DEUTERONOMIUM 28 - Dt 28 -
- bijbeloverzicht
-- taalgebruik
-- Dt (Deuteronomium)
-- Dt 28
-
BIJBEL: Taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.
- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
Overzicht van Deuteronomium : - Dt 1 - Dt 2 - Dt 3 - Dt 4 - Dt 5 - Dt 6 - Dt 7 - Dt 8 - Dt 9 - Dt 10 - Dt 11 - Dt 12 - Dt 13 - Dt 14 - Dt 15 - Dt 16 - Dt 17 - Dt 18 - Dt 19 - Dt 20 - Dt 21 - Dt 22 - Dt 23 - Dt 24 - Dt 25 - Dt 26 - Dt 27 - Dt 28 - Dt 29 - Dt 30 - Dt 31 - Dt 32 - Dt 33 - Dt 34 -Overzicht van Dt : Dt : overzicht , Dt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Dt : commentaar .
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
Dt 1 | Dt 2 | Dt 3 | Dt 4 | Dt 5 | Dt 6 | Dt 7 | Dt 8 | Dt 9 | Dt 10 | Dt 11 | Dt 12 | Dt 13 | Dt 14 | Dt 15 | Dt 16 | Dt 17 | Dt 18 | Dt 19 | Dt 20 | Dt 21 | Dt 22 | Dt 23 | Dt 24 | Dt 25 | Dt 26 | Dt 27 | Dt 28 | Dt 29 | Dt 30 | Dt 31 | Dt 32 | Dt 33 | Dt 34 | |
Uitleg vers per vers : - Dt
28,1 - Dt
28,2 - Dt
28,3 - Dt
28,4 - Dt
28,5 - Dt
28,6 - Dt
28,7 - Dt
28,8 - Dt
28,9 - Dt
28,10 - Dt
28,11 - Dt
28,12 - Dt
28,13 - Dt
28,14 - Dt
28,15 - Dt
28,16 - Dt
28,17 - Dt
28,18 - Dt
28,19 - Dt
28,20 - Dt
28,21 - Dt
28,22 - Dt
28,23 - Dt
28,24 - Dt
28,25 - Dt
28,26 - Dt
28,27 - Dt
28,28 - Dt
28,29 - Dt
28,30 - Dt
28,31 - Dt
28,32 - Dt
28,33 - Dt
28,34 - Dt
28,35 - Dt
28,36 - Dt
28,37 - Dt
28,38 - Dt
28,39 - Dt
28,40 - Dt
28,41 - Dt
28,42 - Dt
28,43 - Dt
28,44 - Dt
28,45 - Dt
28,46 - Dt
28,47 - Dt
28,48 - Dt
28,49 - Dt
28,50 - Dt
28,51 - Dt
28,52 - Dt
28,53 - Dt
28,54 - Dt
28,55 - Dt
28,56 - Dt
28,57 - Dt
28,58 - Dt
28,59 - Dt 28,60
- Dt 28,61 - Dt
28,62 - Dt 28,63
- Dt 28,64 - Dt
28,65 - Dt 28,66
- Dt 28,67 - Dt
28,68 - Dt 28,69
Overzicht van Dt : Dt : overzicht , Dt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Dt : commentaar .
- Dt 28,1-68 . Zegeningen en vervloekingen .
Dt 28,1 - Dt 28,1 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1. wëhâjâh (en het zal zijn) . wë + werkwoordvorm qal perf. 3de pers. mann. enk. hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Dt : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenach (388) . .Pentateuch (149) . Dt (42) . Dt 28 (3) : (1) Dt 28,1 . (2) Dt 28,15 . (3) Dt 28,63 .
5. bëqôl < bë - qôl (stem) . Taalgebruik in Tenach : qôl (stem) . Taalgebruik in de Septuaginta : fônè (stem, roep) . Taalgebruik in het N.T. : fônè (stem, roep) . Gr. fônè (stem, roep) . Hebr. p´ (mond) . Verwant met Gr. fô-nè (Lat vo-x = stem , vo-care = roepen) , fè-mi = spreken . Lat for - fari . Fr. la voix . E. voice . Verwant met de indogerm. stam bha . Ook verwantschap tussen Hebr. pânîm (aangezicht) en fainô = schijnen . Lat. facies . Fr. la face . E. face . Ned. aangezicht , aanschijn . Tenach (75) . Pentateuch (16) . Dt (13) : (1) Dt 8,20 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 21,18 . (5) Dt 26,14 . (6) Dt 27,10 . (7) Dt 28,1 . (8) Dt 28,2 . (9) Dt 28,15 . (10) Dt 28,45 . (11) Dt 28,62 . (12) Dt 30,8 . (13) Dt 30,10 .
5. - 6. bëqôl JHWH (naar de stem van JHWH) . Tenach (12) : (1) Dt 8,20 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 26,14 . (5) Dt 27,10 . (6) Dt 28,1 . (7) Dt 28,2 . (8) Dt 28,15 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,62 . (11) Dt 30,8 . (12) Dt 30,10 .
13. - 15. ´asjèr ´ânokhî metsawwëkhâ (wat ik opdragende ben) . Tenach (19) : (1) Ex 34,11 . (2) Dt 4,40 . (3) Dt 6,6 . (4) Dt 7,11 . (5) Dt 8,1 . (6) Dt 8,11 . (7) Dt 10,13 . (8) Dt 11,8 . (9) Dt 13,19 . (10) Dt 15,5 . (11) Dt 19,9 . (12) Dt 27,10 . (13) Dt 28,1 . (14) Dt 28,13 . (15) Dt 28,15 . (16) Dt 30,2 . (17) Dt 30,8 . (18) Dt 30,11 . (19) Dt 30,16 .
Dt 28,2 - Dt 28,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Dt 28,2 .
7. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Taalgebruik in Dt : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 of 30 . Tenach (3849) . Pentateuch (884) . Dt (235) . Dt 28 (11) : (1) Dt 28,2 . (2) Dt 28,9 . (3) Dt 28,10 . (4) Dt 28,13 . (5) Dt 28,38 . (6) Dt 28,39 . (7) Dt 28,40 . (8) Dt 28,41 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,57 . (11) Dt 28,62 .
Dt 28,2.7. - 8. kî thisjëma` (indien je luistert) . Tenach (5) : (1) Dt 13,13 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 28,2 . (4) Dt 28,13 . (5) Dt 30,10 .
Dt 28,2.9. - 10. bëqôl JHWH (naar de stem van JHWH) . Tenach (12) : (1) Dt 8,20 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 26,14 . (5) Dt 27,10 . (6) Dt 28,1 . (7) Dt 28,2 . (8) Dt 28,15 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,62 . (11) Dt 30,8 . (12) Dt 30,10 .
Dt 28,2.8. - 11. thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (je luistert naar de stem van JHWH , je God) . Tenach (4) : (1) Dt 13,19 . (2) Dt 28,2 . (3) Dt 28,15 . (4) Dt 30,10 .
Dt 28,2.7. - 11. kî thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (indien je luistert naar de stem van JHWH , je God) . Tenach (3) : (1) Dt 13,19 . (2) Dt 28,2 . (3) Dt 30,10 . Hierop volgen een reeks zegeningen (Dt 28,1-14) . Hiertegenover staan de vervloekingen , ingeleid door Dt 28,15 : wëhâjâh ´im lo´ (en het zal zijn indien niet) thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (je luistert naar de stem van JHWH , je God) . Slechts in Dt 28,15 .
Dt 28,3 - Dt 28,3 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,4 - Dt 28,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,5 - Dt 28,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,6 - Dt 28,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,7 - Dt 28,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,8 - Dt 28,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,9 - Dt 28,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
7. nifal perf. 3de pers. enk. nisjëba` (hij zwoer) van het werkw. sjâbhâ`: zweren , vervolledigen / vervullen . Taalgebruik in Tenach : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Tenach (45) . Pentateuch (27) . Dt (22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 4,31 . (4) Dt 6,10 . (5) Dt 6,18 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,8 . (8) Dt 7,12 . (9) Dt 7,13 . (10) Dt 8,1 . (11) Dt 8,18 . (12) Dt 9,5 . (13) Dt 11,9 . (14) Dt 11,21 . (15) Dt 13,18 . (16) Dt 19,8 . (17) Dt 26,3 . (18) Dt 28,9 . (19) Dt 28,11 . (20) Dt 29,12 . (21) Dt 30,20 . (22) Dt 31,7 .
6. - 7. ´äsjèr nisjëba` (dat hij zwoer) . Tenach (24) . Dt (17 / 22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 4,31 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,18 . (5) Dt 6,23 . (6) Dt 7,8 . (7) Dt 7,12 . (8) Dt 7,13 . (9) Dt 8,1 . (10) Dt 8,18 . (11) Dt 9,5 . (12) Dt 11,9 . (13) Dt 11,21 . (14) Dt 26,3 . (15) Dt 28,11 . (16) Dt 30,20 . (17) Dt 31,7 . ka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Tenach (6) . Dt (4) : (2) Dt 2,14 . (15) Dt 13,18 . (16) Dt 19,8 . (18) Dt 28,9 . wëka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Tenach (2) . Dt (1) Dt 29,12 .
9. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Taalgebruik in Dt : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 of 30 . Tenach (3849) . Pentateuch (884) . Dt (235) . Dt 28 (11) : (1) Dt 28,2 . (2) Dt 28,9 . (3) Dt 28,10 . (4) Dt 28,13 . (5) Dt 28,38 . (6) Dt 28,39 . (7) Dt 28,40 . (8) Dt 28,41 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,57 . (11) Dt 28,62 .
Dt 28,10 - Dt 28,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,11 - Dt 28,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
13. nifal perf. 3de pers. enk. nisjëba` (hij zwoer) van het werkw. sjâbhâ`: zweren , vervolledigen / vervullen . Taalgebruik in Tenach : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Tenach (45) . Pentateuch (27) . Dt (22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 4,31 . (4) Dt 6,10 . (5) Dt 6,18 . (6) Dt 6,23 . (7) Dt 7,8 . (8) Dt 7,12 . (9) Dt 7,13 . (10) Dt 8,1 . (11) Dt 8,18 . (12) Dt 9,5 . (13) Dt 11,9 . (14) Dt 11,21 . (15) Dt 13,18 . (16) Dt 19,8 . (17) Dt 26,3 . (18) Dt 28,9 . (19) Dt 28,11 . (20) Dt 29,12 . (21) Dt 30,20 . (22) Dt 31,7 .
12. - 13. ´äsjèr nisjëba` (dat hij zwoer) . Tenach (24) . Dt (17 / 22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 4,31 . (3) Dt 6,10 . (4) Dt 6,18 . (5) Dt 6,23 . (6) Dt 7,8 . (7) Dt 7,12 . (8) Dt 7,13 . (9) Dt 8,1 . (10) Dt 8,18 . (11) Dt 9,5 . (12) Dt 11,9 . (13) Dt 11,21 . (14) Dt 26,3 . (15) Dt 28,11 . (16) Dt 30,20 . (17) Dt 31,7 . ka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Tenach (6) . Dt (4) : (2) Dt 2,14 . (15) Dt 13,18 . (16) Dt 19,8 . (18) Dt 28,9 . wëka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . Tenach (2) . Dt (1) Dt 29,12 .
13. - 14. nisjëba` JHWH ( JHWH zwoer) . Tenach (21) . Dt (11 / 22) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 2,14 . (3) Dt 6,18 . (4) Dt 8,1 . (5) Dt 9,5 . (6) Dt 11,9 . (7) Dt 11,21 . (8) Dt 26,3 . (9) Dt 28,11 . (10) Dt 30,20 . (11) Dt 31,7 .
12. - 14. ´äsjèr nisjëba` JHWH (dat JHWH zwoer) . Dt (10) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 6,18 . (3) Dt 8,1 . (4) Dt 9,5 . (5) Dt 11,9 . (6) Dt 11,21 . (7) Dt 26,3 . (8) Dt 28,11 . (9) Dt 30,20 . (10) Dt 31,7 .
12. - 15. ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothe(j)khèm (dat JHWH zwoer aan jullie vaders) . Tenach (4) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 8,1 . (3) Dt 11,9 . (4) Dt 11,21 . ´äsjèr nisjëba` JHWH la´äbhothè(j)khâ (dat JHWH zwoer aan jullie vaders) .Tenach (4) : (1) Dt 6,18 . (2) Dt 9,5 . (3) Dt 28,11 . (4) Dt 30,20 .
Dt 28,12 - Dt 28,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
10. mâtâr (regen) . Taalgebruik in Tenach : mâtâr (regen) . Status constructus mëtar . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tet = 9 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 249 (3 X 83) . Tenach (19) : (1) Dt 11,14 . (2) Dt 11,17 . (3) Dt 28,12 . (4) Dt 28,24 . (5) 2 S 1,21 . (6) 1 K 8,35 . (7) 1 K 8,36 . (8) 1 K 18,1 . (9) Js 5,6 . (10) Js 30,23 . (11) Zach 10,1 . (12) Ps 147,8 . (13) Spr 28,3 . (14) Job 5,10 . (15) Job 36,27 . (16) Job 37,6 . (17) 2 Kr 6,26 . (18) 2 Kr 6,27 . (19) 2 Kr 7,13 .
7. - 11. Een vorm van nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenach : nâthan
(geven) + mâtâr (regen) . Taalgebruik in Tenach : mâtâr
(regen) + een vorm van ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik
in Tenach : ´èrètz
(land) + een vorm van `eth (tijd) . Taalgebruik in Tenach : `eth
(tijd) , voorafgegaan door het prefix bë : (1) Dt
11,14 : wënâthaththî mâtâr
bë`eth (en ik zal regen geven op de tijd...) . (2) Zonder een vorm van
nâthan (geven) . Zach
10,1 : sja´älû miJHWH mâtâr bëeth (vraagt
vanwege JHWH regen op de tijd van.... ) .
- Zonder een vorm van `eth (tijd) . Taalgebruik in Tenach : `eth
(tijd) , voorafgegaan door het prefix bë : (1) Dt
28,12 : jiththen JHWH ´èth mâtâr ´artsëkhâ
(JHWH zal regen geven aan uw land) . (2) 1
K 8,36 : wënathaththâh mâtâr `al ´artsëkhâ
(en jij zult regen geven over uw land) . (3) met een variante van ´èrèts
(aarde) . 1
K 18,1 : wë´èththënâh mâtâr `al
pëne(j) hâ´ädâmâh (en ik zal regen geven over
het aanschijn van de aarde) . (4) hannothen mâtâr `al pëne(j)
´èrèts (die regen zal geven over het aanschijn van het land)
. (5) 2
Kr 6,27 = 1
K 8,36 : wënathaththâh mâtâr `al ´artsëkhâ
(en jij zult regen geven over uw land) .
- Zonder een vorm van `eth (tijd) en een vorm van ´èrèts
(aarde) . (1) Js
30,23 : wënâthan mëtar zarë`äkhâ (en ik
zal regen geven aan uw zaad) . (2) Zach
10,1 : ûmëtar gèsjèm jiththen lâhèm
(en stortregen zal ik geven aan hen) .
Dt 28,13 - Dt 28,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
12. - 13. kî thisjëma` (indien je luistert) . Tenach (5) : (1) Dt 13,13 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 28,2 . (4) Dt 28,13 . (5) Dt 30,10 .
18. - 20. ´asjèr ´ânokhî metsawwëkhâ (wat ik opdragende ben) . Tenach (19) : (1) Ex 34,11 . (2) Dt 4,40 . (3) Dt 6,6 . (4) Dt 7,11 . (5) Dt 8,1 . (6) Dt 8,11 . (7) Dt 10,13 . (8) Dt 11,8 . (9) Dt 13,19 . (10) Dt 15,5 . (11) Dt 19,9 . (12) Dt 27,10 . (13) Dt 28,1 . (14) Dt 28,13 . (15) Dt 28,15 . (16) Dt 30,2 . (17) Dt 30,8 . (18) Dt 30,11 . (19) Dt 30,16 .
Dt 28,14 - Dt 28,14 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
5. - 9. ´äsjèr ´ânokhî mtsawwèh ´èthkhèm (die ik jullie heb opgedragen) . Tenach (10) : (1) Dt 4,2 (tweemaal) . (2) Dt 11,13 (+ hajjôm = vandaag) . (3) Dt 11,22 . (4) Dt 11,27 . (5) Dt 11,28 . (6) Dt 12,11 . (7) Dt 13,1 . (8) Dt 27,1 (+ hajjôm = vandaag) . (9) Dt 27,4 (+ hajjôm = vandaag) . (10) Dt 28,14 (+ hajjôm = vandaag) .
Dt 28,15 - Dt 28,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Dt 28,15 . Dt 28,1-14 vormen een geheel : de zegeningen . Daarop volgt een reeks vervloekingen (Dt 28,15-68) .
Dt 28,15.1. wëhâjâh (en het zal zijn) . wë + werkwoordvorm qal perf. 3de pers. mann. enk. hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Dt : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenach (388) . .Pentateuch (149) . Dt (42) . Dt 28 (3) : (1) Dt 28,1 . (2) Dt 28,15 . (3) Dt 28,63 .
2. - 3. ´im lo´ ( indien niet) . Tenach (73) . Dt (7) : (1) Dt 8,2 . (2) Dt 11,28 . (3) Dt 21,14 . (4) Dt 24,1 . (5) Dt 28,15 . (6) Dt 28,58 . (7) Dt 32,30 .
Dt 28,15.1. - 3. wëhâjâh ´im lo´ (en het zal zijn indien niet) . Tenach (3) : (1) Ex 4,8 . (2) Ex 4,9 . (3) Dt 21,14 . (4) Dt 24,1 . (5) Dt 28,15 . Zie ook : Dt 28,1 : wëhâjâh ´im (en het zal zijn indien) .
2. - 4. ´im lo´ thisjëma` (indien je niet luistert) . Slechts in Dt 28,15 .
Dt 28,15.4. - 7. thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (je luistert naar de stem van JHWH , je God) . Tenach (4) : (1) Dt 13,19 . (2) Dt 28,2 . (3) Dt 28,15 . (4) Dt 30,10 . Zie ook Dt 28,1 : wëhâjâh ´im (en het zal zijn indien) + sjâmôa`+ thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (je luistert naar de stem van JHWH , je God) .
Dt 28,15.1. - 7. wëhâjâh ´im lo´ (en het zal zijn indien niet) thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (luister naar de stem van JHWH , je God) . Slechts in Dt 28,15 . Tegenover Dt 28,1 : wëhâjâh ´im (en het zal zijn indien) + sjâmôa`+ thisjëma` bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (je luistert naar de stem van JHWH , je God) .
Dt 28,15.14. - 16. ´asjèr ´ânokhî mëtsawwëkhâ (wat ik je opdragende ben) . Tenach (19) : (1) Ex 34,11 . (2) Dt 4,40 . (3) Dt 6,6 . (4) Dt 7,11 . (5) Dt 8,1 . (6) Dt 8,11 . (7) Dt 10,13 . (8) Dt 11,8 . (9) Dt 13,19 . (10) Dt 15,5 . (11) Dt 19,9 . (12) Dt 27,10 . (13) Dt 28,1 . (14) Dt 28,13 . (15) Dt 28,15 . (16) Dt 30,2 . (17) Dt 30,8 . (18) Dt 30,11 . (19) Dt 30,16 .
Dt 28,16 - Dt 28,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,17 - Dt 28,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,18 - Dt 28,18 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,19 - Dt 28,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,20 - Dt 28,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
24. עֱזַבְתָּנִי = `äzabhëtânî (je hebt mij verlaten / achtergelaten) <
werkwoordvorm qâtal 2de pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. -nî
(mij) van het werkw. עָזַב = `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh
(verlaten, achterlaten) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth
= 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh : (1) Dt
28,20 . (2) Ps
22,2 . In Dt
28,20 wordt de mens verdelgd omdat hij God heeft verlaten . In Ps
22,2 roept de mens tot God : waarom heb je mij verlaten ?
- Ned.: verzaken (v-r-z-k) , verlaten , in de steek laten . Eng. : forsake
. Fr. : laisser (Lat.
laxare) . délaisser . abandonner (a - ban-donner : geen toestemming geven)
. Grieks : λειπω = leipô
. καταλειπω = kataleipô . εγκαταλειπω = egkataleipô (in iets achterlaten) . Lat. .linquere
, lictum (l-a-t-en, achterlaten) . relinquere , derelinquere .
Dt 28,21 - Dt 28,21 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
9. - 10. מֵעַל הָאֲדָמָה = me`al hâ´ädâmâh (vanop de aarde) . Tenakh (7) : (1) Dt 28,21 . (2) Dt 28,63 . (3) Joz 23,13 . (4) Joz 23,15 . (5) 1 K 14,15 . (6) 2 Kr 33,8 . (7) Jr 24,10 .
Dt 28,22 - Dt 28,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,23 - Dt 28,23 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,24 - Dt 28,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
4. mâtâr (regen) . Taalgebruik in Tenach : mâtâr (regen) . Status constructus mëtar . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tet = 9 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 249 (3 X 83) . Tenach (19) : (1) Dt 11,14 . (2) Dt 11,17 . (3) Dt 28,12 . (4) Dt 28,24 . (5) 2 S 1,21 . (6) 1 K 8,35 . (7) 1 K 8,36 . (8) 1 K 18,1 . (9) Js 5,6 . (10) Js 30,23 . (11) Zach 10,1 . (12) Ps 147,8 . (13) Spr 28,3 . (14) Job 5,10 . (15) Job 36,27 . (16) Job 37,6 . (17) 2 Kr 6,26 . (18) 2 Kr 6,27 . (19) 2 Kr 7,3 .
Dt 28,25 - Dt 28,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,26 - Dt 28,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,27 - Dt 28,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,28 - Dt 28,28 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,29 - Dt 28,29 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,30 - Dt 28,30 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,31 - Dt 28,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,32 - Dt 28,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,33 - Dt 28,33 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,34 - Dt 28,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,35 - Dt 28,35 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,36 - Dt 28,36 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,37 - Dt 28,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,38 - Dt 28,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,39 - Dt 28,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,40 - Dt 28,40 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,41 - Dt 28,41 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,42 - Dt 28,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,43 - Dt 28,43 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,44 - Dt 28,44 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,45 - Dt 28,45 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
10. - 15. kî lo´ sjâma`thâ bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (omdat je niet luisterde naar de stem van JHWH , je God) . Tenach (2) : (1) Dt 28,45 . (2) Dt 28,62 .
12. act. qal perf. 2de pers. mann. enk. sjâma`thâ van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenach : sjâm`â (horen, luisteren) . Taalgebruik in Dt : sjâm`â (horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 50 of 410 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het N.T. (427) , in de LXX (1069) .Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin . Tenach (44) . Pentateuch (10) . Dt (5) : (1) Dt 4,33 . (2) Dt 4,36 . (3) Dt 9,2 . (4) Dt 28,45 . (5) Dt 28,62 .
13. - 14. bëqôl JHWH (naar de stem van JHWH) . Tenach (12) : (1) Dt 8,20 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 26,14 . (5) Dt 27,10 . (6) Dt 28,1 . (7) Dt 28,2 . (8) Dt 28,15 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,62 . (11) Dt 30,8 . (12) Dt 30,10 .
Dt 28,46 - Dt 28,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,47 - Dt 28,47 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,48 - Dt 28,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,49 - Dt 28,49 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,50 - Dt 28,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,51 - Dt 28,51 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,52 - Dt 28,52 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,53 - Dt 28,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,54 - Dt 28,54 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,55 - Dt 28,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,56 - Dt 28,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,57 - Dt 28,57 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,58 - Dt 28,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1. - 2. ´im lo´ ( indien niet) . Tenach (73) . Dt (7) : (1) Dt 8,2 . (2) Dt 11,28 . (3) Dt 21,14 . (4) Dt 24,1 . (5) Dt 28,15 . (6) Dt 28,58 . (7) Dt 32,30 .
Dt 28,59 - Dt 28,59 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,60 - - Dt 28,60 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,61 - Dt 28,61 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,62 - Dt 28,62 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
7. כְּכוֹכְבֵי = këkhôkhëbhê (als sterren) < prefix voorzetsel kë + zelfst. naamw. mann. mv. stat. constr. . Zie כוֹכָב = kôkhâbh (ster) . Taalgebruik in Tenakh : kôkhâbh (ster) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 ; waw = 6 , beth = 2 . Totaal : 30 (5 X 6) OF 48 (2² X 2² X 3) . Structuur : 2 - 6 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (7) : (1) Gn 22,17 . (2) Gn 26,4 . (3) Ex 32,13 . (4) Dt 1,10 . (5) Dt 10,22. (6) Dt 28,62 . (7) 1 Kr 27,23 .
7. - 8. Op een aantal bijbelplaatsen vinden we de vergelijking van het talrijk nageslacht met de sterren van de hemel : (1) כְּכוֹכְבֵי הַשָּׁמַיִם = këkhôkhëbhê hasjsjâmajim (als sterren van de hemelen) . Tenakh (5) : (1) Gn 22,17 . (2) Gn 26,4 . (3) Dt 1,10 . (4) Dt 10,22. (5) Dt 28,62 . (2) כְּכוֹכְבֵי הַשָּׁמָיִם = këkhôkhëbhê hasjsjâmajim (als sterren van de hemelen) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,13 . (2) 1 Kr 27,23 .
10. - 15. kî lo´ sjâma`thâ bëqôl JHWH ´èlohèkhâ (omdat je niet luisterde naar de stem van JHWH , je God) . Tenach (2) : (1) Dt 28,45 . (2) Dt 28,62 .
12. act. qal perf. 2de pers. mann. enk. sjâma`thâ van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenach : sjâm`â (horen, luisteren) . Taalgebruik in Dt : sjâm`â (horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 50 of 410 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het N.T. (427) , in de LXX (1069) .Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin . Tenach (44) . Pentateuch (10) . Dt (5) : (1) Dt 4,33 . (2) Dt 4,36 . (3) Dt 9,2 . (4) Dt 28,45 . (5) Dt 28,62 .
13. - 14. bëqôl JHWH (naar de stem van JHWH) . Tenach (12) : (1) Dt 8,20 . (2) Dt 13,19 . (3) Dt 15,5 . (4) Dt 26,14 . (5) Dt 27,10 . (6) Dt 28,1 . (7) Dt 28,2 . (8) Dt 28,15 . (9) Dt 28,45 . (10) Dt 28,62 . (11) Dt 30,8 . (12) Dt 30,10 .
Dt 28,63 - Dt 28,63 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
16. ûlëhasjëmîd (en om te vernietigen) < wë + lë + act. hifil infin. van het werkw. sjâmad (verwoesten, vernietigen, uitroeien) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmad (verwoesten, vernietigen, uitroeien) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , daleth = 4 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 344 (2³ X 43) . Tenach (4) : (1) Dt 28,63 . (2) Joz 9,24 . (3) 1 K 13,34 . (4) 2 Kr 20,23 .
19. - 20. me`al hâ´ädâmâh (weg vanop de aardbodem) . Tenakh (7) : (1) Dt 28,21 . (2) Dt 28,63 . (3) Joz 23,13 . (4) Joz 23,15 . (5) 1 K 14,15 . (6) 2 Kr 33,8 . (7) Jr 24,10 .
Dt 28,64 - Dt 28,64 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,65 - Dt 28,65 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,68 - - Dt 28,66 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,67 - Dt 28,67 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
1. babboqèr (in de morgen, 's morgens) < voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. boqèr (morgen) . Zie : Tenakh (92) . Pentateuch (37) . Eerdere Profeten (30) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (13) . Gr. prôi ('s morgens) . Taalgebruik in het NT : prôï (vroeg) . Taalgebruik in de LXX : prôï (vroeg) . Zie : bâqar (onderzoeken, voor iets zorgen, overleggen) . Taalgebruik in Tenakh : bâqar (onderzoeken, voor iets zorgen, overleggen) . Getalwaarde : beth = 2 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 (zie 41) OF 302 (2 X 151) . Structuur : 2 - 1 - 2 . De som van de termen is telkens 5 . b-q-r . (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. bâqar (hij onderzoekt) . (2) zelfst. naamw. bâqâr (rund, rundvee) . (3) boqèr (morgen) .
prôi ('s morgens) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
181 | 169 | 12 | 3 | 6 | 2 | 1 | 9 | 11 |
Dt 28,68 - Dt 28,68 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Dt 28,69 - Dt 28,69 | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
WILLIBRORDVERTALING
Zegeningen en vervloekingen [1] Als u inderdaad gehoorzaamt aan de heer, en alle geboden die ik u vandaag opleg stipt volbrengt, dan zal Hij u hoog verheffen boven alle volken op de aarde. [2] Dan zullen de volgende zegeningen* over u komen en u ten deel vallen, omdat u gehoorzaamt aan de heer uw God. [3] Gezegend bent u in de stad, gezegend bent u op het land. [4] Gezegend is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw grond en de vrucht van uw vee, de worp van uw runderen en de aanwas van uw schapen. [5] Gezegend is uw korf en uw trog. [6] Gezegend bent u bij uw komen, gezegend bij uw gaan. [7] De heer zal de vijanden die zich tegen u verheffen voor u op de vlucht drijven. Langs één weg rukken zij tegen u op, langs zeven wegen vluchten zij. [8] De heer zal zegen laten komen in uw schuren en bij al uw ondernemingen. De heer uw God zal u zegenen in het land dat Hij u schenkt. [9] De heer zal van u een volk maken dat Hem is toegewijd, zoals Hij u onder ede beloofd heeft, als u tenminste de geboden van de heer uw God onderhoudt en zijn wegen gaat. [10] Alle volken op de aarde zullen zien dat de naam van de heer over u is uitgeroepen, en zij zullen ontzag voor u hebben. [11] Op de grond die de heer uw vaderen onder ede beloofd heeft, zal Hij u rijke overvloed schenken in alles, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw grond. [12] De heer zal de rijke schatkamer van de hemel voor u openen om uw land op tijd regen te geven en al uw ondernemingen te zegenen, zodat u aan veel volken kunt lenen, maar zelf niet hoeft te lenen. [13] Tot kop zal de heer u maken en niet tot staart. U zult omhoog gaan en nooit omlaag, als u tenminste gehoorzaamt aan de geboden van de heer uw God, die ik u vandaag geef, en die nauwgezet volbrengt, [14] en als u van alle voorschriften die ik u vandaag geef, rechts noch links afwijkt door achter andere goden aan te lopen en die te vereren. [15] Als u echter niet gehoorzaamt aan de heer uw God, en zijn geboden en voorschriften, die ik u vandaag opleg, niet stipt ten uitvoer brengt, dan zullen de volgende vervloekingen over u komen en u treffen. [16] Vervloekt bent u in de stad, vervloekt bent u op het land. [17] Vervloekt is uw korf en uw trog. [18] Vervloekt is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw grond, de worp van uw runderen en de aanwas van uw schapen. [19] Vervloekt bent u bij uw komen, vervloekt bij uw gaan. [20] Bij alles wat u onderneemt, zal de heer vloek, verwarring en verwensing over u zenden, tot u in korte tijd omgekomen en weggevaagd bent, omdat u slecht hebt gehandeld en Mij hebt verlaten. [21] De heer zal zorgen dat de pest zich bij u nestelt, tot deze u heeft weggevaagd van de grond die u in bezit gaat nemen. [22] De heer zal u slaan met tering, koorts, ontsteking en koudvuur, met droogte, dorheid en korenbrand. Die zullen u op de hielen blijven zitten tot u bent omgekomen. [23] De hemel boven uw hoofd zal brons zijn, de aarde beneden u ijzer. [24] De heer zal stof en zand op uw land laten regenen; uit de hemel komen die op u neer, totdat u bent vernietigd. [25] De heer zal u voor uw vijanden op de vlucht drijven. Langs één weg rukt u tegen hen op, langs zeven wegen vlucht u, zodat u een afschrikkend voorbeeld wordt voor alle koninkrijken op aarde. [26] Uw lijken zullen tot aas dienen voor de vogels in de lucht en voor de dieren op het land, en er zal niemand zijn die ze wegjaagt. [27] De heer zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, die u niet kunt genezen. [28] De heer zal u slaan met razernij, blindheid en waanzin, [29] zodat u midden op de dag als een blinde in het duister rondtast, op uw weg niet vooruitkomt en altijd verdrukt en beroofd wordt, terwijl niemand u helpt. [30] Verlooft u zich met een vrouw, een ander zal haar bezitten; bouwt u een huis, u zult er niet in wonen; plant u een wijngaard, u zult zelfs de eerste vruchten niet plukken. [31] Uw runderen worden voor uw ogen geslacht, maar u zult er niet van eten; uw ezels worden in uw bijzijn geroofd, en u ziet ze niet meer terug; uw schapen worden aan uw vijand uitgeleverd, en niemand komt u te hulp. [32] Uw zonen en dochters worden uitgeleverd aan een ander volk; iedere dag zult u smachtend naar hen uitkijken, zonder dat u er iets aan kunt doen. [33] Een onbekend volk zal de opbrengst van uw grond en van uw zwoegen verteren; zelf zult u aldoor onderdrukt en mishandeld worden. [34] Waanzinnig zult u worden door wat uw ogen zien. [35] De heer zal u slaan met kwaadaardige, ongeneeslijke zweren op uw knieën en op uw dijen, van uw voetzool tot op uw kruin. [36] De heer zal u en de koning die u aanstelt, wegvoeren naar een volk dat uzelf en uw voorouders niet hebben gekend; daar kunt u andere goden dienen, goden van hout en van steen. [37] En bij alle volken waarheen de heer u drijft, zult u een voorwerp worden van ontzetting, een mikpunt van schimp en van spot. [38] Veel zaad zult u naar uw akkers dragen, maar weinig zult u oogsten, want de sprinkhanen vreten ze kaal. [39] Wijngaarden zult u planten en verzorgen, maar de wijn zult u niet drinken of opslaan, want de wormen vreten ze weg. [40] Olijfbomen zult u bezitten in heel uw gebied, maar zalven met de olie zult u zich niet, want uw olijven vallen af. [41] Zonen en dochters zult u verwekken, maar toebehoren zullen zij u niet, want als gevangenen gaan zij van u weg. [42] Van al uw bomen en van de opbrengst van uw grond maakt het ongedierte zich meester. [43] De vreemdeling die bij u woont zal steeds hoger boven u stijgen, zelf zult u steeds dieper zinken. [44] Hij zal aan u lenen, u niet aan hem. Hij zal de kop zijn, u de staart. [45] Al deze vervloekingen komen op u neer, en zullen u achtervolgen en treffen tot u bent vernietigd, omdat u niet hebt gehoorzaamd aan de heer uw God, en de geboden en bepalingen die Hij u gaf, niet hebt onderhouden. [46] Bij u en uw nakomelingen zullen die vervloekingen voor altijd een teken en een waarschuwing zijn. [47] Omdat u in de tijd van overvloed de heer uw God niet met vreugde en blij van geest hebt gediend, [48] daarom zult u in honger, dorst en naaktheid, in gebrek aan alles, dienstbaar zijn aan de vijanden die de heer op u afstuurt. Een ijzeren juk zal Hij op uw nek leggen tot Hij u heeft vernietigd. [49] De heer zal van verre, van de grenzen van de aarde, een volk op u afsturen dat neerschiet als een arend, een volk waarvan u de taal niet verstaat, [50] een wreed volk, dat de oude mensen niet ontziet en geen medelijden heeft met de jeugd. [51] Het verteert de vrucht van uw vee en de vrucht van uw grond tot u bent vernietigd; het laat niets voor u over, geen koren, geen most en geen olie, geen worp van uw runderen, geen aanwas van uw schapen, tot het u te gronde heeft gericht. [52] Het belegert uw steden, en in heel uw land zullen die hoge en sterke muren waarop u vertrouwd hebt, ineenstorten; het belegert al uw steden in het hele land dat de heer uw God u schenkt. [53] In de verschrikkelijke nood waarin uw vijand u brengt, zult u de vrucht van uw schoot opeten, het vlees van de zonen en dochters die de heer u heeft geschonken. [54] En als de meest verfijnde en verwende man in die verschrikkelijke nood, die de vijand over uw steden brengt, niets meer over heeft, dan zal hij achterdochtig kijken naar zijn broer, naar zijn geliefde vrouw en naar de kinderen die hij nog heeft, [55] om het vlees van de kinderen dat hij eet maar niet met hen te hoeven delen. [56] En als de meest verfijnde en verwende vrouw, zo verfijnd en verwend, dat zij haar voeten maar amper op de grond durft te zetten, in de verschrikkelijke nood die de vijand over steden brengt, niets meer over heeft, dan zal zij met achterdocht kijken naar haar geliefde man, naar haar zoon en haar dochter, [57] om heimelijk de nageboorte van haar schoot en de kinderen die zij baart te kunnen opeten. [58] Als u al de geboden van deze Wet, die in dit boek staan opgetekend, niet nauwgezet volbrengt in ontzag voor de verheven en ontzagwekkende naam van de heer uw God, [59] dan zal Hij u en uw nakomelingen met vreselijke plagen treffen, met zware, slepende kwalen, met kwaadaardige, langdurige ziekten. [60] Alle plagen van Egypte die u zo’n schrik hebben aangejaagd, zal Hij op u laten terugvallen, zodat ze aan u blijven vastkleven. [61] En alle andere ziekten en plagen, die niet in dit boek staan opgetekend, zal de heer eveneens over u laten komen, totdat u bent vernietigd. [62] In plaats van talrijk te worden als de sterren aan de hemel, zult u met slechts enkelen overblijven, omdat u niet naar de heer uw God hebt geluisterd. [63] Zoals de heer er vreugde in vond u gelukkig en talrijk te maken, zo zal Hij er vreugde in vinden u te gronde te richten en u te vernietigen; u zult uitgerukt worden uit de grond die u in bezit gaat nemen. [64] De heer zal u onder alle volken verspreiden, van het ene einde van de aarde tot aan het andere; daar zult u andere goden dienen, die u en uw voorouders niet hebben gekend, goden van hout en van steen. [65] En bij die volken zult u geen rust vinden, geen veilige plek zal er zijn voor uw voeten. De heer zal daar uw hart laten sidderen, uw ogen laten kwijnen en uw ziel laten versmachten. [66] Voortdurend zal uw leven in gevaar zijn; dag en nacht zult u in angst zitten, omdat u uw leven niet zeker bent. [67] In de ochtend zult u zeggen: “Was het maar avond!” en ’s avonds zult u zeggen: “Was het maar ochtend!”, om de schrik die uw hart vervult en om dat wat uw ogen moeten aanzien. [68] De heer zal u per schip terugvoeren naar Egypte, terwijl ik u toch gezegd heb: “Nooit zult u die weg teruggaan.” Daar zult u zich aan uw vijand willen verkopen als slaven en slavinnen, maar er zal geen koper zijn.’