DEUTERONOMIUM 26 - Dt 26 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -
- Dt 26,1-11 -- Dt 26,12-15 -- Dt 26,16-19 -- Dt 26,4-10 -

Overzicht vers per vers : - Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 - Dt 26,12 - Dt 26,13 - Dt 26,14 - Dt 26,15 - Dt 26,16 - Dt 26,17 - Dt 26,18 - Dt 26,19 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

Overzicht van Deuteronomium : - Dt 1 - Dt 2 - Dt 3 - Dt 4 - Dt 5 - Dt 6 - Dt 7 - Dt 8 - Dt 9 - Dt 10 - Dt 11 - Dt 12 - Dt 13 - Dt 14 - Dt 15 - Dt 16 - Dt 17 - Dt 18 - Dt 19 - Dt 20 - Dt 21 - Dt 22 - Dt 23 - Dt 24 - Dt 25 - Dt 26 - Dt 27 - Dt 28 - Dt 29 - Dt 30 - Dt 31 - Dt 32 - Dt 33 - Dt 34 -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
http://www.bible-history.com/isbe/            
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible   - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'íbezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen -

Woordenschat
- ´ärammî (Arameeër) , zie Dt 26,5 .
- gwr (zich als vreemdeling ophouden) , zie Dt 26,5 .
Bibliografie
Literatuur .
Liturgisch gebruik

- Dt 26,4-10 : 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C .
Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
- Dt 26,1-11 - Dt 26,1-11 : Het aanbieden van de eerstelingen .
- Dt 26,12-15 - : De tienden .
- Dt 26,16-19 : De toewijding van de Heer .

Dt 26,1-11 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -

Dt 26,1 - Dt 26,1 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai estai ean eiselthès eis tèn gèn èn kurios o theos sou didôsin soi en klèrô kai kataklèronomèsès autèn kai katoikèsès ep' autès  1 cumque intraveris terram quam Dominus Deus tuus tibi daturus est possidendam et obtinueris eam atque habitaveris in illa     1 Voorts zal het geschieden, wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, en gij dat erfelijk zult bezitten, en daarin wonen;   [1] Wanneer* u in het land bent gekomen dat de heer uw God u in eigendom geeft wanneer u het in bezit hebt genomen en er gevestigd bent,  [1] Straks zult u het land binnengaan dat de HEER, uw God, u als grondgebied zal geven. U zult het in bezit nemen en er gaan wonen.   1 ¶ Geschieden zal het, wanneer je aankomt in het land dat de ENE, je God, je als erfdeel geeft,– en jij het beërfd hebt en erin zetelt:   1. Lorsque tu parviendras au pays que Yahvé ton Dieu te donne en héritage, lorsque tu le posséderas et l'habiteras,  

King James Bible . [1] And it shall be, when thou art come in unto the land which the LORD thy God giveth thee for an inheritance, and possessest it, and dwellest therein;
Luther-Bibel . 1 Wenn du in das Land kommst, das dir der HERR, dein Gott, zum Erbe geben wird, und es einnimmst und darin wohnst,

Tekstuitleg van Dt 26,1 .

5. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 22 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 3 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Dt (77) .
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 3 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (4) .
- Grieks : acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lv (10) . Een vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .

  gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
3 acc. vr. enk.  gèn 961  884  77  13  12  10  25  30  36 

- Ned. aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .

4. - 5. אֶל הָאָרֶץ = ´èl hâ´ârèts (naar het land) . Tenakh (53) . Pentateuch (38) . Gn (3) . Ex (3) . Lv (3) . Nu (12) . Dt (17) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Gn (3) : (1) Gn 12,1 . (2) Gn 24,5 (2X) . (3) Gn 50,24 . Ex (3) : (1) Ex 6,8 . (2) Ex 12,25 . (3) Ex 33,1 . Lv (3) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,10 . (3) Lv 25,2 . Nu (12) : (1) Nu 13,27 . (2) Nu 14,3 . (3) Nu 14,8 . (4) Nu 14,16 . (5) Nu 14,24 . (6) Nu 14,30 . (7) Nu 15,18 . (8) Nu 20,12 . (9) Nu 20,24 . (10) Nu 32,7 . (11) Nu 32,9 . (12) Nu 34,2 . Dt (17) : (1) Dt 2,29 . (2) Dt 4,21 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 7,1 . (5) Dt 9,28 . (6) Dt 11,29 . (7) Dt 17,14 . (8) Dt 18,9 . (9) Dt 26,1 . (10) Dt 26,3 . (11) Dt 27,2 . (12) Dt 27,3 . (13) Dt 30,5 . (14) Dt 31,7 . (15) Dt 31,21 . (16) Dt 31,23 . (17) Dt 32,52 . Buiten de Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (3) : (1) Joz 1,2 . (2) Re 2,1 . (3) 2 K 8,1 .

 

Dt 26,2 - Dt 26,2 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai lèmyè apo tès aparchès tôn karpôn tès gès sou ès kurios o theos sou didôsin soi kai embaleis eis kartallon kai poreusè eis ton topon on an eklexètai kurios o theos sou epiklèthènai to onoma autou ekei  2 tolles de cunctis frugibus primitias et pones in cartallo pergesque ad locum quem Dominus Deus tuus elegerit ut ibi invocetur nomen eius     2 Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land, dat u de HEERE, uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats, die de HEERE, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen;  [2] dan moet u de eerste veldvruchten die u oogst in het land dat de heer uw God u schenkt, in een korf doen en daarmee naar de plaats gaan, die de heer uw God zal uitkiezen om er zijn naam te vestigen.  [2] U zult er de oogst kunnen binnenhalen. Als u daarvan dan het eerste en beste deel in een mand meeneemt naar de plaats die de HEER, uw God, zal uitkiezen om er zijn naam te laten wonen,  2 nemen zul je iets van het prille begin van alle vrucht van de bloedrode grond die je binnenbrengt van je land dat de ENE, je God, je geeft, en dat leggen in de schaal; en gaan zul je naar het oord dat de ENE, je God, zal uitkiezen om daar zijn naam te laten wonen.  2. tu prélèveras les prémices de tous les produits du sol que tu auras fait pousser au pays que te donne Yahvé ton Dieu. Tu les mettras dans une hotte, et tu te rendras au lieu choisi par Yahvé ton Dieu pour y faire habiter son nom. 

King James Bible . [2] That thou shalt take of the first of all the fruit of the earth, which thou shalt bring of thy land that the LORD thy God giveth thee, and shalt put it in a basket, and shalt go unto the place which the LORD thy God shall choose to place his name there.
Luther-Bibel . 2 so sollst du nehmen die Erstlinge aller Feldfrüchte, die du von deinem Lande einbringst, das der HERR, dein Gott, dir gibt, und sollst sie in einen Korb legen und hingehen an die Stätte, die der HERR, dein Gott, erwählen wird, dass sein Name daselbst wohne,

Tekstuitleg van Dt 26,2 .

8. מֵאַרְצְךָ = me´arëtsëkhâ (uit je land) < prefix voorzetsel min (uit) , zelfstandig naamwoord אֶרֶץ = ´èrèts (land) en suffix persoonlijk voornaamwoord tweede persoon mannelijk enkelvoud khâ . אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) Gn 12,1 . (2) Dt 26,2 .
- Grieks : gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- εκ της γης σου = ek tès gès sou (uit je land) . LXX (1) : Gn 12,1 . NT (1) : Hnd 7,3 .

  gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
1 nom. + dat. vr. enk gè(i) 771  736  35  10    15  15 
2 gen. vr. enk. gès   1203  1082  121  17  11  10  15  21  42  38  43     

- Ned. aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .

10. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .
  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt
´èlohîm (God) 299 216 28 25 12 16 140 31 0 7 29
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

9. - 10. אֲשֶׁר יהוה = ´äsjèr JHWH (die/dat JHWH) . Tenakh (47) . Dt (40) : (1) Dt 1,20 . (2) Dt 1,25 . (3) Dt 2,29 . (4) Dt 3,20 . (5) Dt 4,1 . (6) Dt 4,21 . (7) Dt 4,40 . (8) Dt 5,16 . (9) Dt 7,16 . (10) Dt 8,20 . (11) Dt 11,12 . (12) Dt 11,17 . (13) Dt 11,31 . (14) Dt 12,9 . (15) Dt 12,10 . (16) Dt 13,13 . (17) Dt 15,4 . (18) Dt 15,7 . (19) Dt 16,5 . (20) Dt 16,18 . (21) Dt 16,20 . (22) Dt 17,2 . (23) Dt 17,14 . (24) Dt 18,9 . (25) Dt 19,1 . (26) Dt 19,2 . (27) Dt 19,10 . (28) Dt 19,14 . (29) Dt 20,16 . (30) Dt 21,1 . (31) Dt 21,23 . (32) Dt 24,4 . (33) Dt 25,15 . (34) Dt 25,19 . (35) Dt 26,1 . (36) Dt 26,2 . (37) Dt 27,2 . (38) Dt 27,3 . (39) Dt 28,8 . (40) Dt 29,11 .

11. אֱלֹהֶיךָ = ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 . Dt (199) . Dt 6 (5) : (1) Dt 6,2 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,13 . (5) Dt 6,15 . De stam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt voor in Tenakh (2658) .
- Grieks . θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden kan / kunnen zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .
  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Dt 26  
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29    
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 18  
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199 5  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45    
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116 5  
JHWH ´êlohè(j)khèm (JHWH, jullie God) 123 74         0 4 26 4 40    


Dt 26,3 - Dt 26,3 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai eleusè pros ton ierea os ean è en tais èmerais ekeinais kai ereis pros auton anaggellô sèmeron kuriô tô theô mou oti eiselèlutha eis tèn gèn èn ômosen kurios tois patrasin èmôn dounai èmin  3 accedesque ad sacerdotem qui fuerit in diebus illis et dices ad eum profiteor hodie coram Domino Deo tuo quod ingressus sim terram pro qua iuravit patribus nostris ut daret eam nobis    3 En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den HEERE, uw God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de HEERE onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven.  [3] U moet naar de priester gaan die er in die dagen is, en hem zeggen: “Vandaag belijd ik voor de heer mijn God, dat ik in het land ben gekomen, dat Hij onze vaderen onder ede beloofd heeft.”  [3] en u verschijnt er voor de priester die daar op dat moment dienst doet, zeg dan het volgende tegen hem: ‘Hiermee verklaar ik voor de HEER, uw God, dat ik het land waarvan de HEER onze voorouders onder ede heeft beloofd dat hij het ons zou geven, ben binnengegaan.’  3 Ben je aangekomen bij de priester die er in die dagen zal zijn, dan zul je tot hem zeggen: ik meld heden aan de ENE, je God, dat ik ben gekomen in het land dat de ENE aan onze vaderen heeft gezworen ons te geven!   3. Tu iras trouver le prêtre alors en charge, et tu lui diras : « Je déclare aujourd'hui à Yahvé mon Dieu que je suis arrivé au pays que Yahvé avait juré à nos pères de nous donner. » 

King James Bible . [3] And thou shalt go unto the priest that shall be in those days, and say unto him, I profess this day unto the LORD thy God, that I am come unto the country which the LORD sware unto our fathers for to give us.
Luther-Bibel . 3 und sollst zu dem Priester kommen, der zu der Zeit sein wird, und zu ihm sagen: Ich bekenne heute dem HERRN, deinem Gott, dass ich gekommen bin in das Land, das der HERR, wie er unsern Vätern geschworen hat, uns geben wollte.

Tekstuitleg van Dt 26,3 .

5.

Dt 26,3.17. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 22 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 3 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Dt (77) . Dt 1 (6) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 1,22 . (4) Dt 1,25 . (5) Dt 1,35 . (6) Dt 1,36 .
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 3 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (4) .
- Grieks : acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lv (10) . Een vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .

  gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
3 acc. vr. enk.  gèn 961  884  77  13  12  10  25  30  36 

- Ned. aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .

Dt 26,3.16. - 17. אֶל הָאָרֶץ = ´èl hâ´ârèts (naar het land) . Tenakh (53) . Pentateuch (38) . Gn (3) . Ex (3) . Lv (3) . Nu (12) . Dt (17) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Gn (3) : (1) Gn 12,1 . (2) Gn 24,5 (2X) . (3) Gn 50,24 . Ex (3) : (1) Ex 6,8 . (2) Ex 12,25 . (3) Ex 33,1 . Lv (3) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,10 . (3) Lv 25,2 . Nu (12) : (1) Nu 13,27 . (2) Nu 14,3 . (3) Nu 14,8 . (4) Nu 14,16 . (5) Nu 14,24 . (6) Nu 14,30 . (7) Nu 15,18 . (8) Nu 20,12 . (9) Nu 20,24 . (10) Nu 32,7 . (11) Nu 32,9 . (12) Nu 34,2 . Dt (17) : (1) Dt 2,29 . (2) Dt 4,21 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 7,1 . (5) Dt 9,28 . (6) Dt 11,29 . (7) Dt 17,14 . (8) Dt 18,9 . (9) Dt 26,1 . (10) Dt 26,3 . (11) Dt 27,2 . (12) Dt 27,3 . (13) Dt 30,5 . (14) Dt 31,7 . (15) Dt 31,21 . (16) Dt 31,23 . (17) Dt 32,52 . Buiten de Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (3) : (1) Joz 1,2 . (2) Re 2,1 . (3) 2 K 8,1 .

Dt 26,3.18. אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . . Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Dt (397) .
- כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) < prefix ke + betrekk. voornaamw. . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) . D
- וְכַּאֲשֶׁר = wëka´äsjèr (en zoals) . Tenakh (15) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (4) . Dt (1) : Dt 29,12 .

Dt 26,3.19. nifal perf. 3de pers. mann. enk. נִשְׁבַּע = nisjëba` (hij zwoer) van het werkw. שָׁבָע = sjâbhâ` (zweren, vervolledigen / vervullen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (45) . Pentateuch (27) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (6) . Dt (22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 4,31 . (4) Dt 6,10 . (5) Dt 6,18 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,8 . (8) Dt 7,12 . (9) Dt 7,13 . (10) Dt 8,1 . (11) Dt 8,18 . (12) Dt 9,5 . (13) Dt 11,9 . (14) Dt 11,21 . (15) Dt 13,18 . (16) Dt 19,8 . (17) Dt 26,3 . (18) Dt 28,9 . (19) Dt 28,11 . (20) Dt 29,12 . (21) Dt 30,20 . (22) Dt 31,7 .
- Gr. ομνυμι = omnumi (zweren, onder ede beloven) . Taalgebruik in de Septuaginta. : omnumi (zweren, onder ede beloven) . Taalgebruik in het NT : omnumi (zweren, onder ede beloven) .
- Lat. jurare . Fr. jurer . E. to swear . D. schwören .

Dt 26,3.18. - 19. אֲשֶׁר נִשְׁבַּע = ´äsjèr nisjëba` (dat hij zwoer) . Tenakh (24/4012 en 24/45) . Dt (17/ 397 en 17/22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 4,31 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,18 . (5) Dt 6,23 . (6) Dt 7,8 . (7) Dt 7,12 . (8) Dt 7,13 . (9) Dt 8,1 . (10) Dt 8,18 . (11) Dt 9,5 . (12) Dt 11,9 . (13) Dt 11,21 . (14) Dt 26,3 . (15) Dt 28,11 . (16) Dt 30,20 . (17) Dt 31,7 .
- כַּאֲשֶׁר נִשְׁבַּע ka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Dt (4/488 en 4/22) : (1) Dt 2,14 . (2) Dt 13,18 . (3) Dt 19,8 . (4) Dt 28,9 .
- wëka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Dt (1/15 en 1/22) Dt 29,12 . Uiteindelijk 22/22 .

Dt 26,3.20. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 6 (18/25) . Niet in : Dt 6,6-9 . Verder niet in : (1) Dt 6,11 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 6,23 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt
´èlohîm (God) 299 216 28 25 12 16 140 31 0 7 29
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413

- Grieks . acc. mann. enk. κυριον = kurion (Heer) van het zelfst. naamw. κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .

  kurios (heer)  enk. bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn..  ev. Paul. Ap. br.  
5 acc. mann. enk. kurion 673 605 68 6 2 10 6 12 32   18 24 27 
  totaal 7754 7073 681 75 17 99 51 104 315 20 191 242 273  42 

- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

Dt 26,3.19. - 20. נִשְׁבַּע יהוה = nisjëba` JHWH ( JHWH zwoer) . Tenakh (21/45 en 21/5193) . Dt (11/22 en 11/413) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 6,18 . (4) Dt 8,1 . (5) Dt 9,5 . (6) Dt 11,9 . (7) Dt 11,21 . (8) Dt 26,3 . (9) Dt 28,11 . (10) Dt 30,20 . (11) Dt 31,7 .

Dt 26,3.18. - 20. אֲשֶׁר נִשְׁבַּע יהוה = ´äsjèr nisjëba` JHWH (dat JHWH zwoer) . Dt (10/11) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 6,18 . (3) Dt 8,1 . (4) Dt 9,5 . (5) Dt 11,9 . (6) Dt 11,21 . (7) Dt 26,3 . (8) Dt 28,11 . (9) Dt 30,20 . (10) Dt 31,7 . Niet in Dt 2,14 .

22. = lâtheth (om te geven) . De letter lamed als prefix en de werkwoordvorm = theth (qal infinitief constructus) . = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalswaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . act. qal perf. 3de pers. mann. enk. nâthan (hij geeft) OF act. qal part; nom. mann. enk. nothen (gevende) . Tenakh (319) . Pentateuch (107) . Eerdere Profeten (92) . Latere Profeten (30) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (86) . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (91) . Pentateuch (36) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (21) . Dt (19) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 1,27 . (3) Dt 1,35 . (4) Dt 4,38 . (5) Dt 6,10 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,13 . (8) Dt 10,11 . (9) Dt 10,18 . (10) Dt 11,9 . (11) Dt 11,21 . (12) Dt 17,15 . (13) Dt 19,8 . (14) Dt 21,17 . (15) Dt 26,3 . (16) Dt 28,11 . (17) Dt 28,12 . (18) Dt 30,20 . (19) Dt 31,7 .

18. - 23. Dt 26,3 : ´èl hâ´ârèts ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothe(j)nû (naar het land dat JHWH zwoer aan onze jullie vaders) lâtheth. Zie : ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothâm (die JHWH heeft gezworen aan hun vaders) : Dt 31,7 . ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothè(j)nû (dat JHWH zwoer aan onze vaders) : Dt 26,3 . ka´äsjèr nisjëba` JHWH lâhèm (zoals JHWH heeft gezworen aan hen) : Dt 2,14 .


Eerste lezing op de 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C : Dt 26,4-10 . Verwijzing : Dt 26,4-10 :
In die dagen sprak Mozes tot het volk: de priester zal de korf met de eerste veldvruchten van u aannemen en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God. Dan moet gij staande voor de Heer uw God, zeggen: Mijn vader was een zwervende Arameër. Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan. Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden. Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden, hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen. En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken. Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met opgeheven arm, onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen. Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land van melk en honing. Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die Gij, de Heer, mij hebt geschonken. En Mozes voegde eraan toe: Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen en u voor Hem neerbuigen.

Dt 26,4 - Dt 26,4 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai lèmyetai o iereus ton kartallon ek tôn cheirôn sou kai thèsei auton apenanti tou thusiastèriou kuriou tou theou sou  4 suscipiensque sacerdos cartallum de manu eius ponet ante altare Domini Dei tui     4 En de priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. [4] De priester neemt dan de korf van u aan en zet hem voor het altaar van de heer uw God.  [4] Als de priester de mand in ontvangst heeft genomen en die voor het altaar van de HEER, uw God, heeft neergezet,  4 Aannemen zal de priester de schaal uit je hand; doen rusten zal hij hem voor het aanschijn van het altaar van de ENE, je God.   4. Le prêtre prendra de ta main la hotte et la déposera devant l'autel de Yahvé ton Dieu.

King James Bible . [4] And the priest shall take the basket out of thine hand, and set it down before the altar of the LORD thy God.
Luther-Bibel . 4 Und der Priester soll den Korb aus deiner Hand nehmen und ihn vor dem Altar des HERRN, deines Gottes, niedersetzen.
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . In die dagen sprak Mozes tot het volk: de priester zal de korf met de eerste veldvruchten van u aannemen en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God.

Tekstuitleg van Dt 26,4 .

Dt 26,5 - Dt 26,5 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai apokrithèsè kai ereis enanti kuriou tou theou sou surian apebalen o patèr mou kai katebè eis aigupton kai parôkèsen ekei en arithmô brachei kai egeneto ekei eis ethnos mega kai plèthos polu kai mega 5 et loqueris in conspectu Domini Dei tui Syrus persequebatur patrem meum qui descendit in Aegyptum et ibi peregrinatus est in paucissimo numero crevitque in gentem magnam et robustam et infinitae multitudinis  wajjerèd   5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syriër, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk.  [5] Dan moet u, staande voor de heer uw God, het woord nemen en zeggen: “Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan en, terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, een groot, machtig, talrijk volk geworden.  [5] moet u het volgende voor de HEER belijden: ‘Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als vreemdeling met een handvol mensen, maar ze groeiden uit tot een zeer groot en machtig volk.  5 Aanheffen zul je dan en zeggen voor het aanschijn van de ENE, je God: een verloren Arameeër was mijn vader; hij daalde af naar Egypte en was daar zwerver–te–gast met maar weinig maten; maar hij werd daar tot een groot volk, stevig en talrijk;  5. Tu prononceras ces paroles devant Yahvé ton Dieu : « Mon père était un Araméen errant qui descendit en Égypte, et c'est en petit nombre qu'il y séjourna, avant d'y devenir une nation grande, puissante et nombreuse. 

King James Bible . And thou shalt speak and say before the LORD thy God, A Syrian ready to perish was my father, and he went down into Egypt, and sojourned there with a few, and became there a nation, great, mighty, and populous:
Luther-Bibel . 5 Dann sollst du anheben und sagen vor dem HERRN, deinem Gott: Mein Vater war ein Aramäer, dem Umkommen nahe, und zog hinab nach Ägypten und war dort ein Fremdling mit wenig Leuten und wurde dort ein großes, starkes und zahlreiches Volk.
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . Dan moet gij staande voor de Heer uw God, zeggen: Mijn vader was een zwervende Arameër. Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan. Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden.

Tekstuitleg van Dt 26,5 . Dit vers Dt 26,5 telt 20 (2 X 2 X 5) woorden en 77 (7 X 11) letters . De getalwaarde van Dt 26,5 is 4328 (2 X 2 X 2 X 541) .

Dt 26,5.2. וֱאָמַרְתָּ = wë´âmarëthâ (en jij zegt) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. . ´-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (135) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (4) . Ex (8) : (1) Ex 3,16 . (2) Ex 4,22 . (3) Ex 7,9 . (4) Ex 7,16 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,16 . (7) Ex 9,13 . (8) Ex 13,14 . Dt (7) : (1) Dt 6,21 . (2) Dt 8,17 . (3) Dt 12,20 . (4) Dt 17,14 . (5) Dt 26,3 . (6) Dt 26,5 . (7) Dt 26,13 .
- Grieks . λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .

Dt 26,5.6. אֲרַמִּי = ´ärammî (Arameeër) . Taalgebruik in Tenakh : ´ärammî (Arameeër) . Hapax in de bijbel : Dt 26,5 .
- הָאֲרַמִּי = hâ´ärammî (de Arameeër) . Tenakh (5) : (1) Gn 25,20 . (2) Gn 28,5 . (3) Gn 31,20 . (4) Gn 31,24 . (5) 2 K 5,20 .

Dt 26,5.7. אָבַד = ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Getalwaarde van אָבַד =´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) is : aleph = 1 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 7 . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . ´-b-d . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. ´âbhad / ´âbhâd (hij gaat verloren) . (2) act. qal infinit. absol. ´âbhod (om verloren te gaan) . (3) act. qal infinit. constructus ´äbhod (om verloren te gaan) . (4) act. qal part. mann. enk. ´obhed (verloren gaande) . (5) act. qal part. mann. enk. constructus ´obhad (verloren gaande) . (6) act. piël perf. 3de pers. mann. enk; ´ibbad (hij doet verloren gaan) . (7) act. piël infinit. absol. ´abbed (om verloren te doen gaan) . Tenakh (30) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (1) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine. Prof (4) . Geschriften (13) . Pentateuch (10) : (1) Nu 21,30 . (2) Nu 24,20 . (3) Nu 24,24 . (4) Dt 4,26 . (5) Dt 7,20 . (6) Dt 8,19 . (7) Dt 12,2 . (8) Dt 26,5 . (9) Dt 30,18 . (10) Dt 32,28 . Eerdere Profeten (1) : 2 K 21,3 . 12 Kleine. Prof (4) : (1) Jl 1,11 . (2) Jon 4,10 . (3) Mi 4,9 . (4) Mi 7,2 .
- Gr. apollumi (verderven, verdoemen) . Taalgebruik in het NT : apollumi ( ten gronde richten , doden , verliezen ) . Taalgebruik in de Septuaginta : apollumi ( ten gronde richten , doden , verliezen ) . < ap- + ollumi < ol-numi . Lat. perdere . Fr. perdre . Lat. perditio . Fr. perdition . Ned. verderf (v / p - r - d) , verdoemenis . Een vorm van apollumi (verderven, verdoemen) in de LXX (378) , in het NT (90) .

Dt 26,5.9. verbindingswoord wa + werkw.vorm act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. וַיֵּרֶד = wajjerèd (en hij daalde - neer -) van het werkw. יָרַד =jârad (afdalen, afstijgen, vallen) . Taalgebruik in Tenakh : järad (afdalen, afstijgen, vallen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , daleth = 4 ; totaal : 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107) . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . MT (41) . Pentateuch (15) : (1) Gn 11,5 . (2) Gn 12,10 . (3) Gn 15,11 . (4) Gn 38,1 . (5) Ex 19,14 . (6) Ex 19,20 . (7) Ex 19,25 . (8) Ex 32,15 . (9) Ex 34,5 . (10) Lv 9,22 . (11) Nu 11,25 . (12) Nu 12,5 . (13) Nu 14,45 . (14) Nu 20,28 . (15) Dt 26,5 .
- act. ind. aor. 3de pers. enk. κατεβη = katebè (hij daalde neer) van het werkw. καταβαινω = katabainô (naar beneden dalen , afdalen) . Taalgebruik in de Septuaginta : katabainô (neerdalen, afdalen) . Taalgebruik in het NT : katabainô (neerdalen, afdalen) . Bijbel (104) . OT (91) . NT (13) . Gn (5) : (1) Gn 11,5 . (2) Gn 12,10 . (3) Gn 15,11 . (4) Gn 24,45 . (5) Gn 38,1 .

Dt 26,5.10. מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts) . Zie : מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (28) . Pentateuch (27) . Gn (18) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 12,11 . (3) Gn 12,14 . (4) Gn 26,2 . (5) Gn 37,25 . (6) Gn 37,28 . (7) Gn 39,1 . (8) Gn 41,57 . (9) Gn 45,4 . (10) Gn 46,3 . (11) Gn 46,4 . (12) Gn 46,6 . (13) Gn 46,7 . (14) Gn 46,8 . (15) Gn 46,26 . (16) Gn 46,27 . (17) Gn 48,5 . (18) Gn 50,14 . Ex (3) : (1) Ex 1,1 . (2) Ex 4,21 . (3) Ex 13,17 . Nu (3) (1) Nu 14,3 . (2) Nu 14,4 . (3) Nu 20,15 . Dt (3) : (1) Dt 10,22 . (2) Dt 17,16 . (3) Dt 26,5 . 2 Kr (1) : 2 Kr 36,4 . In de Pentateuch komt מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts) voor het eerst voor in Gn 12,10 en het laatst in Dt 26,5 .

Dt 26,5.9. - 10. וַיֵּרֶד אַבְרָם = wajjerèd ´abhërâm (en Abram daalde af) .
- In Gn 12,10 : וַיֵּרֶד אַבְרָם מִצְרַיְמָה = wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh (en Abram daalde af Egyptewaarts) .
- In Dt 26,5 : וַיֵּרֶד מִצְרַיְמָה = wajjerèd mitsërajëmâh (en hij daalde af Egyptewaarts) .

Dt 26,5.11. וַיָּגָר = wajjâgâr (hij verbleef als vreemdeling) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . Zie : גר = gwr (als vreemdeling verblijven) . Taalgebruik in Tenakh : gwr (zich als vreemdeling ophouden) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 23 OF 203 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (6) : (1) Gn 20,1 . (2) Gn 21,34 . (3) Nu 22,3 . (4) Dt 26,5 . (5) 1 S 18,15 . (6) Ps 75,9 .
- לָגוּר = lâgûr (om vreemdeling te zijn) < prefix lë + act. qal inf. constr. van het werkw. גר = gwr (als vreemdeling verblijven) . Taalgebruik in Tenakh : gwr (zich als vreemdeling ophouden) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 23 OF 203 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (18) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 19,9 . (3) Gn 47,4 . (4) Re 17,8 . (5) Re 17,9 . (6) Js 23,7 . (7) Js 52,4 . (8) Jr 42,15 . (9) Jr 42,17 . (10) Jr 42,22 . (11) Jr 43,2 . (12) Jr 43,5 . (13) Jr 44,8 . (14) Jr 44,12 . (15) Jr 44,14 . (16) Jr 44,28 . (17) Rt 1,1 . (18) Kl 4,15 .

Dt 26,5.11. - 12. לָגוּר שָׁם = lâgûr sjâm (om daar vreemdeling te zijn) . Tenakh (18) : (1) Gn 12,10 . (2) Js 52,4 . (3) Jr 42,15 . (4) Jr 42,17 . (5) Jr 42,22 . (6) Jr 43,2 . (7) Jr 44,8 . (8) Jr 44,12 . (9) Jr 44,14 . (10) Jr 44,28 . Jr 44,14 . (17) Rt 1,1 . (18) Kl 4,15 .
- וַיָּגָר שָׁם = wajjâgâr sjâm (en hij verbleef daar als vreemdeling)  . Tenakh (1) : Dt 26,5 .

Dt 26,5.9. - 12. In Dt 26,5 : מִצְרַיְמָה וַיֵּרֶד וַיָּגָר שָׁם = wajjerèd mitsërajëmâh wajjâgâr sjâm (en hij daalde af Egyptewaarts en hij verbleef daar als vreemdeling) .
- In Gn 12,10 : וַיֵּרֶד אַבְרָם מִצְרַיְמָה לָגוּר שָׁם = wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh lâgûr sjâm (en Abram daalde af Egyptewaarts om daar vreemdeling te zijn) .

Dt 26,5.15. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) .
- Grieks . ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Bijbel (925) . OT (730) . NT (195) . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen) .

Dt 26,5.15. - 16. שָׁם וַיְהִי = wajëhî sjâm (en het werd daar) . Tenakh (5) : (1) Gn 39,20 . (2) Ex 34,28 . (3) Dt 26,5 . (4) 2 S 13,38 . (5) 2 Kr 5,9 .

Dt 26,5.17. לְגוֹי = lëgôj (tot volk) . < prefix voorzetsel lë + zelfstandig naamwoord גוֹי = gôj (volk) . Taalgebruik in Tenakh : gôj (volk) . Tenakh (15) : (1) Gn 12,2 . (2) Gn 17,20 . (3) Gn 18,18 . (4) Gn 21,13 . (5) Gn 21,18 . (6) Gn 46,3 . (7) Ex 9,24 . (8) Ex 32,10 . (9) Nu 14,12 . (10) Dt 9,14 . (11) Dt 26,5 . (12) Js 26,15 . (13) Js 60,22 . (14) Ez 37,22 . (15) Mi 4,7 .
- Grieks . ethnos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos (volk) . Taalgebruik in het N.T. : ethnos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk .

Dt 26,5.17. - 18. לְגוֹי גָדוֹל = lëgôj gädôl (tot een groot volk) . Tenakh (8) : (1) Gn 12,2 . (2) Gn 17,20 . (3) Gn 18,18 . (4) Gn 21,18 . (5) Gn 46,3 . (6) Ex 32,10 . (7) Nu 14,12 . (8) Dt 26,5 . Tot een groot volk . In Gn 12,2 zegt JHWH dat Hij Abram tot een groot volk zal maken . Tengevolge van een hongersnood daalde Abram af naar Egypte ( Gn 12,10) . In Dt 26,5 wijst men op het feit dat Abram in Egypte tot een groot volk werd .

- lëgôj `âtsûm (tot een sterk volk) . Tenakh (3) : (1) Dt 9,14 . (2) Js 60,22 . (3) Mi 4,7 .

Dt 26,5.17. - 19. לְגוֹי גָדוֹל = lëgôj gädôl wë`âtsûm (tot een groot en sterk volk) . Tenach (2) : (1) Gn 18,18 . (2) Nu 14,12 . Verder : Dt 26,5 : gädôl `âtsûm (groot , sterk...)

Dt 26,5.20. - 21. `âtsûm wârâbh (sterk en talrijk) . Tenach : (1) Dt 9,14 . (2) Dt 26,5 .

Dt 26,6 - Dt 26,6 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai ekakôsan èmas oi aiguptioi kai etapeinôsan èmas kai epethèkan èmin erga sklèra  6 adflixeruntque nos Aegyptii et persecuti sunt inponentes onera gravissima    6 Doch de Egyptenaars deden ons kwaad, en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op.  [6] Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons onderdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,   [6] De Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelen: ze onderdrukten ons en dwongen ons tot slavenarbeid.  6 maar ze deden ons kwaad, de Egyptenaren, en vernederden ons; ze legden ons harde slavendienst op;  6. Les Égyptiens nous maltraitèrent, nous brimèrent et nous imposèrent une dure servitude. 

King James Bible . [6] And the Egyptians evil entreated us, and afflicted us, and laid upon us hard bondage:
Luther-Bibel . 6 Aber die Ägypter behandelten uns schlecht und bedrückten uns und legten uns einen harten Dienst auf.
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,

Tekstuitleg van Dt 26,6 .

Dt 26,6.1. וַיָּרֵעוֹ = wajjâre`û (en zij deden kwaad) < prefix consecut. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. רָעַע = râ`a` (kwaad, slecht, verdrietig, ontevreden zijn) . Taalgebruik in Tenakh : râ`a` (kwaad, slecht, verdrietig, ontevreden zijn) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 52 (2 X OF 340 (2² X 5 X 17) . Structuur : 2 - 7 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) : Nu 20,15 . (2) Dt 26,6 .

Dt 26,6.4. וַיְעַנּוֹנוּ = wajë`annûnû (en zij verdrukten ons) < prefix wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. . עָנַה = `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Taalgebruik in Tenakh : `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 125 (5³) . Structuur : 7 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (1) : Dt 26,6 .

Dt 26,6.7. עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (19) : (1) Ex 1,14 . (2) Lv 23,7 . (3) Lv 23,8 . (4) Lv 23,21 . (5) Lv 23,25 . (6) Lv 23,35 . (7) Lv 23,36 . (8) Nu 4,23 . (9) Nu 4,47 . (10) Nu 28,18 . (11) Nu 28,25 . (12) Nu 28,26 . (13) Nu 29,1 . (14) Nu 29,12 . (15) Nu 29,35 . (16) Dt 26,6 . (17) Ez 29,18. (18) Kl 1,3 . (19) Da 7,21 .
- הָעֳבֹדָה= hâ`äbhodâh (de dienst) < prefix bepaald lidw. ha + עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . Zie : עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (12) : (1) Ex 2,23 . (2) Ex 5,9 . (3) Ex 12,25 . (4) Ex 12,26 . (5) Ex 13,5 . (6) Ex 35,24 . (7) Ex 36,5 . (8) Ex 39,42 . (9) Nu 8,25 . (10) Js 14,3 . (11) Ez 29,18 . (12) Neh 7,18 .

Dt 26,7 - Dt 26,7 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai aneboèsamen pros kurion ton theon tôn paterôn èmôn kai eisèkousen kurios tès fônès èmôn kai eiden tèn tapeinôsin èmôn kai ton mochthon èmôn kai ton thlimmon èmôn  7 et clamavimus ad Dominum Deum patrum nostrorum qui exaudivit nos et respexit humilitatem nostram et laborem atque angustias    7 Toen riepen wij tot den HEERE, den God onzer vaderen; en de HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking.   [7] hebben wij tot de heer, de God van onze vaderen, geroepen. En de heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken.  [7] Toen klaagden we de HEER, de God van onze voorouders, onze nood. Hij hoorde ons hulpgeroep en zag ons ellendig slavenbestaan.  7 wij riepen tot de ENE, de God van onze vaderen; toen hoorde de ENE onze stem en zag onze vernedering en moeite en onze onderdrukking;  7. Nous avons fait appel à Yahvé le Dieu de nos pères. Yahvé entendit notre voix, il vit notre misère, notre peine et notre oppression, 

King James Bible . [7] And when we cried unto the LORD God of our fathers, the LORD heard our voice, and looked on our affliction, and our labour, and our oppression:
Luther-Bibel . 7 Da schrien wir zu dem HERRN, dem Gott unserer Väter. Und der HERR erhörte unser Schreien und sah unser Elend, unsere Angst und Not
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen. En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken.

Tekstuitleg van Dt 26,7 . Het vers Dt 26,7 telt 16 (2² X 2²) woorden en 63 (3² X 7) letters . De getalwaarde van Dt 26,7 is 3925 (5² X 157) .

Dt 26,7.1. וַנַנִּצְעַק = wanannitsë`aq (en wij riepen) < prefix wë + act. qal imperf. 1ste pers. mv. van het werkw. צָעַק = tsâ`aq (schreeuwen, roepen) . Taalgebruik in Tenakh : tsâ`âq (schreeuwen, roepen) . Getalwaarde : tsade = 18 of 90 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 53 of 260 (2² X 5 X 13 OF 10 X 26) . Structuur : 9 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (2) : (1) Nu 20,16 . (2) Dt 26,7 .
- וַיִּצְעֲקוּ = wajjitsë`äqû (en zij riepen) < prefix wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. צָעַק = tsâ`aq (schreeuwen, roepen) . Taalgebruik in Tenakh : tsâ`âq (schreeuwen, roepen) . Getalwaarde : tsade = 18 of 90 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 53 of 260 (2² X 5 X 13 OF 10 X 26) . Structuur : 9 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (10) : (1) Ex 5,15 . (2) Ex 14,10 . (3) Joz 24,7 . (4) Re 4,3 . (5) Ps 107,6 . (6) Ps 107,28 . (7) 2 Kr 13,14 .
- וַיִֹזְעָקוּ = wajjizë`âqû (en zij klaagden) < prefix wë + act. ind. imperf. 3de pers. mv. van het werkw. זָעַק = zâ`aq (schreien, klagen) . Taalgebruik in Tenakh : zâ`aq (schreigen, klagen) . Getalwaarde : zajin = 7 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 177 (3 X 59) . Structuur : 7 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (1) : Ex 2,23 .

Dt 26,7.3. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 26 (13/19) : Niet in (1) Dt 26,6 . (2) Dt 26,9 . (3) Dt 26,12 . (4) Dt 26,15 . (5) Dt 26,18 . (6) Dt 26,19 .

Dt 26,7.2. - 3. יהוה אֶל = ´èl JHWH (naar JHWH, tot JHWH) . Tenakh (160) . Dt (6) : (1) Dt 3,23 . (2) Dt 9,26 . (3) Dt 15,9 . (4) Dt 24,15 . (5) Dt 26,7 . (6) Dt 26,7 .

Dt 26,7.4. אֱלֹהֵי = ´êlohe(j) (God van) . Stat. constr. van אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (470) . Pentateuch (59) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (90) . 12 Kleine Profeten (26) . Geschriften (183) . Dt (16) : (1) Dt 1,11 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 4,1 . (4) Dt 4,5 . (5) Dt 6,3 . (6) Dt 10,17 . (7) Dt 12,1 . (8) Dt 18,16 . (9) Dt 26,7 . (10) Dt 26,14 . (11) Dt 27,3 . (12) Dt 29,17 . (13) Dt 29,24 . (14) Dt 31,16 . (15) Dt 31,17 . (16) Dt 33,27 .

Dt 26,7.3. - 4. אֱלֹהֵי יהוה = JHWH ´êlohe(j) (JHWH God van) . Tenakh (175) . Dt (8) : (1) Dt 1,11 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 4,1 . (4) Dt 6,3 . (5) Dt 12,1 . (6) Dt 26,7 . (7) Dt 27,3 . (8) Dt 29,24 .

Dt 26,7.5. אֲבֹתֵינוּ = ´äbhothe(j)nû (onze vaderen) . Zie : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (23) : (1) Gn 46,34 . (2) Nu 20,15 . (3) Nu 36,3 . (4) Nu 36,4 . (5) Dt 5,3 . (6) Dt 26,7 . (7) 1 K 8,21 . (8) 1 K 8,53 . (9) 1 K 8,57 . (10) 1 K 8,58 . (11) 2 K 22,13 . (12) Js 64,10 . (13) Mal 2,10 . (14) Ps 22,5 . (15) Kl 5,7 . (16) Da 9,16 . (17) Ezr 9,7 . (18) Ezr 9,9 . (19) Ezr 10,35 . (20) 1 Kr 29,15 . (21) 1 Kr 29,18 . (22) 2 Kr 20,6 . (23) 2 Kr 29,6 .
- לַאֲבֹתֵינוּ = la´äbhothe(j)nû (tot onze vaderen) . Zie : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (7) : (1) Dt 6,23 . (2) Dt 26,3 . (3) Dt 26,15 . (4) 1 K 8,40 . (5) Mi 7,20 . (6) Neh 9,36 . (7) 2 Kr 6,31 . Zie Lc 1,55.3. - 6.

Dt 26,7.6. וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` (en hij hoorde) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׁמַע = sjâma` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâma` (horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (90) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (33) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (12) . Dt (5) : (1) Dt 1,34 . (2) Dt 5,28 . (3) Dt 9,19 . (4) Dt 10,10 . (5) Dt 26,7 .
- Grieks . akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het NT (427) , in de LXX (1069) .
- Arabisch : sami`a (luisteren, horen) . Taalgebruik in de Koran : sami`a (luisteren, horen) .
Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin .

Dt 26,7.7. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 26 (13/19) : Niet in (1) Dt 26,6 . (2) Dt 26,9 . (3) Dt 26,12 . (4) Dt 26,15 . (5) Dt 26,18 . (6) Dt 26,19 .

Dt 26,7.6. - 7. יהוה שָׁמַע = sjâma` JHWH (JHWH hoorde / luisterde naar) . Tenakh (8) : (1) Gn 16,11 . (2) Gn 29,33 . (3) Dt 1,45 . (4) 2 K 19,4 . (5) Ps 6,9 . (6) Ps 6,10 . (7) Ps 78,21 . (8) Js 37,4 .
- אֱלֹהִים שָׁמַע = sjâma` ´èlohîm (God hoorde / luisterde) . Tenakh (3) : (1) : Gn 21,17 . (2) Ps 68,19 . (3) Ps 78,59 .
- יהוה וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` JHWH (en JHWH hoorde) . Tenakh (10) : (1) Nu 11,1 . (2) Nu 12,2 . (3) Nu 21,3 . (4) Dt 1,34 . (5) Dt 5,28 . (6) Dt 9,19 . (7) Dt 10,10 . (8) Dt 26,7 . (9) 1 K 17,22 . (10) 2 Kr 30,20 .
- אֱלֹהִים וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` ´èlohîm (en God hoorde) . Tenakh (3) :
(1) Gn 21,17 (en God luisterde naar - de stem van de zoon van Hagar -) . LXX : και εισηκουσεν ὁ θεος = eisèkousen de ho theos (God echter luisterde naar) .
(2) Gn 30,17 (לֵאָה אֶל ... = ´èl Le´âh = En God luisterde naar Lea) . LXX : και επηκουσεν ὁ θεος λειας = kai epèkousen ho theos Leias (en God luisterde naar Lea)
(3) Ex 2,24 (נָאֲקָתָם אֶת ... = ´èth na´äqâthâm = en God luisterde naar het weeklagen - van de Hebreeën) . LXX : και εισηκουσεν ὁ θεος τον στεναγμον αυτων = kai eisèkousen ho theos ton stenagmon autôn (en God luisterde naar hun geweeklaag) .
Zie ook Gn 30,22 (אֱלֹהִים אֵלֶהָ וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` ´elêhâ ´èlohîm = en God luisterde naar haar / Rachel) . LXX : και επηκουσεν αυτης ὁ θεος = kai epèkousen autès ho theos .
God luisterde naar wie in een benarde en uitzichtloze situatie was gekomen . Hij luisterde naar Hagar , Lea , Rachel , de Hebreeën . LXX : Is de Hebreeuwse bepaling bij het werkwoord אֶת = ´èth , dan is de LXX εισηκουσεν = eisèkousen , is de Hebreeuwse bepaling אֶל = ´èl , dan is de LXX επηκουσεν = epèkousen .

Naast het horen staat het zien .
- אֱלֹהִים רָאָה = râ´âh ´èlohîm (God zag) . Tenakh (1) : Gn 31,42 .
- יהוה רָאָה = râ´âh JHWH (JHWH zag) . Tenakh (3) : (1) Gn 29,32 . (2) 2 K 14,26 . (3) 1 Kr 21,15 .
- אֱלֹהִים וַיַּרְא = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag) . Tenakh (9) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,10 . (3) Gn 1,12 . (4) Gn 1,18 . (5) Gn 1,21 . (6) Gn 1,25 . (7) Gn 1,31 . (8) Gn 6,5 . (9) Ex 2,25 .
- יהוה וַיַּרְא = wajjarë´ JHWH (en JHWH zag) . Tenakh (5) : (1) Gn 6,5 (JHWH zag de slechtheid van de mensen) . (2) Gn 29,31 (JHWH zag Lea) . (3) Ex 3,4 (JHWH zag Mozes de doornstruik naderen . (4) Dt 32,19 (JHWH zag de afdwaling van het volk) . (5) Js 59,15 .

Dt 26,7.6. - 8. Horen :
- אֶל יהוה שָׁמַע = sjâma` JHWH ´èl (JHWH luisterde naar) . Tenakh (1) : Gn 16,11 .
- אֶל שָׁמַע = sjâma` ´èl (hij luisterde naar) . Tenakh (1) : 2 Kr 35,22 .
- אֵת שָׁמַע = ´eth sjâma` (hij hoorde de) . Tenakh (2) : (1) Ex 16,9 . (2) 2 S 13,21 .
- אֶל אֱלֹהִים וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` ´èlohîm (en God hoorde naar) . Tenakh (1) : Gn 30,17 .
- אֵת יהוה וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` JHWH ´èth (en JHWH luisterde naar) . Tenakh (3) : (1) Dt 1,34 . (2) Dt 5,28 . (3) Dt 26,7 .
- אֶל וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` ´èl (en hoorde naar) . Tenakh (1) : 2 K 19,9 .
- אֶת אֱלֹהִים וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` ´èlohîm (en God hoorde de) . Tenakh (2) : (1) Gn 21,17 . (2) Ex 2,24 .
- אֶת וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` `èth (en hij hoorde de) . Tenakh (2) : (1) Gn 31,1 . (2) Nu 7,59 .

Dt 26,7.9. Wat is voorwerp van het horen ?
Ellende / vernedering :
- zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. vr. enk. עָנְיֵך = `ânëjekh (jouw vernedering) . Zelfst. naamw. עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking , nederigheid) . Zie : עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik in Tenakh : `ânî (arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur : 7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (1) : Gn 16,11 .
- עֳנִי אֶת = ´èth `ânî . (de ellende / vernedering) . Tenakh (3) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 .
- LXX . (1) dat. vr. enk. ταπεινωσει = tapeinôsei van het zelfst. naamw. ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Taalgebruik in het NT : tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Taalgebruik in de LXX : tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . (2) act. qal fut. 3de pers. enk. ταπεινωσει = tapeinôsei van het werkw. ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Taalgebruik in het NT : tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Taalgebruik in de LXX : tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Bijbel (21) : (1) Gn 16,11 . (2) 2 S 16,12 . (3) Js 3,17 . (4) Js 25,11 . (5) Js 25,12 . (6) Js 53,8 . (7) Jr 2,24 . (8) Ps 10,10 . (9) Ps 55,20 . (10) Ps 72,4 . (11) Ps 119,50 . (12) Ps 119,92 . (13) Ps 136,23 . (14) Da 7,24 . (15) Jdt 7,32 . (16) 1 Mak 3,51 . (17) Sir 29,5 . (18) Mt 18,4 . (19) Mt 23,12 . (20) Hnd 8,33 . (21) Jak 1,10 .

Stem / geroep :
- קוֹל = qôl (stem, roep) . Tenakh (138) .
- קוֹל אֵת = ´èth qôl (de stem) . Tenakh (26) . Pentateuch (7) : (1) Gn 3,8 . (2) Gn 21,17 . (3) Ex 32,17 . (4) Dt 1,34 . (5) Dt 5,25 . (6) Dt 5,28 . (7) Dt 18,16 .
- קֹלֵנוּ אֵת = ´èth qolenû (onze stem) . Tenakh (1) : Dt 26,7 .
- בְּקוֹלוֹ = bëqôlô (naar zijn stem) . Tenakh (4) : (1) Js 40,3 . (2) Ps 46,7 . (3) Ps 68,34 . (4) Job 37,5 .
- בְּקֹלוֹ = bëqolô (naar zijn stem) . Tenakh (11) : (1) Ex 5,2 . (2) Ex 23,21 . (3) Ex 23,22 . (4) Dt 4,30 . (5) Dt 9,23 . (6) Dt 26,17 . (7) Dt 30,2 . (8) Dt 30,20 . (9) 1 S 12,14 . (10) Ps 95,7 . (11) Da 9,14 .
- בְּקֹלִי= bëqolî (naar mijn stem) . Tenakh (10) : (1) Gn 22,18 . (2) Gn 26,5 . (3) Gn 27,8 . (4) Gn 27,13 . (5) Gn 27,43 . (6) Gn 30,6 . (7) Ex 4,1 . (8) Ex 18,19 . (9) Ex 19,5 . (10) Re 2,2 .
- בְּקוֹלִי= bëqôlî (naar mijn stem) . Tenakh (10) : (1) Nu 16,22 . (2) Joz 22,2 . (3) Re 6,10 . (4) Jr 7,23 . (5) Jr 9,12 . (6) Jr 11,4 . (7) Jr 11,7 . (8) Jr 18,10 . (9) Jr 22,21 . (10) Ps 130,2 .
- קוֹל אֶל = ´èl qôl (naar de stem van) : Tenakh (1) : Gn 21,17 .

Dt 26,7.10. w-j-r-´ : (1) prefix verbindingswoord wë + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ (en hij zag) . (2) prefix verbindingswoord wë + pass. nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיֵּרָא = wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen) . (3) prefix verbindingswoord wë + hifil imperf. derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ van het werkw. רָאָה= râ´âh (zien, verschijnen) . Het is een verkorte vorm , zie Joüon 79i . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 (2 X 103) . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (162) . Pentateuch (85) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (19) . Dt (4) : (1) Dt 26,7 . (2) Dt 31,15 . (3) Dt 32,19 . (4) Dt 33,21 .
- LXX . act. ind. aor. 3de pers. enk. ειδεν = eiden (hij zag) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien) . Taalgebruik in de LXX : eiden (hij zag) . Een vorm van ὁραω = horaô (zien) in het NT (114) , in de LXX (1539) .

  zien  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  ind. aor. 3de pers. enk. eiden  262  220  42  10  12  19  26     

- Lat. videre . Fr. voir . Ned. zien . E. to see . D. sehen .

Dt 26,7.12. zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. עָנְיֵנוּ = `ânëjenû (onze verdrukking, onze nederigheid) . Zie : עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik in Tenakh : `ânî (arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur : 7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (2) : (1) Dt 26,7 . (2) Ps 44,25 .
- Grieks . acc. vr. enk. ταπεινωσιν = tapeinôsin van het zelfst. naamw. ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Taalgebruik in het NT : tapeinôsis (vernedering, nederigheid) . Bijbel (17) . LXX (16) : (1) Gn 29,32 . (2) Gn 31,42 . (3) Dt 26,7 . (4) 1 S 1,11 . (5) 1 S 9,16 . (6) 2 K 14,26 . (7) Ps 9,14 . (8) Ps 22,22 . (9) Ps 25,18 . (10) Ps 31,8 . (11) Ps 90,3 . (12) Ps 119,153 . (13) Kl 1,9 . (14) Neh 9,9 . (15) Jdt 6,19 . (16) Jdt 13,20 . NT (1) Lc 1,48 . Een vorm van ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) in de LXX (42) , in het NT (4) : (1) Lc 1,48 . (2) Hnd 8,33 . (3) Fil 3,21 . (4) Jak 1,10 . Een vorm van ταπεινωσις = tapeinôsis (vernedering, nederigheid) is in de LXX de vertaling van 5 Hebreeuwse woorden .

Dt 26,7.10 - 12. עָנְיֵנוּ אֶת ןַיַּרְא= wajjarë´ ´èth `ânëjenû (en Hij zag onze vernedering / nederigheid) : Tenakh (1) : Dt 26,7 . In Dt 26,7 zien we een combinatie van 'zien' en 'vernedering' .
- In de LXX is dit vertaald in : και ειδεν την ταπεινωσιν ἡμων = kai eiden tèn tapeinôsin hèmôn (en Hij zag de vernedering van ons) . De Vulgaat vertaalde : et respexit humilitatem nostram . De Vulgaat van Lc 1,48 is . et respexit humilitatem .
- Dt 26,7 verwijst naar Ex 3,7 , tijdens de roeping van Mozes bij het brandend braambos : = râ´îthî ´èth `ânî `ammî (ik zie de ellende van mijn volk) . Dt 26,7 maakt deel uit van het gebed dat het aanbieden van de eerstelingen begeleidt . Wat met Maria gebeurt , luidt een proces van bevrijding in . Er wordt een verband gelegd met de bevrijding uit Egypte en de bevrijding die in de persoon van Jezus , zoon van Maria , aankomt .

Dt 26,8 - Dt 26,8 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai exègagen èmas kurios ex aiguptou autos en ischui megalè kai en cheiri krataia kai en brachioni autou tô uyèlô kai en oramasin megalois kai en sèmeiois kai en terasin  8 et eduxit nos de Aegypto in manu forti et brachio extento in ingenti pavore in signis atque portentis    8 En de HEERE voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen, en door wonderen.  [8] Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met uitgestrekte arm, onder grote verschrikkingen, en met tekenen en wonderen.   [8] En de HEER bevrijdde ons uit Egypte, met sterke hand en opgeheven arm, op angstaanjagende wijze, met tekenen en wonderen.  8 toen deed de ENE ons wegtrekken uit Egypte door een sterke hand en uitgestrekte arm, door een grote vreeswekkende daad,– door tekenen en wonderen;  8. et Yahvé nous fit sortir d'Égypte à main forte et à bras étendu, par une grande terreur, des signes et des prodiges. 

King James Bible . [8] And the LORD brought us forth out of Egypt with a mighty hand, and with an outstretched arm, and with great terribleness, and with signs, and with wonders:
Luther-Bibel . 8 und führte uns aus Ägypten mit mächtiger Hand und ausgerecktem Arm und mit großem Schrecken, durch Zeichen und Wunder,
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met opgeheven arm, onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen.

Tekstuitleg van Dt 26,8 .

Dt 26,8.1. וַיוֹצֶאֵנוּ = wajjôtse´ (en hij deed ons uitgaan) < waw consec. + werkw.vorm act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. van het werkw. יָצַא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 101 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1) : Dt 26,8 . Ook Dt 6,21 (met scriptio defectiva) .
- הוֹצִיאָנוּ = hôtsî´ânû (Hij deed ons uitgaan) aan) < werkwoordvorm act. hifil perf. 3de pers. mann. enk.+ suffix pers. voornaamw. 1ste. mv. . Zie het werkw. יָצַא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 70 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 81 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 7 - 1 . Tenakh (3) : (1) Ex 13,14 . (2) Ex 13,16 . (3) Dt 1,27 .
- Grieks . act. ind. aor. 3de pers. enk. εξηγαγεν = exègagen (hij leidde uit) van het werkw. εξαγω = exagô (uitleiden, naar buiten leiden) < ex (uit) + agô (leiden, voeren) . Taalgebruik in het NT : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in Lc : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in Hnd : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in de LXX : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Bijbel (67) . OT (62) . Pentateuch (30) . Gn (6) : (1) Gn 1,21 . (2) Gn 11,31 . (3) Gn 15,5 . (4) Gn 20,13 . (5) Gn 43,23 . (6) Gn 49,12 . Ex (12) : (1) Ex 12,51 . (2) Ex 13,3 . (3) Ex 13,9 . (4) Ex 13,14 . (5) Ex 13,16 . (6) Ex 16,6 . (7) Ex 16,32 . (8) Ex 18,1 . (9) Ex 19,17 . (10) Ex 32,1 . (11) Ex 32,12 . (12) Ex 32,23 . Nu (1) : Nu 20,16 . Dt (11) : (1) Dt 1,27 . (2) Dt 4,20 . (3) Dt 4,37 . (4) Dt 5,15 . (5) Dt 6,21 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,8 . (8) Dt 7,19 . (9) Dt 9,28 . (10) Dt 26,8 . (11) Dt 29,24 . NT (5) : (1) Lc 24,50 . (2) Hnd 7,36 . (3) Hnd 7,40 . (4) Hnd 12,17 . (5) Hnd 13,17 . Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het NT (12) . Syn. (2) . Ev. (3) . Lc (1) Lc 24,50 . Dit is de enigste vorm in Lc .
- και εξηγαγεν ἡμας = kai exagègen hèmas (en hij leidde ons uit) . Tenakh (2) : (1) Dt 6,21 . (2) Dt 26,8 .

Dt 26,8.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . Dt 26 (13/19) : Niet in (1) Dt 26,6 . (2) Dt 26,9 . (3) Dt 26,12 . (4) Dt 26,15 . (5) Dt 26,18 . (6) Dt 26,19 . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743)

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt
´èlohîm (God) 299 216 28 25 12 16 140 31 0 7 29
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413

- Grieks :
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

Dt 26,8.3. מִמִּצְרָיִם / מִמִּצְרַיִם = mimmitsërajim / mimmitsërâjim (uit Egypte) < min + מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (89) . Pentateuch (44) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (10) . Ex (16) : (1) Ex 3,10 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 6,27 . (5) Ex 12,35 . (6) Ex 12,39 . (7) Ex 13,3 . (8) Ex 13,8 . (9) Ex 13,9 . (10) Ex 13,14 . (11) Ex 13,16 . (12) Ex 14,11 . (13) Ex 17,3 . (14) Ex 18,1 . (15) Ex 23,15 . (16) Ex 34,18 . Dt (13) : (1) Dt 4,20 . (2) Dt 4,37 . (3) Dt 4,45 . (4) Dt 4,46 . (5) Dt 6,21 . (6) Dt 9,12 . (7) Dt 9,26 . (8) Dt 16,1 . (9) Dt 16,6 . (10) Dt 23,5 . (11) Dt 24,9 . (12) Dt 25,17 . (13) Dt 26,8 .
- εξ αιγυπτου = ex aiguptou (uit Egypte) . LXX (91) . NT (2) : (1) Mt 2,15 . (2) Heb 3,16 .
- Ned. : Egypte . Arabisch : مِصْرُ = misr (Egypte) . Taalgebruik in de Qoran : misr (Egypte) . Aramees : מִצְרַיִם (mitsërajim = Egypte) . D. : Ägypten . E. : Egypt . Fr. : Égypte . Grieks : αιγυπτος . Hebreeuws : מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Latijn . Aegyptus .

Dt 26,8.4. בְיָד = bëjâd (in de hand van) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Getalwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (21) : (1) Ex 3,19 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 14,8 . (4) Nu 15,30 . (5) Nu 33,3 . (6) Dt 5,15 . (7) Dt 6,21 . (8) Dt 7,8 . (9) Dt 9,26 . (10) Dt 19,21 . (11) Dt 26,8 . (12) 1 S 19,9 . (13) 1 S 26,23 . (14) Js 28,2 . (15) Jr 21,5 . (16) Ez 12,7 . (17) Ez 20,33 . (18) Ez 20,34 . (19) Ps 136,12 . (20) Da 9,15 . (21) 2 Kr 25,20 .

Dt 26,8.5. bijvoegl. naamw. vr. enk. חֲזָקָה = chäzâqâh van het bijvoegl. naamw. = châzâq (sterk, vast, hard) . Zie het werkw. חָזַק = châzaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen) . Taalgebruik in Tenakh : chazaq (vast zijn, bemoedigen, bevestigen) . Getalwaarde : chet = 8 , zajin = 7 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 115 (5 X 23) . Structuur : 8 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (20) : (1) Ex 3,19 . (2) Ex 6,1 . (3) Ex 13,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Nu 20,20 . (6) Dt 4,34 . (7) Dt 5,15 . (8) Dt 6,21 . (9) Dt 7,8 . (10) Dt 9,26 . (11) Dt 26,8 . (12) Joz 4,24 . (13) 1 S 14,52 . (14) Jr 21,5 . (15) Jr 32,21 . (16) Ez 20,33 . (17) Ez 20,34 . (18) Ez 26,17 . (19) Ps 136,12 . (20) Da 9,15 .

Dt 26,8.4. - 5. חֲזָקָה בְיָד = bëjâd chäzâqâh (met sterke hand) . Tenakh (12) : (1) Ex 3,19 . (2) Ex 13,9 . (3) Dt 5,15 . (4) Dt 6,21 . (5) Dt 7,8 . (6) Dt 9,26 . (7) Dt 26,8 . (8) Jr 21,5 . (9) Ez 20,33 . (10) Ez 20,34 . (11) Ps 136,12 . (12) Da 9,15 .5
- εν χειρι κραταιᾳ = en cheiri krataia(i) (met krachtige hand) . LXX (11) : (1) Ex 13,14 . (2) Dt 4,34 . (3) Dt 5,15 . (4) Dt 6,21 . (5) Dt 7,8 . (6) Dt 26,8 . (7) Jr 32,21 . (8) Ez 20,33 . (9) Ez 20,34 . (10) Ps 136,12 . (11) Bar 2,11 .

Dt 26,8.6. וּבִזְרֹעַ = ûbhizëro`a < prefix wë + prefix voorzetsel bë + זְרֹעַ = zëro`a (arm, macht, hulp) . Taalgebruik in Tenakh : zëro`a (arm, macht, hulp) . Tenakh (2) : (1) Dt 5,15 . (2) Dt 26,8 (εν βραχιονι αυτου = en brachioni autou = met zijn arm) .

Dt 26,8.6. - 7. - εν βραχιονι ὑψηλῳ = en brachioni hupsèlô(i) met uitgestrekte arm) . LXX (12) : (1) Ex 6,1 . (2) Ex 6,6 . (3) Dt 4,34 . (4) Dt 5,15 . (5) Dt 6,21 . (6) Dt 7,8 . (7) 2 K 17,36 . (8) Jr 32,21 . (9) Ez 20,33 . (10) Ez 20,34 . (11) Ps 136,12 . (12) Bar 2,11 .
- εν βραχιονι αυτου = en brachioni autou met zijn arm) . LXX (2) : (1) Dt 26,8 . (2) Sir 38,30 .

Dt 26,8.4. - 7. εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι ὑψηλῳ = en cheiri krataia(i) kai en brachioni hupsèlô(i) (met krachtige hand en met uitgestrekte arm) . LXX (8) : (1) Dt 4,34 . (2) Dt 5,15 . (3) Dt 6,21 . (4) Dt 7,8 . (5) Jr 32,21 . (6) Ez 20,33 . (7) Ez 20,34 . (8) Ps 136,12 .
- εν χειρι κραταιᾳ και εν βραχιονι αυτου τῳ ὑψηλῳ = en cheiri krataia(i) kai en brachioni autou tô(i) hupsèlô(i) (met krachtige hand en met zijn arm, de uitgestrekte) . LXX (1) : Dt 26,8 .


Dt 26,9 - Dt 26,9 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai eisègagen èmas eis ton topon touton kai edôken èmin tèn gèn tautèn gèn reousan gala kai meli  9 et introduxit ad locum istum et tradidit nobis terram lacte et melle manantem     9 En Hij heeft ons gebracht tot deze plaats; en Hij heeft ons dit land gegeven, een land vloeiende van melk en honig.   [9] Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land dat overvloeit van melk en honing.   [9] Hij bracht ons hierheen en gaf ons dit land, dat overvloeit van melk en honing.  9 hij deed ons komen in dit oord; hij gaf ons dit land, een land dat overvloeit van melk en honing;   9. Il nous a conduits ici et nous a donné cette terre, terre qui ruisselle de lait et de miel. 

King James Bible . [9] And he hath brought us into this place, and hath given us this land, even a land that floweth with milk and honey.
Luther-Bibel . 9 und brachte uns an diese Stätte und gab uns dies Land, darin Milch und Honig fließt.
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land van melk en honing.

Tekstuitleg van Dt 26,9 .

Dt 26,10 - Dt 26,10 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai nun idou enènocha tèn aparchèn tôn genèmatôn tès gès ès edôkas moi kurie gèn reousan gala kai meli kai afèseis auta apenanti kuriou tou theou sou kai proskunèseis ekei enanti kuriou tou theou sou  10 et idcirco nunc offero primitias frugum terrae quam dedit Dominus mihi et dimittes eas in conspectu Domini Dei tui adorato Domino Deo tuo   wë`aththâh   10 En nu, zie, ik heb gebracht de eerstelingen van de vrucht dezes lands, dat Gij, HEERE, mij gegeven hebt! Dan zult gij ze nederzetten voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en zult u buigen voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods;  [10] Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die U, heer, mij hebt geschonken.” Dan moet u die voor de heer uw God neerleggen, u voor Hem neerbuigen   [10] HEER, hierbij breng ik u de eerste opbrengst van het land dat u me gegeven hebt.’ Bied de HEER, uw God, zo uw gaven aan en kniel voor hem neer.  10 en nu heb ik hier het prille begin doen komen van de vrucht van de bloedrode grond die ge mij hebt gegeven, ENE ! Doen rusten zul je het voor het aanschijn van de ENE, je God, en je buigen voor het aanschijn van de ENE, je God.  10. Voici que j'apporte maintenant les prémices des produits du sol que tu m'as donné, Yahvé. »Tu les déposeras devant Yahvé ton Dieu et tu te prosterneras devant Yahvé ton Dieu.  

King James Bible . [10] And now, behold, I have brought the firstfruits of the land, which thou, O LORD, hast given me. And thou shalt set it before the LORD thy God, and worship before the LORD thy God:
Luther-Bibel . 10 Nun bringe ich die Erstlinge der Früchte des Landes, das du, HERR, mir gegeben hast. - Und du sollst sie niederlegen vor dem HERRN, deinem Gott, und anbeten vor dem HERRN, deinem Gott,
- 1ste (eerste) zondag in de veertigdagentijd C . Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die Gij, de Heer, mij hebt geschonken. En Mozes voegde eraan toe: Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen en u voor Hem neerbuigen.

Tekstuitleg van Dt 26,10

1. וְעַתָּה = wë`aththâh (en nu) < wë + `aththâh (nu) . Zie : Taalgebruik in Tenakh : `aththâh (nu) . Dt (6) : (1) Dt 4,1 . (2) Dt 5,25 (wë`aththâh ... ´im) . (3) Dt 10,12 (wë`aththâh ... ´im) . (4) Dt 10,22 . (5) Dt 26,10 . (6) Dt 31,19 .
- עַתָּה = `aththâh (nu, welaan) . Tenakh (147) . Penbtateuch (30) . Dt (3) : (1) Dt 2,13 . (2) Dt 12,9 . (3) Dt 32,39 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt
  266 54 114 28 13 57 26 14   8 6

In Dt 4,1 (bij het begin van een toespraak) en Dt 31,19 wordt het gevolgd door een imperatief ; Dt 4,1 : luister , Dt 31,19 : schrijven jullie op . 1,19 . In Dt 4,1 staat het woord aan het begin van de grote redevoering Dt 4-11 .
In Dt 5,25 en in Dt 10,12 leidt het een vraag in .
In Dt 10,22 maakt het deel uit van een chronologische opsomming .
In Dt 26,10 volgt het op het 'historisch Credo' .

Dt 26,11 - Dt 26,11 : Het aanbieden van de eerstelingen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 --- Dt 26,1 - Dt 26,2 - Dt 26,3 - Dt 26,4 - Dt 26,5 - Dt 26,6 - Dt 26,7 - Dt 26,8 - Dt 26,9 - Dt 26,10 - Dt 26,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai eufranthèsè en pasin tois agathois ois edôken soi kurios o theos sou kai tè oikia sou su kai o leuitès kai o prosèlutos o en soi  11 et epulaberis in omnibus bonis quae Dominus Deus tuus dederit tibi et domui tuae tu et Levites et advena qui tecum est    11 En gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de HEERE, uw God, aan u en uw huis gegeven heeft; gij, en de Leviet, en de vreemdeling, die in het midden van u is.   [11] en samen met de Levieten en de vreemdelingen die bij u wonen, feestvieren vanwege al de weldaden die Hij aan u en aan uw huis heeft geschonken.  [11] Daarna mag u, samen met de Levieten en de vreemdelingen die bij u wonen, een feestmaal houden met al het goede dat u en uw familie van hem hebben ontvangen.  11 Verheugen zul je je dan om al het goede dat de ENE, je God, aan jou gegeven heeft en aan je huis: jij en de Leviet en de zwerver–te–gast in je kring! ••   11. Puis tu te réjouiras de toutes les bonnes choses dont Yahvé ton Dieu t'a gratifié, toi et ta maison, - toi ainsi que le lévite et l'étranger qui est chez toi.  

King James Bible . [11] And thou shalt rejoice in every good thing which the LORD thy God hath given unto thee, and unto thine house, thou, and the Levite, and the stranger that is among you.
Luther-Bibel . 11 und sollst fröhlich sein über alles Gut, das der HERR, dein Gott, dir und deinem Hause gegeben hat, du und der Levit und der Fremdling, der bei dir lebt.

Tekstuitleg van Dt 26,11 .

Dt 26,12-15 . De tienden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,12-15 -- Dt 26,12 - Dt 26,13 - Dt 26,14 - Dt 26,15 -

Dt 26,12 - Dt 26,12 : De tienden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,12-15 -- Dt 26,12 - Dt 26,13 - Dt 26,14 - Dt 26,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12ean de suntelesès apodekatôsai pan to epidekaton tôn genèmatôn tès gès sou en tô etei tô tritô to deuteron epidekaton dôseis tô leuitè kai tô prosèlutô kai tô orfanô kai tè chèra kai fagontai en tais polesin sou kai emplèsthèsontai  12 quando conpleveris decimam cunctarum frugum tuarum anno decimarum tertio dabis Levitae et advenae et pupillo et viduae ut comedant intra portas tuas et saturentur    12 Wanneer gij zult geëindigd hebben alle tienden van uw inkomen te vertienen, in het derde jaar, zijnde een jaar der tienden; dan zult gij aan den Leviet, aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd worden.   [12] Wanneer u in het derde jaar, het jaar van de tiende*, de gehele tiende van uw oogst volledig hebt afgestaan en aan de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen hebt gegeven, en zij daar in uw stad volop van eten,  12] Als u in het derde jaar, het jaar van de tienden, het tiende deel van de opbrengst hebt afgestaan aan de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen, zodat zij bij u in de stad voldoende te eten hebben,  12 ¶ Wanneer je voleindigd hebt om elke tiende te vertienen van je opbrengst in het derde jaar, het jaar van de tiende,– geef die dan aan de Leviet, aan de zwerver, de wees en de weduwe; in je poorten zullen zij eten en verzadigd worden.   12. La troisième année, année de la dîme, lorsque tu auras achevé de prendre la dîme de tous tes revenus et que tu l'auras donnée au lévite, à l'étranger, à la veuve et à l'orphelin, et que, l'ayant consommée dans tes villes, ils s'en seront rassasiés,  

King James Bible . [12] When thou hast made an end of tithing all the tithes of thine increase the third year, which is the year of tithing, and hast given it unto the Levite, the stranger, the fatherless, and the widow, that they may eat within thy gates, and be filled;
Luther-Bibel . 12 Wenn du den Zehnten deines ganzen Ertrages zusammengebracht hast im dritten Jahr, das ist das Zehnten-Jahr, so sollst du ihn dem Leviten, dem Fremdling, der Waise und der Witwe geben, dass sie in deiner Stadt essen und satt werden.

Tekstuitleg van Dt 26,12 .

12. wënathaththâh (en jij zult geven) , verbindingsprefix wë + werkwoordvorm actief qal perf. 2de pers. enk. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenach : nâthan (geven) . Taalgebruik in Dt : nâthan (geven) . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het N.T. : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenach (40) . Pentateuch (26) . Dt (5) : (1) Dt 11,29 . (2) Dt 14,25 . (3) Dt 14,26 . (4) Dt 15,17 . (5) Dt 26,12 .

Dt 26,13 - Dt 26,13 : De tienden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,12-15 -- Dt 26,12 - Dt 26,13 - Dt 26,14 - Dt 26,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai ereis enantion kuriou tou theou sou exekathara ta agia ek tès oikias mou kai edôka auta tô leuitè kai tô prosèlutô kai tô orfanô kai tè chèra kata pasas tas entolas as eneteilô moi ou parèlthon tèn entolèn sou kai ouk epelathomèn  13 loquerisque in conspectu Domini Dei tui abstuli quod sanctificatum est de domo mea et dedi illud Levitae et advenae pupillo et viduae sicut iussisti mihi non praeterivi mandata tua nec sum oblitus imperii     13 En gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb het heilige uit het huis weggenomen, en heb het ook aan den Leviet en aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe gegeven, naar al Uw geboden, die Gij mij geboden hebt; ik heb niets van Uw geboden overtreden, en niets vergeten.  [13] dan moet u voor de heer uw God verklaren: “Ik heb het heilige* uit mijn huis weggedaan en het gegeven aan de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen, zoals U mij geboden hebt. Geen van uw geboden heb ik overtreden of veronachtzaamd.  [13] dan moet u tegenover de HEER, uw God, verklaren: ‘Ik heb niets van de gaven die de HEER toekomen achtergehouden. Ik heb alles aan de Levieten, vreemdelingen, weduwen en wezen gegeven, geheel overeenkomstig de geboden die u mij hebt opgelegd. Ik heb geen enkel gebod overtreden en ben in niets nalatig geweest.   13 Zeggen zul jij dan voor het aanschijn van de ENE, je God: weggedaan uit het huis heb ik het heilige; ook heb ik het gegeven aan de Leviet, de zwerver, de wees en de weduwe, geheel naar uw gebod dat ge mij hebt geboden; geen van uw geboden heb ik overtreden of vergeten;   13. tu diras en présence de Yahvé ton Dieu : « J'ai retiré de ma maison ce qui était consacré. Oui, je l'ai donné au lévite, à l'étranger, à l'orphelin et à la veuve, selon tous les commandements que tu m'as faits, sans outrepasser tes commandements ni les oublier. 

King James Bible . [13] Then thou shalt say before the LORD thy God, I have brought away the hallowed things out of mine house, and also have given them unto the Levite, and unto the stranger, to the fatherless, and to the widow, according to all thy commandments which thou hast commanded me: I have not transgressed thy commandments, neither have I forgotten them:
Luther-Bibel . 13 Und du sollst sprechen vor dem HERRN, deinem Gott: Ich hab aus meinem Hause gebracht, was geheiligt ist, und hab's gegeben den Leviten, den Fremdlingen, den Waisen und den Witwen ganz nach deinem Gebot, das du mir geboten hast. Ich habe deine Gebote nicht übertreten noch vergessen.

Tekstuitleg van Dt 26,13 .

15. כְּכֹל / כְּכָל = këkol / këkhâl < kë + kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 23 OF 50 (2 X 5²) . Structuur : 2 - 3 . Tenakh (122) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (52) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (20) . Dt (18) : (1) Dt 1,3 . (2) Dt 1,30 . (3) Dt 1,41 . (4) Dt 4,8 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 9,10 . (7) Dt 12,8 . (8) Dt 17,10 . (9) Dt 17,14 . (10) Dt 18,7 . (11) Dt 18,16 . (12) Dt 20,18 . (13) Dt 24,8 . (14) Dt 26,13 . (15) Dt 26,14 . (16) Dt 29,20 . (17) Dt 30,2 . (18) Dt 31,5 .

Dt 26,14 - Dt 26,14 : De tienden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,12-15 -- Dt 26,12 - Dt 26,13 - Dt 26,14 - Dt 26,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai ouk efagon en odunè mou ap' autôn ouk ekarpôsa ap' autôn eis akatharton ouk edôka ap' autôn tô tethnèkoti upèkousa tès fônès kuriou tou theou mou epoièsa katha eneteilô moi  14 non comedi ex eis in luctu meo nec separavi ea in qualibet inmunditia nec expendi ex his quicquam in re funebri oboedivi voci Domini Dei mei et feci omnia sicut praecepisti mihi     14 Ik heb daarvan niets gegeten in mijn leed, en heb daarvan niets weggenomen tot iets onreins, noch daarvan gegeven tot een dode; ik ben der stem des HEEREN, mijns Gods, gehoorzaam geweest, ik heb gedaan naar alles, wat Gij mij geboden hebt.  [14] Ik heb er niet in de rouwtijd van gegeten, het niet weggedaan terwijl ik onrein was, en er niets van aan een dode geofferd. Ik heb gehoor gegeven aan de heer, mijn God, en alles wat U mij geboden hebt ten uitvoer gebracht. [14] Ik heb niet van deze gaven gegeten in een tijd dat ik in de rouw was, ik heb er niets van afgedragen terwijl ik onrein was, en ik heb er niets van aan een dode meegegeven. Ik ben de HEER, mijn God, gehoorzaam geweest en heb me gehouden aan alles wat hij me geboden heeft.  14 in mijn rouwklacht heb ik er niet van gegeten; ik heb er niet van weggedaan in onreinheid, ik heb er niet van weggegeven voor een dode; ik heb gehoord naar de stem van de ENE, mijn God, ik heb gedaan naar al wat gij mij hebt geboden;  14. Je n'en ai rien mangé quand j'étais en deuil, je n'en ai rien retiré quand j'étais impur, je n'ai rien donné pour un mort. J'ai obéi à la voix de Yahvé mon Dieu et j'ai agi selon tout ce que tu m'avais ordonné.  

King James Bible . [14] I have not eaten thereof in my mourning, neither have I taken away ought thereof for any unclean use, nor given ought thereof for the dead: but I have hearkened to the voice of the LORD my God, and have done according to all that thou hast commanded me.
Luther-Bibel . 14 Ich habe nichts davon gegessen, als ich in Trauer war; ich habe nichts davon weggebracht, als ich unrein war; ich habe nichts davon gegeben als Gabe für die Toten. Ich bin der Stimme des HERRN, meines Gottes, gehorsam gewesen und habe alles getan, wie du es mir geboten hast.

Tekstuitleg van Dt 26,14 .

13. - 14. . בְּקֹל יהוה = bëqôl JHWH (naar de stem van JHWH) . Tenach (12) : (1) Dt 8,20 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 26,14 . (5) Dt 27,10 . (6) Dt 28,1 . (7) Dt 28,2 . (8) Dt 28,15 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,62 . (11) Dt 30,8 . (12) Dt 30,10

18. כְּכֹל / כְּכָל = këkol / këkhâl < kë + kl (al) . Taalgebruik in Tenakh : kl (al) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 23 OF 50 (2 X 5²) . Structuur : 2 - 3 . Tenakh (122) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (52) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (20) . Dt (18) : (1) Dt 1,3 . (2) Dt 1,30 . (3) Dt 1,41 . (4) Dt 4,8 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 9,10 . (7) Dt 12,8 . (8) Dt 17,10 . (9) Dt 17,14 . (10) Dt 18,7 . (11) Dt 18,16 . (12) Dt 20,18 . (13) Dt 24,8 . (14) Dt 26,13 . (15) Dt 26,14 . (16) Dt 29,20 . (17) Dt 30,2 . (18) Dt 31,5 .

Dt 26,15 - Dt 26,15 : De tienden - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,12-15 -- Dt 26,12 - Dt 26,13 - Dt 26,14 - Dt 26,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15katide ek tou oikou tou agiou sou ek tou ouranou kai eulogèson ton laon sou ton israèl kai tèn gèn èn edôkas autois katha ômosas tois patrasin èmôn dounai èmin gèn reousan gala kai meli 15 respice de sanctuario tuo de excelso caelorum habitaculo et benedic populo tuo Israhel et terrae quam dedisti nobis sicut iurasti patribus nostris terrae lacte et melle mananti     15 Zie nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk Israël, en het land, dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honig vloeiende.  [15] Zie neer uit de hemel, uw heilige woning; zegen uw volk Israël en zegen de grond die U ons hebt geschonken, het land dat overvloeit van melk en honing, zoals U onze vaderen onder ede beloofd hebt.”  [15] HEER, zie vanuit uw heilige woning in de hemel neer en schenk uw volk Israël en het land dat u ons hebt gegeven uw zegen, zoals u onze voorouders hebt gezworen; zegen dit land van melk en honing.’  15 schouw neer uit het verblijf van uw heiligheid, uit de hemelen, en zegen uw gemeente Israël en de bloedrode grond die ge ons hebt gegeven,– zoals ge aan onze vaderen hebt gezworen: een land dat overvloeit van melk en honing! ••   15. De la demeure de ta sainteté, des cieux, regarde et bénis Israël ton peuple, ainsi que la terre que tu nous as donnée comme tu l'avais juré à nos pères, terre qui ruisselle de lait et de miel. » 

King James Bible . [15] Look down from thy holy habitation, from heaven, and bless thy people Israel, and the land which thou hast given us, as thou swarest unto our fathers, a land that floweth with milk and honey.
Luther-Bibel . 15 Sieh nun herab von deiner heiligen Wohnung, vom Himmel, und segne dein Volk Israel und das Land, das du uns gegeben hast, wie du unsern Vätern geschworen hast, ein Land, darin Milch und Honig fließt.

Tekstuitleg van Dt 26,15 .

Dt 26,16-19 . De toewijding van de Heer - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,16-19 -- Dt 26,16 - Dt 26,17 - Dt 26,18 - Dt 26,19 -

Dt 26,16 - Dt 26,16 : De toewijding van de Heer - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,16-19 -- Dt 26,16 - Dt 26,17 - Dt 26,18 - Dt 26,19 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16en tè èmera tautè kurios o theos sou eneteilato soi poièsai panta ta dikaiômata tauta kai ta krimata kai fulaxesthe kai poièsete auta ex olès tès kardias umôn kai ex olès tès yuchès umôn  16 hodie Dominus Deus tuus praecepit tibi ut facias mandata haec atque iudicia et custodias et impleas ex toto corde tuo et ex tota anima tua     16 Te dezen dage gebiedt u de HEERE, uw God, deze inzettingen en rechten te doen; houdt dan en doet dezelve, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. [16] Vandaag gebiedt de heer uw God u deze voorschriften en bepalingen te volbrengen. U moet ze stipt ten uitvoer brengen, met heel uw hart en heel uw ziel. [16] Vandaag draagt de HEER, uw God, u op om u aan deze wetten en regels te houden. Neem ze zorgvuldig in acht en leef ze met hart en ziel na.   16 ¶ Op deze dag gebiedt de ENE, je God, je deze inzettingen te doen, en deze rechtsregels; bewaken en doen zul je ze met heel je hart en met heel je ziel!   16. Yahvé ton Dieu t'ordonne aujourd'hui de pratiquer ces lois et coutumes ; tu les garderas et tu les pratiqueras de tout ton cœur et de toute ton âme. 

King James Bible . [16] This day the LORD thy God hath commanded thee to do these statutes and judgments: thou shalt therefore keep and do them with all thine heart, and with all thy soul.
Luther-Bibel . 16 Heute gebietet dir der HERR, dein Gott, dass du tust nach allen diesen Geboten und Rechten, dass du sie hältst und danach tust von ganzem Herzen und von ganzer Seele.

Tekstuitleg van Dt 26,16 .

15. - 16. bëkhôl lëbhâbhëkhâ (met heel je hart) . Tenach (6) : (1) Dt 4,29 . (2) Dt 6,5 . (3) Dt 10,12 . (4) Dt 26,16 . (5) Dt 30,2 . (6) Dt 30,10 .

Dt 26,17 - Dt 26,17 : De toewijding van de Heer - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,16-19 -- Dt 26,16 - Dt 26,17 - Dt 26,18 - Dt 26,19 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17ton theon eilou sèmeron einai sou theon kai poreuesthai en tais odois autou kai fulassesthai ta dikaiômata kai ta krimata autou kai upakouein tès fônès autou  17 Dominum elegisti hodie ut sit tibi Deus et ambules in viis eius et custodias caerimonias illius et mandata atque iudicia et oboedias eius imperio    17 Heden hebt gij den HEERE doen zeggen, dat Hij u tot een God zal zijn, en dat gij zult wandelen in Zijn wegen, en houden Zijn inzettingen, en Zijn geboden, en Zijn rechten, en dat gij Zijner stem zult gehoorzaam zijn.  [17] U hebt vandaag aan de heer de verzekering gegeven dat Hij uw God zal zijn. U moet dus zijn wegen gaan, zijn voorschriften, geboden en bepalingen onderhouden en naar Hem luisteren.  [17] Vandaag hebt u de HEER verzekerd dat hij uw God zal zijn, dat u de weg zult volgen die hij u wijst, en dat u zijn wetten, geboden en regels zult naleven en hem gehoorzaam zult zijn.  17 Heden heb je de ENE doen zeggen dat hij jou tot God zal wezen en dat jij zult wandelen op zijn wegen, zult bewaken zijn inzettingen, zijn geboden en zijn rechtsregels en zult horen naar zijn stem.  17. Tu as obtenu de Yahvé aujourd'hui cette déclaration, qu'il serait ton Dieu - mais à la condition que tu marches dans ses voies, que tu gardes ses lois, ses commandements et ses coutumes et que tu écoutes sa voix.  

King James Bible . [17] Thou hast avouched the LORD this day to be thy God, and to walk in his ways, and to keep his statutes, and his commandments, and his judgments, and to hearken unto his voice:
Luther-Bibel . 17 Du hast dir heute vom HERRN sagen lassen, dass er dein Gott sein wolle und dass du sollest in allen seinen Wegen wandeln und halten seine Gesetze, Gebote und Rechte und seiner Stimme gehorchen.

Tekstuitleg van Dt 26,17 .

Dt 26,18 - Dt 26,18 : De toewijding van de Heer - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,16-19 -- Dt 26,16 - Dt 26,17 - Dt 26,18 - Dt 26,19 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai kurios eilato se sèmeron genesthai se autô laon periousion kathaper eipen soi fulassein pasas tas entolas autou  18 et Dominus elegit te hodie ut sis ei populus peculiaris sicut locutus est tibi et custodias omnia praecepta eius     18 En de HEERE heeft u heden doen zeggen, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zult zijn, gelijk als Hij u gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden;   [18] En* de heer heeft vandaag aan u de verzekering gegeven dat u, zoals Hij beloofd heeft, zijn eigen volk zult zijn en al zijn geboden zult onderhouden.  [18] Vandaag heeft de HEER u verzekerd dat u, zoals hij u heeft beloofd, zijn volk zult zijn, zijn kostbaar bezit. U moet al zijn geboden naleven.  18 De ENE heeft jou heden doen zeggen dat je voor hem zult wezen een uitgezochte gemeente, zoals hij tot je heeft gesproken; dat je al zijn geboden zult bewaken.  18. Et Yahvé a obtenu de toi aujourd'hui cette déclaration, que tu serais son peuple à lui, comme il te l'a dit - mais à la condition de garder tous ses commandements ;  

King James Bible . [18] And the LORD hath avouched thee this day to be his peculiar people, as he hath promised thee, and that thou shouldest keep all his commandments;
Luther-Bibel . 18 Und der HERR hat dich heute sagen lassen, dass du sein eigenes Volk sein wollest, wie er dir zugesagt hat, und alle seine Gebote halten wollest

Tekstuitleg van Dt 26,18 .

4. - 6. lîhëjôth lô lë`am : om te zijn voor hem tot volk . In vier verzen in de bijbel : (1) Dt 4,20 . (2) Dt 7,6 . (3) Dt 14,2 . (4) Dt 26,18 .

Dt 26,19 - Dt 26,19 : De toewijding van de Heer - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 26 -- Dt 26,16-19 -- Dt 26,16 - Dt 26,17 - Dt 26,18 - Dt 26,19 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai einai se uperanô pantôn tôn ethnôn ôs epoièsen se onomaston kai kauchèma kai doxaston einai se laon agion kuriô tô theô sou kathôs elalèsen  19 et faciat te excelsiorem cunctis gentibus quas creavit in laudem et nomen et gloriam suam ut sis populus sanctus Domini Dei tui sicut locutus est     19 Opdat Hij u alzo boven al de volken, die Hij gemaakt heeft, hoog zette, tot lof, en tot een naam, en tot heerlijkheid; en opdat gij een heilig volk zijt den HEERE, uw God, gelijk als Hij gesproken heeft.   [19] Hij zal aan u meer eer, faam en luister schenken dan aan de andere volken die Hij geschapen heeft, en u zult een volk zijn dat aan de heer uw God is gewijd, zoals Hij beloofd heeft.’  [19] Hij zal u hoog verheffen boven alle volken die hij geschapen heeft. U zult lof oogsten en met roem overladen worden. U zult het volk zijn dat aan de HEER, uw God, is gewijd, zoals hij heeft beloofd.  19 En hij zal je een plaats geven, hoog–verheven boven alle volkeren die hij heeft gemaakt, als loflied, goede–naam en sieraad, en jij zult wezen een gemeenschap die heilig is voor de ENE, je God,– zoals hij heeft gesproken.   19. il t'élèverait alors au-dessus de toutes les nations qu'il a faites, en honneur, en renom et en gloire, et tu serais un peuple consacré à Yahvé ton Dieu, ainsi qu'il te l'a dit. 

King James Bible . [19] And to make thee high above all nations which he hath made, in praise, and in name, and in honour; and that thou mayest be an holy people unto the LORD thy God, as he hath spoken.
Luther-Bibel . 19 und dass er dich zum höchsten über alle Völker machen werde, die er geschaffen hat, und du gerühmt, gepriesen und geehrt werdest, damit du dem HERRN, deinem Gott, ein heiliges Volk seist, wie er zugesagt hat.

Tekstuitleg van Dt 26,19 .