- WEBSITEWEGWIJZER - EXODUS 3 - Ex 3 -
- bijbeloverzicht
-- taalgebruik
-- Ex (Exodus)
-- Ex 3 -
-
Ex 3,1-22
-- Ex
3,1-8a.13-15 --
- Ex 2,23-4,17: Roeping van Mozes -
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
Ex 3,1-22 : Roeping van Mozes - bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 -
Lezing op de 3de
(derde) zondag in de veertigdagentijd C : Ex 3,1-8a.13-15
(Verwijzing : Ex
3,1-8a.13-15) :
In die tijd hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro, de priester van
Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg
van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat
opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichter
laaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: Ik ga er op af om dat vreemde
verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?
De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God
hem toe: Mozes. Hier ben ik, antwoordde hij. Toen sprak de Heer: Kom niet dichterbij,
doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond. En hij
vervolgde: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk
en de God van Jakob. Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar
God op te zien. De Heer sprak: Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien,
de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, ik ken zijn lijden. Ik
daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte. Maar Mozes sprak
opnieuw tot God. Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van
uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan
antwoorden? Toen sprak God tot Mozes: Ik ben die is. En ook: Dit moet gij de
Israëlieten zeggen: Hij die is, zendt mij tot u. Bovendien zei God tot
Mozes: Dit moet ge de Israëlieten zeggen: De Heer de God van uw vaderen,
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, zendt mij tot
u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men mij aanspreken, alle geslachten
door.
Ex 3,1 - Ex 3,1 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . Now Moses kept the flock of Jethro his father in law, the
priest of Midian: and he led the flock to the backside of the desert, and came
to the mountain of God, even to Horeb.
Luther-Bibel (1984) . Mose aber hütete die Schafe Jitros, seines Schwiegervaters,
des Priesters in Midian, und trieb die Schafe über die Steppe hinaus und
kam an den Berg Gottes, den Horeb.
Tekstuitleg van Ex 3,1 . Dit vers Ex 3,1 telt 19 woorden en 69 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Ex 3,1 is 4089 (2 X 29 X 47) .
Ex
3,1.1. וּמֹשֶׁה = ûmosjèh (en Mozes) , zie מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik
in Tenach : Mosjèh
(Mozes) . De getalswaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde
543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenach (675) . Pentateuch (569)
. Ex (248) = (2³ X 31) . Bijbel (16) . In één vers in Ex
3 : Ex
3,1 . Mozes staat aan het begin van Ex
3 , Ex 19 en Ex 24 .
- מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . In zeven verzen in Ex
3 : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 .
- Grieks : μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik
in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex 3,1.2. hâjâh ro`èh (hij was weidend) . In twee verzen in de bijbel : (1) Gn 37,2 (Jozef) . (2) Ex 3,1 (Mozes) .
Ex 3,1.3. act. qal part. nom. mann. enk. רֹעֶה = ro`èh (weidend) van het werkw. רָעָה = râ`âh (herderen, weiden OF het kwade, slechtheid) . Taalgebruik in Tenakh : râ`âh . Getalswaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 , he = 5 ; totaal : 41 OF 275 (11 X 25) . Structuur : 2 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 .
Ex 3,1.4. צֹאן = tso´n (kudde) . Taalgebruik in Tenakh : tso´n (kudde) . Getalswaarde : tsade = 18 of 90 , nun = 14 of 50 ; totaal : 32 OF 140 . Structuur : 9 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (70) . Gn (17) .
Ex
3,1.4. - 5. ´èth tso´n (de kudde) . In acht verzen in de bijbel
:
(1) Gn 29,10
(Jakob gaf de kudde van Laban te drinken , die door Rachel werd gehoed) .
(2) Gn 30,36
(Jakob hoedde de kudde van Laban) .
(3) Gn 37,12
(de broers van Jozef gingen de kudde van hun vader Jakob weiden) .
(4) Ex 3,1
(Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jethro) .
(5) 1 S 17,15 . (6) Jr
23,1 . (7) Zach
11,4 . (8) Zach
11,7 .
Ex
3,1.3. - 5. רֹעֶה אֶת צֹאן = ro`èh ´èth tso´n (weidend de kudde) . Bijbel (2) : (1) Gn
30,36 (Jakob bij Laban) . (2) Ex
3,1 (Mozes) .
- רֹעֶה צֹאן = ro`èh tso´n (weidend een kudde) . Bijbel (3)
: (1) Gn 4,2 . (2) Gn 46,34 . (3) Gn 47,3 .
6. jithërô (Jetro) . Taalgebruik in Tenakh : jithërô (Jetro) . Getalwaarde : jod = 10 , thaw = 22 of 400 , resj = 20 of 200 , waw = 6 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 616 (2³ X 7 X 11) . Structuur : 1 - 4 - 2 - 6 . Tenakh (10) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 4,18 . (3) Ex 18,1 . (4) Ex 18,2 . (5) E18,5 . (6) Ex 18,6 . (7) Ex 18,9 . (8) Ex 18,10 . (9) Ex 18,12 . (10) Job 30,11 (< jèthèr + suffix ô ; geen persoonsnaam) .
7. chothënô (zijn schoonvader) . In negen verzen in de bijbel .
- chothen (schoonvader) . Verwijzing : - chothen
(schoonvader) , zie Ex
3,1 . chothen (schoonvader) .
8.9. kohen Midëjân (priester van Midjan) .
- Midëjân (Midjan) . Verwijzing
: Midëjân
(Midjan) , zie Ex
3,1 . In tweeënvijftig verzen in de bijbel . (1) Gn
25,2 (een persoonsnaam , de zoon van Abraham en Ketoura) . (2) Gn
25,4 . (3) Gn 36,35 . (4) Ex
2,15 . (5) Ex
2,16 . (6) Ex
3,1 . (7) Ex
18,1 .
Ex 3,1.15. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. wajjâbho´ (en hij ging) van het werkw. bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenach : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord ´ab (vader) . Tenach (289) . Pentateuch (72) . Ex (16) . (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,6 . (3) Ex 7,10 . (4) Ex 7,23 . (5) Ex 8,20 . (6) Ex 10,3 . (7) Ex 14,20 . (8) Ex 17,8 . (9) Ex 18,5 . (10) Ex 18,12 . (11) Ex 19,7 . (12) Ex 24,3 . (13) Ex 24,18 . (14) Ex 37,5 . (15) Ex 38,7 . (16) Ex 40,21 . In 10 verzen is Mozes het onderwerp . Andere : (1) Ex 7,23 (Farao) . (2) Ex 8,20 (steekvliegen) . (3) Ex 14,20 (de wolk) . (4) Ex 17,8 (Amalek) . In Ex 3,1 is Mozes onderwerp .
Ex 3,1.16. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Taalgebruik in Tenach : ´èl . Tenach (3626) . Pentateuch (1096) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .
Ex 3,1.17. har (berg) . Taalgebruik in Tenach : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in N.T. : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Een vorm van oros (berg) in de LXX (680) , in het N.T. (62) . Tenach (114) . Pentateuch (31) . In negen verzen in Ex (Exodus) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 18,5 . (3) Ex 19,11 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 19,23 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,16 . (8) Ex 34,2 . (9) Ex 34,4 .
Ex 3,1.16. - 17. ´èl har (naar de berg van) . Tenach (20) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (1 9) Ez 40,2 . (20) Mi 4,2 .
Ex 3,1.15. - 17. wajjâbho´ ´èl har (en hij ging naar de berg) . Tenakh (1) Ex 3,1 . Wel Ex 24,13 : wajja`al Mosjèh ... (en Mozes klom op) ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) . Ex 3,1 speelt zich af aan de voet van de berg . In Ex 24,13 klimt Mozes de berg op . In Ex 3 openbaart JHWH zich aan Mozes , in Ex 19-24 sluit JHWH een verbond met zijn volk . De twee stenen tafelen met de 10 woordenb erop zijn de 'oorkonden' van het contract .
Ex 3,1.18. hâ´èlohîm (God) . lidwoord + godsaanduidng ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenach : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenach (336) . Pentateuch (54) . Ex (26) . Ex 3 (5) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,6 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,12 . (5) Ex 3,13 .
Ex 3,1.16. - 18. ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 24,13 . ´èl har JHWH (naar de berg van JHWH) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Js 2,3 . (2) Mi 4,2 . De berg Horeb wordt de berg van God genoemd ; het is de berg van de opnbaring van JHWH en van het verbond van JHWH met zijn volk . De berg Sion wordt de berg van JHWH genoemd ; het is de berg van de aanwezigheid van JHWH . In het allerheiligste bevind zich de ark met de twee stenen tafelen .
Ex 3,1 (Mozes) . | wajjâbho´ (en hij ging) | ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) chorebhâh (naar de Horeb) |
Ex 24,13 (Mozes en Jozua) . | wajja`al Mosjèh ... (en Mozes klom op) | ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) |
Ex 3,1.19. ch-r-bh (o.a. Horeb) . Taalgebruik in Tenakh : ch-r-bh (o.a. Horeb) . Getalwaarde : chet = 8 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 8 - 2 - 2 . In Ex 3,1 : chorebhâh (naar de Horeb) . In Ex 17,6 : bëchorebh (in de Horeb) . Gr. chôrèb (Horeb) . Bijbel (18) . Pentateuch (12) . Ex (3) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 17,6 . (3) Ex 33,6 (chôrebh) .
Ex 3,2 - Ex 3,2 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And the angel of the LORD appeared unto him in a flame of
fire out of the midst of a bush: and he looked, and, behold, the bush burned
with fire, and the bush was not consumed.
Luther-Bibel (1984) . 2 Und der Engel des HERRN erschien ihm in einer feurigen
Flamme aus dem bDornbusch. Und er sah, daß der Busch im Feuer brannte
und doch nicht verzehrt wurde.
Tekstuitleg van Ex 3,2 . Dit vers Ex 3,2 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 61 letters . De getalwaarde van Ex 3,2 is 2974 (2 X 1487) .
1. - 3. wajjerâ´ JHWH (en JHWH verscheen) . Tenach (5) : (1) Gn
12,7 (bij de eerste halte van Abram in het land Kanaän) . (2) Gn
17,1 (bij de verbondssluiting met Abraham) . (3) Dt
31,15 (bij de aanstelling van Jozua) . (4) 1
K 9,2 (aan Salomo) . (5) 2
Kr 7,12 (aan Salomo) .
- wajjerâ´ ´elâjw JHWH (en JHWH verscheen aan hem) .
Tenach (3) : (1) Gn
18,1 (JHWH aan Abraham) . (2) Gn
26,2 (JHWH aan Isaak) . (3) Gn
26,24 (JHWH aan Isaak) .
- wajjerâ´ khëbhôd JHWH (en de heerlijkheid van JHWH
verscheen) . Tenach (4) : (1) Lv
9,23 . (2) Nu
16,19 . (3) Nu
17,7 . (4) Nu
20,6 .
- wajjerâ´ malë´akh JHWH (en de engel van JHWH verscheen)
. Tenach (2) : (1) Ex
3,2 (aan Mozes in de doornstruik) . (2) Re
13,3 (aan de moeder van Simson) .
- wajjerâ´ ´èlohîm (en God verscheen) . Enkel
in Gn 35,9
(aan Jakob) .
- wajjerâ´ (en Hij verscheen aan Abraham... ) . Tenach (1) : Ex
6,3 (aan Mozes) .
Volgens deze gegevens zou JHWH driemaal aan Abram / Abraham verschenen zijn
: (1) Gn 12,7
. (2) Gn 17,1
. (3) Gn 18,1
.
Tweemaal wordt uitdrukkelijk vermeld dat JHWH verscheen aan Abram (wajjerâ´
JHWH ´èl ´abhërâm : (1) Gn
12,7 . (2) Gn
17,1) . In Gn
18,1 wordt de naam van Abraham niet vermeld . Het kan betekenen dat het
vers in het verlengde ligt van het vorige hoofdstuk waar de belofte van Isaak
werd aangekondigd . Dit is een belangrijk verschijnen van JHWH , want in Gn
18 wordt de geboorte van Isaak aangekondigd .
6. אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik
in Tenakh : ´esj
(vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (144) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (53) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (30) . Gn (1) : Gn 15,17 . Ex (8) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 9,23 . (3) Ex 12,8 . (4) Ex 12,9 . (5) Ex
13,21 . (6) Ex 14,24 . (7) Ex 22,5 . (8) Ex 35,3 .
- בָּאֵשׁ / בְּאֵשׁ = bë´esj / bâ´esj (in - het - vuur) < bë + (bepaald. lidw. ha) + אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik
in Tenakh : ´esj
(vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine
Profeten (7) . Geschriften (16) . Niet in Gn . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex
19,18 . (4) Ex
29,14 . (5) Ex
29,34 . (6) Ex
32,20 . (7) Ex
32,24 .
8. hassënè (de doornstruik,
braambos) . Lidwoord ha- en zelfstandig naamwoord sënèh . In
drie verzen in de bijbel : (1) Ex
3,2 . (2) Ex
3,3 . (3) Ex
3,4
- sënèh . Verwijzing : sënè
(doornstruik, braambos) , zie Ex
3,2 . Zonder lidwoord . In drie verzen in de bijbel : (1) Dt
33,16 . (2) Jos 15,49 (als plaatsnaam) . (3) 1 S 14,4 (eveneens een plaatsnaam)
.
13. אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik
in Tenakh : ´esj
(vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (144) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (53) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (30) . Gn (1) : Gn 15,17 . Ex (8) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 9,23 . (3) Ex 12,8 . (4) Ex 12,9 . (5) Ex
13,21 . (6) Ex 14,24 . (7) Ex 22,5 . (8) Ex 35,3 .
- בָּאֵשׁ / בְּאֵשׁ = bë´esj / bâ´esj (in - het - vuur) < bë + (bepaald. lidw. ha) + אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik
in Tenakh : ´esj
(vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine
Profeten (7) . Geschriften (16) . Niet in Gn . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex
19,18 . (4) Ex
29,14 . (5) Ex
29,34 . (6) Ex
32,20 . (7) Ex
32,24 .
Ex 3,3 - Ex 3,3 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And Moses said, I will now turn aside, and see this great
sight, why the bush is not burnt.
Luther-Bibel (1984) . 3 Da sprach er: Ich will hingehen und die wundersame Erscheinung
besehen, warum der Busch nicht verbrennt.
Tekstuitleg van Ex 3,3 . Dit vers Ex 3,3 telt 13 woorden en 47 letters . De getalwaarde van Ex 3,3 is 2396 (2 X 2 X 599) .
Ex 3,3.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
Ex
3,3.2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex 3,3.1. - 2. וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajjo´mèr Mosjèh (en Mozes zei ) . Bijbel (56) . Ex (32) . Ex 3 (3) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
Ex 3,4 - Ex 3,4 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And when the LORD saw that he turned aside to see, God called
unto him out of the midst of the bush, and said, Moses, Moses. And he said,
Here am I.
Luther-Bibel (1984) . 4 Als aber der HERR sah, daß er hinging, um zu sehen,
rief Gott ihn aus dem Busch und sprach: Mose, Mose! Er antwortete: Hier bin
ich.
Tekstuitleg van Ex 3,4 . Dit vers Ex 3,4 telt 15 (3 X 5) woorden en 59 letters . De getalwaarde van Ex 3,4 is 3525 (3 X 5 X 5 X 47) . Het vers bestaat uit zes zinnen . De eerste zin telt 5 woorden en 17 letters . De tweede zin telt 5 woorden en 22 letters . De derde zin telt 1 woord en 5 letters . De vierde zin telt 2 woorden en 6 letters . De vijfde zin telt 1 woord en 5 letters . De zesde zin telt 1 woord en 4 letters . De eerste zin bestaat uit een hoofdzin en een voorwerpszin . De hoofdzin telt 2 woorden en 8 letters ; verhouding : 1 - 4 . De voorwerpszin telt 3 woorden en 9 letters ; verhouding : 1 - 3 .
1. w-j-r` . (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´ (en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Taalgebruik in Genesis : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 (2 X 13) of 206 (2 X 103) . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (162) . Pentateuch (85) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (19) . Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,10 . (3) Gn 1,12 . (4) Gn 1,18 . (5) Gn 1,21 . (6) Gn 1,25 . (7) Gn 1,31 .
- Grieks : ὁραω = horaô (zien) . Taalgebruik in het NT : horaô (zien) . Taalgebruik in de Septuaginta : horaô (zien) . Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539) .
- Ned. : zien . Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien) . Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien) . D. : sehen , schauen . E. : to see . Fr. : voir . Gr. : ειδεν = eiden (hij zag) . Taalgebruik in het NT : eiden (hij zag) . Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien) . Hebreeuws : רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Lat. : videre .
- In het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr (licht) nl. de resj en de aleph . Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr (licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend .
12. + 13. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
11. 14. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is God / JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : God / JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 : God / JHWH . (3) Ex 3,5 : God / JHWH . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
Ex 3,5 - Ex 3,5 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 5 Gott sprach: Tritt nicht herzu, zieh deine Schuhe von
deinen Füßen; denn cder Ort, darauf du stehst, ist heiliges Land!
Tekstuitleg van Ex 3,5 .
Ex 3,5.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
Ex 3,5.2. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֵל = ´èl OF ontkenning אַל = ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .
Ex 3,5.3. קָרַב = qârabh (naderen, nabij zijn) . Taalgebruik in Tenakh : qârabh (naderen, nabij zijn) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 .
Ex 3,5.7. מֵעַל = me`al (vanop, weg vanop) < prefix voorzetsel min + עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van) . Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (206) . Pentateuch (60) . Eerdere Profeten (57) . Latere Profeten (51) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (26 ) . Gn (25) . Gn 29 (3) : (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 . (3) Gn 29,10 . Ex (6) : (1) Ex 3,5 . (2) Ex 25,22 . (3) Ex 28,28 . (4) Ex 32,12 . (5) Ex 39,21 . (6) Ex 40,36 . Dt (10) : (1) Dt 4,26 . (2) Dt 6,15 . (3) Dt 9,17 . (4) Dt 11,17 . (5) Dt 13,11 . (6) Dt 25,9 . (7) Dt 28,21 . (8) Dt 28,63 . (9) Dt 29,4 . (10) Dt 29,27 .
Ex 3,5.16. קֹדֶשׁ / קוֹדֶשׁ = qodèsj / qôdèsj (heiligheid, heiligdom) , zie קָדוֹשׁ = qâdôsj (heilig) . Stat. constr. קְדוֹשׁ = qëdôsj . Taalgebruik in Tenakh : qâdôsj (heilig) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , daleth = 4 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 50 OF 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 1 - 4 - 6 - 3 . De som van de elementen is telkens 5 .
Ex 3,6 - Ex 3,6 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 6 Und er sprach weiter: dIch bin der Gott deines Vaters,
der Gott Abrahams, der Gott Isaaks und der Gott Jakobs. Und Mose verhüllte
sein Angesicht; denn er fürchtete sich, Gott anzuschauen.
Tekstuitleg van Ex 3,6 .
2. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
12. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex 3,7 - Ex 3,7 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And the LORD said, I have surely seen the affliction of
my people which are in Egypt, and have heard their cry by reason of their taskmasters;
for I know their sorrows;
Luther-Bibel (1984) . 7 Und der HERR sprach: Ich habe das Elend meines Volks
in Ägypten gesehen und ihr eGeschrei über ihre Bedränger gehört;
ich habe ihre Leiden erkannt.
Tekstanalyse van Ex 3,7 . Dit vers Ex 3,7 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 71 letters . De getalwaarde van Ex 3,7 is 6124 (2 X 2 X 1531) . De inleiding telt 2 woorden en 9 letters . Het citaat strekt zich uit tot Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 en telt 16 + 25 + 15 + 11 = 67 woorden en 31 +105 + 55 + 43 = 234 letters .
Ex 3,7.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
Ex 3,7.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 . Dt 5 (17) : (1) Dt 5,2 . (2) Dt 5,3 . (3) Dt 5,4 . (4) Dt 5,5 . (5) Dt 5,6 . (6) Dt 5,9 . (7) Dt 5,11 . (8) Dt 5,12 . (9) Dt 5,15 . (10) Dt 5,16 . (11) Dt 5,22 . (12) Dt 5,24 . (13) Dt 5,25 . (14) Dt 5,27 . (15) Dt 5,28 . (16) Dt 5,32 . (17) Dt 5,33 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | ||
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Ex
3,7.1. - 2. De getalwaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Gn (0) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 . Nu (44) . Dt (3) . Andere boeken (4) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex (46) . Niet in Ex
1 en Ex 2 . Slechts éénmaal in Ex
3 nl. Ex
3,7 .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2 Kr 10,14 .
3. . ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 . Ex 24 (7) : (1) Ex 24,1 . (2) Ex 24,2 . (3) Ex 24,12 . (4) Ex 24,13 . (5) Ex 24,15 . (6) Ex 24,16 . (7) Ex 24,18 . Ex 40 (6) : (1) Ex 40,1 . (2) Ex 40,12 . (3) Ex 40,20 . (4) Ex 40,21 . (5) Ex 40,32 . (6) Ex 40,35 . Dt (128) . Dt 17 () : (1) Dt 17,5 . (2) Dt 17,8 . (3) Dt 17,9 . (4) Dt 17,12 . (5) Dt 17,14 . Re (142) . Re 1 (5) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,22 . (5) Re 1,23 . Joz (144) . Joz 1 (6) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 1,2 . (3) Joz 1,3 . (4) Joz 1,7 . (5) Joz 1,9 . (6) Joz 1,17 . Als voorzetsel : in vier verzen in Gn 12 : (1) Gn 12,1 : ´èl ´abhërâm (tot Abram) . (2) Gn 12,7 : ´èl ´abhërâm (tot Abram) . (3) Gn 12,11 : ´èl Shâraj (tot Sarai) . (4) Gn 12,15 : ´èl Parë`oh (tot Farao) . De godsnaam El in be(j)th ´el (Betel) : Gn 12,8 . Jl (9) : (1) Jl 1,1 . (2) Jl 1,14 . (3) Jl 2,13 . (4) Jl 2,20 . (5) Jl 2,21 . (6) Jl 2,22 . (7) Jl 4,2 . (8) Jl 4,8 . (9) Jl 4,12 .
- Zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker : qil-vorm . De stamklinker i met klemtoon is e geworden (Lettinga(6) 13m) , ´il bin werd ´el .
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl . (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417) . Pentateuch (103) . Ex (14) : (1) Ex 5,9 . (2) Ex 6,3 . (3) Ex 6,13 . (4) Ex 7,8 . (5) Ex 9,8 . (6) Ex 12,1 . (7) Ex 12,22 . (8) Ex 20,19 . (9) Ex 24,1 . (10) Ex 24,11 . (11) Ex 24,14 . (12) Ex 25,21 . (13) Ex 30,31 . (14) Ex 36,2 . wë´èl (en tot) komt in Ex 24 bij het begin van een vers driemaal voor : (1) Ex 24,1 (Mozes) . (2) Ex 24,11 (voorname Israëlieten) . (3) Ex 24,14 (de oudsten) .
4.
מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalswaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 24 ( 12 verzen, 14X) : (1) . Ex
24,1 . (2) Ex
24,2 . (3) Ex
24,3 . (4) Ex
24,4 . (5) Ex
24,6 .(6) Ex
24,8 . (7) Ex
24,9 . (8) Ex
24,12 . (9) Ex
24,13 (tweemaal) . (10) Ex
24,15 . (11) Ex
24,16 . (12) Ex
24,18 (tweemaal) . In Ex
24 is מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) elfmaal onderwerp , telkens na het vervoegd
werkwoord ; negenmaal bij het begin van een vers . In Ex
24 staat מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) als tweede woord van het vers na het voorzetsel
אֶל = ´èl (tot) . Bijgevolg staat מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) tienmaal op de
tweede plaats in een vers . In Ex
24,5 , Ex
24,7 staat het vervoegd werkwoord aan het begin van het vers en is het onderwerp
מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) niet uitdrukkelijk vermeld . In Ex 24,2-9 , in Ex
24,13 , Ex
24,15 en Ex
24,18 is Mozes onderwerp van de zin . Driemaal richt JHWH zich tot Mozes
: אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh = tot Mozes (1) Ex
24,1 . (2) Ex
24,12 . (3) Ex
24,16 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex 3,7.3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) .
Ex
3,7.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei
tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex
4 (3) : (1) Ex
4,4 . (2) Ex
4,19 . (3) Ex
4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex
16 (2) : (1) Ex
16,4 . (2) Ex
16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex
24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex
32 (2) : : (1) Ex
32,9 .(2) Ex
32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu
3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu
11,16 . (5) Nu
11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu
14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu
17,25 . (11) Nu
20,12 . (12) Nu
20,23 . (13) Nu
21,8 . (14) Nu
21,34 . (15) Nu
25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu
27,6 . (18) Nu
27,12 . (19) Nu
27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh
(91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex
6,10 . (2) Ex
6,13 . (3) Ex
6,29 . (4) Ex
13,1 . (5) Ex
14,1 . (6) Ex
16,11 . (7) Ex
25,1 . (8) Ex
30,11 . (9) Ex
30,17 . (10) Ex
30,22 . (11) Ex
31,1 . (12) Ex
32,7 . (13) Ex
33,1 . (14) Ex
40,1 . Dt (1) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex
3,14 . In Ex
3,15 met toevoeging `ôd (nog)
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm
´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
- wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei ) . In zesenvijftig verzen
in de bijbel . In tweeëndertig verzen in Ex
. In drie verzen in Ex
3 : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
--- wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm
(en Mozes zei tot God) : (1) Ex
3,11 . (2) Ex
3,13 .
Ex
3,7.4. act. qal perf. 1ste pers. enk. רָאִיתִי = râ´îthî (ik zag, ik heb gezien) van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien) . Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 of 206 . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (86) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (15) . Latere Profeten (22) . 12 Kleine
Profeten (8) . Geschriften (31) . Pentateuch (10) : (1) Gn 7,1 . (2) Gn 16,13 . (3) Gn
31,12 . (4) Gn
32,31 . (5) Gn 33,10 . (6) Gn 41,19 . (7) Ex 3,7 . (8) Ex 3,9 . (9) Ex 32,9 . (10) Dt 9,13
- LXX . act. ind. aor. 1ste pers. en 3de pers. mv. ειδον = eidon (ik zag / zij zagen) . Taalgebruik in het NT : eiden
(hij zag) . Aoristvorm van horaô (zien) . Taalgebruik in de LXX
: eiden
(hij zag)
zien | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. aor. 3de pers. mv. eidon | 274 | 198 | 76 | 3 | 7 | 5 | 6 | 6 | 4 | 45 | 15 | 21 |
Ex 3,7.6. zelfst. naamw. עֲנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking , nederigheid) . Zie : עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik in Tenakh : `ânî (arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur : 7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (5) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 . (4) Ps 107,10 . (5) Kl 3,1 .
Ex 3,7.5. - 6. acc. + zelfst. naamw. אֶת עֳנִי = ´èth `ânî (ellende) . Tenakh (3) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 .
Ex 3,7.4. - 6. רָאִיתִי אֶת עֳנִי עַמִּי = râ´îthî ´èth `änî `ammî (ik zag de ellende van mijn volk) : slechts in één vers in de bijbel nl. Ex 3,7 . In Ex 32,9 en Ex 9,13 lezen we = râ´îthî ´èth hâ`âm hazzèh (ik zag dit volk) . JHWH zei tot Mozes om van de berg af te dalen , want het volk had zich van JHWH afgekeerd door een stierenkalf te aanbidden .
11. tsa`äqâthâm (hun geschreeuw) . Zelfstandig naamwoord status
constructus vrouwelijk enkelvoud en suffix persoonlijk voornaamwoord derde persoon
mannelijk meervoud . In twee verzen in de bijbel : (1) Gn
19,13 (Sodom) . (2) Ex
3,7 . tsë`âqâh (geroep, geschreeuw, geklaag) . In elf verzen
in de bijbel : (1) Gn
27,34 . (2) Ex 11,6 . (3) Ex
. (4) Dt 22,24 .
- tsâ`âq (roepen,
schreeuwen, klagen) . Verwijzing : tsâ`âq
(roepen, schreeuwen, klagen) , zie Ex
3,7 .
- jizë`âq (hij kloeg) .
- wajjizë`äqû (en zij weeklaagden) . In vijftien verzen in
de bijbel : (1) Ex
2,23 .
- wajjazë`eq (en hij weekloeg) . In dertien verzen in de bijbel .
Ex 3,8 - Ex 3,8 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And I am come down to deliver them out of the hand of the
Egyptians, and to bring them up out of that land unto a good land and a large,
unto a land flowing with milk and honey; unto the place of the Canaanites, and
the Hittites, and the Amorites, and the Perizzites, and the Hivites, and the
Jebusites.
8 Und ich bin herniedergefahren, daß ich sie errette aus der Ägypter
Hand und sie herausführe aus diesem Lande in ein gutes und weites Land,
in ein Land, darin Milch und Honig fließt, in das Gebiet der Kanaaniter,
Hetiter, Amoriter, Perisiter, Hiwiter und Jebusiter.
Tekstuitleg van Ex 3,8 . Dit vers Ex 3,8 telt 25 (5 X 5) woorden en 105 (3 X 5 X 7) letters . De getalwaarde van Ex 3,8 is 4969 (priemgetal) . Het citaat strekt zich uit tot Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 en telt 16 + 25 + 15 + 11 = 67 (priemgetal) woorden en 31 +105 + 55 + 43 = 234 (2 X 3² X 13 OF 9 X 26) letters .
Ex
3,8,1. prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 1ste pers. enk. וָאֵרֵד = wâ´ered (en ik daalde af) van het werkw. יָרַד = jârad (afdalen, afstijgen, vallen) . Taalgebruik in Tenakh
: järad
(afdalen, afstijgen, vallen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200
, daleth = 4 ; totaal : 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107) . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (4) : (1) Ex 3,8 . (2) Dt 9,15 . (3) Dt 10,5 . (4) Jr 18,3 .
- act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֵרֵד = ´ered ( ik daalde af) van het werkw. יָרַד = jârad (afdalen, afstijgen, vallen) . Taalgebruik in Tenakh
: järad
(afdalen, afstijgen, vallen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200
, daleth = 4 ; totaal : 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107) . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (3) : (1) Gn 37,35 . (2) Gn 46,4 . (3) 1 S 26,6 .
- Grieks . act. ind. aor. 1ste pers. enk. κατεβην = katebèn van het werkw. καταβαινω = katabainô
(naar beneden dalen , afdalen) . Taalgebruik in de Septuaginta : katabainô
(neerdalen, afdalen) . Taalgebruik in het NT : katabainô
(neerdalen, afdalen) . Bijbel (7) : (1) Ex 3,8 . (2) Dt 9,15 . (3) Dt 10,5 . (4) Jr 18,3 . (5) Jon 2,7 . (6) Hl 6,11 . (7) Hnd 7,34 . Een vorm van καταβαινω = katabainô in de LXX (349) , in het NT (81) , in Lc (13)
: (1) Lc
2,51 . (2) Lc
3,22 . (3) Lc
6,17 . (4) Lc
8,23 . (5) Lc
9,54 . (6) Lc
10,15 . (7) Lc
10,30 . (8) Lc
10,31 . (9) Lc
17,31 . (10) Lc
18,14 . (11) Lc
19,5 . (12) Lc
19,6 . (13) Lc
22,44 , in Joh (17) .
-
Lat. descendere . Fr. descendre . E. to descend . Ned. neerdalen , afdalen .
D. herabkommen . Jrd (Jared) is ook een persoonsnaam .
6. - 7. מִן הָאָרֶץ = min hâ´ârèts (uit het land) . Tenakh (35) . Pentateuch (11) . Gn (5) . Ex (4) . Lv (1) . Nu (1) . Dt (0) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (6) . Gn (5) : (1) Gn 2,6 . (2) Gn 7,23 . (3) Gn 10,11 . (4) Gn 31,13 . (5) Gn 50,24 . (6) Ex 1,10 . (7) Ex 3,8 . (8) Ex 9,15 . (9) Ex 12,33 .
8. hahû´ (dit, dat) < bepaald lidw. + hû´ (hij, d.i.) . Taalgebruik in Tenakh : hû´(hij, d.i.) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , aleph = 1 ; totaal : 12 (2² X 3) . Structuur : 5 . 6 . 1 . Tenakh (358) . Pentateuch (113) . Eerdere Profeten (91) . Latere Profeten (81) . 12 Kleine Profeten (42) . Geschriften (31) . Ex (12) : (1) Ex 1,6 . (2) Ex 3,8 . (3) Ex 5,6 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,13 . (6) Ex 12,15 . (7) Ex 12,19 . (8) Ex 13,8 . (9) Ex 14,30 . (10) Ex 31,14 . (11) Ex 32,28 . (12) Ex 34,3 .
9. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .
13. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .
18. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .
Ex 3,9 - Ex 3,9 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 9 Weil denn nun das Geschrei der Israeliten vor mich gekommen
ist und ich dazu ihre Not gesehen habe, wie die Ägypter sie bedrängen,
Tekstuitleg van Ex 3,9 . Dit vers Ex 3,9 telt 15 (3 X 5) woorden en 55 (5 X 11) letters . De getalwaarde van Ex 3,9 is 4557 (3 X 7 X 7 X 31) .
Ex 3,10 - Ex 3,10 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel . 10 so geh nun hin, fich will dich zum Pharao senden, damit du
mein Volk, die Israeliten, aus Ägypten führst.
Tekstuitleg van Ex 3,10 . Dit vers Ex 3,10 telt 11 woorden en 43 letters . De getalwaarde van Ex 3,10 is 2939 (priemgetal) .
Ex 3,10.6. וְהוֹצֵא = wëhôtse´ (en leid uit) < prefix verbindingswoord wë + act. imperat. perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. יָצַא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 101 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1) : Ex 3,10 .
Ex 3,11 - Ex 3,11 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And Moses said unto God, Who am I, that I should go unto
Pharaoh, and that I should bring forth the children of Israel out of Egypt?
Luther-Bibel (1984) . 11 Mose sprach zu Gott: Wer bin ich, daß ich zum
Pharao gehe und führe die Israeliten aus Ägypten?
Tekstuitleg van Ex 3,11 . Dit vers Ex 3,11 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 57 (3 X 19) letters . De getalwaarde van Ex 3,11 is 2890 (2 X 5 X 17 X 17) . De inleidng bestaat uit 4 woorden en 16 letters ; verhouding : 1 - 4 . Het citaat bestaat uit 12 woorden en 38 letters .
1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 .(4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
1. - 2. וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajjo´mèr Mosjèh (en Mozes zei ) . Bijbel (56) . Ex (32) . Ex 3 (3) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
1. - 4. wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) : (1) Ex 3,11 . (2) Ex 3,13 .
6. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .
Ex 3,12 - Ex 3,12 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 12 Er sprach: hIch will mit dir sein. Und das soll dir
das Zeichen sein, daß ich dich gesandt habe: Wenn du mein Volk aus Ägypten
geführt hast, werdet ihr Gott opfern auf diesem Berge.
Tekstuitleg van Ex 3,12 .
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
9. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .
Ex 3,13 - Ex 3,13 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And Moses said unto God, Behold, when I come unto the children
of Israel, and shall say unto them, The God of your fathers hath sent me unto
you; and they shall say to me, What is his name? what shall I say unto them?
Luther-Bibel (1984) . 13 Mose sprach zu Gott: Siehe, wenn ich zu den Israeliten
komme und spreche zu ihnen: Der Gott eurer Väter hat mich zu euch gesandt!
und sie mir sagen werden: Wie ist sein Name?, was soll ich ihnen sagen?
Tekstuitleg van Ex 3,13 . Dit vers Ex 3,13 telt 23 woorden en 86 (2 X 43) letters . De getalwaarde van Ex 3,13 is 4304 (2 X 2 X 2 X 2 X 269) . Het vers bestaat uit zeven zinnen . De inleidng bestaat uit 4 woorden en 16 letters ; verhouding : 1 - 4 . Het citaat telt 19 woorden en 70 letters . Het citaat bestaat uit zes zinnen . De eerste zin telt 6 woorden en 19 letters . De tweede zin telt 2 woorden en 9 letters . De derde zin telt 4 woorden en 21 letters . De vierde zin telt 2 woorden en 7 letters . De vijfde zin telt 2 woorden en 5 letters . De zesde zin telt 3 woorden en 9 letters .
Ex 3,13.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
Ex
3,13.2. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex 3,13.1. - 2. וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajjo´mèr Mosjèh (en Mozes zei ) . Bijbel (56) . Ex (32) . Ex 3 (3) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,13 .
1. - 4. wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) : (1) Ex 3,11 . (2) Ex 3,13 .
6. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .
Ex 3,14 - Ex 3,14 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . And God said unto Moses, I AM THAT I AM: and he said, Thus
shalt thou say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto you.
Luther-Bibel (1984) . 14 Gott sprach zu Mose: Ich werde sein, der ich sein werde.
Und sprach: So sollst du zu den Israeliten sagen: «Ich werde sein»,
der hat mich zu euch gesandt .
Tekstuitleg van Ex 3,14 . Dit vers Ex 3,14 telt 15 ( 3 X 5) woorden en 60 (2 X 2 X 3 X 5) letters ; verhouding : 1 - 4 . De getalwaarde van Ex 3,14 is 3338 (2 X 1669) .
1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 3 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 10 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 3 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
1. - 4. wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Slechts in twee verzen in de bijbel : Ex 3,14 . In Ex 3,15 met toevoeging `ôd (nog) . Verwijzing : Ex 3,7
1.- 2. wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) . In zevenentwintig verzen in de bijbel . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Verwijzing : Ex 3,7
2. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex (31) .Ex 3 (3) : Ex
3 : (1) Ex
3,4 . (2) Ex
3,14 . (3) Ex
3,15 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Dt | Nu | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 29 | 7 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 413 | 287 | 6 | 17 |
- Het pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. , voorafgegaan door het prefix ´èl : אֲלֵיהֶם = ´äle(j)hèm (tot hen) heeft dezelfde medeklinkers (in een andere volgorde) en dezelfde getalwaarde als אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) .
1. - 2. De getalwaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Gn (0) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 . Nu (44) . Dt (3) . Andere boeken (4) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2 Kr 10,14 .
3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . In twee verzen in Ex 3 : (1) Ex 3,14 . (2) Ex 3,15 .
4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
5. - 7. Het goddelijk citaat bestaat uit drie woorden , waarvan het eerste en het laatste woord identiek zijn .
5. 7. ´èhëjèh (ik zal zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , jod = 10 . Totaal : 1 + 5 + 10 + 5 = 21 . In veertig verzen in de bijbel . In vijf verzen in de Pentateuch : (1) Ex 3,12 . (2) Ex 3,14 (driemaal) . (3) Ex 4,12 . (4) Ex 4,15 . (5) Dt 31,23 . Verwijzing : hâjâh (zijn) , zie Ex 24,18 .
6. ´äsjèr (die) . Verwijzing : ´äsjèr (die) , zie Ps 1,1 . In 4012 verzen in de bijbel . In 217 verzen in Ex (Exodus) . In vijf verzen in Ex 3 .
Ex 3,15 - Ex 3,15 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 15 Und Gott sprach weiter zu Mose: So sollst du zu den
Israeliten sagen: Der HERR, der Gott eurer Väter, der Gott Abrahams, der
Gott Isaaks, der Gott Jakobs, hat mich zu euch gesandt. Das ist bmein Name auf
ewig, mit dem man mich anrufen soll von Geschlecht zu Geschlecht.
Tekstuitleg van Ex 3,15 .
Ex 3,15.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) .Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Ex 3 (10) : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (5) Ex 3,7 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,12 . (8) Ex 3,13 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH aan het woord : (1) Ex 3,4 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,7 - of God - (5) Ex 3,12 . (6) Ex 3,14 . (7) Ex 3,15 , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 3,13
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph . Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen . Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf. . Dit is het geval voor ons werkw. . In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph . De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b) . In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c) . De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b) . In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g) . In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr . (Zie ook Jouön , 73) .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere . Fr. : dire . Italiaans : dire . Spaans : decir .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen) . D. : sagen (zeggen) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Lat. : legere .
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar . Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep) . Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem) .
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan .
wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 150 verzen in Ex . In tien verzen in Ex 3 (zie Ex 3,7) : (1) Ex 3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex 3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het woord . (3) Ex 3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex 3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex 3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex 3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (7) Ex 3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex 3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm (en Mozes zei tot God) . (9) Ex 3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . (10) Ex 3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord . Zevenmaal is JHWH - (2) Ex 3,4 . (3) Ex 3,5 . (4) Ex 3,6 . 5) Ex 3,7 - of God - (7) Ex 3,12 . (9) Ex 3,14 . (10) Ex 3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex 3,3 . (2) Ex 3,4 . (4) Ex 3,11 . (5) Ex 3,13 .
Ex
3,15.5. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex
3 (7) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,6 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . (6) Ex
3,14 . (7) Ex
3,15 . In drie verzen is Mozes aan het woord : וַיּאֹמֶר מֹשֶׁה = wajj´omèr Mosjèh
(en Mozes zei) : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex 3,15.4. - 5. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . In twee verzen in Ex 3 : (1) Ex 3,14 . (2) Ex 3,15 .
Ex 3,15.28. - 29. lëdor wâdor (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) . De getalwaarde is : lamed = 12 of 30 , daleth = 4 , resj = 20 of 300 , waw = 6 ; totaal : 12 + 4 + 20 + 6 + 4 + 20 = 66 of 30 + 4 + 300 + 6 + 4 + 300 = 644 . Tenach (12) : (1) Ps 10,6 . (2) Ps 33,11 . (3) Ps 49,12 . (4) Ps 77,9 . (5) Ps 79,13 . (6) Ps 85,6 . (7) Ps 89,2 . (8) Ps 102,13 . (9) Ps 106,31 . (10) Ps 119,90 . (11) Ps 135,13 . (12) Ps 146,10 . lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) . Tenach (2) : (1) Ps 89,5 . (2) Kl 5,19 . lëdor dor (tot geslacht geslacht ; van generatie tot generatie) . Tenach (1) Ex 3,15 . De vertaling van de LXX is meestal eis genean kai genean (tot geslacht en geslacht) : (1) Ps 33,11 . (2) Ps 49,12 . (3) Ps 79,13 . (4) Ps 89,2 . (5) Ps 89,5 . (6) Ps 102,13 . (7) Ps 106,31 . (9) Ps 135,13 . (10) Ps 146,10 . (11) Kl 5,19 ; apo geneas eis geneas (van geslacht tot geslacht) : (1) Ps 10,6 . (2) Ps 77,9 . (3) Ps 85,6 . Niet : (1) Ex 3,15 . lëdor wâdôr (tot geslacht en geslacht ; van generatie tot generatie) staat vaak parallel met lë`ôlâm (voor eeuwig) of variante . LXX : eis ton aiôna . Tenach : (1) Ps 33,11 . (2) Ps 49,12 . (3) Ps 79,13 . (4) Ps 85,6 . (5) Ps 89,2 (`ôlâm) . (5) Ps 89,5 (`ad `ôlâm = tot eeuwig) . (6) Ps 102,13 . (7) Ps 106,31 . (8) Ps 119,90 . (9) Ps 135,13 . (10) Ps 146,10 . (11) Kl 5,19 . Niet in : (1) Ex 3,15 . (1) Ps 10,6 . (4) Ps 77,9 . (8) Ps 119,90 .
Ex 3,16 - Ex 3,16 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) .16 Darum geh hin und versammle die Ältesten von Israel
und sprich zu ihnen: Der HERR, der Gott eurer Väter, ist mir erschienen,
der Gott Abrahams, der Gott Isaaks, der Gott Jakobs, und hat gesagt: Ich habe
mich euer angenommen und gesehen, was euch in Ägypten widerfahren ist,
Tekstuitleg van Ex 3,16 .
6. wë´âmarëthâ (en jij zegt) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (135) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (4) . Ex (8) : (1) Ex 3,16 . (2) Ex 4,22 . (3) Ex 7,9 . (4) Ex 7,16 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,16 . (7) Ex 9,13 . (8) Ex 13,14 .
Ex 3,17 - Ex 3,17 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 17 und habe gesagt: Ich will euch aus dem Elend Ägyptens
führen in das Land der Kanaaniter, Hetiter, Amoriter, Perisiter, Hiwiter
und Jebusiter, in das Land, darin Milch und Honig fließt.
Tekstuitleg van Ex 3,17 .
Ex 3,18 - Ex 3,18 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 18 Und sie werden auf dich hören. Danach sollst du
mit den Ältesten Israels hineingehen zum König von Ägypten und
zu ihm sagen: cDer HERR, der Gott der Hebräer, ist uns erschienen. So laß
uns nun gehen drei Tagereisen weit in die Wüste, daß wir opfern dem
HERRN, unserm Gott.
Tekstuitleg van Ex 3,18 .
1. verbindingswoord wë + werkwoordvorm sjimë`û (hoort, luistert) : act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. OF sjâmë`û : act. qal perf. 3de pers. mann. mv. wësjimë`û OF wësjâmë`û / wasjâmë`û . sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenach : sjâm`â (horen, luisteren) . Taalgebruik in Jesaja : sjâm`â (horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het N.T. (427) , in de LXX (1069) . Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin .Tenach (13) : (1) Gn 49,2 . (2) Ex 3,18 . (3) Nu 14,13 . (4) Joz 3,9 . (5) Js 28,23 . (6) Js 29,18 . (7) Js 48,14 . (8) Jr 26,13 . (9) Ez 33,30 . (10) Ez 33,31 . (11) Ez 33,32 . (12) Ps 141,6 . (13) Est 9,4 .
7. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֵל = ´èl OF ontkenning אַל = ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 3 (11) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 3,5 . (3) Ex 3,6 . (4) Ex 3,8 . (5) Ex 3,10 . (6) Ex 3,11 . (7) Ex 3,13 . (8) Ex 3,14 . (9) Ex 3,15 . (10) Ex 3,17 . (11) Ex 3,18 .
8. מֶלֶך = mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 . 3 . 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Ex (13) : (1) Ex 1,8 . (2) Ex 1,15 . (3) Ex 1,17 . (4) Ex 1,18 . (5) Ex 2,23 . (6) Ex 3,18 . (7) Ex 3,19 . (8) Ex 5,4 . (9) Ex 6,11 . (10) Ex 6,13 . (11) Ex 6,27 . (12) Ex 6,29 . (13) Ex 14,8 .
15.
22. mann. mv. יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . j-m-m . Tenakh (289) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (45) . Latere Profeten (45) . 12 Kleine Profeten (10) . Geschriften (66) . Ex (26) : (1) Ex 3,18 . (2) Ex 5,3 . (3) Ex 7,25 . (4) Ex 8,23 . (5) Ex 10,22 . (6) Ex 10,23 . (7) Ex 12,15 . (8) Ex 12,19 . (9) Ex 13,6 . (10) Ex 15,22 . (11) Ex 16,26 . (12) Ex 19,15 . (13) Ex 20,9 . (14) Ex 20,11 . (15) Ex 22,29 . (16) Ex 23,12 . (17) Ex 23,15 . (18) Ex 24,16 . (19) Ex 29,30 . (20) Ex 29,35 . (21) Ex 29,37 . (22) Ex 31,15 . (23) Ex 31,17 . (24) Ex 34,18 . (25) Ex 34,21 . (26) Ex 35,2 . Lv (31) : (1) Lv 8,33 . (2) Lv 8,35 . (3) Lv 12,2 . (4) Lv 12,4 . (5) Lv 12,5 . (6) Lv 13,4 . (7) Lv 13,5 . (8) Lv 13,21 . (9) Lv 13,26 . (10) Lv 13,31 . (11) Lv 13,33 . (12) Lv 13,50 . (13) Lv 13,54 . (14) Lv 14,8 . (15) Lv 14,38 . (16) Lv 15,13 . (17) Lv 15,19 . (18) Lv 15,24 . (19) Lv 15,25 . (20) Lv 15,28 . (21) Lv 22,27 . (22) Lv 23,3 . (23) Lv 23,6 . (24) Lv 23,8 . (25) Lv 23,34 . (26) Lv 23,36 . (27) Lv 23,39 . (28) Lv 23,40 . (29) Lv 23,41 . (30) Lv 23,42 . (31) Lv 25,29 .
- Ned. : dag . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . D. : Tag . E. : day . F. : jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Grieks : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. : dies . Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) .
26. אֱלֹהֵינוּ = ´êlohe(j)nû (onze God) < stat. constr. + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. mv . van het zelfst. naamw. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (164) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (82) . Ex (7) : (1) Ex 3,18 . (2) Ex 5,3 . (3) Ex 8,6 . (4) Ex 8,22 . (5) Ex 8,23 . (6) Ex 10,25 . (7) Ex 10,26 . Dt (22) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 1,19 . (3) Dt 1,20 . (4) Dt 1,25 . (5) Dt 1,41 . (6) Dt 2,29 . (7) Dt 2,33 . (8) Dt 2,36 . (9) Dt 2,37 . (10) Dt 3,3 . (11) Dt 4,7 . (12) Dt 5,2 . (13) Dt 5,24 . (14) Dt 5,25 . (15) Dt 5,27 (2X) . (16) Dt 6,4 . (17) Dt 6,20 . (18) Dt 6,24 . (19) Dt 6,25 . (20) Dt 29,14 . (21) Dt 29,14 . (22) Dt 29,17 .
Ex 3,19 - Ex 3,19 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 19 Aber ich weiß, daß euch der König
von Ägypten nicht wird ziehen lassen, er werde denn gezwungen durch eine
starke Hand.
Tekstuitleg van Ex 3,19 .
Ex 3,20 - Ex 3,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 20 Daher werde ich meine Hand ausstrecken und Ägypten
schlagen mit all den Wundern, die ich darin tun werde. Danach wird er euch ziehen
lassen.
Tekstuitleg van Ex 3,20 .
Ex 3,21 - Ex 3,21 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 21 Auch will ich diesem Volk Gunst verschaffen bei den
Ägyptern, daß, wenn ihr auszieht, ihr dnicht leer auszieht,
Tekstuitleg van Ex 3,21 .
Ex 3,22 - Ex 3,22 -- bijbeloverzicht -- Ex (Exodus) -- taalgebruik -- Ex 3 -- Ex 3,1-22 -- Ex 3,1 - Ex 3,2 - Ex 3,3 - Ex 3,4 - Ex 3,5 - Ex 3,6 - Ex 3,7 - Ex 3,8 - Ex 3,9 - Ex 3,10 - Ex 3,11 - Ex 3,12 - Ex 3,13 - Ex 3,14 - Ex 3,15 - Ex 3,16 - Ex 3,17 - Ex 3,18 - Ex 3,19 - Ex 3,20 - Ex 3,21 - Ex 3,22 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel (1984) . 22 sondern jede Frau soll sich von ihrer Nachbarin und
Hausgenossin silbernes und goldenes Geschmeide und Kleider geben lassen. Die
sollt ihr euren Söhnen und Töchtern anlegen und von den Ägyptern
als Beute nehmen.
Tekstuitleg van Ex 3,22 .