EXODUS 25 - Ex 25 -- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex
(Exodus) -- Ex 25
-- Ex 25,1 - 27,21 -
- Bibliografie
- Literatuur
- Liturgisch
gebruik - Overzicht
bijbelboeken - Overzicht
van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht
van deze website
Overzicht van Exodus : - Ex
1 - Ex 2
- Ex 3 - Ex
4 - Ex 5
- Ex 6 - Ex
7 - Ex 8
- Ex 9 - Ex
10 - Ex 11
- Ex 12
- Ex 13 - Ex
14 - Ex 15
- Ex 16
- Ex 17 - Ex
18 - Ex 19
- Ex 20
- Ex 21 - Ex
22 - Ex 23
- Ex 24
- Ex 25 - Ex
26 - Ex 27
- Ex 28
- Ex 29 - Ex
30 - Ex 31
- Ex 32
- Ex 33 - Ex
34 - Ex 35
- Ex 36
- Ex 37 - Ex
38 - Ex 39
- Ex 40
-
Overzicht vers per vers : -
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 -
WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE
VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email:
arseen.de.kesel@pandora.be
.
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/
en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ
DE HAND - NIEUW
- OVERZICHT
- TIJDSCHRIFTEN
-
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B
- C - D
- E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y - Z
HOOFDTHEMA'S :
allochtonen , armoede , bahá'í
, bezinningsteksten
, bijbel , bijbel en koran ,
boeddhisme ,
christendom ,
extreemrechts
( Vlaams Blok
) , fundamentalisme
, globalisering en antiglobalisering
, hindoeïsme
, interlevensbeschouwelijke
dialoog , interreligieuze
meditatie , islam , jodendom
, koran
, levensbeschouwing
, levensbeschouwing / godsdienst
en onderwijs , racisme , samenleving ,
sikhisme , spiritualiteit
, tewerkstelling
van allochtonen , vluchtelingen
en asielzoekers , vrijzinnigheid
, witte scholen , multiculturele
scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige
beschouwingen , Het
kleine of grote ongenoegen
|
Woordenschat
Bibliografie
- HENDRIX RALPH E. , A LITERARY STRUCTURAL OVERVIEW OF EXOD 25-40 ,
Andrews University Seminary Studies, Summer 1992, Vol 30, No. 2, 123-138. Copyright
© 1992 by Andrews University Press.
Literatuur
Liturgisch gebruik
Overzicht van de bijbelboeken
- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
- - OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth) ,
1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1 Kronieken)
, 2 Kr (2 Kronieken)
, Ezr (Ezra)
, Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia)
, Jdt (Judith)
, Est (Esther)
, 1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W
(Wijsheid) , Sir
(Sirach) , Js
(Jesaja) , Jr
(Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez
(Ezechiël) , Da
(Daniël) , Hos
(Hosea) , Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) , Nah
(Nahum) , Hab
(Habakuk) , Sef
(Sefanja) , Hag
(Haggai) , Zach
(Zacharia) , Mal
(Maleachi) . - NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
Ex 25,1 - 27,21 . Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex
(Exodus) -- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 -
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 26,1-37 (de verblijfplaats) |
|
|
|
|
|
|
|
Ex 27,1-8 (het brandofferaltaar) |
Ex 27,9-19 (de voorhof) |
Ex 27,20-21 (de olie voor de verlichting) |
|
|
|
|
|
Ex 28,1-43 (de priesters en hun priesterlijke kleding)
|
|
|
|
|
|
|
|
Ex 29,1-37 (de priesters en hun wijding) |
|
|
|
|
|
|
|
Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) |
|
|
|
|
|
|
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,1 (inleiding) |
Ex 25,2 (wie doet de bijdrage) |
Ex 25,3-7 (waarin bestaat de bijdrage) |
Ex 25,8-9 (waartoe dient de bijdrage) |
|
|
|
19e Paracha : Térouma . "Prélèvement d'offrande"
. Chémote (L'Exode) 25, 1 - 27, 19 . http://www.modia.org/tora/chemote/terouma.html
.
Ex 25,1 -
Ex 25,1 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
1kai elalèsen kurios pros môusèn
legôn |
1 locutusque est Dominus ad Mosen dicens |
|
1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
|
[1] Toen* sprak de heer tot Mozes: |
[1] De HEER zei tegen Mozes: |
1 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt: |
1. Yahvé parla à Moïse et lui
dit : |
|
King James Bible . And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 1 Und der HERR redete mit Mose und sprach:
Tekstuitleg van Ex
25,1 . Dit vers Ex
25,1 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . 18 vormt een kubus waarvan
het grondvlak een vierkant is (3 X 3) en de hoogte 2 is . De eerste twee woorden
telt negen letters , de drie volgende woorden eveneens negen letters ; het eerste
woord telt vijf letters ; het tweede woord vier letters , het derde en vierde
woord : ´èl mosjèh (tot Mozes) telt vijf letters ; het laatste
en vijfde woord telt vier letters . Zo krijgen we de structuur : 5 - 4 - 2 +
3 (5) - 4 . De getalwaarde van Ex
25,1 is 895 (2 X 179) . Ex
25,1 = Ex
30,11 = Ex
30,17 = Ex
30,22 = Ex
31,1 . Bijna gelijk : Ex
31,12 , Ex
30,34 .
Ex
25,1.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh
: dâbhar
(spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140
= 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex
4,30 . (2) Ex
6,2 . (3) Ex
6,9 . (4) Ex
6,10 . (5) Ex
6,12 . (6) Ex
6,13 . (7) Ex
6,29 . (8) Ex
13,1 . (9) Ex
14,1 . (10) Ex
16,11 . (11) Ex
20,1 . (12) Ex
25,1 . (13) Ex
30,11 . (14) Ex
30,17 . (15) Ex
30,22 . (16) Ex
31,1 . (17) Ex
32,7 . (18) Ex
33,1 . (19) Ex
34,31 . (20) Ex
40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 .
(26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv
23,33 . (35) Lv
23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .
|
bijbel |
Pentateuch |
Eerdere Profeten |
Latere Profeten |
12 Kleine Profeten |
Geschriften |
Gn |
Ex |
Lv |
Nu |
Dt |
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) |
192 |
140 |
34 |
9 |
1 |
8 |
16 |
20 |
40 |
59 |
7 |
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) |
1879 |
594 |
868 |
120 |
56 |
241 |
315 |
150 |
10 |
95 |
24 |
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak)
van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex
4,30 . (2) Ex
6,2 . (3) Ex
6,9 . (4) Ex
6,10 . (5) Ex
6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex
6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex
14,1 . (15) Ex
16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex
20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex
25,1 . (21) Ex
30,11 . (22) Ex
30,17 . (23) Ex
30,22 . (24) Ex
31,1 . (25) Ex
32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex
33,1 . (28) Ex
34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex
40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh
(1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) .
12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Samen : 40 + 2 = 42 (6 X 7) . Ex (150) . Ex 12 (4) : (1) Ex 12,1 . (2) Ex 12,21 . (3) Ex 12,31 . (4) Ex 12,43 .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) .
Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô
(zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .
|
laleô |
bijbel |
OT |
Pentateuch |
Eerdere Profeten |
Latere Profeten |
12 Kleine Profeten |
Geschriften |
Gn |
Ex |
Lv |
Nu |
Dt |
|
NT |
Mt |
Mc |
Lc |
Joh |
Hnd |
Br. |
Apk |
syn. |
ev. |
P. |
A. b. |
|
act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen |
431 |
400 |
189 |
106 |
39 |
11 |
38 |
25 |
30 |
38 |
68 |
28 |
|
31 |
7 |
1 |
5 |
6 |
8 |
2 |
1 |
13 |
19 |
2 |
|
|
act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen |
3024 |
2426 |
684 |
985 |
234 |
63 |
309 |
378 |
149 |
15 |
98 |
44 |
|
598 |
118 |
56 |
223 |
114 |
75 |
7 |
5 |
397 |
|
|
|
- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken)
. Taalgebruik in Tenakh : dâbhar
(spreken) . Lat. : loqui .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) in twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1)
Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex
31,12 . וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) in 5 verzen van Ex 25-31
: (1) Ex 25,1 . (2) Ex
30,11 . (3) Ex
30,17 . (4) Ex
30,22 . (5) Ex
31,1 .
Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . וַיּאֹמֶר = wajj´omèr
(en hij zei) en וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule
op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .
Ex
25,1.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 -
5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere
Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien
(2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen
in de inleidingsformule op de redevoering .
|
Tenakh |
Pentateuch |
Eerdere Profeten |
Latere Profeten |
12 Kleine Profeten |
Geschriften |
Gn |
Ex |
Lv |
Nu |
Dt |
Ex 25 - 31 |
´èlohîm
(God) |
635 |
207 |
118 |
39 |
17 |
25 |
140 |
31 |
0 |
7 |
29 |
|
JHWH |
5193 |
1326 |
1013 |
1357 |
387 |
1110 |
128 |
299 |
199 |
287 |
413 |
26 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) |
299 |
216 |
28 |
25 |
12 |
16 |
2 |
11 |
4 |
0 |
199 |
|
´èlohekhèm (jullie God) |
154 |
82 |
32 |
15 |
10 |
15 |
1 |
7 |
26 |
3 |
45 |
|
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) |
267 |
|
|
|
|
|
1 |
8 |
|
|
116 |
|
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Ex
25,1.1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex
20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) .
Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex
6,10 . (2) Ex
6,13 . (3) Ex
6,29 . (4) Ex
13,1 . (5) Ex
14,1 . (6) Ex
16,11 . (7) Ex
25,1 . (8) Ex
30,11 . (9) Ex
30,17 . (10) Ex
30,22 . (11) Ex
31,1 . (12) Ex
32,7 . (13) Ex
33,1 . (14) Ex
40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 .
(24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv
23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex
3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 .
Ex
25,1.3. ´l : voorzetsel
אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam
´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet)
. Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere
Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296)
. Ex (256) . Ex 25-31 (35) .
Ex
25,1.4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes)
. Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten
(3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31)
. Ex 25-31 (8) : (1) Ex
25,1 . (2) Ex
30,11 . (3) Ex
30,17 . (4) Ex
30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex
31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex
31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van
JHWH . En in Ex
31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Ex
25,1.3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 25-31 (7) : (1) Ex
25,1 . (2) Ex
30,11 . (3) Ex
30,17 . (4) Ex
30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex
31,1 . (7) Ex 31,12 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van
JHWH .
Ex
25,1.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei
tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex
4 (3) : (1) Ex
4,4 . (2) Ex
4,19 . (3) Ex
4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex
16 (2) : (1) Ex
16,4 . (2) Ex
16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex
24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex
32 (2) : : (1) Ex
32,9 .(2) Ex
32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu
3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu
11,16 . (5) Nu
11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu
14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu
17,25 . (11) Nu
20,12 . (12) Nu
20,23 . (13) Nu
21,8 . (14) Nu
21,34 . (15) Nu
25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu
27,6 . (18) Nu
27,12 . (19) Nu
27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh
(91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex
6,10 . (2) Ex
6,13 . (3) Ex
6,29 . (4) Ex
13,1 . (5) Ex
14,1 . (6) Ex
16,11 . (7) Ex
25,1 . (8) Ex
30,11 . (9) Ex
30,17 . (10) Ex
30,22 . (11) Ex
31,1 . (12) Ex
32,7 . (13) Ex
33,1 . (14) Ex
40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex
3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm
´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
Ex
25,1.5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) (prefix voorzetsel lë + act. qal inf. absol. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine
Profeten (43) . Geschriften (78) . Ex (49) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex
25,1 . (2) Ex
30,11 . (3) Ex
30,17 . (4) Ex
30,22 . (5) Ex 30,31 . (6) Ex
31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,13 .
Ex
25,1.1. - 5. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh le'mor (en JHWH zei
tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 : In één vers in Ex : Ex
31,12 . Niet in Ex
30,34 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajëdabber JHWH èl mosjèh le'mor (en JHWH sprak tot Mozes om te zeggen) . Tenakh (5) : (1) Ex
25,1 . (2) Ex
30,11 . (3) Ex
30,17 . (4) Ex
30,22 . (5) Ex
31,1 .
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,1 (inleiding) |
Ex 25,2 (wie doet de bijdrage) |
Ex 25,3-7 (waarin bestaat de bijdrage) |
Ex 25,8-9 (waartoe dient de bijdrage) |
|
|
|
Ex 25,2 -
Ex 25,2 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
2 eipon tois uiois israèl kai labete moi
aparchas para pantôn ois an doxè tè kardia kai
lèmpsesthe tas aparchas mou |
2 loquere filiis Israhel ut tollant mihi primitias
ab omni homine qui offert ultroneus accipietis eas |
|
2 Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij voor
Mij een hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen
zal, zult gij Mijn hefoffer nemen. |
[2] ‘Zeg tegen de Israëlieten dat zij
een bijdrage aan Mij moeten afstaan; van iedereen die daartoe bereid
is moet u voor Mij een bijdrage in ontvangst nemen. |
[2] ‘Vraag de Israëlieten mij geschenken
te geven; neem van ieder die daartoe bereid is een bijdrage in ontvangst.
|
2 spreek tot de zonen Israëls dat ze voor mij
een heffing zullen nemen; van alleman wiens hart hem aandrijft zult
ge deze heffing–voor–mij aannemen. |
2. « Dis aux Israélites de prélever
pour moi une contribution. Vous prendrez la contribution de tous ceux
que leur cœur incite. |
|
King James Bible .[2] Speak unto the children of Israel, that they bring me
an offering: of every man that giveth it willingly with his heart ye shall take
my offering.
Luther-Bibel . 2 Sage den Israeliten, dass sie für mich eine Opfergabe
erheben von jedem, der es freiwillig gibt.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,1 (inleiding) |
Ex 25,2 (wie doet de bijdrage) |
Ex 25,3-7 (waarin bestaat de bijdrage) |
Ex 25,8-9 (waartoe dient de bijdrage) |
|
|
|
Ex 25,3 -
Ex 25,3 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
3 kai autè estin è aparchè
èn lèmpsesthe par' autôn chrusion kai argurion
kai chalkon |
3 haec sunt autem quae accipere debetis aurum et
argentum et aes |
|
3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk gij van hen nemen
zult: goud, en zilver, en koper; |
[3] Het volgende kunt u van hen in ontvangst nemen:
goud, zilver en brons, |
[3] Je moet het volgende van hen vragen: goud, zilver
en koper, |
3 En dit is de heffing die ge van hen zult aannemen:
goud, zilver, koperbrons; |
3. Et voici la contribution que vous accepterez
d'eux : de l'or, de l'argent et du bronze ; |
|
King James Bible . [3] And this is the offering which ye shall take of them;
gold, and silver, and brass,
Luther-Bibel . 3 Das ist aber die Opfergabe, die ihr von ihnen erheben sollt:
Gold, Silber, Kupfer,
Ex 25,4 -
Ex 25,4 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
4 kai uakinthon kai porfuran kai kokkinon diploun
kai busson keklôsmenèn kai trichas aigeias |
4 hyacinthum et purpuram coccumque bis tinctum
et byssum pilos caprarum |
|
4 Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken,
en fijn linnen, en geiten haar. |
[4] paarse, karmijnrode en scharlaken wol, linnen,
kleden van geitenhaar, |
[4] blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode
wol, fijn linnen garen en geitenhaar, |
4 azuurslak, purper, rode karmozijnworm, doek,
geitenhaar, |
4. de la pourpre violette et écarlate, du
cramoisi, du lin fin et du poil de chèvre ; |
|
King James Bible . [4] And blue, and purple, and scarlet, and fine linen, and
goats' hair,
Luther-Bibel . 4 blauer und roter Purpur, Scharlach, feine Leinwand, Ziegenhaar,
Ex 25,5 -
Ex 25,5 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
5 kai dermata kriôn èruthrodanômena
kai dermata uakinthina kai xula asèpta |
5 et pelles arietum rubricatas pelles ianthinas
et ligna setthim |
|
5 En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen;
en sittimhout; |
[5] gelooide ramsvellen, fijn leer en acaciahout;
|
[5] rood geverfde ramsvellen, vellen van zeekoeien,
acaciahout, |
5 aarderode ramsvellen, dassenvellen, acaciastammen, |
5. des peaux de béliers teintes en rouge,
du cuir fin et du bois d'acacia ; |
|
King James Bible . [5] And rams' skins dyed red, and badgers' skins, and shittim
wood,
Luther-Bibel . 5 rot gefärbte Widderfelle, Dachsfelle, Akazienholz,
Ex 25,6 -
Ex 25,6 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
|
|
6 oleum ad luminaria concinnanda aromata in unguentum
et thymiama boni odoris 6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie,
en tot roking welriekende specerijen; |
[6] olie voor de verlichting, geurige kruiden voor
de bereiding van zalfolie en wierook; |
[6] lampolie, geurige specerijen voor de zalfolie
en voor de reukoffers, |
6 olijfolie voor de verlichting; balsems voor de
zalvingsolie en voor de kruidenwierook; |
6. de l'huile pour le luminaire, des aromates pour
l'huile d'onction et l'encens aromatique ; |
|
King James Bible . [6] Oil for the light, spices for anointing oil, and for
sweet incense,
Luther-Bibel . 6 Öl für die Lampen, Spezerei zum Salböl und zu
wohlriechendem Räucherwerk,
Ex 25,7 -
Ex 25,7 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
7 kai lithous sardiou kai lithous eis tèn
glufèn eis tèn epômida kai ton podèrè |
7 lapides onychinos et gemmas ad ornandum ephod
ac |
|
7 Sardonixstenen, en vervullende stenen tot den
efod, en tot den borstlap. |
[7] kornalijn en edelstenen voor de efod* en de
orakeltas. |
[7] onyxstenen voor de priesterschort en edelstenen
voor de borsttas. |
7 berilstenen en opvulstenen,– voor de efod
en het borstschild. |
7. des pierres de cornaline et des pierres à
enchâsser dans l'éphod et le pectoral. |
|
King James Bible .[7] Onyx stones, and stones to be set in the ephod, and in
the breastplate.
Luther-Bibel . 7 Onyxsteine und eingefasste Steine zum Priesterschurz und zur
Brusttasche.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,1 (inleiding) |
Ex 25,2 (wie doet de bijdrage) |
Ex 25,3-7 (waarin bestaat de bijdrage) |
Ex 25,8-9 (waartoe dient de bijdrage) |
|
|
|
Ex 25,8 -
Ex 25,8 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
8 kai poièseis moi agiasma kai ofthèsomai
en umin |
8 facientque mihi sanctuarium et habitabo in medio
eorum |
|
8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik
in het midden van hen wone. |
[8] Dan kan men voor Mij een heiligdom bouwen en
zal Ik in hun midden wonen. |
[8] De Israëlieten moeten een heiligdom voor
mij maken, zodat ik te midden van hen kan wonen. |
8 Maken zullen zij voor mij een heiligdom: wonen
zal ik in hun midden; |
8. Fais-moi un sanctuaire, que je puisse résider
parmi eux. |
|
King James Bible . [8] And let them make me a sanctuary; that I may dwell among
them.
Luther-Bibel . 8 Und sie sollen mir ein Heiligtum machen, dass ich unter ihnen
wohne.
Ex 25,9 -
Ex 25,9 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
9 kai poièseis moi kata panta osa egô
soi deiknuô en tô orei to paradeigma tès skènès
kai to paradeigma pantôn tôn skeuôn autès
outô poièseis |
9 iuxta omnem similitudinem tabernaculi quod ostendam
tibi et omnium vasorum in cultum eius sicque facietis illud |
|
9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels,
en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo
zult gijlieden dat maken. |
[9] Bij de verblijfplaats en de hele inventaris
moet u zich zorgvuldig houden aan het model* dat Ik u tonen zal. |
[9] Ik zal je een ontwerp laten zien van de tabernakel
en van alle voorwerpen die bij deze tent horen; houd je daar nauwkeurig
aan. |
9 naar al wat ik jou te zien geef: de uitbeelding
van de Woning en de uitbeelding van alle voorwerpen daarin, zo zullen
jullie het maken. •• |
9. Tu feras tout selon le modèle de la Demeure
et le modèle de son mobilier que je vais te montrer. |
|
King James Bible . [9] According to all that I shew thee, after the pattern
of the tabernacle, and the pattern of all the instruments thereof, even so shall
ye make it.
Luther-Bibel . 9 Genau nach dem Bild, das ich dir von der Wohnung und ihrem
ganzen Gerät zeige, sollt ihr's machen.
hammisjëkân (woning, tent) . Verwijzing : sjâkhan
(wonen) , zie Ex
40,35 . sj - k - n . Bepaald lidwoord + zelfstandig naamwoord misjëkân
. In zeventig verzen in de bijbel . In negenenzestig verzen in de Pentateuch
. In drieënveertig verzen in Ex . In Ex
25,9 . In dertien verzen in Ex
26 : (1) Ex
26,1 . (2) Ex
26,6 . (3) Ex
26,7 . (4) Ex
26,12 . (5) Ex
26,13 . (6) Ex
26,17 . (7) Ex
26,20 . (8) Ex
26,22 . (9) Ex
26,23 . (10) Ex
26,26 . (11) Ex
26,27 . (12) Ex
26,30 . (13) Ex
26,35
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,10-16 (het vervaardigen van de ark) |
Ex 25,17-20 (het vervaardigen van het deksel) |
Ex 25,21-22 (de functie van de ark en het deksel) |
|
|
|
|
Ex 25,10 -
Ex 25,10 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
10 kai poièseis kibôton marturiou ek
xulôn asèptôn duo pècheôn kai èmisous
to mèkos kai pècheos kai èmisous to platos kai
pècheos kai èmisous to upsos |
10 arcam de lignis setthim conpingite cuius longitudo
habeat duos semis cubitos latitudo cubitum et dimidium altitudo cubitum
similiter ac semissem |
|
10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken;
twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar
breedte, en anderhalve el haar hoogte. |
[10] U moet een ark* maken van acaciahout, tweeëneenhalve
el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. |
De ark [10] Laat van acaciahout een ark maken,
een kist van tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve
el hoog. |
10 ¶ Maken zullen ze uit acaciastammen een
ark; een dubbel–el en een halve zijn lengte, een el en een halve
zijn breedte, een el en een halve zijn opstand; |
10. « Tu feras en bois d'acacia une arche
longue de deux coudées et demie, large d'une coudée
et demie et haute d'une coudée et demie. |
|
King James Bible .[10] And they shall make an ark of shittim wood: two cubits
and a half shall be the length thereof, and a cubit and a half the breadth thereof,
and a cubit and a half the height thereof.
Luther-Bibel . 10 Macht eine Lade aus Akazienholz; zwei und eine halbe Elle
soll die Länge sein, anderthalb Ellen die Breite und anderthalb Ellen die
Höhe.
Ex 25,11 -
Ex 25,11 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
11 kai katachrusôseis autèn chrusiô
katharô exôthen kai esôthen chrusôseis autèn
kai poièseis autè kumatia strepta chrusa kuklô |
11 et deaurabis eam auro mundissimo intus et foris
faciesque supra coronam auream per circuitum |
|
11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van
binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve
een gouden krans maken rondom heen. |
[11] Bekleed haar van binnen en van buiten met zuiver
goud, en breng rondom een gouden lijst aan. |
[11] Overtrek die met zuiver goud, zowel vanbinnen
als vanbuiten; aan de bovenkant moet je rondom een gouden sierlijst
aanbrengen. |
11 overtrekken zul je hem met zuiver goud, van binnen
en van buiten zul je hem overtrekken; maken zul je bovenaan een sierlijst
van goud, rondom; |
11. Tu la plaqueras d'or pur, au-dedans et au-dehors,
et tu feras sur elle une moulure d'or, tout autour. |
|
King James Bible . [11] And thou shalt overlay it with pure gold, within and
without shalt thou overlay it, and shalt make upon it a crown of gold round
about.
Luther-Bibel . 11 Du sollst sie mit feinem Gold überziehen innen und außen
und einen goldenen Kranz an ihr ringsherum machen.
Ex 25,12 -
Ex 25,12 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
12 kai elaseis autè tessaras daktulious chrusous
kai epithèseis epi ta tessara klitè duo daktulious epi
to klitos to en kai duo daktulious epi to klitos to deuteron |
12 et quattuor circulos aureos quos pones per quattuor
arcae angulos duo circuli sint in latere uno et duo in altero |
|
12 En giet voor haar vier gouden ringen, en zet
die aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve
zijn, en twee ringen op haar andere zijde. |
[12] Giet voor de ark vier gouden ringen en bevestig
die aan de vier poten, twee aan elke kant. |
[12] Giet vier gouden ringen en bevestig ze aan
de vier poten: twee ringen aan elke kant van de ark. |
12 giet voor hem vier ringen van goud en geef die
plaats op zijn vier hoeken: twee ringen op zijn ENE zijde en twee
ringen op zijn tweede zijde; |
12. Tu fondras pour elle quatre anneaux d'or, et
tu les mettras à ses quatre pieds : deux anneaux d'un côté
et deux anneaux de l'autre. |
|
King James Bible . [12] And thou shalt cast four rings of gold for it, and
put them in the four corners thereof; and two rings shall be in the one side
of it, and two rings in the other side of it.
Luther-Bibel . 12 Und gieß vier goldene Ringe und tu sie an ihre vier
Ecken, sodass zwei Ringe auf der einen Seite und zwei auf der andern seien.
Ex 25,13 -
Ex 25,13 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13poièseis de anaforeis xula asèpta
kai katachrusôseis auta chrusiô |
13 facies quoque vectes de lignis setthim et operies
eos auro |
|
13 En maak handbomen van sittimhout, en overtrek
ze met goud. |
[13] Maak ook draagstokken van acaciahout en bedek
die met goud. |
[13] Maak draagbomen van acaciahout, verguld ze
|
13 maak stangen van acaciastammen en overtrek ze
met goud; |
13. Tu feras aussi des barres en bois d'acacia ;
tu les plaqueras d'or, |
|
King James Bible . [13] And thou shalt make staves of shittim wood, and overlay
them with gold.
Luther-Bibel . 13 Und mache Stangen von Akazienholz und überziehe sie mit
Gold
Ex 25,14 -
Ex 25,14 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
14 kai eisaxeis tous anaforeis eis tous daktulious
tous en tois klitesi tès kibôtou airein tèn kibôton
en autois |
14 inducesque per circulos qui sunt in arcae lateribus
ut portetur in eis |
|
14 En steek de handbomen in de ringen, die aan
de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage. |
[14] Steek ze dan in de ringen aan de zijkanten
van de ark, om die zo te kunnen dragen. |
[14] en steek ze door de ringen aan weerszijden;
zo kan de ark gedragen worden. |
14 breng de stangen aan in de ringen op de zijden
van de ark, om de ark daarmee te dragen; |
14. et tu engageras dans les anneaux fixés
sur les côtés de l'arche les barres qui serviront à
la porter. |
|
King James Bible . [14] And thou shalt put the staves into the rings by the
sides of the ark, that the ark may be borne with them.
Luther-Bibel . 14 und stecke sie in die Ringe an den Seiten der Lade, dass man
sie damit trage.
Ex 25,15 -
Ex 25,15 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
15 en tois daktuliois tès kibôtou esontai
oi anaforeis akinètoi |
15 qui semper erunt in circulis nec umquam extrahentur
ab eis |
|
15 De draagbomen zullen in de ringen der ark zijn;
zij zullen er niet uitgetogen worden. |
[15] De draagstokken moeten in de ringen van de
ark blijven; ze mogen er niet uitgenomen worden. |
[15] De draagbomen moeten in de ringen blijven,
ze mogen er niet uit gehaald worden. |
15 in de ringen van de ark zullen de stangen zijn!–
ze zullen van hem niet wijken!– |
15. Les barres resteront dans les anneaux de l'arche
et n'en seront pas ôtées. |
|
King James Bible . [15] The staves shall be in the rings of the ark: they shall
not be taken from it.
Luther-Bibel . 15 Sie sollen in den Ringen bleiben und nicht herausgetan werden.
Ex 25,16 -
Ex 25,16 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
16 kai embaleis eis tèn kibôton ta
marturia a an dô soi |
16 ponesque in arcam testificationem quam dabo tibi |
|
16 Daarna zult gij in de ark leggen de getuigenis,
die Ik u geven zal. |
[16] In de ark moet u de verbondsakte neerleggen
die Ik u zal geven. |
[16] In de ark moet je de verbondstekst leggen die
ik je zal geven. |
16 geef in de ark de overeenkomst plaats die ik
je zal geven; |
16. Tu mettras dans l'arche le Témoignage
que je te donnerai. |
|
King James Bible . [16] And thou shalt put into the ark the testimony which
I shall give thee.
Luther-Bibel . 16 Und du sollst in die Lade das Gesetz legen, das ich dir geben
werde.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,10-16 (het vervaardigen van de ark) |
Ex 25,17-20 (het vervaardigen van het deksel) |
Ex 25,21-22 (de functie van de ark en het deksel) |
|
|
|
|
Ex 25,17 -
Ex 25,17 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
17 kai poièseis ilastèrion epithema
chrusiou katharou duo pècheôn kai èmisous to mèkos
kai pècheos kai èmisous to platos |
17 facies et propitiatorium de auro mundissimo
duos cubitos et dimidium tenebit longitudo eius cubitum ac semissem
latitudo |
|
17 Gij zult ook een verzoendeksel maken van louter
goud; twee ellen en een halve zal deszelfs lengte zijn, en anderhalve
el deszelfs breedte. |
[17] U moet ook een verzoendeksel* maken van zuiver
goud, tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed. |
[17] Je moet ook een verzoeningsplaat maken van
zuiver goud, tweeëneenhalve el lang en anderhalve el breed. |
17 maak een verzoendeksel van zuiver goud, een dubbel–el
en een halve haar lengte en een el en een halve haar breedte; |
17. Tu feras aussi un propitiatoire d'or pur, de
deux coudées et demie de long et d'une coudée et demie
de large. |
|
King James Bible . [17] And thou shalt make a mercy seat of pure gold: two
cubits and a half shall be the length thereof, and a cubit and a half the breadth
thereof.
Luther-Bibel . 17 Du sollst auch einen Gnadenthron machen aus feinem Golde;
zwei und eine halbe Elle soll seine Länge sein und anderthalb Ellen seine
Breite.
Ex 25,18 -
Ex 25,18 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
18 kai poièseis duo cheroubim chrusa toreuta
kai epithèseis auta ex amfoterôn tôn klitôn
tou ilastèriou |
18 duos quoque cherubin aureos et productiles facies
ex utraque parte oraculi |
|
18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van
dicht goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels. |
[18] Maak ook twee kerubs*, in goud gedreven, aan
de beide uiteinden van de dekplaat, |
[18] Maak aan de beide uiteinden daarvan een cherub,
eveneens van goud, één aan het ene uiteinde en één
aan het andere uiteinde. Het moet drijfwerk zijn, de twee cherubs
moeten één geheel met de plaat vormen. |
18 en maak twee cheroeviem van goud; als drijfwerk
zul je ze maken uit de twee uiteinden van het deksel; |
18. Tu feras deux chérubins d'or repoussé,
tu les feras aux deux extrémités du propitiatoire. |
|
King James Bible . [18] And thou shalt make two cherubims of gold, of beaten
work shalt thou make them, in the two ends of the mercy seat.
Luther-Bibel . 18 Und du sollst zwei Cherubim machen aus getriebenem Golde an
beiden Enden des Gnadenthrones,
Ex 25,19 -
Ex 25,19 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
19 poièthèsontai cheroub eis ek tou
klitous toutou kai cheroub eis ek tou klitous tou deuterou tou ilastèriou
kai poièseis tous duo cheroubim epi ta duo klitè |
19 cherub unus sit in latere uno et alter in altero |
|
19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze
zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde;
uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken, uit de beide
einden van hetzelve. |
[19] één kerub aan het ene uiteinde
en één aan het andere, in reliëf. |
|
19 maak één cheroev aan dit einde
en één cheroev aan dat einde; uit het verzoendeksel
zult ge de cheroev maken, op de twee uiteinden; |
19. Fais l'un des chérubins à une
extrémité et l'autre chérubin à l'autre
extrémité : tu feras les chérubins faisant corps
avec le propitiatoire, à ses deux extrémités. |
|
King James Bible . [19] And make one cherub on the one end, and the other cherub
on the other end: even of the mercy seat shall ye make the cherubims on the
two ends thereof.
Luther-Bibel . 19 sodass ein Cherub sei an diesem Ende, der andere an jenem,
dass also zwei Cherubim seien an den Enden des Gnadenthrones.
Ex 25,20 -
Ex 25,20 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
20 esontai oi cheroubim ekteinontes tas pterugas
epanôthen suskiazontes tais pteruxin autôn epi tou ilastèriou
kai ta prosôpa autôn eis allèla eis to ilastèrion
esontai ta prosôpa tôn cheroubim |
20 utrumque latus propitiatorii tegant expandentes
alas et operientes oraculum respiciantque se mutuo versis vultibus
in propitiatorium quo operienda est arca |
|
20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog
uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun
aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten der cherubim
zullen naar het verzoendeksel zijn. |
[20] De vleugels van de kerubs moeten naar boven
uitgestrekt zijn, zodat zij het verzoendeksel bedekken. De kerubs
moeten met hun gezicht naar elkaar toe gekeerd staan, hun gezicht
moet op het verzoendeksel gericht zijn. |
[20] Ze moeten tegenover elkaar staan, met het gezicht
naar de verzoeningsplaat gekeerd, en hun vleugels moeten gespreid
zijn zodat ze zich daar beschermend over uitstrekken. |
20 wezen zullen de cheroeviem er met de vleugels
uitgespreid naar boven, met hun vleugels het deksel overhuivend en
hun aanschijn als een man naar zijn broeders,– gericht naar
het deksel zullen de aangezichten van de cheroeviem wezen; |
20. Les chérubins auront les ailes déployées
vers le haut et protégeront le propitiatoire de leurs ailes
en se faisant face. Les faces des chérubins seront tournées
vers le propitiatoire. |
|
King James Bible .[20] And the cherubims shall stretch forth their wings on
high, covering the mercy seat with their wings, and their faces shall look one
to another; toward the mercy seat shall the faces of the cherubims be.
Luther-Bibel . 20 Und die Cherubim sollen ihre Flügel nach oben ausbreiten,
dass sie mit ihren Flügeln den Gnadenthron bedecken und eines jeden Antlitz
gegen das des andern stehe; und ihr Antlitz soll zum Gnadenthron gerichtet sein.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,10-16 (het vervaardigen van de ark) |
Ex 25,17-20 (het vervaardigen van het deksel) |
Ex 25,21-22 (de functie van de ark en het deksel) |
|
|
|
|
Ex 25,21 -
Ex 25,21 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
21 kai epithèseis to ilastèrion epi
tèn kibôton anôthen kai eis tèn kibôton
embaleis ta marturia a an dô soi |
21 in qua pones testimonium quod dabo tibi |
|
21 En gij zult het verzoendeksel boven op de ark
zetten, nadat gij in de ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult
gelegd hebben. |
[21] Plaats het verzoendeksel bovenop de ark en
leg in de ark de verbondsakte neer die Ik u geven zal. |
[21] Leg de verzoeningsplaat op de ark; leg de verbondstekst
die ik je zal geven in de ark. |
21 geef het deksel plaats op de ark aan de bovenkant;
en in de ark geef je de overeenkomst plaats die ik je zal geven; |
21. Tu mettras le propitiatoire sur le dessus de
l'arche, et tu mettras dans l'arche le Témoignage que je te
donnerai. |
|
King James Bible . [21] And thou shalt put the mercy seat above upon the ark;
and in the ark thou shalt put the testimony that I shall give thee.
Luther-Bibel . 21 Und du sollst den Gnadenthron oben auf die Lade tun und in
die Lade das Gesetz legen, das ich dir geben werde.
Ex 25,22 -
Ex 25,22 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
22 kai gnôsthèsomai soi ekeithen kai
lalèsô soi anôthen tou ilastèriou ana meson
tôn duo cheroubim tôn ontôn epi tès kibôtou
tou marturiou kai kata panta osa an enteilômai soi pros tous
uious israèl |
22 inde praecipiam et loquar ad te supra propitiatorio
scilicet ac medio duorum cherubin qui erunt super arcam testimonii
cuncta quae mandabo per te filiis Israhel |
|
22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u
spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim,
die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden
zal aan de kinderen Israëls. |
[22] Daar zal Ik naar u toe komen, boven het verzoendeksel;
vanaf de plaats tussen de beide kerubs die op de ark met de verbondsakte
staan zal Ik u alle opdrachten voor de Israëlieten meedelen.
|
[22] Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die plaats,
boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de
verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van
de Israëlieten verlang. De tafel |
22 daar zal ik samenkomst met jou houden, en boven
het deksel met jou bespreken, tussen de twee cheroeviem op de ark
met de overeenkomst: al wat ik jou gebied voor de zonen Israëls.
• |
22. C'est là que je te rencontrerai. C'est
de sur le propitiatoire, d'entre les deux chérubins qui sont
sur l'arche du Témoignage, que je te donnerai mes ordres pour
les Israélites. |
|
King James Bible . [22] And there I will meet with thee, and I will commune
with thee from above the mercy seat, from between the two cherubims which are
upon the ark of the testimony, of all things which I will give thee in commandment
unto the children of Israel.
Luther-Bibel . 22 Dort will ich dir begegnen, und vom Gnadenthron aus, der auf
der Lade mit dem Gesetz ist, zwischen den beiden Cherubim will ich mit dir alles
reden, was ich dir gebieten will für die Israeliten.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,23-28 (de tafel zelf) |
Ex 25,29-30 (het gerief) |
|
|
|
|
|
Ex 25,23 -
Ex 25,23 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
23 kai poièseis trapezan chrusiou katharou
duo pècheôn to mèkos kai pècheos to euros
kai pècheos kai èmisous to upsos |
23 facies et mensam de lignis setthim habentem
duos cubitos longitudinis et in latitudine cubitum et in altitudine
cubitum ac semissem |
|
23 Gij zult ook een tafel maken van sittimhout;
twee ellen zal haar lengte zijn, en een el haar breedte, en een el
en een halve zal haar hoogte zijn. |
[23] Maak een tafel van acaciahout, twee el lang,
een el breed en anderhalve el hoog. |
[23] Maak een tafel van acaciahout, twee el lang,
één el breed en anderhalve el hoog. |
23 ¶ Maken zul je een tafel van acaciastammen
een dubbel–el zijn lengte en een el zijn breedte, een el en
een halve zijn opstand; |
23. « Tu feras une table en bois d'acacia,
longue de deux coudées, large d'une coudée et haute
d'une coudée et demie. |
|
King James Bible . [23] Thou shalt also make a table of shittim wood: two cubits
shall be the length thereof, and a cubit the breadth thereof, and a cubit and
a half the height thereof.
Luther-Bibel . 23 Du sollst auch einen Tisch machen aus Akazienholz; zwei Ellen
soll seine Länge sein, eine Elle seine Breite und anderthalb Ellen seine
Höhe.
Ex 25,24 -
Ex 25,24 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
24 kai poièseis autè strepta kumatia
chrusa kuklô |
24 et inaurabis eam auro purissimo faciesque illi
labium aureum per circuitum |
|
24 En gij zult ze met louter goud overtrekken;
gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom heen. |
[24] Bedek die met zuiver goud en maak er een gouden
lijst omheen. |
[24] Overtrek hem met zuiver goud en breng rondom
een gouden sierlijst aan: |
24 overtrek hem met zuiver goud; maak voor hem een
sierlijst van goud, rondom; |
24. Tu la plaqueras d'or pur, et tu lui feras tout
autour une moulure d'or. |
|
King James Bible . [24] And thou shalt overlay it with pure gold, and make
thereto a crown of gold round about.
Luther-Bibel . 24 Und du sollst ihn überziehen mit feinem Gold und einen
goldenen Kranz ringsherum machen
Ex 25,25 -
Ex 25,25 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
25 kai poièseis autè stefanèn
palaistou kuklô kai poièseis strepton kumation tè
stefanè kuklô |
25 et ipsi labio coronam interrasilem altam quattuor
digitis et super illam alteram coronam aureolam |
|
25 Gij zult ook een lijst rondom daaraan maken,
een hand breed; en gij zult een gouden krans rondom derzelver lijst
maken. |
[25] Leg er een gouden band om, van een handbreed,
en zet die af met een gouden lijst. |
[25] een rand van een hand breed, in een gouden
lijst gevat. |
25 maak voor hem een sluitrand van een duimbreed,
rondom, en maak een sierlijst van goud aan die sluitrand, rondom; |
25. Tout autour, tu lui feras des entretoises larges
d'un palme, et tu feras autour des entretoises une moulure d'or. |
|
King James Bible . [25] And thou shalt make unto it a border of an hand breadth
round about, and thou shalt make a golden crown to the border thereof round
about.
Luther-Bibel . 25 und eine Leiste ringsherum eine Handbreit hoch und einen goldenen
Kranz an der Leiste ringsherum;
Ex 25,26 -
Ex 25,26 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
26 kai poièseis tessaras daktulious chrusous
kai epithèseis tous daktulious epi ta tessara merè tôn
podôn autès |
26 quattuor quoque circulos aureos praeparabis et
pones eos in quattuor angulis eiusdem mensae per singulos pedes |
|
26 Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken;
en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan derzelver
vier voeten zijn zullen. |
[26] Maak vier gouden ringen en bevestig die aan
de vier hoeken, bij de poten. |
[26] Maak vier gouden ringen en bevestig ze aan
de vier hoeken, bij de poten. |
26 maak voor hem vier ringen van goud, en geef
de ringen plaats op de vier hoeken van zijn vier poten; |
26. Tu lui feras quatre anneaux d'or, et tu mettras
les anneaux aux quatre angles formés par les quatre pieds. |
|
King James Bible . [26] And thou shalt make for it four rings of gold, and
put the rings in the four corners that are on the four feet thereof.
Luther-Bibel . 26 und du sollst vier goldene Ringe machen an die vier Ecken
an seinen vier Füßen.
Ex 25,27 -
Ex 25,27 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
27 upo tèn stefanèn kai esontai oi
daktulioi eis thèkas tois anaforeusin ôste airein en
autois tèn trapezan |
27 subter coronam erunt circuli aurei ut mittantur
vectes per eos et possit mensa portari |
|
27 Tegenover de lijst zullen de ringen zijn, tot
plaatsen voor de handbomen, om de tafel te dragen. |
[27] Deze ringen, bestemd voor de draagstokken
waarmee de tafel gedragen wordt, moeten dicht bij de band zitten.
|
[27] De ringen moeten vlak onder de rand zitten;
ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee de tafel gedragen wordt. |
27 naast de sluitrand moeten de ringen komen,–
als hulzen voor de stangen om de tafel te dragen; |
27. Les anneaux seront placés près
des entretoises pour loger les barres qui serviront à porter
la table. |
|
King James Bible . [27] Over against the border shall the rings be for places
of the staves to bear the table.
Luther-Bibel . 27 Dicht unter der Leiste sollen die Ringe sein, sodass man Stangen
hineintun und den Tisch tragen könne.
Ex 25,28 -
Ex 25,28 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
28 kai poièseis tous anaforeis ek xulôn
asèptôn kai katachrusôseis autous chrusiô
katharô kai arthèsetai en autois è trapeza |
28 ipsosque vectes facies de lignis setthim et circumdabis
auro ad subvehendam mensam |
|
28 Deze handbomen nu zult gij van sittimhout maken,
en gij zult dezelve met goud overtrekken; en de tafel zal daaraan
gedragen worden. |
[28] Maak de draagstokken van acaciahout en bedek
ze met goud. Daar moet u de tafel mee dragen. |
[28] De draagbomen voor de tafel moet je van acaciahout
maken en je moet ze vergulden. |
28 maken zul je de stangen van acaciastammen en
overtrekken zul je ze met goud; daarmee zal de tafel worden gedragen;
|
28. Tu feras les barres en bois d'acacia et tu
les plaqueras d'or ; elles serviront à porter la table. |
|
King James Bible . [28] And thou shalt make the staves of shittim wood, and
overlay them with gold, that the table may be borne with them.
Luther-Bibel . 28 Und du sollst die Stangen aus Akazienholz machen und sie mit
Gold überziehen, dass der Tisch damit getragen werde.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
Ex 25,23-28 (de tafel zelf) |
Ex 25,29-30 (het gerief) |
|
|
|
|
|
Ex 25,29 -
Ex 25,29 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
29 kai poièseis ta trublia autès kai
tas thuiskas kai ta spondeia kai tous kuathous en ois speiseis en
autois chrusiou katharou poièseis auta |
29 parabis et acetabula ac fialas turibula et cyatos
in quibus offerenda sunt libamina ex auro purissimo |
|
29 Gij zult ook maken haar schotelen, en haar rookschalen,
en haar platelen, en haar kroezen (met welke zij bedekt zal worden);
van louter goud zult gij ze maken. |
[29] Maak ook de schotels, de schalen, de kannen
en kommen die nodig zijn voor de plengoffers, van zuiver goud. |
[29] Maak ook de bijbehorende schotels, schalen
en kannen, en kommen voor de wijnoffers, allemaal van zuiver goud. |
29 maken zul je ook zijn schotels en zijn schalen,
zijn kannen en zijn kommen, waarmee wordt geplengd; van zuiver goud
zul je ze maken; |
29. Tu feras ses plats, ses coupes, ses aiguières
ainsi que ses bols pour les libations ; c'est d'or pur que tu les
feras, |
|
King James Bible . [29] And thou shalt make the dishes thereof, and spoons
thereof, and covers thereof, and bowls thereof, to cover withal: of pure gold
shalt thou make them.
Luther-Bibel . 29 Du sollst auch aus feinem Golde seine Schüsseln und Schalen
machen, seine Kannen und Becher, in denen man das Trankopfer darbringe.
Ex 25,30 -
Ex 25,30 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
30 kai epithèseis epi tèn trapezan
artous enôpious enantion mou dia pantos |
30 et pones super mensam panes propositionis in
conspectu meo semper |
|
30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood
voor Mijn aangezicht leggen. |
[30] Zet op de tafel het toonbrood zodat Ik het
altijd kan zien. |
[30] Leg op de tafel het toonbrood; dat moet daar
altijd voor mij liggen. De lampenstandaard |
30 en geef op de tafel plaats aan ‘brood
van aanschijn’, voor mijn aanschijn, altijd. • |
30. et tu placeras toujours sur la table, devant
moi, les pains d'oblation. |
|
King James Bible . [30] And thou shalt set upon the table shewbread before
me alway.
Luther-Bibel . 30 Und du sollst auf den Tisch allezeit Schaubrote legen vor
mein Angesicht.
Ex 25 - 31 |
1. |
2. |
3. |
4. |
5. |
6. |
7. |
inleiding |
Ex
25,1 |
Ex
30,11 |
Ex
30,17 |
Ex
30,22 |
Ex
30,34a |
Ex
31,1 |
Ex
31,12 |
redevoering |
Ex 25,2-30,10 |
Ex 30,12-16 (losgeld) |
Ex 30,18-21 (wasbekken) |
Ex 30,23-33 (zalfolie) |
Ex 30,34b-38 (reukwerk) |
Ex 31,2-11 (werklui) |
Ex 31,13-17 (sabbat) |
|
Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) |
Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) |
Ex 25,23-30 (de tafel) |
Ex 25,31-40 (de luchter) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ex 25,31 -
Ex 25,31 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
31 kai poièseis luchnian ek chrusiou katharou
toreutèn poièseis tèn luchnian o kaulos autès
kai oi kalamiskoi kai oi kratères kai oi sfairôtères
kai ta krina ex autès estai |
31 facies et candelabrum ductile de auro mundissimo
hastile eius et calamos scyphos et spherulas ac lilia ex ipso procedentia |
|
31 Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken.
Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht, en
zijn rietjes; zijn schaaltjes, zijn knopen, en zijn bloemen zullen
uit hem zijn. |
[31] U moet ook een luchter* maken, van zuiver goud.
De luchter, met voetstuk en schacht, moet drijfwerk zijn waarin kelken
met knoppen en bloemen zijn aangebracht. |
[31] Maak een lampenstandaard van zuiver goud. De
voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moeten uit één
stuk worden gedreven. |
31 ¶ Maak van zuiver goud een menora; als
drijfwerk zal de menora worden gemaakt: haar fundament, haar stengel,
haar kelken, haar knoppen en haar bloesems: uit één
stuk met haar zullen ze wezen!– |
31. « Tu feras un candélabre d'or pur
; le candélabre, sa base et son fût seront repoussés
; ses calices, boutons et fleurs feront corps avec lui. |
|
King James Bible . [31] And thou shalt make a candlestick of pure gold: of
beaten work shall the candlestick be made: his shaft, and his branches, his
bowls, his knops, and his flowers, shall be of the same.
Luther-Bibel . 31 Du sollst auch einen Leuchter aus feinem Golde machen, Fuß
und Schaft in getriebener Arbeit, mit Kelchen, Knäufen und Blumen.
Ex 25,32 -
Ex 25,32 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
32 ex de kalamiskoi ekporeuomenoi ek plagiôn
treis kalamiskoi tès luchnias ek tou klitous autès tou
enos kai treis kalamiskoi tès luchnias ek tou klitous tou deuterou |
32 sex calami egredientur de lateribus tres ex
uno latere et tres ex altero |
|
32 En zes rieten zullen uit zijn zijden uitgaan;
drie rieten des kandelaars uit zijn ene zijde, en drie rieten des
kandelaars uit zijn andere zijde. |
[32] Zes armen moeten vanuit de schacht omhoog
gaan, langs elke kant drie. |
[32] De schacht moet zes zijarmen hebben: drie aan
de ene kant en drie aan de andere kant. |
32 zes stengels ontspruiten uit haar flanken; een
drietal stengels van de menora uit haar ENE flank en een drietal stengels
van de menora uit haar tweede flank; |
32. Six branches s'en détacheront sur les
côtés : trois branches du candélabre d'un côté,
trois branches du candélabre de l'autre côté.
|
|
King James Bible . [32] And six branches shall come out of the sides of it;
three branches of the candlestick out of the one side, and three branches of
the candlestick out of the other side:
Luther-Bibel . 32 Sechs Arme sollen von dem Leuchter nach beiden Seiten ausgehen,
nach jeder Seite drei Arme.
Ex 25,33 -
Ex 25,33 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
33 kai treis kratères ektetupômenoi
karuiskous en tô eni kalamiskô sfairôtèr
kai krinon outôs tois ex kalamiskois tois ekporeuomenois ek
tès luchnias |
33 tres scyphi quasi in nucis modum per calamos
singulos spherulaque simul et lilium et tres similiter scyphi instar
nucis in calamo altero spherulaque et lilium hoc erit opus sex calamorum
qui producendi sunt de hastili |
|
33 In het ene riet zullen drie schaaltjes zijn,
gelijk amandelnoten, een knoop en een bloem; en drie schaaltjes, gelijk
amandelnoten in een ander riet, een knoop en een bloem; alzo zullen
die zes rieten zijn, die uit den kandelaar gaan. |
[33] In de eerste arm moeten drie amandelbloemen
met knoppen en bladeren gedreven worden. Op dezelfde wijze moeten
de zes armen van de luchter worden bewerkt. |
[33] Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem;
breng op elke arm drie kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens
op dezelfde manier. |
33 een drietal kelken, amandelvormig, op de ENE
stengel, –knop en bloesem– en een drietal kelken, amandelvormig,
op de andere stengel, knop en bloesem: zo aan de zes stengels die
ontspruiten aan de menora; |
33. La première branche portera trois calices
en forme de fleur d'amandier, avec bouton et fleur ; la deuxième
branche portera aussi trois calices en forme de fleur d'amandier,
avec bouton et fleur ; il en sera ainsi pour les six branches partant
du candélabre. |
|
King James Bible .[33] Three bowls made like unto almonds, with a knop and
a flower in one branch; and three bowls made like almonds in the other branch,
with a knop and a flower: so in the six branches that come out of the candlestick.
Luther-Bibel . 33 Jeder Arm soll drei Kelche wie Mandelblüten haben mit
Knäufen und Blumen. So soll es sein bei den sechs Armen an dem Leuchter.
Ex 25,34 -
Ex 25,34 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
34 kai en tè luchnia tessares kratères
ektetupômenoi karuiskous en tô eni kalamiskô oi
sfairôtères kai ta krina autès |
34 in ipso autem candelabro erunt quattuor scyphi
in nucis modum spherulaeque per singulos et lilia |
|
34 Maar aan den kandelaar zelven zullen vier schaaltjes
zijn, gelijk amandelnoten, met zijn knopen, en met zijn bloemen. |
[34] In de luchter zelf moeten vier amandelbloemen
met knoppen en bladeren gedreven worden: |
[34] Ook de schacht moet versierd worden met amandelbloesem:
vier kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. |
34 aan de menora zelf vier kelken: amandelvormig
haar knoppen en haar bloesem; |
34. Le candélabre lui-même portera
quatre calices en forme de fleur d'amandier, avec bouton et fleur
: |
|
King James Bible . [34] And in the candlestick shall be four bowls made like
unto almonds, with their knops and their flowers.
Luther-Bibel . 34 Aber der Schaft am Leuchter soll vier Kelche wie Mandelblüten
haben mit Knäufen und Blumen
Ex 25,35 -
Ex 25,35 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
35 o sfairôtèr upo tous duo kalamiskous
ex autès kai sfairôtèr upo tous tessaras kalamiskous
ex autès outôs tois ex kalamiskois tois ekporeuomenois
ek tès luchnias |
35 spherula sub duobus calamis per tria loca qui
simul sex fiunt procedentes de hastili uno |
|
35 En daar zal een knoop zijn onder twee rieten,
uit denzelven uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit denzelven
uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande;
alzo zal het zijn met de zes rieten, die uit den kandelaar uitgaan.
|
[35] één knop onder het eerste paar
armen, één onder het tweede en één onder
het derde paar van de zes armen van de luchter. |
[35] Waar de armen uit de schacht komen, moeten
eveneens knoppen worden aangebracht: één onder het eerste
paar armen, één onder het tweede paar en één
onder het derde paar. |
35 een knop onder de eerste twee stengels uit haar
vandaan, een knop onder weer twee stengels uit haar vandaan en een
knop onder nog eens twee stengels uit haar vandaan; zó voor
de zes stengels die uit de menora voortkomen; |
35. un bouton sous les deux premières branches
partant du candélabre, un bouton sous les deux branches suivantes
et un bouton sous les deux dernières branches - donc aux six
branches se détachant du candélabre. |
|
King James Bible . [35] And there shall be a knop under two branches of the
same, and a knop under two branches of the same, and a knop under two branches
of the same, according to the six branches that proceed out of the candlestick.
Luther-Bibel . 35 und je einen Knauf unter zwei von den sechs Armen, die von
dem Leuchter ausgehen.
Ex 25,36 -
Ex 25,36 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
36 oi sfairôtères kai oi kalamiskoi
ex autès estôsan olè toreutè ex enos chrusiou
katharou |
36 et spherae igitur et calami ex ipso erunt universa
ductilia de auro purissimo |
|
36 Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn;
het zal altemaal een enig dicht werk van louter goud zijn. |
[36] De knoppen en armen vormen één
geheel met de luchter: een stuk drijfwerk van zuiver goud. |
[36] De hele standaard, met de zes armen en de
knoppen, moet uit één stuk zuiver goud gedreven worden. |
36 hun knoppen en hun stengels zullen uit één
stuk met haar wezen; het geheel van haar één drijfwerk
van zuiver goud; |
36. Les boutons et les branches feront corps avec
le candélabre et le tout sera fait d'un bloc d'or pur repoussé. |
|
King James Bible .[36] Their knops and their branches shall be of the same:
all it shall be one beaten work of pure gold.
Luther-Bibel . 36 Beide, Knäufe und Arme, sollen aus einem Stück mit
ihm sein, lauteres Gold in getriebener Arbeit.
Ex 25,37 -
Ex 25,37 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
37 kai poièseis tous luchnous autès
epta kai epithèseis tous luchnous kai fanousin ek tou enos
prosôpou |
37 |
|
37 Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal
zijn lampen aansteken, en doen lichten aan zijn zijden. |
[37] Maak er lampen voor, en plaats die zo dat
het licht aan de voorkant valt. |
[37] Maak er zeven lampen voor en zet die er zo
op dat het licht naar voren valt. |
37 Maak lampen voor haar, een zevental; zet ze er
hoog op, die lampen van haar, zodat haar aanschijn licht geeft tot
aan de overzijde; |
37. Puis tu feras ses sept lampes. On montera les
lampes de telle sorte qu'elles éclairent en avant de lui. |
|
King James Bible . [37] And thou shalt make the seven lamps thereof: and they
shall light the lamps thereof, that they may give light over against it.
Luther-Bibel . 37 Und du sollst sieben Lampen machen und sie oben anbringen,
sodass sie nach vorn leuchten,
Ex 25,38 -
Ex 25,38 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
38 kai ton eparustèra autès kai ta
upothemata autès ek chrusiou katharou poièseis |
facies et lucernas septem et pones eas super candelabrum
ut luceant ex adverso 38 emunctoria quoque et ubi quae emuncta sunt
extinguantur fient de auro purissimo |
|
38 Zijn snuiters en zijn blusvaten zullen louter
goud zijn. |
[38] De snuiters en bakjes moeten eveneens van
zuiver goud zijn. |
[38] De snuiters en bakjes moeten ook van zuiver
goud zijn. |
38 ook haar knijpers en haar vuurbakjes van zuiver
goud!– |
38. Ses mouchettes et ses cendriers seront d'or
pur. |
|
King James Bible . [38] And the tongs thereof, and the snuffdishes thereof,
shall be of pure gold.
Luther-Bibel . 38 und Lichtscheren und Löschnäpfe aus feinem Golde.
Ex 25,39 -
Ex 25,39 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
39 panta ta skeuè tauta talanton chrusiou
katharou |
39 omne pondus candelabri cum universis vasis suis
habebit talentum auri mundissimi |
|
39 Uit een talent louter goud zal men dat maken,
met al dit gereedschap. |
[39] Voor de luchter met toebehoren moet u een
talent zuiver goud gebruiken. |
[39] Gebruik voor de lampenstandaard en voor de
bijbehorende voorwerpen een talent zuiver goud. |
39 van een talent zuiver goud zal men haar maken,–
én al deze voorwerpen; |
39. Tu le feras, avec tous ses accessoires, d'un
talent d'or pur. |
|
King James Bible . [39] Of a talent of pure gold shall he make it, with all
these vessels.
Luther-Bibel . 39 Aus einem Zentner feinen Goldes sollst du den Leuchter machen
mit allen diesen Geräten.
Ex 25,40 -
Ex 25,40 : Het heiligdom - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ex (Exodus)
-- Ex 25
-- Ex
25,1 - 27,21 --
Ex 25,1 -
Ex 25,2 -
Ex 25,3 -
Ex 25,4 -
Ex 25,5 -
Ex 25,6 -
Ex 25,7 -
Ex 25,8 -
Ex 25,9 -
Ex 25,10 -
Ex 25,11 -
Ex 25,12 -
Ex 25,13 -
Ex 25,14 -
Ex 25,15 -
Ex 25,16 -
Ex 25,17 -
Ex 25,18 -
Ex 25,19 -
Ex 25,20 -
Ex 25,21 -
Ex 25,22 -
Ex 25,23 -
Ex 25,24 -
Ex 25,25 -
Ex 25,26 -
Ex 25,27 -
Ex 25,28 -
Ex 25,29 -
Ex 25,30 -
Ex 25,31 -
Ex 25,32 -
Ex 25,33 -
Ex 25,34 -
Ex 25,35 -
Ex 25,36 -
Ex 25,37 -
Ex 25,38 -
Ex 25,39 -
Ex 25,40 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
40 ora poièseis kata ton tupon ton dedeigmenon
soi en tô orei |
40 inspice et fac secundum exemplar quod tibi in
monte monstratum est |
|
40 Zie dan toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld,
hetwelk u op den berg getoond is. |
[40] Zorg dat u alles maakt volgens het model*
dat u op de berg is getoond. |
[40] Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp
dat je hier op de berg getoond is. |
40 zie toe en maak deze voorwerpen naar hun voorbeeld
dat jij gezien hebt op de berg! •• |
40. Regarde et exécute selon le modèle
qui t'est montré sur la montagne. |
|
King James Bible . [40] And look that thou make them after their pattern, which
was shewed thee in the mount.
Luther-Bibel . 40 Und sieh zu, dass du alles machst nach dem Bilde, das dir
auf dem Berge gezeigt ist.
Septuagint
1kai elalèsen kurios pros môusèn legôn2eipon tois
uiois israèl kai labete moi aparchas para pantôn ois an doxè
tè kardia kai lèmpsesthe tas aparchas mou3kai autè estin
è aparchè èn lèmpsesthe par' autôn chrusion
kai argurion kai chalkon4kai uakinthon kai porfuran kai kokkinon diploun kai
busson keklôsmenèn kai trichas aigeias5kai dermata kriôn
èruthrodanômena kai dermata uakinthina kai xula asèpta7kai
lithous sardiou kai lithous eis tèn glufèn eis tèn epômida
kai ton podèrè8kai poièseis moi agiasma kai ofthèsomai
en umin9kai poièseis moi kata panta osa egô soi deiknuô en
tô orei to paradeigma tès skènès kai to paradeigma
pantôn tôn skeuôn autès outô poièseis10kai
poièseis kibôton marturiou ek xulôn asèptôn
duo pècheôn kai èmisous to mèkos kai pècheos
kai èmisous to platos kai pècheos kai èmisous to upsos11kai
katachrusôseis autèn chrusiô katharô exôthen
kai esôthen chrusôseis autèn kai poièseis autè
kumatia strepta chrusa kuklô12kai elaseis autè tessaras daktulious
chrusous kai epithèseis epi ta tessara klitè duo daktulious epi
to klitos to en kai duo daktulious epi to klitos to deuteron13poièseis
de anaforeis xula asèpta kai katachrusôseis auta chrusiô14kai
eisaxeis tous anaforeis eis tous daktulious tous en tois klitesi tès
kibôtou airein tèn kibôton en autois15en tois daktuliois
tès kibôtou esontai oi anaforeis akinètoi16kai embaleis
eis tèn kibôton ta marturia a an dô soi17kai poièseis
ilastèrion epithema chrusiou katharou duo pècheôn kai èmisous
to mèkos kai pècheos kai èmisous to platos18kai poièseis
duo cheroubim chrusa toreuta kai epithèseis auta ex amfoterôn tôn
klitôn tou ilastèriou19poièthèsontai cheroub eis
ek tou klitous toutou kai cheroub eis ek tou klitous tou deuterou tou ilastèriou
kai poièseis tous duo cheroubim epi ta duo klitè20esontai oi cheroubim
ekteinontes tas pterugas epanôthen suskiazontes tais pteruxin autôn
epi tou ilastèriou kai ta prosôpa autôn eis allèla
eis to ilastèrion esontai ta prosôpa tôn cheroubim21kai epithèseis
to ilastèrion epi tèn kibôton anôthen kai eis tèn
kibôton embaleis ta marturia a an dô soi22kai gnôsthèsomai
soi ekeithen kai lalèsô soi anôthen tou ilastèriou
ana meson tôn duo cheroubim tôn ontôn epi tès kibôtou
tou marturiou kai kata panta osa an enteilômai soi pros tous uious israèl23kai
poièseis trapezan chrusiou katharou duo pècheôn to mèkos
kai pècheos to euros kai pècheos kai èmisous to upsos24kai
poièseis autè strepta kumatia chrusa kuklô25kai poièseis
autè stefanèn palaistou kuklô kai poièseis strepton
kumation tè stefanè kuklô26kai poièseis tessaras
daktulious chrusous kai epithèseis tous daktulious epi ta tessara merè
tôn podôn autès27upo tèn stefanèn kai esontai
oi daktulioi eis thèkas tois anaforeusin ôste airein en autois
tèn trapezan28kai poièseis tous anaforeis ek xulôn asèptôn
kai katachrusôseis autous chrusiô katharô kai arthèsetai
en autois è trapeza29kai poièseis ta trublia autès kai
tas thuiskas kai ta spondeia kai tous kuathous en ois speiseis en autois chrusiou
katharou poièseis auta30kai epithèseis epi tèn trapezan
artous enôpious enantion mou dia pantos31kai poièseis luchnian
ek chrusiou katharou toreutèn poièseis tèn luchnian o kaulos
autès kai oi kalamiskoi kai oi kratères kai oi sfairôtères
kai ta krina ex autès estai32ex de kalamiskoi ekporeuomenoi ek plagiôn
treis kalamiskoi tès luchnias ek tou klitous autès tou enos kai
treis kalamiskoi tès luchnias ek tou klitous tou deuterou33kai treis
kratères ektetupômenoi karuiskous en tô eni kalamiskô
sfairôtèr kai krinon outôs tois ex kalamiskois tois ekporeuomenois
ek tès luchnias34kai en tè luchnia tessares kratères ektetupômenoi
karuiskous en tô eni kalamiskô oi sfairôtères kai ta
krina autès35o sfairôtèr upo tous duo kalamiskous ex autès
kai sfairôtèr upo tous tessaras kalamiskous ex autès outôs
tois ex kalamiskois tois ekporeuomenois ek tès luchnias36oi sfairôtères
kai oi kalamiskoi ex autès estôsan olè toreutè ex
enos chrusiou katharou37kai poièseis tous luchnous autès epta
kai epithèseis tous luchnous kai fanousin ek tou enos prosôpou38kai
ton eparustèra autès kai ta upothemata autès ek chrusiou
katharou poièseis39panta ta skeuè tauta talanton chrusiou katharou40ora
poièseis kata ton tupon ton dedeigmenon soi en tô orei
Vulgaat
1 locutusque est Dominus ad Mosen dicens 2 loquere filiis Israhel ut tollant
mihi primitias ab omni homine qui offert ultroneus accipietis eas 3 haec sunt
autem quae accipere debetis aurum et argentum et aes 4 hyacinthum et purpuram
coccumque bis tinctum et byssum pilos caprarum 5 et pelles arietum rubricatas
pelles ianthinas et ligna setthim 6 oleum ad luminaria concinnanda aromata in
unguentum et thymiama boni odoris 7 lapides onychinos et gemmas ad ornandum
ephod ac 8 facientque mihi sanctuarium et habitabo in medio eorum 9 iuxta omnem
similitudinem tabernaculi quod ostendam tibi et omnium vasorum in cultum eius
sicque facietis illud 10 arcam de lignis setthim conpingite cuius longitudo
habeat duos semis cubitos latitudo cubitum et dimidium altitudo cubitum similiter
ac semissem 11 et deaurabis eam auro mundissimo intus et foris faciesque supra
coronam auream per circuitum 12 et quattuor circulos aureos quos pones per quattuor
arcae angulos duo circuli sint in latere uno et duo in altero 13 facies quoque
vectes de lignis setthim et operies eos auro 14 inducesque per circulos qui
sunt in arcae lateribus ut portetur in eis 15 qui semper erunt in circulis nec
umquam extrahentur ab eis 16 ponesque in arcam testificationem quam dabo tibi
17 facies et propitiatorium de auro mundissimo duos cubitos et dimidium tenebit
longitudo eius cubitum ac semissem latitudo 18 duos quoque cherubin aureos et
productiles facies ex utraque parte oraculi 19 cherub unus sit in latere uno
et alter in altero 20 utrumque latus propitiatorii tegant expandentes alas et
operientes oraculum respiciantque se mutuo versis vultibus in propitiatorium
quo operienda est arca 21 in qua pones testimonium quod dabo tibi 22 inde praecipiam
et loquar ad te supra propitiatorio scilicet ac medio duorum cherubin qui erunt
super arcam testimonii cuncta quae mandabo per te filiis Israhel 23 facies et
mensam de lignis setthim habentem duos cubitos longitudinis et in latitudine
cubitum et in altitudine cubitum ac semissem 24 et inaurabis eam auro purissimo
faciesque illi labium aureum per circuitum 25 et ipsi labio coronam interrasilem
altam quattuor digitis et super illam alteram coronam aureolam 26 quattuor quoque
circulos aureos praeparabis et pones eos in quattuor angulis eiusdem mensae
per singulos pedes 27 subter coronam erunt circuli aurei ut mittantur vectes
per eos et possit mensa portari 28 ipsosque vectes facies de lignis setthim
et circumdabis auro ad subvehendam mensam 29 parabis et acetabula ac fialas
turibula et cyatos in quibus offerenda sunt libamina ex auro purissimo 30 et
pones super mensam panes propositionis in conspectu meo semper 31 facies et
candelabrum ductile de auro mundissimo hastile eius et calamos scyphos et spherulas
ac lilia ex ipso procedentia 32 sex calami egredientur de lateribus tres ex
uno latere et tres ex altero 33 tres scyphi quasi in nucis modum per calamos
singulos spherulaque simul et lilium et tres similiter scyphi instar nucis in
calamo altero spherulaque et lilium hoc erit opus sex calamorum qui producendi
sunt de hastili 34 in ipso autem candelabro erunt quattuor scyphi in nucis modum
spherulaeque per singulos et lilia 35 spherula sub duobus calamis per tria loca
qui simul sex fiunt procedentes de hastili uno 36 et spherae igitur et calami
ex ipso erunt universa ductilia de auro purissimo 37 facies et lucernas septem
et pones eas super candelabrum ut luceant ex adverso 38 emunctoria quoque et
ubi quae emuncta sunt extinguantur fient de auro purissimo 39 omne pondus candelabri
cum universis vasis suis habebit talentum auri mundissimi 40 inspice et fac
secundum exemplar quod tibi in monte monstratum est
Statenvertaling
1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls,
dat zij voor Mij een hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig
bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen. 3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk
gij van hen nemen zult: goud, en zilver, en koper; 4 Als ook hemelsblauw, en
purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar. 5 En roodgeverfde ramsvellen,
en dassenvellen; en sittimhout; 6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie,
en tot roking welriekende specerijen; 7 Sardonixstenen, en vervullende stenen
tot den efod, en tot den borstlap. 8 En zij zullen Mij een heiligdom maken,
dat Ik in het midden van hen wone. 9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes
tabernakels, en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo
zult gijlieden dat maken. 10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken; twee
ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve
el haar hoogte. 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en
van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans
maken rondom heen. 12 En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar
vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn, en twee ringen
op haar andere zijde. 13 En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met
goud. 14 En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn,
dat men de ark daarmede drage. 15 De draagbomen zullen in de ringen der ark
zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. 16 Daarna zult gij in de ark leggen
de getuigenis, die Ik u geven zal. 17 Gij zult ook een verzoendeksel maken van
louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs lengte zijn, en anderhalve
el deszelfs breedte. 18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van dicht
goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels. 19 En maak u
een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere
einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken,
uit de beide einden van hetzelve. 20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen
omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten
zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten der cherubim zullen naar het
verzoendeksel zijn. 21 En gij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten,
nadat gij in de ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. 22
En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel
af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles,
wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. 23 Gij zult ook een tafel
maken van sittimhout; twee ellen zal haar lengte zijn, en een el haar breedte,
en een el en een halve zal haar hoogte zijn. 24 En gij zult ze met louter goud
overtrekken; gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom heen. 25 Gij
zult ook een lijst rondom daaraan maken, een hand breed; en gij zult een gouden
krans rondom derzelver lijst maken. 26 Ook zult gij vier gouden ringen daaraan
maken; en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan derzelver vier
voeten zijn zullen. 27 Tegenover de lijst zullen de ringen zijn, tot plaatsen
voor de handbomen, om de tafel te dragen. 28 Deze handbomen nu zult gij van
sittimhout maken, en gij zult dezelve met goud overtrekken; en de tafel zal
daaraan gedragen worden. 29 Gij zult ook maken haar schotelen, en haar rookschalen,
en haar platelen, en haar kroezen (met welke zij bedekt zal worden); van louter
goud zult gij ze maken. 30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood voor
Mijn aangezicht leggen. 31 Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken.
Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht, en zijn rietjes;
zijn schaaltjes, zijn knopen, en zijn bloemen zullen uit hem zijn. 32 En zes
rieten zullen uit zijn zijden uitgaan; drie rieten des kandelaars uit zijn ene
zijde, en drie rieten des kandelaars uit zijn andere zijde. 33 In het ene riet
zullen drie schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten, een knoop en een bloem; en
drie schaaltjes, gelijk amandelnoten in een ander riet, een knoop en een bloem;
alzo zullen die zes rieten zijn, die uit den kandelaar gaan. 34 Maar aan den
kandelaar zelven zullen vier schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten, met zijn
knopen, en met zijn bloemen. 35 En daar zal een knoop zijn onder twee rieten,
uit denzelven uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande;
nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; alzo zal het zijn
met de zes rieten, die uit den kandelaar uitgaan. 36 Hun knopen en hun rieten
zullen uit hem zijn; het zal altemaal een enig dicht werk van louter goud zijn.
37 Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal zijn lampen aansteken, en
doen lichten aan zijn zijden. 38 Zijn snuiters en zijn blusvaten zullen louter
goud zijn. 39 Uit een talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap.
40 Zie dan toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg
getoond is.
Willibrordvertaling
[1] Toen* sprak de heer tot Mozes: [2] ‘Zeg tegen de Israëlieten
dat zij een bijdrage aan Mij moeten afstaan; van iedereen die daartoe bereid
is moet u voor Mij een bijdrage in ontvangst nemen. [3] Het volgende kunt u
van hen in ontvangst nemen: goud, zilver en brons, [4] paarse, karmijnrode en
scharlaken wol, linnen, kleden van geitenhaar, [5] gelooide ramsvellen, fijn
leer en acaciahout; [6] olie voor de verlichting, geurige kruiden voor de bereiding
van zalfolie en wierook; [7] kornalijn en edelstenen voor de efod* en de orakeltas.
[8] Dan kan men voor Mij een heiligdom bouwen en zal Ik in hun midden wonen.
[9] Bij de verblijfplaats en de hele inventaris moet u zich zorgvuldig houden
aan het model* dat Ik u tonen zal. [10] U moet een ark* maken van acaciahout,
tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. [11]
Bekleed haar van binnen en van buiten met zuiver goud, en breng rondom een gouden
lijst aan. [12] Giet voor de ark vier gouden ringen en bevestig die aan de vier
poten, twee aan elke kant. [13] Maak ook draagstokken van acaciahout en bedek
die met goud. [14] Steek ze dan in de ringen aan de zijkanten van de ark, om
die zo te kunnen dragen. [15] De draagstokken moeten in de ringen van de ark
blijven; ze mogen er niet uitgenomen worden. [16] In de ark moet u de verbondsakte
neerleggen die Ik u zal geven. [17] U moet ook een verzoendeksel* maken van
zuiver goud, tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed. [18] Maak ook
twee kerubs*, in goud gedreven, aan de beide uiteinden van de dekplaat, [19]
één kerub aan het ene uiteinde en één aan het andere,
in reliëf. [20] De vleugels van de kerubs moeten naar boven uitgestrekt
zijn, zodat zij het verzoendeksel bedekken. De kerubs moeten met hun gezicht
naar elkaar toe gekeerd staan, hun gezicht moet op het verzoendeksel gericht
zijn. [21] Plaats het verzoendeksel bovenop de ark en leg in de ark de verbondsakte
neer die Ik u geven zal. [22] Daar zal Ik naar u toe komen, boven het verzoendeksel;
vanaf de plaats tussen de beide kerubs die op de ark met de verbondsakte staan
zal Ik u alle opdrachten voor de Israëlieten meedelen. [23] Maak een tafel
van acaciahout, twee el lang, een el breed en anderhalve el hoog. [24] Bedek
die met zuiver goud en maak er een gouden lijst omheen. [25] Leg er een gouden
band om, van een handbreed, en zet die af met een gouden lijst. [26] Maak vier
gouden ringen en bevestig die aan de vier hoeken, bij de poten. [27] Deze ringen,
bestemd voor de draagstokken waarmee de tafel gedragen wordt, moeten dicht bij
de band zitten. [28] Maak de draagstokken van acaciahout en bedek ze met goud.
Daar moet u de tafel mee dragen. [29] Maak ook de schotels, de schalen, de kannen
en kommen die nodig zijn voor de plengoffers, van zuiver goud. [30] Zet op de
tafel het toonbrood zodat Ik het altijd kan zien. [31] U moet ook een luchter*
maken, van zuiver goud. De luchter, met voetstuk en schacht, moet drijfwerk
zijn waarin kelken met knoppen en bloemen zijn aangebracht. [32] Zes armen moeten
vanuit de schacht omhoog gaan, langs elke kant drie. [33] In de eerste arm moeten
drie amandelbloemen met knoppen en bladeren gedreven worden. Op dezelfde wijze
moeten de zes armen van de luchter worden bewerkt. [34] In de luchter zelf moeten
vier amandelbloemen met knoppen en bladeren gedreven worden: [35] één
knop onder het eerste paar armen, één onder het tweede en één
onder het derde paar van de zes armen van de luchter. [36] De knoppen en armen
vormen één geheel met de luchter: een stuk drijfwerk van zuiver
goud. [37] Maak er lampen voor, en plaats die zo dat het licht aan de voorkant
valt. [38] De snuiters en bakjes moeten eveneens van zuiver goud zijn. [39]
Voor de luchter met toebehoren moet u een talent zuiver goud gebruiken. [40]
Zorg dat u alles maakt volgens het model* dat u op de berg is getoond.
Nieuwe vertaling
[1] De HEER zei tegen Mozes: [2] ‘Vraag de Israëlieten mij geschenken
te geven; neem van ieder die daartoe bereid is een bijdrage in ontvangst. [3]
Je moet het volgende van hen vragen: goud, zilver en koper, [4] blauwpurperen,
roodpurperen en karmozijnrode wol, fijn linnen garen en geitenhaar, [5] rood
geverfde ramsvellen, vellen van zeekoeien, acaciahout, [6] lampolie, geurige
specerijen voor de zalfolie en voor de reukoffers, [7] onyxstenen voor de priesterschort
en edelstenen voor de borsttas. [8] De Israëlieten moeten een heiligdom
voor mij maken, zodat ik te midden van hen kan wonen. [9] Ik zal je een ontwerp
laten zien van de tabernakel en van alle voorwerpen die bij deze tent horen;
houd je daar nauwkeurig aan. De ark [10] Laat van acaciahout een ark maken,
een kist van tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve
el hoog. [11] Overtrek die met zuiver goud, zowel vanbinnen als vanbuiten; aan
de bovenkant moet je rondom een gouden sierlijst aanbrengen. [12] Giet vier
gouden ringen en bevestig ze aan de vier poten: twee ringen aan elke kant van
de ark. [13] Maak draagbomen van acaciahout, verguld ze [14] en steek ze door
de ringen aan weerszijden; zo kan de ark gedragen worden. [15] De draagbomen
moeten in de ringen blijven, ze mogen er niet uit gehaald worden. [16] In de
ark moet je de verbondstekst leggen die ik je zal geven. [17] Je moet ook een
verzoeningsplaat maken van zuiver goud, tweeëneenhalve el lang en anderhalve
el breed. [18] Maak aan de beide uiteinden daarvan een cherub, eveneens van
goud, één aan het ene uiteinde en één aan het andere
uiteinde. Het moet drijfwerk zijn, de twee cherubs moeten één
geheel met de plaat vormen. [20] Ze moeten tegenover elkaar staan, met het gezicht
naar de verzoeningsplaat gekeerd, en hun vleugels moeten gespreid zijn zodat
ze zich daar beschermend over uitstrekken. [21] Leg de verzoeningsplaat op de
ark; leg de verbondstekst die ik je zal geven in de ark. [22] Daar zal ik je
ontmoeten, en vanaf die plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs
op de ark met de verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat
ik van de Israëlieten verlang. De tafel [23] Maak een tafel van acaciahout,
twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog. [24] Overtrek
hem met zuiver goud en breng rondom een gouden sierlijst aan: [25] een rand
van een hand breed, in een gouden lijst gevat. [26] Maak vier gouden ringen
en bevestig ze aan de vier hoeken, bij de poten. [27] De ringen moeten vlak
onder de rand zitten; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee de tafel gedragen
wordt. [28] De draagbomen voor de tafel moet je van acaciahout maken en je moet
ze vergulden. [29] Maak ook de bijbehorende schotels, schalen en kannen, en
kommen voor de wijnoffers, allemaal van zuiver goud. [30] Leg op de tafel het
toonbrood; dat moet daar altijd voor mij liggen. De lampenstandaard [31] Maak
een lampenstandaard van zuiver goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen
en bloemen moeten uit één stuk worden gedreven. [32] De schacht
moet zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. [33]
Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem; breng op elke arm drie
kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens op dezelfde manier. [34] Ook
de schacht moet versierd worden met amandelbloesem: vier kelken, elk met een
knop en bloemblaadjes. [35] Waar de armen uit de schacht komen, moeten eveneens
knoppen worden aangebracht: één onder het eerste paar armen, één
onder het tweede paar en één onder het derde paar. [36] De hele
standaard, met de zes armen en de knoppen, moet uit één stuk zuiver
goud gedreven worden. [37] Maak er zeven lampen voor en zet die er zo op dat
het licht naar voren valt. [38] De snuiters en bakjes moeten ook van zuiver
goud zijn. [39] Gebruik voor de lampenstandaard en voor de bijbehorende voorwerpen
een talent zuiver goud. [40] Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp dat
je hier op de berg getoond is.
Naardense vertaling
1 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt: 2 spreek tot de zonen Israëls
dat ze voor mij een heffing zullen nemen; van alleman wiens hart hem aandrijft
zult ge deze heffing–voor–mij aannemen. 3 En dit is de heffing die
ge van hen zult aannemen: goud, zilver, koperbrons; 4 azuurslak, purper, rode
karmozijnworm, doek, geitenhaar, 5 aarderode ramsvellen, dassenvellen, acaciastammen,
6 olijfolie voor de verlichting; balsems voor de zalvingsolie en voor de kruidenwierook;
7 berilstenen en opvulstenen,– voor de efod en het borstschild. 8 Maken
zullen zij voor mij een heiligdom: wonen zal ik in hun midden; 9 naar al wat
ik jou te zien geef: de uitbeelding van de Woning en de uitbeelding van alle
voorwerpen daarin, zo zullen jullie het maken. •• 10 ¶ Maken
zullen ze uit acaciastammen een ark; een dubbel–el en een halve zijn lengte,
een el en een halve zijn breedte, een el en een halve zijn opstand; 11 overtrekken
zul je hem met zuiver goud, van binnen en van buiten zul je hem overtrekken;
maken zul je bovenaan een sierlijst van goud, rondom; 12 giet voor hem vier
ringen van goud en geef die plaats op zijn vier hoeken: twee ringen op zijn
ENE zijde en twee ringen op zijn tweede zijde; 13 maak stangen van acaciastammen
en overtrek ze met goud; 14 breng de stangen aan in de ringen op de zijden van
de ark, om de ark daarmee te dragen; 15 in de ringen van de ark zullen de stangen
zijn!– ze zullen van hem niet wijken!– 16 geef in de ark de overeenkomst
plaats die ik je zal geven; 17 maak een verzoendeksel van zuiver goud, een dubbel–el
en een halve haar lengte en een el en een halve haar breedte; 18 en maak twee
cheroeviem van goud; als drijfwerk zul je ze maken uit de twee uiteinden van
het deksel; 19 maak één cheroev aan dit einde en één
cheroev aan dat einde; uit het verzoendeksel zult ge de cheroev maken, op de
twee uiteinden; 20 wezen zullen de cheroeviem er met de vleugels uitgespreid
naar boven, met hun vleugels het deksel overhuivend en hun aanschijn als een
man naar zijn broeders,– gericht naar het deksel zullen de aangezichten
van de cheroeviem wezen; 21 geef het deksel plaats op de ark aan de bovenkant;
en in de ark geef je de overeenkomst plaats die ik je zal geven; 22 daar zal
ik samenkomst met jou houden, en boven het deksel met jou bespreken, tussen
de twee cheroeviem op de ark met de overeenkomst: al wat ik jou gebied voor
de zonen Israëls. • 23 ¶ Maken zul je een tafel van acaciastammen
een dubbel–el zijn lengte en een el zijn breedte, een el en een halve
zijn opstand; 24 overtrek hem met zuiver goud; maak voor hem een sierlijst van
goud, rondom; 25 maak voor hem een sluitrand van een duimbreed, rondom, en maak
een sierlijst van goud aan die sluitrand, rondom; 26 maak voor hem vier ringen
van goud, en geef de ringen plaats op de vier hoeken van zijn vier poten; 27
naast de sluitrand moeten de ringen komen,– als hulzen voor de stangen
om de tafel te dragen; 28 maken zul je de stangen van acaciastammen en overtrekken
zul je ze met goud; daarmee zal de tafel worden gedragen; 29 maken zul je ook
zijn schotels en zijn schalen, zijn kannen en zijn kommen, waarmee wordt geplengd;
van zuiver goud zul je ze maken; 30 en geef op de tafel plaats aan ‘brood
van aanschijn’, voor mijn aanschijn, altijd. • 31 ¶ Maak van
zuiver goud een menora; als drijfwerk zal de menora worden gemaakt: haar fundament,
haar stengel, haar kelken, haar knoppen en haar bloesems: uit één
stuk met haar zullen ze wezen!– 32 zes stengels ontspruiten uit haar flanken;
een drietal stengels van de menora uit haar ENE flank en een drietal stengels
van de menora uit haar tweede flank; 33 een drietal kelken, amandelvormig, op
de ENE stengel, –knop en bloesem– en een drietal kelken, amandelvormig,
op de andere stengel, knop en bloesem: zo aan de zes stengels die ontspruiten
aan de menora; 34 aan de menora zelf vier kelken: amandelvormig haar knoppen
en haar bloesem; 35 een knop onder de eerste twee stengels uit haar vandaan,
een knop onder weer twee stengels uit haar vandaan en een knop onder nog eens
twee stengels uit haar vandaan; zó voor de zes stengels die uit de menora
voortkomen; 36 hun knoppen en hun stengels zullen uit één stuk
met haar wezen; het geheel van haar één drijfwerk van zuiver goud;
37 Maak lampen voor haar, een zevental; zet ze er hoog op, die lampen van haar,
zodat haar aanschijn licht geeft tot aan de overzijde; 38 ook haar knijpers
en haar vuurbakjes van zuiver goud!– 39 van een talent zuiver goud zal
men haar maken,– én al deze voorwerpen; 40 zie toe en maak deze
voorwerpen naar hun voorbeeld dat jij gezien hebt op de berg! ••
Bible de Jérusalem
1. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 2. « Dis aux Israélites
de prélever pour moi une contribution. Vous prendrez la contribution
de tous ceux que leur cœur incite. 3. Et voici la contribution que vous
accepterez d'eux : de l'or, de l'argent et du bronze ; 4. de la pourpre violette
et écarlate, du cramoisi, du lin fin et du poil de chèvre ; 5.
des peaux de béliers teintes en rouge, du cuir fin et du bois d'acacia
; 6. de l'huile pour le luminaire, des aromates pour l'huile d'onction et l'encens
aromatique ; 7. des pierres de cornaline et des pierres à enchâsser
dans l'éphod et le pectoral. 8. Fais-moi un sanctuaire, que je puisse
résider parmi eux. 9. Tu feras tout selon le modèle de la Demeure
et le modèle de son mobilier que je vais te montrer. 10. « Tu feras
en bois d'acacia une arche longue de deux coudées et demie, large d'une
coudée et demie et haute d'une coudée et demie. 11. Tu la plaqueras
d'or pur, au-dedans et au-dehors, et tu feras sur elle une moulure d'or, tout
autour. 12. Tu fondras pour elle quatre anneaux d'or, et tu les mettras à
ses quatre pieds : deux anneaux d'un côté et deux anneaux de l'autre.
13. Tu feras aussi des barres en bois d'acacia ; tu les plaqueras d'or, 14.
et tu engageras dans les anneaux fixés sur les côtés de
l'arche les barres qui serviront à la porter. 15. Les barres resteront
dans les anneaux de l'arche et n'en seront pas ôtées. 16. Tu mettras
dans l'arche le Témoignage que je te donnerai. 17. Tu feras aussi un
propitiatoire d'or pur, de deux coudées et demie de long et d'une coudée
et demie de large. 18. Tu feras deux chérubins d'or repoussé,
tu les feras aux deux extrémités du propitiatoire. 19. Fais l'un
des chérubins à une extrémité et l'autre chérubin
à l'autre extrémité : tu feras les chérubins faisant
corps avec le propitiatoire, à ses deux extrémités. 20.
Les chérubins auront les ailes déployées vers le haut et
protégeront le propitiatoire de leurs ailes en se faisant face. Les faces
des chérubins seront tournées vers le propitiatoire. 21. Tu mettras
le propitiatoire sur le dessus de l'arche, et tu mettras dans l'arche le Témoignage
que je te donnerai. 22. C'est là que je te rencontrerai. C'est de sur
le propitiatoire, d'entre les deux chérubins qui sont sur l'arche du
Témoignage, que je te donnerai mes ordres pour les Israélites.
23. « Tu feras une table en bois d'acacia, longue de deux coudées,
large d'une coudée et haute d'une coudée et demie. 24. Tu la plaqueras
d'or pur, et tu lui feras tout autour une moulure d'or. 25. Tout autour, tu
lui feras des entretoises larges d'un palme, et tu feras autour des entretoises
une moulure d'or. 26. Tu lui feras quatre anneaux d'or, et tu mettras les anneaux
aux quatre angles formés par les quatre pieds. 27. Les anneaux seront
placés près des entretoises pour loger les barres qui serviront
à porter la table. 28. Tu feras les barres en bois d'acacia et tu les
plaqueras d'or ; elles serviront à porter la table. 29. Tu feras ses
plats, ses coupes, ses aiguières ainsi que ses bols pour les libations
; c'est d'or pur que tu les feras, 30. et tu placeras toujours sur la table,
devant moi, les pains d'oblation. 31. « Tu feras un candélabre
d'or pur ; le candélabre, sa base et son fût seront repoussés
; ses calices, boutons et fleurs feront corps avec lui. 32. Six branches s'en
détacheront sur les côtés : trois branches du candélabre
d'un côté, trois branches du candélabre de l'autre côté.
33. La première branche portera trois calices en forme de fleur d'amandier,
avec bouton et fleur ; la deuxième branche portera aussi trois calices
en forme de fleur d'amandier, avec bouton et fleur ; il en sera ainsi pour les
six branches partant du candélabre. 34. Le candélabre lui-même
portera quatre calices en forme de fleur d'amandier, avec bouton et fleur :
35. un bouton sous les deux premières branches partant du candélabre,
un bouton sous les deux branches suivantes et un bouton sous les deux dernières
branches - donc aux six branches se détachant du candélabre. 36.
Les boutons et les branches feront corps avec le candélabre et le tout
sera fait d'un bloc d'or pur repoussé. 37. Puis tu feras ses sept lampes.
On montera les lampes de telle sorte qu'elles éclairent en avant de lui.
38. Ses mouchettes et ses cendriers seront d'or pur. 39. Tu le feras, avec tous
ses accessoires, d'un talent d'or pur. 40. Regarde et exécute selon le
modèle qui t'est montré sur la montagne.
King James Bible
[1] And the LORD spake unto Moses, saying, [2] Speak unto the children of Israel,
that they bring me an offering: of every man that giveth it willingly with his
heart ye shall take my offering. [3] And this is the offering which ye shall
take of them; gold, and silver, and brass, [4] And blue, and purple, and scarlet,
and fine linen, and goats' hair, [5] And rams' skins dyed red, and badgers'
skins, and shittim wood, [6] Oil for the light, spices for anointing oil, and
for sweet incense, [7] Onyx stones, and stones to be set in the ephod, and in
the breastplate. [8] And let them make me a sanctuary; that I may dwell among
them. [9] According to all that I shew thee, after the pattern of the tabernacle,
and the pattern of all the instruments thereof, even so shall ye make it. [10]
And they shall make an ark of shittim wood: two cubits and a half shall be the
length thereof, and a cubit and a half the breadth thereof, and a cubit and
a half the height thereof. [11] And thou shalt overlay it with pure gold, within
and without shalt thou overlay it, and shalt make upon it a crown of gold round
about. [12] And thou shalt cast four rings of gold for it, and put them in the
four corners thereof; and two rings shall be in the one side of it, and two
rings in the other side of it. [13] And thou shalt make staves of shittim wood,
and overlay them with gold. [14] And thou shalt put the staves into the rings
by the sides of the ark, that the ark may be borne with them. [15] The staves
shall be in the rings of the ark: they shall not be taken from it. [16] And
thou shalt put into the ark the testimony which I shall give thee. [17] And
thou shalt make a mercy seat of pure gold: two cubits and a half shall be the
length thereof, and a cubit and a half the breadth thereof. [18] And thou shalt
make two cherubims of gold, of beaten work shalt thou make them, in the two
ends of the mercy seat. [19] And make one cherub on the one end, and the other
cherub on the other end: even of the mercy seat shall ye make the cherubims
on the two ends thereof. [20] And the cherubims shall stretch forth their wings
on high, covering the mercy seat with their wings, and their faces shall look
one to another; toward the mercy seat shall the faces of the cherubims be. [21]
And thou shalt put the mercy seat above upon the ark; and in the ark thou shalt
put the testimony that I shall give thee. [22] And there I will meet with thee,
and I will commune with thee from above the mercy seat, from between the two
cherubims which are upon the ark of the testimony, of all things which I will
give thee in commandment unto the children of Israel. [23] Thou shalt also make
a table of shittim wood: two cubits shall be the length thereof, and a cubit
the breadth thereof, and a cubit and a half the height thereof. [24] And thou
shalt overlay it with pure gold, and make thereto a crown of gold round about.
[25] And thou shalt make unto it a border of an hand breadth round about, and
thou shalt make a golden crown to the border thereof round about. [26] And thou
shalt make for it four rings of gold, and put the rings in the four corners
that are on the four feet thereof. [27] Over against the border shall the rings
be for places of the staves to bear the table. [28] And thou shalt make the
staves of shittim wood, and overlay them with gold, that the table may be borne
with them. [29] And thou shalt make the dishes thereof, and spoons thereof,
and covers thereof, and bowls thereof, to cover withal: of pure gold shalt thou
make them. [30] And thou shalt set upon the table shewbread before me alway.
[31] And thou shalt make a candlestick of pure gold: of beaten work shall the
candlestick be made: his shaft, and his branches, his bowls, his knops, and
his flowers, shall be of the same. [32] And six branches shall come out of the
sides of it; three branches of the candlestick out of the one side, and three
branches of the candlestick out of the other side: [33] Three bowls made like
unto almonds, with a knop and a flower in one branch; and three bowls made like
almonds in the other branch, with a knop and a flower: so in the six branches
that come out of the candlestick. [34] And in the candlestick shall be four
bowls made like unto almonds, with their knops and their flowers. [35] And there
shall be a knop under two branches of the same, and a knop under two branches
of the same, and a knop under two branches of the same, according to the six
branches that proceed out of the candlestick. [36] Their knops and their branches
shall be of the same: all it shall be one beaten work of pure gold. [37] And
thou shalt make the seven lamps thereof: and they shall light the lamps thereof,
that they may give light over against it. [38] And the tongs thereof, and the
snuffdishes thereof, shall be of pure gold. [39] Of a talent of pure gold shall
he make it, with all these vessels. [40] And look that thou make them after
their pattern, which was shewed thee in the mount.
Luther-Bibel
Gaben für die Stiftshütte
1 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 2 Sage den Israeliten, dass sie für
mich eine Opfergabe erheben von jedem, der es freiwillig gibt. 3 Das ist aber
die Opfergabe, die ihr von ihnen erheben sollt: Gold, Silber, Kupfer, 4 blauer
und roter Purpur, Scharlach, feine Leinwand, Ziegenhaar, 5 rot gefärbte
Widderfelle, Dachsfelle, Akazienholz, 6 Öl für die Lampen, Spezerei
zum Salböl und zu wohlriechendem Räucherwerk, 7 Onyxsteine und eingefasste
Steine zum Priesterschurz und zur Brusttasche. 8 Und sie sollen mir ein Heiligtum
machen, dass ich unter ihnen wohne. 9 Genau nach dem Bild, das ich dir von der
Wohnung und ihrem ganzen Gerät zeige, sollt ihr's machen.
Die Bundeslade
10 Macht eine Lade aus Akazienholz; zwei und eine halbe Elle soll die Länge
sein, anderthalb Ellen die Breite und anderthalb Ellen die Höhe. 11 Du
sollst sie mit feinem Gold überziehen innen und außen und einen goldenen
Kranz an ihr ringsherum machen. 12 Und gieß vier goldene Ringe und tu
sie an ihre vier Ecken, sodass zwei Ringe auf der einen Seite und zwei auf der
andern seien. 13 Und mache Stangen von Akazienholz und überziehe sie mit
Gold 14 und stecke sie in die Ringe an den Seiten der Lade, dass man sie damit
trage. 15 Sie sollen in den Ringen bleiben und nicht herausgetan werden. 16
Und du sollst in die Lade das Gesetz legen, das ich dir geben werde. 17 Du sollst
auch einen Gnadenthron machen aus feinem Golde; zwei und eine halbe Elle soll
seine Länge sein und anderthalb Ellen seine Breite. 18 Und du sollst zwei
Cherubim machen aus getriebenem Golde an beiden Enden des Gnadenthrones, 19
sodass ein Cherub sei an diesem Ende, der andere an jenem, dass also zwei Cherubim
seien an den Enden des Gnadenthrones. 20 Und die Cherubim sollen ihre Flügel
nach oben ausbreiten, dass sie mit ihren Flügeln den Gnadenthron bedecken
und eines jeden Antlitz gegen das des andern stehe; und ihr Antlitz soll zum
Gnadenthron gerichtet sein. 21 Und du sollst den Gnadenthron oben auf die Lade
tun und in die Lade das Gesetz legen, das ich dir geben werde. 22 Dort will
ich dir begegnen, und vom Gnadenthron aus, der auf der Lade mit dem Gesetz ist,
zwischen den beiden Cherubim will ich mit dir alles reden, was ich dir gebieten
will für die Israeliten.
Der Tisch für die Schaubrote
23 Du sollst auch einen Tisch machen aus Akazienholz; zwei Ellen soll seine
Länge sein, eine Elle seine Breite und anderthalb Ellen seine Höhe.
24 Und du sollst ihn überziehen mit feinem Gold und einen goldenen Kranz
ringsherum machen 25 und eine Leiste ringsherum eine Handbreit hoch und einen
goldenen Kranz an der Leiste ringsherum; 26 und du sollst vier goldene Ringe
machen an die vier Ecken an seinen vier Füßen. 27 Dicht unter der
Leiste sollen die Ringe sein, sodass man Stangen hineintun und den Tisch tragen
könne. 28 Und du sollst die Stangen aus Akazienholz machen und sie mit
Gold überziehen, dass der Tisch damit getragen werde. 29 Du sollst auch
aus feinem Golde seine Schüsseln und Schalen machen, seine Kannen und Becher,
in denen man das Trankopfer darbringe. 30 Und du sollst auf den Tisch allezeit
Schaubrote legen vor mein Angesicht.
Der Leuchter
31 Du sollst auch einen Leuchter aus feinem Golde machen, Fuß und Schaft
in getriebener Arbeit, mit Kelchen, Knäufen und Blumen. 32 Sechs Arme sollen
von dem Leuchter nach beiden Seiten ausgehen, nach jeder Seite drei Arme. 33
Jeder Arm soll drei Kelche wie Mandelblüten haben mit Knäufen und
Blumen. So soll es sein bei den sechs Armen an dem Leuchter. 34 Aber der Schaft
am Leuchter soll vier Kelche wie Mandelblüten haben mit Knäufen und
Blumen 35 und je einen Knauf unter zwei von den sechs Armen, die von dem Leuchter
ausgehen. 36 Beide, Knäufe und Arme, sollen aus einem Stück mit ihm
sein, lauteres Gold in getriebener Arbeit. 37 Und du sollst sieben Lampen machen
und sie oben anbringen, sodass sie nach vorn leuchten, 38 und Lichtscheren und
Löschnäpfe aus feinem Golde. 39 Aus einem Zentner feinen Goldes sollst
du den Leuchter machen mit allen diesen Geräten. 40 Und sieh zu, dass du
alles machst nach dem Bilde, das dir auf dem Berge gezeigt ist.