BOEK DANIEL HOOFDSTUK 7 , Da 7 - Da
7,9-10.13-14 - Da
7,13-14 -- Overzicht
bijbelboeken -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.
Overzicht van het boek Daniël : - Da
1 - Da 2
- Da 3 - Da
4 - Da 5
- Da 6 - Da
7 - Da 8
- Da 9 - Da
10 - Da 11
- Da 12 - Da
13 - Da 14
-
Bijbeluitleg per pericope : Da
2,13-23 - Da
7,1-28 - Da
11,2b-12,4 -
Uitleg vers per vers : - Da
7,1 - Da
7,2 - Da
7,3 - Da
7,4 - Da
7,5 - Da
7,6 - Da
7,7 - Da
7,8 - Da
7,9 - Da
7,10 - Da
7,11 - Da
7,12 - Da
7,13 - Da
7,14 - Da
7,15 - Da
7,16 - Da
7,17 - Da
7,18 - Da
7,19 - Da
7,20 - Da
7,21 - Da
7,22 - Da
7,23 - Da
7,24 - Da
7,25 - Da
7,26 - Da
7,27 - Da
7,28 -
Liturgische lezing 6 augustus : gedaanteverandering
van de Heer : Da 7,9-10.13-14 . Verwijzing : Da
7,9-10.13-14 .
In mijn visioen zag ik dat er tronen werden geplaatst en een hoogbejaarde zich
neerzette. Zijn gewaad was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol. Zijn
troon bestond uit vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur. Een stroom van
vuur welde op en vloeide voor hem uit. Duizendmaal duizenden dienden hem en
tienduizendmaal tienduizenden stonden voor hem. Het gerechtshof zette zich neer
en de boeken werden geopend. In mijn nachtelijk visioen zag ik met de wolken
des hemels iemand aankomen die op een mens geleek. Hij ging naar de hoogbejaarde
en werd voor hem geleid. Toen werd hem heerschappij gegeven, luister en koninklijke
macht; alle volken, stammen en talen brachten hem hun hulde. Zijn heerschappij
is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit ten
gronde.
Da 7,1 - Da
7,1 -- verwijzingen
- |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
1en etei prôtô baltasar basileôs
chaldaiôn danièl enupnion eiden kai ai oraseis tès
kefalès autou epi tès koitès autou kai to enupnion
egrapsen |
1 anno primo Baltassar regis Babylonis Daniel somnium
vidit visio autem capitis eius in cubili suo et somnium scribens brevi
sermone comprehendit summatimque perstringens ait |
|
|
[1] In* het eerste jaar van de regering van Belsassar,
de koning van Babel, had Daniël liggend op zijn bed een droom
en gingen er beelden door zijn hoofd. Hij schreef de droom op. Zijn
bericht begint zo: |
[1] In het eerste jaar van koning Belsassar van
Babylonië had Daniël een droom, beelden kwamen in hem op
tijdens zijn slaap. Hij schreef die droom op en zijn verslag begon
aldus: ‘Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag hoe de vier
winden van de hemel de grote zee in beroering brachten. |
1 ¶ In het eerste jaar van Belsjatsar als koning
van Babel, heeft Daniël een droom aanschouwd, aanschouwingen
in zijn hoofd op zijn legerstee; terstond schreef hij de droom op;
aan het hoofd van de woorden zei hij,– |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,2 - Da
7,2 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
2egô danièl etheôroun en oramati
mou tès nuktos kai idou oi tessares anemoi tou ouranou proseballon
eis tèn thalassan tèn megalèn |
2 videbam in visione mea nocte et ecce quattuor
venti caeli pugnabant in mari magno |
|
|
[2] Daniël sprak: In mijn nachtelijk visioen
zag ik dat de vier winden van de hemel de grote zee in beweging brachten |
[1] In het eerste jaar van koning Belsassar van
Babylonië had Daniël een droom, beelden kwamen in hem op
tijdens zijn slaap. Hij schreef die droom op en zijn verslag begon
aldus: ‘Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag hoe de vier
winden van de hemel de grote zee in beroering brachten. |
2 Daniël antwoordde en zei: ik aanschouwde
in mijn aanschouwing des nachts,– en zie, de vier winden des
hemels woelden de grote zee op, |
|
|
Da 7,3 - Da
7,3 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
3kai tessara thèria megala anebainon ek tès
thalassès diaferonta allèlôn |
3 et quattuor bestiae grandes ascendebant de mari
diversae inter se |
|
|
[3] en dat vier grote dieren eruit opstegen. |
[3] Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk
met een andere gestalte. |
3 en vier overgrote levende wezens stegen op uit
de zee,– ze verschilden, deze van die. |
|
|
Da 7,4 - Da
7,4 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
4to prôton ôsei leaina kai ptera autè
ôsei aetou etheôroun eôs ou exetilè ta ptera
autès kai exèrthè apo tès gès kai
epi podôn anthrôpou estathè kai kardia anthrôpou
edothè autè |
4 prima quasi leaena et alas habebat aquilae aspiciebam
donec evulsae sunt alae eius et sublata est de terra et super pedes
quasi homo stetit et cor hominis datum est ei |
|
|
[4] Het eerste dier leek op een leeuw*, maar had
arendsvleugels. Ik zag dat zijn vleugels werden uitgerukt, waarna
het van de aarde werd opgericht en als een mens op twee voeten werd
gezet en een mensenhart kreeg. |
[4] Het eerste dier leek op een leeuw, maar dan
met adelaarsvleugels. Ik zag hoe zijn vleugels werden uitgerukt, hoe
het dier werd opgetild, op twee voeten overeind werd gezet als een
mens en ook het hart van een mens kreeg. |
4 De voorste was als een leeuw, maar vleugels van
een adelaar had hij; ik bleef schouwen totdat zijn vleugels werden
uitgerukt en hij van de aarde werd opgelicht; men deed hem als een
mens op zijn voeten staan en hem werd het hart van een mens verleend.
|
|
|
Da 7,5 - Da
7,5 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
5kai idou thèrion deuteron omoion arkô
kai eis meros en estathè kai tria pleura en tô stomati
autès ana meson tôn odontôn autès kai outôs
elegon autè anastèthi fage sarkas pollas |
5 et ecce bestia alia similis urso in parte stetit
et tres ordines erant in ore eius et in dentibus eius et sic dicebant
ei Surge comede carnes plurimas |
|
|
[5] Toen kwam een ander dier, het tweede, dat op
een beer* leek; het richtte zich aan een zijde op en hield tussen
de tanden in zijn muil drie ribben. Men zei tegen het dier: ‘Op!
Vreet veel vlees!’ |
[5] Toen verscheen er een tweede dier; het leek
op een beer en het had zich half opgericht. Het hield drie ribben
tussen de tanden van zijn muil, en het dier werd aangespoord met de
woorden: “Sta op, eet veel vlees.” |
5 En zie, een ander levend wezen, een tweede, gelijkend
op een beer, en naar één kant was het opgesteld met
drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden, en zó zeiden ze
tot hem: sta op en eet zeer veel vlees! |
|
|
Da 7,6 - Da
7,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
6 opisô toutou etheôroun kai idou eteron
thèrion ôsei pardalis kai autè ptera tessara peteinou
uperanô autès kai tessares kefalai tô thèriô
kai exousia edothè autè |
6 post haec aspiciebam et ecce alia quasi pardus
et alas habebat quasi avis quattuor super se et quattuor capita erant
in bestia et potestas data est ei |
|
|
[6] Vervolgens zag ik nog een ander dier, dat leek
op een luipaard*; het had vier vogelvleugels op zijn rug en het had
vier koppen. Het kreeg heerschappij |
[6] Daarna zag ik een ander dier; het leek op een
panter, maar dan met vier vogelvleugels op zijn rug, en het had ook
vier koppen. Dit dier werd macht toebedeeld. |
6 Hierna schouwde ik, en zie, een ander, als een
panter, en het had vier vleugels en een vogel op zijn rug,–
en vier hoofden had het levende wezen, en het kreeg heerschappij verleend. |
|
|
Da 7,7 - Da
7,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
7opisô toutou etheôroun kai idou thèrion
tetarton foberon kai ekthambon kai ischuron perissôs kai oi
odontes autou sidèroi megaloi esthion kai leptunon kai ta epiloipa
tois posin autou sunepatei kai auto diaforon perissôs para panta
ta thèria ta emprosthen autou kai kerata deka autô |
7 post haec aspiciebam in visione noctis et ecce
bestia quarta terribilis atque mirabilis et fortis nimis dentes ferreos
habebat magnos comedens atque comminuens et reliqua pedibus suis conculcans
dissimilis autem erat ceteris bestiis quas videram ante eam et habebat
cornua decem |
|
|
. [7] Ten slotte zag ik in mijn nachtelijk visioen
een vierde* dier; het was afschrikwekkend, angstaanjagend en geweldig
sterk; het had grote ijzeren tanden, waarmee het vrat en vermaalde,
en wat het overliet vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van
alle vorige dieren en het had tien hoorns. |
[7] Daarna zag ik in mijn nachtelijke visioenen
een vierde dier, angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk,
met grote ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles, en wat overbleef
vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van alle dieren die daarvoor
verschenen waren, en het had tien horens. |
7 Hierna aanschouwde ik in nachtelijke aanschouwingen,
en zie, een vierde levend wezen, vreselijk, schrikwekkend en buitengewoon:
met grote tanden van ijzer at het en verpulverde het, en wat restte
vertrapte het met zijn poten; het verschilde van alle levende wezen
vóór zijn verschijning en had tien horens. |
|
|
Da 7,8 - Da
7,8 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
8prosenooun tois kerasin autou kai idou keras eteron
mikron anebè en mesô autôn kai tria kerata tôn
emprosthen autou exerrizôthè apo prosôpou autou
kai idou ofthalmoi ôsei ofthalmoi anthrôpou en tô
kerati toutô kai stoma laloun megala |
8 considerabam cornua et ecce cornu aliud parvulum
ortum est de medio eorum et tria de cornibus primis evulsa sunt a
facie eius et ecce oculi quasi oculi hominis erant in cornu isto et
os loquens ingentia |
|
|
[8] Terwijl ik naar die hoorns keek, zag ik hoe
er tussen die hoorns een elfde, een kleine* hoorn opschoot en hoe
er drie werden uitgerukt om voor de kleine hoorn plaats te maken.
Die hoorn had mensenogen en een mond vol opschepperij. |
[8] Toen ik naar de horens keek zag ik hoe een kleine,
nieuwe horen tussen de andere opkwam; drie van de oude horens werden
uitgerukt om er plaats voor te maken. En in die horen bevonden zich
ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak. |
8 Ik lette op de horens, en zie, een andere –geringere–
horen rees tussen hen op, en drie van de eerder verschenen horens
werden door zijn verschijning ontworteld; en zie, ogen als mensenogen
op deze horen, en een muil vol grootspraak! |
|
|
Da 7,9 - Da
7,9 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
9 etheôroun eôs otou thronoi etethèsan
kai palaios èmerôn ekathèto kai to enduma autou
ôsei chiôn leukon kai è thrix tès kefalès
autou ôsei erion katharon o thronos autou flox puros oi trochoi
autou pur flegon |
9 aspiciebam donec throni positi sunt et antiquus
dierum sedit vestimentum eius candidum quasi nix et capilli capitis
eius quasi lana munda thronus eius flammae ignis rotae eius ignis
accensus |
|
|
[9] In mijn visioen zag ik dat er tronen werden
geplaatst en een Hoogbejaarde* er ging zitten. Zijn gewaad was wit
als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol. Zijn troon bestond uit
vlammen, de wielen ervan uit laaiend vuur. |
[9] Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat
er een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar
als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit
laaiend vuur. |
9 ¶ Ik bleef aanschouwen, totdat tronen werden
opgericht en een hoogbedaagde ging zitten; zijn kleding was als sneeuw
zo blank, en het haar op zijn hoofd als wol zo wit; zijn troon bestond
uit vlammen vuur, en de raderen daarvan uit laaiend vuur. |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,10 - Da
7,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
10potamos puros eilken emprosthen autou chiliai
chiliades eleitourgoun autô kai muriai muriades pareistèkeisan
autô kritèrion ekathisen kai bibloi èneôchthèsan |
10 fluvius igneus rapidusque egrediebatur a facie
eius Millia millium ministrabant ei et decies millies centena millia
assistebant ei iudicium sedit et libri aperti sunt |
|
|
[10] Een stroom van vuur welde op en vloeide voor
Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem en tienduizend maal tienduizenden
stonden voor Hem. Het gerechtshof ging zitten en de boeken* werden
geopend. |
[10] Een rivier van vuur welde op en stroomde voor
hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden
stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. |
10 Een rivier van vuur vloeide en voer heen van
voor zijn aanschijn; duizend van duizenden dienden hem en myriaden
van myriaden stonden voor zijn aanschijn op; het gerechtshof ging
zitten en de boekrollen werden geopend. |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,11 - Da
7,11 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
11etheôroun tote apo fônès tôn
logôn tôn megalôn ôn to keras ekeino elalei
eôs anèrethè to thèrion kai apôleto
kai to sôma autou edothè eis kausin puros |
11 aspiciebam propter vocem sermonum grandium quos
cornu illud loquebatur et vidi quoniam interfecta esset bestia et
perisset corpus eius et traditum esset ad comburendum igni |
|
|
[11] Toen zag ik dat het vierde beest vanwege de
opschepperij van de hoorn gedood werd en dat zijn kadaver aan het
vuur werd prijsgegeven en zo vernietigd werd. |
[11] Ik zag hoe het dier werd gedood vanwege de
grootspraak van de horen, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd
en aan de vlammen werd prijsgegeven. |
11 Ik bleef aanschouwen, en terstond, vanwege het
geluid van de grote woorden die de horen sprak,– bleef ik schouwen,
totdat het wezen was gedood, zijn lichaam teloorgegaan en prijsgegeven
aan een laaiend vuur. |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,12 - Da
7,12 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
12kai tôn loipôn thèriôn
è archè metestathè kai makrotès zôès
edothè autois eôs kairou kai kairou |
12 aliarum quoque bestiarum ablata esset potestas
et tempora vitae constituta essent eis usque ad tempus et tempus |
|
|
[10] Een stroom van vuur welde op en vloeide voor
Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem en tienduizend maal tienduizenden
stonden voor Hem. Het gerechtshof ging zitten en de boeken* werden
geopend. [11] Toen zag ik dat het vierde beest vanwege de opschepperij
van de hoorn gedood werd en dat zijn kadaver aan het vuur werd prijsgegeven
en zo vernietigd werd. [12] Ook de overige dieren werden beroofd van
hun macht maar ze werden nog enige tijd in leven gelaten. |
[12] De andere dieren werd wel hun macht ontnomen,
maar hun werd nog enige tijd van leven gegund. |
12 Aan de rest van de levende wezens werd de heerschappij
ontnomen, en verlenging van leven werd hun verleend voor een tijd
en een wijle. |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Eerste lezing van 34ste
(vierendertigste) zondag door het jaar B (Christus Koning) : Da
7,13-14 (Da
7,13-14) :
In die tijd nam Daniël het woord en zei: "In mijn nachtelijk visioen
zag ik met de wolken des hemels iemand aankomen die op een mens geleek. Hij
ging naar de Hoogbejaarde en werd voor hem geleid. Toen werd hem heerschappij
gegeven, luister en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten
hem hun hulde. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat,
zijn koninkrijk gaat nooit ten gronde."
Da 7,13 - Da
7,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13etheôroun en oramati tès nuktos kai
idou meta tôn nefelôn tou ouranou ôs uios anthrôpou
erchomenos èn kai eôs tou palaiou tôn èmerôn
efthasen kai enôpion autou prosènechthè |
13 aspiciebam ergo in visione noctis et ecce cum
nubibus caeli quasi filius hominis veniebat et usque ad antiquum dierum
pervenit et in conspectu eius obtulerunt eum |
|
|
[13] In mijn nachtelijk visioen zag ik toen met
de wolken van de hemel iemand aankomen die* op een mensenzoon leek.
Hij ging naar de Hoogbejaarde en werd voor Hem geleid. |
[13] In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er
met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens.
Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. |
13 Ik bleef aanschouwen, in nachtelijke aanschouwing,
en zie, met de wolken des hemels mee genaakte iemand als een mensenzoon;
hij bereikte de hoogbedaagde en mocht diens aanschijn naderen. |
13. Je contemplais, dans les visions de la nuit
Voici, venant sur les nuées du ciel, comme un Fils d'homme. Il s'avança
jusqu'à l'Ancien et fut conduit en sa présence. |
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
LXX : 13 etheôroun en oramati tès nuktos kai idou epi tôn
nefelôn tou ouranou ôs uios anthrôpou èrcheto kai ôs
palaios hèmerôn parèn kai hoi parestèkotes parèsan
autôi .
Tekstuitleg van Da
7,13
7. `ânân (wolk) . Aramees. Meervoud : `änânîm
(wolken) . Status constructus : `änânê : Da
7,13 .
11. LXX: ἐρχόμενος (= erchomenos: komende, wkw med part praes nom mann enk van het wkw ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen; 2 wkw met verschillende stammen: ερχ = erch en ελ = el: Baeyens 102,136, zie Fr.: al-ler; om de aor van het ww αρχομαι = archomai: beginnen en ἐρχόμαι = erchomai: gaan, komen, van elkaar te onderscheiden). Da
7,13.
erchomai (gaan, komen) |
bijbel |
OT |
NT |
Mt |
Mc |
Lc |
Joh |
Hnd |
Br. |
Apk |
syn |
ev |
part. pr. nom. mann. enk. erchomenos |
31 |
6 |
25 |
4 |
1 |
6 |
7 |
|
4 |
3 |
11 |
18 |
Totaal (bij benadering) |
1093 |
637 |
456 |
96 |
72 |
78 |
109 |
45 |
36 |
20 |
246 |
355 |
Da 7,14 - Da
7,14 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
14 kai autô edothè hè archè
kai hè timè kai hè basileia kai pantes oi laoi
fulai glôssai autô douleusousin hè exousia autou
exousia aiônios ètis ou pareleusetai kai hè basileia
autou ou diaftharèsetai |
14 et dedit ei potestatem et honorem et regnum
et omnes populi tribus et linguae ipsi servient potestas eius potestas
aeterna quae non auferetur et regnum eius quod non corrumpetur |
weleh jehîbh sjâltân |
|
[14] Toen werd hem heerschappij* gegeven, pracht
en koninklijke macht; alle volken, stammen en talen brachten hem hun
hulde. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat,
zijn koninkrijk gaat nooit te gronde. |
[14] Hem werden macht, eer en het koningschap verleend,
en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem.
Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde
zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan. |
14 Hem werd verleend: heerschappij, waardigheid
en koningschap, en alle gemeenschappen, natiën en talen eerden
hem: zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die niet vergaat
en zijn koningschap is er een dat niet wordt beschadigd! • |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
LXX : kai edothè autô exousia kai panta ta ethnè tès
gès kata genè kai pasa doxa autôi latreuousa . kai hè
exousia autou exousia aiônios ètis ou arthèi kai hè
basileia autou ou hètis ou mè ftharèi
Bible de Jérusalem : 14. A lui fut conféré empire, honneur
et royaume, et tous peuples, nations et langues le servirent. Son empire est
un empire éternel qui ne passera point, et son royaume ne sera point
détruit.
Tekstuitleg van Da
7,14 .
2. jehîbh (gegeven - er werd gegeven) . Passief participium perfectum
mannelijk enkelvoud of passief perfectum derde persoon mannelijk enkelvoud .
In drie verzen in de bijbel : (1) Da
7,4 . (2) Da
7,6 . (3) Da
7,14 .
- LXX : edothè (werd gegeven) . Passief aorist derde
persoon enkelvoud . Verwijzing : didômi
(geven) , zie Mt
28,18 .
3. שָׁלְסָן = sjâlëtân/ sjoltan (heerschappij) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlëtân (heerschappij) . Tenakh (3) : (1) Da
4,31 . (2) Da 6,27 . (3) Da 7,14 .
1. - 3. εδωκεν αυτοις εξουσιαν = edôken autois exousian (hij gaf hen macht) . Bijbel (3) . LXX (2) : (1) 1 Mak 1,13 . (2) Sir
17,2 . NT (1) Mt
10,1 .
- εδιδου αυτοις εξουσιαν = edidou autois exousian (hij gaf hen macht) . Bijbel (1) : Mt
10,1 .
- εδωκεν εξουσιαν = edôken exousian (hij gaf macht) . Bijbel (2) . LXX (1) : Da 5,29 . (2) Apk 13,4 .
- εδοθη αυτῳ εξουσια = edothè autô(i) exousia (macht werd hem gegeven) . Bijbel (2) : (1) Da 7,14 . (2) Apk 13,5 .
- sjelat (heersen , macht hebben over
, overheersen) .
- potestas (macht) . In 34 verzen in de bijbel . In 21 verzen in het O.T. In
13 verzen in het N.T. Slechts in 2 verzen in de evangelies. In 11 verzen in
Opb .
Da 7,15 - Da
7,15 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
15efrixen to pneuma mou en tè exei mou egô
danièl kai ai oraseis tès kefalès mou etarasson
me |
15 horruit spiritus meus ego Daniel territus sum
in his et visiones capitis mei conturbaverunt me |
|
|
[15] Ik, Daniël, was in verwarring en de beelden
die door mijn hoofd gingen verontrustten mij. |
[15] Ik, Daniël, was tot in het diepst van
mijn gemoed geraakt; de visioenen die door mijn hoofd gingen brachten
mij in verwarring. |
15 ¶ Ik, Daniël: mijn geest was ontsteld
in mijn lijf,– en de aanschouwingen in mijn hoofd verbijsterden
mij. |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,16 - Da
7,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
16kai prosèlthon eni tôn estèkotôn
kai tèn akribeian ezètoun par' autou peri pantôn
toutôn kai eipen moi tèn akribeian kai tèn sugkrisin
tôn logôn egnôrisen moi |
16 accessi ad unum de assistentibus et veritatem
quaerebam ab eo de omnibus his Qui dixit mihi interpretationem sermonum
et docuit me |
|
|
[16] Ik trad op een van de aanwezigen toe en vroeg
hem naar de juiste betekenis van dat alles. Hij gaf mij de volgende
verklaring. |
[16] Ik wendde me tot een van de omstanders en
vroeg hem naar de ware betekenis van dit alles. Hij gaf mij deze verklaring: |
16 Ik naderde een van hen die daar stonden en verzocht
zekerheid van hem over dit alles; hij zei het tot mij en de duiding
van het besprokene maakte hij mij bekend: |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,17 - Da
7,17 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
17tauta ta thèria ta megala ta tessara tessares
basileiai anastèsontai epi tès gès ai arthèsontai1 |
17 hae quattuor bestiae magnae quattuor sunt regna
quae consurgent de terra |
|
|
[17] ‘Die vier grote dieren zijn vier koninkrijken
die de aarde zullen beheersen; |
[17] “Die grote dieren, vier in getal, duiden
op vier koningen die uit de aarde zullen opkomen. |
17 die grote levende wezens waarvan er vier zijn,–
vier koningen zullen uit de aarde opstaan; |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,18 - Da
7,18 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
8kai paralèmpsontai tèn basileian
agioi upsistou kai kathexousin autèn eôs aiônos
tôn aiônôn |
18 suscipient autem regnum sancti Dei altissimi
et obtinebunt regnum usque in saeculum et saeculum saeculorum |
|
|
[18] daarna zullen de heiligen* van de Allerhoogste
het koningschap ontvangen en ze zullen het voor altijd, van eeuwigheid
tot eeuwigheid bezitten.’ |
[18] Daarna zullen de heiligen van de hoogste God
het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap altijd behouden
– voor eeuwig en altijd.” |
18 maar het koningschap ontvangen zullen de heiligen
van de Allerhoogste; en zij zullen het koningschap bezitten tot in
eeuwigheid en tot een eeuwigheid van eeuwigheden! |
|
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Da 7,19 - Da
7,19 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
19kai ezètoun akribôs peri tou thèriou
tou tetartou oti èn diaforon para pan thèrion foberon
perissôs oi odontes autou sidèroi kai oi onuches autou
chalkoi esthion kai leptunon kai ta epiloipa tois posin autou sunepatei |
19 post hoc volui diligenter discere de bestia
quarta quae erat dissimilis valde ab omnibus et terribilis nimis dentes
et ungues eius ferrei comedebat et comminuebat et reliqua pedibus
suis conculcabat |
|
|
[19] Toen wilde ik de betekenis weten van het vierde
beest, dat van alle andere verschilde, buitengewoon vreeswekkend was,
tanden van ijzer had en klauwen van brons, dat vrat en fijnmaalde,
en wat het overliet met zijn poten vertrapte. |
[19] Toen wilde ik de ware betekenis weten van
het vierde dier, dat anders was dan alle andere, buitengewoon angstaanjagend
met zijn ijzeren tanden en bronzen klauwen, dat alles vrat en vermaalde
en wat overbleef met zijn poten vertrapte; |
19 Terstond vroeg ik om zekerheid over het vierde
levende wezen dat van hen allen verschilde; buitengewoon schrikwekkend,
met zijn tanden van ijzer en nagels van slangenbrons at en verpulverde
het en vertrapte het de rest met zijn poten; |
|
|
Da 7,20 - Da
7,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
20kai peri tôn keratôn autou tôn
deka tôn en tè kefalè autou kai tou eterou tou
anabantos kai ektinaxantos tôn proterôn tria keras ekeino
ô oi ofthalmoi kai stoma laloun megala kai è orasis autou
meizôn tôn loipôn |
20 et de cornibus decem quae habebat in capite
et de alio quod ortum fuerat ante quod ceciderant tria cornua et de
cornu illo quod habebat oculos et os loquens grandia et maius erat
ceteris |
|
|
[20] En wat de tien hoorns op zijn kop betekenden
en de elfde die opschoot en waarvoor er drie uitvielen; die hoorn
had ogen en een mond vol opschepperij en zag er groter uit dan de
andere. |
[20] en de betekenis van de tien horens op zijn
kop en van de nieuwe horen die opkwam, waarvoor er drie moesten wijken
– de horen met ogen en een mond vol grootspraak die er groter
uitzag dan de andere. |
20 en over de tien horens op zijn hoofd en die
andere die oprees en voor welks verschijning er drie uitvielen,–
de horen die ogen had en een muil vol grootspraak, en er groter uitzag
dan zijn makkers. |
|
|
Da 7,21 - Da
7,21 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
21etheôroun kai to keras ekeino epoiei polemon
meta tôn agiôn kai ischusen pros autous |
21 aspiciebam et ecce cornu illud faciebat bellum
adversus sanctos et praevalebat eis |
|
|
[21] In mijn visioen zag ik dat die hoorn strijd
voerde met de heiligen en hen overweldigde, |
[21] Ik had immers gezien hoe die horen strijd voerde
tegen de heiligen en hen overwon, |
21 Ik bleef aanschouwen, en deze horen voerde oorlog
met de heiligen,– en kon hen aan |
|
|
Da 7,22 - Da
7,22 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
22eôs ou èlthen o palaios tôn èmerôn
kai to krima edôken agiois upsistou kai o kairos efthasen kai
tèn basileian kateschon oi agioi2 |
22 donec venit antiquus dierum et iudicium dedit
sanctis Excelsi et tempus advenit et regnum obtinuerunt sancti |
|
|
[22] totdat de Hoogbejaarde kwam en recht verschafte
aan de heiligen van de Allerhoogste, en de tijd aanbrak dat de heiligen
het koningschap in bezit namen. |
[22] totdat de oude wijze kwam, er recht werd verschaft
aan de heiligen van de hoogste God en de tijd aanbrak dat de heiligen
het koningschap in bezit kregen. |
22 totdat genaakte de hoogbedaagde en recht werd
verleend aan de heiligen van de Allerhoogste; het tijdstip werd bereikt
en de heiligen namen het koninkrijk in bezit. |
|
|
Da 7,23 - Da
7,23 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
23kai eipen to thèrion to tetarton basileia
tetartè estai en tè gè ètis uperexei pasas
tas basileias kai katafagetai pasan tèn gèn kai sumpatèsei
autèn kai katakopsei |
23 et sic ait Bestia quarta regnum quartum erit
in terra quod maius erit omnibus regnis et devorabit universam terram
et conculcabit et comminuet eam |
|
|
[23] ‘Het vierde beest,’ zo vervolgde
hij, ‘is een vierde koninkrijk dat op aarde zal bestaan; het
zal van alle andere rijken verschillen; heel de aarde zal het verslinden,
vertrappen en verpletteren. |
[23] Hij zei: “Dat vierde dier duidt op een
vierde koninkrijk dat op aarde zal komen, anders dan alle andere koninkrijken,
en dat de hele aarde zal verslinden, vertrappen en vermorzelen. |
23 Zó heeft hij gezegd: het vierde levende
wezen zal een vierde koninkrijk op aarde zijn dat van alle koninkrijken
zal verschillen; het zal heel de aarde opvreten, haar vermalen en
verpulveren; |
|
|
Da 7,24 - Da
7,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
24kai ta deka kerata autou deka basileis anastèsontai
kai opisô autôn anastèsetai eteros os uperoisei
kakois pantas tous emprosthen kai treis basileis tapeinôsei |
24 porro cornua decem ipsius regni decem reges
erunt et alius consurget post eos et ipse potentior erit prioribus
et tres reges humiliabit |
|
|
[24] Die tien hoorns zijn tien koningen, die uit
dat rijk zullen voortkomen en na hen komt er nog een elfde, die van
de vorigen zal verschillen en drie koningen ten val zal brengen. |
[24] Die tien horens duiden op tien koningen die
uit dat koninkrijk zullen opstaan, maar na hen zal een andere opstaan,
anders dan alle vorige, en deze zal drie koningen ten val brengen.
|
24 en de tien horens: uit dit koninkrijk zullen
tien koningen opstaan,– en ná hen zal een ándere
dan zij opstaan; hij zal verschillen van die vóór hem
en drie koningen zal hij vernederen; |
|
|
Da 7,25 - Da
7,25 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
25kai logous pros ton upsiston lalèsei kai
tous agious upsistou palaiôsei kai uponoèsei tou alloiôsai
kairous kai nomon kai dothèsetai en cheiri autou eôs
kairou kai kairôn kai èmisu kairou |
25 et sermones contra Excelsum loquetur et sanctos
Altissimi conteret et putabit quod possit mutare tempora et leges
et tradentur in manu eius usque ad tempus et tempora et dimidium temporis |
|
|
[25] Hij zal zich tegen de Allerhoogste richten,
de heiligen van de Allerhoogste mishandelen en hij is van plan feesttijden
en wet te veranderen. Ze zullen aan zijn macht zijn overgeleverd voor
een tijd*, tijden en een halve tijd. |
[25] Hij zal in opstand komen tegen de hoogste God,
en de heiligen van de hoogste onderdrukken. Hij zal proberen hun feesten
en hun wet te veranderen, en zij zullen aan zijn heerschappij zijn
overgeleverd voor één tijd, een dubbele tijd en een
halve tijd. |
25 woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken,
en de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten; hij
zal pogen tijden en wet te veranderen en die zullen hem in de hand
gegeven worden voor een tijdperk, een dubbel tijdperk en een half
tijdperk; |
|
|
Da 7,26 - Da
7,26 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
26kai to kritèrion kathisei kai tèn
archèn metastèsousin tou afanisai kai tou apolesai eôs
telous |
26 et iudicium sedebit ut auferatur potentia et
conteratur et dispereat usque in finem |
|
|
[26] Het gerechtshof zal plaatsnemen en men zal
hem de heerschappij ontnemen en hem voorgoed te gronde richten en
vernietigen. |
[26] Dan zal het hof plaatsnemen en zal hem zijn
heerschappij ontnomen worden, hij zal voor eeuwig verdelgd en vernietigd
worden. |
26 dan zal het gerechtshof gaan zitten,– en
zal zijn heerschappij hem ontnomen worden, en verdelgd en vernietigd
worden ten einde toe; |
|
|
Da 7,27 - Da
7,27 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
27kai è basileia kai è exousia kai
è megalôsunè tôn basileôn tôn
upokatô pantos tou ouranou edothè agiois upsistou kai
è basileia autou basileia aiônios kai pasai ai archai
autô douleusousin kai upakousontai |
27 regnum autem et potestas et magnitudo regni quae
est subter omne caelum detur populo sanctorum Altissimi cuius regnum
regnum sempiternum est et omnes reges servient ei et obedient |
|
|
[27] Dan zal het koningschap, de heerschappij en
de pracht van al de rijken onder de hemel gegeven worden aan het volk
van de heiligen van de Allerhoogste. Zijn koningschap is een eeuwig
koningschap en alle machten zullen hem dienen en gehoorzamen.’ |
[27] Het koningschap, de heerschappij en de grootheid
van alle koninkrijken onder de hemel zullen gegeven worden aan het
volk van de heiligen van de hoogste God. Zijn koningschap is een eeuwig
koningschap en alle machten zullen hem dienen en gehoorzamen.” |
27 en het koningschap, de heerschappij en de grootheid
van de koninkrijken onder heel de hemel, zal worden gegeven aan de
gemeenschap der heiligen van de Allerhoogste; diens koningschap is
een eeuwig koningschap en alle heerschappijen zullen hem eren en gehoorzamen! |
|
|
Da 7,28 - Da
7,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
|
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling |
Naardense bijbel |
|
28eôs ôde to peras tou logou egô
danièl epi polu oi dialogismoi mou sunetarasson me kai è
morfè mou èlloiôthè ep' emoi kai to rèma
en tè kardia mou sunetèrèsa |
28 hucusque finis verbi Ego Daniel multum cogitationibus
meis conturbabar et facies mea mutata est in me verbum autem in corde
meo conservavi |
|
|
[28] Dit is het einde van Daniëls bericht.
Wat mij, Daniël betreft: mijn gedachten verontrustten mij zeer,
zodat mijn kleur verschoot; de herinnering aan de openbaring bewaarde
ik in mijn hart. |
[28] Hier eindigt mijn verslag. Wat mij, Daniël,
betreft, mijn gedachten brachten mij geheel in verwarring en ik werd
bleek; ik koesterde die woorden in mijn hart.’ |
28 Tot zover,– einde van het spreken; mij,
Daniël, verbijsterden mijn gedachten zo zeer dat mijn kleuren
op mij veranderden; het gesprokene bewaarde ik in mijn hart! |
|
|
Bible de Jérusalem : 1. En l'an un de Balthazar, roi de Babylone, Daniel
vit un songe et des visions de sa tête, sur sa couche. Il rédigea
le rêve par écrit. Début du récit 2. Daniel dit :
J'ai contemplé des visions dans la nuit. Voici les quatre vents du ciel
soulevaient la grande mer; 3. quatre bêtes énormes sortirent de
la mer, toutes différentes entre elles. 4. La première était
pareille à un lion avec des ailes d'aigle. Tandis que je la regardais,
ses ailes lui furent arrachées, elle fut soulevée de terre et
dressée sur ses pattes comme un homme, et un coeur d'homme lui fut donné.
5. Voici : une deuxième bête, tout autre, semblable à un
ours, dressée d'un côté, trois côtes dans la gueule,
entre les dents. Il lui fut dit : «Lève-toi, dévore quantité
de chair.» 6. Ensuite, je regardai et voici : une autre bête pareille
à un léopard, portant sur les flancs quatre ailes d'oiseau; elle
avait quatre têtes, et la domination lui fut donnée. 7. Ensuite
je contemplai une vision dans les visions de la nuit. Voici : une quatrième
bête, terrible, effrayante et forte extrêmement; elle avait des
dents de fer énormes : elle mangeait, broyait, et foulait aux pieds ce
qui restait. Elle était différente des premières bêtes
et portait dix cornes. 8. Tandis que je considérais ses cornes, voici
: parmi elles poussa une autre corne, petite; trois des premières cornes
furent arrachées de devant elle, et voici qu'à cette corne, il
y avait des yeux comme des yeux d'homme, et une bouche qui disait de grandes
choses! 9. Tandis que je contemplais Des trônes furent placés et
un Ancien s'assit. Son vêtement, blanc comme la neige; les cheveux de
sa tête, purs comme la laine. Son trône était flammes de
feu, aux roues de feu ardent. 10. Un fleuve de feu coulait, issu de devant lui.
Mille milliers le servaient, myriade de myriades, debout devant lui. Le tribunal
était assis, les livres étaient ouverts. 11. Je regardais; alors,
à cause du bruit des grandes choses que disait la corne, tandis que je
regardais, la bête fut tuée, son corps détruit et livré
à la flamme de feu. 12. Aux autres bêtes la domination fut ôtée,
mais elles reçurent un délai de vie, pour un temps et une époque.
13. Je contemplais, dans les visions de la nuit Voici, venant sur les nuées
du ciel, comme un Fils d'homme. Il s'avança jusqu'à l'Ancien et
fut conduit en sa présence. 14. A lui fut conféré empire,
honneur et royaume, et tous peuples, nations et langues le servirent. Son empire
est un empire éternel qui ne passera point, et son royaume ne sera point
détruit. 15. Moi, Daniel, mon esprit en fut écrasé et les
visions de ma tête me troublèrent. 16. Je m'approchai de l'un de
ceux qui se tenaient là et lui demandai de me dire la vérité
concernant tout cela. Il me répondit et me fit connaître l'interprétation
de ces choses 17. «Ces bêtes énormes au nombre de quatre
sont quatre rois qui se lèveront de la terre. 18. Ceux qui recevront
le royaume sont les saints du Très-Haut, et ils posséderont le
royaume pour l'éternité, et d'éternité en éternité.»
19. Puis je demandai à connaître la vérité concernant
la quatrième bête, qui était différente de toutes
les autres, terrible extrêmement, aux dents de fer et aux griffes de bronze,
qui mangeait et broyait, et foulait aux pieds ce qui restait; 20. et concernant
les dix cornes qui étaient sur sa tête et l'autre corne poussa
et les trois premières tombèrent, et cette corne avait des yeux
et une bouche qui disait de grandes choses, et elle avait plus grand air que
les autres cornes. 21. Je contemplais cette corne qui faisait la guerre aux
saints et l'emportait sur eux, 22. jusqu'à la venue de l'Ancien qui rendit
jugement en faveur des saints du Très-Haut, et le temps vint et les saints
possédèrent le royaume. 23. Il dit »La quatrième
bête sera un quatrième royaume sur la terre, différent de
tous les royaumes. Elle mangera toute la terre, la foulera aux pieds et l'écrasera.
24. Et les dix cornes : de ce royaume, dix rois se lèveront et un autre
se lèvera après eux; il sera différent des premiers et
abattra les trois rois; 25. il proférera des paroles contre le Très-Haut
et mettra à l'épreuve les saints du Très-Haut. Il méditera
de changer les temps et le droit, et les saints seront livrés entre ses
mains pour un temps et des temps et un demi-temps. 26. Mais le tribunal siégera
et la domination lui sera ôtée, détruite et réduite
à néant jusqu'à la fin. 27. Et le royaume et l'empire et
les grandeurs des royaumes sous tous les cieux seront donnés au peuple
des saints du Très-Haut. Son empire est un empire éternel et tous
les empires le serviront et lui obéiront.» 28. Ici finit le récit.
Moi, Daniel, je fus grandement troublé dans mes pensées, ma mine
changea et je gardai ces choses dans mon coeur.