EXODUS 31 - Ex 31 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -
- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,18 -
De werklui (Ex 31,1-11) .

Overzicht van Exodus : - Ex 2 - Ex 3 - Ex 4 - Ex 5 - Ex 6 - Ex 7 - Ex 8 - Ex 9 - Ex 10 - Ex 11 - Ex 12 - Ex 13 - Ex 14 - Ex 15 - Ex 16 - Ex 17 - Ex 18 - Ex 19 - Ex 20 - Ex 21 - Ex 22 - Ex 23 - Ex 24 - Ex 25 - Ex 26 - Ex 27 - Ex 28 - Ex 29 - Ex 30 - Ex 31 - Ex 32 - Ex 33 - Ex 34 - Ex 35 - Ex 36 - Ex 37 - Ex 38 - Ex 39 - Ex 40 -
Overzicht vers per vers : - Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18 -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht N.T. : N.T. : overzicht , N.T. : taalgebruik - N.T. A - N.T. B - N.T. C - N.T. D - N.T. E - N.T. F - N.T. G - N.T. H - N.T. I - N.T. J - N.T. K - N.T. L - N.T. M - N.T. N - N.T. O - N.T. P - N.T. Q - N.T. R - N.T. S - N.T. T - N.T. U - N.T. V - N.T. W - N.T. X - N.T. Y - N.T. Z - N.T. : commentaar .

Exodus : overzicht , Exodus : taalgebruik - Exodus A - Exodus B - Exodus C - Exodus D - Exodus E - Exodus F - Exodus G - Exodus H - Exodus I - Exodus J - Exodus K - Exodus L - Exodus M - Exodus N - Exodus O - Exodus P - Exodus Q - Exodus R - Exodus S - Exodus T - Exodus U - Exodus V - Exodus W - Exodus X -Exodus Y - Exodus Z - , Exodus : commentaar ,


             
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible   - King James Bible 11. Luther-Bibel     Exodus bibliografie (1  

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat

Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- taalgebruik -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

Ex 31,1-11 . Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 31,1 (inleiding) Ex 31,2-6 (de namen van de vaklui) Ex 31,7-11 (opsomming van wat de vaklui moeten vervaardigen)        

Ex 31,1 - Ex 31,1 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1 kai elalèsen kurios pros môusèn legôn 1 locutusque est Dominus ad Mosen dicens    1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:  [1] De heer sprak tot Mozes:   [1] De HEER zei tegen Mozes: 1 ¶ Dan spreekt de ENE tot Mozes en zegt:   1. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 

King James Bible . And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 1 Und der HERR redete mit Mose und sprach:

Tekstuitleg van Ex 31,1 . Dit vers Ex 31,1 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . 18 vormt een kubus waarvan het grondvlak een vierkant is (3 X 3) en de hoogte 2 is . De eerste twee woorden telt negen letters , de drie volgende woorden eveneens negen letters ; het eerste woord telt vijf letters ; het tweede woord vier letters , het derde en vierde woord : ´èl mosjèh (tot Mozes) telt vijf letters ; het laatste en vijfde woord telt vier letters . Zo krijgen we de structuur : 5 - 4 - 2 + 3 (5) - 4 . De getalwaarde van Ex 31,1 is 895 (2 X 179) . Ex 25,1 = Ex 30,11 = Ex 30,17 = Ex 30,22 = Ex 31,1 . Bijna gelijk : Ex 31,12 , Ex 30,34 .

1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .
- In Ex 20,1 is het vervoegd werkw. vergezeld van het lijdend voorwerp met dezelfde stam als het werkw. . Bovendien is in Ex 20,1 nog een werkw. van 'zeggen' toegevoegd .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) in twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1) Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex 31,12 . וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) in 5 verzen van Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 . Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) en וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .

2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 25 - 31
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29  
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 26
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 .

3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 25-31 (35) .

4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 25-31 (7) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH .

1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .

5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) (prefix voorzetsel lë + act. qal inf. absol. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Ex (49) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,31 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,13 .

1. - 5. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh le'mor (en JHWH zei tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 : In één vers in Ex : Ex 31,12 . Niet in Ex 30,34 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajëdabber JHWH èl mosjèh le'mor (en JHWH sprak tot Mozes om te zeggen) . Tenakh (5) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .


Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 31,1 (inleiding) Ex 31,2-6 (de namen van de vaklui) Ex 31,7-11 (opsomming van wat de vaklui moeten vervaardigen)        

Ex 31,2 - Ex 31,2 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2 idou anakeklèmai ex onomatos ton beseleèl ton tou ouriou ton ôr tès fulès iouda  2 ecce vocavi ex nomine Beselehel filium Uri filii Hur de tribu Iuda    2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.   [2] ‘Ik heb mijn keuze laten vallen op Besaleël, zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda.   [2] ‘Ik heb mijn keuze laten vallen op Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda.   2 zie, ik heb bij name geroepen: Betsalel, zoon van Oeri zoon van Choer, bij de stam Juda;   2. « Vois, j'ai désigné nommément Beçaléel, fils de Uri, fils de Hur, de la tribu de Juda. 

King James Bible . [2] See, I have called by name Bezaleel the son of Uri, the son of Hur, of the tribe of Judah:
Luther-Bibel . 2 Siehe, ich habe mit Namen berufen Bezalel, den Sohn Uris, des Sohnes Hurs, vom Stamm Juda,

Tekstuitleg van Ex 31,2 .

Ex 31,2.4. בְצַלְאֵל = betsalë´el (Besaleël) . Taalgebruik in Tenakh : betsalë´el (Besaleël) . beth = 2 , tsade = 18 of 90 , lamed = 12 of 30 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 45 (3² X 5) OF 153 (3² X 17) . Structuur : 2 - 9 - 3 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (8) : (1) Ex 31,2 . (2) Ex 35,30 . (3) Ex 36,1 . (4) Ex 36,2 . (5) Ex 37,1 . (6) Ezr 10,30 . (7) 1 Kr 2,20 . (8) 2 Kr 1,5 . Er zijn verschillende personen met de naam Besaleël . Hij is o.a. de achterkleinzoon van Kaleb , die zelf de achterkleinzoon van Juda is . Hij is dus het 7de geslacht van Juda .

Ex 31,2.8. חוּר = chûr (Chur) . Taalgebruik in Tenakh : chûr (Chur) . Getalswaarde : chet = 8 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 214 (2 X 107) . Structuur : 8 - 6 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (12) : (1) Ex 31,2 . (2) Ex 35,30 . (3) Ex 38,22 . (4) . (5) Nu 31,8 . (6) Joz 13,21 . (7) 1 K 4,8 . (8) Neh 3,9 . (9) 1 Kr 2,19 . (10) 1 Kr 2,50 . (11) 1 Kr 4,4 . (12) 2 Kr 1,5 . Er zijn verschillende personen met de naam Chur . Volgens 1 Kr 4,1 was Chur de 4de zoon van Juda .

Ex 31,2.10. יְהוּדָה = jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , daleth = 4 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Gn (24) : (1) Gn 29,35 . (2) Gn 37,26 . (3) Gn 38,1 . (4) Gn 38,2 . (5) Gn 38,6 . (6) Gn 38,7 . (7) Gn 38,8 . (8) Gn 38,11 . (9) Gn 38,12 . (10) Gn 38,15 . (11) Gn 38,20 . (12) Gn 38,22 . (13) Gn 38,23 . (14) Gn 38,24 . (15) Gn 38,26 . (16) Gn 43,3 . (17) Gn 43,8 . (18) Gn 44,14 . (19) Gn 44,16 . (20) Gn 44,18 . (21) Gn 46,12 . (22) Gn 46,28 . (23) Gn 49,8 . (24) Gn 49,9 . Ex (3) : (1) Ex 31,2 . (2) Ex 35,30 . (3) Ex 38,22 . 1 Kr (16) : (1) 1 Kr 2,3 . (2) 1 Kr 2,4 . (3) 1 Kr 2,10 . (4) 1 Kr 4,1 . (5) 1 Kr 4,21 . (6) 1 Kr 4,27 . (7) 1 Kr 4,41 . (8) 1 Kr 5,2 . (9) 1 Kr 5,17 . (10) 1 Kr 5,41 . (11) 1 Kr 6,40 . (12) 1 Kr 6,50 . (13) 1 Kr 9,3 . (14) 1 Kr 9,4 . (15) 1 Kr 12,25 . (16) 1 Kr 28,4 .


Ex 31,3 - Ex 31,3 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3 kai eneplèsa auton pneuma theion sofias kai suneseôs kai epistèmès en panti ergô  3 et implevi eum spiritu Dei sapientia intellegentia et scientia in omni opere    3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk;  [3] Ik heb hem een uitzonderlijke begaafdheid geschonken, vaardigheid, kennis en veelzijdige bekwaamheid.  [3] Ik heb hem uitzonderlijke talenten geschonken,* wijsheid, vakmanschap en inzicht op allerlei gebied:  3 ik zal hem vervullen met de geest van God; in wijsheid, in verstand, in kennis en in allerlei werk,  3. Je l'ai comblé de l'esprit de Dieu en habileté, intelligence et savoir pour toutes sortes d'ouvrages ; 

King James Bible . [3] And I have filled him with the spirit of God, in wisdom, and in understanding, and in knowledge, and in all manner of workmanship,
Luther-Bibel . 3 und habe ihn erfüllt mit dem Geist Gottes, mit Weisheit und Verstand und Erkenntnis und mit aller Geschicklichkeit,

Tekstuitleg van Ex 31,3 . Het vers Ex 31,3 telt 9 (3²) woorden en 42 (2 X 3 X 7) letters . De getalwaarde van Ex 31,3 is 1967 (7 X 281) .

Ex 31,3. 3. - 4. rûach ´èlohîm (de geest van God) . Tenach (13) . Pentateuch (4) : (1) Gn 41,38 . (2) Ex 31,3 . (3) Ex 35,31 . (4) Nu 24,2 . (5) 1 S 10,10 . (6) 1 S 11,6 . (7) 1 S 16,15 . (8) 1 S 16,16 . (9) 1 S 16,23 . (10) 1 S 18,10 . (11) 1 S 19,20 . (12) 1 S 19,23 . (13) 2 Kr 15,1 .
- wërûach ´èlohîm (en de geest van God) . Tenach (2): (1) Gn 1,2 . (2) 2 Kr 24,20 .
- ûlërûach (en tot een geest) . Tenach (2) : (1) Js 28,6 . (2) Job 6,26 .

Ex 31,3.11. -14. - Ex 31,3 : wâämalle´ (nevensch. voegw. we + werkwoordvorm piel imperf. 1ste pers. enk. : en ik vulde) ´othô rûach ´èlohîm bëchâkëmâh (hem met een goddelijke geest met wijsheid ) .

Ex 31,4 - Ex 31,4 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4 dianoeisthai kai architektonèsai ergazesthai to chrusion kai to argurion kai ton chalkon kai tèn uakinthon kai tèn porfuran kai to kokkinon to nèston kai tèn busson tèn keklôsmenèn  4 ad excogitandum fabre quicquid fieri potest ex auro et argento et aere    4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper,  [4] Hij kan ontwerpen maken, goud, zilver en brons smeden,  [4] hij kan ontwerpen maken en ze in goud, zilver, koper en brons uitvoeren,  4 om ontwerpen uit te denken; om ze te maken in goud, in zilver en in koper;  4. pour concevoir des projets et les exécuter en or, en argent et en bronze ;  

King James Bible . [4] To devise cunning works, to work in gold, and in silver, and in brass,
Luther-Bibel . 4 kunstreich zu arbeiten in Gold, Silber, Kupfer,

Tekstuitleg van

Ex 31,5 - Ex 31,5 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5 kai ta lithourgika kai eis ta erga ta tektonika tôn xulôn ergazesthai kata panta ta erga 5 marmore et gemmis et diversitate lignorum    5 En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk.  [5] stenen snijden en zetten en hout bewerken: in alle technieken is hij bedreven.  [5] hij kan stenen snijden en zetten en hout bewerken en hij beheerst ook allerlei andere vaardigheden.  5 en in het snijden van steen voor het vulwerk en in het snijden van hout; om doende te zijn in alle werk  5. pour tailler les pierres à enchâsser, pour tailler le bois et pour exécuter toute sorte d'ouvrage. 

King James Bible . [5] And in cutting of stones, to set them, and in carving of timber, to work in all manner of workmanship.
Luther-Bibel . 5 kunstreich Steine zu schneiden und einzusetzen und kunstreich zu schnitzen in Holz, um jede Arbeit zu vollbringen.

Tekstuitleg van

Ex 31,6 - Ex 31,6 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6 kai egô edôka auton kai ton eliab ton tou achisamach ek fulès dan kai panti sunetô kardia dedôka sunesin kai poièsousin panta osa soi sunetaxa  6 dedique ei socium Hooliab filium Achisamech de tribu Dan et in corde omnis eruditi posui sapientiam ut faciant cuncta quae praecepi tibi     6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb.   [6] Ik stel hem Oholiab, zoon van Achisamak, uit de stam Dan, ter beschikking. Alle vaklieden heb Ik toegerust met een bijzondere vaardigheid, zodat zij alles kunnen uitvoeren waartoe Ik opdracht gegeven heb:  [6] Oholiab, de zoon van Achisamach, uit de stam Dan, stel ik als zijn medewerker aan. Allen die hun vak verstaan heb ik wijsheid geschonken, zodat zij alles kunnen maken waartoe ik opdracht heb gegeven:  . 6 En ik, ziehier, ik heb naast hem gegeven Oholiav, zoon van Achisamach bij de stam Dan, en in het hart van elke wijze van hart heb ik wijsheid gegeven; maken zullen ze al wat ik jou heb geboden:  6. Voici que je lui adjoins Oholiab, fils d'Ahisamak, de la tribu de Dan, et j'ai mis la sagesse dans le cœur de tous les hommes au cœur sage pour qu'ils fassent tout ce que je t'ai ordonné : 

King James Bible . [6] And I, behold, I have given with him Aholiab, the son of Ahisamach, of the tribe of Dan: and in the hearts of all that are wise hearted I have put wisdom, that they may make all that I have commanded thee;
Luther-Bibel . 6 Und siehe, ich habe ihm beigegeben Oholiab, den Sohn Ahisamachs, vom Stamm Dan, und habe allen Künstlern die Weisheit ins Herz gegeben, dass sie alles machen können, was ich dir geboten habe:

Tekstuitleg van

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 
  Ex 31,1 (inleiding) Ex 31,2-6 (de namen van de vaklui) Ex 31,7-11 (opsomming van wat de vaklui moeten vervaardigen)        

Ex 31,7 - Ex 31,7 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7 tèn skènèn tou marturiou kai tèn kibôton tès diathèkès kai to ilastèrion to ep? autès kai tèn diaskeuèn tès skènès  7 tabernaculum foederis et arcam testimonii et propitiatorium quod super eam est et cuncta vasa tabernaculi    7 Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent;  [7] de tent van samenkomst, de ark met de verbondsakte, het verzoendeksel die erop ligt, alle benodigdheden voor de tent,   [7] de ontmoetingstent, de ark voor de verbondstekst, de verzoeningsplaat die erop moet liggen, alle voorwerpen voor de tent,  7 de tent van samenkomst, de kist voor de overeenkomst, het verzoendeksel daarop; en allerlei gerei voor de tent;  7. la Tente du Rendez-vous, l'arche du Témoignage, le propitiatoire qui est sur elle et tout le mobilier de la Tente ; 

King James Bible . [7] The tabernacle of the congregation, and the ark of the testimony, and the mercy seat that is thereupon, and all the furniture of the tabernacle,
Luther-Bibel . 7 die Stiftshütte, die Lade mit dem Gesetz, den Gnadenthron darauf und alle Geräte in der Hütte,

Tekstuitleg van

Ex 31,8 - Ex 31,8 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8 kai ta thusiastèria kai tèn trapezan kai panta ta skeuè autès kai tèn luchnian tèn katharan kai panta ta skeuè autès  8 mensamque et vasa eius candelabrum purissimum cum vasis suis et altaria thymiamatis    8 En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar;  [8] de tafel met toebehoren, de luchter van zuiver goud met toebehoren, het reukofferaltaar,  [8] de tafel en de voorwerpen die erbij horen, de lampenstandaard van zuiver goud en de bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar,   8 de tafel en zijn gerei, de zuivere menora en al haar gerei; haar altaar voor de wierook;  8. la table et tous ses accessoires, le candélabre pur et tous ses accessoires, l'autel des parfums, 

King James Bible . [8] And the table and his furniture, and the pure candlestick with all his furniture, and the altar of incense,
Luther-Bibel . 8 den Tisch und sein Gerät, den Leuchter von reinem Gold und all sein Gerät, den Räucheraltar,

Tekstuitleg van

Ex 31,9 - Ex 31,9 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9 kai ton loutèra kai tèn basin autou  9 et holocausti et omnia vasa eorum labium cum basi sua    9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het wasvat met zijn voet;   [9] het brandofferaltaar met toebehoren, het wasbekken met onderstel,  [9] het brandofferaltaar met het gerei, het wasbekken, het onderstel ervan,  9 het altaar voor de opgangsgave en al zijn gerei; het wasbekken en zijn onderstel;  9. l'autel des holocaustes et tous ses accessoires, le bassin et son socle ;  

King James Bible . [9] And the altar of burnt offering with all his furniture, and the laver and his foot,
Luther-Bibel . 9 den Brandopferaltar mit all seinem Gerät, das Becken mit seinem Gestell,

Tekstuitleg van

Ex 31,10 - Ex 31,10 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 kai tas stolas tas leitourgikas aarôn kai tas stolas tôn uiôn autou ierateuein moi  10 vestes sanctas in ministerio Aaron sacerdoti et filiis eius ut fungantur officio suo in sacris    10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aäron, en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen;  [10] de ambtsgewaden, de heilige gewaden voor de priester Aäron, de gewaden die zijn zonen als priester dragen,   [10] de ambtsgewaden, de heilige kleding voor de priester Aäron en de kleding die zijn zonen als priester moeten dragen,  10 de gewaden voor de eredienst, de gewaden voor de heiliging van Aäron, de priester, en de gewaden voor zijn zonen om priesters te zijn;   10. les vêtements d'apparat, les vêtements sacrés pour Aaron le prêtre, et les vêtements de ses fils, pour exercer le sacerdoce ;  

King James Bible . [10] And the cloths of service, and the holy garments for Aaron the priest, and the garments of his sons, to minister in the priest's office,
Luther-Bibel . 10 die Amtskleider, die heiligen Kleider des Priesters Aaron und die Kleider seiner Söhne für den priesterlichen Dienst,

Tekstuitleg van

Ex 31,11 - Ex 31,11 : Besaleël n Oholiab - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11 kai to elaion tès chriseôs kai to thumiama tès suntheseôs tou agiou kata panta osa egô eneteilamèn soi poièsousin  11 oleum unctionis et thymiama aromatum in sanctuario omnia quae praecepi tibi facient    11 Ook de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken.  [11] de zalfolie en de reukwerken voor het heiligdom. Laat hen alles vervaardigen zoals Ik heb voorgeschreven.’  [11] de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom. Laat hen alles uitvoeren zoals ik het je heb opgedragen.’  11 de olie voor de zalving en de wierook van de geurige kruiden voor het heiligdom; naar alles wat ik je geboden heb zullen ze het maken! •  11. l'huile d'onction et l'encens aromatique pour le sanctuaire. En tout, ils feront comme je te l'ai ordonné.  

King James Bible . [11] And the anointing oil, and sweet incense for the holy place: according to all that I have commanded thee shall they do.
Luther-Bibel . 11 das Salböl und das Räucherwerk von Spezerei für das Heiligtum. Ganz so, wie ich dir geboten habe, sollen sie es machen. Gebot der Sabbatfeier

Tekstuitleg van


- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18 -



Ex 31,12-17 . Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18

Ex 31,12 - Ex 31,12 : Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12 kai elalèsen kurios pros môusèn legôn  12 et locutus est Dominus ad Mosen dicens     12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:   [12] De heer sprak tot Mozes:  [12] De HEER zei tegen Mozes:   12 ¶ Dan zegt de ENE tot Mozes, hij zegt:  12. Yahvé dit à Moïse :  

King James Bible . And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 1 Und der HERR redete mit Mose und sprach:

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

Tekstuitleg van Ex 31,12 . Dit vers Ex 31,12 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . 18 vormt een kubus waarvan het grondvlak een vierkant is (3 X 3) en de hoogte 2 is . De eerste twee woorden tellen negen letters , de drie volgende woorden eveneens negen letters ; het eerste woord telt vijf letters ; het tweede woord vier letters , het derde en vierde woord : = ´èl mosjèh (tot Mozes) telt vijf letters ; het laatste en vijfde woord telt vier letters . Zo krijgen we de structuur : 5 - 4 - 2 + 3 (5) - 4 . De getalwaarde van Ex 31,12 is 930 (2 X 3 X 5 X 31 of 30 X 31 : twee elkaar opvolgende getallen) . We bevinden ons ook in het 31ste hoofdstuk van het boek Ex . Ex 25,1 = Ex 30,11 = Ex 30,17 = Ex 30,22 = Ex 31,1 . Bijna gelijk : Ex 31,12 , Ex 30,34 . De 7de redevoering van JHWH handelt over de sabbat , de 7de dag van de week . Niet toevallig staat de 7de dag op de 7de plaats in de redevoeringen .

Ex 31,12.1. Ex 25-31 : een reeks van 7 redevoeringen van JHWH , ingeleid door een quasi vaste inleidingsformule . 5X vangt de inleidingsformule aan met וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) , 2X met וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) : (1) Ex 30,34 (de 5de redevoering , over de heilige spijzen) . (2) Ex 31,12 (de 7de redevoering , over de sabbat) . Wil de auteur reeds onze aandacht trekken door af te wijken van de meer gangbare formule ? Het gevolg hiervan is dat in Ex 31,12 2X een vorm van het werkw. 'âmar (zeggen) wordt gebruikt . In Ex 30,34 wordt dit vermeden door het weglaten van le'mor (om te zeggen) .
- prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .

  bijbel Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) 192 140 34 9 1 8 16 20 40 59 7
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) 1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24

- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Samen : 40 + 2 = 42 (6 X 7) . Ex (150) . Ex 25-31 (2) : (1) Ex 30,34 .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) in twee verzen in Ex 25-31 in verband met de wetten over het heiligdom : (1) Ex 30,34 (het reukwerk) . (2) Ex 31,12 . וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) in 5 verzen van Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 . Telkens is JHWH onderwerp en is het woord tot Mozes gericht . וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) en וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behoren tot de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH tot Mozes in Ex 25-31 .

Ex 31,12.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering . Ex 25-31 (26) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 27,21 . (3) Ex 28,12 . (4) Ex 28,29 . (5) Ex 28,30 . (6) Ex 28,35 . (7) Ex 28,38 . (8) Ex 29,11 . (9) Ex 29,23 . (10) Ex 29,24 . (11) Ex 29,25 . (12) Ex 29,26 . (13) Ex 29,42 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 30,8 . (16) Ex 30,11 . (17) Ex 30,14 . (18) Ex 30,15 . (19) Ex 30,16 . (20) Ex 30,17 . (21) Ex 30,22 . (22) Ex 30,34 . (23) Ex 31,1 . (24) Ex 31,12 . (25) Ex 31,13 . (26) Ex 31,17 .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Ex 25-31 (2) : (1) Ex 31,3 . (2) Ex 31,18 . Ex 32-34 (3) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,16 . (3) Ex 32,23 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 25 - 31
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29 2
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 26
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

Ex 31,12.1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32-34 (7) : (1) Ex 32,9 . (2) Ex 32,33 . (3) Ex 33,5 . (4) Ex 33,17 . (5) Ex 34,1 . (6) Ex 34,27 . Niet in Ex 35-40 .

Ex 31,12.3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 25-31 (35) . Ex 31 (4) : (1) Ex 31,1 . (2) Ex 31,12 . (3) Ex 31,13 . (4) Ex 31,18 .

Ex 31,12.4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

Ex 31,12.3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 25-31 (7) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH .

Ex 31,12.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42) . Lv (2) . Nu (20) . Dt (2) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (20) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .

Ex 31,12.5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) (prefix voorzetsel lë + act. qal inf. absol. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Ex (49) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,31 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,13 . In 6 van de 7 inleidingen op de 7 redevoeringen van JHWH , niet in Ex 30,34 .

Ex 31,12.1. - 5. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh le'mor (en JHWH zei tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 : In één vers in Ex : Ex 31,12 . Niet in Ex 30,34 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה לֵאמֹר = wajëdabber JHWH èl mosjèh le'mor (en JHWH sprak tot Mozes om te zeggen) . Ex 25-31 (5) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,12 .


- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18



Ex 31,13 - Ex 31,13 : Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13 kai su suntaxon tois uiois israèl legôn orate kai ta sabbata mou fulaxesthe sèmeion estin par? emoi kai en umin eis tas geneas umôn ina gnôte oti egô kurios o agiazôn umas  13 loquere filiis Israhel et dices ad eos videte ut sabbatum meum custodiatis quia signum est inter me et vos in generationibus vestris ut sciatis quia ego Dominus qui sanctifico vos     13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.   [13] ‘Zeg tegen de Israëlieten: Onderhoud mijn sabbat, want die is, alle generaties door, voor u en voor Mij het teken dat Ik de heer ben die u heiligt.  [13] ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Neem wel steeds mijn sabbat in acht, want elke generatie opnieuw is die dag voor mij en voor jullie een teken dat eraan herinnert dat ik, de HEER, jullie geheiligd heb.  13 jij, spreek tot de zonen Israëls en zeg: echt, mijn sabbatten zult ge bewaken; want een teken is dat tussen mij en u voor uw generaties, om te weten dat ik, de ENE, het ben die u heiligt.   13. « Toi, parle aux Israélites et dis-leur : vous garderez bien mes sabbats, car c'est un signe entre moi et vous pour vos générations, afin qu'on sache que je suis Yahvé, celui qui vous sanctifie.  

King James Bible . [13] Speak thou also unto the children of Israel, saying, Verily my sabbaths ye shall keep: for it is a sign between me and you throughout your generations; that ye may know that I am the LORD that doth sanctify you.
Luther-Bibel . 13 Sage den Israeliten: Haltet meinen Sabbat; denn er ist ein Zeichen zwischen mir und euch von Geschlecht zu Geschlecht, damit ihr erkennt, dass ich der HERR bin, der euch heiligt.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

Tekstuitleg van Ex 31,13 . Het vers Ex 31,13 telt 21 (3 X 7) woorden en 80 (2³ X 10 OF 2² X 2² X 5) letters . De getalwaarde van Ex 31,13 is 6491 (priemgetal) . Ex 31,14-17 is aan de sabbat gewijd . In Ex 25-31 zijn er 7 redevoeringen . Ex 31,14-17 is de 7de en laatste redevoering . In dit geheel valt 7 op , want de sabbat is de 7de dag van de week . De sabbat wordt gezien in het kader van het verbond tussen JHWH en het volk .

Ex 31,13.10. act. qal imperf. 3de pers. mv. תִשְׁמֹרוּ = thisjëmorû (jullie zullen onderhouden) van het werkw. שָׁמַר = sjâmar (behouden, bewaren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmar (behouden, bewaren) . Getalwaarde van sjâmar (behouden, bewaren) : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 54 ( 2 X 3³) of 540 (2² X 3³ X 5) . Structuur : 3 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (7) : (1) Ex 31,13 . (2) Lv 19,3 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 19,30 . (5) Lv 26,2 . (6) Dt 13,5 . (7) Ez 20,18 .

Ex 31,13.19. - 20. יהוה אֱנִי= ´anî JHWH (ik ben JHWH) . Tenakh (195) .

Ex 31,13.18. - 20. יהוה אֱנִי כִּי = kî ´anî JHWH (want ik ben JHWH) . Tenakh (107) . Ex (11) : (1) Ex 6,7 . (2) Ex 7,5 . (3) Ex 7,17 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,2 . (6) Ex 14,4 . (7) Ex 14,18 . (8) Ex 15,26 . (9) Ex 16,12 . (10) Ex 29,46 . (11) Ex 31,13 . Lv (10) : (1) Lv 11,44 . (2) Lv 11,45 . (3) Lv 20,7 . (4) Lv 21,15 . (5) Lv 21,23 . (6) Lv 22,16 . (7) Lv 24,22 . (8) Lv 25,17 . (9) Lv 26,1 . (10) Lv 26,44 .
- יהוה אֱנִי קָדוֹשׁ כִּי = kî qâdôsj ´anî JHWH (want heilig ben ik , JHWH) . Tenakh (3) : (1) Lv 19,2 . (2) Lv 20,26 . (3) Lv 21,8 .

Ex 31,13.18. - 21. Tenakh (1) : (1) Ex 31,13 . Zie ook Lv 21,8 .


- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18


Ex 31,14 - Ex 31,14 : Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14 kai fulaxesthe ta sabbata oti agion touto estin kuriou umin o bebèlôn auto thanatô thanatôthèsetai pas os poièsei en autô ergon exolethreuthèsetai è yuchè ekeinè ek mesou tou laou autou  14 custodite sabbatum sanctum est enim vobis qui polluerit illud morte morietur qui fecerit in eo opus peribit anima illius de medio populi sui    14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken.   [14] Onderhoud dus de sabbat, die moet heilig zijn voor u. Wie hem schendt, moet onverbiddelijk ter dood gebracht worden. Wie op die dag arbeid verricht, zal uit zijn volk worden verwijderd.  [14] Neem de sabbat in acht, want het is voor jullie een heilige dag. Wie hem schendt, moet ter dood gebracht worden; ieder die dan werkt, moet uit de gemeenschap gestoten worden.  14 Bewaken zult ge de sabbat, want heiliging is zij voor u; wie haar ontwijdt zal de dood sterven, ja al wie op haar werk doet,– afgesneden worde die ziel uit de kring van haar medemensen!  14. Vous garderez le sabbat car il est saint pour vous. Qui le profanera sera mis à mort ; quiconque fera ce jour-là quelque ouvrage sera retranché du milieu de son peuple. 

King James Bible .[14] Ye shall keep the sabbath therefore; for it is holy unto you: every one that defileth it shall surely be put to death: for whosoever doeth any work therein, that soul shall be cut off from among his people.
Luther-Bibel .14 Darum haltet meinen Sabbat, denn er soll euch heilig sein. Wer ihn entheiligt, der soll des Todes sterben. Denn wer eine Arbeit am Sabbat tut, der soll ausgerottet werden aus seinem Volk.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

Tekstuitleg van Ex 31,14 . Het vers Ex 31,14 telt 20 (2² X 5) woorden en 73 letters . De getalwaarde van Ex 31,14 is 5818 (2 X 2909) .


- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18


Ex 31,15 - Ex 31,15 : Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15 ex èmeras poièseis erga tè de èmera tè ebdomè sabbata anapausis agia tô kuriô pas os poièsei ergon tè èmera tè ebdomè thanatô thanatôthèsetai 15 sex diebus facietis opus in die septimo sabbatum est requies sancta Domino omnis qui fecerit opus in hac die morietur    15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is den sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op den sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.  [15] Zes dagen mag men werken, maar de zevende dag is een volstrekte rustdag, gewijd aan de heer. Iedereen die op de sabbat arbeid verricht, moet onverbiddelijk ter dood gebracht worden.  [15] Zes dagen mag je werken, maar de zevende dag is het sabbat, een dag van volstrekte rust, die aan de HEER gewijd is. Wie op sabbat werkt, moet ter dood gebracht worden.”  15 Zes dagen zal er werk worden gedaan en op de zevende dag: sjabbat sjabbatoon!, – rustdag, rustfeest!, heilig voor de ENE; al wie werk doet op de dag van de sabbat zal de dood sterven.  15. Pendant six jours on fera l'ouvrage à faire, mais le septième jour sera jour de repos complet, consacré à Yahvé. Quiconque travaillera le jour du sabbat sera mis à mort. 

King James Bible . [15] Six days may work be done; but in the seventh is the sabbath of rest, holy to the LORD: whosoever doeth any work in the sabbath day, he shall surely be put to death.
Luther-Bibel . 15 Sechs Tage soll man arbeiten, aber am siebenten Tag ist Sabbat, völlige Ruhe, heilig dem HERRN. Wer eine Arbeit tut am Sabbattag, soll des Todes sterben.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

Tekstuitleg van Ex 31,15 . Het vers Ex 31,15 telt 17 woorden en 69 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Ex 31,15 is 6155 (5 X 1231) .

Ex 31,15.1. vr. enk. שֵׁשֶׁת = sjesjèth (zes) . Zie שֵׁשׁ = sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj (zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Structuur : 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (21) : (1) Ex 16,26 . (2) Ex 20,9 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 24,16 . (6) Ex 31,15 . (7) Ex 31,17 . (8) Ex 34,21 . (9) Ex 35,2 . (10) Lv 23,3 . (11) Nu 3,34 . (12) Dt 5,13 . (13) Dt 16,8 . (14) Joz 6,3 . (15) Joz 6,14 . (16) 1 K 11,16 . (17) Ez 46,1 . (18) Ezr 2,67 . (19) Neh 7,68 . (20) 1 Kr 12,25 . (21) 1 Kr 23,4 .
- Grieks . ἑξ = hex . Zie : Taalgebruik in het NT : ek (uit) . Taalgebruik in de Septuaginta : ek (uit) . Ex 20 (2) : (1) Ex 20,9 . (2) Ex 20,11 . Een vorm van ἑξ = hex (zes) in de LXX (134) , in het NT (13) : (1) Mt 17,1 . (2) Mc 9,2 . (3) Lc 4,25 . (4) Lc 13,14 . (5) Joh 2,6 . (6) Joh 2,20 . (7) Joh 12,1 . (8) Hnd 11,12 . (9) Hnd 18,11 . (10) Hnd 27,37 . (11) Jak 5,17 . (12) Apk 4,8 . (13) Apk 13,18 .
- Lat. : sex . Ex (22) : (1) Ex 16,26 . (2) Ex 20,9 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 21,2 . (5) Ex 23,10 . (6) Ex 23,12 . (7) Ex 24,16 . (8) Ex 25,32 . (9) Ex 25,33 . (10) Ex 25,35 . (11) Ex 26,9 . (12) Ex 26,22 . (13) Ex 28,10 . (14) Ex 31,15 . (15) Ex 31,17 . (16) Ex 34,21 . (17) Ex 35,2 . (18) Ex 36,16 . (19) Ex 36,27 . (20) Ex 37,18 . (21) Ex 37,19 . (22) Ex 37,21 . Bijbel (120) . OT (109) . NT (11) .
- Ned. : zes . Arabisch : سِتة = sittah (zes) . Taalgebruik in de Qoran : sittah (zes) . D. : sechs . E. : six . Fr. : six . Grieks : ἑξ = hex . Zie : Taalgebruik in het NT : ek (uit) . Hebreeuws : שֵׁשׁ = sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj (zes) . Lat. : sex .

Ex 31,15.2. mann. mv. יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . j-m-m . Tenakh (289) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (45) . Latere Profeten (45) . 12 Kleine Profeten (10) . Geschriften (66) . Ex (26) : (1) Ex 3,18 . (2) Ex 5,3 . (3) Ex 7,25 . (4) Ex 8,23 . (5) Ex 10,22 . (6) Ex 10,23 . (7) Ex 12,15 . (8) Ex 12,19 . (9) Ex 13,6 . (10) Ex 15,22 . (11) Ex 16,26 . (12) Ex 19,15 . (13) Ex 20,9 . (14) Ex 20,11 . (15) Ex 22,29 . (16) Ex 23,12 . (17) Ex 23,15 . (18) Ex 24,16 . (19) Ex 29,30 . (20) Ex 29,35 . (21) Ex 29,37 . (22) Ex 31,15 . (23) Ex 31,17 . (24) Ex 34,18 . (25) Ex 34,21 . (26) Ex 35,2 . Lv (31) : (1) Lv 8,33 . (2) Lv 8,35 . (3) Lv 12,2 . (4) Lv 12,4 . (5) Lv 12,5 . (6) Lv 13,4 . (7) Lv 13,5 . (8) Lv 13,21 . (9) Lv 13,26 . (10) Lv 13,31 . (11) Lv 13,33 . (12) Lv 13,50 . (13) Lv 13,54 . (14) Lv 14,8 . (15) Lv 14,38 . (16) Lv 15,13 . (17) Lv 15,19 . (18) Lv 15,24 . (19) Lv 15,25 . (20) Lv 15,28 . (21) Lv 22,27 . (22) Lv 23,3 . (23) Lv 23,6 . (24) Lv 23,8 . (25) Lv 23,34 . (26) Lv 23,36 . (27) Lv 23,39 . (28) Lv 23,40 . (29) Lv 23,41 . (30) Lv 23,42 . (31) Lv 25,29 .
- Grieks . gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Ex (36) . Ex 20 (1) Ex 20,9 .

  hèmera (dag)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
2 gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras  799  575  224  13  11  14  40  126  12  38  46     

- Latijn . dat. + abl. vr. mv. diebus van het zelfst. naamw. dies (dag) . Bijbel (509) . OT (437) . NT (72) . Ex (24) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 10,22 . (3) Ex 12,15 . (4) Ex 12,19 . (5) Ex 13,6 . (6) Ex 13,7 . (7) Ex 13,10 . (8) Ex 15,22 . (9) Ex 16,26 . (10) Ex 20,9 . (11) Ex 20,11 . (12) Ex 22,29 . (13) Ex 23,12 . (14) Ex 23,15 . (15) Ex 24,16 . (16) Ex 24,18 . (17) Ex 29,30 . (18) Ex 29,35 . (19) Ex 29,37 . (20) Ex 31,15 . (21) Ex 31,17 . (22) Ex 34,18 . (23) Ex 34,21 . (24) Ex 35,2 .
- Ned. : dag . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . D. : Tag . E. : day . F. : jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Grieks : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. : dies . Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) .

Ex 31,15.1. - 2. שֵׁשֶׁת יָמִים = sjesjèth jâmîm (zes dagen) . Tenakh (14) : (1) Ex 16,26 . (2) Ex 20,9 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 24,16 . (6) Ex 31,15 . (7) Ex 31,17 . (8) Ex 34,21 . (9) Gn 35,2 . (10) Lv 23,3 . (11) Dt 5,13 . (12) Dt 16,8 . (13) Joz 6,3 . (14) Joz 6,14 .

Ex 31,15.1. - 3. כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים = kî sjesjèth jâmîm (want gedurende zes dagen) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 . Zo ook met het vervolg : עָשָֹה יהוה = `âshâh JHWH (maakte JHWH) .

Ex 31,15.4.

Ex 31,15.5. וּבַיּוֹם = = ûbhajjôm (en op de dag) < prefix verbindingswoord wë + voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (33) . Lv (6) : (1) Lv 12,3 . (2) Lv 14,10 . (3) Lv 15,14 . (4) Lv 15,29 . (5) Lv 23,3 . (6) Lv 23,39 .

Ex 31,15.6. הַשְּׁבִיעִי = hasjsjëbhî`î (de zevende) . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 = (26 + 13) OF 372 (2 X 3 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 12 -> 3 . Tenakh (69) . Pentateuch (45) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Lv (16) : (1) Lv 13,5 . (2) Lv 13,6 . (3) Lv 13,27 . (4) Lv 13,32 . (5) Lv 13,34 . (6) Lv 13,51 . (7) Lv 14,9 . (8) Lv 14,39 . (9) Lv 16,29 . (10) Lv 23,3 . (11) Lv 23,8 . (12) Lv 23,24 . (13) Lv 23,27 . (14) Lv 23,34 . (15) Lv 23,39 . (16) Lv 23,41 .
- הַשְּׁבִעִי = hasjsjëbhî`î (de zevende) . Tenakh (8) : (1) Ex 12,15 . (2) Ex 16,30 . (3) Lv 25,9 . (4) 1 Kr 2,15 . (5) 1 Kr12,12 . (6) 1 Kr 24,10 . (7) 1 Kr 25,14 . (8) 2 Kr 5,3 .
- Grieks : ἑπτα = hepta . Bijbel (334) . OT (272) . NT (62) . Een vorm van ἑπτα = hepta (zeven) in de LXX (377) , in het NT (87) .
- Lat. septem . Bijbel (325) . OT (264) . NT (61) .
- Ned. : zeven . Arabisch : sab`ah (zeven) : سَبْعة. Taalgebruik in de Qoran : sab`ah (zeven) . D. : Sieben . E. seven . Fr. : sept . Grieks : ἑπτα = hepta . Hebreeuws : de) . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Lat. : septem .
- De eerste medeklinker : s ; in het Grieks werd het een aangeblazen ha ; in het Nederlands werd de s een z . De tweede medeklinker : b : in het Arabisch en het Duits ; in het Hebreeuws is het een zachte b , uitgesproken als v ; zo ook in het E. en het Ned. ; in het Gr. , het Lat. en het Fr. werd het een p ; in het Fr. wordt de p niet uitgesproken . De derde medeklinker : de ajin in het Arabisch en het Hebreeuws ; in het Gr. en het Lat. door de letter t . Het Franse sept is afkorting van het Lat. septem ; de -en uitgang in het D. , E. en Ned. komt wellicht uit de Latijnse uitgang -em .

Ex 31,15.5. - 6. הַשְּׁביעִי בַּיּוֹם = bajjôm hasjsjëbhî`î (op de zevende dag). Tenakh (24) : (1) Gn 2,2 . (2) Ex 16,27 . (3) Ex 16,29 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 24,16 . (6) Lv 13,5 . (7) Lv 13,6 . (8) Lv 13,27 . (9) Lv 13,32 . (10) Lv 13,34 . (11) Lv 13,51 . (12) Lv 14,9 . (13) Lv 14,39 . (14) Lv 23,8 .
- הַשְּׁבִיעִי וּבַיּוֹם = ûbhajjôm hasjsjëbhî`î (en op de zevende dag) . Tenakh (16) : (1) Ex 12,16 . (2) Ex 13,6 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 34,21 . (8) Ex 35,2 . (9) Lv 23,3 . (10) Nu 19,12 . (11) Nu 19,19 . (12) Nu 28,25 . (13) Nu 29,32 . (14) Nu 31,19 . (15) Dt 16,8 . (16) Joz 6,4 .

Ex 31,15.7. zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45 (5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Stat. constructus . Tenakh (11) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 31,15 . (3) Ex 35,2 . (4) Lv 16,31 . (5) Lv 23,3 . (6) Lv 23,32 . (7) Lv 25,4 . (8) Lv 25,6 . (9) Nu 28,10 . (10) Neh 9,14 . (11) 1 Kr 9,32 .

Ex 31,15.7. - 8. שַׁבַּת שַּבָּתוֹן = sjabbath sjabbâtôn (sjabbat van de sjabbatten) . Tenakh (6) : (1) Ex 31,15 . (2) Ex 35,2 . (3) Lv 16,31 . (4) Lv 23,3 . (5) Lv 23,32 . (6) Lv 25,4 .

Ex 31,15.9. קֹדֶשׁ / קוֹדֶשׁ = qodèsj / qôdèsj (heiligheid, heiligdom) , zie קָדוֹשׁ = qâdôsj (heilig) . Stat. constr. קְדוֹשׁ = qëdôsj . Taalgebruik in Tenakh : qâdôsj (heilig) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , daleth = 4 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 50 OF 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 1 - 4 - 6 - 3 . De som van de elementen is telkens 5 .

Ex 31,15.10. לַיהוה = lJHWH (voor JHWH) < prefix voorzetsel lë + . Tenakh (538) . Pentateuch (240) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (50) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (152) .

Ex 31,15.10. - 11. קֹדֶשׁ לַיהוה = qodèsj lJHWH (heilig voor JHWH) . Tenakh (16) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 28,36 . (3) Ex 31,15 . (4) Ex 39,30 . (5) Lv 27,14 . (6) Lv 27,21 . (7) Lv 27,23 . (8) Lv 27,30 . (9) Lv 27,32 . (10) Dt 26,19 . (11) Js 23,18 . (12) Jr 31,40 . (13) Ez 48,14 . (14) Zach 14,20 . (15) Zach 14,21 . (16) Ezr 8,28 .

Ex 31,15.14. בְּיוֹם /בַּיּוֹם = bëjôm / bajjôm = op een (de) dag < voorzetsel bë + (bepaald lidw. ha) + יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (491) . Pentateuch (130) . Eerdere Profeten (102) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (62) . Geschriften (81) . 12 kl. Prof. (62) . Gn (22) : (1) Gn 1,18 . (2) Gn 2,2 . (3) Gn 2,4 . (4) Gn 2,17 . (5) Gn 3,5 . (6) Gn 5,1 . (7) Gn 5,2 . (8) Gn 7,11 . (9) Gn 15,18 . (10) Gn 21,8 . (11) Gn 22,4 . (12) Gn 26,32 . (13) Gn 30,33 . (14) Gn 30,35 . (15) Gn 31,22 . (16) Gn 31,40 . (17) Gn 33,16 . (18) Gn 34,25 . (19) Gn 35,3 . (20) Gn 40,20 . (21) Gn 42,18 . (22) Gn 48,20 . Ex (23) : (1) Ex 2,13 . (2) Ex 5,6 . (3) Ex 6,28 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,28 . (6) Ex 12,15 . (7) Ex 13,8 . (8) Ex 14,30 . (9) Ex 16,5 . (10) Ex 16,22 . (11) Ex 16,27 . (12) Ex 16,29 . (13) Ex 16,30 . (14) Ex 19,1 . (15) Ex 19,11 . (16) Ex 19,16 . (17) Ex 20,11 . (18) Ex 22,29 . (19) Ex 24,16 . (20) Ex 31,15 . (21) Ex 32,28 . (22) Ex 35,3 . (23) Ex 40,2 .
- Oorspronkelijk klonk יוֹם = jôm (dag) als jawm . Lettinga 12 , 2012 , 2b : "Na contractie bleef de ו (= waw) in de spelling bewaard en werd nu beschouwd als de uitdrukking van de vocaal ô" .
- Grieks . gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dag / dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Gn (41) . Gn 1 (3) : (1) Gn 1,14 (2X) . (2) Gn 1,16 . (3) Gn 1,18 .

  hèmera (dag)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
2 gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras  799  575  224  13  11  14  40  126  12  38  46     

- Ned. : dag . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . D. : Tag . E. : day . F. : jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Grieks : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Lat.: dies .

Ex 31,15.15. הַשַּׁבָּת = sjâbbath (sabbat) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45 (5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 .Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45 (5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (39) . Pentateuch (15) : (1) Ex 16,29 . (2) Ex 20,8 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 31,14 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,16 . (7) Ex 35,3 . (8) Lv 23,11 . (9) Lv 23,15 . (10) Lv 23,16 . (11) Lv 24,8 . (12) Nu 15,32 . (13) Nu 28,9 . (14) Dt 5,12 . (15) Dt 5,15 .

Ex 31,15.14. - 15. בְּיוֹם הַשַּׁבָּת = bëjôm sjâbbath (op sabbatdag) . Tenakh (13) : (1) Ex 31,15 . (2) Ex 35,3 . (3) Lv 24,8 (2X) . (4) Nu 15,32 . (5) Jr 17,21 . (6) Jr 17,22 . (7) Jr 17,24 . (8) Jr 17,27 . (9) Ez 46,4 . (10) Ez 45,12 . (11) Neh 10,32 . (12) Neh 13,15 . (13) Neh 13,19 .

Ex 31,15.16. qal inf. absol. מוֹת = môth (te sterven) . Zie het werkw. מות = mwth (sterven, ondergaan) . Taalgebruik in Tenakh : mwth (sterven, ondergaan) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , waw = 6 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 41 OF 446 (2 X 223) . Structuur : 4 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (127) .

Ex 31,15.17. pass. hofal imperf. 3de pers. mann. enk. יוּמָת = jûmâth (hij zal gedood worden) . Zie het werkw. מות = mwth (sterven, ondergaan) . Taalgebruik in Tenakh : mwth (sterven, ondergaan) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , waw = 6 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 41 OF 446 (2 X 223) . Structuur : 4 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (52) .

Ex 31,15.16. - 17. מוֹת יוּמָת = môth jûmâth (hij zal gedood worden te sterven) . Tenakh (24) . Ex (8) : (1) Ex 19,12 . (2) Ex 21,12 . (3) Ex 21,15 . (4) Ex 21,16 . (5) Ex 21,17 . (6) Ex 22,18 . (7) Ex 31,14 . (8) Ex 31,15 .


- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18


Ex 31,16 - Ex 31,16 : Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16 kai fulaxousin oi uioi israèl ta sabbata poiein auta eis tas geneas autôn diathèkè aiônios  16 custodiant filii Israhel sabbatum et celebrent illud in generationibus suis pactum est sempiternum    16 Dat dan de kinderen Israëls den sabbat houden, den sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig verbond.   [16] De Israëlieten moeten door alle generaties heen de sabbat onderhouden als een eeuwig verbond.  [16] Generatie na generatie moeten de Israëlieten de sabbat in acht nemen en vieren.  16 Bewaken zullen de zonen Israëls de sabbat,– om de sabbat te maken voor hun generaties tot een verbond van eeuwig.  16. Les Israélites garderont le sabbat, en observant le sabbat dans leurs générations, c'est une alliance éternelle. 

King James Bible . [16] Wherefore the children of Israel shall keep the sabbath, to observe the sabbath throughout their generations, for a perpetual covenant.
Luther-Bibel . 16 Darum sollen die Israeliten den Sabbat halten, dass sie ihn auch bei ihren Nachkommen halten als ewigen Bund. Übergabe der zwei Gesetzestafeln an Mose

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

Tekstuitleg van Ex 31,16 . Het vers Ex 31,16 telt 11 woorden en 43 letters . De getalwaarde van Ex 31,16 is 5609 (71 X 79) .

10. - 11. bërîth (verbond) `ôlâm (eeuwig) . Tenach (11) : (1) Gn 9,16 . (2) Ex 31,16 . (3) Lv 24,8 . (4) 1 Kr 16,17 . (5) Ps 105,10 . (6) Js 24,5 . (7) Js 55,3 . (8) Jr 32,40 . (9) Jr 50,5 . (10) Ez 16,60 . (11) Ez 37,26 . Verder : ûbhërîth `ôlâm (en een eeuwig verbond) . Tenach (1) Js 61,8 . lëbërîth `ôlâm (tot een eeuwig verbond) . Tenach (3) : (1) Gn 17,7 . (2) Gn 17,13 . (3) Gn 17,19 .


- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18


Ex 31,17 - Ex 31,17 : Viering van de sabbat - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17 en emoi kai tois uiois israèl sèmeion estin aiônion oti en ex èmerais epoièsen kurios ton ouranon kai tèn gèn kai tè èmera tè ebdomè epausato kai katepausen  17 inter me et filios Israhel signumque perpetuum sex enim diebus fecit Dominus caelum et terram et in septimo ab opere cessavit    17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft. [17] Het is voor altijd een teken tussen Mij en hen; want in zes dagen maakte de heer de hemel en de aarde, maar op de zevende dag rustte Hij om op adem te komen.’  Voor mij en hen is die dag een teken van een eeuwigdurend verbond, want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zevende dag heeft hij gerust om op adem te komen.’  17 Tussen mij en de zonen Israëls is zij een teken voor eeuwig; want in zes dagen heeft de ENE de hemelen en de aarde gemaakt en op de zevende dag heeft hij sabbat gehouden en is op adem gekomen! ••   17. Entre moi et les Israélites c'est un signe à perpétuité, car en six jours Yahvé a fait les cieux et la terre, mais le septième jour il a chômé et repris haleine. 

King James Bible . [17] It is a sign between me and the children of Israel for ever: for in six days the LORD made heaven and earth, and on the seventh day he rested, and was refreshed.
Luther-Bibel . 17 Er ist ein ewiges Zeichen zwischen mir und den Israeliten. Denn in sechs Tagen machte der HERR Himmel und Erde, aber am siebenten Tage ruhte er und erquickte sich.

Ex 25 - 31  1.  2. 3.   4.   5.  6.  7. 
inleiding  Ex 25,1  Ex 30,11 Ex 30,17  Ex 30,22  Ex 30,34 Ex 31,1  Ex 31,12 
redevoering  Ex 25,2-30,10  Ex 30,12-16 (losgeld)  Ex 30,18-21 (wasbekken)  Ex 30,23-33 (zalfolie)  Ex 30,34b-38 (reukwerk)  Ex 31,2-11 (werklui)  Ex 31,13-17 (sabbat) 

Tekstuitleg van Ex 31,17 . Het vers Ex 31,17 telt 20 (2² X 5) woorden en 75 (3 X 5²) letters . De getalwaarde van Ex 31,17 is 5971 (7 X 853) . De twee stenen tafelen met de tien woorden (decaloog) . In het midden van de decaloog staat het sjabbatgebod . In Ex : op de eerste tafelen : elen en de aarde) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,11 ; na de verbrijzeling van de eerste tafelen op de tweede tafelen : Ex 31,17 .

Ex 31,17.8. כִּי = kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenakh : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (3849) . Pentateuch (884) . Eerdere Profeten (726) . Latere Profeten (841) . 12 Kleine Profeten (241) . Geschriften (1157) . Gn (251) . Ex (167) .
- כִּי = kî (want, omdat) < een woord met 1 medeklinker . De lange î is î gebleven omdat het een proclitisch woord is . Proclitisch wil zeggen dat een eenlettergrepig onbeklemtoond woord wordt gehecht aan het volgende (Lettinga(6) 13d) .
- Grieks : γαρ = gar (want) . Taalgebruik in het NT : gar (want) . Taalgebruik in de LXX : gar (want) .
- Ned. : want . D. : denn . Fr. : car . Grieks : γαρ = gar (want) . Taalgebruik in het NT : gar (want) . Hebreeuws : כִּי = kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenakh : kî (want, omdat) . Lat. : enim .

Ex 31,17.9. vr. enk. שֵׁשֶׁת = sjesjèth (zes) . Zie שֵׁשׁ = sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj (zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Structuur : 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (21) : (1) Ex 16,26 . (2) Ex 20,9 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 24,16 . (6) Ex 31,15 . (7) Ex 31,17 . (8) Ex 34,21 . (9) Ex 35,2 . (10) Lv 23,3 . (11) Nu 3,34 . (12) Dt 5,13 . (13) Dt 16,8 . (14) Joz 6,3 . (15) Joz 6,14 . (16) 1 K 11,16 . (17) Ez 46,1 . (18) Ezr 2,67 . (19) Neh 7,68 . (20) 1 Kr 12,25 . (21) 1 Kr 23,4 .
- Grieks . ἑξ = hex . Zie : Taalgebruik in het NT : ek (uit) . Taalgebruik in de Septuaginta : ek (uit) . Ex 20 (2) : (1) Ex 20,9 . (2) Ex 20,11 . Een vorm van ἑξ = hex (zes) in de LXX (134) , in het NT (13) : (1) Mt 17,1 . (2) Mc 9,2 . (3) Lc 4,25 . (4) Lc 13,14 . (5) Joh 2,6 . (6) Joh 2,20 . (7) Joh 12,1 . (8) Hnd 11,12 . (9) Hnd 18,11 . (10) Hnd 27,37 . (11) Jak 5,17 . (12) Apk 4,8 . (13) Apk 13,18 .
- Lat. : sex . Ex (22) : (1) Ex 16,26 . (2) Ex 20,9 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 21,2 . (5) Ex 23,10 . (6) Ex 23,12 . (7) Ex 24,16 . (8) Ex 25,32 . (9) Ex 25,33 . (10) Ex 25,35 . (11) Ex 26,9 . (12) Ex 26,22 . (13) Ex 28,10 . (14) Ex 31,15 . (15) Ex 31,17 . (16) Ex 34,21 . (17) Ex 35,2 . (18) Ex 36,16 . (19) Ex 36,27 . (20) Ex 37,18 . (21) Ex 37,19 . (22) Ex 37,21 . Bijbel (120) . OT (109) . NT (11) .
- Ned. : zes . Arabisch : سِتة = sittah (zes) . Taalgebruik in de Qoran : sittah (zes) . D. : sechs . E. : six . Fr. : six . Grieks : ἑξ = hex . Zie : Taalgebruik in het NT : ek (uit) . Hebreeuws : שֵׁשׁ = sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj (zes) . Lat. : sex .

Ex 31,17.10. mann. mv. יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . j-m-m . Tenakh (289) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (45) . Latere Profeten (45) . 12 Kleine Profeten (10) . Geschriften (66) . Ex (26) : (1) Ex 3,18 . (2) Ex 5,3 . (3) Ex 7,25 . (4) Ex 8,23 . (5) Ex 10,22 . (6) Ex 10,23 . (7) Ex 12,15 . (8) Ex 12,19 . (9) Ex 13,6 . (10) Ex 15,22 . (11) Ex 16,26 . (12) Ex 19,15 . (13) Ex 20,9 . (14) Ex 20,11 . (15) Ex 22,29 . (16) Ex 23,12 . (17) Ex 23,15 . (18) Ex 24,16 . (19) Ex 29,30 . (20) Ex 29,35 . (21) Ex 29,37 . (22) Ex 31,15 . (23) Ex 31,17 . (24) Ex 34,18 . (25) Ex 34,21 . (26) Ex 35,2 . Lv (31) : (1) Lv 8,33 . (2) Lv 8,35 . (3) Lv 12,2 . (4) Lv 12,4 . (5) Lv 12,5 . (6) Lv 13,4 . (7) Lv 13,5 . (8) Lv 13,21 . (9) Lv 13,26 . (10) Lv 13,31 . (11) Lv 13,33 . (12) Lv 13,50 . (13) Lv 13,54 . (14) Lv 14,8 . (15) Lv 14,38 . (16) Lv 15,13 . (17) Lv 15,19 . (18) Lv 15,24 . (19) Lv 15,25 . (20) Lv 15,28 . (21) Lv 22,27 . (22) Lv 23,3 . (23) Lv 23,6 . (24) Lv 23,8 . (25) Lv 23,34 . (26) Lv 23,36 . (27) Lv 23,39 . (28) Lv 23,40 . (29) Lv 23,41 . (30) Lv 23,42 . (31) Lv 25,29 .
- Grieks . gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Ex (36) . Ex 20 (1) Ex 20,9 .

  hèmera (dag)  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
2 gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras  799  575  224  13  11  14  40  126  12  38  46     

- Latijn . dat. + abl. vr. mv. diebus van het zelfst. naamw. dies (dag) . Bijbel (509) . OT (437) . NT (72) . Ex (24) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 10,22 . (3) Ex 12,15 . (4) Ex 12,19 . (5) Ex 13,6 . (6) Ex 13,7 . (7) Ex 13,10 . (8) Ex 15,22 . (9) Ex 16,26 . (10) Ex 20,9 . (11) Ex 20,11 . (12) Ex 22,29 . (13) Ex 23,12 . (14) Ex 23,15 . (15) Ex 24,16 . (16) Ex 24,18 . (17) Ex 29,30 . (18) Ex 29,35 . (19) Ex 29,37 . (20) Ex 31,15 . (21) Ex 31,17 . (22) Ex 34,18 . (23) Ex 34,21 . (24) Ex 35,2 .
- Ned. : dag . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) . D. : Tag . E. : day . F. : jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Grieks : ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. : dies . Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) .

Ex 31,17.9. - 10. שֵׁשֶׁת יָמִים = sjesjèth jâmîm (zes dagen) . Tenakh (14) : (1) Ex 16,26 . (2) Ex 20,9 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 24,16 . (6) Ex 31,15 . (7) Ex 31,17 . (8) Ex 34,21 . (9) Gn 35,2 . (10) Lv 23,3 . (11) Dt 5,13 . (12) Dt 16,8 . (13) Joz 6,3 . (14) Joz 6,14 .

8. - 10. כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים = kî sjesjèth jâmîm (want gedurende zes dagen) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 . Zo ook met het vervolg : עָשָֹה יהוה = `âshâh JHWH (maakte JHWH) .

Ex 31,17.11. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. עָשָׂה = `âshâh (hij maakte) . Zie : עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Ex (38) . Ex 20 (1) : Ex 20,11 .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw. ποιεω = poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô (doen, maken) . Taalgebruik in de LXX : poieô (doen, maken) . Bijbel (714) . OT (641) . NT (73) . Een vorm van ποιεω = poieô (doen, maken) in de LXX (3390) , in het NT (565) .
- Ned. . doen . Arabisch : عَمَلَ = `amala (werken) . Taalgebruik in de Qoran : `amala (werken . D. . tun . E. . do . Fr. . faire . Grieks . ποιεω = poieô (doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô (doen, maken) . Hebreeuws : עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Lat. . facere .

Ex 31,17.12. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 . Dt 5 (17) : (1) Dt 5,2 . (2) Dt 5,3 . (3) Dt 5,4 . (4) Dt 5,5 . (5) Dt 5,6 . (6) Dt 5,9 . (7) Dt 5,11 . (8) Dt 5,12 . (9) Dt 5,15 . (10) Dt 5,16 . (11) Dt 5,22 . (12) Dt 5,24 . (13) Dt 5,25 . (14) Dt 5,27 . (15) Dt 5,28 . (16) Dt 5,32 . (17) Dt 5,33 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 20 Dt 5
´èlohîm (God) 299 216 28 25 12 16 140 31 0 7 29 3 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 6 17

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

Ex 31,17.11. - 12. עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte) . Tenakh (27) . Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1 . (2) Ex 13,8 . (3) Ex 14,31 . (4) Ex 18,8 . (5) Ex 18,9 . (6) Ex 20,11 . (7) Ex 31,17 . (8) Nu 33,4 . (9) Dt 3,21 . (10) Dt 4,3 . (11) Dt 7,18 . (12) Dt 24,9 . (13) Dt 29,1 . (14) Dt 29,23 . Js (1) Js 44,23 .

- (1) בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep) . Tenakh ( 3) : (1) Gn 1,1 . (2) Gn 2,3 . (3) Dt 4,32 .
- וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep) . Tenakh (2) : (1) Gn 1,21 . (2) Gn 1,27 .
- (2) וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte) . Tenakh (4) : (1) Gn 1,7 . (2) Gn 1,16 . (3) Gn 1,25 . (4) Re 6,40 .
- וַיַּעַשׂ יהוה = wajja`ash JHWH (en JHWH maakte) . Tenakh (11) : (1) Gn 3,21 . (2) Gn 21,1 . (3) Ex 8,9 . (4) Ex 8,20 . (5) Ex 8,27 . (6) Ex 9,6 . (7) 1 S 19,5 . (8) 1 S 28,17 . (9) 2 S 23,10 . (10) 2 S 23,12 . (11) Jr 40,3 .

Ex 31,17.8. - 12. שֵׁשֶׁת יָמִים תֵּעָשֶׂה = sjesjèth jâmîm the`âshèh (gedurende zes dagen zal het gemaakt/gedaan worden) . Tenakh (2) : (1) Ex 35,2 . (2) Lv 23,3 .
- כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 .

Ex 31,17.13. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Latere Profeten (860) . 12 Kleine Profeten (207) . Geschriften (967) . Joz (231) . Gn (525) . Ex (473) .

Ex 31,17.14. הַּשָׁמַיִם / הַּשָׁמָיִם = hasjsjâmajim / hasjsjâmâjim (de hemelen) < bepaald lidw. ha + שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) . . Tenakh (223) . Pentateuch (69) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (41) . 12 Kleine Profeten (15) . Geschriften (63) . Gn (32) . Ex (11) .
- Grieks : acc. mann. enk. ουρανον = ouranon van het zelfst. naamw. ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in de Septuaginta : ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Een vorm van ουρανος = ouranos (hemel) in de LXX (682) , in het NT (272) .

  ouranos (hemel)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
acc. mann. enk. ouranon  182  142  40  11  13  16 
  Totaal 954 682 272 82 18 34 18 26 21 52 134 152    

- Ned. : hemel . Arabisch : سَمَاة = samâ´ (hemel) . Taalgebruik in de Qoran : samâ´ (hemel) . D. : Himmel . E. : heaven . Fr. : ciel . Grieks : ουρανος = ouranos (hemel) . Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel) . Hebreeuws : שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) .

Ex 31,17.13. - 14. אֶת הַּשָׁמַיִם = ´èth hasjsjâmajim (de hemelen) . Tenakh (15) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 . (3) Dt 4,26 . (4) Dt 11,17 . (5) Dt 28,12 . (6) Dt 30,19 . (7) Dt 31,28 . (8) 2 K 19,15 . (9) 2 Kr 2,11 . (10) Neh 9,6 . (11) Js 37,16 . (12) Jr 23,24 . (13) Jr 32,17 . (14) Hag 2,6 . (15) Hag 2,21 .

Ex 31,17.15. וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (1417) . Pentateuch (519) . Eerdere Profeten (393) . Latere Profeten (235) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (241) . Gn (138) . Ex (126) .

Ex 31,17.16. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Gn (113) .
- Grieks . acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) .

  gè  bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
3 acc. vr. enk.  gèn 961  884  77  13  12  10  25  30  36 

- Ned. aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .

Ex 31,17.13. - 16. אֶת הַּשָׁמַיִם וְאֶת הָאָרֶץ = ´èth hasjsjâmajim wë´èth hâ´ârèts (de hemelen en de aarde) . Tenakh (12 / 15) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 . (3) Dt 4,26 . (4) Dt 30,19 . (5) Dt 31,28 . (6) 2 K 19,15 . (7) 2 Kr 2,11 . (8) Js 37,16 . (9) Jr 23,24 . (10) Jr 32,17 . (11) Hag 2,6 . (12) Hag 2,21 .
- אִת הַּשָׁמַיִם וְאִת הָאָרֶץ = ´eth hasjsjâmajim wë´eth hâ´ârèts (de hemel en de aarde) is een hapax in Gn 1,1 .
- שָׁמַיִם וְאָרֶץ = sjâmajim wë´èrèts / wä´ârèts (hemel en aarde) . Tenach (11) : (1) Gn 14,19 . (2) Gn 14,22 . (3) Ps 69,35 . (4) Ps 115,15 . (5) Ps 121,2 . (6) Ps 124,8 . (7) Ps 134,3 . (8) Ps 146,6 . (9) Jr 33,25 . (10) Jr 51,48 . (11) Jl 4,16 .

Ex 31,17.8. - 16. כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה אֶת הַּשָׁמַיִם וְאֶת הָאָרֶץ = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH ´èth hasjsjâmajim wë´èth hâ´ârèts (want gedurende zes dagen maakte JHWH de hemelen en de aarde) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 .

Ex 31,17.17. - 18. הַשְּׁביעִי בַּיּוֹם = bajjôm hasjsjëbhî`î (op de zevende dag). Tenakh (24) : (1) Gn 2,2 . (2) Ex 16,27 . (3) Ex 16,29 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 24,16 . (6) Lv 13,5 . (7) Lv 13,6 . (8) Lv 13,27 . (9) Lv 13,32 . (10) Lv 13,34 . (11) Lv 13,51 . (12) Lv 14,9 . (13) Lv 14,39 . (14) Lv 23,8 .
- הַשְּׁבִיעִי וּבַיּוֹם = ûbhajjôm hasjsjëbhî`î (en op de zevende dag) . Tenakh (16) : (1) Ex 12,16 . (2) Ex 13,6 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 34,21 . (8) Ex 35,2 . (9) Lv 23,3 . (10) Nu 19,12 . (11) Nu 19,19 . (12) Nu 28,25 . (13) Nu 29,32 . (14) Nu 31,19 . (15) Dt 16,8 . (16) Joz 6,4 .

Ex 31,17.8. - 18. כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה אֶת הַּשָׁמַיִם וְאֶת הָאָרֶץ (...) הַשְּׁביעִי בַּיּוֹם / הַשְּׁבִיעִי וּבַיּוֹם = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH ´èth hasjsjâmajim wë´èth hâ´ârèts (...) (û)bajjôm hasjsjëbhî'î (want gedurende zes dagen maakte JHWH de hemelen en de aarde (...) (en) op de zevende dag) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,11 . (2) Ex 31,17 .

19.
- Grieks : med. ind. aor. 3de pers. enk. επαυσατο = epausato (hij hield op) van het werkw. παυομαι = pauomai (ophouden) . Taalgebruik in het NT : pauomai (ophouden) . Taalgebruik in de LXX : pauomai (ophouden) . Bijbel (20) : (1) Gn 18,33 . (2) Gn 24,19 . (3) Ex 31,17 . (4) Nu 16,31 . (5) Nu 25,8 . (6) Joz 7,26 . (7) 2 S 15,24 . (8) Jr 26,19 . (9) Jr 43,1 . (10) Job 31,40 . (11) Est 5,1 . (12) Tob 5,23 . (13) Tob 14,1 . (14) Jdt 5,22 . (15) Jdt 10,1 . (16) Jdt 14,9 . (17) 1 Mak 2,23 . (18) 1 Mak 3,23 . (19) Lc 5,4 . (20) Lc 11,1 . Een vorm van παυομαι = pauomai (ophouden) in de LXX (78) , in het NT (15) , in Lc (3) : (1) Lc 5,4 . (2) Lc 8,24 . (3) Lc 11,1 . In de LXX kan het Griekse werkw. παυω = pauô kan de vertaling van 16 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .
- Ned. : pauzeren , ophouden . Gr. : παυομαι = pauomai (ophouden) . Taalgebruik in het NT : pauomai (ophouden) . Latijn : cessare .

 


- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1 - Ex 31,2 - Ex 31,3 - Ex 31,4 - Ex 31,5 - Ex 31,6 - Ex 31,7 - Ex 31,8 - Ex 31,9 - Ex 31,10 - Ex 31,11 - Ex 31,12 - Ex 31,13 - Ex 31,14 - Ex 31,15 - Ex 31,16 - Ex 31,17 - Ex 31,18



Ex 31,18. Mozes ontvangt twee platen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,18 -

Ex 31,18 - Ex 31,18 : Mozes ontvangt twee platen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 31 -- Ex 31,1-11 -- Ex 31,12-17 -- Ex 31,18
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18 kai edôken môusei ènika katepausen lalôn autô en tô orei tô sina tas duo plakas tou marturiou plakas lithinas gegrammenas tô daktulô tou theou   18 dedit quoque Mosi conpletis huiuscemodi sermonibus in monte Sinai duas tabulas testimonii lapideas scriptas digito Dei     18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinaï te spreken geëindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods.   [18] Toen de heer op de berg Sinai zijn woorden tot Mozes beëindigd had, overhandigde Hij hem de twee platen van het verbond, stenen platen, door Gods vinger beschreven.  [18] Nadat de HEER dit alles op de Sinai tegen Mozes had gezegd, gaf hij hem de twee platen van het verbond, de stenen platen, door Gods vinger beschreven.  18 Hij geeft aan Mozes, als hij ten einde toe met hem op de berg Sinaï gesproken heeft, de twee platen van de overeenkomst; platen van steen, beschreven door de vinger Gods.   18. Quand Il eut fini de parler avec Moïse sur le mont Sinaï, Il lui remit les deux tables du Témoignage, tables de pierre écrites du doigt de Dieu.  

King James Bible . [18] And he gave unto Moses, when he had made an end of communing with him upon mount Sinai, two tables of testimony, tables of stone, written with the finger of God.
Luther-Bibel . 18 Und als der HERR mit Mose zu Ende geredet hatte auf dem Berge Sinai, gab er ihm die beiden Tafeln des Gesetzes; die waren aus Stein und beschrieben von dem Finger Gottes.

Tekstuitleg van Ex 31,18 .

Ex 31,18.1. וַיִּתֵּן (= wajjiththen: en hij zal geven / en hij gaf; < verbindingsletter wë + wkw act qal imperf 3de pers mann enk van het wkw נָתַן = nâthan: geven). Taalgebruik in Tenach: nâthan (geven). Getalswaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 40 ; totaal: 50 of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (185). Pentateuck (73). Ex (11): (1) Ex 2,21 . (2) Ex 11,3 . (3) Ex 18,25 . (4) Ex 31,18 . (5) Ex 34,33 . (6) Ex 37,13 . (7) Ex 40,18 . (8) Ex 40,20 . (9) Ex 40,22 . (10) Ex 40,30 . (11) Ex 40,33 .
- Grieks. διδωμι = didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) .
- Ned. : geven . D. : geben . E. : to give . Fr. : donner - don : geven - gave . Grieks : διδωμι = didômi (geven) . נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Lat. dare / donare - donum .

Ex 31,18.2. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Genesis (296) . Ex (256) . Ex 25-31 (35) . Ex 31 (4) : (1) Ex 31,1 . (2) Ex 31,12 . (3) Ex 31,13 . (4) Ex 31,18 .

Ex 31,18.3. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalswaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 25-31 (8) : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 30,34 . (6) Ex 31,1 . (7) Ex 31,12 . (8) Ex 31,18 . In de zeven verzen van de inleidingsformule op de zeven redevoeringen van JHWH . En in Ex 31,18 (slotvers) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

13. hâ`eduth < bepaalde lidw. ha + zelfst. naamw. `edûth / `eduth (getuigenis, wet, voorschrift) OF stat. constr. vr. enk. `ädath (verzameling, bijeenkomst, synagoge) . Taalgebruik in Tenakh : `edûth / `eduth (getuigenis, wet, voorschrift) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , daleth = 4 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 474 (2 X 3 X 79) . Structuur : 7 - 4 - 4 . Tenakh (27) . Ex (16) . Lv (1) . Nu (8) . Dt (2) . Ex (16) : (1) Ex 16,34 . (2) Ex 25,16 . (3) Ex 25,21 . (4) Ex 25,22 . (5) Ex 26,34 . (6) Ex 27,21 . (7) Ex 30,6 . (8) Ex 30,26 . (9) Ex 30,36 . (10) Ex 31,18 . (11) Ex 32,15 . (12) Ex 34,29 . (13) Ex 38,21 . (14) Ex 39,35 . (15) Ex 40,5 . (16) Ex 40,20 .

14. Ned. : vinger . D. : Finger . E. : finger . Fr. : doigt . Grieks : δακτυλος = daktulos . Latijn : digitus ; (d - k / g - t) . Verwant met (?) : Ned. : vangen (pakken) . Grieks : πηγνυμι = pègnumi . Latijn : pangere . (v / p; g / k; n) .

Ex 31,18.16. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Gn (140) . Ex (31) . Lv (0) . Nu (7) . Dt (29) . Ex (31) . (1) Ex 1,20 . (2) Ex 2,24 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,4 . (5) Ex 3,14 . (6) Ex 3,15 . (7) Ex 6,2 . (8) Ex 7,1 . (9) Ex 8,15 . (10) Ex 9,28 . (11) Ex 9,30 . (12) Ex 13,17 . (13) Ex 13,18 . (14) Ex 13,19 . (15) Ex 18,1 . (16) Ex 18,15 . (17) Ex 18,19 . (18) Ex 18,21 . (19) Ex 18,23 . (20) Ex 20,1 . (21) Ex 20,3 . (22) Ex 20,19 . (23) Ex 22,8 . (24) Ex 22,27 . (25) Ex 23,13 . (26) Ex 31,3 . (27) Ex 31,18 . (28) Ex 32,1 . (29) Ex 32,16 . (30) Ex 32,23 . (31) Ex 35,31 . Dt (29) : (1) Dt 4,7 . (2) Dt 4,28 . (3) Dt 4,32 . (4) Dt 4,33 . (5) Dt 4,34 . (6) Dt 5,7 . (7) Dt 5,24 . (8) Dt 5,26 . (9) Dt 6,14 . (10) Dt 7,4 . (11) Dt 8,19 . (12) Dt 9,10 . (13) Dt 11,16 . (14) Dt 11,28 . (15) Dt 13,3 . (16) Dt 13,7 . (17) Dt 13,14 . (18) Dt 17,3 . (19) Dt 18,20 . (20) Dt 21,23 . (21) Dt 25,18 . (22) Dt 28,14 . (23) Dt 28,36 . (24) Dt 28,64 . (25) Dt 29,25 . (26) Dt 31,18 . (27) Dt 31,20 . (28) Dt 32,17 . (29) Dt 32,39 .
- Grieks . θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Taalgebruik in de LXX : theos (God) . Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314) .
- Ned. : God . Arabisch : اَللە = ´allah (Allah) . Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah) . In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven) . D. : Gott . E. : God . Fr. : dieu . De vloek dju . Grieks : θεος = theos (God)  . Taalgebruik in het NT : theos (God) . Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden . Als collectief zouden we kunnen vertalen : god . Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden . Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn .
- De Godsnaam JHWH wordt veelvuldiger dan de naam ´èlohîm (god) gebruikt . Vergelijk maar : יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Gn (128) . Ex (299) . Lv (199) . Nu (287) . Dt (413) . In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25 . Ex 20 (6) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Ex 20,7 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 20,12 . (6) Ex 20,22 .

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Dt Nu Ex 20 Dt 5
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 29 7 3 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 413 287 6 17

Statenvertaling

1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. 3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk; 4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper, 5 En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk. 6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb. 7 Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent; 8 En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar; 9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het wasvat met zijn voet; 10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aäron, en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen; 11 Ook de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken. 12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige. 14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken. 15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is den sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op den sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden. 16 Dat dan de kinderen Israëls den sabbat houden, den sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig verbond. 17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft. schilderij van Jacques de Letin: Mozes bij de Sinaï 18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinaï te spreken geëindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods.


Bible de Jérusalem

1. Yahvé parla à Moïse et lui dit : 2. « Vois, j'ai désigné nommément Beçaléel, fils de Uri, fils de Hur, de la tribu de Juda. 3. Je l'ai comblé de l'esprit de Dieu en habileté, intelligence et savoir pour toutes sortes d'ouvrages ; 4. pour concevoir des projets et les exécuter en or, en argent et en bronze ; 5. pour tailler les pierres à enchâsser, pour tailler le bois et pour exécuter toute sorte d'ouvrage. 6. Voici que je lui adjoins Oholiab, fils d'Ahisamak, de la tribu de Dan, et j'ai mis la sagesse dans le cœur de tous les hommes au cœur sage pour qu'ils fassent tout ce que je t'ai ordonné : 7. la Tente du Rendez-vous, l'arche du Témoignage, le propitiatoire qui est sur elle et tout le mobilier de la Tente ; 8. la table et tous ses accessoires, le candélabre pur et tous ses accessoires, l'autel des parfums, 9. l'autel des holocaustes et tous ses accessoires, le bassin et son socle ; 10. les vêtements d'apparat, les vêtements sacrés pour Aaron le prêtre, et les vêtements de ses fils, pour exercer le sacerdoce ; 11. l'huile d'onction et l'encens aromatique pour le sanctuaire. En tout, ils feront comme je te l'ai ordonné. 12. Yahvé dit à Moïse : 13. « Toi, parle aux Israélites et dis-leur : vous garderez bien mes sabbats, car c'est un signe entre moi et vous pour vos générations, afin qu'on sache que je suis Yahvé, celui qui vous sanctifie. 14. Vous garderez le sabbat car il est saint pour vous. Qui le profanera sera mis à mort ; quiconque fera ce jour-là quelque ouvrage sera retranché du milieu de son peuple. 15. Pendant six jours on fera l'ouvrage à faire, mais le septième jour sera jour de repos complet, consacré à Yahvé. Quiconque travaillera le jour du sabbat sera mis à mort. 16. Les Israélites garderont le sabbat, en observant le sabbat dans leurs générations, c'est une alliance éternelle. 17. Entre moi et les Israélites c'est un signe à perpétuité, car en six jours Yahvé a fait les cieux et la terre, mais le septième jour il a chômé et repris haleine. 18. Quand Il eut fini de parler avec Moïse sur le mont Sinaï, Il lui remit les deux tables du Témoignage, tables de pierre écrites du doigt de Dieu.


King James Bible

[1] And the LORD spake unto Moses, saying, [2] See, I have called by name Bezaleel the son of Uri, the son of Hur, of the tribe of Judah: [3] And I have filled him with the spirit of God, in wisdom, and in understanding, and in knowledge, and in all manner of workmanship, [4] To devise cunning works, to work in gold, and in silver, and in brass, [5] And in cutting of stones, to set them, and in carving of timber, to work in all manner of workmanship. [6] And I, behold, I have given with him Aholiab, the son of Ahisamach, of the tribe of Dan: and in the hearts of all that are wise hearted I have put wisdom, that they may make all that I have commanded thee; [7] The tabernacle of the congregation, and the ark of the testimony, and the mercy seat that is thereupon, and all the furniture of the tabernacle, [8] And the table and his furniture, and the pure candlestick with all his furniture, and the altar of incense, [9] And the altar of burnt offering with all his furniture, and the laver and his foot, [10] And the cloths of service, and the holy garments for Aaron the priest, and the garments of his sons, to minister in the priest's office, [11] And the anointing oil, and sweet incense for the holy place: according to all that I have commanded thee shall they do. [12] And the LORD spake unto Moses, saying, [13] Speak thou also unto the children of Israel, saying, Verily my sabbaths ye shall keep: for it is a sign between me and you throughout your generations; that ye may know that I am the LORD that doth sanctify you. [14] Ye shall keep the sabbath therefore; for it is holy unto you: every one that defileth it shall surely be put to death: for whosoever doeth any work therein, that soul shall be cut off from among his people. [15] Six days may work be done; but in the seventh is the sabbath of rest, holy to the LORD: whosoever doeth any work in the sabbath day, he shall surely be put to death. [16] Wherefore the children of Israel shall keep the sabbath, to observe the sabbath throughout their generations, for a perpetual covenant. [17] It is a sign between me and the children of Israel for ever: for in six days the LORD made heaven and earth, and on the seventh day he rested, and was refreshed. [18] And he gave unto Moses, when he had made an end of communing with him upon mount Sinai, two tables of testimony, tables of stone, written with the finger of God.


Bible de Jérusalem

Berufung der Kunsthandwerker für die Stiftshütte
1 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 2 Siehe, ich habe mit Namen berufen Bezalel, den Sohn Uris, des Sohnes Hurs, vom Stamm Juda, 3 und habe ihn erfüllt mit dem Geist Gottes, mit Weisheit und Verstand und Erkenntnis und mit aller Geschicklichkeit, 4 kunstreich zu arbeiten in Gold, Silber, Kupfer, 5 kunstreich Steine zu schneiden und einzusetzen und kunstreich zu schnitzen in Holz, um jede Arbeit zu vollbringen. 6 Und siehe, ich habe ihm beigegeben Oholiab, den Sohn Ahisamachs, vom Stamm Dan, und habe allen Künstlern die Weisheit ins Herz gegeben, dass sie alles machen können, was ich dir geboten habe: 7 die Stiftshütte, die Lade mit dem Gesetz, den Gnadenthron darauf und alle Geräte in der Hütte, 8 den Tisch und sein Gerät, den Leuchter von reinem Gold und all sein Gerät, den Räucheraltar, 9 den Brandopferaltar mit all seinem Gerät, das Becken mit seinem Gestell, 10 die Amtskleider, die heiligen Kleider des Priesters Aaron und die Kleider seiner Söhne für den priesterlichen Dienst, 11 das Salböl und das Räucherwerk von Spezerei für das Heiligtum. Ganz so, wie ich dir geboten habe, sollen sie es machen. Gebot der Sabbatfeier 12 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 13 Sage den Israeliten: Haltet meinen Sabbat; denn er ist ein Zeichen zwischen mir und euch von Geschlecht zu Geschlecht, damit ihr erkennt, dass ich der HERR bin, der euch heiligt. 14 Darum haltet meinen Sabbat, denn er soll euch heilig sein. Wer ihn entheiligt, der soll des Todes sterben. Denn wer eine Arbeit am Sabbat tut, der soll ausgerottet werden aus seinem Volk. 15 Sechs Tage soll man arbeiten, aber am siebenten Tag ist Sabbat, völlige Ruhe, heilig dem HERRN. Wer eine Arbeit tut am Sabbattag, soll des Todes sterben. 16 Darum sollen die Israeliten den Sabbat halten, dass sie ihn auch bei ihren Nachkommen halten als ewigen Bund. Übergabe der zwei Gesetzestafeln an Mose 17 Er ist ein ewiges Zeichen zwischen mir und den Israeliten. Denn in sechs Tagen machte der HERR Himmel und Erde, aber am siebenten Tage ruhte er und erquickte sich. 18 Und als der HERR mit Mose zu Ende geredet hatte auf dem Berge Sinai, gab er ihm die beiden Tafeln des Gesetzes; die waren aus Stein und beschrieben von dem Finger Gottes.