EXODUS 2 - Ex 2 -- TAALGEBRUIK -- COMMENTAAR -
- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -
- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

- bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,

Ex : overzicht , Ex : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Ex : commentaar ,

Overzicht van Exodus : - Ex 1 - Ex 2 - Ex 3 - Ex 4 - Ex 5 - Ex 6 - Ex 7 - Ex 8 - Ex 9 - Ex 10 - Ex 11 - Ex 12 - Ex 13 - Ex 14 - Ex 15 - Ex 16 - Ex 17 - Ex 18 - Ex 19 - Ex 20 - Ex 21 - Ex 22 - Ex 23 - Ex 24 - Ex 25 - Ex 26 - Ex 27 - Ex 28 - Ex 29 - Ex 30 - Ex 31 - Ex 32 - Ex 33 - Ex 34 - Ex 35 - Ex 36 - Ex 37 - Ex 38 - Ex 39 - Ex 40 -
Overzicht vers per vers : - Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 - Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 - Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 -
Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
 
             
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      


WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenaam : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.bijbelleerhuis.be (zie bijbel) . WEBLOG : BIJBELLEERHUIS
Nieuwe website : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts (Vlaams Blok) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran ,levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , mystiek , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat
- ´ânach (zuchten) , zie Ex 2,23 .
- bâqasj (zoeken) , zie Ex 2,15 .
- bârach (vluchten, snel weggaan) , zie Ex 2,15 .
- hârag (doden, ombrengen) , zie Ex 2,15 .
- jôm (dag) , zie Ex 2,23 .
- nâ´âq (weeklagen, kermen) , Ex 2,24 .
- shâm (plaatsen, stellen) , zie Ex 2,14 .
- sjâm`â (horen, luisteren) , zie Ex 2,15 .
- sjawë`âh (geschrei, hulpgeschrei) , zie Ex 2,23 .
- zâkhar (gedenken) , Ex 2,24 .
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

ALGEMEEN OVERZICHT

-
bijbeloverzicht , taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .

- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


Ex 2,1-10 - Geboorte van Mozes : Ex 2,1-10
Ex 2,11-22 : Mozes vlucht naar Midjan : Ex 2,11-22
Ex 2,23-4,17 : Roeping van Mozes : Ex 2,23-4,17

Ex 2,1-10 - Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -

Ex 2,1 - Ex 2,1 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1èn de tis ek tès fulès leui os elaben tôn thugaterôn leui kai eschen autèn  1 egressus est post haec vir de domo Levi accepta uxore stirpis suae    1 En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi.   [1] Een* man uit de stam Levi huwde een meisje uit die stam.  [1] Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit diezelfde stam.   1 ¶ Heen gaat een man uit het huis van Levi,– en neemt een dochter van Levi.   1. Un homme de la maison de Lévi s'en alla prendre pour femme une fille de Lévi. 

King James Bible . [1] And there went a man of the house of Levi, and took to wife a daughter of Levi.
Luther-Bibel . 1 Und es ging hin ein Mann vom Hause Levi und nahm ein Mädchen aus dem Hause Levi zur Frau.

Tekstuitleg van Ex 2,1 .

Ex 2,2 - Ex 2,2 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai en gastri elaben kai eteken arsen idontes de auto asteion eskepasan auto mènas treis  2 quae concepit et peperit filium et videns eum elegantem abscondit tribus mensibus    2 En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden.   [2] De vrouw werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Toen zij zag hoe mooi het kind was, hield zij het drie maanden lang verborgen  [2] Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Het was een mooi kind en ze hield het verborgen, drie maanden lang.  2 Zwanger wordt de vrouw en baart een zoon; ze ziet hem aan: ja, goed is hij!, en verbergt hem drie maanden lang.  2. Celle-ci conçut et enfanta un fils. Voyant combien il était beau, elle le dissimula pendant trois mois.  

King James Bible . [2] And the woman conceived, and bare a son: and when she saw him that he was a goodly child, she hid him three months.
Luther-Bibel . 2 Und sie ward schwanger und gebar einen Sohn. Und als sie sah, dass es ein feines Kind war, verbarg sie ihn drei Monate.

Tekstuitleg van Ex 2,2 .

Ex 2,3 - Ex 2,3 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3epei de ouk èdunanto auto eti kruptein elaben autô è mètèr autou thibin kai katechrisen autèn asfaltopissè kai enebalen to paidion eis autèn kai ethèken autèn eis to elos para ton potamon  3 cumque iam celare non posset sumpsit fiscellam scirpeam et linivit eam bitumine ac pice posuitque intus infantulum et exposuit eum in carecto ripae fluminis    3 Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij leide het knechtje daarin, en leide het in de biezen, aan den oever der rivier.  . [3] Maar toen zij geen kans meer zag hem nog langer verborgen te houden, nam zij een mandje* van riet*, streek het dicht met aardhars en pek en legde het kind erin. Toen zette zij het tussen het riet aan de oever van de Nijl.  [3] Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.   3 Maar nog langer heeft ze het niet gekund, hem verbergen; dan neemt ze voor hem een arkje van biezen, belijmt dat met leem en met pek; ze legt de pasgeboren jongen daarin en legt hem in het riet op de lip* van de Stroom.  3. Ne pouvant le dissimuler plus longtemps, elle prit pour lui une corbeille de papyrus qu'elle enduisit de bitume et de poix, y plaça l'enfant et la déposa dans les roseaux sur la rive du Fleuve. 

King James Bible . [3] And when she could not longer hide him, she took for him an ark of bulrushes, and daubed it with slime and with pitch, and put the child therein; and she laid it in the flags by the river's brink.
Luther-Bibel . 3 Als sie ihn aber nicht länger verbergen konnte, machte sie ein Kästlein von Rohr und verklebte es mit Erdharz und Pech und legte das Kind hinein und setzte das Kästlein in das Schilf am Ufer des Nils.

Tekstuitleg van Ex 2,3 .

Ex 2,4 - Ex 2,4 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai kateskopeuen è adelfè autou makrothen mathein ti to apobèsomenon autô 4 stante procul sorore eius et considerante eventum rei     4 En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou worden.  [4] Op enige afstand stelde de zuster van het kind zich verdekt op, om te zien wat er zou gebeuren.   [4] De zuster van het kind ging een eind verderop staan, om te zien wat er met hem zou gebeuren.  4 Zijn zuster posteert zich verderop,– om te weten wat aan hem zal worden gedaan.   4. La sœur de l'enfant se posta à distance pour voir ce qui lui adviendrait.  

King James Bible . [4] And his sister stood afar off, to wit what would be done to him.
Luther-Bibel . 4 Aber seine Schwester stand von ferne, um zu erfahren, wie es ihm ergehen würde.

Tekstuitleg van Ex 2,4 .

Ex 2,5 - Ex 2,5 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
èkousen de Faraô to rèma touto, anechôrèsen de Môusès kai ôikèsen en gèi Madiam, elthôn de eis gèn Madiam ekathisen epi tou freatos 5 ecce autem descendebat filia Pharaonis ut lavaretur in flumine et puellae eius gradiebantur per crepidinem alvei quae cum vidisset fiscellam in papyrione misit unam e famulis suis et adlatam   wajjisjm`a Par`oh ´èth haddâvâr hazèh wajjivrach Mosjèh wajjeesèv be´èrèdz midjan wejjeesjev `al habbe' ee 5 En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen.
schilderij van Paolo Veronese: Mozes wordt gevonden» meer  
[5] De dochter van de farao ging naar de Nijl om te baden, terwijl haar dienaressen op en neer bleven lopen langs de oever van de rivier. Ineens zag zij het mandje tussen het riet en stuurde haar slavin om het te halen. 
[5] Even later kwam de dochter van de farao naar de Nijl om te baden, terwijl haar dienaressen langs de rivier heen en weer liepen. Zij ontdekte de mand tussen het riet en liet die door een van haar slavinnen halen.  
5 ¶ Daar daalt de dochter van Farao neer om zich te wassen aan de Stroom terwijl haar meisjes wandelen op de hand van de Stroom; dan ziet ze het arkje tussen het riet, zendt haar slavin uit en haalt het op.  5. Or la fille de Pharaon descendit au Fleuve pour s'y baigner, tandis que ses servantes se promenaient sur la rive du Fleuve. Elle aperçut la corbeille parmi les roseaux et envoya sa servante la prendre.

King James Bible . [5] And the daughter of Pharaoh came down to wash herself at the river; and her maidens walked along by the river's side; and when she saw the ark among the flags, she sent her maid to fetch it.
Luther-Bibel . 5 Und die Tochter des Pharao ging hinab und wollte baden im Nil, und ihre Gespielinnen gingen am Ufer hin und her. Und als sie das Kästlein im Schilf sah, sandte sie ihre Magd hin und ließ es holen.

Tekstuitleg van Ex 2,5 .

8.
- Grieks : ind. imperf. 3de pers. mv. παρεπορευοντο = pareporeuonto (zij begaven zich langs) van het werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in het NT : paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in de LXX : paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in Mc : paraporeuomai . Bijbel (7) . LXX (6) : (1) Gn 32,32 . (2) Gn 37,28 . (3) Ex 2,5 . (4) Joz 8,33 . (5) Js 29,2 . (6) 2 S 15,23 . NT (1) : Mc 9,30 . Een vorm van παραπορευομαι = paraporeuomai (zich op weg begeven langs) in de LXX (38) . Pentateuch (9) : (1) Gn 37,28 . (2) Ex 2,5 . (3) Ex 30,13 . (4) Ex 30,14 . (5) Ex 39,3 . (6) Dt 2,4 . (7) Dt 2,13 . (8) Dt 2,14 . (9) Dt 2,18 . In het NT (5) , in Mc (4) : (1) Mc 2,23 . (2) Mc 9,30 . (3) Mc 11,20 . (4) Mc 15,29 . Een vorm van het Griekse werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) kan de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .

Ex 2,6 - Ex 2,6 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6anoixasa de ora paidion klaion en tè thibei kai efeisato autou è thugatèr faraô kai efè apo tôn paidiôn tôn ebraiôn touto  6 aperiens cernensque in ea parvulum vagientem miserta eius ait de infantibus Hebraeorum est    6 Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreën! [6] Zij maakte het open, keek erin en daar lag een schreiend jongetje. Vol medelijden riep zij: ‘Dit is een Hebreeuws kind!’  [6] Ze maakte de mand open en zag daarin het kind. Het jongetje huilde, en vol medelijden zei ze: ‘Dat moet een Hebreeuws kind zijn.’   6 Ze opent het en ziet hem, de pasgeborene: ziedaar, een huilende jongen! Ze krijgt medelijden met hem; ze zegt: een van de pasgeborenen der Hebreeërs is dit!  6. Elle l'ouvrit et vit l'enfant : c'était un garçon qui pleurait. Touchée de compassion pour lui, elle dit : « C'est un des petits Hébreux. »

King James Bible . [6] And when she had opened it, she saw the child: and, behold, the babe wept. And she had compassion on him, and said, This is one of the Hebrews' children.
Luther-Bibel . 6 Und als sie es auftat, sah sie das Kind, und siehe, das Knäblein weinte. Da jammerte es sie und sie sprach: Es ist eins von den hebräischen Kindlein.

Tekstuitleg van Ex 2,6 .

Ex 2,7 - Ex 2,7 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai eipen è adelfè autou tè thugatri faraô theleis kalesô soi gunaika trofeuousan ek tôn ebraiôn kai thèlasei soi to paidion  7 cui soror pueri vis inquit ut vadam et vocem tibi hebraeam mulierem quae nutrire possit infantulum    7 Toen zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u een voedstervrouw uit de Hebreïnnen roepen, die dat knechtje voor u zoge?  [7] Toen kwam de zuster van het kind aan de dochter van de farao vragen: ‘Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken, om het kind voor u te voeden?’  [7] Toen kwam de zuster van het kind haar vragen: ‘Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken om het kind voor u te voeden?’  7 Dan zegt zijn zuster tot de dochter van Farao: zal ik op zoek gaan?– ik zal voor u een zogende vrouw roepen, een van de Hebreeuwsen, dan kan zij voor u de pasgeborene zogen!  7. La sœur de l'enfant dit alors à la fille de Pharaon : « Veux-tu que j'aille te chercher, parmi les femmes des Hébreux, une nourrice qui te nourrira cet enfant ? - 

King James Bible . [7] Then said his sister to Pharaoh's daughter, Shall I go and call to thee a nurse of the Hebrew women, that she may nurse the child for thee?
Luther-Bibel . 7 Da sprach seine Schwester zu der Tochter des Pharao: Soll ich hingehen und eine der hebräischen Frauen rufen, die da stillt, dass sie dir das Kindlein stille?

Tekstuitleg van Ex 2,7 .

Ex 2,8 - Ex 2,8 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8è de eipen autè è thugatèr faraô poreuou elthousa de è neanis ekalesen tèn mètera tou paidiou  8 respondit vade perrexit puella et vocavit matrem eius    8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep des knechtjes moeder.  [8] De dochter van de farao antwoordde: ‘Ja, doe dat.’ Het meisje snelde weg en haalde de moeder van het kind.  [8] ‘Ja, doe dat maar,’ antwoordde de dochter van de farao, waarop het meisje de moeder van het kind ging halen.  8 De dochter van Farao zegt tot haar: ja ga! Dan gáát de maagd en roept de moeder van de pasgeborene.  8. Va », lui répondit la fille de Pharaon. La jeune fille alla donc chercher la mère de l'enfant. 

King James Bible . [8] And Pharaoh's daughter said to her, Go. And the maid went and called the child's mother.
Luther-Bibel . 8 Die Tochter des Pharao sprach zu ihr: Geh hin. Das Mädchen ging hin und rief die Mutter des Kindes.

Tekstuitleg van Ex 2,8 .

Ex 2,9 - Ex 2,9 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9eipen de pros autèn è thugatèr faraô diatèrèson moi to paidion touto kai thèlason moi auto egô de dôsô soi ton misthon elaben de è gunè to paidion kai ethèlazen auto  9 ad quam locuta filia Pharaonis accipe ait puerum istum et nutri mihi ego tibi dabo mercedem tuam suscepit mulier et nutrivit puerum adultumque tradidit filiae Pharaonis    9 Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het.   [9] De dochter van de farao beval haar: ‘Neem dit kind mee en voed het voor mij; ik zal u er persoonlijk voor belonen.’ De vrouw nam het kind mee en voedde het.  [9] De dochter van de farao zei tegen de vrouw: ‘Neem dit kind mee en voed het voor me. Ik zal u ervoor betalen.’ De vrouw nam het kind mee en voedde het.  9 Dan zegt tot haar de dochter van Farao: laat deze pasgeborene met u meegaan en zoog hem voor mij en ík van mijn kant zal u geven het loon dat u toekomt; de vrouw neemt de pasgeborene mee en zoogt hem.  9. La fille de Pharaon lui dit : « Emmène cet enfant et nourris-le moi, je te donnerai moi-même ton salaire. » Alors la femme emporta l'enfant et le nourrit.  

King James Bible . [9] And Pharaoh's daughter said unto her, Take this child away, and nurse it for me, and I will give thee thy wages. And the woman took the child, and nursed it.
Luther-Bibel . 9 Da sprach die Tochter des Pharao zu ihr: Nimm das Kindlein mit und stille es mir; ich will es dir lohnen. Die Frau nahm das Kind und stillte es.

Tekstuitleg van Ex 2,9 .

Ex 2,10 - Ex 2,10 : Geboorte van Mozes -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,1 - Ex 2,2 - Ex 2,3 - Ex 2,4 - Ex 2,5 - Ex 2,6 - Ex 2,7 - Ex 2,8 - Ex 2,9 - Ex 2,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10adrunthentos de tou paidiou eisègagen auto pros tèn thugatera faraô kai egenèthè autè eis uion epônomasen de to onoma autou môusèn legousa ek tou udatos auton aneilomèn  10 quem illa adoptavit in locum filii vocavitque nomen eius Mosi dicens quia de aqua tuli eum    10 En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.  [10] En toen het kind opgegroeid was, bracht zij het terug naar de dochter van de farao. Deze nam hem als haar eigen zoon aan. Zij noemde hem Mozes*. ‘Want’, zo zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’  [10] Toen het groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao. Deze nam het kind aan als haar eigen zoon. Ze noemde hem Mozes, ‘want,’ zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’  10 Hij wordt groot, de boreling: ze brengt hem naar de dochter van Farao; hij wordt voor haar tot een zoon; ze roept als naam voor hem uit: Mosjee, want, zegt ze, mesjitihoe, – uit het water heb ik hem getrokken!  10. Quand l'enfant eut grandi, elle le ramena à la fille de Pharaon qui le traita comme un fils et lui donna le nom de Moïse, car, disait-elle, » je l'ai tiré des eaux ». 

King James Bible . [10] And the child grew, and she brought him unto Pharaoh's daughter, and he became her son. And she called his name Moses: and she said, Because I drew him out of the water.
Luther-Bibel . 10 Und als das Kind groß war, brachte sie es der Tochter des Pharao, und es ward ihr Sohn und sie nannte ihn Mose; denn sie sprach: Ich habe ihn aus dem Wasser gezogen. Moses Flucht nach Midian

Tekstuitleg van Ex 2,10

1. wajëhî (en hij was, en het gebeurde) . häjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenach (784) . Pentateuch (181) . n tweeënveertig verzen in Ex . In drie verzen in Ex 2 : (1) Ex 2,10 . (2) Ex 2,11 . (3) Ex 2,23 . Zowel in Ex 2,11 als in Ex 2,23 begint een nieuwe perikope .


Ex 2,11-22 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -

Ex 2,11 - Ex 2,11 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11egeneto de en tais èmerais tais pollais ekeinais megas genomenos môusès exèlthen pros tous adelfous autou tous uious israèl katanoèsas de ton ponon autôn ora anthrôpon aiguption tuptonta tina ebraion tôn eautou adelfôn tôn uiôn israèl   11 in diebus illis postquam creverat Moses egressus ad fratres suos vidit adflictionem eorum et virum aegyptium percutientem quendam de Hebraeis fratribus suis  wajëhî bajjâmim hâhem   11 En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging tot zijn broederen, en bezag hun lasten; en hij zag, dat een Egyptisch man een Hebreeuwsen man uit zijn broederen sloeg.  [11] Toen Mozes opgegroeid* was, ging hij op een dag naar zijn broeders en was getuige van hun dwangarbeid. Hij zag hoe een Egyptenaar een Hebreeër neersloeg, een van zijn broeders.   [11] Toen Mozes volwassen geworden was, zocht hij op een dag de mensen van zijn volk op. Hij zag welke zware dwangarbeid ze verrichtten en was er getuige van dat een Hebreeër, een volksgenoot van hem, door een Egyptenaar werd geslagen.  11 ¶ En het geschiedt in die dagen: Mozes wordt groot, hij trekt uit naar zijn broeders en ziet waarmee zij worden belast; hij ziet een Egyptische man een Hebreeuwse man slaan, een van zijn broeders!   11. Il advint, en ces jours-là, que Moïse, qui avait grandi, alla voir ses frères. Il vit les corvées auxquelles ils étaient astreints ; il vit aussi un Égyptien qui frappait un Hébreu, un de ses frères.  

King James Bible . [11] And it came to pass in those days, when Moses was grown, that he went out unto his brethren, and looked on their burdens: and he spied an Egyptian smiting an Hebrew, one of his brethren.
Luther-Bibel . 11 Zu der Zeit, als Mose groß geworden war, ging er hinaus zu seinen Brüdern und sah ihren Frondienst und nahm wahr, dass ein Ägypter einen seiner hebräischen Brüder schlug.

Tekstuitleg van Ex 2,11 . Het vers Ex 2,11 telt 17 woorden en 66 (6 X 11) letters . De getalswaarde van Ex 2,11 is 3086 (2 X 1543) .

Ex 2,11.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Ex (42) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58) . 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Ex 2 (3) : (1) Ex 2,10 . (2) Ex 2,11 . (3) Ex 2,23 . Zowel in Ex 2,11 als in Ex 2,23 begint een nieuwe perikope . In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren .
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w) . Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg) . De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî . Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt . Uitspraak : wajhi .
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Bijbel (925) . LXX (730) . NT (195) . Gn (107) . ) . Gn 22 (2) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 22,20 . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen) . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) .

ginomai (worden, gebeuren)  bijbel Tenach OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev. 
aor. 3de pers. enk. egeneto  925  wajëhî : 784 730  195  13  17  69  16  53    17  99  115 
Totaal 2841   2174 667 75 55 129 51 124   38 259 310

- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) . LXX (560) . NT (62) .
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) . LXX (60) . NT (40) . Ex (6) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 4,24 . (3) Ex 16,13 . (4) Ex 16,22 . (5) Ex 16,27 . (6) Ex 19,16 .

2. בַּיָּמִּים = bajjâmîm (in de dagen) < voorzetsel bë + zelfst. naamw. mann. mv. van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (8) .

Ex 2,11.2. - 3. bajjâmim hâhem (in die dagen) . Tenach (31) . In één vers in Ex : Ex 2,11 . In Ex 2,23 staat tussen bajjâmim en hâhem het bijvoeglijk naamwoord hârabbîm (vele) .

Ex 2,11.1. - 3. wajëhî bajjâmîm hâhem (en het gebeurde in die dagen) . Tenakh (3) : (1) Ex 2,11 . (2) Re 19,1 . (3) 1 S 28,1 .
- wajëhî bajjâmim hârabbîm hâhem (en het gebeurde in die vele dagen) : Ex 2,23 .

Ex 2,12 - Ex 2,12 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12 peribleyamenos de ôde kai ôde ouch ora oudena kai pataxas ton aiguption ekruyen auton en tè ammô 12 cumque circumspexisset huc atque illuc et nullum adesse vidisset percussum Aegyptium abscondit sabulo    12 En hij zag herwaarts en gindswaarts; en toen hij zag, dat er niemand was, zo versloeg hij den Egyptenaar, en verborg hem in het zand.   [12] Hij keek naar alle kanten en toen hij zag dat er niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar neer en verborg hem onder het zand.  [12] Hij keek om zich heen, en toen hij zag dat er niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar dood; hij verborg hem onder het zand.  12 Hij wendt zich om en om en ziet: geen mán!– hij slaat de Egyptenaar neer en verbergt hem in het zand.   12. Il se tourna de-ci de-là, et voyant qu'il n'y avait personne, il tua l'Égyptien et le cacha dans le sable. 

King James Bible . [12] And he looked this way and that way, and when he saw that there was no man, he slew the Egyptian, and hid him in the sand.
Luther-Bibel . 12 Da schaute er sich nach allen Seiten um und als er sah, dass kein Mensch da war, erschlug er den Ägypter und verscharrte ihn im Sande.

Tekstuitleg van Ex 2,12 .

Ex 2,13 - Ex 2,13 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13exelthôn de tè èmera tè deutera ora duo andras ebraious diaplèktizomenous kai legei tô adikounti dia ti su tupteis ton plèsion 13 et egressus die altero conspexit duos Hebraeos rixantes dixitque ei qui faciebat iniuriam quare percutis proximum tuum     13 Des anderen daags ging hij wederom uit, en ziet, twee Hebreeuwse mannen twistten; en hij zeide tot den ongerechte: Waarom slaat gij uw naaste?  [13] De dag daarop ging hij er weer opuit en zag twee Hebreeuwse mannen met elkaar vechten. Hij vroeg aan degene die ongelijk had: ‘Waarom sla jij je kameraad?’  [13] De dag daarop zag hij hoe twee Hebreeuwse mannen met elkaar op de vuist gingen. ‘Waarom sla je iemand van je eigen volk?’ vroeg hij aan de man die begonnen was.   13 Hij trekt uit op de tweede dag en ziedaar, twee mannen, –Hebreeërs!– vliegen elkaar in de haren! Hij zegt tot de boosdoener: waarom sla jij je naaste?  13. Le jour suivant, il revint alors que deux Hébreux se battaient. » Pourquoi frappes-tu ton compagnon ? » dit-il à l'agresseur. 

King James Bible . [13] And when he went out the second day, behold, two men of the Hebrews strove together: and he said to him that did the wrong, Wherefore smitest thou thy fellow?
Luther-Bibel . 13 Am andern Tage ging er wieder hinaus und sah zwei hebräische Männer miteinander streiten und sprach zu dem, der im Unrecht war: Warum schlägst du deinen Nächsten?

Tekstuitleg van Ex 2,13 .

Ex 2,14 - Ex 2,14 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14o de eipen tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef' èmôn mè anelein me su theleis on tropon aneiles echthes ton aiguption efobèthè de môusès kai eipen ei outôs emfanes gegonen to rèma touto  14 qui respondit quis constituit te principem et iudicem super nos num occidere me tu dicis sicut occidisti Aegyptium timuit Moses et ait quomodo palam factum est verbum istud  

mî shâmkhâ le´îsj shar wesjophet

14 Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en zeide: Voorwaar, deze zaak is bekend geworden!   [14] De man antwoordde: ‘Wie heeft jou tot leider en rechter over ons aangesteld? Wil jij mij soms ook doden, net als die Egyptenaar?’ Daarop werd Mozes bang en dacht: ‘Het is dus toch bekend geworden.’   [14] Maar die antwoordde: ‘Wie heeft jou als leider en rechter over ons aangesteld? Wou je mij soms ook doodslaan, net als die Egyptenaar?’ Mozes schrok, hij dacht: Dan is het dus toch bekend geworden! 14 Maar die zegt: wie heeft jou aangesteld tot man, vorst en rechter over ons?– om mij te vermoorden zeg jij dat zeker, zoals je de Egyptenaar hebt vermoord! Dan wordt Mozes bevreesd en zegt: dus is het verhaal bekend geworden!  14. Celui-ci répondit : « Qui t'a constitué notre chef et notre juge ? Veux-tu me tuer comme tu as tué l'Égyptien ? » Moïse effrayé se dit : « Certainement l'affaire se sait. »

King James Bible . [14] And he said, Who made thee a prince and a judge over us? intendest thou to kill me, as thou killedst the Egyptian? And Moses feared, and said, Surely this thing is known.
Luther-Bibel . 14 Er aber sprach: Wer hat dich zum Aufseher oder Richter über uns gesetzt? Willst du mich auch umbringen, wie du den Ägypter umgebracht hast? Da fürchtete sich Mose und sprach: Wie ist das bekannt geworden?

De Farao echter vernam dit gebeuren , week echter Mozes uit en hij vestigde zich in het land Midjan en hij vestigde zich bij de bron

Tekstuitleg van Ex 2,14 .

- Ex 2,14 : tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef' èmôn = wie heeft jou aangesteld tot leider en rechter over ons .
- Lc 12,14 : anthrôpe tis me katestèsen kritèn è meristèn ef'humas = wie heeft mij aangesteld tot rechter en verdeler over jullie .
- Hnd 7,27 : tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef' èmôn = wie heeft jou aangesteld tot leider en rechter over ons .
- Hnd 7,35 : tis se katestèsen archonta kai dikastèn = wie heeft jou aangesteld tot leider en rechter .

Ex 2,14 = Hnd 7,27 - Lc 12,14
  anthrôpe (mens)
Tís (Wie) Tís (Wie)
se (u) me (mij)
katestèsen (heeft aangesteld) katestèsen (heeft aangesteld)
archonta (tot leider) kritèn (tot beoordeelaar)
kai (en) kai (en)
dikastèn (rechter) meristèn (verdeler)
ef'èmôn (over ons) ef'humôn (over u)
Mozes' vlucht naar Midjan : Ex 2,11-22  210. Vermaning tegen hebzucht : Lc 12,13-15

.katestèsen : aorist van kathistèmi : aanstellen
De reactie van Jezus gaat terug op Ex 2,14. In het verhaal van Ex 2,11-15 doodt Mozes een Egyptenaar nadat deze een Hebreeër had neergeslagen. 's Anderendaags wil Mozes tussenkomen tussen twee twistende Hebreeën. Degene die ongelijk heeft, roept Mozes ter verantwoording en zegt: "Wie heeft jou als heer en rechter over ons aangesteld?" Het gevolg ervan is dat Mozes de zaak onbeslecht laat. De situaties van het verhaal van Mozes en van het verhaal van het lucasevangelie zijn zeer verschillend. De gelijkenis bestaat erin dat er een dispuut bestaat tussen twee broers over de verdeling van de erfenis. Degene die zich onrechtvaardig behandeld weet, roept de hulp in van Jezus. Jezus echter citeert uit het Exodusverhaal om bij de erfeniszaak van de de twee twistende broers niet tussenbeide te komen.

Ex 2,15 - Ex 2,15 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
èkousen de Faraô to rèma touto, kai ezètei anelein môusèn anechôrèsen de Môusès kai ôikèsen en gèi Madiam, elthôn de eis gèn Madiam ekathisen epi tou freatos 15 audivitque Pharao sermonem hunc et quaerebat occidere Mosen qui fugiens de conspectu eius moratus est in terra Madian et sedit iuxta puteum  wajjisjëma` Parë`oh ´èth haddâbhâr hazzèh wajëbhaqqesj ... wajjibhërach Mosjèh wajjeesèv be´èrèdz midjan wejjeesjev `al habbe' ee 15 Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao's aangezicht, en woonde in het land Midian, en hij zat bij een waterput.   [15] Ook de farao hoorde van het voorval en wilde Mozes doden, maar Mozes wist aan de farao te ontkomen, vluchtte naar Midjan* en ging bij een bron zitten.  [15] Toen de farao ervan hoorde, wilde hij Mozes laten doden. Daarom vluchtte Mozes voor de farao. Zo kwam hij in Midjan terecht, en daar ging hij bij een put zitten.  15 Ook hoort Farao dit verhaal en zoekt Mozes te vermoorden; Mozes vlucht weg van het aanschijn van Farao en vindt verblijf in het land van Midjan, hij vindt verblijf bij de bron.   15. Pharaon entendit parler de cette affaire et chercha à tuer Moïse. Moïse s'enfuit loin de Pharaon ; il se rendit au pays de Madiân et s'assit auprès d'un puits. 

King James Bible . [15] Now when Pharaoh heard this thing, he sought to slay Moses. But Moses fled from the face of Pharaoh, and dwelt in the land of Midian: and he sat down by a well.
Luther-Bibel . 15 Und es kam vor den Pharao; der trachtete danach, Mose zu töten. Aber Mose floh vor dem Pharao und hielt sich auf im Lande Midian. Und er setzte sich nieder bei einem Brunnen.

De Farao echter vernam dit gebeuren, week echter Mozes uit en hij vestigde zich in het land Midjan en hij vestigde zich bij de bron

Tekstanalyse van Ex 2,15 .

1. act. ind. aor. 3de p. enk. ηκουσεν = èkousen (hij / zij hoorde) van het werkw. ακουω = akouô (horen) . Taalgebruik in het NT : akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Mt (1) : Mt 14,1 . Mc (1) : Mc 6,14 . Lc (3) : (1) Lc 1,41 . (2) Lc 9,7 . (3) Lc 15,25 . Joh (6) : (1) Joh 3,32 . (2) Joh 9,35 . (3) Joh 11,6 . (4) Joh 11,20 . (5) Joh 11,29 . (6) Joh 19,8 . Hnd (4) : (1) Hnd 8,30 . (2) Hnd 9,4 . (3) Hnd 14,9 . (4) Hnd 24,24 . Br (1) : 2 Kor 11,4 . Een vorm van ακουω = akouô (horen) in de LXX (1069) , in het NT (427) .

akouô (horen) bijbel LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften dt.can. Gn Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn. ev.
act. ind. aor. 3de pers. enk. èkousen  186  170  28 59 19 1 27 36 14 3 1 7 3 16    11  

- και ηκουσεν = kai èkousen (en hij hoorde) . LXX (79) . NT (4) : (1) Mc 6,14 . (2) Joh 3,32 . (3) Hnd 24,24 . (4) 2 Kor 12,4 .
- ηκουσεν δε = èkousen de (hij hoorde echter) . LXX (4) : (1) Gn 31,1 . (2) Ex 2,15 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,24 . NT (1) : Lc 9,7 .
- Hebreeuws : וַיִּשְׁמַע = wajjisjëma` (en hij hoorde) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. שָׁמַע = sjâma` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâma` (horen, luisteren) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (90) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (33) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (12) . Gn (11) : (1) Gn 14,14 . (2) Gn 16,2 . (3) Gn 21,17 . (4) Gn 23,16 . (5) Gn 28,7 . (6) Gn 30,17 . (7) Gn 30,22 . (8) Gn 31,1 . (9) Gn 35,22 . (10) Gn 37,21 . (11) Gn 45,2 . Ex (6) : (1) Ex 2,15 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,24 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,4 . Lv (1) : Lv 10,20 . Nu (10) : (1) Nu 7,89 . (2) Nu 11,1 . (3) Nu 11,10 . (4) Nu 12,2 . (5) Nu 16,4 . (6) Nu 20,16 . (7) Nu 21,1 . (8) Nu 21,3 . (9) Nu 22,36 . (10) Nu 33,40 . Dt (5) : (1) Dt 1,34 . (2) Dt 5,28 . (3) Dt 9,19 . (4) Dt 10,10 . (5) Dt 26,7 .
- Horen en oor zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . D. hören . E. : to hear . Fr. : écouter .

Mt 4,12 gelijkt zeer sterk op Mt 2,22. Matteüs wil duidelijk maken dat Jezus met de dood bedreigd werd , zoals dat met Mozes het geval was .

Ex 2,15 Mt 2,22 Mt 2,23 Mt 4,12 Mt 4,15
15a. wajjisjëma` Parë`oh ´èth haddâbhâr hazzèh - èkousen de Faraô to rèma touto (De Farao echter vernam dit gebeuren) Mt 2,22 Akousas de hoti (Vernomen echter dat...)   22. Akousas de hoti ( Jezus echter vernomen dat...)  
15c. wajjibhërach Mosjèh - anechôrèsen de Môusès (week echter Mozes uit) anechôrèsen (week hij uit)   anechôrèsen (week hij uit)  
  eis ta merè tès Galilaias  (naar het landsgedeelte  van Galilea)   eis tèn Galilaian (naar Galilea)  
wajjesjèbh be´èrèdz midëjan wejjesjèbh `al habbe'er (en hij vestigde zich in het land Midjan en hij vestigde zich bij de bron) kai ôikèsen en gèi Madiam, elthôn de eis gèn Madiam ekathisen epi tou freatos (en hij vestigde zich in het land Midjam, gekomen echter in het land Midjam settelde hij zich bij de bron) Mt 2,23 kai elthôn (en)   13. Kai katalipôn tèn Nazara elthôn (en achtergelaten Nazaret)  
  katôikèsen (hij ging wonen)   katôikèsen (ging hij wonen)  
  eis polin legomenèn Nazareth (in de stad die wordt genoemd Nazaret) hoti nazaraios klèthèsetai (dat hij Nazareeër zou genoemd worden) eis Kafarnaum tèn parathalassian en horiois Zaboulôn kai Nefthalim (in Kafarnaüm langs het meer in de bergen van Zabulon en Neftali gè Zaboulôn kai gè Nefthalim, hodon thalassès, peran tou Iordanou, Galilaia ôon ethnôn (land van Zebulon en land van Neftali, weg naar de zee, aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen
  hôs (opdat) plèrôthèi to rèthen dia (zou vervuld worden het gezegde via)   hina (opdat) plèrôthèi to rèthen dia (zou vervuld worden het gezegde via)  
Mozes en zijn volk. Vlucht naar Midjan - Ex 2,11-22 - 12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - 12. Vlucht naar Egypte en terugkeer : Mt 2,13-23 - 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 - 21. Begin van Jezus'optreden in Galilea : Mc 1,14-15 - Mt 4,12-17 - Lc 4,14-15 -

- nisjëma`(een stem wordt gehoord) . In tweeëntwintig verzen in de bijbel . In negen verzen in Jeremia .

6. wajëbhaqqesj (en hij zocht) . Nevenschikkend voegwoord waw + werkwoordvorm piel imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In dertien verzen in de bijbel .
- bâqasj (zoeken) . Verwijzing : bâqasj (zoeken) , zie Ex 2,15 .

7. lahärog (om te doden) . Voorzetsel lë + werkwoordvorm qal infinitief constructus . In negen verzen in de bijbel .
- hârag (doden, ombrengen) . Verwijzing : hârag (doden, ombrengen) , zie Ex 2,15 . Het verhaal van Mozes die geconfronteerd wordt met zijn volksgenoot vind je in een andere versie terug in het verhaal van de onreine man in de synagoge (Mc 1,24 // Lc 4,34) .

8. wajjibhërach (en hij vluchtte) . Nevenschikkend voegwoord waw + werkwoordvorm qal imperfectum derde persoon enkelvoud . In veertien verzen in de bijbel .
- bârach (vluchten, snel weggaan) . Verwijzing : bârach (vluchten, snel weggaan) , zie Ex 2,15 .

16. מִדְיָן = midjân (Midjan) . Taalgebruik in Tenakh : midjân (Midjan) . Getalswaarde : mem = 13 of 40 , daled = 4 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 41 OF 104 (4 X 26) . Structuur : 4 - 4 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (52) . Pentateuch (14) : (1) Gn 25,2 (een persoonsnaam , de zoon van Abraham en Ketoura) . (2) Gn 25,4 . (3) Gn 36,35 . (4) Ex 2,15 . (5) Ex 2,16 . (6) Ex 3,1 . (7) Ex 18,1 .


Ex 2,16 - Ex 2,16 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16tô de ierei madiam èsan epta thugateres poimainousai ta probata tou patros autôn iothor paragenomenai de èntloun eôs eplèsan tas dexamenas potisai ta probata tou patros autôn iothor  16 erant sacerdoti Madian septem filiae quae venerunt ad hauriendas aquas et impletis canalibus adaquare cupiebant greges patris sui    16 En de priester in Midian had zeven dochters, die kwamen om te putten, en vulden de drinkbakken, om de kudde haars vaders te drenken. 
[16] De priester van Midjan had zeven dochters. Zij vulden de drinkbakken om de kudde van hun vader te drinken te geven. 

[16] De priester van Midjan had zeven dochters. Zij kwamen daar water putten en vulden de drinkbakken om de schapen en geiten van hun vader te drinken te geven.  
16 ¶ De priester van Midjan heeft zeven dochters; die komen aan en putten,– vullen de goten om het wolvee van hun vader te laten drinken.  16. Or un prêtre de Madiân avait sept filles. Elles vinrent puiser et remplir les auges pour abreuver le petit bétail de leur père. 

King James Bible . [16] Now the priest of Midian had seven daughters: and they came and drew water, and filled the troughs to water their father's flock.
Luther-Bibel . 16 Der Priester aber in Midian hatte sieben Töchter; die kamen, Wasser zu schöpfen, und füllten die Rinnen, um die Schafe ihres Vaters zu tränken.

Tekstuitleg van Ex 2,16 .

Ex 2,17 - Ex 2,17 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17paragenomenoi de oi poimenes exebalon autas anastas de môusès errusato autas kai èntlèsen autais kai epotisen ta probata autôn  17 supervenere pastores et eiecerunt eas surrexitque Moses et defensis puellis adaquavit oves earum    17 Toen kwamen de herders, en zij dreven haar van daar; doch Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte haar kudden.   [17] Maar er kwamen herders die de meisjes weg wilden jagen. Mozes sprong op, kwam de meisjes te hulp en gaf de dieren te drinken.  [17] Maar er kwamen ook herders, die hen wilden wegjagen. Daarop schoot Mozes hun te hulp en gaf het vee te drinken.   17 De herders komen aan en jagen hen weg; dan staat Mozes op en bevrijdt hen, en geeft hun wolvee te drinken.  17. Des bergers survinrent et les chassèrent. Moïse se leva, vint à leur secours et abreuva le petit bétail. 

King James Bible . [17] And the shepherds came and drove them away: but Moses stood up and helped them, and watered their flock.
Luther-Bibel . 17 Da kamen Hirten und stießen sie weg. Mose aber stand auf und half ihnen und tränkte ihre Schafe.

Tekstuitleg van Ex 2,17 .

Ex 2,18 - Ex 2,18 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18paregenonto de pros ragouèl ton patera autôn o de eipen autais ti oti etachunate tou paragenesthai sèmeron  18 quae cum revertissent ad Raguhel patrem suum dixit ad eas cur velocius venistis solito    18 En toen zij tot haar vader Rehuël kwamen, zo sprak hij: Waarom zijt gij heden zo haast wedergekomen? [18] Toen zij thuiskwamen vroeg hun vader Reüel*: ‘Wat zijn jullie snel terug vandaag?’  [18] Toen ze thuiskwamen, vroeg hun vader, Reüel, hoe het kwam dat ze die dag zo snel terug waren.  18 Ze komen aan bij Reoeël, hun vader; die zegt: waarom komen jullie zo haastig terug vandaag?   18. Elles revinrent auprès de Réuel, leur père, qui leur dit : « Pourquoi revenez-vous si tôt aujourd'hui ? »  

King James Bible . [18] And when they came to Reuel their father, he said, How is it that ye are come so soon to day?
Luther-Bibel . 18 Und als sie zu ihrem Vater Reguël kamen, sprach er: Warum seid ihr heute so bald gekommen?

Tekstuitleg van Ex 2,18 .

Ex 2,19 - Ex 2,19 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19ai de eipan anthrôpos aiguptios errusato èmas apo tôn poimenôn kai èntlèsen èmin kai epotisen ta probata èmôn  19 responderunt vir aegyptius liberavit nos de manu pastorum insuper et hausit aquam nobiscum potumque dedit ovibus    19 Toen zeiden zij: Een Egyptisch man heeft ons verlost uit de hand der herderen; en hij heeft ook overvloedig voor ons geput, en de kudde gedrenkt.   [19] Zij antwoordden: ‘Een Egyptenaar* heeft ons gered uit de handen van de herders; ook heeft hij water voor ons geput en het vee te drinken gegeven.’  [19] ‘Er was een Egyptenaar die ons te hulp kwam tegen de herders,’ antwoordden ze, ‘en hij heeft ook water voor ons geput en de dieren te drinken gegeven.’  19 Ze zeggen: een Egyptische man heeft ons gered uit de hand van de herders; ook heeft hij uitputtend geput voor ons en het wolvee te drinken gegeven!  19. Elles lui dirent : « Un Égyptien nous a tirées des mains des bergers ; il a même puisé pour nous et abreuvé le petit bétail. - 

King James Bible . [19] And they said, An Egyptian delivered us out of the hand of the shepherds, and also drew water enough for us, and watered the flock.
Luther-Bibel . 19 Sie sprachen: Ein ägyptischer Mann stand uns bei gegen die Hirten und schöpfte für uns und tränkte die Schafe.

Tekstuitleg van Ex 2,19 .

Ex 2,20 - Ex 2,20 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20o de eipen tais thugatrasin autou kai pou esti kai ina ti outôs kataleloipate ton anthrôpon kalesate oun auton opôs fagè arton  20 at ille ubi est inquit quare dimisistis hominem vocate eum ut comedat panem    20 En hij zeide tot zijn dochters: Waar is hij toch, waarom liet gij den man nu gaan? roept hem, dat hij brood ete.  [20] Hij vroeg zijn dochters: ‘Waar is die man? Waarom hebben jullie hem daar achtergelaten? Ga hem uitnodigen om te komen eten.’  
[20] ‘En waar is hij nu?’ vroeg hun vader. ‘Waarom hebben jullie die man daar achtergelaten? Nodig hem uit om te komen eten.’ 
20 Hij zegt tot zijn dochters: en waar is hij?, waarom hebben jullie die man achtergelaten?– roept hem, dan kan hij het brood mee–eten!   20. Et où est-il ? demanda-t-il à ses filles. Pourquoi donc avez-vous abandonné cet homme ? Invitez-le à manger. » 

King James Bible . [20] And he said unto his daughters, And where is he? why is it that ye have left the man? call him, that he may eat bread.
Luther-Bibel . 20 Er sprach zu seinen Töchtern: Wo ist er? Warum habt ihr den Mann draußen gelassen? Ladet ihn doch ein, mit uns zu essen.

Tekstuitleg van Ex 2,20 .

Ex 2,21 - Ex 2,21 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21katôkisthè de môusès para tô anthrôpô kai exedoto sepfôran tèn thugatera autou môusè gunaika  21 iuravit ergo Moses quod habitaret cum eo accepitque Sefforam filiam eius    21 En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippora;  [21] Toen Mozes besloten had bij die man te blijven wonen, gaf deze hem zijn dochter Sippora* tot vrouw.  [21] Mozes liet zich overhalen om bij die man te blijven, en deze gaf hem zijn dochter Sippora tot vrouw.  21 Mozes stemt toe om zich neer te zetten bij de man, en die geeft zijn dochter Tsipora aan Mozes.  21. Moïse consentit à s'établir auprès de cet homme qui lui donna sa fille, Çippora. 

King James Bible . [21] And Moses was content to dwell with the man: and he gave Moses Zipporah his daughter.
Luther-Bibel . 21 Und Mose willigte ein, bei dem Mann zu bleiben. Und er gab Mose seine Tochter Zippora zur Frau.

Tekstuitleg van Ex 2,21 .

Ex 2,22 - Ex 2,22 : Mozes vlucht naar Midjan - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,11 - Ex 2,12 - Ex 2,13 - Ex 2,14 - Ex 2,15 - Ex 2,16 - Ex 2,17 - Ex 2,18 - Ex 2,19 - Ex 2,20 - Ex 2,21 - Ex 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22en gastri de labousa è gunè eteken uion kai epônomasen môusès to onoma autou gèrsam legôn oti paroikos eimi en gè allotria 22 quae peperit filium quem vocavit Gersam dicens advena fui in terra aliena     22 Die baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Gersom; want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.  [22] Zij baarde een zoon die hij de naam Gersom* gaf. ‘Want’, zo zei hij, ‘ik ben te gast in een vreemd land.’  [22] Zij bracht een zoon ter wereld, en Mozes noemde hem Gersom, ‘want,’ zei hij, ‘ik ben een vreemdeling geworden, ik woon in een land dat ik niet ken.’  22 Zij baart een zoon en hij roept als naam voor hem uit: Gersjom; want, heeft hij gezegd, een geer, een zwerver–te–gast ben ik geweest in een land dat mij vreemd is. •   22. Elle mit au monde un fils qu'il nomma Gershom car, dit-il, » je suis un immigré en terre étrangère ».  

King James Bible . [22] And she bare him a son, and he called his name Gershom: for he said, I have been a stranger in a strange land.
Luther-Bibel . 22 Die gebar einen Sohn und er nannte ihn Gerschom; denn, sprach er, ich bin ein Fremdling geworden im fremden Lande.

Tekstuitleg van Ex 2,22 .

Ex 2,23-4,17 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 -

Ex 2,23 - Ex 2,23 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23meta de tas èmeras tas pollas ekeinas eteleutèsen o basileus aiguptou kai katestenaxan oi uioi israèl apo tôn ergôn kai aneboèsan kai anebè è boè autôn pros ton theon apo tôn ergôn  23 post multum temporis mortuus est rex Aegypti et ingemescentes filii Israhel propter opera vociferati sunt ascenditque clamor eorum ad Deum ab operibus  wajëhî bajjâmim hârabbîm hâhem   23 En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God.   [23] In de loop van deze vele jaren was de koning van Egypte gestorven. Maar de Israëlieten gingen nog steeds gebukt onder hun dwangarbeid en zij klaagden luid. Vanuit hun slavenbestaan drong hun gejammer door tot God,   [23] Jaren gingen voorbij, en de koning van Egypte stierf. Maar de Israëlieten gingen nog altijd onder dwangarbeid gebukt. Ze klaagden luid en hun hulpgeroep steeg op naar God.  23 ¶ En het geschiedt in die vele dagen dat Egyptes koning sterft; de zonen Israëls zuchten vanwege de slavernij en schreeuwen het uit; hun hulpgeroep klimt vanuit de slavernij op tot God.   23. Au cours de cette longue période, le roi d'Égypte mourut. Les Israélites, gémissant de leur servitude, crièrent, et leur appel à l'aide monta vers Dieu, du fond de leur servitude.  

King James Bible . [23] And it came to pass in process of time, that the king of Egypt died: and the children of Israel sighed by reason of the bondage, and they cried, and their cry came up unto God by reason of the bondage.
Luther-Bibel . 23 Lange Zeit aber danach starb der König von Ägypten. Und die Israeliten seufzten über ihre Knechtschaft und schrien, und ihr Schreien über ihre Knechtschaft kam vor Gott.

Tekstuitleg van Ex 2,23 . Ex 2,23 telt 19 woorden en 80 (2 X 2 X 2 X 2 X 5) letters . De getalswaarde is 4045 (5 X 809) . Ex 2,23 telt vijfmaal een waw consecutivum ; vijf nevenschikkende zinnen . In Ex 2,23 zijn verschillende actoren : de Israëlieten , de koning van Egypte , God . Het gebeuren speelt zich af tijdens de onderdrukking van de Israëlieten door de koning van Egypte . De Israëlieten zuchten , weeklagen , schreien om hulp . De situatie is niet uitzichtloos ; hun geschrei stijgt op tot God .

Ex 2,23.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Ex (42) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58) . 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Ex 2 (3) : (1) Ex 2,10 . (2) Ex 2,11 . (3) Ex 2,23 . Zowel in Ex 2,11 als in Ex 2,23 begint een nieuwe perikope . In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren .
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w) . Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg) . De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî . Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt . Uitspraak : wajhi .
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Bijbel (925) . LXX (730) . NT (195) . Gn (107) . ) . Gn 22 (2) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 22,20 . Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid . Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen) . Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667) .

ginomai (worden, gebeuren)  bijbel Tenach OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.   ev. 
aor. 3de pers. enk. egeneto  925  wajëhî : 784 730  195  13  17  69  16  53    17  99  115 
Totaal 2841   2174 667 75 55 129 51 124   38 259 310

- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde) . LXX (560) . NT (62) .
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter) . LXX () . NT (40) .

2. בַּיָּמִּים = bajjâmîm (in de dagen) < voorzetsel bë + zelfst. naamw. mann. mv. van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (8) .
- εν ταις ἡμεραις = en tais hèmerais (in de dagen) . LXX (111) . NT (25) . Ex (1) : Ex 2,11 .

2. - 3. bajjâmim hâhem (in die dagen) . Tenach (31) . In één vers in Ex : Ex 2,11 . In Ex 2,23 staat tussen bajjâmim en hâhem het bijvoeglijk naamwoord hârabbîm (vele) .

1. - 3. wajëhî bajjâmim hâhem (en het gebeurde in die dagen) . In drie verzen in de bijbel : (1) Ex 2,11 . (2) Re 19,1 . (3) 1 S 28,1 .
- wajëhî bajjâmim hârabbîm hâhem (en het gebeurde in die vele dagen) : Ex 2,23 .

8. wajje´ânëchû (en zij zuchtten) . Nifal imperfectum derde persoon meervoud . Slechts in Ex 2,23 .
- ´ânach (zuchten) . Verwijzing : ´ânach (zuchten) , zie Ex 2,23 .

11. wajjizë`äqû (en zij weeklaagden) . Verwijzing : tsâ`âq (roepen, schreeuwen, klagen) , zie Ex 3,7 . In vijftien verzen in de bijbel : (1) Ex 2,23 .

12. הָעֳבֹדָה= hâ`äbhodâh (de dienst) < prefix bepaald lidw. ha + עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . Zie : עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . getalswaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (12) : (1) Ex 2,23 . (2) Ex 5,9 . (3) Ex 12,25 . (4) Ex 12,26 . (5) Ex 13,5 . (6) Ex 35,24 . (7) Ex 36,5 . (8) Ex 39,42 . (9) Nu 8,25 . (10) Js 14,3 . (11) Ez 29,18 . (12) Neh 7,18 .
-
- In de geloofsbelijdenis van Dt is er sprake van slavendienst (Dt 26,6) . עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . getalswaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (19) : (1) Ex 1,14 . (2) Lv 23,7 . (3) Lv 23,8 . (4) Lv 23,21 . (5) Lv 23,25 . (6) Lv 23,35 . (7) Lv 23,36 . (8) Nu 4,23 . (9) Nu 4,47 . (10) Nu 28,18 . (11) Nu 28,25 . (12) Nu 28,26 . (13) Nu 29,1 . (14) Nu 29,12 . (15) Nu 29,35 . (16) Dt 26,6 . (17) Ez 29,18. (18) Kl 1,3 . (19) Da 7,21 .

15. sjawë`âtham (hun geschrei) . In drie verzen in de bijbel : (1) Ex 2,23 .
-sjawë`âh (geschrei, hulpgeschrei) . Verwijzing : sjawë`âh (geschrei, hulpgeschrei) , zie Ex 2,23 .

Ex 2,24 - Ex 2,24 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai eisèkousen o theos ton stenagmon autôn kai emnèsthè o theos tès diathèkès autou tès pros abraam kai isaak kai iakôb  24 et audivit gemitum eorum ac recordatus foederis quod pepigerat cum Abraham et Isaac et Iacob  wajjisjëma` ´èlohîm  ´èth na´äqâthâm wajjizëkhor ´èlohîm ´èth bërîthô 24 En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak, en met Jakob.   [24] en God luisterde naar hun klagen; Hij was zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob indachtig*.  [24] God hoorde hun jammerkreten en dacht aan het verbond dat hij met Abraham, Isaak en Jakob had gesloten.   24 God hoort hun kermen en God gedenkt zijn verbond met Abraham, met Isaak en met Jakob.  24. Dieu entendit leur gémissement ; Dieu se souvint de son alliance avec Abraham, Isaac et Jacob. 

King James Bible . [24] And God heard their groaning, and God remembered his covenant with Abraham, with Isaac, and with Jacob.
Luther-Bibel . 24 Und Gott erhörte ihr Wehklagen und gedachte seines Bundes mit Abraham, Isaak und Jakob.

Tekstuitleg van Ex 2,24 . Dit vers Ex 2,24 telt 14 (2 X 7) en 54 (2 X 3 X 3 X 3) letters . De getalswaarde van dit vers Ex 2,24 is 4699 (37 X 127) .

1.

1.- 2. wajjisjëma` ´èlohîm (en God hoorde) . In drie verzen in de bijbel : (1) Gn 21,17 (en God luisterde naar - de stem van de zoon van Hagar -) LXX : eisèkousen de ho theos . (2) Gn 30,17 (... ´èl Le´âh = En God luisterde naar Lea) LXX : kai epèkousen ho theos Leias . (3) Ex 2,24 (... ´èth na´äqâthâm = en God luisterde naar het weeklagen - van de Hebreeën) . LXX : kai eisèkousen ho theos ton stenagmon autôn . Zie ook Gn 30,22 (wajjisjëma` ´elêhâ ´èlohîm = en God luisterde naar haar / Rachel) . LXX : kai epèkousen autès ho theos . God luisterde naar wie in een benarde en uitzichtloze situatie was gekomen . Hij luisterde naar Hagar , Lea , Rachel , de Hebreeën . LXX : Is de Hebreeuwse bepaling bij het werkwoord ´èth , dan is de LXX eisèkousen , is de Hebreeuwse bepaling ´èl , dan is de LXX epèkousen .

3. נָאֲקָתָם = na´äqâthâm (hun geweeklaag) < vr. enk. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. נְאָקָה = në´âqâh (geweeklaag, weeklacht, gejammer) . Zie het werkw. נָאַק = nâ´aq (weeklagen, kermen) . Taalgebruik in Tenakh : nâ´aq (weeklagen, kermen) . getalswaarde : nun = 14 of 50 , aleph = 1 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 151 (priemgetal) . Structuur : 5 - 1 - 1 . De som van de elementen is 7 . Tenakh (1) : Ex 2,24 . Een vorm van in Tenakh (4) : (1) Ex 2,24 . (2) Ex 6,5 . (3) Re 2,18 . (4) Ez 30,24 .

3.4.

´èth na´äqâthâm (hun weeklagen) . Zelfstandig naamwoord status constructus van në´âqâh (geweeklaag, weeklacht, gejammer) en suffix derde persoon meervoud . Hapax in de bijbel .
- nâ´aq (weeklagen, kermen) . Verwijzing : nâ´aq (weeklagen, kermen) , Ex 2,24 .
- në´âqâh (geweeklaag, weeklacht, gejammer) . Status constructus na´äqath : Ex 6,5 (sjëma`ëthî  ´èth na´äqâth bënê Jishrâ´èl = Ik hoorde het geweeklaag van de Israëlieten) .

Ex 2,24.5. וַיִּזְכֹּר = wajjizëkhor (en hij gedacht) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers. enk. van het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenach : zâkhar (gedenken) . De getalswaarde van z-k-r is : zain = 7 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 . Totaal : 7 + 11 + 20 = 38 (2 X 19) OF 7 + 20 + 200 = 227 (priemgetal) . Tenakh (9) : (1) Gn 8,1 (God gedacht Noach) . (2) Gn 19,29 (God gedacht Abram) . (3) Gn 30,22 (God gedacht Rachel) . (4) Gn 42,9 (Jozef dacht aan zijn dromen) . (5) Ex 2,24 (... ´èth bërîthô = God gedacht zijn verbond met Abraham , Isaak en Jakob) . (6) Js 63,11 (en het - volk - dacht aan de dagen...) . (7) Ps 78,39 . (8) Ps 106,45 . (9) Pr 11,8 (hij dacht aan de dagen... ) .

z k r : act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zâkhar (hij gedenkt) OF qal imperat. 2de pers. mann. enk. (gedenkt) + qal. inf. constr. zëkhor (te gedenken) OF zelfst. naamw. zekhèr (herinnering, aandenken) OF bijvoegl. naamw. zâkhâr (mannelijk) . In 104 verzen in Tenach .

6.

Ex 2,24.5. - 6. וַיִּזְכֹּר אֱלֹהִים = wajjizëkhor ´èlohîm (en God gedacht) . Tenakh (4) : (1) Gn 8,1 (God gedacht Noach) . (2) Gn 19,29 (God gedacht Abram) . (3) Gn 30,22 (God gedacht Rachel) . (5) Ex 2,24 (... אֶת בְרִיתוֹ = ´èth bërîthô = God gedacht zijn verbond met Abraham , Isaak en Jakob) .

Ex 2,24.8. בְרִיתוֹ = bërîthô (zijn verbond) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . בְרִית = bërîth (verbond) . Taalgebruik in Tenakh : bërîth (verbond) . Getalswaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , taw = 22 of 400 ; totaal : 54 (2 X 3³) of 612 (2² X 3² X 17) . Structuur : 2 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (17) : (1) Ex 2,24 (in combinatie met זָכַר = zâkhar : gedenken) . (2) Dt 4,13 . (3) Dt 8,18 . (4) Dt 17,2 . (5) 2 K 13,23 . (6) 2 K 17,15 . (7) 2 K 18,12 . (8) Ez 17,14 . (9) Ez 17,16 . (10) Ps 25,10 . (11) Ps 55,21 . (12) Ps 103,18 . (13) Ps 105,8 . (14) Ps 106,45 . (15) Ps 111,5 . (16) Ps 111,9 . (17) 1 Kr 16,15 .
- בְּרִית = bërîth (verbond) < birîth . (Lettinga 12 , 2012 , 4e1 . De sëwa staat onder de eerste consonant van een woord .
- Ned. : testamment , verbond . D. : Bund . E. : covenant . Fr. : alliance . Grieks : διαθηκη = diathèkè (verbond) . Taalgebruik in het NT : diathèkè (verbond) . Hebreeuws : בְרִית = bërîth (verbond) . Taalgebruik in Tenakh : bërîth (verbond) . Lat. : foedus (zie b.v. federaal) , testamentum .

Ex 2,24.7.- 8. אֶת בְרִיתוֹ = ´èth bërîthô (zijn verbond) . Tenakh (6) : (1) Ex 2,24 (in combinatie met זָכַר = zâkhar : gedenken) . (2) Dt 4,13 . (3) Dt 8,18 . (4) 2 K 18,12 . (5) Ez 17,14 . (6) Ez 17,16 .

5. - 8. וַיִּזְכֹּר אֱלֹהִים אֶת בְרִיתוֹ = wajjizëkhor ´èlohîm ´èth bërîthô (en God gedacht zijn verbond) . Tenakh (1) : Ex 2,24 .

In Ex 6,5 : wâ´èzëkhor (en ik zal gedenken) ´èth bërîthî (mijn verbond)


Ex 2,25 - Ex 2,25 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- Ex 2 -- taalgebruik -- Ex 2,1-10 -- Ex 2,11-22 -- Ex 2,23-4,17 -- Ex 2,23 - Ex 2,24 - Ex 2,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai epeiden o theos tous uious israèl kai egnôsthè autois 25 respexit filios Israhel et cognovit eos    25 En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende hen. [25] God zag goedgunstig neer op de Israëlieten en Hij was met hen begaan.  [25] Hij zag hoe de Israëlieten leden en trok zich hun lot aan.  25 God ziet de zonen Israëls aan; God heeft er wéét van. ••   25. Dieu vit les Israélites et Dieu connut...  

King James version . And God looked upon the children of Israel, and God had respect unto them
Luther-Bibel . 25 Und Gott sah auf die Israeliten und nahm sich ihrer an.

Tekstuitleg van Ex 2,25 . Dit vers Ex 2,25 telt 7 woorden en 28 ( = 2 X 2 X 7) letters (verhouding : 1 - 4) . De getalswaarde van Ex 2,25 is 1483 .

Ex 2,25.1. w-j-r-´ : (1) prefix verbindingswoord wë + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ (en hij zag) . (2) prefix verbindingswoord wë + pass. nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיֵּרָא = wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen) . (3) prefix verbindingswoord wë + hifil imperf. derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ van het werkw. רָאָה= râ´âh (zien, verschijnen) . Het is een verkorte vorm , zie Joüon 79i . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Taalgebruik in Genesis : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 (2 X 103) . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (162) . Pentateuch (85) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (19) . Ex (17) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 2,12 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,2 . (5) Ex 3,4 . (6) Ex 8,11 . (7) Ex 9,34 . (8) Ex 14,30 . (9) Ex 14,31 . (10) Ex 18,14. (11) Ex 20,18 . (12) Ex 32,1 . (13) Ex 32,5 . (14) Ex 32,19 . (15) Ex 32,25 . (16) Ex 34,30 . (17) Ex 39,43 .
- επειδεν = epeiden ( hij keek neer ) < voorzetsel ep' + act. ind. aor. 3de pers. enk. van het werkw. εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) . Taalgebruik in het NT : eforaô (kijken op, neerkijken) . Taalgebruik in de Septuaginta : eforaô (kijken op, neerkijken) . Tenakh (5) : (1) Gn 4,4 (en JHWH keek neer - sjâ`â - op Abel) . (2) Ex 2,25 (en hij - God - keek neer - râ´âh - op de Israëlieten) . (3) Ps 54,9 (Mijn oog keek neer - râ´âh - op mijn vijanden) . (4) Ps 92,12 (Mijn oog keek neer - nâbhat - op mijn vijanden) . (5) Lc 1,25 (God keek neer op mijn schande) . Een vorm van εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) in de LXX (29) , in het NT (2) : (1) Lc 1,25 . (2) Hnd 4,29 . Een vorm van εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) in de LXX in 29 verzen .
- Kijken op - neerzien kan positief of negatief geïnterpreteerd worden : genadig neerzien op , misprijzend neerkijken op . Lc 1,25 verwijst naar Gn 30,23 waar Sara zegt dat God haar schande wegnam . Sara was een hele periode kinderloos . Met de geboorte van Jozef werd haar vruchtbaarheid bevestigd . In Gn 30,22 wordt niet επειδεν = epeiden gebruikt , maar επεκουσεν = epèkousen (hij luisterde naar) . Taalgebruik in het NT : epakouô (luisteren naar , beluisteren) .

Ex 2,25.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Dt Nu Ex 20 Dt 5
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 29 7 3 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 413 287 6 17

- Het pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. , voorafgegaan door het prefix ´èl : אֲלֵיהֶם = ´äle(j)hèm (tot hen) heeft dezelfde medeklinkers (in een andere volgorde) en dezelfde getalwaarde als אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) .

Ex 2,25.1. - 2. Naast het horen staat het zien .
- אֱלֹהִים רָאָה = râ´âh ´èlohîm (God zag) . Tenakh (1) : Gn 31,42 .
- יהוה רָאָה = râ´âh JHWH (JHWH zag) . Tenakh (3) : (1) Gn 29,32 . (2) 2 K 14,26 . (3) 1 Kr 21,15 .
- אֱלֹהִים וַיַּרְא = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag) . Tenakh (9) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,10 . (3) Gn 1,12 . (4) Gn 1,18 . (5) Gn 1,21 . (6) Gn 1,25 . (7) Gn 1,31 . (8) Gn 6,5 . (9) Ex 2,25 .
- יהוה וַיַּרְא = wajjarë´ JHWH (en JHWH zag) . Tenakh (5) : (1) Gn 6,5 (JHWH zag de slechtheid van de mensen) . (2) Gn 29,31 (JHWH zag Lea) . (3) Ex 3,4 (JHWH zag Mozes de doornstruik naderen . (4) Dt 32,19 (JHWH zag de afdwaling van het volk) . (5) Js 59,15 .

Ex 2,25.7. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Dt Nu Ex 20 Dt 5
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 29 7 3 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 413 287 6 17

- Het pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. , voorafgegaan door het prefix ´èl : אֲלֵיהֶם = ´äle(j)hèm (tot hen) heeft dezelfde medeklinkers (in een andere volgorde) en dezelfde getalwaarde als אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) .


TAALGEBRUIK


COMMENTAAR


SEPTUAGINTA

1èn de tis ek tès fulès leui os elaben tôn thugaterôn leui kai eschen autèn2kai en gastri elaben kai eteken arsen idontes de auto asteion eskepasan auto mènas treis3epei de ouk èdunanto auto eti kruptein elaben autô è mètèr autou thibin kai katechrisen autèn asfaltopissè kai enebalen to paidion eis autèn kai ethèken autèn eis to elos para ton potamon4kai kateskopeuen è adelfè autou makrothen mathein ti to apobèsomenon autô5katebè de è thugatèr faraô lousasthai epi ton potamon kai ai abrai autès pareporeuonto para ton potamon kai idousa tèn thibin en tô elei aposteilasa tèn abran aneilato autèn6anoixasa de ora paidion klaion en tè thibei kai efeisato autou è thugatèr faraô kai efè apo tôn paidiôn tôn ebraiôn touto7kai eipen è adelfè autou tè thugatri faraô theleis kalesô soi gunaika trofeuousan ek tôn ebraiôn kai thèlasei soi to paidion8è de eipen autè è thugatèr faraô poreuou elthousa de è neanis ekalesen tèn mètera tou paidiou9eipen de pros autèn è thugatèr faraô diatèrèson moi to paidion touto kai thèlason moi auto egô de dôsô soi ton misthon elaben de è gunè to paidion kai ethèlazen auto10adrunthentos de tou paidiou eisègagen auto pros tèn thugatera faraô kai egenèthè autè eis uion epônomasen de to onoma autou môusèn legousa ek tou udatos auton aneilomèn11egeneto de en tais èmerais tais pollais ekeinais megas genomenos môusès exèlthen pros tous adelfous autou tous uious israèl katanoèsas de ton ponon autôn ora anthrôpon aiguption tuptonta tina ebraion tôn eautou adelfôn tôn uiôn israèl12periblepsamenos de ôde kai ôde ouch ora oudena kai pataxas ton aiguption ekrupsen auton en tè ammô13exelthôn de tè èmera tè deutera ora duo andras ebraious diaplèktizomenous kai legei tô adikounti dia ti su tupteis ton plèsion14o de eipen tis se katestèsen archonta kai dikastèn ef¢ èmôn mè anelein me su theleis on tropon aneiles echthes ton aiguption efobèthè de môusès kai eipen ei outôs emfanes gegonen to rèma touto15èkousen de faraô to rèma touto kai ezètei anelein môusèn anechôrèsen de môusès apo prosôpou faraô kai ôkèsen en gè madiam elthôn de eis gèn madiam ekathisen epi tou freatos16tô de ierei madiam èsan epta thugateres poimainousai ta probata tou patros autôn iothor paragenomenai de èntloun eôs eplèsan tas dexamenas potisai ta probata tou patros autôn iothor17paragenomenoi de oi poimenes exebalon autas anastas de môusès errusato autas kai èntlèsen autais kai epotisen ta probata autôn18paregenonto de pros ragouèl ton patera autôn o de eipen autais ti oti etachunate tou paragenesthai sèmeron19ai de eipan anthrôpos aiguptios errusato èmas apo tôn poimenôn kai èntlèsen èmin kai epotisen ta probata èmôn20o de eipen tais thugatrasin autou kai pou esti kai ina ti outôs kataleloipate ton anthrôpon kalesate oun auton opôs fagè arton21katôkisthè de môusès para tô anthrôpô kai exedoto sepfôran tèn thugatera autou môusè gunaika22en gastri de labousa è gunè eteken uion kai epônomasen môusès to onoma autou gèrsam legôn oti paroikos eimi en gè allotria23meta de tas èmeras tas pollas ekeinas eteleutèsen o basileus aiguptou kai katestenaxan oi uioi israèl apo tôn ergôn kai aneboèsan kai anebè è boè autôn pros ton theon apo tôn ergôn24kai eisèkousen o theos ton stenagmon autôn kai emnèsthè o theos tès diathèkès autou tès pros abraam kai isaak kai iakôb25kai epeiden o theos tous uious israèl kai egnpsôsthè autois