- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -
Overzicht : - Dt
1 - Dt 2
- Dt 3 -
Dt 4 - Dt
5 - Dt 6
- Dt 7 - Dt
8 - Dt 9
- Dt 10 - Dt
11 - Dt 12
- Dt 13
- Dt 14 - Dt
15 - Dt 16
- Dt 17
- Dt 18 - Dt
19 - Dt 20
- Dt 21
- Dt 22 - Dt
23 - Dt 24
- Dt 25
- Dt 26 - Dt
27 - Dt 28
- Dt 29
- Dt 30 - Dt
31 - Dt 32
- Dt 33
- Dt 34 -
Uitleg per perikope : Dt
6,1-25
Overzicht vers per vers : - Dt
6,1 - Dt
6,2 - Dt
6,3 - Dt
6,4 - Dt
6,5 - Dt
6,6 - Dt
6,7 - Dt
6,8 - Dt
6,9 - Dt
6,10 - Dt
6,11 - Dt
6,12 - Dt
6,13 - Dt
6,14 - Dt
6,15 - Dt
6,16 - Dt
6,17 - Dt
6,18 - Dt
6,19 - Dt
6,20 - Dt
6,21 - Dt
6,22 - Dt
6,23 - Dt
6,24 - Dt
6,25 -
() Dt 6,1 . () Dt 6,2 . () Dt 6,3 . () Dt 6,4 . () Dt 6,5 . () Dt 6,6 . () Dt 6,7 . () Dt 6,8 . () Dt 6,9 . () Dt 6,10 . () Dt 6,11 . () Dt 6,12 . () Dt 6,13 . () Dt 6,14 . () Dt 6,15 . () Dt 6,16 . () Dt 6,17 . () Dt 6,18 . () Dt 6,19 . () Dt 6,20 . () Dt 6,21 . () Dt 6,22 . () Dt 6,23 . () Dt 6,24 . () Dt 6,25 .
Overzicht van Dt : Dt : overzicht , Dt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Dt : commentaar .
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het NT : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y
- Z - ,
NT : commentaar
,
Het naleven van geboden . Dt 6,1-25 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 -
Volgens Labuschagne bestaat Dt 4-11 uit 7 eenheden . De 2de eenheid bestaat uit Dt 5,1-6,3 . De 3de eenheid bestaat uit Dt 6,4-25 .
Dt 6,1 - Dt 6,1 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] Now these are the commandments, the statutes, and the
judgments, which the LORD your God commanded to teach you, that ye might do
them in the land whither ye go to possess it:
Luther-Bibel . 6 1 Dies sind die Gesetze und Gebote und Rechte, die der HERR,
euer Gott, geboten hat, dass ihr sie lernen und tun sollt in dem Lande, in das
ihr zieht, es einzunehmen,
Tekstuitleg van Dt 6,1 . Het vers Dt 6,1 telt 17 woorden en 74 (2 X 37) letters . De getalwaarde van Dt 6,1 is 6155 (5 X 1231) .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | ||||||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 | |||
Dt 4,44-49 | Dt 5,1-5 | Dt 5,6-11 | Dt 5,12-14 | Dt 5,15 | Dt 5,16 | Dt 5,17-21 | Dt 5,22 | Dt 5,23-27 | Dt 5,28-31 | Dt 5,32-33 | Dt 6,1-3 |
Dt 6,2 - Dt 6,2 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] That thou mightest fear the LORD thy God, to keep all
his statutes and his commandments, which I command thee, thou, and thy son,
and thy son's son, all the days of thy life; and that thy days may be prolonged.
Luther-Bibel . 2 damit du dein Leben lang den HERRN, deinen Gott, fürchtest
und alle seine Rechte und Gebote hältst, die ich dir gebiete, du und deine Kinder
und deine Kindeskinder, auf dass du lange lebest.
Tekstuitleg van Dt 6,2 . Het vers Dt 6,2 telt 23 woorden en 86 (2 X 43) letters . De getalwaarde van Dt 6,2 is 5464 (2³ X 683) .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | ||||||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 | |||
Dt 4,44-49 | Dt 5,1-5 | Dt 5,6-11 | Dt 5,12-14 | Dt 5,15 | Dt 5,16 | Dt 5,17-21 | Dt 5,22 | Dt 5,23-27 | Dt 5,28-31 | Dt 5,32-33 | Dt 6,1-3 |
Dt 6,2.2. act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. תִירָא = thîrâ´ (jij zult vrezen) van het werkw. יָרָא = jârâ´ (vrezen, eerbied hebben) . Taalgebruik in Tenakh : jârâ´ (vrezen, eerbied hebben) . Getalswaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 31 OF 211 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (41) . Niet in Ex . Dt (5) : (1) Dt 1,21 . (2) Dt 3,2 . (3) Dt 6,2 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 10,20 .
Dt 6,2.4. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Dt 6,2.3. - 4. אֵת OF אֶת יהוה
= ´eth OF ´èth JHWH (JHWH) . Tenakh (221) . Dt (?) . Dt 6 (6) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,12 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,16 . (6) Dt 6,24 .
Dt
6,2.5. אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) .
Dt 6,2.3. - 5. אֵת OF אֶת יהוה אֱלֹהֶיךָ
´eth OF ´èth JHWH ´êlohè(j)khâ (JHWH , jouw God) .
Tenakh (26) . Dt (23) : (1) Dt 4,29 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,13 . (4) Dt 8,10 . (5) Dt 8,11. (6) Dt 8,14 . (7) Dt 8,18 . (8) Dt 8,19 . (9) Dt 9,7 . (10) Dt 10,12 (2X) . (11) Dt 10,20 . (12) Dt 11,1 . (13) Dt 14,23 . (14) Dt 17,12 . (15) Dt 19,9 . (16) Dt 28,47 . (17) Dt 28,58 . (18) . (19) . (20) . (21) . (22) . (23) . Verdeer : (24) . (25) . (26) .
Dt
6,2.2. - 5. תִירָא אֶת יהוה אֱלֹהֶיךָ = thîrâ´ ´èth JHWH ´êlohè(j)khâ (jij zult vrezen JHWH, jouw God) . Tenakh (1) : Dt 6,2 .
- אֶת יהוה אֱלֹהֶיךָ תִירָא = ´èth JHWH ´êlohè(j)khâ thîrâ´ (JHWH, jouw God , zal je vrezen) . Tenakh (1) : Dt 6,13 .
12. אָנֹכִי = ´ânokhî (ik) . Zie : אֲנִי = ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalswaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Gn (47) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 . Lv (0) . Nu (5) . Dt (52) . Dt 5 (5) : (1) Dt 5,1 . (2) Dt 5,5 . (3) Dt 5,6 . (4) Dt 5,9 . (5) Dt 5,31 . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,6 .
- Grieks : εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) . De LXX gebruikt hier een hulpwerkwoord wat de Hebreeuwse tekst niet doet .
- Ned. : ik (Grieks e-g) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Fr. : je . D. : Ich . E. : I . Fr. : je . Grieks : εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Hebreeuws : אָנֹכִי = ´ânokhî (ik) . Zie : אֲנִי = ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Lat. : ego sum (ik ben) . In navolging van de LXX gebruikt de Vulgaat het hulpwerkwoord . Eerste letter : Hebr. + Ar. : a ; Gr. + Lat. : e ; Ned. + D. + E. : i . Tweede letter . Hebr. 3de letter : kh ; Gr. + Lat. : g ; Ned. : k ; D. ch . ) . Lat. : ego sum (ik ben) . In navolging van de LXX gebruikt de Vulgaat het hulpwerkwoord .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . In ´ânokhî lezen we ankh , het levenssymbool .
11. - 12. אֲשֶׁר אָנֹכִי = ´äsjèr ´ânokhî (die ik ) . Tenakh (68) . Ex (5) . Nu (1) . Dt (37) . Dt 4 (4) : (1) Dt 4,1 . (2) Dt 4,2 (2X) . (3) Dt 4,8 . (4) Dt 4,40 . Dt 5 (2) : (1) Dt 5,1 . (2) Dt 5,31 . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,6 .
Dt 6,3 - Dt 6,3 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] Hear therefore, O Israel, and observe to do it; that
it may be well with thee, and that ye may increase mightily, as the LORD God
of thy fathers hath promised thee, in the land that floweth with milk and honey.
Luther-Bibel . 3 Israel, du sollst es hören und festhalten, dass du es tust,
auf dass dir's wohlgehe und du groß an Zahl werdest, wie der HERR, der Gott
deiner Väter, dir zugesagt hat, in dem Lande, darin Milch und Honig fließt.
Tekstuitleg van Dt 6,3 . Het vers Dt 6,3 telt 20 (2² X 5) woorden en 78 (4 X 19) letters . De getalwaarde van Dt 6,3 is 7235 (5 X 1447) .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | ||||||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 | |||
Dt 4,44-49 | Dt 5,1-5 | Dt 5,6-11 | Dt 5,12-14 | Dt 5,15 | Dt 5,16 | Dt 5,17-21 | Dt 5,22 | Dt 5,23-27 | Dt 5,28-31 | Dt 5,32-33 | Dt 6,1-3 |
1. wësjâma`thâ < wë + werkwoordvorm act. qal perf. 2de pers. mann. enk. sjâma`thâ van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â (horen, luisteren) . Taalgebruik in Dt : sjâm`â (horen, luisteren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 50 of 410 . Structuur : 3 - 4 - 7 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het NT (427) , in de LXX (1069) . Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin . Tenakh (17) . Pentateuch , enkel in Dt (7) : (1) Dt 4,30 . (2) Dt 6,3 . (3) Dt 12,28 . (4) Dt 17,4 . (5) Dt 27,10 . (6) Dt 30,2 . (7) Dt 30,8 .
Dt
6,3.11. כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten
(68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) . Dt (54) . Dt (6) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,16 . (3) Dt 6,19 . (4) Dt 6,25 .
- καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in de LXX : kathôs
(zoals) .
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
- Ned. : zoals . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) . D. : wie . E. : as . Fr. : selon . Gr. καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals) . Hebreeuws : כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) .
Dt
6,3.12. act. piël perf. 3de pers. mann. enk. דִּבֶּר = dibbèr
(hij sprak) . Zie het werkw. דָבַר = dâbhar
(spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Taalgebruik in Tenakh
: dâbhar
(spreken) . Tenakh (196) . Dt (26) . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,19 .
- Grieks : ελαλησεν = elalèsen (hij sprak)
van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Dt (28) .
laleô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen | 431 | 400 | 31 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 |
- Ned. : spreken . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .Lat. : loqui .
Dt
6,3.11. - 12. כַּאֲשֶׁר דִּבֶּר = ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) . Tenakh (59) . Pentateuch (33) . Gn (4) : (1) Gn
12,4 . (2) Gn
17,23 . (3) Gn 17,23 . (4) Gn 24,51 . Ex (8) . Lv (1) . Nu (5) . Dt (15) : (1) Dt 1,11 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 2,1 . (4) Dt 6,3 . (5) Dt 6,19 . (6) Dt 9,3 . (7) Dt 10,9 . (8) Dt 11,25 . (9) Dt 12,20 . (10) Dt 15,6 . (11) Dt 18,2 . (12) Dt 26,18 . (13) Dt 27,3 . (14) Dt 29,12 . (15) Dt 31,3 .
- כַּאֲשֶׁר דִּבֵּר = ka´äsjèr dibber (zoals hij sprak) . Tenakh (6) : (1) Gn 21,1 . (2) Ex 12,25 . (3) Dt 26,19 . (4) Joz 14,10 . (5) 1 K 2,24 . (6) Jr 40,3 .
dâbhar (spreken) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Est | Job | Ps | Spr | Pr |
ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) | 59 | 4 | 8 | 1 | 5 | 15 | 8 | 3 | 1 | 6 | 3 | 1 | 3 | 1 |
13. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Latijn . Dominus . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
13. - 14. יהוה אֱלֹהֵי = JHWH ´êlohe(j) (JHWH God van) . Dt (8) : (1) Dt 1,11 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 4,1 . (4) Dt 6,3 . (5) Dt 12,1 . (6) Dt 26,7 . (7) Dt 27,3 . (8) Dt 29,24 .
15. אֲבֹתֶיךָ = ´äbhothè(j)khâ (jouw vaderen) < mann. mv. stat. constr. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalswaarde : aleph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (22) : (1) Gn 15,15 . (2) Ex 10,6 . (3) Dt 1,21 . (4) Dt 4,31 . (5) Dt 4,37 . (6) Dt 6,3 . (7) Dt 8,3 . (8) Dt 8,16 . (9) Dt 10,22 . (10) Dt 12,1 . (11) Dt 27,3 . (12) Dt 30,5 . (13) Dt 30,9 . (14) Dt 31,16 . (15) 2 S 7,12 . (16) 1 K 13,22 . (17) 2 K 20,17 . (18) 2 K 22,20 . (19) Js 39,6 . (20) Ps 45,17 . (21) 1 Kr 17,11 . (22) 2 Kr 34,28 .
11. - 15. כַּאֲשֶׁר דִּבֶּר יהוה אֱלֹהֵי אֲבֹתֶיךָ = ka´äsjèr dibbèr JHWH ´èlohe(j) ´äbhotè(j)khâ (zoals JHWH, de God van jouw vaderen, sprak) . Tenakh (3) : (1) Dt 1,21 . (2) Dt 6,3 . (3) Dt 27,3 .
26. - 28.
Dt 6,4 - Dt 6,4 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . Hear, O Israel: The LORD our God is one LORD:
Luther-Bibel . 4 Höre, Israel, der HERR ist unser Gott, der HERR allein.
a. שְׁמַע יִשְׂרָאֵל יהוה אֱלֹהֵינוּ יהוה אֶחָד = sjëma` jishërâ´el JHWH ´êlohe(j)nû JHWH ´èchâd (luister, hoor, Israël ; JHWH is onze God . JHWH is één . Behalve het eerste woord beginnen de andere woorden met een aleph (=1) of jod (10) . De aleph en de jod geven het begin , het wordende aan . JHWH is een act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. dat het worden aangeeft : Hij wordt . JHWH is een wordend zijn .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | |||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 |
Dt 6,4-9 | Dt 6,10-15 | Dt 10,16-19 | Dt 6,20-22 | Dt 6,23-25 | Dt 7,1-10 | Dt 7,11 |
Tekstuitleg van Dt 6,4 . Dt 6,4 telt 6 woorden , 25 letters en 17 (2+3 + 3+4 + 3+2) OF (5 - 7 - 5) lettergrepen . De getalwaarde van Dt 6,4 is 2 X 13 X 43 of 13 X 86 of 26 X 43 = 1118 (86 X 13 OF 43 X 26) ; 43 = 17 + 26) . In dit vers is ´èchâd = 13 en JHWH = 26 of 2 X 13 ; samen : 39 . ´èlohîm = 86 . 13 (´èchâd) X 86 (´èlohîm) = 1118 .
Dt 6,4.1. act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. שְׁמַע = sjëma` (hoor, luister) van het werkw.
שָׁמַע = sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â
(horen, luisteren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin
= 16 of 70 . Totaal : 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . De som van de elementen is telkens 5 . Dt (6) : (1) Dt
4,1 . (2) Dt
5,1 . (3) Dt
6,4 . (4) Dt
9,1 . (5) Dt
20,3 . (6) Dt
33,7 . sj-m-` . Tenakh (169) . Pentateuch (42) . Gn (14) . Ex (11) . Lv (3) . Dt (14) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten
(36) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (55) . De stam שָׁמַע = sjâmâ` (horen, luisteren) komt voor in Tenakh (1465) .
- Grieks : act. imperat. 2de pers. enk. ακουε = akoue (hoor, luister) van het werkw. ακουω = akouô (horen) .
Taalgebruik in het NT : akouô
(horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô
(horen) . LXX (46) . Gn (1) : Gn 21,12 . Num (1) : Nu 23,18 . Dt (7) : (1) Dt 4,1 . (2) Dt
5,1 . (3) Dt
6,4 . (4) Dt
9,1 . (5) Dt 12,28 . (6) Dt
20,3 . (7) Dt 27,9 . NT (1) : Mc
12,29 . Een vorm van ακουω = akouô (horen) in het NT (427) , in de LXX
(1069) .
- act. imperat. praes. 2de pers. enk. ακουετε = akouete (hoort) van het werkw. ακουω = akouô (horen) .
Taalgebruik in het NT : akouô
(horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô
(horen) . Bijbel (28) . LXX (9) : o.a. Js 28,23 . Js 36,16 . NT (19) . Mt (5) : (1) Mt
10,27 . (2) Mt 11,4 . (3) Mt
13,17 . (4) Mt
15,10 . (5) Mt 17,5 . Mc 4 (2) : (1) Mc
4,3 . (2) Mc
4,24 . Lc (3) : (1) Lc 8,18 . (2) Lc
9,35 . (3) Lc 10,24 .
- Ned. : horen . Horen en oor zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie
Gr. ους = ous / ως= ôs , ωτις = ôtis . Lat. : auscultare (het oor lenen aan , toehoren ,
aanhoren) -> écouter . Arabisch : سَمِعَ = sami`a (luisteren, horen) . Taalgebruik in de Qoran : sami`a (luisteren, horen) . D. hören . E. : to hear . Fr. : écouter . Grieks : ακουω = akouô (horen) .
Taalgebruik in het NT : akouô
(horen) . Hebreeuws : שָׁמַע = sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâm`â
(horen, luisteren) .
- Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar
iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin
.
Dt 6,4.2. יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) . Getalswaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . De eigennaam is samengesteld uit een werkwoordvorm en een zelfst. naamw. : act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. יִשְׂרָה = jishrâ´ (hij strijdt) van het werkw. שָׂרָה = shârâh (strijden) + אֵל = ´el (God) : God strijdt . In Gn 32,29 wordt de naam Israël verklaard als : hij streed met God en met mensen . Dat gebeurt in het verhaal van de nachtelijke strijd van Jakob aan de Jabbok . Dt (55) . Dt 4 (4) : (1) Dt 4,4 . (2) Dt 4,44 . (3) Dt 4,45 . (4) Dt 4,46 . Dt 5 (1) : Dt 5,1 (2X) . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,4 . Dt 9 (1) : Dt 9,1 . Dt 10 (2) : (1) Dt 10,6 . (2) Dt 10,12 . Dt 20 (1) : Dt 20,3 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
2044 | 502 | 765 | 350 | 89 | 337 | 36 | 157 | 58 | 196 | 55 |
- Grieks : ισραηλ = israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Bijbel (2392) . NT (64) . Mc (2) : (1) Mc 12,29 . (2) Mc 15,32 .
Dt 6,4.1.
- 2. שְׁמַע יִשְׂרָאֵל = sjëma` jishërâ´el ((luister / hoor Israël) .
Tenakh (4) : (1) Dt
5,1 . (2) Dt
6,4 . (3) Dt
9,1 . (4) Dt
20,3 .
- יִשְׂרָאֵל שְׁמַע = ishërâ´el sjëma` (Israël , luister) . Tenakh (2) : (1) Dt 4,1 . (2) 1 S 23,10 .
- In Dt
4,1 staat de uitdrukking aan het begin van de grote redevoering (Dt 4-11)
. In Dt 5,1 opent het het hoofdstuk met de tien geboden . In Dt
6,4 opent het de hoofdsectie (Dt 6,4-7,11) . In Dt
9,1 opent het de pericope binnen de grotere concentrische opbouw van Dt
4-11 .
- ακουε ισραηλ = akoue israèl (hoor, luister Israël) . LXX (6) : (1) Dt
5,1 . (2) Dt
6,4 . (3) Dt
9,1 . (4) Dt
20,3 . (5) Dt 27,9 . (6) Bar 3,9 . NT (1) : Mc
12,29 .
Dt 6,4.3. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Dt 6,4.4. אֱלֹהֵינוּ = ´è:lohe(j)nû (onze God) < stat. constr. + suffix bezittelijk voornaamw. 1ste pers. mv . van het zelfst. naamw. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´el . Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (164) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (82) .Gn (0) . Ex (7) . Lv (0) . Nu (0) . Dt (22) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 1,19 . (3) Dt 1,20 . (4) Dt 1,25 . (5) Dt 1,41 . (6) Dt 2,29 . (7) Dt 2,33 . (8) Dt 2,36 . (9) Dt 2,37 . (10) Dt 3,3 . (11) Dt 4,7 . (12) Dt 5,2 . (13) Dt 5,24 . (14) Dt 5,25 . (15) Dt 5,27 (2X) . (16) Dt 6,4 . (17) Dt 6,20 . (18) Dt 6,24 . (19) Dt 6,25 . (20) Dt 29,14 . (21) Dt 29,14 . (22) Dt 29,17 . Eerdere Profeten (20) : (1) Joz 18,6 . (2) Joz 22,19 . (3) Joz 22,29 . (4) Joz 24,17 . (5) Joz 24,18 . (6) Joz 24,24 . (7) Re 10,10 . (8) Re 11,24 . (9) Re 16,23 . (10) Re 16,24 . (11) 1 S 5,7 . (12) 1 S 7,8 . (13) 2 S 10,12 . (14) 2 S 22,32 . (15) 1 K 8,57 . (16) 1 K 8,59 . (17) 1 K 8,61 . (18) 1 K 8,65 . (19) 2 K 18,22 . (20) 2 K 19,19 . De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt voor in Tenakh (2658) .
Dt 6,4.3.
- 4. יהוה אֱלֹהֵינוּ = JHWH ´è:lohe(j)nû (JHWH, onze God) . Tenakh (85) . Pentateuch
(21) . Ex (1) Ex
10,26 . Dt (20/22) : (1) Dt
1,6 . (2) Dt
1,19 . (3) Dt
1,20 . (4) Dt
1,25 . (5) Dt
1,41 . (6) Dt
2,29 . (7) Dt
2,33 . (8) Dt
2,36 . (9) Dt
2,37 . (10) Dt
3,3 . (11) Dt
5,2 . (12) Dt
5,24 . (13) Dt
5,25 . (14) Dt
5,27 (2X) . (15) Dt
6,4 . (16) Dt
6,20 . (17) Dt
6,24 . (18) Dt
6,25 . (19) Dt
29,14 . (20) Dt
29,17 . Eerdere Profeten (13) : (1) Joz
18,6 . (2) Joz
22,19 . (3) Joz
22,29 . (4) Joz
24,17 . (5) Joz
24,24 . (6) Re
11,24 . (7) 1
S 7,8 . (8) 1
K 8,57 . (9) 1
K 8,59 . (10) 1
K 8,61 . (11) 1
K 8,65 . (12) 2
K 18,22 . (13) 2
K 19,19 . Dus : 10X in Dt 1-3 , 10X in in Dt 4-26 (volgens Labuschagne , Deuteronomium (1993) , blz. 17) , wellicht is het Dt 4- 30.
- Vooreerst beklemtoont de auteur wie de God van Israël is , nl. JHWH . Israël moet er dus geen andere goden op nahouden .
Dt 6,4.1. - 4. שְׁמַע יִשְׂרָאֵל יהוה אֱלֹהֵינוּ = sjëma` (luister, hoor) jishërâ´el (Israël) . Slechts in Dt 6,4 .
Dt 6,4.5. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Dt 6,4.6. אֶחָד = èchâd / ´achad (één) . Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd
(één) . Getalswaarde : aleph = 1 , chet = 8 , daleth = 4 .
Totaal : 13 . Structuur : 1 - 8 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . God is één of 13 . Tenakh
(400) . Pentateuch (150) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (68) . 12
Kleine Profeten (12) . Geschriften (59) . Dt (9) : (1) Dt 1,2 . (2) Dt 1,23 . (3) Dt 6,4 . (4) Dt 17,6 . (5) Dt 19,15 . (6) Dt 25,5 . (7) Dt 28,7 . (8) Dt 28,25 . (9) Dt 32,30 .
- De betekenis kan verrijkt worden vanuit Gn
22,2 : יְחִידֶךָ = jëchîdèkhâ (jouw enige) < prefix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. + bijvoegl. naamw. יָחִיד = jâchîd (enig, eenzaam, verlaten) . Taalgebruik in Tenakh : jâchîd (enig, eenzaam, verlaten) . Tenakh (3) : (1) Gn 22,2 . (2) Gn 22,12 . (3) Gn 22,16 . In jâchîd zitten de medeklinkers j-ch-d zoals in ´èchad (één) . jâchîd en jâlad (verwekken, baren) verschillen slechts in de middelste medeklinker (wat de medeklinkers betreft) ; bij vermenging van de 2 krijg je in het lat. uni-genitus (enig-geboren) . jâchîd en ´âhabh (beminnen) kunnen ook dicht bij elkaar liggen : jod en alelph zijn gemakkelijk verwisselbaar ; de ch en de h liggen dicht bij elkaar ; slechts de laatste medeklinker verschilt van elkaar : d en bh . Het Griekse agapaô benadert de klank van het Hebreeuwse ´âhabh ; allereerst de a , vervolgens de g en de h , tenslotte de p en de b . Zo kan jâchîd (enig) naar het Griekse agapètos (beminde) vertaald worden .
- Qatîlvorm : een naamw. met 3 medeklinkers en een lange klinker in de 2de lettergreep . Lettinga (12, 2012, 22e4) : "Arameïserende vormen : קְטִיל = qëtîl (vgl. Aram.pt. pass. qal = qatîl > qtîl) . Zie het Hebreeuwse werkw. יָחַד = jâchad (zich verenigen, zich aansluiten, zich verbinden met) . Taalgebruik in Tenakh : jâchad (zich verenigen, zich aansluiten, zich verbinden met) . יְחִידֶךָ = jëchîdèkhâ (jouw enige) kan dan betekenen : de met jou verenigde , de met jou verbondene .
- Grieks : acc. mann. enk. αγαπητον = agapèton van het bijvoegl. naamw. αγαπητος = agapètos (beminde, geliefde) . Zie het werkw. αγαπαω = agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in het NT : agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in de LXX : agapaô
(liefhebben) . Bijbel (11) . LXX (4) : (1) Gn 22,2 . (2) Zach
12,10 . (3) Ps 38,21 . (4) Sir 15,13 . NT (7) : (1) Mc 12,6 . (2) Lc 20,13 . (3) Rom 16,5 . (4) Rom 16,8 . (5) Rom 16,9 . (6) 1
Kor 4,17 . (7) Film
1,16 . Een vorm van αγαπητος = agapètos (beminde, geliefde) in de LXX (24) , in het NT (61) .
- De Hebreeuwse passiefvorm werd in het Grieks vaak vertaald door de werkwoordvorm + τος = tos . αγαπη-τος = agapè-tos (beminde) ; χρισ-τος = chris-tos (gezalfde) ; κλη-τος = klè-tos (geroepene) .
- Lat. unigenitum (eniggeboren) . Bijbel (5) : (1) Gn 22,2 . (2) Zach
12,10 . (3) Joh
3,16 . (4) Heb 11,17 . (5) 1
Joh 4,9 . In het Grieks is de acc. mann. enk. μονογενη = monogenè (eniggeboren) van het bijvoegl. naamw. μονογενης = monogenès (eniggeboren) . Taalgebruik in het NT : monogenès (eniggeboren) . Taalgebruik in de LXX : monogenès (eniggeboren) . Bijbel (5) . LXX (2) : (1) Ps 22,21 . (2) Ps 35,17 . NT (3) : (1) Joh
3,16 . (2) Heb 11,17 . (3) 1
Joh 4,9 . In (1) Ps 22,21 . (2) Ps 35,17 is het Griekse μονογενη = monogenè (eniggeboren) de vertaling van het Hebreeuwse jâchîd (enig) . Ook in het Latijn wordt een passiefvorm gebruikt .
Dt 6,4.5. - 6. יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,4 . (2) Zach
14,9 . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 .
- Dit vers is de geloofsbelijdenis van Israël geworden . Deze geloofsomschrijving was een element van de centralisatie van religie en politiek : één godsdienst , één staat , één heiligdom , één priestergroep .
Dt 6,5 - Dt 6,5 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And thou shalt love the LORD thy God with all thine heart,
and with all thy soul, and with all thy might.
Luther-Bibel . 5 Und du sollst den HERRN, deinen Gott, lieb haben von ganzem
Herzen, von ganzer Seele und mit all deiner Kraft.
Tekstuitleg van Dt 6,5 . Dit vers telt 10 (2 X 5) woorden en 39 (3 X 13 OF 26 + 13) letters . De getalwaarde van Dt 6,5 is 1644 (12 X 137 of 2 X 2 X 3 X 137) . 137 is de som van 27 (kubus - 3) , 37 (zeshoek - 4) en 73 (zeshoekige ster - 4) , zie : 137 = 27 + 37 + 73 . ´achad = 13 + JHWH = 2 X 13 ; samen 3 X 13 = 39 (zie Dt 6,4) .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. |
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | |||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 |
Dt 6,4-9 | Dt 6,10-15 | Dt 10,16-19 | Dt 6,20-22 | Dt 6,23-25 | Dt 7,1-10 | Dt 7,11 |
Dt
6,5.1. וְאָהַבְתָּ = wë´âhabhëthâ (en jij bemint) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalswaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2³) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (4) : (1) Lv 19,18 . (2) Lv 19,34 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 11,1 . De stam אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) komt voor in Tenakh (251) .
- וְאָהַבְתָּם = wë´âhabhëthèm (en jullie beminnen) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 2de pers. mann. mv. van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalswaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2³) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (1) : Dt 10,19 .
- act. qal perf. 2de pers. mann. enk. אָהַבְתָּ = ´âhabhëthâ (jij bemint) van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalswaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (6) : (1) Gn 22,2 . (2) Hos 9,1 . (3) Ps 45,8 . (4) Ps 52,5 . (5) Ps 52,6 . (6) Pr 9,9 .
- לאַהֲבָה = lë´ahäbhâh (om te beminnen) < prefix voorzetsel lë + werkwoordvorm qal inf. stat. construct. . Zie אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (11) . Dt (7) : (1) Dt 10,15 . (2) Dt 11,13 . (3) Dt 11,22 . (4) Dt 19,9 . (5) Dt 30,6 . (6) Dt 30,16 . (7) Dt 30,20 .
- וּלאַהֲבָה = ûlë´ahäbhâh (en om te beminnen) < prefix voegwoord wë -> û + prefix voorzetsel lë + werkwoordvorm qal inf. stat. construct. . Zie אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (2) : (1) Dt 10,12 . (2) Js 56,6 .
- Grieks . act. ind. futurum 2de pers. enk. αγαπησεις = agapèseis (jij bemint) van het werkw. αγαπαω = agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in het NT : agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in de LXX : agapaô
(liefhebben) . Bijbel (14) : (1) Lv 19,18 . (2) Lv 19,34 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 11,1 . (5) Mt
5,43 . (6) Mt
19,19 . (7) Mt
22,37 . (8) Mt
22,39 . (9) Mc
12,30 . (10) Mc
12,31 . (11) Lc
10,27 . (12) Rom 13,9 . (13) Gal 5,14 . (14) Jak 2,8 . Een vorm van αγαπαω = agapaô in de LXX (283) , in het NT (141) , in Lc (13?) : (1) Lc
6,27 . (2) Lc
6,32 (2 vormen) . (3) Lc
6,35 . (4) Lc 7,5 . (5) Lc
7,42 . (6) Lc
7,47 . (7) Lc
10,27 . (8) Lc
11,43 . (9) Lc 16,13 . In de LXX kan een vorm van αγαπαω = agapaô de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn . Vergelijk het Hebreeuws en Grieks werkw. : aleph - a , g - h , p - b .
agapaô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. fut. 2de pers. enk. agapèseis | 14 | 4 | 10 | 4 | 2 | 1 | 3 | 7 | 7 | 2 | 1 |
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. diliges (jij bemint) van het werkw. diligere (beminnen, liefhebben, uitkiezen, verkiezen) . Bijbel (12) , zie het Griekse αγαπησεις = agapèseis , maar niet in (1) Lv 19,34 .
(2) Dt 11,1 .
- act. ind. praes. 2de pers. enk. diligis (jij bemint, hebt lief , kiest uit , verkiest) . Bijbel (10) . LXX (8) : (1) Gn
22,2 . (2) Dt 13,7 . (3) Re 14,16 . (4) 1 S 20,30 . (5) 2 S 19,7 . (6) Ps 51,8 . (7) Pr 9,9 . (8) W 11,24 . NT (2) : (1) Joh
21,15 . (2) Joh
21,16
- Ned. : beminnen , liefhebben . Arabisch : اَدَبَّ = ´ahabba (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in de Qoran : ´ahabba (beminnen, liefhebben) . D. : lieben . E. : to love . Fr. : aimer . Grieks : αγαπαω = agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in het NT : agapaô
(liefhebben) . Hebreeuws : אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Lat. : amare . In het Hebreeuwse zelfst. naamw. לֵב = lebh (hart) zit het woordje lef , lief . Er wordt dan een verband gelegd tussen hart en lief-de . In Dt
6,5 volgt 'met heel je hart' op 'jij zult liefhebben' .
Dt 6,5.2. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Latere Profeten (860) . 12 Kleine Profeten (207) . Geschriften (967) . Joz (231) . Gn (525) . Ex (473) . Dt (342) . Dt 5 (11) .
1. - 2. וְאָהַבְתָּ אֵת = wë´âhabhëthâ ´eth (en jij zult beminnen) . Tenakh (2) : (1) Dt
6,5 . (2) Dt
11,1 .
- αγαπησεις τον = agapèseis ton (jij zult beminnen de) . Bijbel (8) : (1) Lv 19,18 . (2) Mt
5,43 . (3) Mt
19,19 . (4) Mt
22,39 . (5) Mc
12,31 . (6) Rom 13,9 . (7) Gal 5,14 . (8) Jak 2,8 .
Dt 6,5.3. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks . acc. mann. enk. κυριον = kurion (Heer) van het zelfst. naamw. κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Mc (2) : (1) Mc 12,30 . (2) Mc 12,37 . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
kurios (heer) enk. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. | |
5 | acc. mann. enk. kurion | 673 | 605 | 68 | 6 | 2 | 10 | 6 | 12 | 32 | 18 | 24 | 27 | 5 | |
totaal | 7754 | 7073 | 681 | 75 | 17 | 99 | 51 | 104 | 315 | 20 | 191 | 242 | 273 | 42 |
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Dt 6,5.2. - 3. אֶת יהוה = ´èth JHWH (JHWH) . Tenakh (210) . Dt (?) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,12 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,16 . (6) Dt 6,24 . Dt 11 (3) : (1) Dt 11,1 . (2) Dt 11,13 . (3) Dt 11,22 .
1. - 3. וְאָהַבְתָּ אֵת יהוה = wë´âhabhëthâ ´eth JHWH (en jij zult JHWH beminnen) . Tenakh (2) : (1) Dt
6,5 . (2) Dt
11,1 .
- לאַהֲבָה אֶת יהוה = lë´ahäbhâh ´èth JHWH (om JHWH te beminnen) . Tenakh (8) : (1) Dt 11,13 . (2) Dt 11,22 . (3) Dt 19,9 . (4) Dt 30,6 . (5) Dt 30,16 . (6) Dt 30,20 . (7) Joz 22,5 . (8) Joz 23,11 .
- αγαπησεις κυριον = agapèseis kurion (jij zult beminnen de Heer) . Bijbel (5) : (1) Lv 19,18 . (2) Dt
11,1 . (3) Mt
22,37 . (4) Mc
12,30 . (5) Lc
10,27 .
- αγαπαν κυριον = agapan kurion (om de Heer te beminnen) . LXX (10) : (1) Dt 7,8 . (2) Dt 11,13 . (3) Dt 11,22 . (4) Dt 19,9 . (5) Dt 30,6 . (6) Dt 30,16 . (7) Dt 30,20 . (8) Joz 22,5 . (9) Joz 23,11 . (10) 1 K 10,9 .
Dt
6,5.4. אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 . De stam אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658) .
- Grieks : acc. mann. enk. θεοn = theon (God) van het zelfst. naamw. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
theos (God) | Mc | Mc 1 | Mc 2 | Mc 3 | Mc 4 | Mc 5 | Mc 6 | Mc 7 | Mc 8 | Mc 9 | Mc 10 | Mc 11 | Mc 12 | Mc 13 | Mc 14 | Mc 15 | Mc 16 | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. | |
4 | acc. enk. theon (God) | 3 | 1 : Mc 2,12 . | 1 : Mc 5,7 . | 1 : Mc 12,30 . | 496 | 354 | 142 | 7 | 3 | 23 | 12 | 30 | 62 | 5 | 33 | 45 | 43 | 19 | |||||||||||||
Totaal | 44 | 4 | 3 | 2 | 3 | 2 | 3 | 1 | 2 | 8 | 1 | 9 | 1 | 1 | 3 | 1 | 4132 | 2908 | 1224 | 44 | 44 | 117 | 76 | 157 | 695 | 91 | 205 | 281 | 576 | 119 |
- τον θεον σου = ton theon sou (jouw God) . LXX (33) . NT (7) : (1) Mt
4,7 . (2) Mt
4,10 . (3) Mt
22,37 . (4) Mc
12,30 . (5) Lc 4,8 . (6) Lc 4,12 . (7) Lc
10,27 .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden kan / kunnen zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) .
Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Dt 6 | ||
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | ||
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 18 | |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | ||
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 5 | ||||||||
JHWH ´êlohè(j)khèm (JHWH, jullie God) | 123 | 74 | 0 | 4 | 26 | 4 | 40 |
Dt
6,5.3. - 4. יְהוָה אֱלֹהֶיךָ = JHWH ´êlohè(j)khâ (JHWH, je God) . Tenakh (231) . Gn (1) : Gn 27,20 . Ex (8) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 23,19 . (7) Ex 34,24 . (8) Ex 34,26 . Dt (?) . Dt (4) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . Dt (5) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 . Dt (10) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . Dt 11 (3) : (1) Dt
11,1 . (2) Dt 11,12 (2X) . (3) Dt 11,29 .
- יְהוָה אֱלֹהֵיכֶם = JHWH ´êlohè(j)khèm (JHWH, jullie God) . Tenakh (123) . Pentateuch (74) . Gn (0) . Ex (4) . Lv (26) . Nu (4) . Dt (40) .
Dt 6,5.5. בְכֹל = bëkol (met al, met geheel) van het bijvoegl. naamw. כל = kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 23 OF 50 (2 X 5²) . Structuur : 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 5 . Bijbel (440) . Pentateuch (132) . Dt (43) . Dt 4 (2) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,29 . Dt 5 (1) : Dt 5,33 . Dt 6 (1) : Dt 6,5 . Dt 10 (1) : Dt 10,12 . Dt 11 (2) : (1) Dt 11,13 . (2) Dt 11,22 . Dt 26 (2) : (1) Dt 26,11 . (2) Dt 26,16 . Dt 30 (4) : (1) Dt 30,1 . (2) Dt 30,2 . (3) (Dt 30,6 . (4) Dt 30,10 .
Dt
6,5.56. לְבָבְךָ = lëbhâbhëkhâ (je hart) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : לֵב = lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (38) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (7) . Dt (18) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt 4,39 . (3) Dt
6,5 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 8,5 . (6) Dt 8,14 . (7) Dt 9,5 . (8) Dt
10,12 . (9) Dt 15,7 . (10) Dt 15,9 . (11) Dt 15,10 . (12) Dt
26,16 . (13) Dt 28,67 . (14) Dt 30,1 . (15) Dt
30,2 . (16) (Dt 30,6 . (17) Dt
30,10 . (18) Dt 30,17 .
- Qill-vorm = naamwoord met 2 medeklinkers waarvan de tweede verdubbeld is .
- לְבַבְכֶם = lëbhabhëkhèm (jullie hart) < zelfst. naamw. stat. construct. mann. enk. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Zie : לֵב = lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (33) . Pentateuch (8) : (1) Nu 15,39 . (2) Dt 10,16 . (3) Dt 11,13 . (4) Dt 11,16 . (5) Dt 11,18 . (6) Dt 13,4 . (7) Dt 20,3 . (8) Dt 32,46 .
Dt
6,5.5. - 6. בְכֹל לְבָבְךָ = bëkhôl lëbhâbhëkhâ (met heel je hart)
. Tenakh (6) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt
6,5 . (3) Dt
10,12 . (4) Dt
26,16 . (5) Dt
30,2 . (6) Dt
30,10 . Ook Dt 30,6 (bëkhâl ...) .
- בְּכָל לְבָבוֹ = bëkhâl lëbhâbhô (met heel zijn hart) . Tenakh (6) : (1) 1 K 14,8 (verwijzing naar David tegenover Jerobeam) . (2) 2 K 10,31 (Jehu) . (3) 2 K 23,25 (Josia) . (4) 2 Kr 22,9 . (5) 2
Kr 31,21 . (6) 2
Kr 34,31 .
- εξ ὁλης της καρδιας σου = ex holès tès kardias sou (uit heel je hart) . LXX (8) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt
6,5 . (3) Dt
10,12 . (4) Dt 11,13 .(5) Dt
30,2 . (6) Dt 30,6 . (7) Dt
30,10 . (8) Sef 3,14 . NT (2) : (1) Mc
12,30 . (2) Lc
10,27 .
Dt 6,5.7. וּבְכָל = ûbhëkhâl (en met al / geheel) < prefix voegw. wë + prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. לֵב = lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (94) . Pentateuch (36) . Dt (14) : (1) Dt 4,29 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,22 . (4) Dt 10,12 . (5) Dt 11,13 . (6) Dt 13,4 . (7) Dt 14,26 . (8) Dt 15,10 . (9) Dt 16,15 . (10) Dt 26,16 . (11) Dt 28,8 . (12) Dt 30,2 . (13) (Dt 30,6 . (14) Dt 30,10 .
Dt 6,5.8. נַפְשְׁךָ = naphësjëkhâ (je ziel) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie נֶפֶשׁ = nèphèsj (geest) . Taalgebruik in Tenakh : nèphèsj (geest) . Getalswaarde : nun = 14 of 50 , phe = 17 of 80 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43) . Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17) . 4 + 3 = 7 ; 3 + 4 = 7 ; 43 + 34 = 77 . 43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen) . Structuur : 5 - 8 - 3 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (66) . Pentateuch (16) . Dt (12) : (1) Dt 4,9 . (2) Dt 4,29 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 10,12 . (5) Dt 12,15 . (6) Dt 12,20 . (7) Dt 12,21 . (8) Dt 14,26 . (9) Dt 26,16 . (10) Dt 30,2 . (11) (Dt 30,6 . (12) Dt 30,10 .
Dt
6,5.7. - 8. וּבְכָל נַפְשְׁךָ = ûbhëkhâl naphësjëkhâ (en met heel je ziel) . Tenakh (3) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt
6,5 . (2) Dt 30,6 .
- וּבְכָל נַפְשֹוֹ = ûbhëkhâl naphësjô (en met heel zijn ziel) . Tenakh (2) : (1) 2 K 23,25 (Josia) . (2) 2
Kr 34,31 .
- εξ ὁλης της ψυχης σου = ex holès tès psuchès sou (uit heel je ziel) . LXX (7) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt
6,5 . (3) Dt
10,12 . (4) Dt 11,13 .(5) Dt
30,2 . (6) Dt 30,6 . (7) Dt
30,10 . NT (2) : (1) Mc
12,30 . (2) Lc
10,27 .
Dt
6,5.5. - 8. בְכֹל לְבָבְךָ וּבְכָל נַפְשְׁךָ = bëkhôl lëbhâbhëkhâ ûbhëkhâl naphësjëkhâ (met heel je hart en met heel je ziel) . Tenakh (3) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt
6,5 . (2) Dt 30,6 .
- בְּכָל לְבָבוֹ וּבְכָל נַפְשֹוֹ = bëkhâl lëbhâbhô ûbhëkhâl naphësjô (met heel zijn hart en met heel zijn ziel) . Tenakh (2) : (1) 2 K 23,25 (Josia) . (2) 2
Kr 34,31 .
- εξ ὁλης της καρδιας σου και εξ ὁλης της ψυχης σου = ex holès tès kardias sou kai ex holès tès psuchès sou (uit heel je hart en uit heel je ziel) . LXX (7) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt
6,5 . (3) Dt
10,12 . (4) Dt 11,13 .(5) Dt
30,2 . (6) Dt 30,6 . (7) Dt
30,10 . NT (2) : (1) Mc
12,30 . (2) Lc
10,27 .
Dt 6,5.9. וּבְכָל = ûbhëkhâl (en met al / geheel) < prefix voegw. wë + prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. לֵב = lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (94) . Pentateuch (36) . Dt (14) : (1) Dt 4,29 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,22 . (4) Dt 10,12 . (5) Dt 11,13 . (6) Dt 13,4 . (7) Dt 14,26 . (8) Dt 15,10 . (9) Dt 16,15 . (10) Dt 26,16 . (11) Dt 28,8 . (12) Dt 30,2 . (13) (Dt 30,6 . (14) Dt 30,10 .
Dt 6,5.10. מְאֹדֶךָ = më´odèkhâ (jouw kracht) < zelfst. naamw. + suffix bezitt. voornaamw. 2de pers. enk. . Zie : מְאדֹ = më´od (hevigheid, kracht, vermogen) . Taalgebruik in Tenakh : më´od (hevigheid, kracht, vermogen) . Getalswaarde : mem = 13 of 40 , aleph = 1 , daleth = 4 ; totaal : 18 (2 X 3²) OF 45 (3² X 5) . Structuur : 4 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (1) : Dt 6,5 .
Dt 6,6 - Dt 6,6 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And these words, which I command thee this day, shall
be in thine heart:
Luther-Bibel . 6 Und diese Worte, die ich dir heute gebiete, sollst du zu Herzen
nehmen
Tekstuitleg van Dt 6,6 . Het vers Dt 6,6 telt 9 (3²) woorden en 35 (5 X 7) letters . De getalswaarde van Dt 6,6 is 1282 (2 X 641) .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | |||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 |
Dt 6,4-9 | Dt 6,10-15 | Dt 10,16-19 | Dt 6,20-22 | Dt 6,23-25 | Dt 7,1-10 | Dt 7,11 |
Dt 6,6.1. וּהָיוּ = hâjû (zij waren) < prefix voegw. wë + act. ind. perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (113) . Pentateuch (40) . Dt (6) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,8 . (3) Dt 11,18 . (4) Dt 28,23 . (5) Dt 28,46 . (6) Dt 28,66 .
Dt 6,6.2. הַדְּבָרִים = haddëbhârîm (de woorden) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. דָבָר = dâbhâr (woord, daad) . Zie het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (132) . Pentateuch (44) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (15) . Gn (11) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 20,8 . (3) Gn 22,1 . (4) Gn 22,20 . (5) Gn 24,66 . (6) Gn 29,13 . (7) Gn 39,7 . (8) Gn 40,1 . (9) Gn 43,7 . (10) Gn 44,6 . (11) Gn 48,1 . Ex (12) : (1) Ex 4,15 . (2) Ex 4,30 . (3) Ex 18,19 . (4) Ex 19,6 . (5) Ex 19,7 . (6) Ex 20,1 . (7) Ex 24,3 . (8) Ex 24,8 . (9) Ex 34,1 . (10) Ex 34,27 . (11) Ex 34,28 . (12) Ex 35,1 . Dt (18) : (1) Dt 1,1 . (2) Dt 1,18 . (3) Dt 1,44 . (4) Dt 4,9 . (5) Dt 4,13 . (6) Dt 4,30 . (7) Dt 5,22 . (8) Dt 6,6 . (9) Dt 9,10 . (10) Dt 10,2 . (11) Dt 10,4 . (12) Dt 12,28 . (13) Dt 28,14 . (14) Dt 30,1 . (15) Dt 31,1 . (16) Dt 31,28 . (17) Dt 32,45 . (18) Dt 32,46 .
Dt 6,6.3. הָאֵלֶּה = hâ´ellèh (deze) < bepaald lidw. ha + aanwijz. voornaamw. אֵלֶּה = ´ellèh (deze /dit) . Taalgebruik in Tenakh : ´lh . Getalswaarde : aleph = 1 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 18 (2 X 3²) OF 36 (2² X 3²) . Structuur : 1 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 9 .Tenakh (282) . Pentateuch (84) . Eerdere Profeten (91) . Latere Profeten (65) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (35) . Gn (20) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 15,17 . (3) Gn 20,8 . (4) Gn 21,29 . (5) Gn 22,1 . (6) Gn 22,20 . (7) Gn 24,28 . (8) Gn 29,13 . (9) Gn 34,21 . (10) Gn 35,4 . (11) Gn 38,25 . (12) Gn 39,7 . (13) Gn 39,17 . (14) Gn 39,19 . (15) Gn 40,1 . (16) Gn 41,35 . (17) Gn 43,7 . (18) Gn 44,6 . (19) Gn 44,7 . (20) Gn 48,1 . Ex (7) : (1) Ex 4,9 . (2) Ex 11,10 . (3) Ex 19,7 . (4) Ex 20,1 . (5) Ex 24,8 . (6) Ex 25,39 . (7) Ex 34,27 . Dt (38) . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,24 . Dt 12 (2) : (1) Dt 12,28 . (2) Dt 12,30 . Joz (34) . Joz 24 (3) : (1) Joz 24,17 . (2) Joz 24,26 . (3) Joz 24,29 .
Dt 6,6.2. - 3. הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה = haddëbharîm hâ´ellèh (deze woorden/gebeurtenissen) . Tenakh (81) . Pentateuch (24) . Gn (10) . Ex (4) . Nu (2) . Dt (8) . Gn (10) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 20,8 . (3) Gn 22,1 . (4) Gn 22,20 . (5) Gn 29,13 . (6) Gn 39,7 . (7) Gn 40,1 . (8) Gn 43,7 . (9) Gn 44,6 . (10) Gn 48,1 . Ex (4) : (1) Ex 19,7 . (2) Ex 20,1 . (3) Ex 24,8 . (4) Ex 34,27 . Lv (0) . Nu (2) : (1) Nu 14,39 . (2) Nu 16,31 . Dt (8) : (1) Dt 4,30 . (2) Dt 5,22 . (3) Dt 6,6 . (4) Dt 12,28 . (5) Dt 30,1 . (6) Dt 31,1 . (7) Dt 31,28 . (8) Dt 32,45 .
Dt 6,6.4. אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Jesaja : ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Amos : ´äsjèr (die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Gn (307) . Ex (217) . Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt 6,1 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,3 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,11 . (7) Dt 6,12 . (8) Dt 6,14 . (9) Dt 6,17 . (10) Dt 6,18 . (11) Dt 6,20 . (12) Dt 6,23 .
Dt 6,6.2. - 4. הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה אֲשֶׁר = haddëbhârîm hâ´ellèh ´asjèr (deze woorden die) . Tenakh (5) : (1) Ex 19,7 . (2) Dt 6,6 . (3) Dt 12,28 . (4) 2 K 23,17 . (5) Jr 38,27 .
Dt
6,6.5. אָנֹכִי = ´ânokhî (ik) . Zie : אֲנִי = ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalswaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Gn (47) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 . Lv (0) . Nu (5) . Dt (52) . Dt 5 (5) : (1) Dt 5,1 . (2) Dt 5,5 . (3) Dt 5,6 . (4) Dt 5,9 . (5) Dt 5,31 . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,6 . Dt 11 (7) : (1) Dt
11,8 . (2) Dt 11,13 . (3) Dt 11,22 . (4) Dt 11,26 . (5) Dt 11,27 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 11,32 .
- Grieks : εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) . De LXX gebruikt hier een hulpwerkwoord wat de Hebreeuwse tekst niet doet .
- Ned. : ik (Grieks e-g) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Fr. : je . D. : Ich . E. : I . Fr. : je . Grieks : εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Hebreeuws : אָנֹכִי = ´ânokhî (ik) . Zie : אֲנִי = ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Lat. : ego sum (ik ben) . In navolging van de LXX gebruikt de Vulgaat het hulpwerkwoord . Eerste letter : Hebr. + Ar. : a ; Gr. + Lat. : e ; Ned. + D. + E. : i . Tweede letter . Hebr. 3de letter : kh ; Gr. + Lat. : g ; Ned. : k ; D. ch . ) . Lat. : ego sum (ik ben) . In navolging van de LXX gebruikt de Vulgaat het hulpwerkwoord .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . In ´ânokhî lezen we ankh , het levenssymbool .
Dt 6,6.4. - 5. אֲשֶׁר אָנֹכִי = ´äsjèr ´ânokhî (die ik ) . Tenakh (68) . Ex (5) . Nu (1) . Dt (37) . Dt 4 (4) : (1) Dt 4,1 . (2) Dt 4,2 (2X) . (3) Dt 4,8 . (4) Dt 4,40 . Dt 5 (2) : (1) Dt 5,1 . (2) Dt 5,31 . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,6 .
Dt 6,6.6. מְצַוְּךָ = mëtsawwëkhâ (jou opdragende) < act. piël part. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. mann. enk. van het werkw. צָוָה = tsâwâh (opdragen, bevelen ) . Taalgebruik in Tenakh : tsâwâh (opdragen) . Getalswaarde : tsade = 18 of 90 , waw = 6 , he = 5 ; totaal : 29 OF 101 (priemgetal) . Structuur : 9 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (28) . (1) Ex 34,11 . (2) Dt 4,40 . (3) Dt 6,2 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 7,11 . (6) Dt 8,1 . (7) Dt 8,11 . (8) Dt 10,13 . (9) Dt 11,8 . (10) Dt 12,14 . (11) Dt 12,28 . (12) Dt 13,19 . (13) Dt 15,5 . (14) Dt 15,11 . (15) Dt 15,15 . (16) Dt 19,7 . (17) Dt 19,9 . (18) Dt 24,18 . (19) Dt 24,22 . (20) Dt 26,16 . (21) Dt 27,10 . (22) Dt 28,1 . (23) Dt 28,13 . (24) Dt 28,15 . (25) Dt 30,2 . (26) Dt 30,8 . (27) Dt 30,11 . (28) Dt 30,16 .
Dt
6,6.5. - 6. אָנֹכִי מְצַוְּךָ = ´ânokhî mëtsawwëkhâ (ik opdragende) . Tenakh (27) : (1) Ex
34,11 . (2) Dt
4,40 . (3) Dt 6,2 . (4) Dt
6,6 . (5) Dt
7,11 . (6) Dt
8,1 . (7) Dt
8,11 . (8) Dt
10,13 . (9) Dt
11,8 . (10) Dt 12,14 . (11) Dt 12,28 . (12) Dt
13,19 . (13) Dt
15,5 . (14) Dt 15,11 . (15) Dt 15,15 . (16) Dt 19,7 . (17) Dt
19,9 . (18) Dt 24,18 . (19) Dt 24,22 . (20) Dt
27,10 . (21) Dt
28,1 . (22) Dt
28,13 . (23) Dt
28,15 . (24) Dt
30,2 . (25) Dt
30,8 . (26) Dt
30,11 . (27) Dt
30,16 . Niet in Dt 26,16 .
- אֲשֶׁר אָנֹכִי מְצַוֶּה אֶתְכֶם = ´äsjèr ´ânokhî mëtsawwèh ´èthëkhèm (ik bevelende jullie) . Tenakh (10) : (1) Dt
4,2 (2X) . (2) Dt
11,13 . (3) Dt
11,22 . (4) Dt 11,27 . (5) Dt
11,28 . (6) Dt
12,11 . (7) Dt
13,1 . (8) Dt
27,1 . (9) Dt
27,4 . (10) Dt
28,14 .
Dt 6,6.4. - 6. אֲשֶׁר אָנֹכִי מְצַוְּךָ = ´asjèr ´ânokhî mëtsawwëkhâ (die ik opdragende) . Tenakh (22) : (1) Ex 34,11 . (2) Dt 4,40 . (3) Dt 6,2 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 7,11 . (6) Dt 8,1 . (7) Dt 8,11 . (8) Dt 10,13 . (9) Dt 11,8 . (10) Dt 12,14 . (11) Dt 12,28 . (12) Dt 13,19 . (13) Dt 15,5 . (14) Dt 19,9 . (15) Dt 27,10 . (16) Dt 28,1 . (17) Dt 28,13 . (18) Dt 28,15 . (19) Dt 30,2 . (20) Dt 30,8 . (21) Dt 30,11 . (22) Dt 30,16 .
2. - 6. הַדְּבָרִים הָאֵלֶּה אֲשֶׁר אָנֹכִי מְצַוְּךָ = haddëbhârîm hâ´elleèh ´asjèr ´asjèr ´ânokhî mëtsawwëkhâ (deze woorden die ik opdragende) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 12,28 .
Dt 6,6.7. הַיּוֹם = hajjôm (de dag, vandaag) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Dt (73) . Dt 6 (1) : Dt 6,6 .
Dt
6,6.4. - 7. אֲשֶׁר אָנֹכִי מְצַוְּךָ הַיּוֹם = ´asjèr ´ânokhî mëtsawwëkhâ
hajjôm (wat ik opdragende ben vandaag) . Tenakh (19) : (1) Ex
34,11 . (2) Dt
4,40 . (3) Dt
6,6 . (4) Dt
7,11 . (5) Dt
8,1 . (6) Dt
8,11 . (7) Dt
10,13 . (8) Dt
11,8 . (9) Dt
13,19 . (10) Dt
15,5 . (11) Dt
19,9 . (12) Dt
27,10 . (13) Dt
28,1 . (14) Dt
28,13 . (15) Dt
28,15 . (16) Dt
30,2 . (17) Dt
30,8 . (18) Dt
30,11 . (19) Dt
30,16 . Verder : (1) Dt
12,14 . (2) Dt
12,28 .
- אֲשֶׁר אָנֹכִי מְצַוֶּה אֶתְכֶם הַיּוֹם = ´äsjèr ´ânokhî mëtsawwèh ´èthëkhèm hajjôm (ik bevelende jullie vandaag) . Tenakh (6) : (1) Dt
11,13 . (2) Dt 11,27 . (3) Dt
11,28 . (4) Dt
27,1 . (5) Dt
27,4 . (6) Dt
28,14 .
Dt 6,6.8. עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van , tot) . Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig) . Taalgebruik in Jesaja : `al (op, overeenkomstig) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (3075) . Pentateuch (828) . Eerdere Profeten (616) . Latere Profeten (585) . 12 Kleine Profeten (186) . Geschriften (860) . Gn (189) . Ex (217) . Lv (152) . Nu (159) . Dt (111) . Dt 6 (3) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,8 . (3) Dt 6,9 .
Dt
6,6.9. לְבָבְךָ = lëbhâbhëkhâ (je hart) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : לֵב = lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 Tenakh (38) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (7) . Dt (18) : (1) Dt
4,29 . (2) Dt 4,39 . (3) Dt
6,5 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 8,5 . (6) Dt 8,14 . (7) Dt 9,5 . (8) Dt
10,12 . (9) Dt 15,7 . (10) Dt 15,9 . (11) Dt 15,10 . (12) Dt
26,16 . (13) Dt 28,67 . (14) Dt 30,1 . (15) Dt
30,2 . (16) (Dt 30,6 . (17) Dt
30,10 . (18) Dt 30,17 .
- Qill-vorm = naamwoord met 2 medeklinkers waarvan de tweede verdubbeld is .
- לְבַבְכֶם = lëbhabhëkhèm (jullie hart) < zelfst. naamw. stat. construct. mann. enk. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Zie : לֵב = lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : lebh (hart) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 32 (2² X 2³) . Structuur : 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (33) . Pentateuch () : (1) Nu 15,39 . (2) Dt 10,16 . (3) Dt 11,13 . (4) Dt 11,16 . (5) Dt 11,18 . (6) Dt 13,4 . (7) Dt 20,3 . (8) Dt 32,46 .
Dt
6,6.8. - 9. עַל לְבָבְךָ = `al lëbhâbhëkhâ (op je hart) . Tenakh (2) : (1)
Dt 6,6
. (2) Ez
38,10 .
- עַל לְבַבְכֶם = `al lëbhabhëkhèm (op jullie hart) . Tenakh (2) : (1) Dt 11,18 . (2) Jr 51,50 .
Dt 6,7 - Dt 6,7 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And thou shalt teach them diligently unto thy children,
and shalt talk of them when thou sittest in thine house, and when thou walkest
by the way, and when thou liest down, and when thou risest up.
Luther-Bibel . 7 und sollst sie deinen Kindern einschärfen und davon reden,
wenn du in deinem Hause sitzt oder unterwegs bist, wenn du dich niederlegst
oder aufstehst.
Tekstuitleg van Dt 6,7 . Het vers Dt 6,7 telt 10 woorden en 50 letters ; 1 / 5 . De getalswaarde van vers Dt 6,7 is 3998 (2 X 1999) .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | |||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 |
Dt 6,4-9 | Dt 6,10-15 | Dt 10,16-19 | Dt 6,20-22 | Dt 6,23-25 | Dt 7,1-10 | Dt 7,11 |
Dt
6,7.1. וְשִׁנַּנְתָּם = wësjinnanëthâm (en jij zult hen vertellen) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm act. piël perf. 2de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. שָׁנַן = sjânan (een tweede maal zeggen, herhalen) . Taalgebruik in Tenakh : sjânan (een tweede maal zeggen, herhalen) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 ; totaal : 328 of 400 . Structuur : 3 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 .
- 1. waw + sjëwa (Lettinga 12 , 2012 , 4e1) . De sjëwa staat onder de eerste consonant van een woord . 2. In de nun staat een dagesj . Een dagesj lene (een lichte dagesj) staat in de medeklinkers bêgadkëphath . De nun hoort er niet bij . Het is dus een dagesj forte (sterke dagesj) ; ze geeft de verdubbeling van de medeklinker aan (Lettinga 12 , 2012 , 5d) . We staan hier voor de verdubbeling van de 2de medeklinker van een werkwoord : piël . De werkwoordvorm heeft geen werkwoordprefix , waardoor het geen imperfectum kan zijn . De eerste vocaal is een i < a wat kenmerkend is voor de perfectumvorm . 3. Onder de 2de nun staat een sëwa . Ze staat na een lettergreep met een korte klinker , nl. een patach . Op deze nun volgt een thaw met een dagesj erin . De thaw behoort tot de medeklinkers bêgadkëphath . De sjëwa is een sjëwa quiescens . We hebben hier dus niet te maken met een sjëwa mobile en een dagesj forte in de thaw met een verdubbeling van de thaw . We lezen dus niet : wësjinnanëththâm , maar wësjinnanthâm .
Dt
6,7.2. לְבָנֶיךָ = lëbhânè(j)khâ (aan jou zonen) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. stat. construct. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie בֵּן / בִּן / בֶּן = ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik
in Tenakh : ben
(zoon, kind) . Getalswaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2²
X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . De som van de elementen is 7 . Tenakh (4) : (1) Ex 34,16 . (2) Dt 4,9 . (3) Dt 6,7 . (4) Ps 128,6 .
- 1. waw + sjëwa (Lettinga 12 , 2012 , 4e1) . De sjëwa staat onder de eerste consonant van een woord . 2. Hierop volgt een b . Deze is zacht , omdat er een sjëwa mobile aan voorafgaat (Lettinga 12 , 2012 , 5c) . 3. Zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker : qil-vorm . De stamklinker i met klemtoon is e geworden (Lettinga (6) 13m) , bin werd ben . In gesloten lettergrepen zonder klemtoon is de uit de i ontstane e è geworden (Lettinga(6) 13n) , vandaar bèn . Volgens Joüon is het onregelmatige mv. moeilijk verklaarbaar ((Joüon 98 c) . mann. mv. בָּנִים = bânîm (zonen) . mann. mv stat construct. בְּנֵי = bëne(j) (zonen van) . Onmiddellijk vóór de hoofdklemtoon is de i of de daaruit ontstane e in open lettergreep deels vervluchtigd tot een sjewa (Lettinga 13 o) . 4. Hoe moet ךָ - uitgesproken worden ? Nu eens als kâ en dan als khâ ? De kaph van de suffixen ך? -, כֶם - , כֶן - is altijd fricatief , dus ook wanneer er geen vocaal aan voorafgaat . (Lettinga 12 , 2012 , 26b) . De klemtoon op de khä ligt enkel na een medeklinker . Hier is het een klinker en ligt de klemtoon op de voorgaande lettergreep .
Dt
6,7.3. וְדִבַּרְתָּ = wëdibbarëthâ (en jij zult spreken) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm act. piël 2de pers. mann. enk. van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken)
. Taalgebruik in Tenakh : dâbhar
(spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Bijbel (19) . Pentateuch (3) : (1) Ex 4,15 . (2) Ex 9,1 . (3) Dt 6,7 .
- Is de dagesj in de beth een dagesj lene of een dagesj forte ? Aan de dagesj gaat een chireq vooraf . Dan moet het wellicht een dagesj forte zijn . De dagesj forte impliceert de dagesj lene . Hier is het een dagesj forte en duidt de dagesj de verdubbeling van de medeklinker aan . Er is een verdubbeling van de middelste medeklinker van het werkwoord en duidt een piëlvorm aan .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken)
. Taalgebruik in Tenakh : dâbhar
(spreken) . Lat. : loqui .
Dt 6,7.4. בָּם = bâm (aan / onder hen) < prefix voorzetsel bë + bezitteL. voornaamw. 3de pers. mann. mv. (< hèm) . Zie : בּ = bë (in, met) . Taalgebruik in Tenakh : bë (in, met) . Tenakh (133) . Dt (11) : (1) Dt 4,5 . (2) Dt 4,9 . (3) Dt 4,15 . (4) Dt 4,19 . (5) Dt 6,7 . (6) Dt 7,3 . (7) Dt 7,20 . (8) Dt 11,19 . (9) Dt 21,5 . (10) Dt 31,28 . (11) Dt 32,20 .
Dt
6,7.5. בְּשִׁבְתְּךָ = bësjibhëthëkhâ (in het zitten van jou) < prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. inf. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw. יָשַׁב = jâsjabh (zitten, wonen, verblijven)
. Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh
(wonen) . Getalswaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal
: 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (3) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 . (3) Dt 23,14 .
- 1. Werkw. י"פו (werkw. beginnend met waw / jod) . qal inf. stat. constr. sjèbhèth < sjib-th > sjab-th . (Lettinga 12 , 2012 , 55f) . 2. Twee sjëwa's volgen elkaar op . De eerste is quiescens , de andere mobile .
Dt 6,7.6. בְּבֵיתֶךָ = bëbthe(j)thèkhâ (in jouw huis) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. stat. construct. enk. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het zelfst. naamw. stat. constr. בֵּית = be(j)th van het zelfst. naamw. בַּיִּת = bajith (huis) . Taalgebruik in Tenakh : bajith (huis) . Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (19) . Pentateuch () : (1) Gn 31,41. (2) Ex 7,28 . (3) Nu 18,11 . (4) Nu 18,13 . (5) Dt 6,7 . (6) Dt 11,19 . (7) Dt 21,13 . (8) Dt 22,8 . (9) Dt 25,14 .
Dt 6,7.5. - 6. בְּשִׁבְתְּךָ בְּבֵיתֶךָ = bësjibhëthëkhâ bëbthe(j)thèkhâ (in het zitten van jou in jouw huis) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
Dt
6,7.7. וּבְלֶכְתְּךָ = ûbhëlèkhëthëkhâ (en in jouw gaan) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. inf. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan)
. Taalgebruik in Tenakh : hâlakh
(gaan) . Getalswaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
- 1. Verandering van zwakke medeklinkers (Lettinga 12 , 2012 , 12) . Zie 12n . Het voegwoord wë is door assimilatie vóór de beth , de mem en de pe (bûmaph-letters) en vóór medeklinkers met een sjëwa de vorm û geworden . 2. De beth volgt op de lange û , de sjëwa onder de beth is dan mobile . 2. Zie Lettinga 12 , 2012 , 55i . De werkwoordvorm in de qal en de hifil sluit aan bij de werkw. pe -waw / jod . =
Dt
6,7.8. בַדֶרֶך = badèrèch (op de weg) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. דֶרֶך = dèrèkh (weg, wijze, levenswijze) . Taalgebruik
in Tenakh : dèrèkh
(weg, wijze, levenswijze) . Getalswaarde : daleth = 4 , resj = 20 of 200 , kaph
= 11 of 20 ; totaal : 35 (5 X 7) of 224 (2³ X 2² X 7) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (118) . Dt (15) . Dt 6 (1) : Dt
6,7 .
- De beth heeft geen dagesj , wellicht omdat het voorgaande en het huidige woord als één geheel worden gezien . Het voorgaande woord eindigt op een klinker . Zie Lettinga , 12 , 2012 , 5c .
Dt 6,7.7. - 8. בְּשִׁבְתְּךָ בְּבֵיתֶךָ = ûbhëlèkhëthëkhâ badèrèch (en in jouw gaan op de weg) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
Dt 6,7.9. וּבְשָׁכְבְּךָ = ûbhësjâkhëbëkhâ (en in jouw zitten) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. inf. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw שָׁכַב = sjâkhabh (liggen, zich neerleggen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâkhab (liggen, zich neerleggen) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 , beth = 2 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 313 (spiegelgetal; priemgetal) . Structuur : 3 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
Dt 6,7.10. וּבְקוּמֶךָ = ûbëqûmèkhâ (en in jouw opstaan) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. inf. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw קוּם = qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
Dt 6,7.9. - 10. וּבְשָׁכְבְּךָ וּבְקוּמֶךָ = ûbhësjâkhëbëkhâ ûbëqûmèkhâ (en in jouw zitten en in jouw opstaan) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
Dt 6,7.5. - 10. בְּשִׁבְתְּךָ בְּבֵיתֶךָ בְּשִׁבְתךָ בְּבֵיתֶךָ וּבְשָׁכְבְּךָ וּבְקוּמֶךָ = bësjibhëthëkhâ bëbthe(j)thèkhâ ûbhëlèkhëthëkhâ badèrèch ûbhësjâkhëbëkhâ ûbëqûmèkhâ (in het zitten van jou in jouw huis en in jouw gaan op de weg en in jouw zitten en in jouw opstaan) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
Dt 6,8 - Dt 6,8 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] And thou shalt bind them for a sign upon thine hand,
and they shall be as frontlets between thine eyes.
Luther-Bibel . 8 Und du sollst sie binden zum Zeichen auf deine Hand, und sie
sollen dir ein Merkzeichen zwischen deinen Augen sein,
Tekstuitleg van Dt 6,8 . וּקְשַׁרְתָּם לְאוֹת, עַל-יָדֶךָ; וְהָיוּ לְטֹטָפֹת, בֵּין עֵינֶיךָ.
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | |||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 |
Dt 6,4-9 | Dt 6,10-15 | Dt 10,16-19 | Dt 6,20-22 | Dt 6,23-25 | Dt 7,1-10 | Dt 7,11 |
Dt
6,8.1. וּקְשַׁרְתָּם = ûqësjarëthâm (en jij zult hen binden) < prefix û uit voegwoord wë + werkwoordvorm qal perf. 2de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. קָשַׁר = qâsjar (binden, verbonden zijn aan, samenzweren) . Taalgebruik in Tenakh : qâsjar (binden) . Getalswaarde : qoph = 19 of 100
, sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 60 (6 X 10 OF 2² X 3 X 5) OF 600 (2² X 2² X 3 X 5³) . Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (1) : (1) Dt
6,8 .
- וּקְשַׁרְתֶּם = ûqësjarëthèm (en jullie zullen binden) < prefix û uit voegwoord wë + werkwoordvorm qal perf. 2de pers. mann. mv. van het werkw. קָשַׁר = qâsjar (binden, verbonden zijn aan, samenzweren) . Taalgebruik in Tenakh : qâsjar (binden) . Getalswaarde : qoph = 19 of 100
, sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 60 (6 X 10 OF 2² X 3 X 5) OF 600 (2² X 2² X 3 X 5³) . Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (1) : Dt 11,18 .
- 1. Verandering van zwakke medeklinkers (Lettinga 12 , 2012 , 12) . Zie 12n . Het voegwoord wë is door assimilatie vóór de beth , de mem en de pe (bûmaph-letters) en vóór medeklinkers met een sjëwa de vorm û geworden . Er volgt een qoph met sjëwa . De û is een lange klank . Bijgevolg is de sjëwa onder de qoph een sjëwa mobile . 2. Onder de resj staat een sëwa . Ze staat na een lettergreep met een korte klinker , nl. een patach . Op deze resj volgt een thaw met een dagesj erin . De thaw behoort tot de medeklinkers bêgadkëphath . De sjëwa is een sjëwa quiescens .
Dt 6,8.2. לְאוֹת = lë´ôth (tot teken, tot getuige) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. אוֹת = ´ôth (teken, bewijs, wonder) . Taalgebruik in Tenakh : ´ôth (teken, bewijs, wonder) . Getalswaarde : aleph = 1 . waw = 6 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 29 of 407 (11 X 37) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (14) : (1) Gn 9,13 . (2) Gn 17,11 . (3) Ex 13,9 . (4) Ex 13,16 . (5) Nu 17,3 . (6) Nu 17,25 . (7) Dt 6,8 . (8) Dt 11,18 . (9) Dt 28,46 . (10) Js 19,20 . (11) Js 55,13 . (12) Ez 14,8 . (13) Ez 20,12 . (14) Ez 20,20 .
Dt 6,8.3. עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van , tot) . Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig) . Taalgebruik in Jesaja : `al (op, overeenkomstig) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (3075) . Pentateuch (828) . Eerdere Profeten (616) . Latere Profeten (585) . 12 Kleine Profeten (186) . Geschriften (860) . Gn (189) . Ex (217) . Lv (152) . Nu (159) . Dt (111) . Dt 6 (3) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,8 . (3) Dt 6,9 .
Dt
6,8.4. יָדֶךָ = jâdèkhâ (jouw hand) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in
Tenakh : jâd
(hand) . Getalwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur
: 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (92) . Pentateuch (37) . Dt (19) . (1) Dt 2,7 . (2) Dt 3,24 . (3) Dt 6,8 . (4) Dt 12,17 . (5) Dt 12,18 . (6) Dt 13,10 . (7) Dt 14,29 . (8) Dt 15,3 . (9) Dt 15,7 . (10) Dt 15,8 . (11) Dt 15,10 . (12) Dt 15,11 . (13) Dt 16,10 . (14) Dt 23,21 . (15) Dt 28,8 . (16) Dt 28,12 . (17) Dt 28,20 . (18) Dt 28,32 . (19) Dt 30,9 .
- יֶדְכֶם = jèdëkhèm (jullie hand) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Zie : יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in
Tenakh : jâd
(hand) . Getalwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur
: 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (7) : (1) Ex 32,29 . (2) Lv 8,33 . (3) Dt 11,18 . (4) Dt 12,6 . (5) Dt 12,7 . (6) Dt 12,11 . (7) 2
Kr 29,31 .
Dt
6,8.3. - 4. עַל יָדֶךָ = `al jâdèkhâ (op jouw hand) . Tenakh (4) : (1) Ex
13,9 . (2) Dt
6,8 . (3) Jr 6,9 . (4) Jr 40,4 .
- עַל יֶדְכֶם = `al jèdëkhèm (op jullie hand) . Tenakh (1) : Dt 11,18 .
Dt 6,8.5. וּהָיוּ = hâjû (zij waren) < prefix voegw. wë + act. ind. perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (113) . Pentateuch (40) . Dt (6) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,8 . (3) Dt 11,18 . (4) Dt 28,23 . (5) Dt 28,46 . (6) Dt 28,66 .
Dt
6,8.6. לְטֹטָפֹת = lëtotâphot (herkennings- of herinneringsteken aan het voorhoofd , voorhoofdsbanden) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. . Tenakh (1) : Dt
6,8 .
- לְטוֹטָפֹת = lëtôtâphot (herkennings- of herinneringsteken aan het voorhoofd , voorhoofdsbanden) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. . Tenakh (1) : Dt
11,18 .
Dt 6,8.7. בֵּין = be(j)n (tussen) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen) . Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31) . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (165) . Pentateuch (61) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (24) . 12 Kleine Profeten (13) . Geschriften (25) . Dt (8) : (1) Dt 1,1 . (2) Dt 1,16 . (3) Dt 5,5 . (4) Dt 6,8 . (5) Dt 11,18 . (6) Dt 14,1 . (7) Dt 17,8 . (8) Dt 25,1 .
Dt
6,8.8. עֵינֶיך = `e(j)nè(j)khâ (jouw ogen) < stat. constr. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. עַיִן = `ajin (oog, bron) . Stat. constr. עֵין = ´e(j)n . Taalgebruik
in Tenakh : `ajin
(oog, bron) . De getalswaarde is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 ,
nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2³ X 5) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur
: 7 - 1 - 5 . Som van de elementen : 4 . Tenakh (62) . Pentateuch (15) . Dt (10) : (1) Dt 3,21 . (2) Dt 3,27 . (3) Dt 4,9 . (4) Dt 4,19 . (5) Dt
6,8 . (6) Dt 7,19 . (7) Dt 10,21 . (8) Dt 28,34 . (9) Dt 28,67 . (10) Dt 29,2 .
- עֵינֵיכֶם = `e(j)ne(j)khèm (jullie ogen) < zelfst. naamw. stat. construct. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Zie עַיִן = `ajin (oog, bron) . Stat. constr. עֵין = ´e(j)n . Taalgebruik
in Tenakh : `ajin
(oog, bron) . Taalgebruik in Jesaja : `ajin
(oog, bron) . De getalwaarde van ajin is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 ,
nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2³ X 5) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur
: 7 - 1 - 5 . Som van de elementen : 4 . Tenakh (14) . Pentateuch (7) : (1) Gn 3,5 . (2) Gn 45,12 . (3) Nu 15,39 . (4) Dt 4,3 . (5) Dt 11,7 . (6) Dt 11,18 . (7) Dt 14,1 .
Dt
6,8.7. - 8. בֵּין עֵינֶיךָ = be(j)n `e(j)nè(j)khâ (tussen jouw ogen) . Tenakh (3) : (1) Ex
13,9 . (2) Ex
13,16 . (3) Dt
6,8 .
- בֵּין עֵינֵיכֶם = be(j)n `e(j)ne(j)khèm (tussen jullie ogen) . Tenakh (2) : (1) Dt 11,18 . (2) Dt 14,1 .
Dt 6,9 - Dt 6,9 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] And thou shalt write them upon the posts of thy house,
and on thy gates.
Luther-Bibel . 9 und du sollst sie schreiben auf die Pfosten deines Hauses und
an die Tore.
Tekstuitleg van Dt 6,9 .
Dt 1-3 | Dt 4,1-11,25 | Dt 12-26 | Dt 27-30 | Dt 31-34 | |||||
Dt 4,1-40 | Dt 4,41-43 | Dt 4,44-6,3 | Dt 6,4 -7,11 | Dt 7,12-26 | Dt 8,1-20 | Dt 9,1-29 | Dt 10,1-7 | Dt 10,8-11 | Dt 10,12-11,25 |
Dt 6,4-9 | Dt 6,10-15 | Dt 10,16-19 | Dt 6,20-22 | Dt 6,23-25 | Dt 7,1-10 | Dt 7,11 |
Dt
6,9.1. וּכְתַבְתָּם = ukhëthabh¨thâm (en jij zult ze schrijven) < prefix voegwoord wë -> û + werkwoordvorm act. qal perf. 2de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. כָּתַב= kâthabh
(schrijven) . Taalgebruik in Tenakh : kâthabh
(schrijven) . Getalswaarde : kaph = 12 of 30 , thaw = 22 of 400 , beth =
2 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 342 (2 X 3² X 19) . Structuur :
3 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (2) : (1) Dt
6,9 . (2) Dt 11,20 .
- Ned. : schrijven ( s - ch=g of k - p = b = f = v . Arabisch : كَتَبَ = kataba (schrijven) . Taalgebruik in de Qoran : kataba (schrijven) . Aramees : סְפַר = sephar (tellen, schrijven) . D. : schreiben . E. : write . Fr. : écrire . Grieks : γραφω = grafô
(schrijven,griften) . Taalgebruik in het NT : grafô
(schrijven) . Hebreeuws : סָפַר = sâphar (cijferen, tellen, schrijven, griften) . Taalgebruik in Tenakh : sâphar (schrijven, griften, cijferen) EN כָּתַב= kâthabh
(schrijven) . Taalgebruik in Tenakh : kâthabh
(schrijven) . Latijn : scribere .
Dt 6,9.2. עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van , tot) . Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig) . Taalgebruik in Jesaja : `al (op, overeenkomstig) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (3075) . Pentateuch (828) . Eerdere Profeten (616) . Latere Profeten (585) . 12 Kleine Profeten (186) . Geschriften (860) . Gn (189) . Ex (217) . Lv (152) . Nu (159) . Dt (111) . Dt 6 (3) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,8 . (3) Dt 6,9 .
Dt 6,9.3. vr. mv. lectio plena מְזוּזוֹת = mëzûzôth (Dt 11,20) OF lectio defectiva מְזוּזֹת = mëzûzoth (Dt 6,9) van het zelfst. naamw. מְזוּזָה = mëzûzâh (mezoeza, teken aan joodse deurpost) .
Dt 6,9.4. בֵיתֶךָ = be(j)thèkhâ (jouw huis) < zelfst. naamw. stat. construct. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : בַּיִּת = bajith (huis) . Taalgebruik in Tenakh : bajith (huis) . Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (39) . Dt (6) : (1) Dt 6,9 . (2) Dt 7,2 . (3) Dt 11,20 . (4) Dt 15,16 . (5) Dt 21,12 . (6) Dt 22,2 .
5. ûbhësjë`ârè(j)khâ (en in jouw poorten) < prefix voegwoord wë + voorzetsel bë + zelfst. naamw. stat. constr. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. sja`ar (poort) .
Dt 6,10 - Dt 6,10 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And it shall be, when the LORD thy God shall have brought
thee into the land which he sware unto thy fathers, to Abraham, to Isaac, and
to Jacob, to give thee great and goodly cities, which thou buildedst not,
Luther-Bibel . 10 Wenn dich nun der HERR, dein Gott, in das Land bringen wird,
von dem er deinen Vätern Abraham, Isaak und Jakob geschworen hat, es dir zu
geben – große und schöne Städte, die du nicht gebaut hast,
Tekstuitleg van Dt 6,10 .
1.
5. אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- L. deus , Fr. dieu . De vloek dju . D. Gott . E. God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) .
20. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Dt (249) . Dt 6 (4) : (1) Dt 6,10 . (2) Dt 6,11 . (3) Dt 6,14 . (4) Dt 6,16 .
Dt 6,11 - Dt 6,11 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] And houses full of all good things, which thou filledst
not, and wells digged, which thou diggedst not, vineyards and olive trees, which
thou plantedst not; when thou shalt have eaten and be full;
Luther-Bibel . 11 und Häuser voller Güter, die du nicht gefüllt hast, und ausgehauene
Brunnen, die du nicht ausgehauen hast, und Weinberge und Ölbäume, die du nicht
gepflanzt hast –, und wenn du nun isst und satt wirst,
Tekstuitleg van Dt 6,11 . Het vers Dt 6,11 telt 19 woorden en 73 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Dt 6,11 is 6524 (2² X 7 X 233) . JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Dt 6,11 . Dt 6,14 . Dt 6,23 .
Dt 6,11.5. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt 6,1 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,3 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,11 . (7) Dt 6,12 . (8) Dt 6,14 . (9) Dt 6,17 . (10) Dt 6,18 . (11) Dt 6,20 . (12) Dt 6,23 .
Dt 6,11.6. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Dt (249) . Dt 6 (4) : (1) Dt 6,10 . (2) Dt 6,11 . (3) Dt 6,14 . (4) Dt 6,16 .
Dt 6,11.10. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt 6,1 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,3 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,11 . (7) Dt 6,12 . (8) Dt 6,14 . (9) Dt 6,17 . (10) Dt 6,18 . (11) Dt 6,20 . (12) Dt 6,23 .
Dt 6,11.12. act. qal perf. 2de pers. mann. enk. châtsabhëthâ (jij hebt gehouwen) van het werkw. châtsabh (splijten, hakken, doden) . Taalgebruik in Tenakh : châtsabh (splijten, hakken, doden) . Getalswaarde : chet = 8 , tsade = 18 of 90 , beth = 2 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 100 (2² X 5²) . Structuur : 8 - 9 - 2 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,11 . (2) Js 22,16 .
Dt 6,11.14. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt 6,1 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,3 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,11 . (7) Dt 6,12 . (8) Dt 6,14 . (9) Dt 6,17 . (10) Dt 6,18 . (11) Dt 6,20 . (12) Dt 6,23 .
Dt 6,12 - Dt 6,12 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] Then beware lest thou forget the LORD, which brought
thee forth out of the land of Egypt, from the house of bondage.
Luther-Bibel . 12 so hüte dich, dass du nicht den HERRN vergisst, der dich aus
Ägyptenland, aus der Knechtschaft, geführt hat,
Tekstuitleg van Dt 6,12 .
6. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Latijn . Dominus . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
5. - 6. אֶת יהוה = ´èth JHWH (JHWH) . Tenakh (210) . Dt () . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,12 . (3) Dt 6,13 . (4) Dt 6,16 . (5) Dt 6,24 .
9. מֵאֶרֶץ
= me´èrèts (uit het land) < prefix voorzetsel min + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) .
Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh
(157) . Pentateuch (56) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (46) . 12 Kleine
Profeten (13) . Geschriften (18) . Ex (21) : (1) Ex
6,13 . (2) Ex
6,26 . (3) Ex
7,4 . (4) Ex
12,17 . (5) Ex
12,41 . (6) Ex
12,42 . (7) Ex
12,51 . (8) Ex
13,18 . (9) Ex
16,1 . (10) Ex
16,6 . (11) Ex
16,32 . (12) Ex
19,1 . (13) Ex
20,2 . (14) Ex
29,46 . (15) Ex
32,1 . (16) Ex
32,4 . (17) Ex
32,7 . (18) Ex
32,8 . (19) Ex
32,11 . (20) Ex
32,23 . (21) Ex
33,1 . Lv () : (1) Lv 11,45 . (2) Lv 19,36 . (3) Lv 22,33 . (4) Lv
23,43 . (5) Lv 25,38 . (6) Lv 25,42 . (7) Lv 25,55 . (8) Lv 26,13 . (9) Lv 26,45 . Dt (12) : (1) Dt 1,27 . (2) Dt 2,19 . (3) Dt 5,6 . (4) Dt 6,12 . (5) Dt 8,14 . (6) Dt 9,7 . (7) Dt 13,6 . (8) Dt 13,11 . (9) Dt 16,3 . (10) Dt 20,1 . (11) Dt 29,21 . (12) Dt 29,24 .
- Grieks . γη = gè
(aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
totaal | 2935 | 2702 | 233 | 40 | 18 | 25 | 11 | 32 | 34 | 73 | 83 | 94 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Aramees : אַרְעָא = ´arë`â´ (aarde, land, grond, veld) . Arabisch : أرض =´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) .
10. מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Getalswaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . Tenakh (434) . Pentateuch (219) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (123) . 12 Kleine Profeten (23) . Geschriften (27) . Ex (119) . Ex 20 (1) : Ex 20,2 . Dt (26) . Dt 6 (1) : Dt 6,12 .
9. - 10. מֵאֶרֶץ מִצְרָיִם = me´èrèts mitsërâjim (uit het land Egypte) . Tenakh (45) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (3) . Gn (2) . Ex (8) . Lv (5) . Nu (5) . Dt (7) . Joz (1) . Re (2) . 1 K (2) . 2 K (2) . Gn (2) : (1) Gn 45,19 . (2) Gn 47,15 . Ex (8) : (1) Ex 6,26 . (2) Ex 7,4 . (3) Ex 12,51 . (4) Ex 20,2 . (5) Ex 29,46 . (6) Ex 32,1 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,23 .
11. - 12. מִבֵּית עֲבָדִים = mibbe(j)th `äbhâdîm (uit het huis van dienaren, slaven) . Tenakh (12) : (1) Ex 13,3 . (2) Ex 13,14 . (3) Ex 20,2 . (4) Dt 5,6 . (5) Dt 6,12 . (6) Dt 7,8 . (7) Dt 8,14 . (8) Dt 13,6 . (9) Dt 13,11 . (10) Joz 24,17 . (11) Re 6,8 . (12) Jr 34,13 .
9. - 12. מֵאֶרֶץ מִצְרָיִם מִבֵּית עֲבָדִים = me´èrèts mitsërâjim mibbe(j)th `äbhâdîm (uit het land Egypte, uit het huis van de dienaren ) . Tenakh (7) : (1) Ex 20,2 . (2) Dt 5,6 . (3) Dt 6,12 . (4) Dt 8,14 . (5) Dt 13,11 . (6) Joz 24,17 . (7) Jr 34,13 .
Dt 6,13 - Dt 6,13 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] Thou shalt fear the LORD thy God, and serve him, and
shalt swear by his name.
Luther-Bibel . 13 sondern du sollst den HERRN, deinen Gott, fürchten und ihm
dienen und bei seinem Namen schwören.
Tekstuitleg van Dt
6,13 . Het vers Dt
6,13 telt 8 (2³) woorden en 32 (2³ X 2²) letters . Verhouding : 1 op 4 . De getalwaarde van Dt
6,13 is 3119 (priemgetal) . Het vers Dt
6,13 bestaat uit 3 nevenschikkende zinnen , waarbij het werkw. steeds achteraan de zin komt . In Dt 10,20 komen de drie nevenschikkende zinnen van Dt
6,13 , met dit verschil dat in Dt 10,20 de tweede nevenschikkende zin niet met wë begint . In het vers Dt
6,13 zijn vrezen , dienen en zweren met elkaar verbonden .
- De tweede nevenschikkende zin van Dt
6,13 wordt geciteerd in (1) Mt
4,10 en (2) Lc
4,8 .
Dt 6,13.2.
יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Latijn . Dominus . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Dt 6,13.1. - 2. אֶת יהוה = ´èth JHWH (JHWH) . Tenakh (210) . Dt () . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,12 . (3) Dt 6,13 . (4) Dt 6,16 . (5) Dt 6,24 .
Dt
6,13.3. אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 5 (7) : (1) Dt 5,6 . (2) Dt 5,9 . (3) Dt 5,11 . (4) Dt 5,12 . (5) Dt 5,14 . (6) Dt 5,15 . (7) Dt 5,16 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden kan / kunnen zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) .
Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
JHWH = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- L. deus , Fr. dieu . De vloek dju . D. Gott . E. God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) .
Dt 6,13.4. act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. תִירָא = thîrâ´ (jij zult vrezen) van het werkw. יָרָא = jârâ´ (vrezen, eerbied hebben) . Taalgebruik in Tenakh : jârâ´ (vrezen, eerbied hebben) . Getalswaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 31 OF 211 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (41) . Niet in Ex . Dt (5) : (1) Dt 1,21 . (2) Dt 3,2 . (3) Dt 6,2 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 10,20 .
Dt
6,13.6. act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. תַעֲבֹד = tha`äbhod (jij zult werken, dienen) van het werkw. עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad
(werken, dienen) . Getalswaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4
; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (13) : (1) Gn 4,12 . (2) Gn 27,40 . (3) Gn 29,27 . (4) Ex 20,9 . (5) Ex 23,33 . (6) Ex 34,21 . (7) Lv 25,39 . (8) Dt
5,13 . (9) Dt 6,13 . (10) Dt 7,16 . (11) Dt 10,20 . (12) Dt 15,19 . (13) Ez 36,34 .
- Grieks . act. ind. fut. 2de pers. enk. λατρευσεις = latreuseis (jij zult dienen) van het werkw. λατρευω = latreuô
(door (loon) dienen) . Taalgebruik in het NT : latreuô
(door (loon) dienen) . Taalgebruik in de LXX : latreuô
(door (loon) dienen) . Taalgebruik in Lc : latreuô
(door (loon) dienen) . Bijbel (8) : (1) Ex 23,25 . (2) Dt 6,13 . (3) Dt 7,16 . (4) Dt 10,20 . (5) Dt 28,36 . (6) Dt 28,48 . (7) Mt
4,10 . (8) . Lc
4,8 . Een vorm van λατρευω = latreuô (door (loon) dienen) in de LXX (109) , in het NT (21) , in Lc (3)
: (1) Lc
1,74 . (2) Lc
2,37 . (3) Lc
4,8 . In de LXX kan een vorm van λατρευω = latreuô de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse woorden zijn .
- Latijn . act. ind. fut. 2de pers. enk. servies (jij zult dienen) van het werkw. servire (dienen) .
Dt 6,13.8. pass. nifal imperf. 2de pers. mann. enk. תִּשָּׁבֵעַ = thisjsjäbhe`a (jij zult zweren) van het werkw. שָׁבָע = sjâbhâ` (zweren, vervolledigen / vervullen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,13 . (2) Dt 10,20 .
Dt 6,14 - Dt 6,14 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] Ye shall not go after other gods, of the gods of the
people which are round about you;
Luther-Bibel . 14 Und du sollst nicht andern Göttern nachfolgen, den Göttern
der Völker, die um euch her sind
- lo´ thelëkhûn ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm me´êlohe(j) hâ`ammîm ´äsjèr sëbhîbhôthe(j)khèm
Tekstuitleg van Dt 6,14 . Het vers Dt 6,14 telt 9 (3²) woorden en 43 letters . De getalwaarde van Dt 6,14 is 2403 (3³ X 89) . In Dt 6,14 wordt een verbod bepaald : lo´ thelëkhûn ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm me´êlohe(j) hâ`ammîm ´äsjèr sëbhîbhôthe(j)khèm (jullie zullen niet gaan achter andere goden uit de goden van de volken rondom jullie) . In Re 2,12 wordt het verbod overtreden : wajjelëkhû ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm me´êlohe(j) hâ`ammîm ´äsjèr sëbhîbhôthe(j)hèm (en zij gingen achter andere goden uit de goden van de volken rondom hen) . Het verbod staat in de 2de pers. mv. , de overtreding ervan in de 3de pers. mv. .
Dt 6,14.1. lo´ (niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Dt (249) . Dt 6 (4) : (1) Dt 6,10 . (2) Dt 6,11 . (3) Dt 6,14 . (4) Dt 6,16 .
Dt 6,14.2. act. qal imperf. 2de pers. mann. mv. thelëkhûn (jullie gaan) van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalswaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Tenakh (1) : Dt 4,14 .
Dt 6,14.3. אַחֲרֵי =´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalswaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Dt (16) : (1) Dt 1,4 . (2) Dt 1,36 . (3) Dt 4,3 . (4) Dt 6,14 . (5) Dt 8,19 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 11,30 . (8) Dt 12,30 . (9) Dt 13,3 . (10) Dt 13,5 . (11) Dt 19,6 . (12) Dt 24,4 . (13) Dt 28,14 . (14) Dt 31,16 . (15) Dt 31,27 . (16) Dt 31,29 .
Dt 6,14.4. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140)
. Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex
13,17 . (13) Ex
13,18 . (14) Ex
13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex
20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 .
(24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt
4,7 . (2) Dt
4,28 . (3) Dt
4,32 . (4) Dt
4,33 . (5) Dt
4,34 . (6) Dt
5,7 . (7) Dt
5,24 . (8) Dt
5,26 . (9) Dt
6,14 . (10) Dt
7,4 . (11) Dt
8,19 . (12) Dt
9,10 . (13) Dt
11,16 . (14) Dt
11,28 . (15) Dt
13,3 . (16) Dt
13,7 . (17) Dt
13,14 . (18) Dt
17,3 . (19) Dt
18,20 . (20) Dt
21,23 . (21) Dt
25,18 . (22) Dt
28,14 . (23) Dt
28,36 . (24) Dt
28,64 . (25) Dt
29,25 . (26) Dt
31,18 . (27) Dt
31,20 . (28) Dt
32,17 . (29) Dt
32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) .
Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
Dt 6,14.3. - 4. אַחֲרֵי אֱלֹהִים = ´achäre(j) ´èlohîm (achter goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .
Dt 6,14.5. mann. mv. אֲחֵרִים = ´ächarîm / ´ächerîm van het bijvoegl. naamw. אַחֵר = ´acher (ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher (ander, andere) . Getalswaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 29 OF 209 (11 X 19) . Structuur : 1 - 8 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (76) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (10) . Gn (2) . (1) Gn 8,10 . (2) Gn 8,12 . Ex (2) : (1) Ex 20,3 . (2) Ex 23,13 . Lv (1) : Lv 6,4 . Nu (0) . Dt (18) : (1) Dt 5,7 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,4 . (4) Dt 8,19 . (5) Dt 11,16 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 13,3 . (8) Dt 13,7 . (9) Dt 13,14 . (10) Dt 17,3 . (11) Dt 18,20 . (12) Dt 28,14 . (13) Dt 28,36 . (14) Dt 28,64 . (15) Dt 29,25 . (16) Dt 30,17 . (17) Dt 31,18 . (18) Dt 31,20 . Eerdere Profeten (22) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,17 . (6) Re 2,19 . (7) Re 10,13 . (8) 1 S 8,8 . (9) 1 S 19,21 . (10) 1 S 26,19 . (11) 1 S 28,8 . (12) 1 K 9,6 . (13) 1 K 9,9 . (14) 1 K 11,4 . (15) 1 K 11,10 . (16) 1 K 14,9 . (17) 2 K 5,17 . (18) 2 K 17,7 . (19) 2 K 17,35 . (20) 2 K 17,37 . (21) 2 K 17,38 . (22) 2 K 22,17 .
Dt 6,14.4. - 5. אֱלֹהִים אֲחֵרִים = ´èlohîm ´ächerîm (andere goden) . Tenakh (46) . Gn (0) . Ex (2) : (1) Ex 20,3 . (2) Ex 23,13 . Lv (0) . Nu (0) . Dt (17) : (1) Dt 5,7 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,4 . (4) Dt 8,19 . (5) Dt 11,16 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 13,3 . (8) Dt 13,7 . (9) Dt 13,14 . (10) Dt 17,3 . (11) Dt 18,20 . (12) Dt 28,14 . (13) Dt 28,36 . (14) Dt 28,64 . (15) Dt 29,25 . (16) Dt 31,18 . (17) Dt 31,20 . Joz (3) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . Re (4) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,19 . (4) Re 10,13 . 1 S (2) : (1) 1 S 8,8 . (2) 1 S 26,19 . 1 K (4) : (1) 1 K 9,6 . (2) 1 K 11,4 . (3) 1 K 11,10 . (4) 1 K 14,9 . 2 K (4) : (1) 2 K 17,7 . (2) 2 K 17,35 . (3) 2 K 17,37 . (4) 2 K 17,38 .
Dt 6,14.3. - 5. אַחֲרֵי אֱלֹהִים אֲחֵרִים = ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm (achter andere goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .
Dt 6,14.6. me´êlohe(j) (uit de goden) < min + mann. mv. stat. constr. ´êlohe(j) van het zelfst. naamw. Tenakh (7) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 13,8 . (3) Re 2,12 . (4) 2 S 22,22 . (5) Ps 18,22 . (6) Ps 24,5 . (7) 1 K 11,19 .
Dt 6,14.7. hâ`ammîm (de volken) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. `am (volk) OF `im (met) . Taalgebruik in Tenakh : `am (volk) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 of 110 (2 X 5 X 11) . Gr. laos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta : laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . Tenakh (612) . Een vorm van laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) . Tenakh (69) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (17) . Dt (16) : (1) Dt 2,25 . (2) Dt 4,6 . (3) Dt 4,19 . (4) Dt 6,14 . (5) Dt 7,6 . (6) Dt 7,7 . (7) Dt 7,14 . (8) Dt 7,16 . (9) Dt 7,19 . (10) Dt 10,15 . (11) Dt 13,8 . (12) Dt 14,2 . (13) Dt 20,16 . (14) Dt 28,37 . (15) Dt 28,64 . (16) Dt 30,3 . Re (1) Re 2,12 .
Dt 6,14.6. - 7. me´êlohe(j) hâ`ammîm (uit de goden van de volken) . Tenakh (3) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 13,8 . (3) Re 2,12 .
Dt 6,14.8. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt 6,1 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,3 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,11 . (7) Dt 6,12 . (8) Dt 6,14 . (9) Dt 6,17 . (10) Dt 6,18 . (11) Dt 6,20 . (12) Dt 6,23 .
7. - 8. hâ`ammîm ´äsjèr (de volken die) . Tenakh (16) : (1) Dt 4,6 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,6 . (4) Dt 7,16 . (5) Dt 7,19 . (6) Dt 13,8 . (7) Dt 14,2 . (8) Dt 28,37 . (9) Dt 30,3 . (10) Joz 24,17 . (11) Re 2,12 . (12) Est 1,16 . (13) Ps 106,34 . (14) Ez 28,25 . (15) Ez 29,13 . (16) Zach 14,12 .
8. - 9. ´äsjèr (die)
Dt 6,15 - Dt 6,15 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] (For the LORD thy God is a jealous God among you) lest
the anger of the LORD thy God be kindled against thee, and destroy thee from
off the face of the earth.
Luther-Bibel . 15 – denn der HERR, dein Gott, ist ein eifernder Gott in deiner
Mitte –, dass nicht der Zorn des HERRN, deines Gottes, über dich entbrenne und
dich vertilge von der Erde.
Tekstuitleg van Dt 6,15 .
5. אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 .
De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl
. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216)
. Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God) . Taalgebruik in de LXX : theos
(God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- L. deus , Fr. dieu . De vloek dju . D. Gott . E. God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) .
13. wëhisjëmîdëkhâ (en hij zal je vernietigen) < wë + act. hifil perfect. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het werkw. sjâmad (verwoesten, vernietigen, uitroeien) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmad (verwoesten, vernietigen, uitroeien) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , daleth = 4 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 344 (2³ X 43) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,15 . (2) Dt 7,4 .
16. hâ´ädâmâh de aarde) < bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Tenakh (110) . Pentateuch (64) . Eerdere Profeten (16) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (5) . Gn (31) . Dt (22) : (1) Dt 4,10 . (2) Dt 4,40 . (3) Dt 5,16 . (4) Dt 6,15 . (5) Dt 7,6 . (6) Dt 7,13 . (7) Dt 11,9 . (8) Dt 11,21 . (9) Dt 12,1 . (10) Dt 14,2 . (11) Dt 25,15 . (12) Dt 26,2 . (13) Dt 26,10 . (14) Dt 26,15 . (15) Dt 28,11 . (16) Dt 28,21 . (17) Dt 28,63 . (18) Dt 30,18 . (19) Dt 30,20 . (20) Dt 31,13 . (21) Dt 31,20 . (22) Dt 32,47 .
14. - 16. me`al pëne(j) hâ´ädâmâh (vanop het aanschijn van de aarde) . Tenakh (13) : (1) Gn 4,14 . (2) Gn 6,7 . (3) Gn 7,4 . (4) Gn 8,8 . (5) Ex 32,12 . (6) Dt 6,15 . (7) 1 S 20,15 . (8) 1 K 9,7 . (9) 1 K 13,34 . (10) Jr 28,16 . (11) Am 9,8 . (12) Sef 1,2 . (13) Sef 1,3 .
Dt 6,16 - Dt 6,16 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] Ye shall not tempt the LORD your God, as ye tempted
him in Massah.
Luther-Bibel . 16 Ihr sollt den HERRN, euren Gott, nicht versuchen, wie ihr
ihn versucht habt in Massa,
Tekstuitleg van Dt 6,16 .
1. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Dt (249) . Dt 6 (4) : (1) Dt 6,10 . (2) Dt 6,11 . (3) Dt 6,14 . (4) Dt 6,16 .
4. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Latijn . Dominus . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
3. - 4. אֶת יהוה = ´èth JHWH (JHWH) . Tenakh (210) . Dt () . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,12 . (3) Dt 6,13 . (4) Dt 6,16 . (5) Dt 6,24 .
5. כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten
(68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) . Dt (54) . Dt (6) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,16 . (3) Dt 6,19 . (4) Dt 6,25 .
- καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in de LXX : kathôs
(zoals) .
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
- Ned. : zoals . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) . D. : wie . E. : as . Fr. : selon . Gr. καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals) . Hebreeuws : כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) .
Dt 6,17 - Dt 6,17 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] Ye shall diligently keep the commandments of the LORD
your God, and his testimonies, and his statutes, which he hath commanded thee.
Luther-Bibel . 17 sondern sollt halten die Gebote des HERRN, eures Gottes, seine
Vermahnungen und seine Rechte, die er dir geboten hat,
Tekstuitleg van Dt 6,17 .
Dt 6,18 - Dt 6,18 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] And thou shalt do that which is right and good in the
sight of the LORD: that it may be well with thee, and that thou mayest go in
and possess the good land which the LORD sware unto thy fathers,
Luther-Bibel . 18 dass du tust, was recht und gut ist vor den Augen des HERRN,
auf dass dir's wohlgehe und du hineinkommest und einnehmest das gute Land, von
dem der HERR deinen Vätern geschworen hat,
Tekstuitleg van Dt 6,18 .
Dt 6,18.14.
´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
. Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten
(1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697)
. Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt
6,1 . (2) Dt
6,2 . (3) Dt
6,3 . (4) Dt
6,6 . (5) Dt
6,10 . (6) Dt
6,11 . (7) Dt
6,12 . (8) Dt
6,14 . (9) Dt
6,17 . (10) Dt
6,18 . (11) Dt
6,20 . (12) Dt
6,23 .
- ka´äsjèr (zoals) . Tenakh (488)
. Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine
Profeten (22) . Geschriften (56) . Dt (54) . Dt 6 (4) : (1) Dt
6,3 . (2) Dt
6,16 . (3) Dt
6,19 . (4) Dt
6,25 .
- wëka´äsjèr (en zoals) . Tenakh (15) . Pentateuch (5)
. Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften
(4) . Dt (1) : Dt
29,12 .
Dt 6,18.15. nifal perf. 3de pers. mann. enk. nisjëba` (hij zwoer) van het werkw. sjâbhâ` (zweren, vervolledigen / vervullen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . Gr. omnumi (zweren, onder ede beloven) . Taalgebruik in de Septuaginta. : omnumi (zweren, onder ede beloven) . Taalgebruik in het NT : omnumi (zweren, onder ede beloven) . Lat. jurare . Fr. jurer . E. to swear . D. schwören . Tenakh (45) . Pentateuch (27) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (6) . Dt (22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 4,31 . (4) Dt 6,10 . (5) Dt 6,18 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,8 . (8) Dt 7,12 . (9) Dt 7,13 . (10) Dt 8,1 . (11) Dt 8,18 . (12) Dt 9,5 . (13) Dt 11,9 . (14) Dt 11,21 . (15) Dt 13,18 . (16) Dt 19,8 . (17) Dt 26,3 . (18) Dt 28,9 . (19) Dt 28,11 . (20) Dt 29,12 . (21) Dt 30,20 . (22) Dt 31,7 .
Dt 6,18.14.
- 15. ´äsjèr nisjëba` (dat hij zwoer) . Tenakh (24/4012
en 24/45) . Dt (17/ 397 en 17/22) : (1) Dt
1,8 . (2) Dt
4,31 . (3) Dt
6,10 . (4) Dt
6,18 . (5) Dt
6,23 . (6) Dt
7,8 . (7) Dt
7,12 . (8) Dt
7,13 . (9) Dt
8,1 . (10) Dt
8,18 . (11) Dt
9,5 . (12) Dt
11,9 . (13) Dt
11,21 . (14) Dt
26,3 . (15) Dt
28,11 . (16) Dt
30,20 . (17) Dt
31,7 .
- ka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Dt (4/488 en
4/22) : (1) Dt
2,14 . (2) Dt
13,18 . (3) Dt
19,8 . (4) Dt
28,9 .
- wëka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Dt (1/15
en 1/22) Dt
29,12 . Uiteindelijk 22/22 .
Dt 6,18.16. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Dt 6,11 . Dt 6,14 . Dt 6,23 .
Dt 6,18.15. - 16. nisjëba` JHWH ( JHWH zwoer) . Tenakh (21/45 en 21/5193) . Dt (11/22 en 11/413) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 6,18 . (4) Dt 8,1 . (5) Dt 9,5 . (6) Dt 11,9 . (7) Dt 11,21 . (8) Dt 26,3 . (9) Dt 28,11 . (10) Dt 30,20 . (11) Dt 31,7 .
Dt 6,18.14. - 16. ´äsjèr nisjëba` JHWH (dat JHWH zwoer) . Dt (10/11) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 6,18 . (3) Dt 8,1 . (4) Dt 9,5 . (5) Dt 11,9 . (6) Dt 11,21 . (7) Dt 26,3 . (8) Dt 28,11 . (9) Dt 30,20 . (10) Dt 31,7 . Niet in Dt 2,14 .
Dt 6,18.14.
- 17. ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothe(j)khèm
(dat JHWH zwoer aan jullie vaders) . Tenakh (4) : (1) Dt
1,8 . (2) Dt
8,1 . (3) Dt
11,9 . (4) Dt
11,21 .
- ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothè(j)khâ
(dat JHWH zwoer aan je vaders) .Tenakh (4) : (1) Dt
6,18 . (2) Dt
9,5 . (3) Dt
28,11 . (4) Dt
30,20 .
- ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothâm (die
JHWH heeft gezworen aan hun vaders) : Dt
31,7 .
- ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothè(j)nû
(dat JHWH zwoer aan onze vaders) : Dt
26,3 .
- ka´äsjèr nisjëba` JHWH lâhèm (zoals JHWH
heeft gezworen aan hen) : Dt
2,14 .
Dt 6,19 - Dt 6,19 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] To cast out all thine enemies from before thee, as
the LORD hath spoken.
Luther-Bibel . 19 dass er verjagen wolle alle deine Feinde vor dir, wie der
HERR es zugesagt hat.
Tekstuitleg van Dt 6,19 .
6. כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten
(68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) . Dt (54) . Dt (6) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,16 . (3) Dt 6,19 . (4) Dt 6,25 .
- καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in de LXX : kathôs
(zoals) .
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
- Ned. : zoals . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) . D. : wie . E. : as . Fr. : selon . Gr. καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals) . Hebreeuws : כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) .
7. act. piël perf. 3de pers. mann. enk. דִּבֶּר = dibbèr
(hij sprak) . Zie het werkw. דָבַר = dâbhar
(spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103 . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Taalgebruik in Tenakh
: dâbhar
(spreken) . Tenakh (196) . Dt (26) . Dt 6 (2) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,19 .
- Grieks . λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX
: laleô
(lallen, spreken, praten) .
- Lat. loqui . Fr. parler . E. to speek . D. sprechen .
6. - 7. דִּבֶּר כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) . Tenakh (59) . Gn (3) : (1) Gn
12,4 . (2) Gn
17,23 . (3) Gn 24,51 . Dt (15) : (1) Dt 1,11 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 2,1 . (4) Dt 6,3 . (5) Dt 6,19 . (6) Dt 9,3 . (7) Dt 10,9 . (8) Dt 11,25 . (9) Dt 12,20 . (10) Dt 15,6 . (11) Dt 18,2 . (12) Dt 26,18 . (13) Dt 27,3 . (14) Dt 29,12 . (15) Dt 31,3 .
- דִּבּר כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr dibber (zoals hij sprak) . Tenakh (6) : (1) Gn 21,1 . (2) Ex 12,25 . (3) Dt 26,19 . (4) Joz 14,10 . (5) 1 K 2,24 . (6) Jr 40,3 .
Dt 6,20 - Dt 6,20 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And when thy son asketh thee in time to come, saying,
What mean the testimonies, and the statutes, and the judgments, which the LORD
our God hath commanded you?
Luther-Bibel . 20 Wenn dich nun dein Sohn morgen fragen wird: Was sind das für
Vermahnungen, Gebote und Rechte, die euch der HERR, unser Gott, geboten hat?,
Tekstuitleg van Dt 6,20 .
Dt 6,21 - Dt 6,21 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] Then thou shalt say unto thy son, We were Pharaoh's
bondmen in Egypt; and the LORD brought us out of Egypt with a mighty hand:
Luther-Bibel . 21 so sollst du deinem Sohn sagen: Wir waren Knechte des Pharao
in Ägypten, und der HERR führte uns aus Ägypten mit mächtiger Hand;
Tekstuitleg van Dt 6,21 .
Dt
6,21.1. וֱאָמַרְתָּ = wë´âmarëthâ (en jij zegt) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. . ´-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (135) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (4) . Ex (8) : (1) Ex 3,16 . (2) Ex 4,22 . (3) Ex 7,9 . (4) Ex 7,16 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,16 . (7) Ex 9,13 . (8) Ex 13,14 . Dt (7) : (1) Dt 6,21 . (2) Dt 8,17 . (3) Dt 12,20 . (4) Dt 17,14 . (5) Dt 26,3 . (6) Dt 26,5 . (7) Dt 26,13 .
- Grieks . λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .
Dt
6,21.7. וַיוֹצֶאֵנוּ = wajjôtse´ (en hij deed ons uitgaan) < waw consec. + werkw.vorm act.
hifil imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. van het werkw. יָצַא = jâtsa´
(uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´
(uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph
= 1 ; totaal : 29 OF 101 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1) : Dt 26,8 . Ook Dt 6,21 (met scriptio defectiva) .
- הוֹצִיאָנוּ = hôtsî´ânû (Hij deed ons uitgaan) aan) < werkwoordvorm act. hifil perf. 3de pers. mann. enk.+ suffix pers. voornaamw. 1ste. mv. . Zie het werkw. יָצַא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 70 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 81 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 7 - 1 . Tenakh (3) : (1) Ex 13,14 . (2) Ex 13,16 . (3) Dt 1,27 .
- Grieks . act. ind. aor. 3de pers. enk. εξηγαγεν = exègagen (hij leidde uit) van het werkw.
εξαγω = exagô (uitleiden, naar buiten leiden) < ex (uit) + agô (leiden, voeren) . Taalgebruik in het NT : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in Lc : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in Hnd : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in de LXX : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden) . Bijbel (67) . OT (62) . Pentateuch (30) . Gn (6) : (1) Gn 1,21 . (2) Gn 11,31 . (3) Gn 15,5 . (4) Gn 20,13 . (5) Gn 43,23 . (6) Gn 49,12 . Ex (12) : (1) Ex 12,51 . (2) Ex
13,3 . (3) Ex
13,9 . (4) Ex
13,14 . (5) Ex
13,16 . (6) Ex 16,6 . (7) Ex 16,32 . (8) Ex 18,1 . (9) Ex 19,17 . (10) Ex 32,1 . (11) Ex 32,12 . (12) Ex 32,23 . Nu (1) : Nu 20,16 . Dt (11) : (1) Dt 1,27 . (2) Dt 4,20 . (3) Dt 4,37 . (4) Dt 5,15 . (5) Dt 6,21 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,8 . (8) Dt 7,19 . (9) Dt 9,28 . (10) Dt 26,8 . (11) Dt 29,24 . NT (5) : (1) Lc
24,50 . (2) Hnd 7,36 . (3) Hnd 7,40 . (4) Hnd 12,17 . (5) Hnd 13,17 . Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het NT (12) .
Syn. (2) . Ev. (3) . Lc
(1) Lc
24,50 . Dit is de enigste vorm in Lc .
- και εξηγαγεν ἡμας = kai exagègen hèmas (en hij leidde ons uit) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,21 . (2) Dt 26,8 .
- εξηγαγεν ἡμας = exagègen hèmas (hij leidde ons uit) . Tenakh (3) : (1) Ex
13,14 . (2) Dt 6,21 . (3) Dt 26,8 .
Dt 6,21.8. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks :
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Dt 6,21.9. מִמִּצְרָיִם / מִמִּצְרַיִם = mimmitsërajim / mimmitsërâjim (uit Egypte) < min + מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Getalswaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (89) . Pentateuch (44) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (10) . Ex (16) : (1) Ex 3,10 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 6,27 . (5) Ex 12,35 . (6) Ex 12,39 . (7) Ex 13,3 . (8) Ex 13,8 . (9) Ex 13,9 . (10) Ex 13,14 . (11) Ex 13,16 . (12) Ex 14,11 . (13) Ex 17,3 . (14) Ex 18,1 . (15) Ex 23,15 . (16) Ex 34,18 . Dt (13) : (1) Dt 4,20 . (2) Dt 4,37 . (3) Dt 4,45 . (4) Dt 4,46 . (5) Dt 6,21 . (6) Dt 9,12 . (7) Dt 9,26 . (8) Dt 16,1 . (9) Dt 16,6 . (10) Dt 23,5 . (11) Dt 24,9 . (12) Dt 25,17 . (13) Dt 26,8 .
Dt 6,21.10. בְיָד = bëjâd (in de hand van) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Getalwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (21) : (1) Ex 3,19 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 14,8 . (4) Nu 15,30 . (5) Nu 33,3 . (6) Dt 5,15 . (7) Dt 6,21 . (8) Dt 7,8 . (9) Dt 9,26 . (10) Dt 19,21 . (11) Dt 26,8 . (12) 1 S 19,9 . (13) 1 S 26,23 . (14) Js 28,2 . (15) Jr 21,5 . (16) Ez 12,7 . (17) Ez 20,33 . (18) Ez 20,34 . (19) Ps 136,12 . (20) Da 9,15 . (21) 2 Kr 25,20 .
Dt 6,21.11. bijvoegl. naamw. vr. enk. חֲזָקָה = chäzâqâh van het bijvoegl. naamw. = châzâq (sterk, vast, hard) . Zie het werkw. חָזַק = châzaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen) . Taalgebruik in Tenakh : chazaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen) . Getalwaarde : chet = 8 , zajin = 7 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 115 (5 X 23) . Structuur : 8 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (20) : (1) Ex 3,19 . (2) Ex 6,1 . (3) Ex 13,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Nu 20,20 . (6) Dt 4,34 . (7) Dt 5,15 . (8) Dt 6,21 . (9) Dt 7,8 . (10) Dt 9,26 . (11) Dt 26,8 . (12) Joz 4,24 . (13) 1 S 14,52 . (14) Jr 21,5 . (15) Jr 32,21 . (16) Ez 20,33 . (17) Ez 20,34 . (18) Ez 26,17 . (19) Ps 136,12 . (20) Da 9,15 .
Dt
6,21.10. - 11. חֲזָקָה בְיָד = bëjâd chäzâqâh (met sterke hand) . Tenakh (12) : (1) Ex 3,19 . (2) Ex
13,9 . (3) Dt 5,15 . (4) Dt 6,21 . (5) Dt 7,8 . (6) Dt 9,26 . (7) Dt 26,8 . (8) Jr 21,5 . (9) Ez 20,33 . (10) Ez 20,34 . (11) Ps 136,12 . (12) Da 9,15
- εν χειρι κραταιᾳ = en cheiri krataia(i) (met krachtige hand) . LXX (11) : (1) Ex
13,14 . (2) Dt 4,34 . (3) Dt 5,15 . (4) Dt 6,21 . (5) Dt 7,8 . (6) Dt 26,8 . (7) Jr 32,21 . (8) Ez 20,33 . (9) Ez 20,34 . (10) Ps 136,12 . (11) Bar 2,11 .
- εν βραχιονι ὑψηλῳ = en brachioni hupsèlô(i) met uitgestrekte arm) . LXX (12) : (1) Ex 6,1 . (2) Ex 6,6 . (3) Dt 4,34 . (4) Dt 5,15 . (5) Dt 6,21 . (6) Dt 7,8 . (7) 2 K 17,36 . (8) Jr 32,21 . (9) Ez 20,33 . (10) Ez 20,34 . (11) Ps 136,12 . (12) Bar 2,11 .
- εν βραχιονι αυτου = en brachioni autou met zijn arm) . LXX (2) : (1) Dt 26,8 . (2) Sir 38,30 .
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι ὑψηλῳ = en cheiri krataia(i) kai en brachioni hupsèlô(i) (met krachtige hand en met uitgestrekte arm) . LXX (8) : (1) Dt 4,34 . (2) Dt 5,15 . (3) Dt 6,21 . (4) Dt 7,8 . (5) Jr 32,21 . (6) Ez 20,33 . (7) Ez 20,34 . (8) Ps 136,12 .
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι αυτου τῳ ὑψηλῳ = en cheiri krataia(i) kai en brachioni autou tô(i) hupsèlô(i) (met krachtige hand en met zijn arm, de uitgestrekte) . LXX (1) : Dt 26,8 .
Dt 6,22 - Dt 6,22 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And the LORD shewed signs and wonders, great and sore,
upon Egypt, upon Pharaoh, and upon all his household, before our eyes:
Luther-Bibel . 22 und der HERR tat große und furchtbare Zeichen und Wunder an
Ägypten und am Pharao und an seinem ganzen Hause vor unsern Augen
Tekstuitleg van Dt 6,22 .
Dt 6,23 - Dt 6,23 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And he brought us out from thence, that he might bring
us in, to give us the land which he sware unto our fathers.
Luther-Bibel . 23 und führte uns von dort weg, um uns hineinzubringen und uns
das Land zu geben, wie er unsern Vätern geschworen hatte.
Tekstuitleg van Dt 6,23 .
Dt 6,24 - Dt 6,24 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] And the LORD commanded us to do all these statutes,
to fear the LORD our God, for our good always, that he might preserve us alive,
as it is at this day.
Luther-Bibel . 24 Und der HERR hat uns geboten, nach all diesen Rechten zu tun,
dass wir den HERRN, unsern Gott, fürchten, auf dass es uns wohlgehe unser Leben
lang, so wie es heute ist.
Tekstuitleg van Dt 6,24 .
2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Latijn . Dominus . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
1. - 2.
10. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 .
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Latijn . Dominus . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
9. - 10. אֶת יהוה = ´èth JHWH (JHWH) . Tenakh (210) . Dt () . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,12 . (3) Dt 6,13 . (4) Dt 6,16 . (5) Dt 6,24 .
Dt 6,25 - Dt 6,25 : Het naleven van geboden - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 6 -- Dt 6,1-25 -- Dt 6,1 - Dt 6,2 - Dt 6,3 - Dt 6,4 - Dt 6,5 - Dt 6,6 - Dt 6,7 - Dt 6,8 - Dt 6,9 - Dt 6,10 - Dt 6,11 - Dt 6,12 - Dt 6,13 - Dt 6,14 - Dt 6,15 - Dt 6,16 - Dt 6,17 - Dt 6,18 - Dt 6,19 - Dt 6,20 - Dt 6,21 - Dt 6,22 - Dt 6,23 - Dt 6,24 - Dt 6,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] And it shall be our righteousness, if we observe to
do all these commandments before the LORD our God, as he hath commanded us.
Luther-Bibel . 25 Und das wird unsere Gerechtigkeit sein, dass wir alle diese
Gebote tun und halten vor dem HERRN, unserm Gott, wie er uns geboten hat.
Tekstuitleg van Dt 6,25 .
7. - 9. ´èth kâl hammitsëwah (elke opdracht, elk gebod) . Tenakh (6) : (1) Dt 6,25 . (2) Dt 11,8 . (3) Dt 11,22 . (4) Dt 15,5 . (5) Dt 19,9 . (6) Dt 27,1 .
9. - 10. hammitsëwah hazzo´th (deze opdracht, dit gebod) . Tenakh (7) : (1) Dt 6,25 . (2) Dt 11,22 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 19,9 . (5) Dt 30,11 . (6) Mal 2,1 . (7) Mal 2,4 .
14. כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten
(68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) . Dt (54) . Dt (6) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,16 . (3) Dt 6,19 . (4) Dt 6,25 .
- καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in de LXX : kathôs
(zoals) .
kathôs (zoals) |
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
405 | 326 | 179 | 3 | 8 | 17 | 31 | 11 | 109 | - | 28 | 59 |
- Ned. : zoals . Arabisch : كَما = kamâ (zoals) . Taalgebruik in de Qoran : kamâ (zoals) . D. : wie . E. : as . Fr. : selon . Gr. καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs (zoals) . Hebreeuws : כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr (die). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) .
Waw = 6 . Dt 6 telt 25 verzen . 25 = 12 + 13 of lamed + mem .
- A
- ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalswaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Dt (397) . Dt 6 (12) : (1) Dt 6,1 . (2) Dt 6,2 . (3) Dt 6,3 . (4) Dt 6,6 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,11 . (7) Dt 6,12 . (8) Dt 6,14 . (9) Dt 6,17 . (10) Dt 6,18 . (11) Dt 6,20 . (12) Dt 6,23 .
- B - C - D - E
-
- F - G - H - I - J - K - L
- lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Dt (249) . Dt 6 (4) : (1) Dt 6,10 . (2) Dt 6,11 . (3) Dt 6,14 . (4) Dt 6,16 .
- M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -