- WEBSITEWEGWIJZER - EXODUS 3 - Ex 3 - - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 3 -
- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1-8a.13-15 --
- Ex 2,23-4,17: Roeping van Mozes -


ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 

Overzicht van Exodus : - Ex 1 - Ex 2 - Ex 3 - Ex 4 - Ex 5 - Ex 6 - Ex 7 - Ex 8 - Ex 9 - Ex 10 - Ex 11 - Ex 12 - Ex 13 - Ex 14 - Ex 15 - Ex 16 - Ex 17 - Ex 18 - Ex 19 - Ex 20 - Ex 21 - Ex 22 - Ex 23 - Ex 24 - Ex 25 - Ex 26 - Ex 27 - Ex 28 - Ex 29 - Ex 30 - Ex 31 - Ex 32 - Ex 33 - Ex 34 - Ex 35 - Ex 36 - Ex 37 - Ex 38 - Ex 39 - Ex 40 -
Overzicht vers per vers : - Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -

Ex 3,1-22 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -

Lezing op de 3de (derde) zondag in de veertigdagentijd C : Ex 3,1-8a.13-15 (Verwijzing : Ex 3,1-8a.13-15) :
In die tijd hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichter laaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt? De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: Mozes. Hier ben ik, antwoordde hij. Toen sprak de Heer: Kom niet dichterbij, doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond. En hij vervolgde: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob. Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. De Heer sprak: Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte. Maar Mozes sprak opnieuw tot God. Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden? Toen sprak God tot Mozes: Ik ben die is. En ook: Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij die is, zendt mij tot u. Bovendien zei God tot Mozes: Dit moet ge de Israëlieten zeggen: De Heer de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men mij aanspreken, alle geslachten door.

Ex 3,1 - Ex 3,1 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT  Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
kai môusès èn poimainôn ta probata iothor tou gambrou autou tou iereôs madiam kai ègagen ta probata upo tèn erèmon kai èlthen eis to oros chôrèb  1 Moses autem pascebat oves Iethro cognati sui sacerdotis Madian cumque minasset gregem ad interiora deserti venit ad montem Dei Horeb  ûmosjèh hâjâh ro`eh ´èth tso´n 1 En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, den priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb.   [1] Mozes* hoedde de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb*.  [1] Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God.   1 ¶ Mozes is herder geworden over het wolvee van Jitro, zijn schoonvader, priester van Midjan; hij drijft het wolvee tot achter de woestijn en komt aan bij de berg van God, op Horeb aan.  1. Moïse faisait paître le petit bétail de Jéthro, son beau-père, prêtre de Madiân ; il l'emmena par-delà le désert et parvint à la montagne de Dieu, l'Horeb.  

King James Bible . Now Moses kept the flock of Jethro his father in law, the priest of Midian: and he led the flock to the backside of the desert, and came to the mountain of God, even to Horeb.
Luther-Bibel (1984) . Mose aber hütete die Schafe Jitros, seines Schwiegervaters, des Priesters in Midian, und trieb die Schafe über die Steppe hinaus und kam an den Berg Gottes, den Horeb.

Tekstuitleg van Ex 3,1 . Dit vers Ex 3,1 telt 19 woorden en 69 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Ex 3,1 is 4089 (2 X 29 X 47) .

Ex 3,1.1. וּמֹשֶׁה = ûmosjèh (en Mozes) , zie מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenach : Mosjèh (Mozes) . De getalswaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenach (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Bijbel (16) . In één vers in Ex 3 : Ex 3,1 . Mozes staat aan het begin van Ex 3 , Ex 19 en Ex 24 .
- מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . In zeven verzen in Ex 3 : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 .
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 3,1.2. hâjâh ro`èh (hij was weidend) . In twee verzen in de bijbel : (1) Gn 37,2 (Jozef) . (2) Ex 3,1 (Mozes) .

Ex 3,1.3. act. qal part. nom. mann. enk. רֹעֶה = ro`èh (weidend) van het werkw. רָעָה = râ`âh (herderen, weiden OF het kwade, slechtheid) . Taalgebruik in Tenakh : râ`âh . Getalswaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 , he = 5 ; totaal : 41 OF 275 (11 X 25) . Structuur : 2 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 .

Ex 3,1.4. צֹאן = tso´n (kudde) . Taalgebruik in Tenakh : tso´n (kudde) . Getalswaarde : tsade = 18 of 90 , nun = 14 of 50 ; totaal : 32 OF 140 . Structuur : 9 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (70) . Gn (17) .

Ex 3,1.4. - 5. ´èth tso´n (de kudde) . In acht verzen in de bijbel :
(1) Gn 29,10 (Jakob gaf de kudde van Laban te drinken , die door Rachel werd gehoed) .
(2) Gn 30,36 (Jakob hoedde de kudde van Laban) .
(3) Gn 37,12 (de broers van Jozef gingen de kudde van hun vader Jakob weiden) .
(4) Ex 3,1 (Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jethro) .
(5) 1 S 17,15 . (6) Jr 23,1 . (7) Zach 11,4 . (8) Zach 11,7 .

Ex 3,1.3. - 5. רֹעֶה אֶת צֹאן = ro`èh ´èth tso´n (weidend de kudde) . Bijbel (2) : (1) Gn 30,36 (Jakob bij Laban) . (2) Ex 3,1 (Mozes) .
- רֹעֶה צֹאן = ro`èh tso´n (weidend een kudde) . Bijbel (3) : (1) Gn 4,2 . (2) Gn 46,34 . (3) Gn 47,3 .

6. jithërô (Jetro) . Taalgebruik in Tenakh : jithërô (Jetro) . Getalwaarde : jod = 10 , thaw = 22 of 400 , resj = 20 of 200 , waw = 6 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 616 (2³ X 7 X 11) . Structuur : 1 - 4 - 2 - 6 . Tenakh (10) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 4,18 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,2 . (5) E18,5 . (6) Ex 18,6 . (7) Ex 18,9 . (8) Ex 18,10 . (9) Ex 18,12 . (10) Job 30,11 (< jèthèr + suffix ô ; geen persoonsnaam) .

7. chothënô (zijn schoonvader) . In negen verzen in de bijbel .
- chothen (schoonvader) . Verwijzing : - chothen (schoonvader) , zie Ex 3,1 . chothen (schoonvader) .

8.9. kohen Midëjân (priester van Midjan) .
- Midëjân (Midjan) . Verwijzing : Midëjân (Midjan) , zie Ex 3,1 . In tweeënvijftig verzen in de bijbel . (1) Gn 25,2 (een persoonsnaam , de zoon van Abraham en Ketoura) . (2) Gn 25,4 . (3) Gn 36,35 . (4) Ex 2,15 . (5) Ex 2,16 . (6) Ex 3,1 . (7) Ex 18,1 .

Ex 3,1.15. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. wajjâbho´ (en hij ging) van het werkw. bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenach : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord ´ab (vader) . Tenach (289) . Pentateuch (72) . Ex (16) . (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,6 . (3) Ex 7,10 . (4) Ex 7,23 . (5) Ex 8,20 . (6) Ex 10,3 . (7) Ex 14,20 . (8) Ex 17,8 . (9) Ex 18,5 . (10) Ex 18,12 . (11) Ex 19,7 . (12) Ex 24,3 . (13) Ex 24,18 . (14) Ex 37,5 . (15) Ex 38,7 . (16) Ex 40,21 . In 10 verzen is Mozes het onderwerp . Andere : (1) Ex 7,23 (Farao) . (2) Ex 8,20 (steekvliegen) . (3) Ex 14,20 (de wolk) . (4) Ex 17,8 (Amalek) . In Ex 3,1 is Mozes onderwerp .

Ex 3,1.16. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Taalgebruik in Tenach : ´èl . Tenach (3626) . Pentateuch (1096) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .

Ex 3,1.17. har (berg) . Taalgebruik in Tenach : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in N.T. : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Een vorm van oros (berg) in de LXX (680) , in het N.T. (62) . Tenach (114) . Pentateuch (31) . In negen verzen in Ex (Exodus) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 18,5 . (3) Ex 19,11 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 19,23 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,16 . (8) Ex 34,2 . (9) Ex 34,4 .

Ex 3,1.16. - 17. ´èl har (naar de berg van) . Tenach (20) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (1 9) Ez 40,2 . (20) Mi 4,2 .

Ex 3,1.15. - 17. wajjâbho´ ´èl har (en hij ging naar de berg) . Tenakh (1) Ex 3,1 . Wel Ex 24,13 : wajja`al Mosjèh ... (en Mozes klom op) ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) . Ex 3,1 speelt zich af aan de voet van de berg . In Ex 24,13 klimt Mozes de berg op . In Ex 3 openbaart JHWH zich aan Mozes , in Ex 19-24 sluit JHWH een verbond met zijn volk . De twee stenen tafelen met de 10 woordenb erop zijn de 'oorkonden' van het contract .

Ex 3,1.18. hâ´èlohîm (God) . lidwoord + godsaanduidng ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenach : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenach (336) . Pentateuch (54) . Ex (26) . Ex 3 (5) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,6 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,12 . (5) Ex 3,13 .

Ex 3,1.16. - 18. ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 24,13 . ´èl har JHWH (naar de berg van JHWH) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Js 2,3 . (2) Mi 4,2 . De berg Horeb wordt de berg van God genoemd ; het is de berg van de opnbaring van JHWH en van het verbond van JHWH met zijn volk . De berg Sion wordt de berg van JHWH genoemd ; het is de berg van de aanwezigheid van JHWH . In het allerheiligste bevind zich de ark met de twee stenen tafelen .

Ex 3,1 (Mozes) . wajjâbho´ (en hij ging) ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) chorebhâh (naar de Horeb)
Ex 24,13 (Mozes en Jozua) . wajja`al Mosjèh ... (en Mozes klom op) ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God)

Ex 3,1.19. ch-r-bh (o.a. Horeb) . Taalgebruik in Tenakh : ch-r-bh (o.a. Horeb) . Getalwaarde : chet = 8 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 8 - 2 - 2 . In Ex 3,1 : chorebhâh (naar de Horeb) . In Ex 17,6 : bëchorebh (in de Horeb) . Gr. chôrèb (Horeb) . Bijbel (18) . Pentateuch (12) . Ex (3) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 17,6 . (3) Ex 33,6 (chôrebh) .

Ex 3,2 - Ex 3,2 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2ôfthè de autô aggelos kuriou en flogi puros ek tou batou kai ora oti o batos kaietai puri o de batos ou katekaieto  2 apparuitque ei Dominus in flamma ignis de medio rubi et videbat quod rubus arderet et non conbureretur    2 En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; en hij zag, en ziet, het braambos brandde in het vuur, en het braambos werd niet verteerd.   [2] Toen verscheen hem de engel van de heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde.  [2] Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd.   2 Dan laat zich aan hem zien: de engel van de ENE in een vuurvlam uit het midden van de Sinaïdoorn; hij ziet het aan: ziedaar, de Sinaïdoorn gloeit in het vuur maar de Sinaïdoorn wordt niet verteerd!  2. L'Ange de Yahvé lui apparut, dans une flamme de feu, du milieu d'un buisson. Moïse regarda : le buisson était embrasé mais le buisson ne se consumait pas. 

King James Bible . And the angel of the LORD appeared unto him in a flame of fire out of the midst of a bush: and he looked, and, behold, the bush burned with fire, and the bush was not consumed.
Luther-Bibel (1984) . 2 Und der Engel des HERRN erschien ihm in einer feurigen Flamme aus dem bDornbusch. Und er sah, daß der Busch im Feuer brannte und doch nicht verzehrt wurde.

Tekstuitleg van Ex 3,2 . Dit vers Ex 3,2 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 61 letters . De getalwaarde van Ex 3,2 is 2974 (2 X 1487) .

1. - 3. wajjerâ´ JHWH (en JHWH verscheen) . Tenach (5) : (1) Gn 12,7 (bij de eerste halte van Abram in het land Kanaän) . (2) Gn 17,1 (bij de verbondssluiting met Abraham) . (3) Dt 31,15 (bij de aanstelling van Jozua) . (4) 1 K 9,2 (aan Salomo) . (5) 2 Kr 7,12 (aan Salomo) .
- wajjerâ´ ´elâjw JHWH (en JHWH verscheen aan hem) . Tenach (3) : (1) Gn 18,1 (JHWH aan Abraham) . (2) Gn 26,2 (JHWH aan Isaak) . (3) Gn 26,24 (JHWH aan Isaak) .
- wajjerâ´ khëbhôd JHWH (en de heerlijkheid van JHWH verscheen) . Tenach (4) : (1) Lv 9,23 . (2) Nu 16,19 . (3) Nu 17,7 . (4) Nu 20,6 .
- wajjerâ´ malë´akh JHWH (en de engel van JHWH verscheen) . Tenach (2) : (1) Ex 3,2 (aan Mozes in de doornstruik) . (2) Re 13,3 (aan de moeder van Simson) .
- wajjerâ´ ´èlohîm (en God verscheen) . Enkel in Gn 35,9 (aan Jakob) .
- wajjerâ´ (en Hij verscheen aan Abraham... ) . Tenach (1) : Ex 6,3 (aan Mozes) .
Volgens deze gegevens zou JHWH driemaal aan Abram / Abraham verschenen zijn : (1) Gn 12,7 . (2) Gn 17,1 . (3) Gn 18,1 .
Tweemaal wordt uitdrukkelijk vermeld dat JHWH verscheen aan Abram (wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm : (1) Gn 12,7 . (2) Gn 17,1) . In Gn 18,1 wordt de naam van Abraham niet vermeld . Het kan betekenen dat het vers in het verlengde ligt van het vorige hoofdstuk waar de belofte van Isaak werd aangekondigd . Dit is een belangrijk verschijnen van JHWH , want in Gn 18 wordt de geboorte van Isaak aangekondigd .

6. אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (144) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (53) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (30) . Gn (1) : Gn 15,17 . Ex (8) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 9,23 . (3) Ex 12,8 . (4) Ex 12,9 . (5) Ex 13,21 . (6) Ex 14,24 . (7) Ex 22,5 . (8) Ex 35,3 .
- בָּאֵשׁ / בְּאֵשׁ = bë´esj / bâ´esj (in - het - vuur) < bë + (bepaald. lidw. ha) + אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (16) . Niet in Gn . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 29,14 . (5) Ex 29,34 . (6) Ex 32,20 . (7) Ex 32,24 .

8. hassënè (de doornstruik, braambos) . Lidwoord ha- en zelfstandig naamwoord sënèh . In drie verzen in de bijbel : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 3,3 . (3) Ex 3,4
- sënèh . Verwijzing : sënè (doornstruik, braambos) , zie Ex 3,2 . Zonder lidwoord . In drie verzen in de bijbel : (1) Dt 33,16 . (2) Jos 15,49 (als plaatsnaam) . (3) 1 S 14,4 (eveneens een plaatsnaam) .

13. אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (144) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (53) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (30) . Gn (1) : Gn 15,17 . Ex (8) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 9,23 . (3) Ex 12,8 . (4) Ex 12,9 . (5) Ex 13,21 . (6) Ex 14,24 . (7) Ex 22,5 . (8) Ex 35,3 .
- בָּאֵשׁ / בְּאֵשׁ = bë´esj / bâ´esj (in - het - vuur) < bë + (bepaald. lidw. ha) + אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (16) . Niet in Gn . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 29,14 . (5) Ex 29,34 . (6) Ex 32,20 . (7) Ex 32,24 .

Ex 3,3 - Ex 3,3 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3eipen de môusès parelthôn opsomai to orama to mega touto ti oti ou katakaietai o batos  3 dixit ergo Moses vadam et videbo visionem hanc magnam quare non conburatur rubus    3 En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien dat grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt.  [3] Hij dacht: ‘Ik ga eropaf om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?’  [3] Hoe kan het dat die struik niet verbrandt? dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken.  3 Dan zegt Mozes: nu móet ik van mijn weg afwijken,– ik ga het zien, dit grootse gezicht: wáárom verbrandt hij niet, de Sinaïdoorn?  3. Moïse dit : « Je vais faire un détour pour voir cet étrange spectacle, et pourquoi le buisson ne se consume pas. » 

King James Bible . And Moses said, I will now turn aside, and see this great sight, why the bush is not burnt.
Luther-Bibel (1984) . 3 Da sprach er: Ich will hingehen und die wundersame Erscheinung besehen, warum der Busch nicht verbrennt.

Tekstuitleg van Ex 3,3 . Dit vers Ex 3,3 telt 13 woorden en 47 letters . De getalwaarde van Ex 3,3 is 2396 (2 X 2 X 599) .

Ex 3,3.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

Ex 3,3.2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 3,3.1. - 2. וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajjo´mèr Mosjèh (en Mozes zei ) . Bijbel (56) . Ex (32) . Ex 3 (3) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .

Ex 3,4 - Ex 3,4 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4ôs de eiden kurios oti prosagei idein ekalesen auton kurios ek tou batou legôn môusè môusè o de eipen ti estin  4 cernens autem Dominus quod pergeret ad videndum vocavit eum de medio rubi et ait Moses Moses qui respondit adsum    4 Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en zeide: Mozes, Mozes! En hij zeide: Zie, hier ben ik!   [4] De heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: ‘Mozes, Mozes.’ Hij antwoordde: ‘Hier ben ik.’   [4] Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes.  4 Dan ziet de ENE dat hij van zijn weg is afgeweken om het te zien; God roept tot hem uit het midden van de Sinaïdoorn en zegt: Mozes!, Mozes!, en die zegt: hier ben ik!   4. Yahvé vit qu'il faisait un détour pour voir, et Dieu l'appela du milieu du buisson. » Moïse, Moïse », dit-il, et il répondit : « Me voici. »  

King James Bible . And when the LORD saw that he turned aside to see, God called unto him out of the midst of the bush, and said, Moses, Moses. And he said, Here am I.
Luther-Bibel (1984) . 4 Als aber der HERR sah, daß er hinging, um zu sehen, rief Gott ihn aus dem Busch und sprach: Mose, Mose! Er antwortete: Hier bin ich.

Tekstuitleg van Ex 3,4 . Dit vers Ex 3,4 telt 15 (3 X 5) woorden en 59 letters . De getalwaarde van Ex 3,4 is 3525 (3 X 5 X 5 X 47) . Het vers bestaat uit zes zinnen . De eerste zin telt 5 woorden en 17 letters . De tweede zin telt 5 woorden en 22 letters . De derde zin telt 1 woord en 5 letters . De vierde zin telt 2 woorden en 6 letters . De vijfde zin telt 1 woord en 5 letters . De zesde zin telt 1 woord en 4 letters . De eerste zin bestaat uit een hoofdzin en een voorwerpszin . De hoofdzin telt 2 woorden en 8 letters ; verhouding : 1 - 4 . De voorwerpszin telt 3 woorden en 9 letters ; verhouding : 1 - 3 .

1. w-j-r` . (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´ (en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Taalgebruik in Genesis : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 (2 X 13) of 206 (2 X 103) . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (162) . Pentateuch (85) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (19) . Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,10 . (3) Gn 1,12 . (4) Gn 1,18 . (5) Gn 1,21 . (6) Gn 1,25 . (7) Gn 1,31 .
- Grieks : ὁραω = horaô (zien) . Taalgebruik in het NT : horaô (zien) . Taalgebruik in de Septuaginta : horaô (zien) . Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539) .
- Ned. : zien . Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien) . Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien) . D. : sehen , schauen . E. : to see . Fr. : voir . Gr. : ειδεν = eiden (hij zag) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien) . Hebreeuws : רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Lat. : videre .
- In het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr (licht) nl. de resj en de aleph . Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr (licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend .

12. + 13. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

11. 14. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is God / JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : God / JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 : God / JHWH . (3) Ex 3,5 : God / JHWH . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

Ex 3,5 - Ex 3,5 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai eipen mè eggisès ôde lusai to upodèma ek tôn podôn sou o gar topos en ô su estèkas gè agia estin 5 at ille ne adpropies inquit huc solve calciamentum de pedibus tuis locus enim in quo stas terra sancta est   5 En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land.  [5] Toen sprak de heer: ‘Kom niet dichterbij en doe* uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond.’  [5] ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig.  5 Hij zegt: treed niet nader hierheen; trek je schoenen van je voeten want de plaats waarop jij nu staat,– heilige rode grond is dat!   5. Il dit : « N'approche pas d'ici, retire tes sandales de tes pieds car le lieu où tu te tiens est une terre sainte. »

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 5 Gott sprach: Tritt nicht herzu, zieh deine Schuhe von deinen Füßen; denn cder Ort, darauf du stehst, ist heiliges Land!

Tekstuitleg van Ex 3,5 .

Ex 3,5.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

Ex 3,5.2. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֵל = ´èl OF ontkenning אַל = ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .

Ex 3,5.3. קָרַב = qârabh (naderen, nabij zijn) . Taalgebruik in Tenakh : qârabh (naderen, nabij zijn) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 .

Ex 3,5.7. מֵעַל = me`al (vanop, weg vanop) < prefix voorzetsel min + עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van) . Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (206) . Pentateuch (60) . Eerdere Profeten (57) . Latere Profeten (51) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (26 ) . Gn (25) . Gn 29 (3) : (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 . (3) Gn 29,10 . Ex (6) : (1) Ex 3,5 . (2) Ex 25,22 . (3) Ex 28,28 . (4) Ex 32,12 . (5) Ex 39,21 . (6) Ex 40,36 . Dt (10) : (1) Dt 4,26 . (2) Dt 6,15 . (3) Dt 9,17 . (4) Dt 11,17 . (5) Dt 13,11 . (6) Dt 25,9 . (7) Dt 28,21 . (8) Dt 28,63 . (9) Dt 29,4 . (10) Dt 29,27 .

Ex 3,5.16. קֹדֶשׁ / קוֹדֶשׁ = qodèsj / qôdèsj (heiligheid, heiligdom) , zie קָדוֹשׁ = qâdôsj (heilig) . Stat. constr. קְדוֹשׁ = qëdôsj . Taalgebruik in Tenakh : qâdôsj (heilig) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , daleth = 4 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 50 OF 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 1 - 4 - 6 - 3 . De som van de elementen is telkens 5 .

Ex 3,6 - Ex 3,6 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai eipen autô egô eimi o theos tou patros sou theos abraam kai theos isaak kai theos iakôb apestrepsen de môusès to prosôpon autou eulabeito gar katemblepsai enôpion tou theou 6 et ait ego sum Deus patris tui Deus Abraham Deus Isaac Deus Iacob abscondit Moses faciem suam non enim audebat aspicere contra Deum     6 Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien.  [6] En Hij vervolgde: ‘Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien.  [6] Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.  6 En hij zegt: ik ben de God van je vader, God van Abraham, God van Isaak en God van Jakob! Mozes verbergt zijn aanschijn, want hij is bevreesd om te kijken naar God!   6. Et il dit : « Je suis le Dieu de tes pères, le Dieu d'Abraham, le Dieu d'Isaac et le Dieu de Jacob. » Alors Moïse se voila la face, car il craignait de fixer son regard sur Dieu. 

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 6 Und er sprach weiter: dIch bin der Gott deines Vaters, der Gott Abrahams, der Gott Isaaks und der Gott Jakobs. Und Mose verhüllte sein Angesicht; denn er fürchtete sich, Gott anzuschauen.

Tekstuitleg van Ex 3,6 .

2. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî (ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî (ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô (ik) . Taalgebruik in de LXX : egô (ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

12. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 3,7 - Ex 3,7 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7eipen de kurios pros môusèn idôn eidon tèn kakôsin tou laou mou tou en aiguptô kai tès kraugès autôn akèkoa apo tôn ergodiôktôn oida gar tèn odunèn autôn  7 cui ait Dominus vidi adflictionem populi mei in Aegypto et clamorem eius audivi propter duritiam eorum qui praesunt operibus  râ´oh  râ´îthî 7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. 
[7] De heer sprak: ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; Ik ken hun lijden. 
[7] De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden.  7 ¶ Dan zegt de ENE: gezien, gezien heb ik de onderdrukking van mijn gemeente in Egypte; hun schreeuwen voor het aanschijn van hun drijvers heb ik gehoord, ja ik heb weet van zijn smarten;  7. Yahvé dit : « J'ai vu, j'ai vu la misère de mon peuple qui est en Égypte. J'ai entendu son cri devant ses oppresseurs ; oui, je connais ses angoisses. 

King James Bible . And the LORD said, I have surely seen the affliction of my people which are in Egypt, and have heard their cry by reason of their taskmasters; for I know their sorrows;
Luther-Bibel (1984) . 7 Und der HERR sprach: Ich habe das Elend meines Volks in Ägypten gesehen und ihr eGeschrei über ihre Bedränger gehört; ich habe ihre Leiden erkannt.

Tekstanalyse van Ex 3,7 . Dit vers Ex 3,7 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 71 letters . De getalwaarde van Ex 3,7 is 6124 (2 X 2 X 1531) . De inleiding telt 2 woorden en 9 letters . Het citaat strekt zich uit tot Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 en telt 16 + 25 + 15 + 11 = 67 woorden en 31 +105 + 55 + 43 = 234 letters .

Ex 3,7.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

Ex 3,7.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 . Dt 5 (17) : (1) Dt 5,2 . (2) Dt 5,3 . (3) Dt 5,4 . (4) Dt 5,5 . (5) Dt 5,6 . (6) Dt 5,9 . (7) Dt 5,11 . (8) Dt 5,12 . (9) Dt 5,15 . (10) Dt 5,16 . (11) Dt 5,22 . (12) Dt 5,24 . (13) Dt 5,25 . (14) Dt 5,27 . (15) Dt 5,28 . (16) Dt 5,32 . (17) Dt 5,33 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex Dt
´èlohîm (God) 299 216 28 25 12 16 140 31 0 7 29    
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413    

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

Ex 3,7.1. - 2. De getalwaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Gn (0) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 . Nu (44) . Dt (3) . Andere boeken (4) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex (46) . Niet in Ex 1 en Ex 2 . Slechts éénmaal in Ex 3 nl. Ex 3,7 .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2 Kr 10,14 .

3. . ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 . Ex 24 (7) : (1) Ex 24,1 . (2) Ex 24,2 . (3) Ex 24,12 . (4) Ex 24,13 . (5) Ex 24,15 . (6) Ex 24,16 . (7) Ex 24,18 . Ex 40 (6) : (1) Ex 40,1 . (2) Ex 40,12 . (3) Ex 40,20 . (4) Ex 40,21 . (5) Ex 40,32 . (6) Ex 40,35 . Dt (128) . Dt 17 () : (1) Dt 17,5 . (2) Dt 17,8 . (3) Dt 17,9 . (4) Dt 17,12 . (5) Dt 17,14 . Re (142) . Re 1 (5) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,22 . (5) Re 1,23 . Joz (144) . Joz 1 (6) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 1,2 . (3) Joz 1,3 . (4) Joz 1,7 . (5) Joz 1,9 . (6) Joz 1,17 . Als voorzetsel : in vier verzen in Gn 12 : (1) Gn 12,1 : ´èl ´abhërâm (tot Abram) . (2) Gn 12,7 : ´èl ´abhërâm (tot Abram) . (3) Gn 12,11 : ´èl Shâraj (tot Sarai) . (4) Gn 12,15 : ´èl Parë`oh (tot Farao) . De godsnaam El in be(j)th ´el (Betel) : Gn 12,8 . Jl (9) : (1) Jl 1,1 . (2) Jl 1,14 . (3) Jl 2,13 . (4) Jl 2,20 . (5) Jl 2,21 . (6) Jl 2,22 . (7) Jl 4,2 . (8) Jl 4,8 . (9) Jl 4,12 .
- Zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker : qil-vorm . De stamklinker i met klemtoon is e geworden (Lettinga(6) 13m) , ´il bin werd ´el .
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl . (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417) . Pentateuch (103) . Ex (14) : (1) Ex 5,9 . (2) Ex 6,3 . (3) Ex 6,13 . (4) Ex 7,8 . (5) Ex 9,8 . (6) Ex 12,1 . (7) Ex 12,22 . (8) Ex 20,19 . (9) Ex 24,1 . (10) Ex 24,11 . (11) Ex 24,14 . (12) Ex 25,21 . (13) Ex 30,31 . (14) Ex 36,2 . wë´èl (en tot) komt in Ex 24 bij het begin van een vers driemaal voor : (1) Ex 24,1 (Mozes) . (2) Ex 24,11 (voorname Israëlieten) . (3) Ex 24,14 (de oudsten) .

4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalswaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 24 ( 12 verzen, 14X) : (1) . Ex 24,1 . (2) Ex 24,2 . (3) Ex 24,3 . (4) Ex 24,4 . (5) Ex 24,6 .(6) Ex 24,8 . (7) Ex 24,9 . (8) Ex 24,12 . (9) Ex 24,13 (tweemaal) . (10) Ex 24,15 . (11) Ex 24,16 . (12) Ex 24,18 (tweemaal) . In Ex 24 is מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) elfmaal onderwerp , telkens na het vervoegd werkwoord ; negenmaal bij het begin van een vers . In Ex 24 staat מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) als tweede woord van het vers na het voorzetsel אֶל = ´èl (tot) . Bijgevolg staat מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) tienmaal op de tweede plaats in een vers . In Ex 24,5 , Ex 24,7 staat het vervoegd werkwoord aan het begin van het vers en is het onderwerp מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) niet uitdrukkelijk vermeld . In Ex 24,2-9 , in Ex 24,13 , Ex 24,15 en Ex 24,18 is Mozes onderwerp van de zin . Driemaal richt JHWH zich tot Mozes : אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh = tot Mozes (1) Ex 24,1 . (2) Ex 24,12 . (3) Ex 24,16 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 3,7.3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) .

Ex 3,7.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Dt (1) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 . In Ex 3,15 met toevoeging `ôd (nog)
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .

- wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei ) . In zesenvijftig verzen in de bijbel . In tweeëndertig verzen in Ex . In drie verzen in Ex 3 : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
--- wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) : (1) Ex 3,11 . (2) Ex 3,13 .

Ex 3,7.4. act. qal perf. 1ste pers. enk. רָאִיתִי = râ´îthî (ik zag, ik heb gezien) van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (86) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (15) . Latere Profeten (22) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (31) . Pentateuch (10) : (1) Gn 7,1 . (2) Gn 16,13 . (3) Gn 31,12 . (4) Gn 32,31 . (5) Gn 33,10 . (6) Gn 41,19 . (7) Ex 3,7 . (8) Ex 3,9 . (9) Ex 32,9 . (10) Dt 9,13
- LXX . act. ind. aor. 1ste pers. en 3de pers. mv. ειδον = eidon (ik zag / zij zagen) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Aoristvorm van horaô (zien) . Taalgebruik in de LXX : eiden (hij zag)

  zien  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. mv.  eidon 274  198  76  45  15  21     

- De onderdrukking van het volk door Egypte wordt aangekondigd aan Abram (Gn 15,13) . In Ex 3,7 spreekt JHWH Mozes toe in het brandend braambos : Hij heeft de ellende van het volk gezien . Het is de voltrekking van wat reeds aan Abraham was aangekondigd . In Ex 32,9 zei JHWH tot Mozes om van de berg af te dalen , want het volk had zich van JHWH afgekeerd door een stierenkalf te aanbidden .

Ex 3,7.6. zelfst. naamw. עֲנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking , nederigheid) . Zie : עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik in Tenakh : `ânî (arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur : 7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (5) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 . (4) Ps 107,10 . (5) Kl 3,1 .

Ex 3,7.5. - 6. acc. + zelfst. naamw. אֶת עֳנִי = ´èth `ânî (ellende) . Tenakh (3) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 .

Ex 3,7.4. - 6. רָאִיתִי אֶת עֳנִי עַמִּי = râ´îthî ´èth `änî `ammî (ik zag de ellende van mijn volk) : slechts in één vers in de bijbel nl. Ex 3,7 . In Ex 32,9 en Ex 9,13 lezen we = râ´îthî ´èth hâ`âm hazzèh (ik zag dit volk) . JHWH zei tot Mozes om van de berg af te dalen , want het volk had zich van JHWH afgekeerd door een stierenkalf te aanbidden .

11. tsa`äqâthâm (hun geschreeuw) . Zelfstandig naamwoord status constructus vrouwelijk enkelvoud en suffix persoonlijk voornaamwoord derde persoon mannelijk meervoud . In twee verzen in de bijbel : (1) Gn 19,13 (Sodom) . (2) Ex 3,7 . tsë`âqâh (geroep, geschreeuw, geklaag) . In elf verzen in de bijbel : (1) Gn 27,34 . (2) Ex 11,6 . (3) Ex . (4) Dt 22,24 .
- tsâ`âq (roepen, schreeuwen, klagen) . Verwijzing : tsâ`âq (roepen, schreeuwen, klagen) , zie Ex 3,7 .
- jizë`âq (hij kloeg) .
- wajjizë`äqû (en zij weeklaagden) . In vijftien verzen in de bijbel : (1) Ex 2,23 .
- wajjazë`eq (en hij weekloeg) . In dertien verzen in de bijbel .

Ex 3,8 - Ex 3,8 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai katebèn exelesthai autous ek cheiros aiguptiôn kai exagagein autous ek tès gès ekeinès kai eisagagein autous eis gèn agathèn kai pollèn eis gèn reousan gala kai meli eis ton topon tôn chananaiôn kai chettaiôn kai amorraiôn kai ferezaiôn kai gergesaiôn kai euaiôn kai iebousaiôn 8 et sciens dolorem eius descendi ut liberarem eum de manibus Aegyptiorum et educerem de terra illa in terram bonam et spatiosam in terram quae fluit lacte et melle ad loca Chananei et Hetthei et Amorrei Ferezei et Evei et Iebusei    8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten. [8] Ik ben afgedaald om hen te bevrijden uit de macht van Egypte, om hen weg te leiden uit dit land, naar een land dat goed en ruim is, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.  [8] Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.  8 ik daal af om hem te redden uit de hand van Egypte en om hem te doen ópklimmen uit dat land naar een land goed en wijd, naar een land dat overvloeit van melk en honing; naar het oord van de Kanaäniet en de Chitiet, de Amoriet en de Periziet, de Chiviet en de Jeboesiet;  8. Je suis descendu pour le délivrer de la main des Égyptiens et le faire monter de cette terre vers une terre plantureuse et vaste, vers une terre qui ruisselle de lait et de miel, vers la demeure des Cananéens, des Hittites, des Amorites, des Perizzites, des Hivvites et des Jébuséens. 

King James Bible . And I am come down to deliver them out of the hand of the Egyptians, and to bring them up out of that land unto a good land and a large, unto a land flowing with milk and honey; unto the place of the Canaanites, and the Hittites, and the Amorites, and the Perizzites, and the Hivites, and the Jebusites.
8 Und ich bin herniedergefahren, daß ich sie errette aus der Ägypter Hand und sie herausführe aus diesem Lande in ein gutes und weites Land, in ein Land, darin Milch und Honig fließt, in das Gebiet der Kanaaniter, Hetiter, Amoriter, Perisiter, Hiwiter und Jebusiter.

Tekstuitleg van Ex 3,8 . Dit vers Ex 3,8 telt 25 (5 X 5) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters . De getalwaarde van Ex 3,8 is 4969 (priemgetal) . Het citaat strekt zich uit tot Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 en telt 16 + 25 + 15 + 11 = 67 (priemgetal) woorden en 31 +105 + 55 + 43 = 234 (2 X 3² X 13 OF 9 X 26) letters .

Ex 3,8,1. prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 1ste pers. enk. וָאֵרֵד = wâ´ered (en ik daalde af) van het werkw. יָרַד = jârad (afdalen, afstijgen, vallen) . Taalgebruik in Tenakh : järad (afdalen, afstijgen, vallen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , daleth = 4 ; totaal : 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107) . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (4) : (1) Ex 3,8 . (2) Dt 9,15 . (3) Dt 10,5 . (4) Jr 18,3 .
- act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֵרֵד = ´ered ( ik daalde af) van het werkw. יָרַד = jârad (afdalen, afstijgen, vallen) . Taalgebruik in Tenakh : järad (afdalen, afstijgen, vallen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , daleth = 4 ; totaal : 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107) . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (3) : (1) Gn 37,35 . (2) Gn 46,4 . (3) 1 S 26,6 .
- Grieks . act. ind. aor. 1ste pers. enk. κατεβην = katebèn van het werkw. καταβαινω = katabainô (naar beneden dalen , afdalen) . Taalgebruik in de Septuaginta : katabainô (neerdalen, afdalen) . Taalgebruik in het NT : katabainô (neerdalen, afdalen) . Bijbel (7) : (1) Ex 3,8 . (2) Dt 9,15 . (3) Dt 10,5 . (4) Jr 18,3 . (5) Jon 2,7 . (6) Hl 6,11 . (7) Hnd 7,34 . Een vorm van καταβαινω = katabainô in de LXX (349) , in het NT (81) , in Lc (13) : (1) Lc 2,51 . (2) Lc 3,22 . (3) Lc 6,17 . (4) Lc 8,23 . (5) Lc 9,54 . (6) Lc 10,15 . (7) Lc 10,30 . (8) Lc 10,31 . (9) Lc 17,31 . (10) Lc 18,14 . (11) Lc 19,5 . (12) Lc 19,6 . (13) Lc 22,44 , in Joh (17) .
- Lat. descendere . Fr. descendre . E. to descend . Ned. neerdalen , afdalen . D. herabkommen . Jrd (Jared) is ook een persoonsnaam .

6. - 7. מִן הָאָרֶץ = min hâ´ârèts (uit het land) . Tenakh (35) . Pentateuch (11) . Gn (5) . Ex (4) . Lv (1) . Nu (1) . Dt (0) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (6) . Gn (5) : (1) Gn 2,6 . (2) Gn 7,23 . (3) Gn 10,11 . (4) Gn 31,13 . (5) Gn 50,24 . (6) Ex 1,10 . (7) Ex 3,8 . (8) Ex 9,15 . (9) Ex 12,33 .

8. hahû´ (dit, dat) < bepaald lidw. + hû´ (hij, d.i.) . Taalgebruik in Tenakh : hû´(hij, d.i.) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , aleph = 1 ; totaal : 12 (2² X 3) . Structuur : 5 . 6 . 1 . Tenakh (358) . Pentateuch (113) . Eerdere Profeten (91) . Latere Profeten (81) . 12 Kleine Profeten (42) . Geschriften (31) . Ex (12) : (1) Ex 1,6 . (2) Ex 3,8 . (3) Ex 5,6 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,13 . (6) Ex 12,15 . (7) Ex 12,19 . (8) Ex 13,8 . (9) Ex 14,30 . (10) Ex 31,14 . (11) Ex 32,28 . (12) Ex 34,3 .

9. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .

13. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .

18. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .

Ex 3,9 - Ex 3,9 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai nun idou kraugè tôn uiôn israèl èkei pros me kagô eôraka ton thlimmon on oi aiguptioi thlibousin autous  9 clamor ergo filiorum Israhel venit ad me vidique adflictionem eorum qua ab Aegyptiis opprimuntur    9 En nu, zie, het geschrei der kinderen Israëls is tot Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken.   [9] De roep van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoe de Egyptenaren hen onderdrukken.  [9] De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken.  9 welnu, ziedaar, het geschreeuw van de zonen Israëls is tot mij gekomen; ook heb ik de verdrukking gezien waarmee de Egyptenaren hen verdrukken;  9. Maintenant, le cri des Israélites est venu jusqu'à moi, et j'ai vu l'oppression que font peser sur eux les Égyptiens.  

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 9 Weil denn nun das Geschrei der Israeliten vor mich gekommen ist und ich dazu ihre Not gesehen habe, wie die Ägypter sie bedrängen,

Tekstuitleg van Ex 3,9 . Dit vers Ex 3,9 telt 15 (3 X 5) woorden en 55 (5 X 11) letters . De getalwaarde van Ex 3,9 is 4557 (3 X 7 X 7 X 31) .

Ex 3,10 - Ex 3,10 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 kai nun deuro aposteilô se pros faraô basilea aiguptou kai exaxeis ton laon mou tous uious israèl ek gès aiguptou  10 sed veni mittam te ad Pharaonem ut educas populum meum filios Israhel de Aegypto    10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert.   [10] Ga er dus heen, Ik zend u naar de farao. U moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.’  [10] Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’  10 welnu: ga, ik zend je tot Farao; en leid mijn gemeente, de zonen Israëls, weg uit Egypte!  10. Maintenant va, je t'envoie auprès de Pharaon, fais sortir d'Égypte mon peuple, les Israélites. » 

King James Bible .
Luther-Bibel . 10 so geh nun hin, fich will dich zum Pharao senden, damit du mein Volk, die Israeliten, aus Ägypten führst.

Tekstuitleg van Ex 3,10 . Dit vers Ex 3,10 telt 11 woorden en 43 letters . De getalwaarde van Ex 3,10 is 2939 (priemgetal) .

Ex 3,10.6. וְהוֹצֵא = wëhôtse´ (en leid uit) < prefix verbindingswoord wë + act. imperat. perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. יָצַא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 101 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1) : Ex 3,10 .

Ex 3,11 - Ex 3,11 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai eipen môusès pros ton theon tis eimi oti poreusomai pros faraô basilea aiguptou kai oti exaxô tous uious israèl ek gès aiguptou  11 dixit Moses ad Deum quis ego sum ut vadam ad Pharaonem et educam filios Israhel de Aegypto  wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm  11 Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israëls uit Egypte zou voeren?  [11] Maar Mozes sprak tot God: ‘Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan, en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ 
[11] Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ 
11 ¶ Dan zegt Mozes tot God: wie ben ik dat ik tot Farao zal gaan,– en dat ik de zonen Israëls uitleid uit Egypte?  11. Moïse dit à Dieu : « Qui suis-je pour aller trouver Pharaon et faire sortir d'Égypte les Israélites ? » 

King James Bible . And Moses said unto God, Who am I, that I should go unto Pharaoh, and that I should bring forth the children of Israel out of Egypt?
Luther-Bibel (1984) . 11 Mose sprach zu Gott: Wer bin ich, daß ich zum Pharao gehe und führe die Israeliten aus Ägypten?

Tekstuitleg van Ex 3,11 . Dit vers Ex 3,11 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 57 (3 X 19) letters . De getalwaarde van Ex 3,11 is 2890 (2 X 5 X 17 X 17) . De inleidng bestaat uit 4 woorden en 16 letters ; verhouding : 1 - 4 . Het citaat bestaat uit 12 woorden en 38 letters .

1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 .(4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

1. - 2. וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajjo´mèr Mosjèh (en Mozes zei ) . Bijbel (56) . Ex (32) . Ex 3 (3) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .

1. - 4. wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) : (1) Ex 3,11 . (2) Ex 3,13 .

6. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî (ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî (ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô (ik) . Taalgebruik in de LXX : egô (ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .

Ex 3,12 - Ex 3,12 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12eipen de o theos môusei legôn oti esomai meta sou kai touto soi to sèmeion oti egô se exapostellô en tô exagagein se ton laon mou ex aiguptou kai latreusete tô theô en tô orei toutô  12 qui dixit ei ero tecum et hoc habebis signum quod miserim te cum eduxeris populum de Aegypto immolabis Deo super montem istum    12 Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op dezen berg.   [12] God antwoordde hem: ‘Ik zal u bijstaan, en dit is het teken dat Ik het ben die u zendt: als* u het volk uit Egypte hebt geleid, zult u Mij vereren op deze berg.’  [12] God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’  12 Maar hij zegt: omdat ik met jou zal zijn en dit is voor jou het teken dat ík je heb gezonden: als je de gemeente hebt uitgeleid uit Egypte zullen jullie God dienen op déze berg!  12. Dieu dit : « Je serai avec toi, et voici le signe qui te montrera que c'est moi qui t'ai envoyé. Quand tu feras sortir le peuple d'Égypte, vous servirez Dieu sur cette montagne.  

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 12 Er sprach: hIch will mit dir sein. Und das soll dir das Zeichen sein, daß ich dich gesandt habe: Wenn du mein Volk aus Ägypten geführt hast, werdet ihr Gott opfern auf diesem Berge.

Tekstuitleg van Ex 3,12 .

וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

9. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî (ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî (ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô (ik) . Taalgebruik in de LXX : egô (ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .

Ex 3,13 - Ex 3,13 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai eipen môusès pros ton theon idou egô eleusomai pros tous uious israèl kai erô pros autous o theos tôn paterôn umôn apestalken me pros umas erôtèsousin me ti onoma autô ti erô pros autous  13 ait Moses ad Deum ecce ego vadam ad filios Israhel et dicam eis Deus patrum vestrorum misit me ad vos si dixerint mihi quod est nomen eius quid dicam eis  wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm   13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? 
[13] Maar Mozes sprak opnieuw tot God: ‘Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: “De God van uw vaderen zendt mij naar u”, en zij vragen: “Hoe is zijn naam?” Wat moet ik dan antwoorden?’ 
[13] Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’   13 Dan zegt Mozes tot God: ziedaar, ik zal aankomen bij de zonen Israëls en tot hen zeggen: de God van uw vaderen heeft mij tot u gezonden!– als zij tot mij zeggen: wat is zijn naam?, wat moet ik dan tot hen zeggen?   13. Moïse dit à Dieu : « Voici, je vais trouver les Israélites et je leur dis : «Le Dieu de vos pères m'a envoyé vers vous. » Mais s'ils me disent : «Quel est son nom ?», que leur dirai-je ? » 

King James Bible . And Moses said unto God, Behold, when I come unto the children of Israel, and shall say unto them, The God of your fathers hath sent me unto you; and they shall say to me, What is his name? what shall I say unto them?
Luther-Bibel (1984) . 13 Mose sprach zu Gott: Siehe, wenn ich zu den Israeliten komme und spreche zu ihnen: Der Gott eurer Väter hat mich zu euch gesandt! und sie mir sagen werden: Wie ist sein Name?, was soll ich ihnen sagen?

Tekstuitleg van Ex 3,13 . Dit vers Ex 3,13 telt 23 woorden en 86 (2 X 43) letters . De getalwaarde van Ex 3,13 is 4304 (2 X 2 X 2 X 2 X 269) . Het vers bestaat uit zeven zinnen . De inleidng bestaat uit 4 woorden en 16 letters ; verhouding : 1 - 4 . Het citaat telt 19 woorden en 70 letters . Het citaat bestaat uit zes zinnen . De eerste zin telt 6 woorden en 19 letters . De tweede zin telt 2 woorden en 9 letters . De derde zin telt 4 woorden en 21 letters . De vierde zin telt 2 woorden en 7 letters . De vijfde zin telt 2 woorden en 5 letters . De zesde zin telt 3 woorden en 9 letters .

Ex 3,13.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

Ex 3,13.2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 3,13.1. - 2. וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajjo´mèr Mosjèh (en Mozes zei ) . Bijbel (56) . Ex (32) . Ex 3 (3) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .

1. - 4. wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) : (1) Ex 3,11 . (2) Ex 3,13 .

6. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî (ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî (ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô (ik) . Taalgebruik in de LXX : egô (ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .

Ex 3,14 - Ex 3,14 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14 kai eipen o theos pros môusèn egô eimi o ôn kai eipen outôs ereis tois uiois israèl o ôn apestalken me pros umas  14 dixit Deus ad Mosen ego sum qui sum ait sic dices filiis Israhel qui est misit me ad vos   wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh   14 En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden! [14] Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik* ben die er is.’ En Hij zei: ‘Dit moet u de Israëlieten zeggen: “Hij die er is zendt mij naar u.” ’  [14] Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN* heeft mij naar u toe gestuurd.”’   14 Dan zegt God tot Mozes: ik zal er zijn*, zoals ik er ben! Hij zegt: zó zul je tot de zonen Israëls zeggen: DIE–ER–ZAL–ZIJN heeft mij tot u gezonden!  14. Dieu dit à Moïse : « Je suis celui qui est. » Et il dit : « Voici ce que tu diras aux Israélites : «Je suis» m'a envoyé vers vous. »  

King James Bible . And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you.
Luther-Bibel (1984) . 14 Gott sprach zu Mose: Ich werde sein, der ich sein werde. Und sprach: So sollst du zu den Israeliten sagen: «Ich werde sein», der hat mich zu euch gesandt .

Tekstuitleg van Ex 3,14 . Dit vers Ex 3,14 telt 15 ( 3 X 5) woorden en 60 (2 X 2 X 3 X 5) letters ; verhouding : 1 - 4 . De getalwaarde van Ex 3,14 is 3338 (2 X 1669) .

1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 3  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 10  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 3 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378   149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

1. - 4. wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Slechts in twee verzen in de bijbel : Ex 3,14 . In Ex 3,15 met toevoeging `ôd (nog) . Verwijzing : Ex 3,7

1.- 2. wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) . In zevenentwintig verzen in de bijbel . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Verwijzing : Ex 3,7

2. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex (31) .Ex 3 (3) : Ex 3 : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,14 . (3) Ex 3,15 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Dt Nu Ex 20 Dt 5
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 29 7 3 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 413 287 6 17

- Het pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. , voorafgegaan door het prefix ´èl : אֲלֵיהֶם = ´äle(j)hèm (tot hen) heeft dezelfde medeklinkers (in een andere volgorde) en dezelfde getalwaarde als אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) .

1. - 2. De getalwaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Gn (0) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 . Nu (44) . Dt (3) . Andere boeken (4) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2 Kr 10,14 .

3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . In twee verzen in Ex 3 : (1) Ex 3,14 . (2) Ex 3,15 .

4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

5. - 7. Het goddelijk citaat bestaat uit drie woorden , waarvan het eerste en het laatste woord identiek zijn .

5. 7. ´èhëjèh (ik zal zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , jod = 10 . Totaal : 1 + 5 + 10 + 5 = 21 . In veertig verzen in de bijbel . In vijf verzen in de Pentateuch : (1) Ex 3,12 . (2) Ex 3,14 (driemaal) . (3) Ex 4,12 . (4) Ex 4,15 . (5) Dt 31,23 . Verwijzing : hâjâh (zijn) , zie Ex 24,18 .

6. ´äsjèr (die) . Verwijzing : ´äsjèr (die) , zie Ps 1,1 . In 4012 verzen in de bijbel . In 217 verzen in Ex (Exodus) . In vijf verzen in Ex 3 .

Ex 3,15 - Ex 3,15 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai eipen o theos palin pros môusèn outôs ereis tois uiois israèl kurios o theos tôn paterôn umôn theos abraam kai theos isaak kai theos iakôb apestalken me pros umas touto mou estin onoma aiônion kai mnèmosunon geneôn geneais 15 dixitque iterum Deus ad Mosen haec dices filiis Israhel Dominus Deus patrum vestrorum Deus Abraham Deus Isaac et Deus Iacob misit me ad vos hoc nomen mihi est in aeternum et hoc memoriale meum in generationem et generatione   15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.   .[15] Bovendien zei God tegen Mozes: ‘Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De heer, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, heeft mij naar u gezonden. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, door alle generaties heen  [15] Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden aangeroepen door alle komende generaties.’”   15 Dan zegt God nog tot Mozes: zó zul je zeggen tot de zonen Israëls: DIE–ER–ZAL–ZIJN, de God van uw vaderen God van Abraham, God van Isaak en God van Jakob, heeft mij tot u gezonden; dit is mijn naam voor eeuwig en dit is mijn gedachtenis voor generatie op generatie;  15. Dieu dit encore à Moïse : « Tu parleras ainsi aux Israélites : «Yahvé, le Dieu de vos pères, le Dieu d'Abraham, le Dieu d'Isaac et le Dieu de Jacob m'a envoyé vers vous. C'est mon nom pour toujours, c'est ainsi que l'on m'invoquera de génération en génération.

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 15 Und Gott sprach weiter zu Mose: So sollst du zu den Israeliten sagen: Der HERR, der Gott eurer Väter, der Gott Abrahams, der Gott Isaaks, der Gott Jakobs, hat mich zu euch gesandt. Das ist bmein Name auf ewig, mit dem man mich anrufen soll von Geschlecht zu Geschlecht.

Tekstuitleg van Ex 3,15 .

Ex 3,15.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Gn 4  
  1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 7  

- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .

    bijbel OT LXX Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Gn 1 Ex Lv Nu Dt NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev. 
  act. ind. aor. 3de p. enk. eipen  3024  2426  2275 + 151 684 985 234 63 309 378 9 149 15 98 44 598  118  56  223  114  75  397  511 

- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere . l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem) .
- In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .

wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .

Ex 3,15.5. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 3 (7) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 3,15.4. - 5. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . In twee verzen in Ex 3 : (1) Ex 3,14 . (2) Ex 3,15 .

Ex 3,15.28. - 29. lëdor wâdor (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) . De getalwaarde is : lamed = 12 of 30 , daleth = 4 , resj = 20 of 300 , waw = 6 ; totaal : 12 + 4 + 20 + 6 + 4 + 20 = 66 of 30 + 4 + 300 + 6 + 4 + 300 = 644 . Tenach (12) : (1) Ps 10,6 . (2) Ps 33,11 . (3) Ps 49,12 . (4) Ps 77,9 . (5) Ps 79,13 . (6) Ps 85,6 . (7) Ps 89,2 . (8) Ps 102,13 . (9) Ps 106,31 . (10) Ps 119,90 . (11) Ps 135,13 . (12) Ps 146,10 . lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) . Tenach (2) : (1) Ps 89,5 . (2) Kl 5,19 . lëdor dor (tot geslacht geslacht ; van generatie tot generatie) . Tenach (1) Ex 3,15 . De vertaling van de LXX is meestal eis genean kai genean (tot geslacht en geslacht) : (1) Ps 33,11 . (2) Ps 49,12 . (3) Ps 79,13 . (4) Ps 89,2 . (5) Ps 89,5 . (6) Ps 102,13 . (7) Ps 106,31 . (9) Ps 135,13 . (10) Ps 146,10 . (11) Kl 5,19 ; apo geneas eis geneas (van geslacht tot geslacht) : (1) Ps 10,6 . (2) Ps 77,9 . (3) Ps 85,6 . Niet : (1) Ex 3,15 . lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) staat vaak parallel met lë`ôlâm (voor eeuwig) of variante . LXX : eis ton aiôna . Tenach : (1) Ps 33,11 . (2) Ps 49,12 . (3) Ps 79,13 . (4) Ps 85,6 . (5) Ps 89,2 (`ôlâm) . (5) Ps 89,5 (`ad `ôlâm = tot eeuwig) . (6) Ps 102,13 . (7) Ps 106,31 . (8) Ps 119,90 . (9) Ps 135,13 . (10) Ps 146,10 . (11) Kl 5,19 . Niet in : (1) Ex 3,15 . (1) Ps 10,6 . (4) Ps 77,9 . (8) Ps 119,90 .

Ex 3,16 - Ex 3,16 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16elthôn oun sunagage tèn gerousian tôn uiôn israèl kai ereis pros autous kurios o theos tôn paterôn umôn ôptai moi theos abraam kai theos isaak kai theos iakôb legôn episkopè epeskemmai umas kai osa sumbebèken umin en aiguptô  16 vade congrega seniores Israhel et dices ad eos Dominus Deus patrum vestrorum apparuit mihi Deus Abraham et Deus Isaac et Deus Iacob dicens visitans visitavi vos et omnia quae acciderunt vobis in Aegypto    16 Ga heen, en verzamel de oudsten van Israël, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan; [16] Ga nu, roep de oudsten van Israël bijeen en zeg hun: “De heer, de God van uw vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Isaak en Jakob, met deze boodschap: Ik draag zorg voor u, want Ik zie wat men u in Egypte aandoet. [16] Laat de oudsten van Israël bij elkaar komen en zeg tegen hen: “De HEER, de God van uw voorouders, is aan mij verschenen, de God van Abraham, Isaak en Jakob, en hij heeft gezegd: ‘Ik heb gezien wat jullie in Egypte wordt aangedaan en ik heb mij jullie lot aangetrokken  16 ¶ ga heen en verzamel Israëls oudsten; zeg dan tot hen: DIE–ER–ZAL–ZIJN de God van uw vaderen heeft zich aan mij laten zien, de God van Abraham, Isaak en Jakob, en heeft gezegd: met zorg ben ik bezorgd geweest om u en om wat ze u in Egypte hebben aangedaan;   16. « Va, réunis les anciens d'Israël et dis-leur : «Yahvé, le Dieu de vos pères, m'est apparu - le Dieu d'Abraham, d'Isaac et de Jacob - et il m'a dit : Je vous ai visités et j'ai vu ce qu'on vous fait en Égypte,  

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) .16 Darum geh hin und versammle die Ältesten von Israel und sprich zu ihnen: Der HERR, der Gott eurer Väter, ist mir erschienen, der Gott Abrahams, der Gott Isaaks, der Gott Jakobs, und hat gesagt: Ich habe mich euer angenommen und gesehen, was euch in Ägypten widerfahren ist,

Tekstuitleg van Ex 3,16 .

6. wë´âmarëthâ (en jij zegt) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (135) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (4) . Ex (8) : (1) Ex 3,16 . (2) Ex 4,22 . (3) Ex 7,9 . (4) Ex 7,16 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,16 . (7) Ex 9,13 . (8) Ex 13,14 .

Ex 3,17 - Ex 3,17 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai eipon anabibasô umas ek tès kakôseôs tôn aiguptiôn eis tèn gèn tôn chananaiôn kai chettaiôn kai amorraiôn kai ferezaiôn kai gergesaiôn kai euaiôn kai iebousaiôn eis gèn reousan gala kai meli  17 et dixi ut educam vos de adflictione Aegypti in terram Chananei et Hetthei et Amorrei Ferezei et Evei et Iebusei ad terram fluentem lacte et melle    17 Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van Egypte opvoeren, tot het land der Kanaänieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; tot het land, vloeiende van melk en honig. [17] Daarom heb Ik besloten: Ik zal u uit de ellende van Egypte wegvoeren naar het land van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten, een land dat overvloeit van melk en honing.” . [17] Ik heb besloten om jullie uit de ellende in Egypte weg te halen en je naar een land te brengen dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.’”  17 ik zeg: ik zal u doen opklimmen uit de verdrukking in Egypte, naar het land van de Kanaäniet en de Chitiet, de Amoriet en de Periziet, de Chiviet en de Jeboesiet,– naar een land dat overvloeit van melk en honing;   17. alors j'ai dit : Je vous ferai monter de l'affliction d'Égypte vers la terre des Cananéens, des Hittites, des Amorites, des Perizzites, des Hivvites et des Jébuséens, vers une terre qui ruisselle de lait et de miel. »  

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 17 und habe gesagt: Ich will euch aus dem Elend Ägyptens führen in das Land der Kanaaniter, Hetiter, Amoriter, Perisiter, Hiwiter und Jebusiter, in das Land, darin Milch und Honig fließt.

Tekstuitleg van Ex 3,17 .

Ex 3,18 - Ex 3,18 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai eisakousontai sou tès fônès kai eiseleusè su kai è gerousia israèl pros faraô basilea aiguptou kai ereis pros auton o theos tôn ebraiôn proskeklètai èmas poreusômetha oun odon triôn èmerôn eis tèn erèmon ina thusômen tô theô èmôn  18 et audient vocem tuam ingredierisque tu et seniores Israhel ad regem Aegypti et dices ad eum Dominus Deus Hebraeorum vocavit nos ibimus viam trium dierum per solitudinem ut immolemus Domino Deo nostro     18 En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israël, tot den koning van Egypte, en gijlieden zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreën, is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE, onzen God, offeren!   [18] Zij zullen luisteren naar wat u zegt. Dan moet u met de oudsten van Israël naar de koning van Egypte gaan en hem zeggen: “De heer, de God van de Hebreeën, is naar ons toegekomen. Laat ons daarom drie dagreizen ver de woestijn ingaan om offers op te dragen aan de heer onze God.” [18] Je zult bij de oudsten van Israël gehoor vinden, en dan moet je samen met hen naar de koning van Egypte gaan. Zeg hem dat de HEER, de God van de Hebreeën, naar jullie toe gekomen is, en vraag hem toestemming om drie dagreizen ver de woestijn in te trekken om de HEER, jullie God, offers te brengen.  18 als ze horen naar je stem en je aankomt, jij en Israëls oudsten, bij Egyptes koning, dan zult ge tot hem zeggen: DIE–ER–ZAL–ZIJN de God van de Hebreeërs, is ons ontmoet,– welnu: wij moeten gáán, een weg van drie dagen de woestijn in, en offeren aan DIE–ER–ZAL–ZIJN, onze God!–  18. Ils écouteront ta voix et vous irez, toi et les anciens d'Israël, trouver le roi d'Égypte et vous lui direz : «Yahvé, le Dieu des Hébreux, est venu à notre rencontre. Toi, permets-nous d'aller à trois jours de marche dans le désert pour sacrifier à Yahvé notre Dieu. » 

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 18 Und sie werden auf dich hören. Danach sollst du mit den Ältesten Israels hineingehen zum König von Ägypten und zu ihm sagen: cDer HERR, der Gott der Hebräer, ist uns erschienen. So laß uns nun gehen drei Tagereisen weit in die Wüste, daß wir opfern dem HERRN, unserm Gott.

Tekstuitleg van Ex 3,18 .

1. verbindingswoord wë + werkwoordvorm sjimë`û (hoort, luistert) : act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. OF sjâmë`û : act. qal perf. 3de pers. mann. mv. wësjimë`û OF wësjâmë`û / wasjâmë`û . sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenach : sjâm`â (horen, luisteren) . Taalgebruik in Jesaja : sjâm`â (horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het N.T. (427) , in de LXX (1069) . Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin .Tenach (13) : (1) Gn 49,2 . (2) Ex 3,18 . (3) Nu 14,13 . (4) Joz 3,9 . (5) Js 28,23 . (6) Js 29,18 . (7) Js 48,14 . (8) Jr 26,13 . (9) Ez 33,30 . (10) Ez 33,31 . (11) Ez 33,32 . (12) Ps 141,6 . (13) Est 9,4 .

7. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֵל = ´èl OF ontkenning אַל = ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .

8. מֶלֶך = mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 . 3 . 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Ex (13) : (1) Ex 1,8 . (2) Ex 1,15 . (3) Ex 1,17 . (4) Ex 1,18 . (5) Ex 2,23 . (6) Ex 3,18 . (7) Ex 3,19 . (8) Ex 5,4 . (9) Ex 6,11 . (10) Ex 6,13 . (11) Ex 6,27 . (12) Ex 6,29 . (13) Ex 14,8 .

15.

22. mann. mv. יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . j-m-m . Tenakh (289) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (45) . Latere Profeten (45) . 12 Kleine Profeten (10) . Geschriften (66) . Ex (26) : (1) Ex 3,18 . (2) Ex 5,3 . (3) Ex 7,25 . (4) Ex 8,23 . (5) Ex 10,22 . (6) Ex 10,23 . (7) Ex 12,15 . (8) Ex 12,19 . (9) Ex 13,6 . (10) Ex 15,22 . (11) Ex 16,26 . (12) Ex 19,15 . (13) Ex 20,9 . (14) Ex 20,11 . (15) Ex 22,29 . (16) Ex 23,12 . (17) Ex 23,15 . (18) Ex 24,16 . (19) Ex 29,30 . (20) Ex 29,35 . (21) Ex 29,37 . (22) Ex 31,15 . (23) Ex 31,17 . (24) Ex 34,18 . (25) Ex 34,21 . (26) Ex 35,2 . Lv (31) : (1) Lv 8,33 . (2) Lv 8,35 . (3) Lv 12,2 . (4) Lv 12,4 . (5) Lv 12,5 . (6) Lv 13,4 . (7) Lv 13,5 . (8) Lv 13,21 . (9) Lv 13,26 . (10) Lv 13,31 . (11) Lv 13,33 . (12) Lv 13,50 . (13) Lv 13,54 . (14) Lv 14,8 . (15) Lv 14,38 . (16) Lv 15,13 . (17) Lv 15,19 . (18) Lv 15,24 . (19) Lv 15,25 . (20) Lv 15,28 . (21) Lv 22,27 . (22) Lv 23,3 . (23) Lv 23,6 . (24) Lv 23,8 . (25) Lv 23,34 . (26) Lv 23,36 . (27) Lv 23,39 . (28) Lv 23,40 . (29) Lv 23,41 . (30) Lv 23,42 . (31) Lv 25,29 .
- Ned. : dag . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . D. : Tag . E. : day . F. : jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Grieks : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. : dies . Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) .

26. אֱלֹהֵינוּ = ´êlohe(j)nû (onze God) < stat. constr. + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. mv . van het zelfst. naamw. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (164) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (82) . Ex (7) : (1) Ex 3,18 . (2) Ex 5,3 . (3) Ex 8,6 . (4) Ex 8,22 . (5) Ex 8,23 . (6) Ex 10,25 . (7) Ex 10,26 . Dt (22) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 1,19 . (3) Dt 1,20 . (4) Dt 1,25 . (5) Dt 1,41 . (6) Dt 2,29 . (7) Dt 2,33 . (8) Dt 2,36 . (9) Dt 2,37 . (10) Dt 3,3 . (11) Dt 4,7 . (12) Dt 5,2 . (13) Dt 5,24 . (14) Dt 5,25 . (15) Dt 5,27 (2X) . (16) Dt 6,4 . (17) Dt 6,20 . (18) Dt 6,24 . (19) Dt 6,25 . (20) Dt 29,14 . (21) Dt 29,14 . (22) Dt 29,17 .

Ex 3,19 - Ex 3,19 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19egô de oida oti ou proèsetai umas faraô basileus aiguptou poreuthènai ean mè meta cheiros krataias  19 sed ego scio quod non dimittet vos rex Aegypti ut eatis nisi per manum validam     19 Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand. [19] Ik weet dat de koning van Egypte u niet zal laten vertrekken als geen sterke hand hem dwingt. [19] Ik weet dat de koning jullie dat niet zal toestaan, tenzij hij daartoe met harde hand wordt gedwongen.   19 maar ik weet dat hij u niet zal vrijgeven, de koning van Egypte, om te gáán; ook niet door een sterke hand;  19. Je sais bien que le roi d'Égypte ne vous laissera aller que s'il y est contraint par une main forte. 

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 19 Aber ich weiß, daß euch der König von Ägypten nicht wird ziehen lassen, er werde denn gezwungen durch eine starke Hand.

Tekstuitleg van Ex 3,19 .

Ex 3,20 - Ex 3,20 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai ekteinas tèn cheira pataxô tous aiguptious en pasi tois thaumasiois mou ois poièsô en autois kai meta tauta exapostelei umas  20 extendam enim manum meam et percutiam Aegyptum in cunctis mirabilibus meis quae facturus sum in medio eorum post haec dimittet vos    20 Want Ik zal Mijn hand uitstrekken, en Egypte slaan met al Mijn wonderen, die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden laten vertrekken. [20] Daarom zal Ik mijn hand opheffen en Egypte treffen met allerlei wonderen die Ik er zal verrichten. Dan zal hij u wel laten gaan.  [20] Daarom zal ik met krachtige hand ingrijpen en Egypte straffen, ik zal er wonderbaarlijke daden verrichten, en dan zal hij jullie laten gaan. 20 maar ik zal mijn hand uitzenden en Egypte slaan met al mijn wonderen die ik in zijn binnenste ga doen: daarna pas zal het u heenzenden  20. Aussi j'étendrai la main et je frapperai l'Égypte par les merveilles de toute sorte que j'accomplirai au milieu d'elle ; après quoi, il vous laissera partir.  

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 20 Daher werde ich meine Hand ausstrecken und Ägypten schlagen mit all den Wundern, die ich darin tun werde. Danach wird er euch ziehen lassen.

Tekstuitleg van Ex 3,20 .

Ex 3,21 - Ex 3,21 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai dôsô charin tô laô toutô enantion tôn aiguptiôn otan de apotrechète ouk apeleusesthe kenoi  21 daboque gratiam populo huic coram Aegyptiis et cum egrediemini non exibitis vacui    21 En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan.   [21] En Ik zal de Egyptenaren gunstig stemmen tegenover dit volk, zodat, als u dan weggaat, u niet met lege handen gaat.  [21] Ik zal ervoor zorgen dat de Egyptenaren jullie goedgezind zijn: mijn volk zal niet met lege handen vertrekken.   21 en geef ik deze gemeente genade in de ogen van Egypte,– geschieden zal het dat ge gáát; gaat niet heen zonder iets!–  21. « Je ferai gagner à ce peuple la faveur des Égyptiens, et quand vous partirez, vous ne partirez pas les mains vides. 

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 21 Auch will ich diesem Volk Gunst verschaffen bei den Ägyptern, daß, wenn ihr auszieht, ihr dnicht leer auszieht,

Tekstuitleg van Ex 3,21 .

Ex 3,22 - Ex 3,22 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22aitèsei gunè para geitonos kai suskènou autès skeuè argura kai chrusa kai imatismon kai epithèsete epi tous uious umôn kai epi tas thugateras umôn kai skuleusete tous aiguptious 22 sed postulabit mulier a vicina sua et ab hospita vasa argentea et aurea ac vestes ponetisque eas super filios et filias vestras et spoliabitis Aegyptum     22 Maar elke vrouw zal van haar naburin, en van de waardin haars huizes, eisen zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen; die zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en gij zult Egypte beroven.  [22] Laten alle vrouwen aan hun buren en huisgenoten vragen om gouden en zilveren sieraden en om kleding. Die moet u uw zonen en dochters aandoen, en er Egypte van beroven.’  [22] Alle vrouwen moeten aan hun buurvrouw en aan de vrouwen die bij hen in huis wonen, zilveren en gouden sieraden en ook kleren vragen. Die moeten jullie je zonen en dochters laten dragen. Zo zullen jullie de Egyptenaren beroven.’  22 vragen zal een vrouw van haar medebewoonster en van de zwerfster–te–gast in haar huis voorwerpen van zilver, voorwerpen van goud, en kleren; leggen zult ge die over uw zonen en over uw dochters: plunderen zult ge Egypte!   22. La femme demandera à sa voisine et à celle qui séjourne dans sa maison des objets d'argent, des objets d'or et des vêtements. Vous les ferez porter à vos fils et à vos filles et vous en dépouillerez les Égyptiens.  

King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 22 sondern jede Frau soll sich von ihrer Nachbarin und Hausgenossin silbernes und goldenes Geschmeide und Kleider geben lassen. Die sollt ihr euren Söhnen und Töchtern anlegen und von den Ägyptern als Beute nehmen.

Tekstuitleg van Ex 3,22 .