat in terra Iuda quem dimiserat Nabuchodonosor rex Babylonis praefecit Godoliam filium Ahicham filii Saphan 23 quod cum audissent omnes duces militum ipsi et viri qui erant cum eis videlicet quod constituisset rex Babylonis Godoliam venerunt ad Godoliam in Maspha Ismahel filius Nathaniae et Iohanan filius Caree et Sareia filius Thenaameth Nethophathites et Iezonias filius Maachathi ipsi et socii eorum 24 iuravitque eis Godolias et sociis eorum dicens nolite timere servire Chaldeis manete in terra et servite regi Babylonis et bene erit vobis 25 factum est autem in mense septimo venit Ismahel filius Nathaniae filii Elisama de semine regio et decem viri cum eo percusseruntque Godoliam qui mortuus est sed et Iudaeos et Chaldeos qui erant cum eo in Maspha 26 consurgens autem omnis populus a parvo usque ad magnum et principes militum venerunt in Aegyptum timentes Chaldeos 27 factum est vero anno tricesimo septimo transmigrationis Ioiachin regis Iudae mense duodecimo vicesima septima die mensis sublevavit Evilmerodach rex Babylonis anno quo regnare coeperat caput Ioiachin regis Iuda de carcere 28 et locutus est ei benigna et posuit thronum eius super thronum regum qui erant cum eo in Babylone 29 et mutavit vestes eius quas habuerat in carcere et comedebat panem semper in conspectu eius cunctis diebus vitae suae 30 annonam quoque constituit ei absque intermissione quae et dabatur ei a rege per singulos dies omnibus diebus vitae suae