DEUTERONOMIUM 34 - Dt 34 - - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 - - Dt 34,1-12
BIJBEL: Taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht vers per vers : Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

Overzicht van Genesis : - Dt 1 - Dt 2 - Dt 3 - Dt 4 - Dt 5 - Dt 6 - Dt 7 - Dt 8 - Dt 9 - Dt 10 - Dt 11 - Dt 12 - Dt 13 - Dt 14 - Dt 15 - Dt 16 - Dt 17 - Dt 18 - Dt 19 - Dt 20 - Dt 21 - Dt 22 - Dt 23 - Dt 24 - Dt 25 - Dt 26 - Dt 27 - Dt 28 - Dt 29 - Dt 30 - Dt 31 - Dt 32 - Dt 33 - Dt 34 -
Uitleg per perikope : Dt 34,1-12

Overzicht van Dt : Dt : overzicht , Dt : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Dt : commentaar .

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,

ALGEMEEN OVERZICHT

-
bijbeloverzicht , bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .

Overzicht van het N.T. : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar



De dood van Mozes . Dt 34,1-12 - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -

Dt 34,1 - Dt 34,1 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai anebè môusès apo arabôth môab epi to oros nabau epi korufèn fasga è estin epi prosôpou ierichô kai edeixen autô kurios pasan tèn gèn galaad eôs dan  1 ascendit ergo Moses de campestribus Moab super montem Nebo in verticem Phasga contra Hiericho ostenditque ei Dominus omnem terram Galaad usque Dan    1 Toen ging Mozes op uit de vlakke velden van Moab, naar den berg Nebo, op de hoogten van Pisga, welke recht tegenover Jericho is; en de HEERE wees hem dat ganse land, Gilead tot Dan toe;  [1] Toen ging Mozes vanuit de vlakte van Moab de berg Nebo op, naar de top van de Pisga, recht tegenover Jericho. En de heer liet hem het hele land zien: Gilead tot aan Dan,  [1] Toen verliet Mozes de vlakte van Moab en hij beklom de Nebo, een van de toppen van de Pisga, tegenover Jericho. Daar liet de HEER hem het hele land zien: het hele gebied van Gilead tot aan Dan,  1 ¶ Mozes klimt op van de steppen van Moab naar de berg Nebo, de top van de Pisga in het aanschijn van Jericho; dan laat de ENE hem heel het land zien,– de Gilead tot aan Dan;  1. Alors, partant des Steppes de Moab, Moïse gravit le mont Nebo, sommet du Pisga en face de Jéricho, et Yahvé lui fit voir tout le pays : le Galaad jusqu'à Dan,  

King James Bible . [1] And Moses went up from the plains of Moab unto the mountain of Nebo, to the top of Pisgah, that is over against Jericho. And the LORD shewed him all the land of Gilead, unto Dan,
Luther-Bibel . 1 Und Mose stieg aus dem Jordantal der Moabiter auf den Berg Nebo, den Gipfel des Gebirges Pisga, gegenüber Jericho. Und der HERR zeigte ihm das ganze Land: Gilead bis nach Dan

Tekstuitleg van Dt 34,1 . Dit vers Dt 34,1 telt 22 (2 X 11) woorden en 72 (2X 2 X 2 X 3 X 3) letters . De getalwaarde van Dt 34,1 is 4777 (17 X 281) . DE getalwaarde van het woord hachchoemasj (voor de Thora) is 47 (he = 5 ,chet = 8 , mem = 13 , sjin = 21 ; totaal : 47) .

Dt 34,1.1. ויעל = wj`l : (1) verbindingsletter wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיַּעַל / וַיָּעַל = wajja`al / wajjâ`al (en hij klom op) . (2) verbindingsletter wë + act. qal jussief 3de pers. mann. enk. וְיַּעַל = wëja`al (en dat hij opga) van het werkw. עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (115) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (18) . Gn (10) : (1) Gn 8,20 . (2) Gn 13,1 . (3) Gn 17,22 . (4) Gn 19,30 . (5) Gn 26,23 . (6) Gn 35,13 . (7) Gn 38,12 . (8) Gn 46,29 . (9) Gn 50,7 . (10) Gn 50,9 . Ex (11) : (1) Ex 10,12 . (2) Ex 10,14 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 24,9 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,15 . (8) Ex 24,18 . (9) Ex 34,4 . (10) Ex 40,25 . (11) Ex 40,29 . Nu (4) : (1) Nu 23,2 . (2) Nu 23,14 . (3) Nu 23,30 . (4) Nu 33,38 . Dt (1) Dt 34,1 .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ανεβη = anebè (hij klom naar boven) van het werkw. αναβαινω = anabainô (beklimmen, naar boven klimmen, naar boven banen) . Taalgebruik in het NT : anabainô (beklimmen) . Taalgebruik in de LXX : anabainô (beklimmen) . Bijbel (187) . OT (165) . Pentateuch (24) . Gn (10) : (1) Gn 13,1 . (2) Gn 17,22 . (3) Gn 19,30 . (4) Gn 24,16 . (5) Gn 26,23 . (6) Gn 32,27 . (7) Gn 35,13 . (8) Gn 38,12 . (9) Gn 46,29 . (10) Gn 50,7 . Ex (10) : (1) Ex 2,23 . (2) Ex 16,13 . (3) Ex 19,3 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 24,9 . (6) Ex 24,15 . (7) Ex 24,18 . (8) Ex 34,4 . (9) Ex 40,36 . (10) Ex 40,37 . Nu (3) : (1) Nu 9,17 . (2) Nu 10,11 . (3) Nu 33,38 . Dt (1) Dt 34,1 . NT (22) . Bij Matteüs komt het in drie verzen voor : bij het doopsel (Mt 3,16) , bij de bergrede (Mt 5,1) en bij het wandelen over het water (Mt 14,23) . Mc (1) : Mc 6,51 . Lc (3) : (1) Lc 2,4 . (2) Lc 9,28 . (3) Lc 19,4 . Een vorm van αναβαινω = anabainô (beklimmen, klimmen op) in de LXX (685) , in het NT (81) . In de LXX kan een vorm van het Griekse werkwoord αναβαινω = anabainô (beklimmen, naar boven klimmen, naar boven banen) . de vertaling van 21 verschillende Hebreeuwse werkwoorden zijn .

  anabainô (beklimmen)   bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Profeten Geschriften Dt-can. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. anebè   187  152 24 77 19 4 100 28 13 22  12     

Dt 34,1.2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenach : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenach (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) .
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) . Dt (34) (2 X 17) . Dt 34 (5) : (1) Dt 34,1 . (2) Dt 34,5 . (3) Dt 34,8 . (4) Dt 34,9 . (5) Dt 34,12 .

Dt 34,1.1. - 2. וַיַּעַל מֹשֶׁה = wajja`al mosjèh (en Mozes klom op) . Tenakh (5) : (1) Ex 19,20 . (2) Ex 24,9 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 24,15 . (5) Dt 34,1 . In Dt 34,1 is de uitvoering van de opdracht die voordien in Dt 32,48 - Dt 32,49 werd gegeven . In al deze teksten gaat Mozes naar boven op uitnodiging van God / JHWH . De inleiding op deze uitnodiging verschilt van tekst tot tekst .

inleiding en uitnodiging (opdracht)

Ex 19,20 wajjiqërâ´ JHWH (en JHWH riep) lëmosjèh (- tot - Mozes)    ´èl ro´sj hâhâr (naar de top van de berg)
Ex 24,1 : opdracht - Ex 24,9 : uitvoering

wë´èl mosjèh ´âmar (en tot Mozes zei hij)  

`äleh (klim op) ´èl JHWH (naar JHWH)
Ex 24,12 : opdracht . Uitvoering : Ex 24,13 - Ex 24,15 - Ex 24,18 - wajj´omèr JHWH èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes)  `äleh ´elaj (ga tot mij) hâhârâh (bergwaarts , naar het gebergte)
Dt 32,48 - Dt 32,49 - Uitvoering : Dt 34,1 Dt 32,48 : wajëdabber JHWH ´èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) `äleh( klim op)    Dt 32,49 : `èl har hâ`äbhârîm (naar het Abarimgebergte) ... har nëbhô (de berg Nebo)

uitvoering van de opdracht

Ex 19,20 (Mozes) . wajja`al Mosjèh (en Mozes klom op)  
Ex 24,9 (Samen met Mozes klimmen nog drie personen met naam en zeventig oudsten
op naar de berg) .
wajja`al Mosjèh ... (en Mozes klom op)  
Ex 24,13 (Mozes en Jozua) . wajja`al Mosjèh ... (en Mozes klom op) ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God)
Ex 24,15 (Mozes) wajja`al Mosjèh (en Mozes klom op) ´èl hâhâr (naar de berg)
Ex 24,18 (Mozes) wajjâbo´ Mosjèh ... wajja`al ´èl hâhâr (naar de berg)
Dt 34,1 (Mozes) wajja`al Mosjèh (en Mozes klom op) ... ´èl har nëbhô (naar de berg Nebo)

Dt 34,1.6. הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 x 61) . Gr. oros (berg) . Tenakh (114) . Pentateuch (31) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (17) . Dt (14) : (1) Dt 1,2 . (2) Dt 1,7 . (3) Dt 1,19 . (4) Dt 1,20 . (5) Dt 2,1 . (6) Dt 2,5 . (7) Dt 3,8 . (8) Dt 3,12 . (9) Dt 4,48 . (10) Dt 11,29 . (11) Dt 27,12 . (12) Dt 32,49 . (13) Dt 33,19 . (14) Dt 34,1 .
- Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos (berg) . Taalgebruik in de LXX : horos (berg) .
- Ned. : berg , gebergte . D. : Gebirge . E. : mount . Fr. : mont / montagne . Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos (berg) . Lat. mons , -tis .

Dt 34,1.5. - 6. אֶל הַר = ´èl har (naar de berg van) . Tenakh (20) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (19) Ez 40,2 . (20) Mi 4,2 .


Dt 34,2 - Dt 34,2 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai pasan tèn gèn nefthali kai pasan tèn gèn efraim kai manassè kai pasan tèn gèn iouda eôs tès thalassès tès eschatès  2 et universum Nepthalim terramque Ephraim et Manasse et omnem terram usque ad mare Novissimum    2 En het ganse Nafthali, en het land van Efraïm en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste zee;   [2] heel Naftali, het gebied van Efraïm en Manasse, het gebied van Juda tot aan de zee in het westen,  [2] Naftali, het gebied van Efraïm en Manasse, heel Juda tot aan de zee in het westen,  2 heel Naftali, het land van Efraïm en Manasse, heel het land van Juda tot aan de zee daarachter;  2. tout Nephtali, le pays d'Éphraïm et de Manassé, tout le pays de Juda jusqu'à la mer Occidentale,  

King James Bible . [2] And all Naphtali, and the land of Ephraim, and Manasseh, and all the land of Judah, unto the utmost sea,
Luther-Bibel . 2 und das ganze Naftali und das ganze Land Ephraim und Manasse und das ganze Land Juda bis an das Meer im Westen

Tekstuitleg van Dt 34,2 .


Dt 34,3 - Dt 34,3 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai tèn erèmon kai ta perichôra ierichô polin foinikôn eôs sègôr  3 et australem partem et latitudinem campi Hiericho civitatis Palmarum usque Segor    3 En het Zuiden, en het effen veld der vallei van Jericho, de palmstad, tot Zoar toe.   [3] de Negeb, de Jordaanstreek, de vlakte van Jericho, de palmenstad, tot Soar toe.  [3] de Negev, de Jordaanvallei en de vlakte bij de palmstad Jericho, tot aan Soar.  3 de Negev en de streek: de kloof van Jericho, de palmenstad, tot aan Tsoar.  3. le Négeb, le district de la vallée de Jéricho, ville de palmiers, jusqu'à Çoar.  

King James Bible . [3] And the south, and the plain of the valley of Jericho, the city of palm trees, unto Zoar.
Luther-Bibel . 3 und das Südland und die Gegend am Jordan, die Ebene von Jericho, der Palmenstadt, bis nach Zoar.

Tekstuitleg van Dt 34,3 .


Dt 34,4 - Dt 34,4 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai eipen kurios pros môusèn autè è gè èn ômosa abraam kai isaak kai iakôb legôn tô spermati umôn dôsô autèn kai edeixa autèn tois ofthalmois sou kai ekei ouk eiseleusè  4 dixitque Dominus ad eum haec est terra pro qua iuravi Abraham Isaac et Iacob dicens semini tuo dabo eam vidisti eam oculis tuis et non transibis ad illam    4 En de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven! Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult daarheen niet overgaan.
schilderij van Luca Signorelli: Laatste daden en dood van Mozes 
[4] Toen zei de heer tegen hem: ‘Dat is nu het land dat Ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede beloofd heb en waarvan Ik heb gezegd: aan uw nakomelingen zal Ik het geven. Ik heb het u met eigen ogen laten zien, ofschoon u de overtocht daarheen niet zult meemaken.’  [4] De HEER zei tegen hem: ‘Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet.’  4 Dan zegt de ENE tot hem: dit is het land dat ik heb gezworen aan Abraham, Isaak en Jakob toen ik zei: aan jouw zaad zal ik het geven!– ik heb het je doen zien met eigen ogen, maar je zult daarheen niet oversteken!  4. Yahvé lui dit : « Voici le pays que j'ai promis par serment à Abraham, Isaac et Jacob, en ces termes : Je le donnerai à ta postérité. Je te l'ai fait voir de tes yeux, mais tu n'y passeras pas. » 

King James Bible . [4] And the LORD said unto him, This is the land which I sware unto Abraham, unto Isaac, and unto Jacob, saying, I will give it unto thy seed: I have caused thee to see it with thine eyes, but thou shalt not go over thither.
Luther-Bibel . 4 Und der HERR sprach zu ihm: Dies ist das Land, von dem ich Abraham, Isaak und Jakob geschworen habe: Ich will es deinen Nachkommen geben. - Du hast es mit deinen Augen gesehen, aber du sollst nicht hinübergehen.

Tekstuitleg van Dt 34,4 .

Dt 34,4.12. לְזַרְעֲךָ = lëzarë`äkhâ (aan uw nageslacht) < voorzetsel lë + zelfstandig naamwoord zr`+ suffix persoonlijk voornaamwoord tweede persoon mannelijk enkelvoud van het zelfst. naamw. zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik in Tenakh : zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . Tenakh : (1) Gn 12,7 . (2) Gn 15,18 . (3) Gn 24,7 . (4) Gn 26,4 . (5) Gn 48,4 . (6) Ex 33,1 . (7) Dt 34,4 .
(1) Gn 12,7 (lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven) .
(2) Gn 15,18 (lëzarë`äkhâ nâthaththî ´èth hâ´ârèts hâzzo´th = aan uw nageslacht geef ik dit land) .
(3) Gn 24,7 (lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven) .
(4) Gn 26,4 (wënâthaththî lëzarë`äkhâ ´èth kâl hâ´ärâzoth = en ik geef uw nageslacht heel het land) .
(5) Gn 48,4 (wënâthaththî ´èth hâ´ârèts hâzzo´th lëzarë`äkhâ = en ik geef dit land aan uw nageslacht) .
(6) Ex 33,1 (lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh = aan uw nageslacht zal ik het geven) .
(7) Dt 34,4 (lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh = aan uw nageslacht zal ik het geven) .


Dt 34,5 - Dt 34,5 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai eteleutèsen môusès oiketès kuriou en gè môab dia rèmatos kuriou 5 mortuusque est ibi Moses servus Domini in terra Moab iubente Domino    5 Alzo stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar des HEEREN mond.  [5] Daar in Moab stierf Mozes, de dienaar van de heer, zoals deze dat gezegd had.  [5] Zo stierf Mozes, de dienaar van de HEER, daar in Moab, zoals de HEER gezegd had.  5 ¶ Dan sterft hij dáár, Mozes, de dienaar van de ENE, in het land van Moab, op last van de ENE   5. C'est là que mourut Moïse, serviteur de Yahvé, en terre de Moab, selon l'ordre de Yahvé ; 

King James Bible . [5] So Moses the servant of the LORD died there in the land of Moab, according to the word of the LORD.
Luther-Bibel . 5 So starb Mose, der Knecht des HERRN, daselbst im Lande Moab nach dem Wort des HERRN.

Tekstuitleg van Dt 34,5 . Het vers Dt 34,5 telt 10 (2 X 5) woorden en 32 (2² X 2³) letters . De getalwaarde van Dt 34,5 is 1801 (priemgetal) .

Dt 34,5.1. וַיָּמֹת / וַיָּמָת = wajjâmoth / wajjâmâth (en hij stierf) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. מות = mwth (sterven, ondergaan) . Taalgebruik in Tenakh : mwth (sterven, ondergaan) . Getalswaarde : mem = 13 of 40 , waw = 6 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 41 OF 446 (2 X 223) . Structuur : 4 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (132) . Pentateuch (41) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (29) . Gn (24) . Ex (3) . Lv (0) . Nu (13) . Dt (1) . Joz (1) . Re (14) . 1 S (7) . 2 S (13) . 1 K (12) . 2 K (11) . Gn (24) : (1) Gn 5,5 . (2) Gn 5,8 . (3) Gn 5,11 . (4) Gn 5,14 . (5) Gn 5,17 . (6) Gn 5,20 . (7) Gn 5,27 . (8) Gn 5,31 . (9) Gn 9,29 . (10) Gn 11,28 . (11) Gn 11,32 . (12) Gn 25,8 . (13) Gn 25,17 . (14) Gn 35,29 . (15) Gn 36,33 . (16) Gn 36,34 . (17) Gn 36,35 . (18) Gn 36,36 . (19) Gn 36,37 . (20) Gn 36,38 . (21) Gn 36,39 . (22) Gn 38,10 . (23) Gn 46,12 . (24) Gn 50,26 . Joz (1) Joz 24,29 . Ex (3) : (1) Ex 1,6 . (2) Ex 2,23 . (3) Ex 9,6 . Re (14) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,8 . (3) Re 2,21 . (4) Re 3,11 . (5) Re 4,21 . (6) Re 6,30 . (7) Re 8,32 . (8) Re 9,54 . (9) Re 10,2 . (10) Re 10,5 . (11) Re 12,7 . (12) Re 12,10 . (13) Re 12,12 . (14) Re 12,15 . In Dt en Joz komt deze werkwoordvorm וַיָּמֹת = wajjâmoth (en hij stierf) alleen hier voor . Opmerkelijk is dus het einde van Dt , het begin van Joz , het einde van Joz en het begin van Re .
- Grieks : act. aor. 3de pers. enk. απεθανεν = apethanen (hij stierf) van het werkw. αποθνῃσκω = apothnè(i)skô (sterven) . Taalgebruik in de Bijbel : apothnè(i)skô (sterven) . Bijbel (200) . OT (169) . Gn (39) . NT (31) . Ev (18) : (1) Mt 9,24 . (2) Mt 22,27 . (3) Mc 5,35 . (4) Mc 5,39 . (5) Mc 9,26 . (6) Mc 12,21 . (7) Mc 12,22 . (8) Mc 15,44 . (9) Lc 8,52 . (10) Lc 8,53 . (11) Lc 16,22 . (12) Lc 20,29 . (13) Lc 20,32 . (14) Joh 8,52 . (15) Joh 8,53 . (16) Joh 11,14 . (17) Joh 11,21 . (18) Joh 11,32 . Een vorm van αποθνῃσκω = apothnè(i)skô apothnè(i)skô (sterven) in de LXX (600) , in het NT (113) .
- Grieks . act. aor. 3de pers. enk. ετελευτησεν = eteleuthèsen (hij stierf) van het werkw. τελευταω = teleutaô (beëindigen, voltooien, sterven) . Taalgebruik in de Bijbel : teleuteô (beëindigen, voltooien) . Bijbel (23) : (1) Gn 50,26 . (2) Ex 1,6 . (3) Ex 2,23 . (4) Ex 4,19 . (5) Ex 9,6 . (6) Ex 9,7 . (7) Nu 3,4 . (8) Nu 20,1 . (9) Dt 34,5 . (10) Joz 24,33 . (11) Re 2,8 . (12) Job 42,17 . (13) 1 Kr 29,28 . (14) 2 Kr 13,20 . (15) 2 Kr 16,13 . (16) 2 Kr 24,15 . (17) Jdt 8,3 . (18) 2 Mak 7,41 . (19) Sir 30,4 . (20) Mt 9,18 . (21) Mt 22,25 . (22) Hnd 2,29 . (23) Hnd 7,15 . Een vorm van τελευταω = teleuteô in de LXX (93) , in het NT (11) : (1) Mt 2,19 . (2) Mt 9,18 . (3) Mt 15,4 . (4) Mt 22,25 . (5) Mc 7,10 . (6) Mc 9,48 . (7) Lc 7,2 . (8) Joh 11,39 . (9) Hnd 2,29 . (10) Hnd 7,15 . (11) Heb 11,22 .
- Latijn . part. perf. nom. mann. enk. mortuus (gestorven, dood) van het werkw. mori (sterven) . Bijbel (204) , Gn (19) . NT (47) .
- Ned. : sterven . Arabisch : مَاتَ = mâta (sterven) . Taalgebruik in de Qoran : mâta (sterven) . Aramees : מִית = mîth (sterven) . D. : sterben . E. die . Fr. : mourir . Grieks : αποθνῃσκω = apothnè(i)skô (sterven) . Taalgebruik in de Bijbel : apothnè(i)skô (sterven) . Hebreeuws : מות = mwth (sterven, ondergaan) . Taalgebruik in Tenakh : mwth (sterven, ondergaan) . Latijn : mori .

 

- וַיְהי אַחַרֵי מוֹת = wajëhî ´achäre(j) môth (na de dood van) . Tenakh (4) : (1) Gn 25,11 (Abraham) . (2) Joz 1,1 (Mozes) . (3) Re 1,1 (Jozua) . (4) 2 S 1,1 (Saul) . Abraham was de eerste Patriarch . Mozes was de wetgever van het volk . Jozua leidde het volk binnen in het land . Saul was de eerste koning .

Dt 34,5.3. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenach : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenach (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) .
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) . Dt (34) (2 X 17) . Dt 34 (5) : (1) Dt 34,1 . (2) Dt 34,5 . (3) Dt 34,8 . (4) Dt 34,9 . (5) Dt 34,12 .

Dt 34,5.4. - 5. עֶבֶד יהוה = `èbhèd JHWH (dienaar van JHWH, knecht van JHWH) . Tenakh (19) . Dt (1) : Dt 34,5 . Joz (14) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 1,13 . (3) Joz 1,15 . (4) Joz 8,31 . (5) Joz 8,33 . (6) Joz 11,12 . (7) Joz 12,6 . (8) Joz 13,8 . (9) Joz 14,7 . (10) Joz 18,7 . (11) Joz 22,2 . (12) Joz 22,4 . (13) Joz 22,5 . (14) Joz 24,29 . Re (1) Re 2,8 . 2 K (1) : 2 K 18,12 . 2 Kr (2) : (1) 2 Kr 1,3 . (2) 2 Kr 24,6 .

Dt 34,5.4. - 6. מֹשֶׁה עֶבֶד יהוה = mosjèh `èbhèd JHWH (Mozes, dienaar van JHWH, knecht van JHWH) . Tenakh (17) . Dt (1) : Dt 34,5 . Joz (14) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 1,13 . (3) Joz 1,15 . (4) Joz 8,31 . (5) Joz 8,33 . (6) Joz 11,12 . (7) Joz 12,6 . (8) Joz 13,8 . (9) Joz 14,7 . (10) Joz 18,7 . (11) Joz 22,2 . (12) Joz 22,4 . (13) Joz 22,5 . 2 K (1) : 2 K 18,12 . 2 Kr (2) : (1) 2 Kr 1,3 . (2) 2 Kr 24,6 .


Dt 34,6 - Dt 34,6 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai ethapsan auton en gai en gè môab eggus oikou fogôr kai ouk oiden oudeis tèn tafèn autou eôs tès èmeras tautès  6 et sepelivit eum in valle terrae Moab contra Phogor et non cognovit homo sepulchrum eius usque in praesentem diem    6 En Hij begroef hem in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-peor; en niemand heeft zijn graf geweten, tot op dezen dag.   [6] Hij werd begraven in het dal bij Bet-Peor in Moab; tot vandaag toe weet niemand waar zijn graf ligt.  [6] En de HEER begroef hem in een vallei in Moab, tegenover Bet-Peor. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is.  6 Die begraaft hem in het dal in het land van Moab tegenover Bet Peor; en niemand weet zijn graf tot op deze dag.  6. il l'enterra dans la vallée, au pays de Moab, vis-à-vis de Bet-Péor. Jusqu'à ce jour nul n'a connu son tombeau. 

King James Bible . [6] And he buried him in a valley in the land of Moab, over against Beth-peor: but no man knoweth of his sepulchre unto this day.
Luther-Bibel . 6 Und er begrub ihn im Tal, im Lande Moab gegenüber Bet-Peor. Und niemand hat sein Grab erfahren bis auf den heutigen Tag.

Tekstuitleg van Dt 34,6 . Het vers Dt 34,6 telt 15 (3 X 5) woorden en 54 (2 X 3³) letters . De getalwaarde van Dt 34,6 is 3619 (7 X 11 X 47) .

Dt 34,6.1. wjqbr (1) וַיִּקְבֹּר = wajjiqëbor (en hij begroef) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. OF (2) wë + pass. nifal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיִּקָּבֵר (en hij werd begraven) van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . wjqbr . Tenakh (29) . Dt (2) : (1) Dt 10,6 . (2) Dt 34,6 . Re (7) : (1) Re 8,32 . (2) Re 10,2 . (3) Re 10,5 . (4) Re 12,7 . (5) Re 12,10 . (6) Re 12,12 . (7) Re 12,15 . 2 S (1) : 2 S 17,23 . 1 K (8) : (1) 1 K 2,10 . (2) 1 K 2,34 . (3) 1 K 11,43 . (4) 1 K 14,31 . (5) 1 K 15,24 . (6) 1 K 16,6 . (7) 1 K 16,28 . (8) 1 K 22,51 . 2 K (8) : (1) 2 K 8,24 . (2) 2 K 13,13 . (3) 2 K 14,16 . (4) 2 K 14,20 . (5) 2 K 15,38 . (6) 2 K 16,20 . (7) 2 K 21,18 . (8) 2 K 21,26 . 2 Kr (3) : (1) 2 Kr 12,16 . (2) 2 Kr 21,1 . (3) 2 Kr 35,24 . וַיִּקְבֹּר = wajjiqëbor (en hij begroef) . Tenakh (2) : (1) Dt 34,6 . (2) 2 K 21,26 .
- Grieks . act. ind. aor. 3de pers. mv. εθαψαν = ethapsan (zij begroeven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : thaptô (begraven) . Bijbel (43) . OT (40) . NT (3) : (1) Mt 14,12 . (2) Hnd 5,6 . (3) Hnd 5,10 .

Dt 34,6.1. - 2. וַיִּקְבֹּר אֹתוֹ = wajjiqëbor (en hij begroef hem) . Tenakh (2) : (1) Dt 34,6 . (2) 2 K 21,26 . In Dt 34,6 gaat het om de begrafenis van Mozes, in 2 K 21,26 om die van Amon , koning van Juda en vader van koning Josia


Dt 34,7 - Dt 34,7 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7môusès de èn ekaton kai eikosi etôn en tô teleutan auton ouk èmaurôthèsan oi ofthalmoi autou oude eftharèsan ta chelunia autou  7 Moses centum et viginti annorum erat quando mortuus est non caligavit oculus eius nec dentes illius moti sunt    7 Mozes nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn oog was niet donker geworden, en zijn kracht was niet vergaan.  [7] Mozes was honderdtwintig jaar toen hij stierf; zijn ogen waren niet verzwakt en zijn krachten niet afgenomen.  [7] Honderdtwintig jaar oud was Mozes toen hij stierf. Tot het laatst toe waren zijn krachten niet afgenomen en zijn ogen niet verzwakt.   7 Mozes was een man van honderdtwintig jaar toen hij stierf; onverbleekt was zijn oog en niet vervlogen zijn frisheid.  7. Moïse avait cent vingt ans quand il mourut ; son œil n'était pas éteint, ni sa vigueur épuisée. 

King James Bible . [7] And Moses was an hundred and twenty years old when he died: his eye was not dim, nor his natural force abated.
Luther-Bibel . 7 Und Mose war hundertundzwanzig Jahre alt, als er starb. Seine Augen waren nicht schwach geworden und seine Kraft war nicht verfallen.

Tekstuitleg van Dt 34,7 . Het vers Dt 34,7 telt 12 (3 X 4) woorden en 40 (4 X 10) letters . De getalswaarde van Dt 34,7 is 2665 (5 X 13 X 41) . 120 ligt in het verlengde van 12 . Het getal 12 is een symbool van volheid : 12 maanden van een jaar , 12 stammen van Israël , 12 apostelen . De getalswaarden van de leeftijden van de aartsvaders werd gevormd door (? X 17) + ? . Bij Mozes is dit : 120 = (7 X 17 = 119) + 1 . Dan is de plaats van het vers ook opmerkelijk (Dt 34,7) : 34 = 2 X 17 ; en het getal 7 . De leeftijden van de genealogie kan als een som van kwadraten gezien worden (Gn 5) . Zo misschien ook de leeftijd van Mozes : 120 = 2² + 4² + 10² .

Dt 34,7.3. - 4. מֵאָה וְעֶשְׂרִים = me´âh wë`èshërîm (honderd en twintig = en honderdtwintig = en 120) . Tenakh (14) : (1) Gn 6,3 . (2) Dt 31,2 . (3) Dt 34,7 . (4) Re 8,10 . (5) 1 K 8,63 . (6) 1 K 9,14 . (7) 1 K 10,10 . (8) 1 Kr 12,38 . (9) 1 Kr 15,5 . (10) 2 Kr 3,4 . (11) 2 Kr 7,5 . (12) 2 Kr 9,9 . (13) 2 Kr 28,6 . (14) Neh 7,31 .


Dt 34,8 - Dt 34,8 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai eklausan oi uioi israèl ton môusèn en arabôth môab epi tou iordanou kata ierichô triakonta èmeras kai sunetelesthèsan ai èmerai penthous klauthmou môusè  8 fleveruntque eum filii Israhel in campestribus Moab triginta diebus et conpleti sunt dies planctus Mosen    8 En de kinderen Israëls beweenden Mozes, in de vlakke velden van Moab, dertig dagen; en de dagen des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd.  [8] In de vlakte van Moab treurden de Israëlieten dertig dagen om Mozes, totdat de rouwtijd voorbij was.  [8] De Israëlieten, die in de vlakte van Moab bijeen waren, treurden om Mozes’ dood tot de dertig dagen van rouw voorbij waren.   8 De kinderen Israëls bewenen Mozes op de steppen van Moab dertig maal een dag; zo worden voltooid de dagen van bewening, de rouw om Mozes.  8. Les Israélites pleurèrent Moïse trente jours dans les Steppes de Moab. Les jours de pleurs pour le deuil de Moïse s'achevèrent.  

King James Bible . [8] And the children of Israel wept for Moses in the plains of Moab thirty days: so the days of weeping and mourning for Moses were ended.
Luther-Bibel . 8 Und die Israeliten beweinten Mose im Jordantal der Moabiter dreißig Tage, bis die Zeit des Weinens und Klagens über Mose vollendet war.

Tekstuitleg van Dt 34,8 .

Dt 34,8.5. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenach : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenach (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) .
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) . Dt (34) (2 X 17) . Dt 34 (5) : (1) Dt 34,1 . (2) Dt 34,5 . (3) Dt 34,8 . (4) Dt 34,9 . (5) Dt 34,12 .


Dt 34,9 - Dt 34,9 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9 kai ièsous uios nauè eneplèsthè pneumatos suneseôs epethèken gar môusès tas cheiras autou ep&chent; auton kai eisèkousan autou oi uioi israèl kai epoièsan kathoti eneteilato kurios tô môusè  9 Iosue vero filius Nun repletus est spiritu sapientiae quia Moses posuit super eum manus suas et oboedierunt ei filii Israhel feceruntque sicut praecepit Dominus Mosi   wâjhôsju`a bin nûn mâl´e rûach châkhëmâh kî sâmekh mosjèh ´èth jâdâjw `^alâjw   9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israëls naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had.   [9] Jozua, zoon van Nun, was vervuld van de geest van wijsheid, sinds Mozes zijn handen op hem had gelegd, en de Israëlieten gehoorzaamden hem en deden wat de heer aan Mozes had opgedragen.   [9] Ze luisterden naar Jozua, de zoon van Nun, omdat hij vervuld was met de geest van wijsheid sinds Mozes hem de handen had opgelegd. Daarmee deden de Israëlieten wat de HEER tegen Mozes had gezegd.  9 ¶ Jozua, zoon van Noen, is vervuld van een geest van wijsheid, want Mozes heeft met zijn handen op hem gesteund; de kinderen Israëls horen naar hem en doen zoals de ENE Mozes heeft geboden.  9. Josué, fils de Nûn, était rempli de l'esprit de sagesse, car Moïse lui avait imposé les mains. C'est à lui qu'obéirent les Israélites agissant selon l'ordre que Yahvé avait donné à Moïse. 

King James Bible . [9] And Joshua the son of Nun was full of the spirit of wisdom; for Moses had laid his hands upon him: and the children of Israel hearkened unto him, and did as the LORD commanded Moses.
Luther-Bibel . 9 Josua aber, der Sohn Nuns, wurde erfüllt mit dem Geist der Weisheit; denn Mose hatte seine Hände auf ihn gelegt. Und die Israeliten gehorchten ihm und taten, wie der HERR es Mose geboten hatte.

Tekstuitleg van Dt 34,9 .

Dt 34,9.2. בֵּן / בִּן / בֶּן = ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . De som van de elementen is 7 . Tenakh (1225) . Pentateuch (284) . Eerdere Profeten (392) . Latere Profeten (231) . 12 Kleine Profeten (26) . Geschriften (292) . \??|- Zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker : qil-vorm . De stamklinker i met klemtoon is e geworden (Lettinga(6) 13m) , bin werd ben . In gesloten lettergrepen zonder klemtoon is de uit de i ontstane e è geworden (Lettinga(6) 13n) , vandaar bèn .

Dt 34,9.3. נוּן= nûn (Nun) . Taalgebruik in Tenakh : nûn (Nun) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , waw = 6 . Totaal : 34 (2 X 17) OF 106 (2 X 53) . Tenakh (30) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (2) . Ex (1) : Ex 33,11 . Nu (11) : (1) Nu 11,28 . (2) Nu 13,8 . (3) Nu 13,16 . (4) Nu 14,6 . (5) Nu 14,30 . (6) Nu 14,38 . (7) Nu 26,65 . (8) Nu 27,18 . (9) Nu 32,12 . (10) Nu 32,28 . (11) Nu 34,17 . Dt (4) : (1) Dt 1,38 . (2) Dt 31,23 . (3) Dt 32,44 . (4) Dt 34,9 . Joz (10) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 2,1 . (3) Joz 2,23 . (4) Joz 6,6 . (5) Joz 14,1 . (6) Joz 17,4 . (7) Joz 19,49 . (8) Joz 19,51 . (9) Joz 21,1 . (10) Joz 24,29 . Re (1) Re 2,8 . 1 K (1) 1 K 16,34 . Neh (1) Neh 8,17 . 1 Kr (1) : 1 Kr 7,27 .

Dt 34,9.2. - 3. בִן נוּן = bin nûn (zoon van Nun) . Tenakh (29/30) . Ex (1) : Ex 33,11 . Nu (11) : (1) Nu 11,28 . (2) Nu 13,8 . (3) Nu 13,16 . (4) Nu 14,6 . (5) Nu 14,30 . (6) Nu 14,38 . (7) Nu 26,65 . (8) Nu 27,18 . (9) Nu 32,12 . (10) Nu 32,28 . (11) Nu 34,17 . Dt (4) : (1) Dt 1,38 . (2) Dt 31,23 . (3) Dt 32,44 . (4) Dt 34,9 . Joz (10) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 2,1 . (3) Joz 2,23 . (4) Joz 6,6 . (5) Joz 14,1 . (6) Joz 17,4 . (7) Joz 19,49 . (8) Joz 19,51 . (9) Joz 21,1 . (10) Joz 24,29 . Re (1) Re 2,8 . 1 K (1) 1 K 16,34 . Neh (1) Neh 8,17 . Niet in 1 Kr 7,27 (genealogielijst) .

Dt 34,9.4. - 5. מָלֵא = mâle´ rûach (vervuld met geest) . In Tenach slechts in dit vers .

- châkhëmâh (wijsheid) komt slechts in dit ene vers in Dt voor. Verwijzing : châkhmâh (wijsheid) , zie Ps 111,10 .

Dt 34,9.5. - 6. רוַּח rûach chôkëmâh (geest van wijsheid) . Tenach (3) : (1) Ex 28,3 (LXX : pneumatos aisthèseôs . Vulgaat : spiritu prudentiae) . (2) Dt 34,9 (LXX : pneumatos suneseôs . Vulgaat : spiritu sapientiae) . (3) Js 11,2 (LXX : pneuma sofias . Vulgaat : spiritus sapientiae) . Hnd 6,3 : plèreis pneumatos kai sofias (vol van geest en wijsheid) .

Dt 34,9.8. סָמַך = sâmakh (leunen, steunen, verzorgen, de hand opleggen, rusten) . Taalgebruik in Tenakh : sâmakh (leunen, steunen, verzorgen, de hand opleggen, rusten) .

Dt 34,9.9. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenach : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenach (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . \??|-
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) . Dt (34) (2 X 17) . Dt 34 (5) : (1) Dt 34,1 . (2) Dt 34,5 . (3) Dt 34,8 . (4) Dt 34,9 . (5) Dt 34,12 .

Dt 34,9.11. יָדָיו = jâdâ(j)w (zijn handen) . zelfst. naamw. mann. mv. stat. construct. jâd (hand) + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . יָד = jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (40) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (11) . Pentateuch (10) : (1) Gn 27,16 . (2) Gn 27,23 . (3) Gn 48,14 . (4) Gn 49,24 . (5) Ex 17,12 . (6) Lv 7,30 . (7) Lv 27,23 . (8) Dt 33,7 . (9) Dt 33,11 . (10) Dt 34,9 .
- Grieks : acc. vr. mv. χειρας = cheiras van het zelfst. naamw. χειρ = cheir (hand) . Taalgebruik in het NT : cheir (hand) . Taalgebruik in de Septuaginta : cheir (hand) . Een vorm van χειρ = cheir (hand) in de LXX (1943) , in het NT (176) .
- τας χειρας αυτου = tas cheiras autou (zijn handen) . LXX (40) . NT (2) : (1) Lc 24,50 . (2) 2 Kor 11,33 .

Dt 34,9.12. עָלָיו = `âlâ(j)w (over hem) < voorzetsel `al + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (368) .

Dt 34,9.22. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenach : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenach (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) .
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) . Dt (34) (2 X 17) . Dt 34 (5) : (1) Dt 34,1 . (2) Dt 34,5 . (3) Dt 34,8 . (4) Dt 34,9 . (5) Dt 34,12 .



Dt 34,10 - Dt 34,10 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai ouk anestè eti profètès en israèl ôs môusès on egnô kurios auton prosôpon kata prosôpon  10 et non surrexit propheta ultra in Israhel sicut Moses quem nosset Dominus facie ad faciem   wël´o qâm nâbhî´ `ôd bëjishrâ´el këmosjèh ´äsjèr jëdâ`ô JHWH pânîm èl pânîm 10 En er stond geen profeet meer op in Israël, gelijk Mozes, dien de HEERE gekend had, van aangezicht tot aangezicht,  [10] Er is in Israël nooit meer een profeet opgetreden als Mozes, die de heer van aangezicht tot aangezicht gekend heeft  [10] Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de HEER zo vertrouwelijk omging.  10 Maar nooit meer is er een profeet in Israël opgestaan als Mozes,– hem heeft de ENE gekend van aanschijn tot aanschijn,  10. Il ne s'est plus levé en Israël de prophète pareil à Moïse, lui que Yahvé connaissait face à face.  

King James Bible . [10] And there arose not a prophet since in Israel like unto Moses, whom the LORD knew face to face,
Luther-Bibel . 10 Und es stand hinfort kein Prophet in Israel auf wie Mose, den der HERR erkannt hätte von Angesicht zu Angesicht,

Tekstuitleg van Dt 34,10 . Het vers Dt 34,10 telt 26 (2 X 13) woorden en 91 (priemgetal) letters . De getalswaarde van Dt 34,10 is 5421 (3 X 13 X 139) .

Dé profeet is Mozes . Geen enkel profeet kan met hem vergeleken worden . Deze uniciteit wordt hem toegeschreven omdat hij God van aangezicht tot aangezicht heeft gezien (Dt 34,10) . In Nu 11, 25 ontvangen de zeventig oudsten een deel van de geest van Mozes , maar zij profeteerden slechts kortstondig en tijdelijk . In Nu 12 worden Mirjam en Aäron gestraft omdat ze de uniciteit van Mozes in twijfel hebben getrokken . Zo is Jezus uniek omdat hij is 'in de schoot van de Vader' . Hiertegenover staat Dt 18,9-23 : "de Heer God zal voor u uit uw broeders een profeet doen opstaan gelijk aan mij, luister naar hem." In Hnd 3,22 en Hnd 7,37 wordt Dt 18,18 geciteerd .

Dt 34,10.1. και ουκ = kai ouk . LXX (1105) . NT (123) . Hebreeuws . וְלֹא = wëlo´ (en niet) < prefix voegwoord wë + ontkennend partkikel ) . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine Profeten (90) . Geschriften (365) .

Dt 34,10.2. act. ind. aor. 3de pers. enk. ανεστη = anestè (hij/zij stond op) van het werkw. ανιστημι = anistèmi (opstaan) . Taalgebruik in het NT : anistèmi (opstaan) . Taalgebruik in de LXX : anistèmi (opstaan) . Een vorm van ανιστημι = anistèmi (opstaan) in de LXX (539) , in het NT (107) .

anistèmi (opstaan) bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk  Lc Hnd  
act. ind. aor. 3de pers. enk. anestè   137  122  15         

Dt 34,10.3. נָבִיא = nâbhî´(profeet) . Taalgebruik in Tenakh : nâbhî´(profeet) . Getalswaarde : nun = 14 of 50 , beth = 2 , jod = 10 , aleph = 1 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 5 - 2 - 1 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (28) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (6) . Gn (1) : Gn 20,7 . Dt (4) : (1) Dt 13,2 . (2) Dt 18,15 . (3) Dt 18,18 . (4) Dt 34,10 . Eerdere Profeten . Re (1) : Re 6,8 . 1 S (1) : 1 S 9,7 . In Koningen (6) : (1) 1 K 13,18 . (2) 1 K 18,22 . (3) 1 K 20,13 . (4) 1 K 22,7 . (5) 2 K 3,11 . (6) 2 K 5,8 . De stam in Tenakh (439) .
- הַנָּבִיא = hannâbhî´(de profeet) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. נָבִיא = nâbhî´(profeet) . Taalgebruik in Tenakh : nâbhî´(profeet) . Tenakh (111) . Pentateuch (3) : (1) Dt 13,4 . (2) Dt 18,20 . (3) Dt 18,22 . Eerdere Profeten (38) . Re (2) . 1 S (4) . 1 K (21) . 2 K (11) . 2 K (11) : (1) 2 K 5,3 . (2) 2 K 5,13 . (3) 2 K 6,12 . (4) 2 K 9,1 . (5) 2 K 9,4 . (6) 2 K 14- ,25 . (7) 2 K 19,2 . (8) 2 K 20,1. (9) 2 K 20,11 . (10) 2 K 20,14 . (11) 2 K 23,18 . Latere Profeten (44) . Js (3) : (1) Js 37,2 . (2) Js 38,1 . (3) Js 39,3 .
- Grieks : nom. mann. enk. προφητης = profètès (profeet) . Taalgebruik in het NT : profètès (profeet) . Taalgebruik in de LXX : profètès (profeet) . Bijbel (105) . LXX (78) . Pentateuch (9) : (1) Gn 20,7 . (2) Ex 7,1 . (3) Nu 12,6 . (4) Dt 13,2 . (5) Dt 13,6 . (6) Dt 18,19 . (7) Dt 18,20 . (8) Dt 18,22 . (9) Dt 34,10 . NT (27) . Een vorm van προφητης = profètès (profeet) in de LXX (323) , in het NT (149) .

Dt 34,10.10. פָּנִים = panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . De som van de elementen is 8
- Ned. : aangezicht . D. : Angesicht . E. : face . Fr. : la face . Gr. προσωπον = prosôpon (aangezicht) . Taalgebruik in het NT : prosôpon (aangezicht) . pros : naar , bij (aan-) , ôpon , zie optie , optieken enz ... op- : zien . aangezicht , waarnaar je kijkt . Of : pro -s -opon , waaruit het Latijnse per- son -a (doorheen -klinken) , wat wijst op een masker waardoor men sprak . Lat. facies .

Dt 34,10.12. פָּנִים = panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . De som van de elementen is 8
- Ned. : aangezicht . D. : Angesicht . E. : face . Fr. : la face . Gr. προσωπον = prosôpon (aangezicht) . Taalgebruik in het NT : prosôpon (aangezicht) . pros : naar , bij (aan-) , ôpon , zie optie , optieken enz ... op- : zien . aangezicht , waarnaar je kijkt . Of : pro -s -opon , waaruit het Latijnse per- son -a (doorheen -klinken) , wat wijst op een masker waardoor men sprak . Lat. facies .

Dt 34,10.10 - 12. פָּנִים אֶל פָּנִים = pânîm èl pânîm (van aangezicht tot aangezicht) . Bijbel (5) : (1) Gn 32,31 . (2) Ex 33,11 . (3) Dt 34,10 . (4) Re 6,22 . (5) Ez 20,35 .


Dt 34,11 - Dt 34,11 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11en pasi tois sèmeiois kai terasin on apesteilen auton kurios poièsai auta en gè aiguptô faraô kai tois therapousin autou kai pasè tè gè autou  11 in omnibus signis atque portentis quae misit per eum ut faceret in terra Aegypti Pharaoni et omnibus servis eius universaeque terrae illius    11 In al de tekenen en de wonderen, waartoe hem de HEERE gezonden heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al zijn land;  [11] en die, door de heer gezonden, in Egypte bij de farao, bij zijn hovelingen en bij heel zijn land al die tekenen en wonderen deed  [11] Door zijn toedoen heeft de HEER in Egypte tekenen en wonderen laten zien aan de farao en zijn onderdanen, aan heel zijn land.  11 met al de tekenen en wonderen waarmee de ENE hem heeft gezonden om ze te doen in het land van Egypte,– voor Farao, voor al zijn dienaars en voor heel zijn land;  11. Que de signes et de prodiges Yahvé lui fit accomplir au pays d'Égypte, contre Pharaon, tous ses serviteurs et tout son pays ! 

King James Bible . [11] In all the signs and the wonders, which the LORD sent him to do in the land of Egypt to Pharaoh, and to all his servants, and to all his land,
Luther-Bibel . 11 mit all den Zeichen und Wundern, mit denen der HERR ihn gesandt hatte, dass er sie täte in Ägyptenland am Pharao und an allen seinen Großen und an seinem ganzen Lande,

Tekstuitleg van Dt 34,11 .


Dt 34,12 - Dt 34,12 : De dood van Mozes - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Dt (Deuteronomium) -- Dt 34 -- Dt 34,1-12 - Dt 34,1 - Dt 34,2 - Dt 34,3 - Dt 34,4 - Dt 34,5 - Dt 34,6 - Dt 34,7 - Dt 34,8 - Dt 34,9 - Dt 34,10 - Dt 34,11 - Dt 34,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12 ta thaumasia ta megala kai tèn cheira tèn krataian a epoièsen môusès enanti pantos israèl .   12 et cunctam manum robustam magnaque mirabilia quae fecit Moses coram universo Israhel     12 En in al die sterke hand, en in al die grote verschrikking, die Mozes gedaan heeft voor de ogen van gans Israël.  [12] en met grote macht voor de ogen van Israël indrukwekkende daden verrichtte.   [12] Van alles wat Mozes’ krachtige hand verrichtte en van de daden waarmee hij alom ontzag inboezemde, is heel Israël getuige geweest.   12 met alles van de sterke hand en met al dat ontzagwekkende en grote,– dat Mozes heeft gedaan voor de ogen van heel Israël.   12. Quelle main puissante et quelle grande terreur Moïse avait mises en œuvre aux yeux de tout Israël !  

King James Bible . [12] And in all that mighty hand, and in all the great terror which Moses shewed in the sight of all Israel.
Luther-Bibel . 12 und mit all der mächtigen Kraft und den großen Schreckenstaten, die Mose vollbrachte vor den Augen von ganz Israel.

Tekstuitleg van Dt 34,12 . Dit vers Dt 34,12 telt 12 (3 X 4) (het twaalfde vers !) woorden en 47 letters . De getalwaarde van Dt 34,12 is 2598 (2 X 3 X 433) . Om de eerste vijf boeken van Mozes , de Pentateuch , aan te duiden gebruiken de Joden de uitdrukking chämisjsjâh sjûmësje(j) = de vijf vijfden . De getalswaarde van חֱמִשָּׁה = chämisjsjâh is 47 . De getalswaarde van sjûmësje(j) is 58 . Het vers bevat 8X een lamed .

Dt 34,12.9. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) . Lv (80) . Nu (207) . Dt (34) . Rest (106) . Dt 34 (5) : (1) Dt 34,1 . (2) Dt 34,5 . (3) Dt 34,8 . (4) Dt 34,9 . (5) Dt 34,12 .
- Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 .
- Grieks . μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .