EXODUS 30 - Ex 30 -
- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen --Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -
BIJBEL: Taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht van Exodus : - Ex 1 - Ex 2 - Ex 3 - Ex 4 - Ex 5 - Ex 6 - Ex 7 - Ex 8 - Ex 9 - Ex 10 - Ex 11 - Ex 12 - Ex 13 - Ex 14 - Ex 15 - Ex 16 - Ex 17 - Ex 18 - Ex 19 - Ex 20 - Ex 21 - Ex 22 - Ex 23 - Ex 24 - Ex 25 - Ex 26 - Ex 27 - Ex 28 - Ex 29 - Ex 30 - Ex 31 - Ex 32 - Ex 33 - Ex 34 - Ex 35 - Ex 36 - Ex 37 - Ex 38 - Ex 39 - Ex 40 -
Tekstuitleg vers per vers : - Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 - Ex 30,11 - Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 25,1-9 (bijdrage aan het heiligdom) Ex 25,10-22 (de ark en het deksel) Ex 25,23-30 (de tafel) Ex 25,31-40 (de luchter)      
  Ex 26,1-37 (de verblijfplaats)            
  Ex 27,1-8 (het brandofferaltaar) Ex 27,9-19 (de voorhof) Ex 27,20-21 (de olie voor de verlichting)        
  Ex 28,1-43 (de priesters en hun priesterlijke kleding)            
  Ex 29,1-37 (de priesters en hun wijding)            
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar)            

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      
  Ex 30,1-6 (het maken van het altaar) Ex 30,7-10 (het gebruik ervan)          

Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -

Ex 30,1 - Ex 30,1 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai poièseis thusiastèrion thumiamatos ek xulôn asèptôn kai poièseis auto  1 facies quoque altare in adolendum thymiama de lignis setthim     1 Gij zult ook een reukaltaar des reukwerks maken; van sittimhout zult gij het maken.   [1] Maak ook een altaar* van acaciahout, voor het branden van wierook,   [1] Je moet een altaar maken voor het branden van reukwerk; gebruik er acaciahout voor.   1 ¶ Maken zul je een altaar voor het roken van wierook; van acaciastammen zul je het maken.   1. « Tu feras un autel où faire fumer l'encens, tu le feras en bois d'acacia. 

King James Bible . [1] And thou shalt make an altar to burn incense upon: of shittim wood shalt thou make it.
Luther-Bibel . 1 Du sollst auch einen Räucheraltar machen aus Akazienholz,

Tekstuitleg van

Ex 30,2 - Ex 30,2 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2pècheos to mèkos kai pècheos to euros tetragônon estai kai duo pècheôn to upsos ex autou estai ta kerata autou  2 habens cubitum longitudinis et alterum latitudinis id est quadrangulum et duos cubitos in altitudine cornua ex ipso procedent     2 Een el zal zijn lengte zijn, en een el zijn breedte, vierkant zal het zijn, maar twee ellen deszelfs hoogte; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn.  [2] een el lang, een el breed, vierkant dus, en twee el hoog. De hoorns moeten er één geheel mee vormen.  [2] Het moet vierkant zijn, één el lang en één el breed, en twee el hoog; de horens moeten er één geheel mee vormen.   2 Een el zijn lengte, een el zijn breedte, vierkant zal het worden, en een dubbel el zijn opstand; uit één stuk ermee zijn horens.  2. D'une coudée de long et d'une coudée de large, il sera carré, et il aura deux coudées de haut ; ses cornes feront corps avec lui. 

King James Bible .[2] A cubit shall be the length thereof, and a cubit the breadth thereof; foursquare shall it be: and two cubits shall be the height thereof: the horns thereof shall be of the same.
Luther-Bibel . 2 eine Elle lang und ebenso breit, viereckig, und zwei Ellen hoch mit seinen Hörnern.

Tekstuitleg van

Ex 30,3 - Ex 30,3 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai katachrusôseis auta chrusiô katharô tèn escharan autou kai tous toichous autou kuklô kai ta kerata autou kai poièseis autô streptèn stefanèn chrusèn kuklô  3 vestiesque illud auro purissimo tam craticulam eius quam parietes per circuitum et cornua faciesque ei coronam aureolam per gyrum    3 En gij zult het met louter goud overtrekken, zijn dak en deszelfs wanden rondom, als ook zijn hoornen; en gij zult het een gouden krans rondom maken.   [3] U moet het bedekken met zuiver goud: de bovenkant, de zijvlakken en de hoorns, en er een gouden lijst omheen maken.  [3] Overtrek de bovenkant, alle zijkanten en de horens met zuiver goud en breng rondom een gouden rand aan.  3 Overtrekken zul je het met zuiver goud: z’n dak, z’n wanden rondom en zijn horens; een omlijsting van goud zul je eraan maken, rondom.  3. Tu plaqueras d'or pur sa partie supérieure, ses parois tout autour et ses cornes, et tu lui feras tout autour une moulure d'or. 

King James Bible .[3] And thou shalt overlay it with pure gold, the top thereof, and the sides thereof round about, and the horns thereof; and thou shalt make unto it a crown of gold round about.
Luther-Bibel .3 Und du sollst ihn mit feinem Golde überziehen, seine Platte und seine Wände ringsherum und seine Hörner. Und sollst einen Kranz von Gold ringsherum machen

Tekstuitleg van

Ex 30,4 - Ex 30,4 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai duo daktulious chrusous katharous poièseis upo tèn streptèn stefanèn autou eis ta duo klitè poièseis en tois dusi pleurois kai esontai psalides tais skutalais ôste airein auto en autais  4 et duos anulos aureos sub corona per singula latera ut mittantur in eos vectes et altare portetur    4 Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot plaatsen voor de handbomen, dat men het daarmede drage.   [4] Bevestig aan beide zijden onder de lijst twee gouden ringen voor de draagstokken waarmee men het altaar optilt.   [4] Bevestig aan twee kanten onder de rand twee gouden ringen. Zet ze aan tegenover elkaar liggende zijden; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee het altaar gedragen wordt.   4 Twee ringen van goud zul je eraan maken, onderaan zijn omlijsting, aan zijn twee zijden zul je die maken, op zijn twee flanken; worden zal dat tot hulzen voor stangen om het daarmee te dragen.  4. Tu lui feras deux anneaux d'or au-dessous de la moulure, sur ses deux côtés ; tu les feras sur les deux faces pour y loger les barres servant à son transport.  

King James Bible . [4] And two golden rings shalt thou make to it under the crown of it, by the two corners thereof, upon the two sides of it shalt thou make it; and they shall be for places for the staves to bear it withal.
Luther-Bibel . 4 und zwei goldene Ringe unter dem Kranz zu beiden Seiten, dass man Stangen hineintue und ihn damit trage.

Tekstuitleg van

Ex 30,5 - Ex 30,5 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai poièseis skutalas ek xulôn asèptôn kai katachrusôseis autas chrusiô 5 ipsos quoque vectes facies de lignis setthim et inaurabis    5 De draagbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult die met goud overtrekken.   [5] De draagstokken moet men maken van acaciahout en bedekken met goud.   [5] De draagbomen moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden.  5 Maken zul je de stangen van acaciastammen; overtrekken zul je ze met goud.  5. Tu feras ces barres en bois d'acacia, et tu les plaqueras d'or.  

King James Bible . [5] And thou shalt make the staves of shittim wood, and overlay them with gold.
Luther-Bibel . 5 Die Stangen sollst du auch aus Akazienholz machen und mit Gold überziehen.

Ex 30,6 - Ex 30,6 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai thèseis auto apenanti tou katapetasmatos tou ontos epi tès kibôtou tôn marturiôn en ois gnôsthèsomai soi ekeithen  6 ponesque altare contra velum quod ante arcam pendet testimonii coram propitiatorio quo tegitur testimonium ubi loquar tibi    6 En gij zult het zetten voor den voorhang, die voor de ark der getuigenis zijn zal; voor het verzoendeksel, hetwelk zijn zal boven de getuigenis, waarheen Ik met u samenkomen zal.   [6] Het altaar moet staan tegen het voorhangsel waarachter de ark met de verbondsakte zich bevindt, voor het verzoendeksel waar Ik naar u toe kom.  [6] Zet het altaar voor het voorhangsel waarachter de ark met de verbondstekst staat, tegenover de verzoeningsplaat die daaroverheen ligt, waar ik je zal ontmoeten.   6 Plaatsgeven zul je het voor het aanschijn van de voorhang die hangt pal voor de ark met de overeenkomst,– voor het aanschijn van het verzoendeksel op de overeenkomst, daar waar ik met jou zal samenkomen.  6. Tu le mettras devant le rideau qui pend devant l'arche du Témoignage - devant le propitiatoire qui est sur le Témoignage - où je te donnerai rendez-vous. 

King James Bible . [6] And thou shalt put it before the vail that is by the ark of the testimony, before the mercy seat that is over the testimony, where I will meet with thee.
Luther-Bibel . 6 Und du sollst ihn setzen vor den Vorhang, der vor der Lade mit dem Gesetz hängt, und vor den Gnadenthron, der auf der Lade mit dem Gesetz ist, wo ich dir begegnen werde.

Tekstuitleg van


Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      
  Ex 30,1-6 (het maken van het altaar) Ex 30,7-10 (het gebruik ervan)          

Ex 30,7 - Ex 30,7 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai thumiasei ep' autou aarôn thumiama suntheton lepton to prôi prôi otan episkeuazè tous luchnous thumiasei ep' autou  7 et adolebit incensum super eo Aaron suave fraglans mane quando conponet lucernas incendet illud    7 En Aäron zal daarop aansteken welriekende specerijen; allen morgen, als hij de lampen wel zal toegericht hebben, zal hij dezelve aansteken.  [7] Aäron moet er geurige wierook op branden, iedere ochtend als hij de lampen in orde brengt,  [7] Aäron moet er elke morgen als hij de lampen in orde brengt, geurig reukwerk op branden.   7 Doen roken zal Aäron daarop wierook van geurige kruiden,– ochtend na ochtend als hij de lampen in orde maakt zal hij daarmee wieroken.  7. Aaron y fera fumer l'encens aromatique chaque matin, quand il mettra les lampes en ordre il le fera fumer. 

King James Bible . [7] And Aaron shall burn thereon sweet incense every morning: when he dresseth the lamps, he shall burn incense upon it.
Luther-Bibel . 7 Und Aaron soll darauf verbrennen gutes Räucherwerk jeden Morgen, wenn er die Lampen zurichtet.

Tekstuitleg van

Ex 30,8 - Ex 30,8 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai otan exaptè aarôn tous luchnous opse thumiasei ep' autou thumiama endelechismou dia pantos enanti kuriou eis geneas autôn  8 et quando conlocat eas ad vesperum uret thymiama sempiternum coram Domino in generationes vestras     8 En als Aäron de lampen aansteken zal, tussen de twee avonden, zal hij dat aansteken; het zal een gedurig reukwerk zijn, voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten.   [8] en tegen de avond als hij de lampen aansteekt. Dit is het dagelijks reukoffer voor de heer.   [8] Ook als hij tegen het vallen van de avond de lampen aansteekt, moet hij een reukoffer brengen. Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden.   8 En als Aäron in de avonduren de lampen opsteekt zal hij daarmee wieroken, een altijddurend rookoffer voor het aanschijn van de ENE voor uw generaties.  8. Et quand Aaron replacera les lampes, au crépuscule, il le fera encore fumer. C'est un encens perpétuel devant Yahvé, pour vos générations. 

King James Bible . [8] And when Aaron lighteth the lamps at even, he shall burn incense upon it, a perpetual incense before the LORD throughout your generations.
Luther-Bibel . 8 Desgleichen wenn er die Lampen anzündet gegen Abend, soll er solches Räucherwerk auch verbrennen. Das soll das tägliche Räucheropfer sein vor dem HERRN bei euren Nachkommen.

opse (laat) . Verwijzing : opse (laat) , zie Mt 28,1 . Avond . D. Abend . E. evening . Lat. ad vesperas . Gr. hespera . Lat. serus (serenade) . Fr. soir . Het komt in zeven verzen in de bijbel voor . In vier verzen in het O.T. . : (1) Gn 24,11 : de dienaars van Abraham wachten bij de bron tot 's avonds wanneer de vrouwen water komen putten , onder wie Rebecca . (2) Ex 30,8 (reukoffer bij avond) . (3) Js 5,11 . (4) Jr 2,23 . In drie verzen in het N.T. : (1) Mt 28,1 . (2) Mc 11,19 . (3) Mc 13,35 . Zie ook : lë`eth `èrèbh (bij avondtijd) . Verwijzing : `eth (tijd) , zie Zach 10,1 . In vier verzen in de bijbel : (1) Gn 8,11 . (2) Gn 24,11 . (3) Js 17,14 . (4) Zach 14,7 .

Tekstuitleg van

Ex 30,9 - Ex 30,9 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai ouk anoiseis ep' autou thumiama eteron karpôma thusian kai spondèn ou speiseis ep' autou  9 non offeretis super eo thymiama conpositionis alterius nec oblationem et victimam nec liba libabitis    9 Gij zult geen vreemd reukwerk op hetzelve aansteken, noch brandoffer, noch spijsoffer; gij zult ook geen drankoffer daarop gieten.  [9] Men mag op dit altaar geen profaan reukwerk offeren en evenmin brand- of meeloffers. Ook plengoffers mag men er niet over uitgieten.  [9] Jullie mogen op dit altaar alleen het voorgeschreven reukwerk offeren en er geen brandoffers, graanoffers of wijnoffers op brengen.   9 Er mogen daarop geen vreemde wierook of opgangsgave of broodgift opstijgen; en een plengoffer zult ge dáárop niet plengen.   9. Vous n'offrirez dessus ni encens profane ni holocauste ni oblation, et vous n'y verserez aucune libation. 

King James Bible . [9] Ye shall offer no strange incense thereon, nor burnt sacrifice, nor meat offering; neither shall ye pour drink offering thereon.
Luther-Bibel . 9 Ihr sollt kein fremdes Räucherwerk darauf tun, auch kein Brandopfer, Speisopfer oder Trankopfer darauf opfern.

Tekstuitleg van

Ex 30,10 - Ex 30,10 : Het reukofferaltaar . Ex 30,1-10 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,1 - Ex 30,2 - Ex 30,3 - Ex 30,4 - Ex 30,5 - Ex 30,6 - Ex 30,7 - Ex 30,8 - Ex 30,9 - Ex 30,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai exilasetai ep' auto aarôn epi tôn keratôn autou apax tou eniautou apo tou aimatos tou katharismou tôn amartiôn tou exilasmou apax tou eniautou kathariei auto eis tas geneas autôn agion tôn agiôn estin kuriô  10 et deprecabitur Aaron super cornua eius semel per annum in sanguine quod oblatum est pro peccato et placabit super eo in generationibus vestris sanctum sanctorum erit Domino    10 En Aäron zal eens in het jaar over deszelfs hoornen verzoening doen, met het bloed des zondoffers der verzoeningen; eens in het jaar zal hij verzoening daarop doen bij uw geslachten; het is heiligheid der heiligheden den HEERE!  [10] Aan de hoorns moet Aäron eenmaal per jaar de verzoeningsrite voltrekken. Hij moet eenmaal per jaar de verzoening voltrekken, door alle generaties heen, met het bloed van het zondeoffer. Hoogheilig is het voor de heer.’ [10] Eenmaal per jaar moet Aäron aan de horens van dit altaar de verzoeningsrite voltrekken met het bloed van het reinigingsoffer, en alle komende generaties moeten dit gebruik in stand houden. Dit altaar is voor de HEER allerheiligst.’   10 Verzoening zal Aäron vragen over z’n horens eenmaal in het jaar; met iets van het bloed van de ontzondigingsgave voor de verzoeningen zal hij eenmaal in het jaar daarover verzoening vragen voor uw generaties, een heiligdom van heiliging is het voor de ENE ! •   10. Une fois l'an, Aaron fera l'expiation sur les cornes de l'autel ; avec le sang du sacrifice pour le péché, au jour de l'Expiation, une fois l'an, il fera l'expiation pour lui, pour vos générations ; il est éminemment saint, pour Yahvé.  

King James Bible . [10] And Aaron shall make an atonement upon the horns of it once in a year with the blood of the sin offering of atonements: once in the year shall he make atonement upon it throughout your generations: it is most holy unto the LORD.
Luther-Bibel . 10 Und Aaron soll an den Hörnern dieses Altars einmal im Jahr die Sühnung vollziehen mit dem Blut des Sündopfers, das zur Sühnung dargebracht wird. Solche Sühnung soll jährlich einmal geschehen bei euren Nachkommen. Hochheilig ist der Altar dem HERRN.

Tekstuitleg van Ex 30,10


Ex 30,11-38 . De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      

Ex 30,11 - Ex 30,11 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai elalèsen kurios pros môusèn legôn  11 locutusque est Dominus ad Mosen dicens     11 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:   [11] De heer sprak tot Mozes:  [11] De HEER zei tegen Mozes:  11 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt:  11. Yahvé parla à Moïse et lui dit :  

King James Bible . And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 1 Und der HERR redete mit Mose und sprach:

Tekstuitleg van Ex 30,11 . Dit vers Ex 30,11 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . 18 vormt een kubus waarvan het grondvlak een vierkant is (3 X 3) en de hoogte 2 is . De eerste twee woorden telt negen letters , de drie volgende woorden eveneens negen letters ; het eerste woord telt vijf letters ; het tweede woord vier letters , het derde en vierde woord : ´èl mosjèh (tot Mozes) telt vijf letters ; het laatste en vijfde woord telt vier letters . Zo krijgen we de structuur : 5 - 4 - 2 + 3 (5) - 4 . De getalwaarde van Ex 30,11 is 895 (2 X 179) . Ex 25,1 = Ex 30,11 = Ex 30,17 = Ex 30,22 = Ex 31,1 . Bijna gelijk : Ex 31,12 , Ex 30,34 .

1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .
- In Ex 20,1 is het vervoegd werkw. vergezeld van het lijdend voorwerp met dezelfde stam als het werkw. . Bovendien is in Ex 20,1 nog een werkw. van 'zeggen' toegevoegd .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) in twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1) Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex 31,12 . וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) in 5 verzen van Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 . Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) en וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .

2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 25 - 31
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29  
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 26
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 .

3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 25-31 (35) .

4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 25-31 (7) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH .

1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .

5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) (prefix voorzetsel lë + act. qal inf. absol. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Ex (49) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,31 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,13 .

1. - 5. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh le'mor (en JHWH zei tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 : In één vers in Ex : Ex 31,12 . Niet in Ex 30,34 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajëdabber JHWH èl mosjèh le'mor (en JHWH sprak tot Mozes om te zeggen) . Tenakh (5) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .


Ex 30,12 - Ex 30,12 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12ean labès ton sullogismon tôn uiôn israèl en tè episkopè autôn kai dôsousin ekastos lutra tès psuchès autou tô kuriô kai ouk estai en autois ptôsis en tè episkopè autôn  12 quando tuleris summam filiorum Israhel iuxta numerum dabunt singuli pretium pro animabus suis Domino et non erit plaga in eis cum fuerint recensiti    12 Als gij de som van de kinderen Israëls opnemen zult, naar de getelden onder hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij hen tellen zult; opdat onder hen geen plage zij, als gij hen tellen zult.  [12] ‘Als u de Israëlieten registreert en hun aantal opneemt, moet ieder van hen bij de registratie aan de heer een losgeld* betalen voor zijn leven. Dan zal de registratie hun niet noodlottig worden.  [12] ‘Als je onder de Israëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de HEER losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt.  12 stel, je neemt het hoofdenbestand van de zonen Israëls op al naar ze aangesteld worden: geven zal ieder een verzoening voor zijn ziel aan de ENE wanneer men hen aanstelt; dan zal er bij hen geen plaag komen wanneer men hen aanstelt;   12. « Quand tu dénombreras les Israélites par le recensement, chacun d'eux donnera à Yahvé la rançon de sa vie pour qu'aucun fléau n'éclate parmi eux à l'occasion du recensement. 

King James Bible . [12] When thou takest the sum of the children of Israel after their number, then shall they give every man a ransom for his soul unto the LORD, when thou numberest them; that there be no plague among them, when thou numberest them.
Luther-Bibel . 12 Wenn du die Israeliten zählst, so soll ein jeder dem HERRN ein Sühnegeld geben, um sein Leben auszulösen, damit ihnen nicht eine Plage widerfahre, wenn sie gezählt werden.

Ex 30,13 - Ex 30,13 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai touto estin o dôsousin osoi an paraporeuôntai tèn episkepsin to èmisu tou didrachmou o estin kata to didrachmon to agion eikosi oboloi to didrachmon to de èmisu tou didrachmou eisfora kuriô  13 hoc autem dabit omnis qui transit ad nomen dimidium sicli iuxta mensuram templi siclus viginti obolos habet media pars sicli offeretur Domino     13 Dit zullen zij geven, al die tot de getelden overgaat, de helft eens sikkels, naar den sikkel des heiligdoms (deze sikkel is twintig gera); de helft eens sikkels is een hefoffer den HEERE.   [13] Ieder die geregistreerd wordt, moet een halve sikkel betalen, in heilige munt, twintig gera’s de sikkel.   [13] Ieder die meegeteld wordt moet een halve sjekel betalen, volgens het ijkgewicht van het heiligdom, twintig gera per sjekel; de heffing voor de HEER bedraagt de helft daarvan.   13 dit zullen ze geven, al wie overgaat naar de aangestelden: de helft van de sikkel, in de sikkel van het heiligdom; –twintig gera de sikkel– de helft van deze sikkel als heffing voor de ENE.  13. Quiconque est soumis au recensement donnera un demi-sicle sur la base du sicle du sanctuaire : vingt géras par sicle. Ce demi-sicle sera un prélèvement pour Yahvé.  

King James Bible . [13] This they shall give, every one that passeth among them that are numbered, half a shekel after the shekel of the sanctuary: (a shekel is twenty gerahs:) an half shekel shall be the offering of the LORD.
Luther-Bibel . 13 Es soll aber jeder, der gezählt ist, einen halben Taler geben nach dem Münzgewicht des Heiligtums; ein Taler wiegt zwanzig Gramm. Dieser halbe Taler soll als Opfergabe für den HERRN erhoben werden.

4. -
- Grieks : ind. praes. 3de pers. mv. παραπορευονται = paraporeuontai (zij begeven zich langs) van het werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in het NT : paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in de LXX : paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in Mc : paraporeuomai . Bijbel (1) : Ex 30,13 . Een vorm van παραπορευομαι = paraporeuomai (zich op weg begeven langs) in de LXX (38) . Pentateuch (9) : (1) Gn 37,28 . (2) Ex 2,5 . (3) Ex 30,13 . (4) Ex 30,14 . (5) Ex 39,3 . (6) Dt 2,4 . (7) Dt 2,13 . (8) Dt 2,14 . (9) Dt 2,18 . In het NT (5) , in Mc (4) : (1) Mc 2,23 . (2) Mc 9,30 . (3) Mc 11,20 . (4) Mc 15,29 . Een vorm van het Griekse werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) kan de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .

Ex 30,14 - Ex 30,14 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14pas o paraporeuomenos eis tèn episkepsin apo eikosaetous kai epanô dôsousin tèn eisforan kuriô  14 qui habetur in numero a viginti annis et supra dabit pretium    14 Al wie overgaat tot de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, zal het hefoffer des HEEREN geven.   [14] Alle mannen van twintig jaar en ouder moeten zich laten inschrijven en de bijdrage voor de heer betalen.  [14] Ieder die meegeteld wordt, iedereen van twintig jaar of ouder, moet deze heffing voor de HEER betalen.   14 Al wie overgaat naar de aangestelden, van twintig jaar oud en daarboven, zal de heffing voor de ENE geven.   14. Quiconque est soumis au recensement, c'est-à-dire âgé de vingt ans et au-delà, donnera le prélèvement de Yahvé. 

King James Bible . [14] Every one that passeth among them that are numbered, from twenty years old and above, shall give an offering unto the LORD.
Luther-Bibel . 14 Wer gezählt ist von zwanzig Jahren an und darüber, der soll diese Opfergabe dem HERRN geben.

2. -
- Grieks : part. praes. nom. mann. enk. παραπορευμενος = paraporeuomenos (die zich op weg begeeft langs) van het werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in het NT : paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in de LXX : paraporeuomai (zich begeven langs) . Taalgebruik in Mc : paraporeuomai . Bijbel (4) . LXX (4) : (1) Ex 30,14 . (2) Ex 39,3 . (3) Jr 19,8 . (4) Jr 49,17 . Een vorm van παραπορευομαι = paraporeuomai (zich op weg begeven langs) in de LXX (38) . Pentateuch (9) : (1) Gn 37,28 . (2) Ex 2,5 . (3) Ex 30,13 . (4) Ex 30,14 . (5) Ex 39,3 . (6) Dt 2,4 . (7) Dt 2,13 . (8) Dt 2,14 . (9) Dt 2,18 . In het NT (5) , in Mc (4) : (1) Mc 2,23 . (2) Mc 9,30 . (3) Mc 11,20 . (4) Mc 15,29 . Een vorm van het Griekse werkw. παραπορευομαι = paraporeuomai (zich begeven langs) kan de vertaling van 4 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .

Ex 30,15 - Ex 30,15 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15o ploutôn ou prosthèsei kai o penomenos ouk elattonèsei apo tou èmisous tou didrachmou en tô didonai tèn eisforan kuriô exilasasthai peri tôn psuchôn umôn 15 dives non addet ad medium sicli et pauper nihil minuet    15 De rijke zal het niet vermeerderen, en de arme zal niet verminderen van de helft des sikkels, als gij het hefoffer des HEEREN geeft om voor uw zielen verzoening te doen.   [15] Om zijn leven los te kopen, betaalt een rijke niet* meer en een arme niet minder dan een halve sikkel.   [15] Rijken dragen als losprijs voor hun leven niet meer af dan een halve sjekel, armen niet minder.   15 De rijke zal niet meer en de arme niet minder doen dan de helft van de sikkel; om de heffing voor de ENE te geven, om verzoening te vragen over uw zielen.  15. Le riche ne donnera pas plus et le pauvre ne donnera pas moins d'un demi-sicle lorsqu'il donnera le prélèvement pour Yahvé, en rançon de vos vies.  

King James Bible . [15] The rich shall not give more, and the poor shall not give less than half a shekel, when they give an offering unto the LORD, to make an atonement for your souls.
Luther-Bibel . 15 Der Reiche soll nicht mehr geben und der Arme nicht weniger als den halben Taler als Opfergabe für den HERRN zur Sühnung für euer Leben.

Ex 30,16 - Ex 30,16 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai lèmpsè to argurion tès eisforas para tôn uiôn israèl kai dôseis auto eis katergon tès skènès tou marturiou kai estai tois uiois israèl mnèmosunon enanti kuriou exilasasthai peri tôn psuchôn umôn  16 susceptamque pecuniam quae conlata est a filiis Israhel trades in usus tabernaculi testimonii ut sit monumentum eorum coram Domino et propitietur animabus illorum    16 Gij dan zult het geld der verzoeningen van de kinderen Israëls nemen, en zult het leggen tot den dienst van de tent der samenkomst; en het zal den kinderen Israëls ter gedachtenis zijn, voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen verzoening te doen.  [16] Het losgeld dat u van de Israëlieten ontvangt, komt ten goede aan de tent van samenkomst. Deze losprijs voor hun leven zal bij de heer de herinnering aan de Israëlieten instandhouden.’ [16] Het losgeld dat je van de Israëlieten in ontvangst neemt, moet gebruikt worden voor de dienst in de ontmoetingstent. De losprijs die de Israëlieten voor hun leven betalen, zal ervoor zorgen dat de HEER hen niet vergeet.’Het wasbekken  16 Aannemen zul je het geld voor de verzoeningen van de zonen Israëls en het uitgeven voor het dienstwerk in de tent van samenkomst: wezen zal het voor de zonen Israëls tot gedachtenis voor het aanschijn van de ENE, om verzoening te vragen over uw zielen! •  16. Tu prendras l'argent de la rançon des Israélites, et tu le donneras au service de la Tente du Rendez-vous ; il sera pour les Israélites un mémorial devant Yahvé, pour la rançon de vos vies.  

King James Bible . [16] And thou shalt take the atonement money of the children of Israel, and shalt appoint it for the service of the tabernacle of the congregation; that it may be a memorial unto the children of Israel before the LORD, to make an atonement for your souls.
Luther-Bibel . 16 Und du sollst solches Sühnegeld nehmen von den Israeliten und es zum Dienst an der Stiftshütte geben, dass es sei für die Israeliten, zum gnädigen Gedenken vor dem HERRN, zur Sühnung für euer Leben.

17. לְזִכְרוֹן = lëzikhërôn (tot gedachtenis) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. זִכָּרוֹן = zikkârôn (gedachtenis, gedenkteken) . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . Tenakh (5) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 30,16 . (3) Nu 10,10 . (4) Joz 4,7 . (5) Zach 6,14 . Vertaling in Hebreeuws NBG Lc 22,19 .
- Grieks . μνημοσυνον = mnèmosunon (gedenkteken) . Bijbel (65) . LXX (62) . NT (3) . Ex (7) : (1) Ex 3,15 . (2) Ex 12,14 . (3) Ex 13,9 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 28,12 . (6) Ex 28,29 . (7) Ex 30,16 . Een vorm van μνημοσυνον = mnèmosunon in de LXX (75) , in het NT (3) . Zie het werkw. μιμνησκομαι = mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) . Taalgebruik in het NT : mimnèskomai (zich herinneren, gedenken) .
- Latijn . monumentum (moment, gedenkteken) . Bijbel (27) : (1) Ex 12,14 . (2) Ex 13,9 . (3) Ex 17,14 . (4) Ex 30,16 . (5) Ex 39,7 . (6) Lv 5,12 . (7) Lv 6,8 . (8) Lv 24,7 . (9) Nu 31,54 . (10) Joz 4,7 . (11) 2 S 18,18 . (12) Mc 16,2 . (13) Lc 23,55 . (14) Lc 24,1 . (15) Lc 24,12 . (16) Lc 24,22 . (17) Lc 24,24 . (18) Joh 11,31 . (19) Joh 11,38 . (20) Joh 19,41 . (21) Joh 19,42 . (22) Joh 20,1 . (23) Joh 20,3 . (24) Joh 20,4 . (25) Joh 20,6 . (26) Joh 20,8 . (27) Joh 20,11 .

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      

Ex 30,17 - Ex 30,17 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai elalèsen kurios pros môusèn legôn  17 locutusque est Dominus ad Mosen dicens     17 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:   [17] Toen sprak de heer tot Mozes:   [17] De HEER zei tegen Mozes:  17 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt:   17. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 

King James Bible . [17] And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 17 Und der HERR redete mit Mose und sprach:

Tekstuitleg van Ex 30,17 . Dit vers Ex 30,17 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . 18 vormt een kubus waarvan het grondvlak een vierkant is (3 X 3) en de hoogte 2 is . De eerste twee woorden telt negen letters , de drie volgende woorden eveneens negen letters ; het eerste woord telt vijf letters ; het tweede woord vier letters , het derde en vierde woord : ´èl mosjèh (tot Mozes) telt vijf letters ; het laatste en vijfde woord telt vier letters . Zo krijgen we de structuur : 5 - 4 - 2 + 3 (5) - 4 . De getalwaarde van Ex 30,17 is 895 (2 X 179) . Ex 25,1 = Ex 30,11 = Ex 30,17 = Ex 30,22 = Ex 31,1 . Bijna gelijk : Ex 31,12 , Ex 30,34 .

1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .
- In Ex 20,1 is het vervoegd werkw. vergezeld van het lijdend voorwerp met dezelfde stam als het werkw. . Bovendien is in Ex 20,1 nog een werkw. van 'zeggen' toegevoegd .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) in twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1) Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex 31,12 . וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) in 5 verzen van Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 . Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) en וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .

2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 25 - 31
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29  
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 26
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 .

3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 25-31 (35) .

4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 25-31 (7) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH .

1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .

5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) (prefix voorzetsel lë + act. qal inf. absol. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Ex (49) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,31 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,13 .

1. - 5. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh le'mor (en JHWH zei tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 : In één vers in Ex : Ex 31,12 . Niet in Ex 30,34 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajëdabber JHWH èl mosjèh le'mor (en JHWH sprak tot Mozes om te zeggen) . Tenakh (5) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .


Ex 30,18 - Ex 30,18 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18poièson loutèra chalkoun kai basin autô chalkèn ôste niptesthai kai thèseis auton ana meson tès skènès tou marturiou kai ana meson tou thusiastèriou kai ekcheeis eis auton udôr  18 facies et labium aeneum cum basi sua ad lavandum ponesque illud inter tabernaculum testimonii et altare et missa aqua     18 Gij zult ook een koperen wasvat maken, met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het zetten tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar, en gij zult water daarin doen;   [18] ‘Maak ook een bronzen* bekken, op een bronzen onderstel, bestemd voor de wassingen. Plaats het tussen de tent van samenkomst en het altaar en doe er water in.  [18] ‘Maak een bronzen wasbekken op een bronzen onderstel, voor de wassingen. Zet het tussen de ontmoetingstent en het altaar en doe er water in.  18 maken zul je een bekken van koper met daarbij een onderstel van koper voor de wassing; plaatsgeven zul je dat tussen de tent van samenkomst en het altaar, en geven zul je daarin: water.  18. « Tu feras pour les ablutions un bassin de bronze à socle de bronze ; tu le mettras entre la Tente du Rendez-vous et l'autel, et tu y mettras de l'eau,  

King James Bible . [18] Thou shalt also make a laver of brass, and his foot also of brass, to wash withal: and thou shalt put it between the tabernacle of the congregation and the altar, and thou shalt put water therein.
Luther-Bibel . 18 Du sollst auch ein Becken aus Kupfer machen mit einem Gestell aus Kupfer zum Waschen und sollst es setzen zwischen die Stiftshütte und den Altar und Wasser hineintun,

Ex 30,19 - Ex 30,19 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai nipsetai aarôn kai oi uioi autou ex autou tas cheiras kai tous podas udati  19 lavabunt in eo Aaron et filii eius manus suas ac pedes    19 Dat Aäron en zijn zonen zich daaruit wassen, hun handen en voeten.  [19] Aäron en zijn zonen moeten er hun handen en voeten in wassen, voor zij de tent van samenkomst binnengaan.   [19] Met dit water moeten Aäron en zijn zonen hun handen en hun voeten wassen.   19 Wassen zullen Aäron en zijn zonen met water daaruit hun handen en hun voeten.   19. avec quoi Aaron et ses fils laveront leurs mains et leurs pieds.  

King James Bible . [19] For Aaron and his sons shall wash their hands and their feet thereat:
Luther-Bibel . 19 dass Aaron und seine Söhne ihre Hände und Füße darin waschen,

Ex 30,20 - Ex 30,20 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20otan eisporeuôntai eis tèn skènèn tou marturiou nipsontai udati kai ou mè apothanôsin è otan prosporeuôntai pros to thusiastèrion leitourgein kai anaferein ta olokautômata kuriô  20 quando ingressuri sunt tabernaculum testimonii et quando accessuri ad altare ut offerant in eo thymiama Domino    20 Wanneer zij in de tent der samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij tot het altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer den HEERE aansteken;  [20] Dan zullen zij niet sterven. Ook als ze dienst komen doen bij het altaar of offers aan de heer gaan opdragen, 

[20] Ze moeten dit doen voordat ze de ontmoetingstent binnengaan, anders zullen ze sterven. Ook wanneer ze dienst gaan doen bij het altaar en de HEER een offer gaan brengen,

 
20 Als ze binnenkomen in de tent van samenkomst, wassen ze zich met het water, willen ze niet sterven; of als ze nadertreden tot het altaar voor de eredienst om een vuuroffer te laten roken voor de ENE.  20. Quand ils entreront dans la Tente du Rendez-vous, ils se laveront avec de l'eau afin de ne pas mourir ; de même, quand ils s'approcheront de l'autel pour le service, pour faire fumer une offrande consumée pour Yahvé, 

King James Bible . [20] When they go into the tabernacle of the congregation, they shall wash with water, that they die not; or when they come near to the altar to minister, to burn offering made by fire unto the LORD:
Luther-Bibel . 20 wenn sie in die Stiftshütte gehen oder zum Altar, um zu dienen und Feueropfer zu verbrennen für den HERRN,

Ex 30,21 - Ex 30,21 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21nipsontai tas cheiras kai tous podas udati otan eisporeuôntai eis tèn skènèn tou marturiou nipsontai udati ina mè apothanôsin kai estai autois nomimon aiônion autô kai tais geneais autou met' auton  21 ne forte moriantur legitimum sempiternum erit ipsi et semini eius per successiones     21 Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal hun een eeuwige inzetting zijn, voor hem en zijn zaad, bij hun geslachten.  [21] moeten zij hun handen en voeten wassen: dan zullen zij niet sterven. Dit is een altijddurende bepaling voor hem en zijn nakomelingen, door alle generaties heen.’ 

[21] moeten ze hun handen en hun voeten wassen, anders zullen ze sterven. Deze bepaling blijft voor altijd van kracht voor Aäron en zijn nakomelingen, voor alle komende generaties.’

 
21 Wassen zullen ze hun handen en hun voeten, willen ze niet sterven; wezen zal dat voor hen een inzetting van eeuwig, voor hem en voor zijn zaad, voor al hun generaties! •  21. ils laveront leurs mains et leurs pieds, afin de ne pas mourir ; c'est là un décret perpétuel pour lui et sa descendance, pour leurs générations. 

King James Bible . [21] So they shall wash their hands and their feet, that they die not: and it shall be a statute for ever to them, even to him and to his seed throughout their generations.
Luther-Bibel . 21 auf dass sie nicht sterben. Das soll eine ewige Ordnung sein für ihn und sein Geschlecht bei ihren Nachkommen.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      
  Ex 30,22 (inleiding) Ex 30,23-25 (het maken van de olie) Ex 30,26-30 (het gebruik van de olie)  Ex 30,31-33 (het heilig karakter van de olie)        

Ex 30,22 - Ex 30,22 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai elalèsen kurios pros môusèn legôn 22 locutusque est Dominus ad Mosen    22 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:  [22] Toen sprak de heer tot Mozes:   [22] De HEER zei tegen Mozes:  22 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt:  22. Yahvé parla à Moïse et lui dit :  

King James Bible . [22] Moreover the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 22 Und der HERR redete mit Mose und sprach:

Tekstuitleg van Ex 30,22 . Dit vers Ex 30,22 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . 18 vormt een kubus waarvan het grondvlak een vierkant is (3 X 3) en de hoogte 2 is . De eerste twee woorden telt negen letters , de drie volgende woorden eveneens negen letters ; het eerste woord telt vijf letters ; het tweede woord vier letters , het derde en vierde woord : ´èl mosjèh (tot Mozes) telt vijf letters ; het laatste en vijfde woord telt vier letters . Zo krijgen we de structuur : 5 - 4 - 2 + 3 (5) - 4 . De getalwaarde van Ex 30,22 is 895 (2 X 179) . Ex 25,1 = Ex 30,11 = Ex 30,17 = Ex 30,22 = Ex 31,1 . Bijna gelijk : Ex 31,12 , Ex 30,34 .

1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .
- In Ex 20,1 is het vervoegd werkw. vergezeld van het lijdend voorwerp met dezelfde stam als het werkw. . Bovendien is in Ex 20,1 nog een werkw. van 'zeggen' toegevoegd .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) in twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1) Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex 31,12 . וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) in 5 verzen van Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 . Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) en וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .

2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 25 - 31
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29  
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 26
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 .

3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 25-31 (35) .

4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 25-31 (7) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH .

1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .

5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) (prefix voorzetsel lë + act. qal inf. absol. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Ex (49) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,31 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,13 .

1. - 5. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh le'mor (en JHWH zei tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 : In één vers in Ex : Ex 31,12 . Niet in Ex 30,34 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajëdabber JHWH èl mosjèh le'mor (en JHWH sprak tot Mozes om te zeggen) . Tenakh (5) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .


Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      
  Ex 30,22 (inleiding) Ex 30,23-25 (het maken van de olie) Ex 30,26-30 (het gebruik van de olie)  Ex 30,31-33 (het heilig karakter van de olie)        

Ex 30,23 - Ex 30,23 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai su labe èdusmata to anthos smurnès eklektès pentakosious siklous kai kinnamômou euôdous to èmisu toutou diakosious pentèkonta kai kalamou euôdous diakosious pentèkonta  23 dicens sume tibi aromata prima et zmyrnae electae quingentos siclos et cinnamomi medium id est ducentos quinquaginta calami similiter ducentos quinquaginta    23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig sikkels;   [23] ‘Neem de fijnste geurige kruiden: vijfhonderd sikkel mirre, en half zo veel, dus tweehonderdvijftig sikkel, kaneel, tweehonderdvijftig sikkel kalmoes,   [23] ‘Neem de fijnste specerijen: vijfhonderd sjekel dikvloeibare mirre, half zoveel geurige kaneel – tweehonderdvijftig sjekel dus –, tweehonderdvijftig sjekel geurige kalmoes  23 jij, neem je balsems–van–de– bovenste–plank; vloeiende mirre: vijfmaal honderd delen, kaneel–balsem: de helft daarvan,– vijftig en dubbelhonderd; riet–balsem: vijftig en dubbelhonderd delen;   23. « Pour toi, prends des parfums de choix : cinq cents sicles de myrrhe vierge, la moitié de cinnamome odoriférant : deux cent cinquante sicles, et de roseau odoriférant : deux cent cinquante sicles. 

King James Bible . [23] Take thou also unto thee principal spices, of pure myrrh five hundred shekels, and of sweet cinnamon half so much, even two hundred and fifty shekels, and of sweet calamus two hundred and fifty shekels,
Luther-Bibel . 23 Nimm dir die beste Spezerei: die edelste Myrrhe, fünfhundert Lot, und Zimt, die Hälfte davon, zweihundertundfünfzig, und Kalmus, auch zweihundertundfünfzig Lot,

7. דְרוֹר = dërôr 1. (vrijheid, vrijlating) . 2. zwaluw . 3. vanzelf vloeiende myrrhe . Taalgebruik in Tenakh : dërôr (vrijheid, vrijlating) . Getalwaarde : daleth = 4 , resj = 20 of 200 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 404 (2² X 101) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (6) : (1) Ex 30,23 . (2) Lv 25,10 . (3) Js 61,1 . (4) Jr 34,8 . (5) Jr 34,15 . (6) Jr 34,17 .

Ex 30,24 - Ex 30,24 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai ireôs pentakosious siklous tou agiou kai elaion ex elaiôn in  24 cassiae autem quingentos siclos in pondere sanctuarii olei de olivetis mensuram hin    24 Ook kassie, vijfhonderd, naar den sikkel des heiligdoms, en olie van olijfbomen een hin;  [24] vijfhonderd sikkel laurier, volgens heilig gewicht, en één hin olijfolie*.  en vijfhonderd sjekel kassia, alles volgens het ijkgewicht van het heiligdom, en een hin olijfolie,   24 tijm: vijfhonderd delen in de sikkel van het heiligdom; en gestoten olie: een hien.   24. Cinq cents sicles de casse - selon le sicle du sanctuaire - et un setier d'huile d'olive. 

King James Bible . [24] And of cassia five hundred shekels, after the shekel of the sanctuary, and of oil olive an hin:
Luther-Bibel . 24 und Kassia, fünfhundert nach dem Gewicht des Heiligtums, und eine Kanne Olivenöl.

Ex 30,25 - Ex 30,25 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai poièseis auto elaion chrisma agion muron murepsikon technè murepsou elaion chrisma agion estai 25 faciesque unctionis oleum sanctum unguentum conpositum opere unguentarii     25 En maak daarvan een olie der heilige zalving, een zalf, heel kunstiglijk gemaakt, naar apothekerswerk; het zal een olie der heilige zalving zijn.  [25] Bereid daarmee heilige zalfolie, een geurig mengsel zoals ook een reukwerker dat maakt; het zal heilige zalfolie zijn.  [25] en bereid hieruit heilige zalfolie, een geurig mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Met deze heilige zalfolie  25 Maken zul je daarvan zalvingsolie voor heiliging, een geur uit de geurwinkel, zoals een geurmenger die maakt; zalvingsolie voor heiliging zal het wezen.   25. Tu en feras une huile d'onction sainte, un mélange odoriférant comme en compose le parfumeur : ce sera une huile d'onction sainte. 

King James Bible . [25] And thou shalt make it an oil of holy ointment, an ointment compound after the art of the apothecary: it shall be an holy anointing oil.
Luther-Bibel . 25 Und mache daraus ein heiliges Salböl nach der Kunst des Salbenbereiters.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      
  Ex 30,22 (inleiding) Ex 30,23-25 (het maken van de olie) Ex 30,26-30 (het gebruik van de olie)  Ex 30,31-33 (het heilig karakter van de olie)        

Ex 30,26 - Ex 30,26 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26kai chriseis ex autou tèn skènèn tou marturiou kai tèn kibôton tou marturiou  26 et ungues ex eo tabernaculum testimonii et arcam testamenti    26 En met dezelve zult gij zalven de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis.   [26] Zalf daarmee de tent van samenkomst, de ark met de verbondsakte,  [26] moet je de ontmoetingstent zalven, de ark met de verbondstekst,   26 Zalven zul je daarmee de tent van samenkomst, de ark met de overeenkomst;  26. Tu en oindras la Tente du Rendez-vous et l'arche du Témoignage,  

King James Bible . [26] And thou shalt anoint the tabernacle of the congregation therewith, and the ark of the testimony,
Luther-Bibel . 26 Und du sollst damit salben die Stiftshütte und die Lade mit dem Gesetz,

Ex 30,27 - Ex 30,27 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27kai tèn luchnian kai panta ta skeuè autès kai to thusiastèrion tou thumiamatos  27 mensamque cum vasis suis candelabrum et utensilia eius altaria thymiamatis     27 En de tafel met al haar gereedschap, en den kandelaar met zijn gereedschap, en het reukaltaar;  [27] de tafel met toebehoren, de luchter met toebehoren, het reukofferaltaar,  [27] de tafel en de lampenstandaard met alle bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar,  27 de tafel en al zijn gerei, de menora en haar gerei; het altaar voor de wierook;  27. la table et tous ses accessoires, le candélabre et ses accessoires, l'autel des parfums,  

King James Bible . [27] And the table and all his vessels, and the candlestick and his vessels, and the altar of incense,
Luther-Bibel . 27 den Tisch mit all seinem Gerät, den Leuchter mit seinem Gerät, den Räucheraltar,

Ex 30,28 - Ex 30,28 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28kai to thusiastèrion tôn olokautômatôn kai panta autou ta skeuè kai tèn trapezan kai panta ta skeuè autès kai ton loutèra kai tèn basin autou  28 et holocausti et universam supellectilem quae ad cultum eorum pertinent    28 En het altaar des brandoffers, met al zijn gereedschap, en het wasvat met zijn voet.   [28] het brandofferaltaar met toebehoren en het wasbekken met het onderstel.   [28] het brandofferaltaar met het gerei, en het wasbekken en het onderstel ervan.   28 het altaar voor de opgangsgave en al zijn gerei; het bekken en zijn onderstel.  28. l'autel des holocaustes et tous ses accessoires, le bassin et son socle.  

King James Bible . [28] And the altar of burnt offering with all his vessels, and the laver and his foot.
Luther-Bibel . 28 den Brandopferaltar mit all seinem Gerät und das Becken mit seinem Gestell.

Ex 30,29 - Ex 30,29 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29kai agiaseis auta kai estai agia tôn agiôn pas o aptomenos autôn agiasthèsetai  29 sanctificabisque omnia et erunt sancta sanctorum qui tetigerit ea sanctificabitur    29 Gij zult ze alzo heiligen, dat zij heiligheid der heiligheden zijn; al wat ze aanroert, zal heilig zijn.  [29] Zo wijdt u dit alles en het wordt hoogheilig. En alles wat ermee in aanraking komt wordt ook heilig.  [29] Hierdoor wijd je deze voorwerpen en worden ze allerheiligst; alles wat ermee in aanraking komt wordt zelf ook heilig.  29 Heiligen zul je die en wezen zullen ze een heiligdom van heiliging; al wie ze aanraakt wordt geheiligd.  29. Tu les consacreras, ils seront alors éminemment saints, et tout ce qui les touchera sera saint. 

King James Bible . [29] And thou shalt sanctify them, that they may be most holy: whatsoever toucheth them shall be holy.
Luther-Bibel . 29 So sollst du sie weihen, dass sie hochheilig seien. Wer sie anrührt, der ist dem Heiligtum verfallen.

Ex 30,30 - Ex 30,30 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30kai aarôn kai tous uious autou chriseis kai agiaseis autous ierateuein moi  30 Aaron et filios eius ungues sanctificabisque eos ut sacerdotio fungantur mihi    30 Gij zult ook Aäron en zijn zonen zalven, en gij zult hen heiligen, om Mij het priesterambt te bedienen.  [30] Ook Aäron en zijn zonen moet u door zalving wijden; dan kunnen ze Mij als priester dienen.   [30] Zalf ook Aäron en zijn zonen; zo heilig je hen om mij als priester te kunnen dienen.  30 Ook Aäron en zijn zonen zul je zalven; heiligen zul je hen om priester te zijn voor mij.  30. Tu oindras Aaron et ses fils, et tu les consacreras pour qu'ils exercent mon sacerdoce. 

King James Bible . [30] And thou shalt anoint Aaron and his sons, and consecrate them, that they may minister unto me in the priest's office.
Luther-Bibel . 30 Aaron und seine Söhne sollst du auch salben und sie mir zu Priestern weihen.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      
  Ex 30,22 (inleiding) Ex 30,23-25 (het maken van de olie) Ex 30,26-30 (het gebruik van de olie)  Ex 30,31-33 (het heilig karakter van de olie)        

Ex 30,31 - Ex 30,31 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31kai tois uiois israèl lalèseis legôn elaion aleimma chriseôs agion estai touto umin eis tas geneas umôn  31 filiis quoque Israhel dices hoc oleum unctionis sanctum erit mihi in generationes vestras    31 En gij zult tot de kinderen Israëls spreken, zeggende: Dit zal Mij een olie der heilige zalving zijn bij uw geslachten.  [31] Zeg tegen de Israëlieten: “Deze gewijde zalfolie zal voor Mij zijn, door alle generaties heen.   [31] Tegen de Israëlieten moet je zeggen: “Dit is heilige zalfolie, hij is alleen voor de HEER bestemd, in alle komende generaties.  31 De zonen Israëls zul je toespreken en zeggen: zalvingsolie voor heiliging zal dit voor mij wezen voor al uw generaties;  31. Puis tu parleras aux Israélites et tu leur diras : ceci sera pour vous, pour vos générations, une huile d'onction sainte. 

King James Bible . [31] And thou shalt speak unto the children of Israel, saying, This shall be an holy anointing oil unto me throughout your generations.
Luther-Bibel . 31 Und du sollst mit den Israeliten reden und sprechen: Eine heilige Salbe soll mir dies Öl bei euren Nachkommen sein.

Ex 30,32 - Ex 30,32 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
32epi sarka anthrôpou ou christhèsetai kai kata tèn sunthesin tautèn ou poièsete umin eautois ôsautôs agion estin kai agiasma estai umin  32 caro hominis non unguetur ex eo et iuxta conpositionem eius non facietis aliud quia sanctificatum est et sanctum erit vobis    32 Op geens mensen vlees zal men ze gieten; gij zult ook naar haar maaksel geen dergelijke maken; het is heiligheid, zij zal ulieden heiligheid zijn.  [32] Het mag niet over een mensenlichaam uitgegoten worden en volgens dit recept mag geen olie bereid worden voor andere doeleinden. Het is gewijd en als zodanig moet het behandeld worden. [32] Hij mag over niemands lichaam uitgegoten worden en u mag niets op dezelfde manier bereiden: deze olie is heilig en mag door u niet ontheiligd worden.   32 over mensenvlees zal het niet worden uitgegoten en naar het voorschrift daarvan zul je nooit iets maken zoals dat; voor heiliging is het, voor heiliging zal het wezen bij jullie;  32. On n'en versera pas sur le corps d'un homme quelconque et vous n'en ferez pas de semblable, de même composition. C'est une chose sainte, elle sera sainte pour vous. 

King James Bible . [32] Upon man's flesh shall it not be poured, neither shall ye make any other like it, after the composition of it: it is holy, and it shall be holy unto you.
Luther-Bibel . 32 Auf keines andern Menschen Leib soll es gegossen werden; du sollst es auch sonst in der gleichen Mischung nicht herstellen, denn es ist heilig; darum soll es euch als heilig gelten.

Ex 30,33 - Ex 30,33 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
33os an poièsè ôsautôs kai os an dô ap' autou allogenei exolethreuthèsetai ek tou laou autou  33 homo quicumque tale conposuerit et dederit ex eo alieno exterminabitur de populo suo    33 De man, die zulk een zalf maken zal als deze, of die daarvan op wat vreemds doet, die zal uitgeroeid worden uit zijn volken.  [33] Iemand die deze olie namaakt of aan een onbevoegde geeft, zal uit zijn volk worden verwijderd.” ’   [33] Wie eenzelfde mengsel bereidt of er iets van gebruikt voor een onbevoegde, moet uit de gemeenschap gestoten worden.”’   33 de man die een geur maakt zoals die en daarvan weggeeft over wat er vreemd aan is, zal worden afgesneden van zijn medemensen! ••   33. Quiconque fera le même parfum et en mettra sur un profane sera retranché de son peuple.  

King James Bible . [33] Whosoever compoundeth any like it, or whosoever putteth any of it upon a stranger, shall even be cut off from his people.
Luther-Bibel . 33 Wer solche Salbe macht oder einem Unberufenen davon gibt, der soll aus seinem Volk ausgerottet werden.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 30,1-10 (het reukofferaltaar) Ex 30,11-16 (de registratie en het losgeld) Ex 30,17-21 (het wasbekken en onderstel) Ex 30,22-33 (de zalfolie) Ex 30,34-38 (het reukwerk)      


Ex 30,34 - Ex 30,34 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
34kai eipen kurios pros môusèn labe seautô èdusmata staktèn onucha chalbanèn èdusmou kai libanon diafanè ison isô estai  34 dixitque Dominus ad Mosen sume tibi aromata stacten et onycha galbanen boni odoris et tus lucidissimum aequalis ponderis erunt omnia     34 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u welriekende specerijen, mirresap, en oniche, en galban, deze welriekende specerijen, en zuiveren wierook; dat elk bijzonder zij.   [34] Toen sprak de heer tot Mozes: ‘Neem geurige kruiden, storaxbalsem, onyx, galbanum en andere kruiden, en zuivere wierook, alles in gelijke hoeveelheid.   [34] De HEER zei tegen Mozes: ‘Neem balsemhars, cistushars en galbanum, en naast deze specerijen zuivere wierook, van alles een gelijke hoeveelheid,   34 Dan zegt de ENE tot Mozes: neem geurige kruiden: druppelhars, barnsteen en stinkgom, geurige kruiden en witte libanon; één op één zal het wezen.  34. Yahvé dit à Moïse : « Prends des aromates : storax, onyx, galbanum, aromates et pur encens, chacun en quantité égale  

King James Bible . [34] And the LORD said unto Moses, Take unto thee sweet spices, stacte, and onycha, and galbanum; these sweet spices with pure frankincense: of each shall there be a like weight:
Luther-Bibel . 34 Und der HERR sprach zu Mose: Nimm dir Spezerei: Balsam, Stakte, Galbanum und reinen Weihrauch, vom einen so viel wie vom andern,

1. wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 1879 verzen in de bijbel . In 594 verzen in de Pentateuch . In 150 verzen in Ex (zie Ex 3,7) . In twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1) Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex 31,12 .
- wajëdabber (en hij sprak) . Verwijzing : dâbhar (spreken) , zie Nu 27,15 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 192 (26 X 7) verzen in de bijbel . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In Ex 25-31 in vijf verzen wajëdabber (en hij sprak) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .
Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . wajj´omèr (en hij zei) en wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .

2. JHWH . Verwijzing : JHWH (JHWH) , zie Ex 13,21 . In 5193 verzen in de bijbel . In 299 verzen in Ex (Exodus) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering .

1. - 2. wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) komt in 204 (12 X 17) verzen in de bijbel voor . In zesenveertig verzen in Ex (zie Ex 3,7) .
- wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . In 100 verzen in de bijbel . In veertien (2 X 7) verzen in Ex . Verwijzing : dâbhar (spreken) , zie Nu 27,15 .

4. mosjèh (Mozes) . Verwijzing : Mosjèh (Mozes) , zie Ex 24,18 . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 of 345 . In 675 verzen in de bijbel . In 569 verzen in de Pentateuch . In 248 verzen in Ex . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .

5. le´mor (zeggend) . Voorvoegsel l + werkwoordvorm qal infinitief constructus van het werkwoord ´âmar (zeggen) . In 879 verzen in de bijbel . In negenenveertig (7 X 7) verzen in Ex . In zes verzen in Ex 25-31 . Niet in Ex 30,34 .

1. - 5. In zeven verzen wordt zevenmaal door een inleidingsformule de zeven redevoeringen van JHWH ingeleid .
- wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Verwijzing : dâbhar (spreken) , zie Nu 27,15 . In eenennegentig (13 X 7) verzen in de bijbel . In veertien (2 X 7) verzen in Ex . In vijf verzen in Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .
-- wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) l´emor (zeggend) . In elf verzen in Ex . In vijf verzen in Ex 25-31 .
- wajj´omèr JHWH èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . In zesenzestig verzen in de bijbel . In tweeënveertig (6 X 7) verzen in Ex (Exodus) .
-- wajj´omèr JHWH èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) l´emor (zeggend) . In één vers in Ex : Ex 31,12 . Niet in Ex 30,34 .

Ex 30,35 - Ex 30,35 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
35kai poièsousin en autô thumiama murepsikon ergon murepsou memigmenon katharon ergon agion 35 faciesque thymiama conpositum opere unguentarii mixtum diligenter et purum et sanctificatione dignissimum     35 En gij zult een reukwerk ener zalf daaruit maken, naar het werk des apothekers, gemengd, rein, heilig. [35] Bereid daarvan, zoals een reukwerker dat doet, een reukwerk, vermengd met zout, zuiver en gewijd.   [35] en bereid daaruit reukwerk, een mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Meng er zout door, het moet zuiver en heilig zijn.  35 Een wierook zul je daarvan maken, een geur zoals een geurmenger maakt; goed gemengd, zuiver, voor heiliging!  35. et tu en feras un parfum à brûler comme en opère le parfumeur, salé, pur, saint. 

King James Bible . [35] And thou shalt make it a perfume, a confection after the art of the apothecary, tempered together, pure and holy:
Luther-Bibel . 35 und mache Räucherwerk daraus, gemengt nach der Kunst des Salbenbereiters, gesalzen, rein, zum heiligen Gebrauch.

Ex 30,36 - Ex 30,36 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
36kai sugkopseis ek toutôn lepton kai thèseis apenanti tôn marturiôn en tè skènè tou marturiou othen gnôsthèsomai soi ekeithen agion tôn agiôn estai umin  36 cumque in tenuissimum pulverem universa contuderis pones ex eo coram testimonio tabernaculi in quo loco apparebo tibi sanctum sanctorum erit vobis thymiama    36 En gij zult van hetzelve heel klein pulver stoten, en gij zult daarvan leggen voor de getuigenis in de tent der samenkomst, waarheen Ik tot u komen zal; het zal ulieden heiligheid der heiligheden zijn.  [36] Wrijf een gedeelte ervan fijn en leg het voor de verbondsakte in de tent van samenkomst, waar Ik naar u toe kom. Beschouw het als hoogheilig.  [36] Wrijf een deel ervan fijn en leg dat in de ontmoetingstent, voor de verbondstekst, op de plaats waar ik je zal ontmoeten. Behandel het als allerheiligst.   36 Fijnwrijven zul je iets daarvan, malen, en daarvan prijsgeven voor het aanschijn van de overeenkomst in de tent van samenkomst, waar ik met jou zal samenkomen; een heiligdom van heiliging zal het voor u wezen.  36. Tu en broieras finement une partie et tu en mettras devant le Témoignage, dans la Tente du Rendez-vous, là où je te donnerai rendez-vous. Il sera pour vous éminemment saint. 

King James Bible . [36] And thou shalt beat some of it very small, and put of it before the testimony in the tabernacle of the congregation, where I will meet with thee: it shall be unto you most holy.
Luther-Bibel . 36 Und du sollst es zu Pulver stoßen und sollst etwas davon vor die Lade mit dem Gesetz in der Stiftshütte bringen, wo ich dir begegnen werde. Es soll euch ein Hochheiliges sein.

Ex 30,37 - Ex 30,37 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
37thumiama kata tèn sunthesin tautèn ou poièsete umin autois agiasma estai umin kuriô  37 talem conpositionem non facietis in usus vestros quia sanctum est Domino    37 Doch naar het maaksel dezes reukwerks, hetwelk gij gemaakt zult hebben, zult gijlieden voor uzelven geen maken; het zal u heiligheid zijn voor den HEERE.   [37] Het reukwerk dat men bereidt, is voorbehouden aan de heer; men mag het in deze samenstelling niet voor zichzelf maken.   [37] Dit reukwerk is heilig, alleen voor de HEER bestemd; reukwerk voor jezelf mag niet op dezelfde manier bereid worden.   37 En de wierook die je maakt,– naar dit voorschrift zult ge niet maken voor uzelf; heilig zal het je wezen voor de ENE.  37. Le parfum que tu fais là, vous n'en ferez pas pour vous-mêmes de même composition. Il sera saint pour toi, réservé à Yahvé. Quiconque fera le même pour en humer l'odeur, sera retranché de son peuple. 

King James Bible . [37] And as for the perfume which thou shalt make, ye shall not make to yourselves according to the composition thereof: it shall be unto thee holy for the LORD.
Luther-Bibel . 37 Aber solches Räucherwerk sollt ihr für euch nicht machen, sondern es soll dir als dem HERRN geheiligt gelten.

Ex 30,38 - Ex 30,38 : De registratie - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ex (Exodus) -- Ex 30 -- Ex 30,1-10 -- Ex 30,11-38 -- Ex 30,12 - Ex 30,13 - Ex 30,14 - Ex 30,15 - Ex 30,16 - Ex 30,17 - Ex 30,18 - Ex 30,19 - Ex 30,20 - Ex 30,21 - Ex 30,22 - Ex 30,23 - Ex 30,24 - Ex 30,25 - Ex 30,26 - Ex 30,27 - Ex 30,28 - Ex 30,29 - Ex 30,30 - Ex 30,31 - Ex 30,32 - Ex 30,33 - Ex 30,34 - Ex 30,35 - Ex 30,36 - Ex 30,37 - Ex 30,38 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
38os an poièsè ôsautôs ôste osfrainesthai en autô apoleitai ek tou laou autou 38 homo quicumque fecerit simile ut odore illius perfruatur peribit de populis suis     38 De man, die dergelijke maken zal, om daaraan te rieken, die zal uitgeroeid worden uit zijn volken.  [38] Iemand die het namaakt om van de geur te genieten, zal uit zijn volk worden verwijderd.’   [38] Wie iets soortgelijks maakt om van de geur te genieten, moet uit de gemeenschap gestoten worden.’   38 Een man die iets maakt als dát om daaraan te ruiken: afgesneden wordt hij van zijn medemensen! ••    

King James Bible . [38] Whosoever shall make like unto that, to smell thereto, shall even be cut off from his people.
Luther-Bibel . 38 Wer es macht, damit er sich an dem Geruch erfreue, der soll ausgerottet werden aus seinem Volk.


Septuagint

1kai poièseis thusiastèrion thumiamatos ek xulôn asèptôn kai poièseis auto2pècheos to mèkos kai pècheos to euros tetragônon estai kai duo pècheôn to upsos ex autou estai ta kerata autou3kai katachrusôseis auta chrusiô katharô tèn escharan autou kai tous toichous autou kuklô kai ta kerata autou kai poièseis autô streptèn stefanèn chrusèn kuklô4kai duo daktulious chrusous katharous poièseis upo tèn streptèn stefanèn autou eis ta duo klitè poièseis en tois dusi pleurois kai esontai psalides tais skutalais ôste airein auto en autais5kai poièseis skutalas ek xulôn asèptôn kai katachrusôseis autas chrusiô6kai thèseis auto apenanti tou katapetasmatos tou ontos epi tès kibôtou tôn marturiôn en ois gnôsthèsomai soi ekeithen7kai thumiasei ep' autou aarôn thumiama suntheton lepton to prôi prôi otan episkeuazè tous luchnous thumiasei ep' autou8kai otan exaptè aarôn tous luchnous opse thumiasei ep' autou thumiama endelechismou dia pantos enanti kuriou eis geneas autôn9kai ouk anoiseis ep' autou thumiama eteron karpôma thusian kai spondèn ou speiseis ep' autou10kai exilasetai ep' auto aarôn epi tôn keratôn autou apax tou eniautou apo tou aimatos tou katharismou tôn amartiôn tou exilasmou apax tou eniautou kathariei auto eis tas geneas autôn agion tôn agiôn estin kuriô11kai elalèsen kurios pros môusèn legôn12ean labès ton sullogismon tôn uiôn israèl en tè episkopè autôn kai dôsousin ekastos lutra tès psuchès autou tô kuriô kai ouk estai en autois ptôsis en tè episkopè autôn13kai touto estin o dôsousin osoi an paraporeuôntai tèn episkepsin to èmisu tou didrachmou o estin kata to didrachmon to agion eikosi oboloi to didrachmon to de èmisu tou didrachmou eisfora kuriô14pas o paraporeuomenos eis tèn episkepsin apo eikosaetous kai epanô dôsousin tèn eisforan kuriô15o ploutôn ou prosthèsei kai o penomenos ouk elattonèsei apo tou èmisous tou didrachmou en tô didonai tèn eisforan kuriô exilasasthai peri tôn psuchôn umôn16kai lèmpsè to argurion tès eisforas para tôn uiôn israèl kai dôseis auto eis katergon tès skènès tou marturiou kai estai tois uiois israèl mnèmosunon enanti kuriou exilasasthai peri tôn psuchôn umôn17kai elalèsen kurios pros môusèn legôn18poièson loutèra chalkoun kai basin autô chalkèn ôste niptesthai kai thèseis auton ana meson tès skènès tou marturiou kai ana meson tou thusiastèriou kai ekcheeis eis auton udôr19kai nipsetai aarôn kai oi uioi autou ex autou tas cheiras kai tous podas udati20otan eisporeuôntai eis tèn skènèn tou marturiou nipsontai udati kai ou mè apothanôsin è otan prosporeuôntai pros to thusiastèrion leitourgein kai anaferein ta olokautômata kuriô21nipsontai tas cheiras kai tous podas udati otan eisporeuôntai eis tèn skènèn tou marturiou nipsontai udati ina mè apothanôsin kai estai autois nomimon aiônion autô kai tais geneais autou met' auton22kai elalèsen kurios pros môusèn legôn23kai su labe èdusmata to anthos smurnès eklektès pentakosious siklous kai kinnamômou euôdous to èmisu toutou diakosious pentèkonta kai kalamou euôdous diakosious pentèkonta24kai ireôs pentakosious siklous tou agiou kai elaion ex elaiôn in25kai poièseis auto elaion chrisma agion muron murepsikon technè murepsou elaion chrisma agion estai26kai chriseis ex autou tèn skènèn tou marturiou kai tèn kibôton tou marturiou27kai tèn luchnian kai panta ta skeuè autès kai to thusiastèrion tou thumiamatos28kai to thusiastèrion tôn olokautômatôn kai panta autou ta skeuè kai tèn trapezan kai panta ta skeuè autès kai ton loutèra kai tèn basin autou29kai agiaseis auta kai estai agia tôn agiôn pas o aptomenos autôn agiasthèsetai30kai aarôn kai tous uious autou chriseis kai agiaseis autous ierateuein moi31kai tois uiois israèl lalèseis legôn elaion aleimma chriseôs agion estai touto umin eis tas geneas umôn32epi sarka anthrôpou ou christhèsetai kai kata tèn sunthesin tautèn ou poièsete umin eautois ôsautôs agion estin kai agiasma estai umin33os an poièsè ôsautôs kai os an dô ap' autou allogenei exolethreuthèsetai ek tou laou autou34kai eipen kurios pros môusèn labe seautô èdusmata staktèn onucha chalbanèn èdusmou kai libanon diafanè ison isô estai35kai poièsousin en autô thumiama murepsikon ergon murepsou memigmenon katharon ergon agion36kai sugkopseis ek toutôn lepton kai thèseis apenanti tôn marturiôn en tè skènè tou marturiou othen gnôsthèsomai soi ekeithen agion tôn agiôn estai umin37thumiama kata tèn sunthesin tautèn ou poièsete umin autois agiasma estai umin kuriô38os an poièsè ôsautôs ôste osfrainesthai en autô apoleitai ek tou laou autou


Vulgaat

1 facies quoque altare in adolendum thymiama de lignis setthim 2 habens cubitum longitudinis et alterum latitudinis id est quadrangulum et duos cubitos in altitudine cornua ex ipso procedent 3 vestiesque illud auro purissimo tam craticulam eius quam parietes per circuitum et cornua faciesque ei coronam aureolam per gyrum 4 et duos anulos aureos sub corona per singula latera ut mittantur in eos vectes et altare portetur 5 ipsos quoque vectes facies de lignis setthim et inaurabis 6 ponesque altare contra velum quod ante arcam pendet testimonii coram propitiatorio quo tegitur testimonium ubi loquar tibi 7 et adolebit incensum super eo Aaron suave fraglans mane quando conponet lucernas incendet illud 8 et quando conlocat eas ad vesperum uret thymiama sempiternum coram Domino in generationes vestras 9 non offeretis super eo thymiama conpositionis alterius nec oblationem et victimam nec liba libabitis 10 et deprecabitur Aaron super cornua eius semel per annum in sanguine quod oblatum est pro peccato et placabit super eo in generationibus vestris sanctum sanctorum erit Domino 11 locutusque est Dominus ad Mosen dicens 12 quando tuleris summam filiorum Israhel iuxta numerum dabunt singuli pretium pro animabus suis Domino et non erit plaga in eis cum fuerint recensiti 13 hoc autem dabit omnis qui transit ad nomen dimidium sicli iuxta mensuram templi siclus viginti obolos habet media pars sicli offeretur Domino 14 qui habetur in numero a viginti annis et supra dabit pretium 15 dives non addet ad medium sicli et pauper nihil minuet 16 susceptamque pecuniam quae conlata est a filiis Israhel trades in usus tabernaculi testimonii ut sit monumentum eorum coram Domino et propitietur animabus illorum 17 locutusque est Dominus ad Mosen dicens 18 facies et labium aeneum cum basi sua ad lavandum ponesque illud inter tabernaculum testimonii et altare et missa aqua 19 lavabunt in eo Aaron et filii eius manus suas ac pedes 20 quando ingressuri sunt tabernaculum testimonii et quando accessuri ad altare ut offerant in eo thymiama Domino 21 ne forte moriantur legitimum sempiternum erit ipsi et semini eius per successiones 22 locutusque est Dominus ad Mosen 23 dicens sume tibi aromata prima et zmyrnae electae quingentos siclos et cinnamomi medium id est ducentos quinquaginta calami similiter ducentos quinquaginta 24 cassiae autem quingentos siclos in pondere sanctuarii olei de olivetis mensuram hin 25 faciesque unctionis oleum sanctum unguentum conpositum opere unguentarii 26 et ungues ex eo tabernaculum testimonii et arcam testamenti 27 mensamque cum vasis suis candelabrum et utensilia eius altaria thymiamatis 28 et holocausti et universam supellectilem quae ad cultum eorum pertinent 29 sanctificabisque omnia et erunt sancta sanctorum qui tetigerit ea sanctificabitur 30 Aaron et filios eius ungues sanctificabisque eos ut sacerdotio fungantur mihi 31 filiis quoque Israhel dices hoc oleum unctionis sanctum erit mihi in generationes vestras 32 caro hominis non unguetur ex eo et iuxta conpositionem eius non facietis aliud quia sanctificatum est et sanctum erit vobis 33 homo quicumque tale conposuerit et dederit ex eo alieno exterminabitur de populo suo 34 dixitque Dominus ad Mosen sume tibi aromata stacten et onycha galbanen boni odoris et tus lucidissimum aequalis ponderis erunt omnia 35 faciesque thymiama conpositum opere unguentarii mixtum diligenter et purum et sanctificatione dignissimum 36 cumque in tenuissimum pulverem universa contuderis pones ex eo coram testimonio tabernaculi in quo loco apparebo tibi sanctum sanctorum erit vobis thymiama 37 talem conpositionem non facietis in usus vestros quia sanctum est Domino 38 homo quicumque fecerit simile ut odore illius perfruatur peribit de populis suis


Statenvertaling

1 Gij zult ook een reukaltaar des reukwerks maken; van sittimhout zult gij het maken. 2 Een el zal zijn lengte zijn, en een el zijn breedte, vierkant zal het zijn, maar twee ellen deszelfs hoogte; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn. 3 En gij zult het met louter goud overtrekken, zijn dak en deszelfs wanden rondom, als ook zijn hoornen; en gij zult het een gouden krans rondom maken. 4 Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot plaatsen voor de handbomen, dat men het daarmede drage. 5 De draagbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult die met goud overtrekken. 6 En gij zult het zetten voor den voorhang, die voor de ark der getuigenis zijn zal; voor het verzoendeksel, hetwelk zijn zal boven de getuigenis, waarheen Ik met u samenkomen zal. 7 En Aäron zal daarop aansteken welriekende specerijen; allen morgen, als hij de lampen wel zal toegericht hebben, zal hij dezelve aansteken. 8 En als Aäron de lampen aansteken zal, tussen de twee avonden, zal hij dat aansteken; het zal een gedurig reukwerk zijn, voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten. 9 Gij zult geen vreemd reukwerk op hetzelve aansteken, noch brandoffer, noch spijsoffer; gij zult ook geen drankoffer daarop gieten. 10 En Aäron zal eens in het jaar over deszelfs hoornen verzoening doen, met het bloed des zondoffers der verzoeningen; eens in het jaar zal hij verzoening daarop doen bij uw geslachten; het is heiligheid der heiligheden den HEERE! 11 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 12 Als gij de som van de kinderen Israëls opnemen zult, naar de getelden onder hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij hen tellen zult; opdat onder hen geen plage zij, als gij hen tellen zult. 13 Dit zullen zij geven, al die tot de getelden overgaat, de helft eens sikkels, naar den sikkel des heiligdoms (deze sikkel is twintig gera); de helft eens sikkels is een hefoffer den HEERE. 14 Al wie overgaat tot de getelden, van twintig jaren oud en daarboven, zal het hefoffer des HEEREN geven. 15 De rijke zal het niet vermeerderen, en de arme zal niet verminderen van de helft des sikkels, als gij het hefoffer des HEEREN geeft om voor uw zielen verzoening te doen. 16 Gij dan zult het geld der verzoeningen van de kinderen Israëls nemen, en zult het leggen tot den dienst van de tent der samenkomst; en het zal den kinderen Israëls ter gedachtenis zijn, voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen verzoening te doen. 17 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 18 Gij zult ook een koperen wasvat maken, met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het zetten tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar, en gij zult water daarin doen; 19 Dat Aäron en zijn zonen zich daaruit wassen, hun handen en voeten. 20 Wanneer zij in de tent der samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij tot het altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer den HEERE aansteken; 21 Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal hun een eeuwige inzetting zijn, voor hem en zijn zaad, bij hun geslachten. 22 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig sikkels; 24 Ook kassie, vijfhonderd, naar den sikkel des heiligdoms, en olie van olijfbomen een hin; 25 En maak daarvan een olie der heilige zalving, een zalf, heel kunstiglijk gemaakt, naar apothekerswerk; het zal een olie der heilige zalving zijn. 26 En met dezelve zult gij zalven de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis. 27 En de tafel met al haar gereedschap, en den kandelaar met zijn gereedschap, en het reukaltaar; 28 En het altaar des brandoffers, met al zijn gereedschap, en het wasvat met zijn voet. 29 Gij zult ze alzo heiligen, dat zij heiligheid der heiligheden zijn; al wat ze aanroert, zal heilig zijn. 30 Gij zult ook Aäron en zijn zonen zalven, en gij zult hen heiligen, om Mij het priesterambt te bedienen. 31 En gij zult tot de kinderen Israëls spreken, zeggende: Dit zal Mij een olie der heilige zalving zijn bij uw geslachten. 32 Op geens mensen vlees zal men ze gieten; gij zult ook naar haar maaksel geen dergelijke maken; het is heiligheid, zij zal ulieden heiligheid zijn. 33 De man, die zulk een zalf maken zal als deze, of die daarvan op wat vreemds doet, die zal uitgeroeid worden uit zijn volken. 34 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u welriekende specerijen, mirresap, en oniche, en galban, deze welriekende specerijen, en zuiveren wierook; dat elk bijzonder zij. 35 En gij zult een reukwerk ener zalf daaruit maken, naar het werk des apothekers, gemengd, rein, heilig. 36 En gij zult van hetzelve heel klein pulver stoten, en gij zult daarvan leggen voor de getuigenis in de tent der samenkomst, waarheen Ik tot u komen zal; het zal ulieden heiligheid der heiligheden zijn. 37 Doch naar het maaksel dezes reukwerks, hetwelk gij gemaakt zult hebben, zult gijlieden voor uzelven geen maken; het zal u heiligheid zijn voor den HEERE. 38 De man, die dergelijke maken zal, om daaraan te rieken, die zal uitgeroeid worden uit zijn volken.


Willibrordvertaling

Het reukofferaltaar [1] Maak ook een altaar* van acaciahout, voor het branden van wierook, [2] een el lang, een el breed, vierkant dus, en twee el hoog. De hoorns moeten er één geheel mee vormen. [3] U moet het bedekken met zuiver goud: de bovenkant, de zijvlakken en de hoorns, en er een gouden lijst omheen maken. [4] Bevestig aan beide zijden onder de lijst twee gouden ringen voor de draagstokken waarmee men het altaar optilt. [5] De draagstokken moet men maken van acaciahout en bedekken met goud. [6] Het altaar moet staan tegen het voorhangsel waarachter de ark met de verbondsakte zich bevindt, voor het verzoendeksel waar Ik naar u toe kom. [7] Aäron moet er geurige wierook op branden, iedere ochtend als hij de lampen in orde brengt, [8] en tegen de avond als hij de lampen aansteekt. Dit is het dagelijks reukoffer voor de heer. [9] Men mag op dit altaar geen profaan reukwerk offeren en evenmin brand- of meeloffers. Ook plengoffers mag men er niet over uitgieten. [10] Aan de hoorns moet Aäron eenmaal per jaar de verzoeningsrite voltrekken. Hij moet eenmaal per jaar de verzoening voltrekken, door alle generaties heen, met het bloed van het zondeoffer. Hoogheilig is het voor de heer.’ De registratie [11] De heer sprak tot Mozes: [12] ‘Als u de Israëlieten registreert en hun aantal opneemt, moet ieder van hen bij de registratie aan de heer een losgeld* betalen voor zijn leven. Dan zal de registratie hun niet noodlottig worden. [13] Ieder die geregistreerd wordt, moet een halve sikkel betalen, in heilige munt, twintig gera’s de sikkel. [14] Alle mannen van twintig jaar en ouder moeten zich laten inschrijven en de bijdrage voor de heer betalen. [15] Om zijn leven los te kopen, betaalt een rijke niet* meer en een arme niet minder dan een halve sikkel. [16] Het losgeld dat u van de Israëlieten ontvangt, komt ten goede aan de tent van samenkomst. Deze losprijs voor hun leven zal bij de heer de herinnering aan de Israëlieten instandhouden.’ [17] Toen sprak de heer tot Mozes: [18] ‘Maak ook een bronzen* bekken, op een bronzen onderstel, bestemd voor de wassingen. Plaats het tussen de tent van samenkomst en het altaar en doe er water in. [19] Aäron en zijn zonen moeten er hun handen en voeten in wassen, voor zij de tent van samenkomst binnengaan. [20] Dan zullen zij niet sterven. Ook als ze dienst komen doen bij het altaar of offers aan de heer gaan opdragen, [21] moeten zij hun handen en voeten wassen: dan zullen zij niet sterven. Dit is een altijddurende bepaling voor hem en zijn nakomelingen, door alle generaties heen.’ [22] Toen sprak de heer tot Mozes: [23] ‘Neem de fijnste geurige kruiden: vijfhonderd sikkel mirre, en half zo veel, dus tweehonderdvijftig sikkel, kaneel, tweehonderdvijftig sikkel kalmoes, [24] vijfhonderd sikkel laurier, volgens heilig gewicht, en één hin olijfolie*. [25] Bereid daarmee heilige zalfolie, een geurig mengsel zoals ook een reukwerker dat maakt; het zal heilige zalfolie zijn. [26] Zalf daarmee de tent van samenkomst, de ark met de verbondsakte, [27] de tafel met toebehoren, de luchter met toebehoren, het reukofferaltaar, [28] het brandofferaltaar met toebehoren en het wasbekken met het onderstel. [29] Zo wijdt u dit alles en het wordt hoogheilig. En alles wat ermee in aanraking komt wordt ook heilig. [30] Ook Aäron en zijn zonen moet u door zalving wijden; dan kunnen ze Mij als priester dienen. [31] Zeg tegen de Israëlieten: “Deze gewijde zalfolie zal voor Mij zijn, door alle generaties heen. [32] Het mag niet over een mensenlichaam uitgegoten worden en volgens dit recept mag geen olie bereid worden voor andere doeleinden. Het is gewijd en als zodanig moet het behandeld worden. [33] Iemand die deze olie namaakt of aan een onbevoegde geeft, zal uit zijn volk worden verwijderd.” ’ [34] Toen sprak de heer tot Mozes: ‘Neem geurige kruiden, storaxbalsem, onyx, galbanum en andere kruiden, en zuivere wierook, alles in gelijke hoeveelheid. [35] Bereid daarvan, zoals een reukwerker dat doet, een reukwerk, vermengd met zout, zuiver en gewijd. [36] Wrijf een gedeelte ervan fijn en leg het voor de verbondsakte in de tent van samenkomst, waar Ik naar u toe kom. Beschouw het als hoogheilig. [37] Het reukwerk dat men bereidt, is voorbehouden aan de heer; men mag het in deze samenstelling niet voor zichzelf maken. [38] Iemand die het namaakt om van de geur te genieten, zal uit zijn volk worden verwijderd.’


Nieuwe vertaling

Het reukofferaltaar [1] Je moet een altaar maken voor het branden van reukwerk; gebruik er acaciahout voor. [2] Het moet vierkant zijn, één el lang en één el breed, en twee el hoog; de horens moeten er één geheel mee vormen. [3] Overtrek de bovenkant, alle zijkanten en de horens met zuiver goud en breng rondom een gouden rand aan. [4] Bevestig aan twee kanten onder de rand twee gouden ringen. Zet ze aan tegenover elkaar liggende zijden; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee het altaar gedragen wordt. [5] De draagbomen moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden. [6] Zet het altaar voor het voorhangsel waarachter de ark met de verbondstekst staat, tegenover de verzoeningsplaat die daaroverheen ligt, waar ik je zal ontmoeten. [7] Aäron moet er elke morgen als hij de lampen in orde brengt, geurig reukwerk op branden. [8] Ook als hij tegen het vallen van de avond de lampen aansteekt, moet hij een reukoffer brengen. Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden. [9] Jullie mogen op dit altaar alleen het voorgeschreven reukwerk offeren en er geen brandoffers, graanoffers of wijnoffers op brengen. [10] Eenmaal per jaar moet Aäron aan de horens van dit altaar de verzoeningsrite voltrekken met het bloed van het reinigingsoffer, en alle komende generaties moeten dit gebruik in stand houden. Dit altaar is voor de HEER allerheiligst.’

De heffing bij de registratie [11] De HEER zei tegen Mozes: [12] ‘Als je onder de Israëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de HEER losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt. [13] Ieder die meegeteld wordt moet een halve sjekel betalen, volgens het ijkgewicht van het heiligdom, twintig gera per sjekel; de heffing voor de HEER bedraagt de helft daarvan. [14] Ieder die meegeteld wordt, iedereen van twintig jaar of ouder, moet deze heffing voor de HEER betalen. [15] Rijken dragen als losprijs voor hun leven niet meer af dan een halve sjekel, armen niet minder. [16] Het losgeld dat je van de Israëlieten in ontvangst neemt, moet gebruikt worden voor de dienst in de ontmoetingstent. De losprijs die de Israëlieten voor hun leven betalen, zal ervoor zorgen dat de HEER hen niet vergeet.’

Het wasbekken [17] De HEER zei tegen Mozes: [18] ‘Maak een bronzen wasbekken op een bronzen onderstel, voor de wassingen. Zet het tussen de ontmoetingstent en het altaar en doe er water in. [19] Met dit water moeten Aäron en zijn zonen hun handen en hun voeten wassen. [20] Ze moeten dit doen voordat ze de ontmoetingstent binnengaan, anders zullen ze sterven. Ook wanneer ze dienst gaan doen bij het altaar en de HEER een offer gaan brengen, [21] moeten ze hun handen en hun voeten wassen, anders zullen ze sterven. Deze bepaling blijft voor altijd van kracht voor Aäron en zijn nakomelingen, voor alle komende generaties.’

De zalfolie [22] De HEER zei tegen Mozes: [23] ‘Neem de fijnste specerijen: vijfhonderd sjekel dikvloeibare mirre, half zoveel geurige kaneel – tweehonderdvijftig sjekel dus –, tweehonderdvijftig sjekel geurige kalmoes en vijfhonderd sjekel kassia, alles volgens het ijkgewicht van het heiligdom, en een hin olijfolie, [25] en bereid hieruit heilige zalfolie, een geurig mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Met deze heilige zalfolie [26] moet je de ontmoetingstent zalven, de ark met de verbondstekst, [27] de tafel en de lampenstandaard met alle bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar, [28] het brandofferaltaar met het gerei, en het wasbekken en het onderstel ervan. [29] Hierdoor wijd je deze voorwerpen en worden ze allerheiligst; alles wat ermee in aanraking komt wordt zelf ook heilig. [30] Zalf ook Aäron en zijn zonen; zo heilig je hen om mij als priester te kunnen dienen. [31] Tegen de Israëlieten moet je zeggen: “Dit is heilige zalfolie, hij is alleen voor de HEER bestemd, in alle komende generaties. [32] Hij mag over niemands lichaam uitgegoten worden en u mag niets op dezelfde manier bereiden: deze olie is heilig en mag door u niet ontheiligd worden. [33] Wie eenzelfde mengsel bereidt of er iets van gebruikt voor een onbevoegde, moet uit de gemeenschap gestoten worden.”’

Het reukwerk [34] De HEER zei tegen Mozes: ‘Neem balsemhars, cistushars en galbanum, en naast deze specerijen zuivere wierook, van alles een gelijke hoeveelheid, [35] en bereid daaruit reukwerk, een mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Meng er zout door, het moet zuiver en heilig zijn. [36] Wrijf een deel ervan fijn en leg dat in de ontmoetingstent, voor de verbondstekst, op de plaats waar ik je zal ontmoeten. Behandel het als allerheiligst. [37] Dit reukwerk is heilig, alleen voor de HEER bestemd; reukwerk voor jezelf mag niet op dezelfde manier bereid worden. [38] Wie iets soortgelijks maakt om van de geur te genieten, moet uit de gemeenschap gestoten worden.’


Naardense vertaling

1 ¶ Maken zul je een altaar voor het roken van wierook; van acaciastammen zul je het maken. 2 Een el zijn lengte, een el zijn breedte, vierkant zal het worden, en een dubbel el zijn opstand; uit één stuk ermee zijn horens. 3 Overtrekken zul je het met zuiver goud: z’n dak, z’n wanden rondom en zijn horens; een omlijsting van goud zul je eraan maken, rondom. 4 Twee ringen van goud zul je eraan maken, onderaan zijn omlijsting, aan zijn twee zijden zul je die maken, op zijn twee flanken; worden zal dat tot hulzen voor stangen om het daarmee te dragen. 5 Maken zul je de stangen van acaciastammen; overtrekken zul je ze met goud. 6 Plaatsgeven zul je het voor het aanschijn van de voorhang die hangt pal voor de ark met de overeenkomst,– voor het aanschijn van het verzoendeksel op de overeenkomst, daar waar ik met jou zal samenkomen. 7 Doen roken zal Aäron daarop wierook van geurige kruiden,– ochtend na ochtend als hij de lampen in orde maakt zal hij daarmee wieroken. 8 En als Aäron in de avonduren de lampen opsteekt zal hij daarmee wieroken, een altijddurend rookoffer voor het aanschijn van de ENE voor uw generaties. 9 Er mogen daarop geen vreemde wierook of opgangsgave of broodgift opstijgen; en een plengoffer zult ge dáárop niet plengen. 10 Verzoening zal Aäron vragen over z’n horens eenmaal in het jaar; met iets van het bloed van de ontzondigingsgave voor de verzoeningen zal hij eenmaal in het jaar daarover verzoening vragen voor uw generaties, een heiligdom van heiliging is het voor de ENE ! • 11 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt: 12 stel, je neemt het hoofdenbestand van de zonen Israëls op al naar ze aangesteld worden: geven zal ieder een verzoening voor zijn ziel aan de ENE wanneer men hen aanstelt; dan zal er bij hen geen plaag komen wanneer men hen aanstelt; 13 dit zullen ze geven, al wie overgaat naar de aangestelden: de helft van de sikkel, in de sikkel van het heiligdom; –twintig gera de sikkel– de helft van deze sikkel als heffing voor de ENE. 14 Al wie overgaat naar de aangestelden, van twintig jaar oud en daarboven, zal de heffing voor de ENE geven. 15 De rijke zal niet meer en de arme niet minder doen dan de helft van de sikkel; om de heffing voor de ENE te geven, om verzoening te vragen over uw zielen. 16 Aannemen zul je het geld voor de verzoeningen van de zonen Israëls en het uitgeven voor het dienstwerk in de tent van samenkomst: wezen zal het voor de zonen Israëls tot gedachtenis voor het aanschijn van de ENE, om verzoening te vragen over uw zielen! • 17 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt: 18 maken zul je een bekken van koper met daarbij een onderstel van koper voor de wassing; plaatsgeven zul je dat tussen de tent van samenkomst en het altaar, en geven zul je daarin: water. 19 Wassen zullen Aäron en zijn zonen met water daaruit hun handen en hun voeten. 20 Als ze binnenkomen in de tent van samenkomst, wassen ze zich met het water, willen ze niet sterven; of als ze nadertreden tot het altaar voor de eredienst om een vuuroffer te laten roken voor de ENE. 21 Wassen zullen ze hun handen en hun voeten, willen ze niet sterven; wezen zal dat voor hen een inzetting van eeuwig, voor hem en voor zijn zaad, voor al hun generaties! • 22 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt: 23 jij, neem je balsems–van–de–bovenste–plank; vloeiende mirre: vijfmaal honderd delen, kaneel–balsem: de helft daarvan,– vijftig en dubbelhonderd; riet–balsem: vijftig en dubbelhonderd delen; 24 tijm: vijfhonderd delen in de sikkel van het heiligdom; en gestoten olie: een hien. 25 Maken zul je daarvan zalvingsolie voor heiliging, een geur uit de geurwinkel, zoals een geurmenger die maakt; zalvingsolie voor heiliging zal het wezen. 26 Zalven zul je daarmee de tent van samenkomst, de ark met de overeenkomst; 27 de tafel en al zijn gerei, de menora en haar gerei; het altaar voor de wierook; 28 het altaar voor de opgangsgave en al zijn gerei; het bekken en zijn onderstel. 29 Heiligen zul je die en wezen zullen ze een heiligdom van heiliging; al wie ze aanraakt wordt geheiligd. 30 Ook Aäron en zijn zonen zul je zalven; heiligen zul je hen om priester te zijn voor mij. 31 De zonen Israëls zul je toespreken en zeggen: zalvingsolie voor heiliging zal dit voor mij wezen voor al uw generaties; 32 over mensenvlees zal het niet worden uitgegoten en naar het voorschrift daarvan zul je nooit iets maken zoals dat; voor heiliging is het, voor heiliging zal het wezen bij jullie; 33 de man die een geur maakt zoals die en daarvan weggeeft over wat er vreemd aan is, zal worden afgesneden van zijn medemensen! •• 34 Dan zegt de ENE tot Mozes: neem geurige kruiden: druppelhars, barnsteen en stinkgom, geurige kruiden en witte libanon; één op één zal het wezen. 35 Een wierook zul je daarvan maken, een geur zoals een geurmenger maakt; goed gemengd, zuiver, voor heiliging! 36 Fijnwrijven zul je iets daarvan, malen, en daarvan prijsgeven voor het aanschijn van de overeenkomst in de tent van samenkomst, waar ik met jou zal samenkomen; een heiligdom van heiliging zal het voor u wezen. 37 En de wierook die je maakt,– naar dit voorschrift zult ge niet maken voor uzelf; heilig zal het je wezen voor de ENE. 38 Een man die iets maakt als dát om daaraan te ruiken: afgesneden wordt hij van zijn medemensen! ••


Bible de Jérusalem

1. « Tu feras un autel où faire fumer l'encens, tu le feras en bois d'acacia. 2. D'une coudée de long et d'une coudée de large, il sera carré, et il aura deux coudées de haut ; ses cornes feront corps avec lui. 3. Tu plaqueras d'or pur sa partie supérieure, ses parois tout autour et ses cornes, et tu lui feras tout autour une moulure d'or. 4. Tu lui feras deux anneaux d'or au-dessous de la moulure, sur ses deux côtés ; tu les feras sur les deux faces pour y loger les barres servant à son transport. 5. Tu feras ces barres en bois d'acacia, et tu les plaqueras d'or. 6. Tu le mettras devant le rideau qui pend devant l'arche du Témoignage - devant le propitiatoire qui est sur le Témoignage - où je te donnerai rendez-vous. 7. Aaron y fera fumer l'encens aromatique chaque matin, quand il mettra les lampes en ordre il le fera fumer. 8. Et quand Aaron replacera les lampes, au crépuscule, il le fera encore fumer. C'est un encens perpétuel devant Yahvé, pour vos générations. 9. Vous n'offrirez dessus ni encens profane ni holocauste ni oblation, et vous n'y verserez aucune libation. 10. Une fois l'an, Aaron fera l'expiation sur les cornes de l'autel ; avec le sang du sacrifice pour le péché, au jour de l'Expiation, une fois l'an, il fera l'expiation pour lui, pour vos générations ; il est éminemment saint, pour Yahvé. 11. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 12. « Quand tu dénombreras les Israélites par le recensement, chacun d'eux donnera à Yahvé la rançon de sa vie pour qu'aucun fléau n'éclate parmi eux à l'occasion du recensement. 13. Quiconque est soumis au recensement donnera un demi-sicle sur la base du sicle du sanctuaire : vingt géras par sicle. Ce demi-sicle sera un prélèvement pour Yahvé. 14. Quiconque est soumis au recensement, c'est-à-dire âgé de vingt ans et au-delà, donnera le prélèvement de Yahvé. 15. Le riche ne donnera pas plus et le pauvre ne donnera pas moins d'un demi-sicle lorsqu'il donnera le prélèvement pour Yahvé, en rançon de vos vies. 16. Tu prendras l'argent de la rançon des Israélites, et tu le donneras au service de la Tente du Rendez-vous ; il sera pour les Israélites un mémorial devant Yahvé, pour la rançon de vos vies. 17. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 18. « Tu feras pour les ablutions un bassin de bronze à socle de bronze ; tu le mettras entre la Tente du Rendez-vous et l'autel, et tu y mettras de l'eau, 19. avec quoi Aaron et ses fils laveront leurs mains et leurs pieds. 20. Quand ils entreront dans la Tente du Rendez-vous, ils se laveront avec de l'eau afin de ne pas mourir ; de même, quand ils s'approcheront de l'autel pour le service, pour faire fumer une offrande consumée pour Yahvé, 21. ils laveront leurs mains et leurs pieds, afin de ne pas mourir ; c'est là un décret perpétuel pour lui et sa descendance, pour leurs générations. 22. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 23. « Pour toi, prends des parfums de choix : cinq cents sicles de myrrhe vierge, la moitié de cinnamome odoriférant : deux cent cinquante sicles, et de roseau odoriférant : deux cent cinquante sicles. 24. Cinq cents sicles de casse - selon le sicle du sanctuaire - et un setier d'huile d'olive. 25. Tu en feras une huile d'onction sainte, un mélange odoriférant comme en compose le parfumeur : ce sera une huile d'onction sainte. 26. Tu en oindras la Tente du Rendez-vous et l'arche du Témoignage, 27. la table et tous ses accessoires, le candélabre et ses accessoires, l'autel des parfums, 28. l'autel des holocaustes et tous ses accessoires, le bassin et son socle. 29. Tu les consacreras, ils seront alors éminemment saints, et tout ce qui les touchera sera saint. 30. Tu oindras Aaron et ses fils, et tu les consacreras pour qu'ils exercent mon sacerdoce. 31. Puis tu parleras aux Israélites et tu leur diras : ceci sera pour vous, pour vos générations, une huile d'onction sainte. 32. On n'en versera pas sur le corps d'un homme quelconque et vous n'en ferez pas de semblable, de même composition. C'est une chose sainte, elle sera sainte pour vous. 33. Quiconque fera le même parfum et en mettra sur un profane sera retranché de son peuple. 34. Yahvé dit à Moïse : « Prends des aromates : storax, onyx, galbanum, aromates et pur encens, chacun en quantité égale 35. et tu en feras un parfum à brûler comme en opère le parfumeur, salé, pur, saint. 36. Tu en broieras finement une partie et tu en mettras devant le Témoignage, dans la Tente du Rendez-vous, là où je te donnerai rendez-vous. Il sera pour vous éminemment saint. 37. Le parfum que tu fais là, vous n'en ferez pas pour vous-mêmes de même composition. Il sera saint pour toi, réservé à Yahvé. Quiconque fera le même pour en humer l'odeur, sera retranché de son peuple.


King James Bible

[1] And thou shalt make an altar to burn incense upon: of shittim wood shalt thou make it. [2] A cubit shall be the length thereof, and a cubit the breadth thereof; foursquare shall it be: and two cubits shall be the height thereof: the horns thereof shall be of the same. [3] And thou shalt overlay it with pure gold, the top thereof, and the sides thereof round about, and the horns thereof; and thou shalt make unto it a crown of gold round about. [4] And two golden rings shalt thou make to it under the crown of it, by the two corners thereof, upon the two sides of it shalt thou make it; and they shall be for places for the staves to bear it withal. [5] And thou shalt make the staves of shittim wood, and overlay them with gold. [6] And thou shalt put it before the vail that is by the ark of the testimony, before the mercy seat that is over the testimony, where I will meet with thee. [7] And Aaron shall burn thereon sweet incense every morning: when he dresseth the lamps, he shall burn incense upon it. [8] And when Aaron lighteth the lamps at even, he shall burn incense upon it, a perpetual incense before the LORD throughout your generations. [9] Ye shall offer no strange incense thereon, nor burnt sacrifice, nor meat offering; neither shall ye pour drink offering thereon. [10] And Aaron shall make an atonement upon the horns of it once in a year with the blood of the sin offering of atonements: once in the year shall he make atonement upon it throughout your generations: it is most holy unto the LORD. [11] And the LORD spake unto Moses, saying, [12] When thou takest the sum of the children of Israel after their number, then shall they give every man a ransom for his soul unto the LORD, when thou numberest them; that there be no plague among them, when thou numberest them. [13] This they shall give, every one that passeth among them that are numbered, half a shekel after the shekel of the sanctuary: (a shekel is twenty gerahs:) an half shekel shall be the offering of the LORD. [14] Every one that passeth among them that are numbered, from twenty years old and above, shall give an offering unto the LORD. [15] The rich shall not give more, and the poor shall not give less than half a shekel, when they give an offering unto the LORD, to make an atonement for your souls. [16] And thou shalt take the atonement money of the children of Israel, and shalt appoint it for the service of the tabernacle of the congregation; that it may be a memorial unto the children of Israel before the LORD, to make an atonement for your souls. [17] And the LORD spake unto Moses, saying, [18] Thou shalt also make a laver of brass, and his foot also of brass, to wash withal: and thou shalt put it between the tabernacle of the congregation and the altar, and thou shalt put water therein. [19] For Aaron and his sons shall wash their hands and their feet thereat: [20] When they go into the tabernacle of the congregation, they shall wash with water, that they die not; or when they come near to the altar to minister, to burn offering made by fire unto the LORD: [21] So they shall wash their hands and their feet, that they die not: and it shall be a statute for ever to them, even to him and to his seed throughout their generations. [22] Moreover the LORD spake unto Moses, saying, [23] Take thou also unto thee principal spices, of pure myrrh five hundred shekels, and of sweet cinnamon half so much, even two hundred and fifty shekels, and of sweet calamus two hundred and fifty shekels, [24] And of cassia five hundred shekels, after the shekel of the sanctuary, and of oil olive an hin: [25] And thou shalt make it an oil of holy ointment, an ointment compound after the art of the apothecary: it shall be an holy anointing oil. [26] And thou shalt anoint the tabernacle of the congregation therewith, and the ark of the testimony, [27] And the table and all his vessels, and the candlestick and his vessels, and the altar of incense, [28] And the altar of burnt offering with all his vessels, and the laver and his foot. [29] And thou shalt sanctify them, that they may be most holy: whatsoever toucheth them shall be holy. [30] And thou shalt anoint Aaron and his sons, and consecrate them, that they may minister unto me in the priest's office. [31] And thou shalt speak unto the children of Israel, saying, This shall be an holy anointing oil unto me throughout your generations. [32] Upon man's flesh shall it not be poured, neither shall ye make any other like it, after the composition of it: it is holy, and it shall be holy unto you. [33] Whosoever compoundeth any like it, or whosoever putteth any of it upon a stranger, shall even be cut off from his people. [34] And the LORD said unto Moses, Take unto thee sweet spices, stacte, and onycha, and galbanum; these sweet spices with pure frankincense: of each shall there be a like weight: [35] And thou shalt make it a perfume, a confection after the art of the apothecary, tempered together, pure and holy: [36] And thou shalt beat some of it very small, and put of it before the testimony in the tabernacle of the congregation, where I will meet with thee: it shall be unto you most holy. [37] And as for the perfume which thou shalt make, ye shall not make to yourselves according to the composition thereof: it shall be unto thee holy for the LORD. [38] Whosoever shall make like unto that, to smell thereto, shall even be cut off from his people.


Luther-Bibel

Der Räucheraltar
1 Du sollst auch einen Räucheraltar machen aus Akazienholz, 2 eine Elle lang und ebenso breit, viereckig, und zwei Ellen hoch mit seinen Hörnern. 3 Und du sollst ihn mit feinem Golde überziehen, seine Platte und seine Wände ringsherum und seine Hörner. Und sollst einen Kranz von Gold ringsherum machen 4 und zwei goldene Ringe unter dem Kranz zu beiden Seiten, dass man Stangen hineintue und ihn damit trage. 5 Die Stangen sollst du auch aus Akazienholz machen und mit Gold überziehen. 6 Und du sollst ihn setzen vor den Vorhang, der vor der Lade mit dem Gesetz hängt, und vor den Gnadenthron, der auf der Lade mit dem Gesetz ist, wo ich dir begegnen werde. 7 Und Aaron soll darauf verbrennen gutes Räucherwerk jeden Morgen, wenn er die Lampen zurichtet. 8 Desgleichen wenn er die Lampen anzündet gegen Abend, soll er solches Räucherwerk auch verbrennen. Das soll das tägliche Räucheropfer sein vor dem HERRN bei euren Nachkommen. 9 Ihr sollt kein fremdes Räucherwerk darauf tun, auch kein Brandopfer, Speisopfer oder Trankopfer darauf opfern. 10 Und Aaron soll an den Hörnern dieses Altars einmal im Jahr die Sühnung vollziehen mit dem Blut des Sündopfers, das zur Sühnung dargebracht wird. Solche Sühnung soll jährlich einmal geschehen bei euren Nachkommen. Hochheilig ist der Altar dem HERRN.

Die Steuer für das Heiligtum
11 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 12 Wenn du die Israeliten zählst, so soll ein jeder dem HERRN ein Sühnegeld geben, um sein Leben auszulösen, damit ihnen nicht eine Plage widerfahre, wenn sie gezählt werden. 13 Es soll aber jeder, der gezählt ist, einen halben Taler geben nach dem Münzgewicht des Heiligtums; ein Taler wiegt zwanzig Gramm. Dieser halbe Taler soll als Opfergabe für den HERRN erhoben werden. 14 Wer gezählt ist von zwanzig Jahren an und darüber, der soll diese Opfergabe dem HERRN geben. 15 Der Reiche soll nicht mehr geben und der Arme nicht weniger als den halben Taler als Opfergabe für den HERRN zur Sühnung für euer Leben. 16 Und du sollst solches Sühnegeld nehmen von den Israeliten und es zum Dienst an der Stiftshütte geben, dass es sei für die Israeliten, zum gnädigen Gedenken vor dem HERRN, zur Sühnung für euer Leben.

Das kupferne Becken
17 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 18 Du sollst auch ein Becken aus Kupfer machen mit einem Gestell aus Kupfer zum Waschen und sollst es setzen zwischen die Stiftshütte und den Altar und Wasser hineintun, 19 dass Aaron und seine Söhne ihre Hände und Füße darin waschen, 20 wenn sie in die Stiftshütte gehen oder zum Altar, um zu dienen und Feueropfer zu verbrennen für den HERRN, 21 auf dass sie nicht sterben. Das soll eine ewige Ordnung sein für ihn und sein Geschlecht bei ihren Nachkommen.

Salböl und Räucherwerk
22 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 23 Nimm dir die beste Spezerei: die edelste Myrrhe, fünfhundert Lot, und Zimt, die Hälfte davon, zweihundertundfünfzig, und Kalmus, auch zweihundertundfünfzig Lot, 24 und Kassia, fünfhundert nach dem Gewicht des Heiligtums, und eine Kanne Olivenöl. 25 Und mache daraus ein heiliges Salböl nach der Kunst des Salbenbereiters. 26 Und du sollst damit salben die Stiftshütte und die Lade mit dem Gesetz, 27 den Tisch mit all seinem Gerät, den Leuchter mit seinem Gerät, den Räucheraltar, 28 den Brandopferaltar mit all seinem Gerät und das Becken mit seinem Gestell. 29 So sollst du sie weihen, dass sie hochheilig seien. Wer sie anrührt, der ist dem Heiligtum verfallen. 30 Aaron und seine Söhne sollst du auch salben und sie mir zu Priestern weihen. 31 Und du sollst mit den Israeliten reden und sprechen: Eine heilige Salbe soll mir dies Öl bei euren Nachkommen sein. 32 Auf keines andern Menschen Leib soll es gegossen werden; du sollst es auch sonst in der gleichen Mischung nicht herstellen, denn es ist heilig; darum soll es euch als heilig gelten. 33 Wer solche Salbe macht oder einem Unberufenen davon gibt, der soll aus seinem Volk ausgerottet werden. 34 Und der HERR sprach zu Mose: Nimm dir Spezerei: Balsam, Stakte, Galbanum und reinen Weihrauch, vom einen so viel wie vom andern, 35 und mache Räucherwerk daraus, gemengt nach der Kunst des Salbenbereiters, gesalzen, rein, zum heiligen Gebrauch. 36 Und du sollst es zu Pulver stoßen und sollst etwas davon vor die Lade mit dem Gesetz in der Stiftshütte bringen, wo ich dir begegnen werde. Es soll euch ein Hochheiliges sein. 37 Aber solches Räucherwerk sollt ihr für euch nicht machen, sondern es soll dir als dem HERRN geheiligt gelten. 38 Wer es macht, damit er sich an dem Geruch erfreue, der soll ausgerottet werden aus seinem Volk.