- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
- bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
Ex : overzicht , Ex : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Ex : commentaar ,
![]() |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
Woordenschat
- ´ânach
(zuchten) , zie Ex
2,23 .
- bâqasj
(zoeken) , zie Ex
2,15 .
- bârach
(vluchten, snel weggaan) , zie Ex
2,15 .
- hârag
(doden, ombrengen) , zie Ex
2,15 .
- jôm
(dag) , zie Ex
2,23 .
- nâ´âq
(weeklagen, kermen) , Ex
2,24 .
- shâm
(plaatsen, stellen) , zie Ex
2,14 .
- sjâm`â
(horen, luisteren) , zie Ex
2,15 .
- sjawë`âh
(geschrei, hulpgeschrei) , zie Ex
2,23 .
- zâkhar
(gedenken) , Ex
2,24 .
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, taalgebruik
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth) ,
1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1 Kronieken)
, 2 Kr (2 Kronieken)
, Ezr (Ezra)
, Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia)
, Jdt (Judith)
, Est (Esther)
, 1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W
(Wijsheid) , Sir
(Sirach) , Js
(Jesaja) , Jr
(Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez
(Ezechiël) , Da
(Daniël) , Hos
(Hosea) , Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) , Nah
(Nahum) , Hab
(Habakuk) , Sef
(Sefanja) , Hag
(Haggai) , Zach
(Zacharia) , Mal
(Maleachi) .
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
Ex 2,1-10 - Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Ex 2,1 - Ex 2,1 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] And there went a man of the house of Levi, and took
to wife a daughter of Levi.
Luther-Bibel . 1 Und es ging hin ein Mann vom Hause Levi und nahm ein Mädchen
aus dem Hause Levi zur Frau.
Tekstuitleg van Ex 2,1 .
Ex 2,2 - Ex 2,2 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] And the woman conceived, and bare a son: and when she
saw him that he was a goodly child, she hid him three months.
Luther-Bibel . 2 Und sie ward schwanger und gebar einen Sohn. Und als sie sah,
dass es ein feines Kind war, verbarg sie ihn drei Monate.
Tekstuitleg van Ex 2,2 .
Ex 2,3 - Ex 2,3 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] And when she could not longer hide him, she took for
him an ark of bulrushes, and daubed it with slime and with pitch, and put the
child therein; and she laid it in the flags by the river's brink.
Luther-Bibel . 3 Als sie ihn aber nicht länger verbergen konnte, machte sie
ein Kästlein von Rohr und verklebte es mit Erdharz und Pech und legte das Kind
hinein und setzte das Kästlein in das Schilf am Ufer des Nils.
Tekstuitleg van Ex 2,3 .
Ex 2,4 - Ex 2,4 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] And his sister stood afar off, to wit what would be
done to him.
Luther-Bibel . 4 Aber seine Schwester stand von ferne, um zu erfahren, wie es
ihm ergehen würde.
Tekstuitleg van Ex 2,4 .
Ex 2,5 - Ex 2,5 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] And the daughter of Pharaoh came down to wash herself
at the river; and her maidens walked along by the river's side; and when she
saw the ark among the flags, she sent her maid to fetch it.
Luther-Bibel . 5 Und die Tochter des Pharao ging hinab und wollte baden im Nil,
und ihre Gespielinnen gingen am Ufer hin und her. Und als sie das Kästlein im
Schilf sah, sandte sie ihre Magd hin und ließ es holen.
Tekstuitleg van Ex 2,5 .
8.
- Grieks : ind. imperf. 3de pers. mv. παρεπορευοντο = pareporeuonto (zij begaven zich langs) van het werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in het NT : paraporeuomai
(zich begeven langs) . Taalgebruik in de LXX : paraporeuomai
(zich begeven langs) . Taalgebruik in Mc : paraporeuomai . Bijbel (7) .
LXX (6) : (1) Gn
32,32 . (2) Gn 37,28 . (3) Ex 2,5 . (4) Joz 8,33 . (5) Js 29,2 . (6) 2
S 15,23 . NT (1) : Mc
9,30 . Een vorm van παραπορευομαι = paraporeuomai (zich op weg begeven langs) in de LXX (38) . Pentateuch (9) : (1) Gn 37,28 . (2) Ex 2,5 . (3) Ex 30,13 . (4) Ex 30,14 . (5) Ex 39,3 . (6) Dt 2,4 . (7) Dt 2,13 . (8) Dt 2,14 . (9) Dt 2,18 . In het NT (5) , in Mc (4) : (1) Mc
2,23 . (2) Mc
9,30 . (3) Mc
11,20 . (4) Mc
15,29 . Een vorm van het Griekse werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) kan de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .
Ex 2,6 - Ex 2,6 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And when she had opened it, she saw the child: and,
behold, the babe wept. And she had compassion on him, and said, This is one
of the Hebrews' children.
Luther-Bibel . 6 Und als sie es auftat, sah sie das Kind, und siehe, das Knäblein
weinte. Da jammerte es sie und sie sprach: Es ist eins von den hebräischen Kindlein.
Tekstuitleg van Ex 2,6 .
Ex 2,7 - Ex 2,7 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] Then said his sister to Pharaoh's daughter, Shall I
go and call to thee a nurse of the Hebrew women, that she may nurse the child
for thee?
Luther-Bibel . 7 Da sprach seine Schwester zu der Tochter des Pharao: Soll ich
hingehen und eine der hebräischen Frauen rufen, die da stillt, dass sie dir
das Kindlein stille?
Tekstuitleg van Ex 2,7 .
Ex 2,8 - Ex 2,8 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] And Pharaoh's daughter said to her, Go. And the maid
went and called the child's mother.
Luther-Bibel . 8 Die Tochter des Pharao sprach zu ihr: Geh hin. Das Mädchen
ging hin und rief die Mutter des Kindes.
Tekstuitleg van Ex 2,8 .
Ex 2,9 - Ex 2,9 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] And Pharaoh's daughter said unto her, Take this child
away, and nurse it for me, and I will give thee thy wages. And the woman took
the child, and nursed it.
Luther-Bibel . 9 Da sprach die Tochter des Pharao zu ihr: Nimm das Kindlein
mit und stille es mir; ich will es dir lohnen. Die Frau nahm das Kind und stillte
es.
Tekstuitleg van Ex 2,9 .
Ex 2,10 - Ex 2,10 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And the child grew, and she brought him unto Pharaoh's
daughter, and he became her son. And she called his name Moses: and she said,
Because I drew him out of the water.
Luther-Bibel . 10 Und als das Kind groß war, brachte sie es der Tochter des
Pharao, und es ward ihr Sohn und sie nannte ihn Mose; denn sie sprach: Ich habe
ihn aus dem Wasser gezogen. Moses Flucht nach Midian
Tekstuitleg van Ex 2,10
1. wajëhî (en hij was, en het gebeurde) . häjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenach (784) . Pentateuch (181) . n tweeënveertig verzen in Ex . In drie verzen in Ex 2 : (1) Ex 2,10 . (2) Ex 2,11 . (3) Ex 2,23 . Zowel in Ex 2,11 als in Ex 2,23 begint een nieuwe perikope .
Ex 2,11-22 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Ex 2,11 - Ex 2,11 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] And it came to pass in those days, when Moses was grown,
that he went out unto his brethren, and looked on their burdens: and he spied
an Egyptian smiting an Hebrew, one of his brethren.
Luther-Bibel . 11 Zu der Zeit, als Mose groß geworden war, ging er hinaus zu
seinen Brüdern und sah ihren Frondienst und nahm wahr, dass ein Ägypter einen
seiner hebräischen Brüder schlug.
Tekstuitleg van Ex 2,11 . Het vers Ex 2,11 telt 17 woorden en 66 (6 X 11) letters . De getalswaarde van Ex 2,11 is 3086 (2 X 1543) .
Ex 2,11.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn) . getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur
: 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh
(784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) .
12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Ex (42) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58)
. 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Ex
2 (3) : (1) Ex
2,10 . (2) Ex
2,11 . (3) Ex
2,23 . Zowel in Ex
2,11 als in Ex
2,23 begint een nieuwe perikope . In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren .
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w) . Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg) . De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî . Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt . Uitspraak : wajhi .
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden) . Bijbel (925) . LXX (730) . NT (195) . Gn (107) . ) . Gn 22 (2) : (1) Gn
22,1 . (2) Gn 22,20 . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen) . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) .
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) . LXX (560) . NT (62) .
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) . LXX (60) . NT (40) . Ex (6) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 4,24 . (3) Ex 16,13 . (4) Ex 16,22 . (5) Ex 16,27 . (6) Ex 19,16 .
2. בַּיָּמִּים = bajjâmîm (in de dagen) < voorzetsel bë + zelfst. naamw. mann. mv. van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (8) .
Ex 2,11.2. - 3. bajjâmim hâhem (in die dagen) . Tenach (31) . In één vers in Ex : Ex 2,11 . In Ex 2,23 staat tussen bajjâmim en hâhem het bijvoeglijk naamwoord hârabbîm (vele) .
Ex 2,11.1.
- 3. wajëhî bajjâmîm hâhem (en het gebeurde in
die dagen) . Tenakh (3) : (1) Ex
2,11 . (2) Re
19,1 . (3) 1
S 28,1 .
- wajëhî bajjâmim hârabbîm hâhem (en het
gebeurde in die vele dagen) : Ex
2,23 .
Ex 2,12 - Ex 2,12 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] And he looked this way and that way, and when he saw
that there was no man, he slew the Egyptian, and hid him in the sand.
Luther-Bibel . 12 Da schaute er sich nach allen Seiten um und als er sah, dass
kein Mensch da war, erschlug er den Ägypter und verscharrte ihn im Sande.
Tekstuitleg van Ex 2,12 .
Ex 2,13 - Ex 2,13 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] And when he went out the second day, behold, two men
of the Hebrews strove together: and he said to him that did the wrong, Wherefore
smitest thou thy fellow?
Luther-Bibel . 13 Am andern Tage ging er wieder hinaus und sah zwei hebräische
Männer miteinander streiten und sprach zu dem, der im Unrecht war: Warum schlägst
du deinen Nächsten?
Tekstuitleg van Ex 2,13 .
Ex 2,14 - Ex 2,14 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And he said, Who made thee a prince and a judge over
us? intendest thou to kill me, as thou killedst the Egyptian? And Moses feared,
and said, Surely this thing is known.
Luther-Bibel . 14 Er aber sprach: Wer hat dich zum Aufseher oder Richter über
uns gesetzt? Willst du mich auch umbringen, wie du den Ägypter umgebracht hast?
Da fürchtete sich Mose und sprach: Wie ist das bekannt geworden?
De Farao echter vernam dit gebeuren , week echter Mozes uit en hij vestigde zich in het land Midjan en hij vestigde zich bij de bron
Tekstuitleg van Ex 2,14 .
- Ex 2,14
: tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef' èmôn = wie heeft jou aangesteld
tot leider en rechter over ons .
- Lc 12,14
: anthrôpe tis me katestèsen kritèn è meristèn
ef'humas = wie heeft mij aangesteld tot rechter en verdeler over jullie .
- Hnd 7,27
: tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef' èmôn = wie heeft jou aangesteld
tot leider en rechter over ons .
- Hnd 7,35
: tis se katestèsen archonta kai dikastèn = wie heeft jou aangesteld tot leider
en rechter .
Ex 2,14 = Hnd 7,27 - | Lc 12,14 |
anthrôpe (mens) | |
Tís (Wie) | Tís (Wie) |
se (u) | me (mij) |
katestèsen (heeft aangesteld) | katestèsen (heeft aangesteld) |
archonta (tot leider) | kritèn (tot beoordeelaar) |
kai (en) | kai (en) |
dikastèn (rechter) | meristèn (verdeler) |
ef'èmôn (over ons) | ef'humôn (over u) |
Mozes' vlucht naar Midjan : Ex 2,11-22 | 210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15 |
.katestèsen : aorist van kathistèmi : aanstellen
De reactie van Jezus gaat terug op Ex 2,14. In het verhaal van Ex 2,11-15 doodt
Mozes een Egyptenaar nadat deze een Hebreeër had neergeslagen. 's Anderendaags
wil Mozes tussenkomen tussen twee twistende Hebreeën. Degene die ongelijk
heeft, roept Mozes ter verantwoording en zegt: "Wie heeft jou als heer
en rechter over ons aangesteld?" Het gevolg ervan is dat Mozes de zaak
onbeslecht laat. De situaties van het verhaal van Mozes en van het verhaal van
het lucasevangelie zijn zeer verschillend. De gelijkenis bestaat erin dat er
een dispuut bestaat tussen twee broers over de verdeling van de erfenis. Degene
die zich onrechtvaardig behandeld weet, roept de hulp in van Jezus. Jezus echter
citeert uit het Exodusverhaal om bij de erfeniszaak van de de twee twistende
broers niet tussenbeide te komen.
Ex 2,15 - Ex 2,15 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] Now when Pharaoh heard this thing, he sought to slay
Moses. But Moses fled from the face of Pharaoh, and dwelt in the land of Midian:
and he sat down by a well.
Luther-Bibel . 15 Und es kam vor den Pharao; der trachtete danach, Mose zu töten.
Aber Mose floh vor dem Pharao und hielt sich auf im Lande Midian. Und er setzte
sich nieder bei einem Brunnen.
De Farao echter vernam dit gebeuren, week echter Mozes uit en hij vestigde zich in het land Midjan en hij vestigde zich bij de bron
Tekstanalyse van Ex 2,15 .
1. act. ind. aor. 3de p. enk. ηκουσεν = èkousen (hij / zij hoorde) van het werkw. ακουω = akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Mt (1) : Mt 14,1 . Mc (1) : Mc 6,14 . Lc (3) : (1) Lc 1,41 . (2) Lc 9,7 . (3) Lc 15,25 . Joh (6) : (1) Joh 3,32 . (2) Joh 9,35 . (3) Joh 11,6 . (4) Joh 11,20 . (5) Joh 11,29 . (6) Joh 19,8 . Hnd (4) : (1) Hnd 8,30 . (2) Hnd 9,4 . (3) Hnd 14,9 . (4) Hnd 24,24 . Br (1) : 2 Kor 11,4 . Een vorm van ακουω = akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427) .
akouô (horen) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | dt.can. | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. èkousen | 186 | 170 | 28 | 59 | 19 | 1 | 27 | 36 | 14 | 3 | 1 | 7 | 3 | 16 | 1 | 1 | 3 | 6 | 4 | 1 | 5 | 11 |
- και ηκουσεν = kai èkousen (en hij hoorde) . LXX (79) . NT (4) : (1) Mc
6,14 . (2) Joh
3,32 . (3) Hnd 24,24 . (4) 2
Kor 12,4 .
- ηκουσεν δε = èkousen de (hij hoorde echter) . LXX (4) : (1) Gn
31,1 . (2) Ex 2,15 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,24 . NT (1) : Lc 9,7 .
- Hebreeuws : וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` (en hij hoorde) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׁמַע = sjâma` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâma`
(horen, luisteren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin
= 16 of 70 ; 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (90) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (33) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (12) . Gn (11) : (1) Gn 14,14 . (2) Gn 16,2 . (3) Gn 21,17 . (4) Gn 23,16 . (5) Gn 28,7 . (6) Gn 30,17 . (7) Gn 30,22 . (8) Gn
31,1 . (9) Gn 35,22 . (10) Gn 37,21 . (11) Gn 45,2 . Ex (6) : (1) Ex 2,15 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,24 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,4 . Lv (1) : Lv 10,20 . Nu (10) : (1) Nu 7,89 . (2) Nu 11,1 . (3) Nu 11,10 . (4) Nu 12,2 . (5) Nu 16,4 . (6) Nu 20,16 . (7) Nu 21,1 . (8) Nu 21,3 . (9) Nu 22,36 . (10) Nu 33,40 . Dt (5) : (1) Dt
1,34 . (2) Dt
5,28 . (3) Dt
9,19 . (4) Dt
10,10 . (5) Dt
26,7 .
- Horen en oor zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . D. hören . E. : to hear . Fr. : écouter .
Mt 4,12 gelijkt zeer sterk op Mt 2,22. Matteüs wil duidelijk maken dat Jezus met de dood bedreigd werd , zoals dat met Mozes het geval was .
Ex 2,15 | Mt 2,22 | Mt 2,23 | Mt 4,12 | Mt 4,15 |
15a. wajjisjëma` Parë`oh ´èth haddâbhâr hazzèh - èkousen de Faraô to rèma touto (De Farao echter vernam dit gebeuren) | Mt 2,22 Akousas de hoti (Vernomen echter dat...) | 22. Akousas de hoti ( Jezus echter vernomen dat...) | ||
15c. wajjibhërach Mosjèh - anechôrèsen de Môusès (week echter Mozes uit) | anechôrèsen (week hij uit) | anechôrèsen (week hij uit) | ||
eis ta merè tès Galilaias (naar het landsgedeelte van Galilea) | eis tèn Galilaian (naar Galilea) | |||
wajjesjèbh be´èrèdz midëjan wejjesjèbh `al habbe'er (en hij vestigde zich in het land Midjan en hij vestigde zich bij de bron) kai ôikèsen en gèi Madiam, elthôn de eis gèn Madiam ekathisen epi tou freatos (en hij vestigde zich in het land Midjam, gekomen echter in het land Midjam settelde hij zich bij de bron) | Mt 2,23 kai elthôn (en) | 13. Kai katalipôn tèn Nazara elthôn (en achtergelaten Nazaret) | ||
katôikèsen (hij ging wonen) | katôikèsen (ging hij wonen) | |||
eis polin legomenèn Nazareth (in de stad die wordt genoemd Nazaret) | hoti nazaraios klèthèsetai (dat hij Nazareeër zou genoemd worden) | eis Kafarnaum tèn parathalassian en horiois Zaboulôn kai Nefthalim (in Kafarnaüm langs het meer in de bergen van Zabulon en Neftali | gè Zaboulôn kai gè Nefthalim, hodon thalassès, peran tou Iordanou, Galilaia ôon ethnôn (land van Zebulon en land van Neftali, weg naar de zee, aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen | |
hôs (opdat) plèrôthèi to rèthen dia (zou vervuld worden het gezegde via) | hina (opdat) plèrôthèi to rèthen dia (zou vervuld worden het gezegde via) | |||
Mozes en zijn volk. Vlucht naar Midjan - Ex 2,11-22 - | 12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 - | 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 - |
- nisjëma`(een stem wordt gehoord) . In tweeëntwintig verzen in de bijbel . In negen verzen in Jeremia .
6. wajëbhaqqesj (en hij zocht) . Nevenschikkend voegwoord waw + werkwoordvorm
piel imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In dertien verzen in de
bijbel .
- bâqasj (zoeken) . Verwijzing : bâqasj
(zoeken) , zie Ex
2,15 .
7. lahärog (om te doden) . Voorzetsel lë + werkwoordvorm qal infinitief
constructus . In negen verzen in de bijbel .
- hârag (doden, ombrengen) . Verwijzing
: hârag
(doden, ombrengen) , zie Ex
2,15 . Het verhaal van Mozes die geconfronteerd wordt met zijn volksgenoot
vind je in een andere versie terug in het verhaal van de onreine man in de synagoge
(Mc 1,24
// Lc 4,34)
.
8. wajjibhërach (en hij vluchtte) . Nevenschikkend voegwoord waw + werkwoordvorm
qal imperfectum derde persoon enkelvoud . In veertien verzen in de bijbel .
- bârach (vluchten, snel weggaan)
. Verwijzing : bârach
(vluchten, snel weggaan) , zie Ex
2,15 .
16. מִדְיָן = midjân (Midjan) . Taalgebruik in Tenakh : midjân (Midjan) . Getalswaarde : mem = 13 of 40 , daled = 4 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 41 OF 104 (4 X 26) . Structuur : 4 - 4 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (52) . Pentateuch (14) : (1) Gn 25,2 (een persoonsnaam , de zoon van Abraham en Ketoura) . (2) Gn 25,4 . (3) Gn 36,35 . (4) Ex 2,15 . (5) Ex 2,16 . (6) Ex 3,1 . (7) Ex 18,1 .
Ex 2,16 - Ex 2,16 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] Now the priest of Midian had seven daughters: and they
came and drew water, and filled the troughs to water their father's flock.
Luther-Bibel . 16 Der Priester aber in Midian hatte sieben Töchter; die kamen,
Wasser zu schöpfen, und füllten die Rinnen, um die Schafe ihres Vaters zu tränken.
Tekstuitleg van Ex 2,16 .
Ex 2,17 - Ex 2,17 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] And the shepherds came and drove them away: but Moses
stood up and helped them, and watered their flock.
Luther-Bibel . 17 Da kamen Hirten und stießen sie weg. Mose aber stand auf und
half ihnen und tränkte ihre Schafe.
Tekstuitleg van Ex 2,17 .
Ex 2,18 - Ex 2,18 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] And when they came to Reuel their father, he said,
How is it that ye are come so soon to day?
Luther-Bibel . 18 Und als sie zu ihrem Vater Reguël kamen, sprach er: Warum
seid ihr heute so bald gekommen?
Tekstuitleg van Ex 2,18 .
Ex 2,19 - Ex 2,19 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And they said, An Egyptian delivered us out of the
hand of the shepherds, and also drew water enough for us, and watered the flock.
Luther-Bibel . 19 Sie sprachen: Ein ägyptischer Mann stand uns bei gegen die
Hirten und schöpfte für uns und tränkte die Schafe.
Tekstuitleg van Ex 2,19 .
Ex 2,20 - Ex 2,20 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And he said unto his daughters, And where is he? why
is it that ye have left the man? call him, that he may eat bread.
Luther-Bibel . 20 Er sprach zu seinen Töchtern: Wo ist er? Warum habt ihr den
Mann draußen gelassen? Ladet ihn doch ein, mit uns zu essen.
Tekstuitleg van Ex 2,20 .
Ex 2,21 - Ex 2,21 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] And Moses was content to dwell with the man: and he
gave Moses Zipporah his daughter.
Luther-Bibel . 21 Und Mose willigte ein, bei dem Mann zu bleiben. Und er gab
Mose seine Tochter Zippora zur Frau.
Tekstuitleg van Ex 2,21 .
Ex 2,22 - Ex 2,22 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And she bare him a son, and he called his name Gershom:
for he said, I have been a stranger in a strange land.
Luther-Bibel . 22 Die gebar einen Sohn und er nannte ihn Gerschom; denn, sprach
er, ich bin ein Fremdling geworden im fremden Lande.
Tekstuitleg van Ex 2,22 .
Ex 2,23-4,17 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 -
Ex 2,23 - Ex 2,23 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] And it came to pass in process of time, that the king
of Egypt died: and the children of Israel sighed by reason of the bondage, and
they cried, and their cry came up unto God by reason of the bondage.
Luther-Bibel . 23 Lange Zeit aber danach starb der König von Ägypten. Und die
Israeliten seufzten über ihre Knechtschaft und schrien, und ihr Schreien über
ihre Knechtschaft kam vor Gott.
Tekstuitleg van Ex 2,23 . Ex 2,23 telt 19 woorden en 80 (2 X 2 X 2 X 2 X 5) letters . De getalswaarde is 4045 (5 X 809) . Ex 2,23 telt vijfmaal een waw consecutivum ; vijf nevenschikkende zinnen . In Ex 2,23 zijn verschillende actoren : de Israëlieten , de koning van Egypte , God . Het gebeuren speelt zich af tijdens de onderdrukking van de Israëlieten door de koning van Egypte . De Israëlieten zuchten , weeklagen , schreien om hulp . De situatie is niet uitzichtloos ; hun geschrei stijgt op tot God .
Ex 2,23.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn) . getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur
: 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh
(784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) .
12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Ex (42) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58)
. 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Ex
2 (3) : (1) Ex
2,10 . (2) Ex
2,11 . (3) Ex
2,23 . Zowel in Ex
2,11 als in Ex
2,23 begint een nieuwe perikope . In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren .
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w) . Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg) . De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî . Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt . Uitspraak : wajhi .
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden) . Bijbel (925) . LXX (730) . NT (195) . Gn (107) . ) . Gn 22 (2) : (1) Gn
22,1 . (2) Gn 22,20 . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen) . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) .
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) . LXX (560) . NT (62) .
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) . LXX () . NT (40) .
2. בַּיָּמִּים = bajjâmîm (in de dagen) < voorzetsel bë + zelfst. naamw. mann. mv. van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag) . getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine
Profeten (6) . Geschriften (8) .
- εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) . LXX (111) . NT (25) . Ex (1) : Ex
2,11 .
2. - 3. bajjâmim hâhem (in die dagen) . Tenach (31) . In één vers in Ex : Ex 2,11 . In Ex 2,23 staat tussen bajjâmim en hâhem het bijvoeglijk naamwoord hârabbîm (vele) .
1. - 3. wajëhî bajjâmim hâhem (en het gebeurde in die
dagen) . In drie verzen in de bijbel : (1) Ex
2,11 . (2) Re
19,1 . (3) 1
S 28,1 .
- wajëhî bajjâmim hârabbîm hâhem (en het
gebeurde in die vele dagen) : Ex
2,23 .
8. wajje´ânëchû (en zij zuchtten) . Nifal imperfectum
derde persoon meervoud . Slechts in Ex
2,23 .
- ´ânach (zuchten) . Verwijzing
: ´ânach
(zuchten) , zie Ex
2,23 .
11. wajjizë`äqû (en zij weeklaagden) . Verwijzing : tsâ`âq (roepen, schreeuwen, klagen) , zie Ex 3,7 . In vijftien verzen in de bijbel : (1) Ex 2,23 .
12. הָעֳבֹדָה= hâ`äbhodâh (de dienst) < prefix bepaald lidw. ha + עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . Zie : עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad
(werken, dienen) . getalswaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4
; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (12) : (1) Ex
2,23 . (2) Ex 5,9 . (3) Ex 12,25 . (4) Ex 12,26 . (5) Ex
13,5 . (6) Ex 35,24 . (7) Ex 36,5 . (8) Ex 39,42 . (9) Nu 8,25 . (10) Js 14,3 . (11) Ez 29,18 . (12) Neh 7,18 .
-
- In de geloofsbelijdenis van Dt is er sprake van slavendienst (Dt 26,6) . עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad
(werken, dienen) . getalswaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4
; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (19) : (1) Ex 1,14 . (2) Lv 23,7 . (3) Lv 23,8 . (4) Lv 23,21 . (5) Lv 23,25 . (6) Lv
23,35 . (7) Lv
23,36 . (8) Nu 4,23 . (9) Nu 4,47 . (10) Nu 28,18 . (11) Nu 28,25 . (12) Nu 28,26 . (13) Nu 29,1 . (14) Nu 29,12 . (15) Nu 29,35 . (16) Dt 26,6 . (17) Ez 29,18. (18) Kl 1,3 . (19) Da 7,21 .
15. sjawë`âtham (hun geschrei) . In drie verzen in de bijbel : (1)
Ex 2,23
.
-sjawë`âh (geschrei,
hulpgeschrei) . Verwijzing : sjawë`âh
(geschrei, hulpgeschrei) , zie Ex
2,23 .
Ex 2,24 - Ex 2,24 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] And God heard their groaning, and God remembered his
covenant with Abraham, with Isaac, and with Jacob.
Luther-Bibel . 24 Und Gott erhörte ihr Wehklagen und gedachte seines Bundes
mit Abraham, Isaak und Jakob.
Tekstuitleg van Ex 2,24 . Dit vers Ex 2,24 telt 14 (2 X 7) en 54 (2 X 3 X 3 X 3) letters . De getalswaarde van dit vers Ex 2,24 is 4699 (37 X 127) .
1.
1.- 2. wajjisjëma` ´èlohîm (en God hoorde) . In drie verzen in de bijbel : (1) Gn 21,17 (en God luisterde naar - de stem van de zoon van Hagar -) LXX : eisèkousen de ho theos . (2) Gn 30,17 (... ´èl Le´âh = En God luisterde naar Lea) LXX : kai epèkousen ho theos Leias . (3) Ex 2,24 (... ´èth na´äqâthâm = en God luisterde naar het weeklagen - van de Hebreeën) . LXX : kai eisèkousen ho theos ton stenagmon autôn . Zie ook Gn 30,22 (wajjisjëma` ´elêhâ ´èlohîm = en God luisterde naar haar / Rachel) . LXX : kai epèkousen autès ho theos . God luisterde naar wie in een benarde en uitzichtloze situatie was gekomen . Hij luisterde naar Hagar , Lea , Rachel , de Hebreeën . LXX : Is de Hebreeuwse bepaling bij het werkwoord ´èth , dan is de LXX eisèkousen , is de Hebreeuwse bepaling ´èl , dan is de LXX epèkousen .
3. נָאֲקָתָם = na´äqâthâm (hun geweeklaag) < vr. enk. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. נְאָקָה = në´âqâh (geweeklaag, weeklacht, gejammer) . Zie het werkw. נָאַק = nâ´aq (weeklagen, kermen) . Taalgebruik in Tenakh : nâ´aq (weeklagen, kermen) . getalswaarde : nun = 14 of 50 , aleph = 1 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 151 (priemgetal) . Structuur : 5 - 1 - 1 . De som van de elementen is 7 . Tenakh (1) : Ex 2,24 . Een vorm van in Tenakh (4) : (1) Ex 2,24 . (2) Ex 6,5 . (3) Re 2,18 . (4) Ez 30,24 .
3.4.
´èth na´äqâthâm (hun weeklagen) .
Zelfstandig naamwoord status constructus van në´âqâh
(geweeklaag, weeklacht, gejammer) en suffix derde persoon meervoud . Hapax in
de bijbel .
- nâ´aq (weeklagen,
kermen) . Verwijzing : nâ´aq
(weeklagen, kermen) , Ex
2,24 .
- në´âqâh (geweeklaag, weeklacht, gejammer) . Status
constructus na´äqath : Ex
6,5 (sjëma`ëthî ´èth na´äqâth
bënê Jishrâ´èl = Ik hoorde het geweeklaag van
de Israëlieten) .
Ex 2,24.5. וַיִּזְכֹּר = wajjizëkhor (en hij gedacht) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers. enk. van het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenach : zâkhar (gedenken) . De getalswaarde van z-k-r is : zain = 7 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 . Totaal : 7 + 11 + 20 = 38 (2 X 19) OF 7 + 20 + 200 = 227 (priemgetal) . Tenakh (9) : (1) Gn 8,1 (God gedacht Noach) . (2) Gn 19,29 (God gedacht Abram) . (3) Gn 30,22 (God gedacht Rachel) . (4) Gn 42,9 (Jozef dacht aan zijn dromen) . (5) Ex 2,24 (... ´èth bërîthô = God gedacht zijn verbond met Abraham , Isaak en Jakob) . (6) Js 63,11 (en het - volk - dacht aan de dagen...) . (7) Ps 78,39 . (8) Ps 106,45 . (9) Pr 11,8 (hij dacht aan de dagen... ) .
z k r : act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zâkhar (hij gedenkt) OF qal imperat. 2de pers. mann. enk. (gedenkt) + qal. inf. constr. zëkhor (te gedenken) OF zelfst. naamw. zekhèr (herinnering, aandenken) OF bijvoegl. naamw. zâkhâr (mannelijk) . In 104 verzen in Tenach .
6.
Ex 2,24.5. - 6. וַיִּזְכֹּר אֱלֹהִים = wajjizëkhor ´èlohîm (en God gedacht) . Tenakh (4) : (1) Gn 8,1 (God gedacht Noach) . (2) Gn 19,29 (God gedacht Abram) . (3) Gn 30,22 (God gedacht Rachel) . (5) Ex 2,24 (... אֶת בְרִיתוֹ = ´èth bërîthô = God gedacht zijn verbond met Abraham , Isaak en Jakob) .
Ex
2,24.8. בְרִיתוֹ = bërîthô (zijn verbond) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . בְרִית = bërîth
(verbond) . Taalgebruik in Tenakh : bërîth
(verbond) . Getalswaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , taw =
22 of 400 ; totaal : 54 (2 X 3³) of 612 (2² X 3² X 17) . Structuur : 2 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (17) : (1) Ex
2,24 (in combinatie met זָכַר = zâkhar : gedenken) . (2) Dt
4,13 . (3) Dt 8,18 . (4) Dt 17,2 . (5) 2 K 13,23 . (6) 2 K 17,15 . (7) 2 K 18,12 . (8) Ez 17,14 . (9) Ez 17,16 . (10) Ps 25,10 . (11) Ps 55,21 . (12) Ps 103,18 . (13) Ps 105,8 . (14) Ps 106,45 . (15) Ps 111,5 . (16) Ps 111,9 . (17) 1
Kr 16,15 .
- בְּרִית = bërîth
(verbond) < birîth . (Lettinga 12 , 2012 , 4e1 . De sëwa staat onder de eerste consonant van een woord .
- Ned. : testamment
, verbond . D. : Bund . E. : covenant . Fr. : alliance . Grieks : διαθηκη = diathèkè (verbond) . Taalgebruik in het NT : diathèkè
(verbond) . Hebreeuws : בְרִית = bërîth
(verbond) . Taalgebruik in Tenakh : bërîth
(verbond) . Lat. : foedus (zie b.v. federaal)
, testamentum .
Ex 2,24.7.- 8. אֶת בְרִיתוֹ = ´èth bërîthô (zijn verbond) . Tenakh (6) : (1) Ex 2,24 (in combinatie met זָכַר = zâkhar : gedenken) . (2) Dt 4,13 . (3) Dt 8,18 . (4) 2 K 18,12 . (5) Ez 17,14 . (6) Ez 17,16 .
5. - 8. וַיִּזְכֹּר אֱלֹהִים אֶת בְרִיתוֹ = wajjizëkhor ´èlohîm ´èth bërîthô (en God gedacht zijn verbond) . Tenakh (1) : Ex 2,24 .
In Ex 6,5 : wâ´èzëkhor (en ik zal gedenken) ´èth bërîthî (mijn verbond)
Ex 2,25 - Ex 2,25 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 - | ||||||||||||||||
|
King James version . And God looked upon the children of Israel, and God had
respect unto them
Luther-Bibel . 25 Und Gott sah auf die Israeliten und nahm sich ihrer an.
Tekstuitleg van Ex 2,25 . Dit vers Ex 2,25 telt 7 woorden en 28 ( = 2 X 2 X 7) letters (verhouding : 1 - 4) . De getalswaarde van Ex 2,25 is 1483 .
Ex
2,25.1. w-j-r-´ : (1) prefix verbindingswoord wë + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ (en hij zag) . (2) prefix verbindingswoord wë + pass. nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיֵּרָא = wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen) . (3) prefix verbindingswoord wë + hifil imperf. derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ van het werkw. רָאָה= râ´âh (zien, verschijnen) . Het is een verkorte vorm , zie Joüon 79i . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Taalgebruik in Genesis : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 (2 X 103) . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (162) . Pentateuch (85) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (19) . Ex (17) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 2,12 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,2 . (5) Ex 3,4 . (6) Ex 8,11 . (7) Ex 9,34 . (8) Ex 14,30 . (9) Ex 14,31 . (10) Ex 18,14. (11) Ex 20,18 . (12) Ex 32,1 . (13) Ex 32,5 . (14) Ex 32,19 . (15) Ex 32,25 . (16) Ex 34,30 . (17) Ex 39,43 .
- επειδεν = epeiden ( hij keek neer ) < voorzetsel ep' + act. ind. aor. 3de pers. enk. van het werkw. εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) . Taalgebruik in het NT : eforaô (kijken op, neerkijken) . Taalgebruik in de Septuaginta : eforaô (kijken op, neerkijken) . Tenakh (5) : (1) Gn 4,4 (en JHWH keek neer - sjâ`â - op Abel) . (2) Ex 2,25 (en hij - God - keek neer - râ´âh - op de Israëlieten) . (3) Ps 54,9 (Mijn oog keek neer - râ´âh - op mijn vijanden) . (4) Ps 92,12 (Mijn oog keek neer - nâbhat - op mijn vijanden) . (5) Lc 1,25 (God keek neer op mijn schande) . Een vorm van εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) in de LXX (29) , in het NT (2) : (1) Lc 1,25 . (2) Hnd 4,29 . Een vorm van εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) in de LXX
in 29 verzen .
- Kijken op - neerzien kan positief of negatief geïnterpreteerd worden : genadig neerzien op , misprijzend neerkijken op . Lc 1,25 verwijst naar Gn 30,23 waar Sara zegt dat God haar schande wegnam . Sara was een hele periode kinderloos . Met de geboorte van Jozef werd haar vruchtbaarheid bevestigd . In Gn 30,22 wordt niet επειδεν = epeiden gebruikt , maar επεκουσεν = epèkousen (hij luisterde naar) . Taalgebruik in het NT : epakouô (luisteren naar , beluisteren) .
Ex
2,25.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Dt | Nu | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 29 | 7 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 413 | 287 | 6 | 17 |
- Het pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. , voorafgegaan door het prefix ´èl : אֲלֵיהֶם = ´äle(j)hèm (tot hen) heeft dezelfde medeklinkers (in een andere volgorde) en dezelfde getalwaarde als אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) .
Ex
2,25.1. - 2. Naast het horen staat het zien .
- אֱלֹהִים רָאָה = râ´âh ´èlohîm (God zag) . Tenakh (1) : Gn 31,42 .
- יהוה רָאָה = râ´âh JHWH (JHWH zag) . Tenakh (3) : (1) Gn 29,32 . (2) 2 K 14,26 . (3) 1 Kr 21,15 .
- אֱלֹהִים וַיַּרְא = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag) . Tenakh (9) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,10 . (3) Gn 1,12 . (4) Gn 1,18 . (5) Gn 1,21 . (6) Gn 1,25 . (7) Gn 1,31 . (8) Gn 6,5 . (9) Ex 2,25 .
- יהוה וַיַּרְא = wajjarë´ JHWH (en JHWH zag) . Tenakh (5) : (1) Gn 6,5 (JHWH zag de slechtheid van de mensen) . (2) Gn 29,31 (JHWH zag Lea) . (3) Ex 3,4 (JHWH zag Mozes de doornstruik naderen . (4) Dt 32,19 (JHWH zag de afdwaling van het volk) . (5) Js 59,15 .
Ex
2,25.7. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Dt | Nu | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 29 | 7 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 413 | 287 | 6 | 17 |
- Het pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. , voorafgegaan door het prefix ´èl : אֲלֵיהֶם = ´äle(j)hèm (tot hen) heeft dezelfde medeklinkers (in een andere volgorde) en dezelfde getalwaarde als אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) .
SEPTUAGINTA
1èn de tis ek tès fulès leui os elaben tôn thugaterôn leui kai eschen autèn2kai en gastri elaben kai eteken arsen idontes de auto asteion eskepasan auto mènas treis3epei de ouk èdunanto auto eti kruptein elaben autô è mètèr autou thibin kai katechrisen autèn asfaltopissè kai enebalen to paidion eis autèn kai ethèken autèn eis to elos para ton potamon4kai kateskopeuen è adelfè autou makrothen mathein ti to apobèsomenon autô5katebè de è thugatèr faraô lousasthai epi ton potamon kai ai abrai autès pareporeuonto para ton potamon kai idousa tèn thibin en tô elei aposteilasa tèn abran aneilato autèn6anoixasa de ora paidion klaion en tè thibei kai efeisato autou è thugatèr faraô kai efè apo tôn paidiôn tôn ebraiôn touto7kai eipen è adelfè autou tè thugatri faraô theleis kalesô soi gunaika trofeuousan ek tôn ebraiôn kai thèlasei soi to paidion8è de eipen autè è thugatèr faraô poreuou elthousa de è neanis ekalesen tèn mètera tou paidiou9eipen de pros autèn è thugatèr faraô diatèrèson moi to paidion touto kai thèlason moi auto egô de dôsô soi ton misthon elaben de è gunè to paidion kai ethèlazen auto10adrunthentos de tou paidiou eisègagen auto pros tèn thugatera faraô kai egenèthè autè eis uion epônomasen de to onoma autou môusèn legousa ek tou udatos auton aneilomèn11egeneto de en tais èmerais tais pollais ekeinais megas genomenos môusès exèlthen pros tous adelfous autou tous uious israèl katanoèsas de ton ponon autôn ora anthrôpon aiguption tuptonta tina ebraion tôn eautou adelfôn tôn uiôn israèl12periblepsamenos de ôde kai ôde ouch ora oudena kai pataxas ton aiguption ekrupsen auton en tè ammô13exelthôn de tè èmera tè deutera ora duo andras ebraious diaplèktizomenous kai legei tô adikounti dia ti su tupteis ton plèsion14o de eipen tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef¢ èmôn mè anelein me su theleis on tropon aneiles echthes ton aiguption efobèthè de môusès kai eipen ei outôs emfanes gegonen to rèma touto15èkousen de faraô to rèma touto kai ezètei anelein môusèn anechôrèsen de môusès apo prosôpou faraô kai ôkèsen en gè madiam elthôn de eis gèn madiam ekathisen epi tou freatos16tô de ierei madiam èsan epta thugateres poimainousai ta probata tou patros autôn iothor paragenomenai de èntloun eôs eplèsan tas dexamenas potisai ta probata tou patros autôn iothor17paragenomenoi de oi poimenes exebalon autas anastas de môusès errusato autas kai èntlèsen autais kai epotisen ta probata autôn18paregenonto de pros ragouèl ton patera autôn o de eipen autais ti oti etachunate tou paragenesthai sèmeron19ai de eipan anthrôpos aiguptios errusato èmas apo tôn poimenôn kai èntlèsen èmin kai epotisen ta probata èmôn20o de eipen tais thugatrasin autou kai pou esti kai ina ti outôs kataleloipate ton anthrôpon kalesate oun auton opôs fagè arton21katôkisthè de môusès para tô anthrôpô kai exedoto sepfôran tèn thugatera autou môusè gunaika22en gastri de labousa è gunè eteken uion kai epônomasen môusès to onoma autou gèrsam legôn oti paroikos eimi en gè allotria23meta de tas èmeras tas pollas ekeinas eteleutèsen o basileus aiguptou kai katestenaxan oi uioi israèl apo tôn ergôn kai aneboèsan kai anebè è boè autôn pros ton theon apo tôn ergôn24kai eisèkousen o theos ton stenagmon autôn kai emnèsthè o theos tès diathèkès autou tès pros abraam kai isaak kai iakôb25kai epeiden o theos tous uious israèl kai egnpsôsthè autois