EXODUS 32 - Ex 32 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) - - Ex 32,1-35 >- Ex 32,7-11.13-14 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Exodus : - Ex 2 - Ex 3 - Ex 4 - Ex 5 - Ex 6 - Ex 7 - Ex 8 - Ex 9 - Ex 10 - Ex 11 - Ex 12 - Ex 13 - Ex 14 - Ex 15 - Ex 16 - Ex 17 - Ex 18 - Ex 19 - Ex 20 - Ex 21 - Ex 22 - Ex 23 - Ex 24 - Ex 25 - Ex 26 - Ex 27 - Ex 28 - Ex 29 - Ex 30 - Ex 31 - Ex 32 - Ex 33 - Ex 34 - Ex 35 - Ex 36 - Ex 37 - Ex 38 - Ex 39 - Ex 40 -
Overzicht vers per vers : - Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -

() Ex 32,1 . () Ex 32,2 . () Ex 32,3 . () Ex 32,4 . () Ex 32,5 . () Ex 32,6 . () Ex 32,7 . () Ex 32,8 . () Ex 32,9 . () Ex 32,10 . () Ex 32,11 . () Ex 32,12 . () Ex 32,13 . () Ex 32,14 . () Ex 32,15 . () Ex 32,16 . () Ex 32,17 . () Ex 32,18 . () Ex 32,19 . () Ex 32,20 . () Ex 32,21 . () Ex 32,22 . () Ex 32,23 . () Ex 32,24 . () Ex 32,25 . () Ex 32,26 . () Ex 32,27 . () Ex 32,28 . () Ex 32,29 . () Ex 32,30 . () Ex 32,31 . () Ex 32,32 . () Ex 32,33 . () Ex 32,34 . () Ex 32,35 .

Overzicht van Tenakh : Tenakh : overzicht , Tenakh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenakh : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht N.T.
: N.T. : overzicht , N.T. : taalgebruik - N.T. A - N.T. B - N.T. C - N.T. D - N.T. E - N.T. F - N.T. G - N.T. H - N.T. I - N.T. J - N.T. K - N.T. L - N.T. M - N.T. N - N.T. O - N.T. P - N.T. Q - N.T. R - N.T. S - N.T. T - N.T. U - N.T. V - N.T. W - N.T. X - N.T. Y - N.T. Z - N.T. : commentaar .

Exodus : overzicht , Exodus : taalgebruik - Exodus A - Exodus B - Exodus C - Exodus D - Exodus E - Exodus F - Exodus G - Exodus H - Exodus I - Exodus J - Exodus K - Exodus L - Exodus M - Exodus N - Exodus O - Exodus P - Exodus Q - Exodus R - Exodus S - Exodus T - Exodus U - Exodus V - Exodus W - Exodus X -Exodus Y - Exodus Z - , Exodus : commentaar ,



Ex 31,1-33,6 : verbreking van het verbond  Ex 33,7-34,35 : verbondsvernieuwing 
Ex 32, 1-33,6
a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron b : Ex 32,7-10 : JHWH en Mozes c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt d: Ex 32,15-20 : Mozes daalt de berg af e : Ex 32,21-25 : Mozes beneden f : Ex 32,26a : mogelijkheid tot berouw e' : Ex 32,26b-29 : oordeel : de uitvoering d' : Ex 32,30 : Mozes beklimt de berg c' : Ex 32,31-32 : Mozes bemiddelt b' : Ex 32,33-33,3 woorden van JHWH a' : Ex 33,4-6 : JHWH , Mozes en het volk

Het stierkalf : Ex 32,1-35 -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -

a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron
Ex 32,1 : het volk met een vraag Ex 32,2 : opdracht van Aäron aan het volk Ex 32,3 : uitvoering van de opdracht van Aäron door het volk Ex 32,4 : Aäron en het volk Ex 32,5 : voorbereiding van het feest Ex 32,6 : het feest

Ex 32,1 - Ex 32,1 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai idôn o laos oti kechroniken môusès katabènai ek tou orous sunestè o laos epi aarôn kai legousin autô anastèthi kai poièson èmin theous oi proporeusontai èmôn o gar môusès outos o anthrôpos os exègagen èmas ex aiguptou ouk oidamen ti gegonen autô  1 videns autem populus quod moram faceret descendendi de monte Moses congregatus adversus Aaron ait surge fac nobis deos qui nos praecedant Mosi enim huic viro qui nos eduxit de terra Aegypti ignoramus quid acciderit     1 Toen het volk zag, dat Mozes vertoog van den berg af te komen, zo verzamelde zich het volk tot Aäron, en zij zeiden tot hem: Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes, dien man, die ons uit Egypteland uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij.   [1] Toen* Mozes maar wegbleef en niet naar beneden kwam, verdrong het volk zich om Aäron en eiste: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan. Want die Mozes, die ons uit het land Egypte heeft geleid, wij weten niet wat er met hem aan de hand is.’   [1] Het volk wachtte lang op Mozes. Toen hij maar niet van de berg afkwam, verdrongen ze zich om Aäron en eisten van hem: ‘Maak een god* voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’   1 ¶ Als de gemeente ziet dat Mozes talmt om af te dalen van de berg, vergadert de gemeente zich tegen Aäron en zeggen ze tot hem: sta op, maak voor ons goden die voor ons aanschijn uit gaan; want hij, die man Mozes, die ons heeft doen opklimmen uit het land van Egypte,– we weten niet wat hem is overkomen!  1. Quand le peuple vit que Moïse tardait à descendre de la montagne, le peuple s'assembla auprès d'Aaron et lui dit : « Allons, fais-nous un dieu qui aille devant nous, car ce Moïse, l'homme qui nous a fait monter du pays d'Égypte, nous ne savons pas ce qui lui est arrivé. » 

King James Bible . And when the people saw that Moses delayed to come down out of the mount, the people gathered themselves together unto Aaron, and said unto him, Up, make us gods, which shall go before us; for as for this Moses, the man that brought us up out of the land of Egypt, we wot not what is become of him.
Luther-Bibel . 32 1 Als aber das Volk sah, dass Mose ausblieb und nicht wieder von dem Berge zurückkam, sammelte es sich gegen Aaron und sprach zu ihm: Auf, mach uns einen Gott, der vor uns hergehe! Denn wir wissen nicht, was diesem Mann Mose widerfahren ist, der uns aus Ägyptenland geführt hat.

Tekstuitleg van Ex 32,1 . Dit vers Ex 32,1 telt 34 (2 X 17) woorden en 117 (100 + 17) letters . De getalwaarde van Ex 32,1 is 7009 (43 X 163) . De inleiding telt 14 (2 X 7) woorden . Het citaat telt 20 (2 X 2 X 5) woorden . Het volk is aan het woord . Het volk doet Aäron een voorstel .

Ex 32,1.1. wajjarë´ (en hij zag) - wajjerâ´ (en hij liet zich zien - hij verscheen) . Het eerste is een qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud. Het tweede is een nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . van het werkw. râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 . Gr. horaô (zien) . Taalgebruik in de Septuaginta : horaô (zien) . Taalgebruik in het N.T. : horaô (zien) . Lat. videre . Fr. voir . Ned. zien . E. to see . D. sehen . pass. Lat. apparere . Fr. apparaître . E. appear . Ned. verschijnen . D. erscheinen . Een vorm van horaô (zien, verschijnen) in het N.T. (114) , in de LXX (1539) . Tenakh (162) . Pentateuch (85) . Ex (17) : (1) Ex 2,11 . (2) Ex 2,12 . (3) Ex 2,25 . (4) Ex 3,2 . (5) Ex 3,4 . (6) Ex 8,11 . (7) Ex 9,34 . (8) Ex 14,30 . (9) Ex 14,31 . (10) Ex 18,14. (11) Ex 20,18 . (12) Ex 32,1 . (13) Ex 32,5 . (14) Ex 32,19 . (15) Ex 32,25 . (16) Ex 34,30 . (17) Ex 39,43 .

1. - 2. wajjarë´ hâ`âm (en het volk zag) . Tenakh (3) : (1) Ex 20,18 . (2) Ex 32,1 . (3) 2 K 6,30 .

Ex 32,1.5. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , he = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 ( 3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Eerdere Profeten (67) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Ex (248) = (2³ X 31) . Ex 32-34 (33) . Ex 32 (16) : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 . Ex 33 (7) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . Ex 34 (10) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .

mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 (16) : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

18. - 19. ´èlohîm ´äsjèr (goden / God die) . Tenakh (6) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,23 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,14 . (5) Joz 24,15 . (6) Ps 95,3 .

Ex 32,1.24. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,1.28. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 of 391 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Ex (21 = 3 X 7) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 6,26 . (3) Ex 7,4 . (4) Ex 12,17 . (5) Ex 12,41 . (6) Ex 12,42 . (7) Ex 12,51 . (8) Ex 13,18 . (9) Ex 16,1 . (10) Ex 16,6 . (11) Ex 16,32 . (12) Ex 19,1 . (13) Ex 20,2 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,4 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 32,8 . (19) Ex 32,11 . (20) Ex 32,23 . (21) Ex 33,1 .

Ex 32,1.29. mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Pentateuch (219) . Ex (119) . Ex 32 (7) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,4 . (3) Ex 32,7 . (4) Ex 32,8 . (5) Ex 32,11 . (6) Ex 32,12 . (7) Ex 32,23 .

Ex 32,1.28. - 29. me´èrèts mitsërajim (uit het land Egypte) . Tenakh (45) . Pentateuch (8) . Ex (13) : (1) Ex 6,26 . (2) Ex 7,4 . (3) Ex 12,51 . (4) Ex 20,2 . (5) Ex 29,46 . (6) Ex 32,1 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,23 .

a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron
Ex 32,1 : het volk met een vraag Ex 32,2 : opdracht van Aäron aan het volk Ex 32,3 : uitvoering van de opdracht van Aäron door het volk Ex 32,4 : Aäron en het volk Ex 32,5 : voorbereiding van het feest Ex 32,6 : het feest

Ex 32,2 - Ex 32,2 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai legei autois aarôn perielesthe ta enôtia ta chrusa ta en tois ôsin tôn gunaikôn umôn kai thugaterôn kai enegkate pros me  2 dixitque ad eos Aaron tollite inaures aureas de uxorum filiorumque et filiarum vestrarum auribus et adferte ad me    2 Aäron nu zeide tot hen: Rukt af de gouden oorsierselen, die in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt ze tot mij.   [2] Aäron antwoordde hun: ‘Laat uw vrouwen, uw zonen en uw dochters de gouden ringen uitdoen die ze in hun oren dragen en breng die hier.’   [2] Aäron antwoordde: ‘Neem dan uw vrouwen, zonen en dochters hun gouden oorringen af en breng die bij mij.’   2 Dan zegt Aäron tot hen: maakt los de slavenringen van goud aan de oren van uw vrouwen, uw zonen en dochters,– en brengt ze tot mij!  2. Aaron leur répondit : « Otez les anneaux d'or qui sont aux oreilles de vos femmes, de vos fils et de vos filles et apportez-les-moi. » 

King James Bible . And Aaron said unto them, Break off the golden earrings, which are in the ears of your wives, of your sons, and of your daughters, and bring them unto me.
Luther-Bibel . 2 Aaron sprach zu ihnen: Reißt ab die goldenen Ohrringe an den Ohren eurer Frauen, eurer Söhne und eurer Töchter und bringt sie zu mir.

Tekstuitleg van Ex 32,2 . Dit vers Ex 32,2 telt 13 woorden en 59 letters . De getalwaarde van Ex 32,2 is 2813 (29 X 97) . Aäron geeft het volk een opdracht . Door deze opdracht bereidt Aäron de uitvoering van het voorstel van het volk voor . De inleiding telt drie woorden en 13 letters ; het citaat telt tien woorden en 46 (2 X 23) letters . .

Ex 32,2.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .

  bijbel Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 32-34  
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) 192 140 34 9 1 8 16 20 40 59 7 3  
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) 1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 27  

- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Samen : 40 + 2 = 42 (6 X 7) . Ex (150) . Ex 25-31 (2) : (1) Ex 30,34 . Ex 32-34 (27) . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal . Ex 33 (9) : (1) Ex 33,5 . (2) Ex 33,12 . (3) Ex 33,14 . (4) Ex 33,15 . (5) Ex 33,17 . (6) Ex 33,18 . (7) Ex 33,19 . (8) Ex 33,20 . (9) Ex 33,21 . Ex 34 (4) : (1) Ex 34,1 . (2) Ex 34,9 . (3) Ex 34,10 . (4) Ex 34,27 .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron
Ex 32,1 : het volk met een vraag Ex 32,2 : opdracht van Aäron aan het volk Ex 32,3 : uitvoering van de opdracht van Aäron door het volk Ex 32,4 : Aäron en het volk Ex 32,5 : voorbereiding van het feest Ex 32,6 : het feest

Ex 32,3 - Ex 32,3 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai perieilanto pas o laos ta enôtia ta chrusa ta en tois ôsin autôn kai ènegkan pros aarôn  3 fecit populus quae iusserat deferens inaures ad Aaron     3 Toen rukte het ganse volk de gouden oorsierselen af, die in hun oren waren; en zij brachten ze tot Aäron. schilderij van Lucas van Leyden: De aanbidding van het gouden kalf» meer   [3] Toen deed iedereen zijn gouden oorringen uit en bracht die bij Aäron.  [3] Hierop deden alle Israëlieten zonder aarzelen hun gouden oorringen af en gaven die aan Aäron.   3 Dan maken ze, heel de gemeente, de slavenringen van goud aan hun oren los,– en brengen ze tot Aäron.  3. Tout le peuple ôta les anneaux d'or qui étaient à leurs oreilles et ils les apportèrent à Aaron.  

King James Bible . And all the people brake off the golden earrings which were in their ears, and brought them unto Aaron.
Luther-Bibel . 3 Da riss alles Volk sich die goldenen Ohrringe von den Ohren und brachte sie zu Aaron.

Tekstuitleg van Ex 32,3 . Dit vers Ex 32,3 telt 11 woorden en 44 (4 X 11) letters ; verhouding : 1 op 4 . De getalwaarde van Ex 32,3 is 2432 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 19) . Dit vers is de uitvoering door het volk van de opdracht van Aäron .

a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron
Ex 32,1 : het volk met een vraag Ex 32,2 : opdracht van Aäron aan het volk Ex 32,3 : uitvoering van de opdracht van Aäron door het volk Ex 32,4 : Aäron en het volk Ex 32,5 : voorbereiding van het feest Ex 32,6 : het feest

Ex 32,4 - Ex 32,4 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai edexato ek tôn cheirôn autôn kai eplasen auta en tè grafidi kai epoièsen auta moschon chôneuton kai eipen outoi oi theoi sou israèl oitines anebibasan se ek gès aiguptou  4 quas cum ille accepisset formavit opere fusorio et fecit ex eis vitulum conflatilem dixeruntque hii sunt dii tui Israhel qui te eduxerunt de terra Aegypti    4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met een griffie, en hij maakte een gegoten kalf daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israël! die u uit Egypteland opgevoerd hebben.   [4] Deze nam ze in ontvangst, bond* ze in een buidel, en maakte er een stierkalf van. Toen riepen ze uit: ‘Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.’  [4] Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’   4 Die neemt het uit hun hand aan, geeft het vorm met een beitel en maakt het tot een stierkalf van gietwerk; dan zeggen ze: dit zijn je goden, Israël, die je hebben doen opklimmen uit het land van Egypte!   4. Il reçut l'or de leurs mains, le fit fondre dans un moule et en fit une statue de veau ; alors ils dirent : « Voici ton Dieu, Israël, celui qui t'a fait monter du pays d'Égypte. »  

King James Bible . And he received them at their hand, and fashioned it with a graving tool, after he had made it a molten calf: and they said, These be thy gods, O Israel, which brought thee up out of the land of Egypt.
Luther-Bibel . 4 Und er nahm sie von ihren Händen und bildete das Gold in einer Form und machte ein gegossenes Kalb. Und sie sprachen: Das ist dein Gott, Israel, der dich aus Ägyptenland geführt hat!

Tekstuitleg van Ex 32,4 . Dit vers Ex 32,4 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 68 (4 X 17) letters . De getalwaarde van Ex 32,4 is 4024 (2 X 2 X 2 X 503) . In dit vers wordt het voorstel van het volk aan Aäron door hemzelf uitgevoerd . Daarop spreekt het volk een belijdenis uit . Structuur van het vers : 8 (uitvoering) - 1 (inleiding) - 7 (belijdenis) .

Ex 32,4.11. ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 .

Ex 32,4.12. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Ex (157) . Ex 32 (4) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) Ex 32,20 . (4) Gn 32,27 .

Ex 32,4.13. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Ex (217) . Ex 32 (15) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,2 . (3) Ex 32,3 . (4) Ex 32,4 . (5) Ex 32,7 . (6) Ex 32,8 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,13 . (9) Ex 32,14 . (10) Ex 32,20 . (11) Ex 32,23 . (12) Ex 32,32 . (13) Ex 32,33 . (14) Ex 32,34 . (15) Ex 32,35 .

Ex 32,4.14. hè`êlûkhâ (zij deden je opklimmen) < act. hifil perf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers; mann; enk; van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . Tenakh (3) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) 1 K 12,28 .

Ex 32,4.Ex 32,4.15. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 of 391 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Ex (21 = 3 X 7) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 6,26 . (3) Ex 7,4 . (4) Ex 12,17 . (5) Ex 12,41 . (6) Ex 12,42 . (7) Ex 12,51 . (8) Ex 13,18 . (9) Ex 16,1 . (10) Ex 16,6 . (11) Ex 16,32 . (12) Ex 19,1 . (13) Ex 20,2 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,4 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 32,8 . (19) Ex 32,11 . (20) Ex 32,23 . (21) Ex 33,1 .

Ex 32,4.16. mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Ex (119) . Ex 32 (7) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,4 . (3) Ex 32,7 . (4) Ex 32,8 . (5) Ex 32,11 . (6) Ex 32,12 . (7) Ex 32,23 .

13. - 16. ´êlohè(j)khâ jishërâ´el ´äsjèr hè`êlûkhâ me´èrèts mitsërajim (je God, Israël , die je deed opklimmen uit het land van Egypte) . Tenakh (3) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) 1 K 12,28 .

a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron
Ex 32,1 : het volk met een vraag Ex 32,2 : opdracht van Aäron aan het volk Ex 32,3 : uitvoering van de opdracht van Aäron door het volk Ex 32,4 : Aäron en het volk Ex 32,5 : voorbereiding van het feest Ex 32,6 : het feest

Ex 32,5 - Ex 32,5 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai idôn aarôn ôkodomèsen thusiastèrion katenanti autou kai ekèruxen aarôn legôn eortè tou kuriou aurion 5 quod cum vidisset Aaron aedificavit altare coram eo et praeconis voce clamavit dicens cras sollemnitas Domini est     5 Als Aäron dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aäron riep uit, en zeide: Morgen zal den HEERE een feest zijn!   [5] Toen* Aäron dat zag, bouwde hij een altaar voor het beeld en liet bekend maken: ‘Morgen is er feest ter ere van de heer.’   [5] Toen Aäron besefte wat er gebeurde, bouwde hij een altaar voor het beeld en kondigde hij aan dat er de volgende dag een feest voor de HEER zou zijn.   5 Aäron ziet het,– en bouwt een altaar voor ‘zijn’ aanschijn; Aäron roept en zegt: feest voor de ENE is het morgen!   5. Voyant cela, Aaron bâtit un autel devant la statue et fit cette proclamation : « Demain, fête pour Yahvé. » 

King James Bible . [5] And when Aaron saw it, he built an altar before it; and Aaron made proclamation, and said, To morrow is a feast to the LORD.
Luther-Bibel . 5 Als das Aaron sah, baute er einen Altar vor ihm und ließ ausrufen und sprach: Morgen ist des HERRN Fest.

Tekstuitleg van Ex 32,5 .

Vier nevenschikkende zinnen . Aäron reageert op het volk door het bouwen van een altaar en het uitroepen van een feestdag . Structuur : 2 (Aäron zag) - 3 (bouw van het altaar) - 3 (inleiding) - 3 (uitroepen van een feestdag) .

Ex 32,5.8. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron
Ex 32,1 : het volk met een vraag Ex 32,2 : opdracht van Aäron aan het volk Ex 32,3 : uitvoering van de opdracht van Aäron door het volk Ex 32,4 : Aäron en het volk Ex 32,5 : voorbereiding van het feest Ex 32,6 : het feest

Ex 32,6 - Ex 32,6 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai orthrisas tè epaurion anebibasen olokautômata kai prosènegken thusian sôtèriou kai ekathisen o laos fagein kai piein kai anestèsan paizein  6 surgentesque mane obtulerunt holocausta et hostias pacificas et sedit populus comedere ac bibere et surrexerunt ludere     6 En zij stonden des anderen daags vroeg op, en offerden brandoffer, en brachten dankoffer daartoe; en het volk zat neder om te eten en te drinken; daarna stonden zij op, om te spelen.   [6] De volgende ochtend droegen zij in alle vroegte brand- en slachtoffers op. De mensen gingen zitten om te eten en te drinken en stonden op om te spelen.   [6] De volgende morgen vroeg brachten ze brandoffers en vredeoffers. Ze gingen zitten om te eten en te drinken, en stonden daarna op om uitbundig feest te vieren.   6 Ze rechten hun schouders de volgende morgen, doen opgangsgaven opgaan en vredesgaven nadertreden; dan gaat de gemeente zitten om te eten en te drinken, en staan ze op om te stoeien…  6. Le lendemain, ils se levèrent de bon matin, ils offrirent des holocaustes et apportèrent des sacrifices de communion. Le peuple s'assit pour manger et pour boire, puis ils se levèrent pour se divertir. 

King James Bible . [6] And they rose up early on the morrow, and offered burnt offerings, and brought peace offerings; and the people sat down to eat and to drink, and rose up to play.
Luther-Bibel . 6 Und sie standen früh am Morgen auf und opferten Brandopfer und brachten dazu Dankopfer dar. Danach setzte sich das Volk, um zu essen und zu trinken, und sie standen auf, um ihre Lust zu treiben. Moses Fürbitte

Tekstuitleg van Ex 32,6 .

Lezing op de 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar : Ex 32,7-11.13-14 . Ex 32,7-11.13-14 .

In die dagen sprak de Heer tot Mozes: Ga nu naar beneden, want het volk dat ge uit Egypte hebt geleid, is tot zonde vervallen. Zij zijn nu al afgeweken van de weg die Ik hun had voorgeschreven; ze hebben een stierebeeld gemaakt, ze buigen zich daarvoor neer, ze dragen er offers voor op en schreeuwen: Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid. Ook sprak de Heer tot Mozes: Ik zie nu hoe halsstarrig dit volk is. Laat Mij begaan dan kan Ik hen in mijn brandende toorn vernietigen. Maar van u zal Ik een groot volk maken. Mozes trachtte de Heer, zijn God, gunstig te stemmen en vroeg: Waarom Heer, uw toorn laten woeden tegen het volk dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid? Denk aan uw dienaren Abraham, Isaäk en Israël, aan wie Gij onder ede beloofd hebt: Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en heel het land waarover Ik heb gesproken zal Ik uw nakomelingen voor altijd in bezit geven. Het zal voor eeuwig hun erfdeel zijn. Toen zag de Heer af van het onheil waarmee Hij zijn volk had bedreigd.

b : Ex 32,7-10 : JHWH en Mozes
Ex 32,7 - Ex 32,8 : JHWH tot Mozes (4 + 9 + 22 = 35 (5 X 7) . Citaat : 31 . Ex 32,9 - Ex 32,10 : nogmaals JHWH tot Mozes (4 + 9 + 11 = 24 (2³ X 3) . Citaat : 20 .

Op twee verschillende wijzen wordt het spreken van JHWH weergegeven . De vier verzen tellen 35 + 24 = 59 woorden ; de citaten : 59 - 8 = 51 woorden . In
Ex 32,33 - Ex 32,34 komen nog woorden van JHWH . Ex 32,33 - Ex 32,34 tellen 28 (2² X 7) woorden . Citaat : 24 (2³ X 3) woorden . Totaal . 87 . Citeringsformules : 12 (2² X 3) woorden . Citaten : 87 - 12 = 75 (3 X 5²) . Ex 32,7 telt evenveel woorden als Ex 32,9 , nl. 13 (de helft van 26) . In beide gevallen telt de inleiding 4 woorden en het citaat 9 woorden .

Ex 32,7 - Ex 32,7 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai elalèsen kurios pros môusèn legôn badize to tachos enteuthen katabèthi ènomèsen gar o laos sou ous exègages ek gès aiguptou  7 locutus est autem Dominus ad Mosen vade descende peccavit populus tuus quem eduxisti de terra Aegypti  wajëdabber  JHWH ´èl mosjèh lèkh red kî sjicheth ammëkhâ ´äsjèr hè`êle(j)thâ me´èrèts mitsërajim In die dagen sprak de Heer tot Mozes: Ga nu naar beneden, want het volk dat ge uit Egypte hebt geleid, is tot zonde vervallen. 7 Toen sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, klim af! want uw volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, heeft het verdorven.   [7] Toen sprak de heer tot Mozes: ‘Ga nu naar beneden, want het volk dat u uit Egypte hebt geleid, is tot zonde vervallen.  [7] De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich.   • 7 ¶ De ENE spreekt tot Mozes: ga, daal af!– want die gemeente van jou heeft het verdorven, die jij hebt doen opklimmen uit het land van Egypte;   7. Yahvé dit alors à Moïse : « Allons !descends, car ton peuple que tu as fait monter du pays d'Égypte s'est perverti.  

King James Bible . [7] And the LORD said unto Moses, Go, get thee down; for thy people, which thou broughtest out of the land of Egypt, have corrupted themselves:
Luther-Bibel . 7 Der HERR sprach aber zu Mose: Geh, steig hinab; denn dein Volk, das du aus Ägyptenland geführt hast, hat schändlich gehandelt.

Tekstuitleg van Ex 32,7 . Het vers Ex 32,7 telt 13 woorden en 43 letters . De getalwaarde van Ex 32,7 is 3473 (23 X 151) . 13 is de helft van 26 , de getalwaarde van de naam JHWH . De som van de getallen van 3473 = 17 (het andere Godsgetal) . Ex 32,7 telt evenveel woorden als Ex 32,9 , nl. 13 (de helft van 26) . In beide gevallen telt de inleiding 4 woorden en het citaat 9 woorden . Ex 32,7 en Dt 9,12a tellen elk 7 woorden . .

Ex 32,7  wajëdabber   JHWH ´èl   mosjèh    lèkh  red       sjicheth   ammëkhâ ´äsjèr hè`êle(j)thâ me´èrèts mitsërajim      
Dt 9,12 wajj´omèr  JHWH  ´elaj     qûm   red  maher  mizzèh  sjicheth   ammëkhâ ´äsjèr hôtse´thâ    mitsërajim 

Ex 32,7.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .

  bijbel Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 32-34  
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) 192 140 34 9 1 8 16 20 40 59 7 3  
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) 1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 27  

- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Samen : 40 + 2 = 42 (6 X 7) . Ex (150) . Ex 25-31 (2) : (1) Ex 30,34 . Ex 32-34 (27) . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal . Ex 33 (9) : (1) Ex 33,5 . (2) Ex 33,12 . (3) Ex 33,14 . (4) Ex 33,15 . (5) Ex 33,17 . (6) Ex 33,18 . (7) Ex 33,19 . (8) Ex 33,20 . (9) Ex 33,21 . Ex 34 (4) : (1) Ex 34,1 . (2) Ex 34,9 . (3) Ex 34,10 . (4) Ex 34,27 .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,7.2. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 . In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,7.1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32-34 (7) : (1) Ex 32,9 . (2) Ex 32,33 . (3) Ex 33,5 . (4) Ex 33,17 . (5) Ex 34,1 . (6) Ex 34,27 . Niet in Ex 35-40 .

Ex 32,7.4. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,7.3. - 4. ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Ex 32 (4) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,17 . (4) Ex 32,33 . Drie- van de viermaal (niet in Ex 32,17) richttte JHWH zich tot Mozes .

Ex 32,7.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42) . Lv (2) . Nu (20) . Dt (2) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (20) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
- Ex 32-34 : 7X spreekt JHWH tot Mozes : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 . (4) Ex 33,1 . 5) Ex 33,5 . (6) Ex 33,17 . (7) Ex 34,1 .

Ex 32,7.6. red (daal af) . qal imperat. perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. יָרַד = jârad (afdalen, afstijgen, vallen) . Taalgebruik in Tenakh : järad (afdalen, afstijgen, vallen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , daleth = 4 ; totaal : 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107) . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Jrd (Jared) is ook een persoonsnaam. Tenakh (14) : (1) Ex 19,21 . (2) Ex 19,24 . (3) Ex 32,7 . (4) Dt 9,12 . (5) Re 7,9 . (6) Re 7,10 . (7) Re 19,11 . (8) 1 S 23,4 . (9) 1 S 23,20 . (10) 2 S 11,8. (11) 1 K 21,18 . (12) 2 K 1,15 . (13) Jr 22,1 . (14) Hos 12,1 .
- Gr. katabainô (naar beneden dalen , afdalen) . Taalgebruik in de Septuaginta : katabainô (neerdalen, afdalen) . Taalgebruik in het N.T. : katabainô (neerdalen, afdalen) .
- Lat. descendere . Fr. descendre . E. to descend . Ned. neerdalen, afdalen . D. herabkommen .

Ex 32,7.5. - 6. lèkh red (ga, daal af) . Tenakh (2) : (1) Ex 19,24 . (2) Ex 32,7 .

Ex 32,7.7. - 8. kî sjicheth (want bedorven / ontaard is) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,7 . (2) Dt 9,12 .

Ex 32,7.8. - 9. sjicheth ammëkhâ (jouw volk is bedorven / ontaard) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,7 . (2) Dt 9,12 .

Ex 32,7.11. act. hifil perf. 2de pers. mann. enk. hè`êle(j)thâ (jij deed opklimmen) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (5) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 33,1 . (3) Nu 14,13 . (4) Js 57,6 . (5) Ps 30,4 .

Ex 32,7.12. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 of 391 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Ex (21 = 3 X 7) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 6,26 . (3) Ex 7,4 . (4) Ex 12,17 . (5) Ex 12,41 . (6) Ex 12,42 . (7) Ex 12,51 . (8) Ex 13,18 . (9) Ex 16,1 . (10) Ex 16,6 . (11) Ex 16,32 . (12) Ex 19,1 . (13) Ex 20,2 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,4 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 32,8 . (19) Ex 32,11 . (20) Ex 32,23 . (21) Ex 33,1 .

Ex 32,7.13. mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Ex (119) . Ex 32 (7) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,4 . (3) Ex 32,7 . (4) Ex 32,8 . (5) Ex 32,11 . (6) Ex 32,12 . (7) Ex 32,23 .

Ex 32,7.12. - 13. me´èrèts mitsërajim (uit het land van Egypte) . Tenakh (45) . Ex (13 / 21) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 12,17 . (3) Ex 12,41 . (4) Ex 12,42 . (5) Ex 13,18 . (6) Ex 16,1 . (7) Ex 16,6 . (8) Ex 16,32 . (9) Ex 19,1 . (10) Ex 32,4 . (11) Ex 32,7 . (12) Ex 32,8 . (13) Ex 33,1 .

Ex 32,7.10. - 13. ´äsjèr hè`êle(j)thâ (die jij deed opklimmen) me´èrèts mitsërajim (uit het land van Egypte) . Slechts in Ex 32,7 .

b : Ex 32,7-10 : JHWH en Mozes
Ex 32,7 - Ex 32,8 : JHWH tot Mozes Ex 32,9 - Ex 32,10 : nogmaals JHWH tot Mozes (4 + 9 + 11 = 24 ; citaat : 20)

Ex 32,8 - Ex 32,8 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8parebèsan tachu ek tès odou ès eneteilô autois epoièsan eautois moschon kai proskekunèkasin autô kai tethukasin autô kai eipan outoi oi theoi sou israèl oitines anebibasan se ek gès aiguptou  8 recesserunt cito de via quam ostendisti eis feceruntque sibi vitulum conflatilem et adoraverunt atque immolantes ei hostias dixerunt isti sunt dii tui Israhel qui te eduxerunt de terra Aegypti     Zij zijn nu al afgeweken van de weg die Ik hun had voorgeschreven; ze hebben een stierebeeld gemaakt, ze buigen zich daarvoor neer, ze dragen er offers voor op en schreeuwen: Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.   8 En zij zijn haast afgeweken van den weg, dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en gezegd: Dit zijn uw goden, Israël, die u uit Egypteland opgevoerd hebben. [8] Ze zijn nu al afgeweken van de weg die Ik hun had voorgeschreven: ze hebben een stierkalf gemaakt, ze buigen zich daarvoor neer, ze dragen er offers voor op en schreeuwen: “Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.” ’  [8] Nu al zijn ze afgeweken van de weg die ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’   8 afgeweken zijn ze, met haast, van de weg die ik hen heb geboden,– gemaakt hebben ze zich een stierkalf van gietwerk; ze buigen zich daarvoor, ze offeren daaraan en zeggen: dit zijn je goden, Israël, die je hebben doen opklimmen uit het land van Egypte!  8. Ils n'ont pas tardé à s'écarter de la voie que je leur avais prescrite. Ils se sont fabriqué un veau en métal fondu, et se sont prosternés devant lui. Ils lui ont offert des sacrifices et ils ont dit : Voici ton Dieu, Israël, qui t'a fait monter du pays d'Égypte. »  

King James Bible . [8] They have turned aside quickly out of the way which I commanded them: they have made them a molten calf, and have worshipped it, and have sacrificed thereunto, and said, These be thy gods, O Israel, which have brought thee up out of the land of Egypt.
Luther-Bibel . 8 Sie sind schnell von dem Wege gewichen, den ich ihnen geboten habe. Sie haben sich ein gegossenes Kalb gemacht und haben's angebetet und ihm geopfert und gesagt: Das ist dein Gott, Israel, der dich aus Ägyptenland geführt hat.

Tekstuitleg van Ex 32,8 . Dit vers Ex 32,8 telt 22 (2 X 11) woorden en 86 (2 X 43) letters . De getalwaarde van Ex 32,8 is 5652 (2² X 3² X 157) .

Ex 32,8.1. - 4. sârû maher min haddèrèkh (zij weken vlug af van de weg) . Tenakh (3) : (1) Ex 32,4 . (2) Dt 9,12 . (3) Re 2,17 .

Ex 32,8.5. - 6. ´äsjèr tsiwwîthèm (die ik jullie beval) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,4 . (2) Dt 9,12 .

Ex 32,8.7. - 8. `âshû lâhèm (zij maakten voor zich) . Tenakh (9) : (1) Ex 12,39 . (2) Ex 32,8 . (3) Nu 8,20 . (4) Nu 8,22 . (5) Dt 9,12 . (6) Re 6,2 . (7) Neh 9,18 . (8) Jr 11,17 . (9) Hos 8,4 .

Ex 32,8.9. - 10. `egèl massekhâ (een kalf, een gegoten afgodsbeeld) . Tenakh (4) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) Dt 9,16 . (4) Neh 9,18 .

Ex 32,8.11. voorvoegsel wë + hitpaël imperfectum 3de pers. mann. mv. wajjisjëthachäwwû (en zij bogen zich neer) van het werkw. châwâh . Tenakh (31) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Pentateuch (9) : (1) Gn 27,29 . (2) Gn 33,7 . (3) Gn 42,6 . (4) Gn 43,26 . (5) Ex 4,31 . (6) Ex 12,27 . (7) Ex 32,8 . (8) Nu 25,2 . (9) Dt 29,25 . Eerdere Profeten (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) 1 S 1,19 . (4) 1 K 11,33 . (5) 2 K 2,15 . (6) 2 K 17,16 .

Ex 32,8.11. - 12. wajjisjëthachäwû lô (en zij bogen zich neer voor hem) . Tenakh (4) : (1) Gn 42,6 . (2) Gn 43,26 . (3) Ex 32,8 . (4) 2 K 2,15 . wajjisjëthachäwwû lâhèm (en zij bogen zich neer voor hen) . Tenakh (5) : (1) Dt 29,25 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,17 . (4) 2 Kr 7,22 . (5) Jr 16,11 .

17. ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 .

18. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Ex (157) . Ex 32 (4) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) Ex 32,20 . (4) Gn 32,27 .

Ex 32,8.16. - 18. ´ellèh ´êlohè(j)khâ jishërâ´el (deze zijn je goden, Israël) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 .

19. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Ex (217) . Ex 32 (15) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,2 . (3) Ex 32,3 . (4) Ex 32,4 . (5) Ex 32,7 . (6) Ex 32,8 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,13 . (9) Ex 32,14 . (10) Ex 32,20 . (11) Ex 32,23 . (12) Ex 32,32 . (13) Ex 32,33 . (14) Ex 32,34 . (15) Ex 32,35 .

Ex 32,8.20. hè`êlûkhâ (zij deden je opklimmen) < act. hifil perf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers; mann; enk; van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . Tenakh (3) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) 1 K 12,28 .

Ex 32,8.21. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 of 391 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Ex (21 = 3 X 7) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 6,26 . (3) Ex 7,4 . (4) Ex 12,17 . (5) Ex 12,41 . (6) Ex 12,42 . (7) Ex 12,51 . (8) Ex 13,18 . (9) Ex 16,1 . (10) Ex 16,6 . (11) Ex 16,32 . (12) Ex 19,1 . (13) Ex 20,2 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,4 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 32,8 . (19) Ex 32,11 . (20) Ex 32,23 . (21) Ex 33,1 .

Ex 32,8.22. mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Ex (119) . Ex 32 (7) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,4 . (3) Ex 32,7 . (4) Ex 32,8 . (5) Ex 32,11 . (6) Ex 32,12 . (7) Ex 32,23 .

Ex 32,8.21. - 22. me´èrèts mitsërajim (uit het land van Egypte) . Tenakh (45) . Ex (13 / 21) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 12,17 . (3) Ex 12,41 . (4) Ex 12,42 . (5) Ex 13,18 . (6) Ex 16,1 . (7) Ex 16,6 . (8) Ex 16,32 . (9) Ex 19,1 . (10 Ex 32,4 . (11) Ex 32,7 . (12) Ex 32,8 . (13) Ex 33,1 .

Ex 32,8.19. - 22. ´äsjèr hè`êlûkhâ (die deden je opklimmen) me´èrèts mitsërajim (uit het land van Egypte) . Tenakh (3) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) 1 K 12,28 .

17. - 22. ´êlohè(j)khâ jishërâ´el ´äsjèr hè`êlûkhâ me´èrèts mitsërajim (je God, Israël , die je deed opklimmen uit het land van Egypte) . Tenakh (3) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) 1 K 12,28 .

Ex 32,8.15. - 22. wajjo´mërû (en zij zeiden) ´ellèh ´êlohè(j)khâ jishërâ´el (deze zijn je goden, Israël) ´äsjèr hè`êlûkhâ (die deden je opklimmen)) me´èrèts mitsërajim (uit het land van Egypte) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . Zie ook 1 K 12,28 : wajjo´mèr ... hinneh ´êlohè(j)khâ jishërâ´el ´äsjèr hè`êlûkhâ me´èrèts mitsërajim (en hij zei ... zie je God, Israël , die je deed opklimmen uit het land van Egypte) .

b : Ex 32,7-10 : JHWH en Mozes
Ex 32,7 - Ex 32,8 : JHWH tot Mozes Ex 32,9 - Ex 32,10 : nogmaals JHWH tot Mozes (4 + 9 + 11 = 24 ; citaat : 20)

Ex 32,9 - Ex 32,9 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
  9 rursumque ait Dominus ad Mosen cerno quod populus iste durae cervicis sit     Ook sprak de Heer tot Mozes: Ik zie nu hoe halsstarrig dit volk is.   9 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie, het is een hardnekkig volk! [9] Ook sprak de heer tot Mozes: ‘Ik zie nu hoe halsstarrig dit volk is. [9] De HEER zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. 9 Dan zegt de ENE tot Mozes: gezien heb ik deze gemeente en ziehier, een gemeente hard van nek is het!– 9. Yahvé dit à Moïse : « J'ai vu ce peuple : c'est un peuple à la nuque raide.  

King James Bible . [9] And the LORD said unto Moses, I have seen this people, and, behold, it is a stiffnecked people:
Luther-Bibel . 9 Und der HERR sprach zu Mose: Ich sehe, dass es ein halsstarriges Volk ist.

Tekstuitleg van Ex 32,9 .

Ex 32,9.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .

  bijbel Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 32-34  
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) 192 140 34 9 1 8 16 20 40 59 7 3  
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) 1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 27  

- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Samen : 40 + 2 = 42 (6 X 7) . Ex (150) . Ex 25-31 (2) : (1) Ex 30,34 . Ex 32-34 (27) . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal . Ex 33 (9) : (1) Ex 33,5 . (2) Ex 33,12 . (3) Ex 33,14 . (4) Ex 33,15 . (5) Ex 33,17 . (6) Ex 33,18 . (7) Ex 33,19 . (8) Ex 33,20 . (9) Ex 33,21 . Ex 34 (4) : (1) Ex 34,1 . (2) Ex 34,9 . (3) Ex 34,10 . (4) Ex 34,27 .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,9.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering . Ex 32-34 (30) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 . Ex 33 (8) : (1) Ex 33,1 . (2) Ex 33,5 . (3) Ex 33,7 . (4) Ex 33,11 . (5) Ex 33,12 . (6) Ex 33,17 . (7) Ex 33,19 . (8) Ex 33,21 . Ex 34 (13) : (1) Ex 34,1 . (2) Ex 34,4 . (3) Ex 34,5 . (4) Ex 34,6 . (5) Ex 34,10 . (6) Ex 34,14 . (7) Ex 34,23 . (8) Ex 34,24 . (9) Ex 34,26 . (10) Ex 34,27 . (11) Ex 34,28 . (12) Ex 34,32 . (13) Ex 34,34 .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Ex 32-34 (3) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,16 . (3) Ex 32,23

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 32-34
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 30
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

1. - 2. וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32-34 (7) : (1) Ex 32,9 . (2) Ex 32,33 . (3) Ex 33,5 . (4) Ex 33,17 . (5) Ex 34,1 . (6) Ex 34,27 . Niet in Ex 35-40 .

Ex 32,9.4. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,9.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42) . Lv (2) . Nu (20) . Dt (2) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (20) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
- Ex 32-34 : 7X spreekt JHWH tot Mozes : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 . (4) Ex 33,1 . 5) Ex 33,5 . (6) Ex 33,17 . (7) Ex 34,1 .

 

wajj´omèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . In tweeënveertig (6 X 7) verzen in Ex (Exodus) . Ex 32 (2) : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 .

5. act. qal perf. 1ste pers. enk. רָאִיתִי = râ´îthî (ik zag, ik heb gezien) van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206 . Structuur : 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (86) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (15) . Latere Profeten (22) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (31) . Pentateuch (10) : (1) Gn 7,1 . (2) Gn 16,13 . (3) Gn 31,12 . (4) Gn 32,31 . (5) Gn 33,10 . (6) Gn 41,19 . (7) Ex 3,7 . (8) Ex 3,9 . (9) Ex 32,9 . (10) Dt 9,13

7. - 8. hâ`âm hazzèh (dit volk) . Tenakh (156X) . Ex (14X , 7 verzen) : (1) Ex 3,21 . (2) Ex 18,18 . (3) Ex 18,23 . (4) Ex 32,9 . (5) Ex 32,21 . (6) Ex 32,31 . (7) Ex 33,12 .

Ex 32,9.5. - 8. râ´îthî ´èth hâ`âm hazzèh (ik zag dit volk) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,9 . (2) Dt 9,13 .

Ex 32,9.10. - 12. `am qësjeh `orèph (een halstarrig / hardnekkig volk) . Tenakh : (1) Ex 32,9 . (2) Ex 34,9 . (3) Dt 9,13 .

b : Ex 32,7-10 : JHWH en Mozes
Ex 32,7 - Ex 32,8 : JHWH tot Mozes Ex 32,9 - Ex 32,10 : nogmaals JHWH tot Mozes (4 + 9 + 11 = 24 ; citaat : 20)

Ex 32,10 - Ex 32,10 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 kai nun eason me kai thumôtheis orgè eis autous ektripsô autous kai poièsô se eis ethnos mega   10 dimitte me ut irascatur furor meus contra eos et deleam eos faciamque te in gentem magnam   wëàththâh hannîchâh lî  wajjichar ´appî bâhèm wa´äkhallem wë´êsèh ´ôthëkhâ lëgôj gädôl Laat Mij begaan dan kan Ik hen in mijn brandende toorn vernietigen. Maar van u zal Ik een groot volk maken.   10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke, en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken.  [10] Laat Mij begaan, dan zal Ik hen in mijn brandende toorn vernietigen. Maar van u zal Ik een groot volk maken.’  [10] Houd mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal ik een groot volk laten voortkomen.’   10 welnu, laat me met rust, dan kan mijn toorn tegen hen losbranden en zal ik hen verteren; en jou maak ik tot een groot volk!  10. Maintenant laisse-moi, ma colère va s'enflammer contre eux et je les exterminerai ; mais de toi je ferai une grande nation. 

King James Bible . Now therefore let me alone, that my wrath may wax hot against them, and that I may consume them: and I will make of thee a great nation.
Luther-Bibel . 10 Und nun lass mich, dass mein Zorn über sie entbrenne und sie vertilge; dafür will ich dich zum großen Volk machen.

Tekstuitleg van Ex 32,10 . Dit vers Ex 32,10 telt 11 woorden en 43 letters . De getalwaarde van Ex 32,10 is 1959 (3 X 653) .

Ex 32,10   wë`aththâh   hannîchâh   wajjichar ´appî    bâhèm wa´äkhallem    wë´êsèh   ´ôthëkhâ lëgôj    gädôl   
Dt 9,14                wë´êsèh   ´ôthëkhâ lëgôj       

4. wajjichar ( hij ontbrandde ) < wë + act. qal imperfectum 3de pers. mann. enk. OF (2) wëjichar (en dat ontbrandde) act. qal jussief 3de pers. mann. enk. van het werkwoord chârah ( branden, ontbranden ) . Taalgebruik in Tenakh : (chârâh ( branden, ontbranden) . Getalwaarde : chet = 8, resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71) . Structuur : 8 - 2 - 5 . In toorn ontbranden . vergrammen < gram , Gr. chromos (ge-grom) . Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd . Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging , vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet' . Gr. thumos . Ned. toorn . Gr. perilupos : zeer bedroefd . Tenakh (50) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Bijbel (50) . Gn (5) . Ex (3) . Nu (10) . Dt (1) . Joz (1) . Re (6) . 1 S (5) . 2 S (6) . 2 K (1) . Gn (5) : (1) Gn 4,5 . (2) Gn 30,2 . (3) Gn 31,36 . (4) Gn 34,7 . (5) Gn 39,19 . Ex (3) : (1) Ex 4,14 . (2) Ex 32,10 . (3) Ex 32,19 . Nu (10) : (1) Nu 11,1 . (2) Nu 11,10 . (3) Nu 12,9 . (4) Nu 16,15 . (5) Nu 22,22 . (6) Nu 22,27 . (7) Nu 24,10 . (8) Nu 25,3 . (9) Nu 32,10 . (10) Nu 32,13 . Dt (1) Dt 29,26 . Eerdere Profeten (18) : (1) Joz 7,1 . (2) Re 2,14 . (3) Re 2,20 . (4) Re 3,8 . (5) Re 9,30 . (6) Re 10,7 . (7) Re 14,19 . (8) 1 S 11,6 . (9) 1 S 15,11 . (10) 1 S 17,28 . (11) 1 S 18,8 . (12) 1 S 20,30 . (13) 2 S 3,8 . (14) 2 S 6,7 . (15) 2 S 6,8 . (16) 2 S 12,5 . (17) 2 S 13,21 . (18) 2 K 13,3 .

Ex 32,10.4. - 5. wajjichar ´appî (en mijn woede zal ontbranden) . Tenakh (1) Ex 32,10 . wë chârâh ´appî (en mijn woede zal ontbranden) . Tenakh (2) : (1) Ex 22,23 . (2) Dt 31,17 .

Ex 32,10.8. - 9. wë´êsèh ´ôthëkhâ (en ik zal je maken) . Tenakh : (1) Ex 32,10 . (2) Dt 9,14 .

Ex 32,10.10. lëgôj (tot volk) . Voorzetsel lë + zelfstandig naamwoord gôj (volk) . Taalgebruik in Tenakh : gôj (volk) . Gr. ethnos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos (volk) . Taalgebruik in het N.T. : ethnos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . D. Volk . In vijftien verzen in de bijbel : (1) Gn 12,2 . (2) Gn 17,20 . (3) Gn 18,18 . (4) Gn 21,13 . (5) Gn 21,18 . (6) Gn 46,3 . (7) Ex 9,24 . (8) Ex 32,10 . (9) Nu 14,12 . (10) Dt 9,14 . (11) Dt 26,5 . (12) Js 26,15 . (13) Js 60,22 . (14) Ez 37,22 . (15) Mi 4,7 .

Ex 32,10.10. - 11. lëgôj gädôl (tot een groot volk) . In acht verzen in de bijbel : (1) Gn 12,2 . (2) Gn 17,20 . (3) Gn 18,18 . (4) Gn 21,18 . (5) Gn 46,3 . (6) Ex 32,10 . (7) Nu 14,12 . (8) Dt 26,5 .

Ex 32,10.8. - 9. wë´êsèh ´ôthëkhâ (en ik zal je maken) . Tenakh : (1) Ex 32,10 . (2) Dt 9,14 .

Ex 32,10.8. - 10. wë´è`êshèh ´ôthëkhâ lëgôj (ik zal je tot een volk maken) . Tenakh : (1) Ex 32,10 . (2) Dt 9,14 .

c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt
Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 : Mozes tot JHWH Ex 32,14 : JHWH tot Mozes

Bibliografie
- Aurelius, Erik, Der Fürbitter Israels. Eine Studie zum Mosebild im Alten Testament. The Coniectanea Biblica Series 27 , Stockholm , 1988.

Ex 32,11 - Ex 32,11 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai edeèthè môusès enanti kuriou tou theou kai eipen ina ti kurie thumoi orgè eis ton laon sou ous exègages ek gès aiguptou en ischui megalè kai en tô brachioni sou tô upsèlô  11 Moses autem orabat Dominum Deum suum dicens cur Domine irascitur furor tuus contra populum tuum quem eduxisti de terra Aegypti in fortitudine magna et in manu robusta     Mozes trachtte de Heer, zijn God, gunstig te stemmen en vroeg: Waarom Heer, uw toorn laten woeden tegen het volk dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid?   11 Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt?   [11] Mozes* trachtte de heer zijn God gunstig te stemmen en vroeg: ‘Waarom, heer, zou U uw toorn laten woeden tegen uw volk, dat U met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid?   [11] Mozes probeerde de HEER, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt u dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, HEER, dat u met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd?  11 Dan zoekt Mozes de zachtheid van het aanschijn van de ENE, zijn God; hij zegt: waarom, ENE, zou uw toorn losbranden tegen uw gemeente die gij hebt uitgeleid uit het land van Egypte met grote kracht en sterke hand?–   11. Moïse s'efforça d'apaiser Yahvé son Dieu et dit : « Pourquoi, Yahvé, ta colère s'enflammerait-elle contre ton peuple que tu as fait sortir d'Égypte par ta grande force et ta main puissante ?  

King James Bible . [11] And Moses besought the LORD his God, and said, LORD, why doth thy wrath wax hot against thy people, which thou hast brought forth out of the land of Egypt with great power, and with a mighty hand?
Luther-Bibel . 11 Mose aber flehte vor dem HERRN, seinem Gott, und sprach: Ach HERR, warum will dein Zorn entbrennen über dein Volk, das du mit großer Kraft und starker Hand aus Ägyptenland geführt hast?

Tekstuitleg van Ex 32,11 .

Ex 32,11                                             
                                             

Ex 32,11.2. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,11.5. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 .

Ex 32,11.7. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,11.13. - 14. ´äsjèr hôtse´thâ (die U deed uitgaan) . Tenakh (6) : (1) Ex 32,11 . (2) Dt 9,12 . (3) Dt 9,26 . (4) Dt 9,29 . (5) 1 K 8,51 . (6) .

Ex 32,11.15. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 of 391 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Ex (21 = 3 X 7) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 6,26 . (3) Ex 7,4 . (4) Ex 12,17 . (5) Ex 12,41 . (6) Ex 12,42 . (7) Ex 12,51 . (8) Ex 13,18 . (9) Ex 16,1 . (10) Ex 16,6 . (11) Ex 16,32 . (12) Ex 19,1 . (13) Ex 20,2 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,4 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 32,8 . (19) Ex 32,11 . (20) Ex 32,23 . (21) Ex 33,1 .

Ex 32,11.15. - 16. me´èrèts mitsërajim (uit het land Egypte) . Tenakh (45) . Pentateuch (26) . Ex (8) : (1) Ex 6,26 . (2) Ex 7,4 . (3) Ex 12,51 . (4) Ex 20,2 . (5) Ex 29,46 . (6) Ex 32,1 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,23 .

c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt

Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 : Mozes tot JHWH Ex 32,14 : JHWH tot Mozes

Ex 32,12 - Ex 32,12 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12mèpote eipôsin oi aiguptioi legontes meta ponèrias exègagen autous apokteinai en tois oresin kai exanalôsai autous apo tès gès pausai tès orgès tou thumou sou kai ileôs genou epi tè kakia tou laou sou  12 ne quaeso dicant Aegyptii callide eduxit eos ut interficeret in montibus et deleret e terra quiescat ira tua et esto placabilis super nequitia populi tui     12 Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde van den aardbodem? Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen.   [12] Waarom zou U de Egyptenaren laten honen: “Hij heeft ze laten gaan met de boze opzet ze in de bergen te laten omkomen en ze van de aarde weg te vagen.” Laat toch uw toorn niet langer tegen hen woeden. Zie af van het onheil waarmee U uw volk bedreigt.   [12] Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: “Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen”? Wees niet langer toornig en zie ervan af onheil over uw volk te brengen!   12 waarom zouden zij van Egypte zeggen zeggend: met kwade opzet heeft hij hen uitgeleid, om hen te vermoorden in de bergen om een eind aan hen te maken op het aanschijn van de bloedrode grond!– keer u af van het branden van uw toorn en heb berouw over het kwaad van uw gemeente!–   12. Pourquoi les Égyptiens diraient-ils : «C'est par méchanceté qu'il les a fait sortir, pour les faire périr dans les montagnes et les exterminer de la face de la terre» ? Reviens de ta colère ardente et renonce au mal que tu voulais faire à ton peuple.  

King James Bible . [12] Wherefore should the Egyptians speak, and say, For mischief did he bring them out, to slay them in the mountains, and to consume them from the face of the earth? Turn from thy fierce wrath, and repent of this evil against thy people.
Luther-Bibel . 12 Warum sollen die Ägypter sagen: Er hat sie zu ihrem Unglück herausgeführt, dass er sie umbrächte im Gebirge und vertilgte sie von dem Erdboden? Kehre dich ab von deinem grimmigen Zorn und lass dich des Unheils gereuen, das du über dein Volk bringen willst.

Tekstuitleg van Ex 32,12 .

c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt

Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 : Mozes tot JHWH Ex 32,14 : JHWH tot Mozes

11-13. me`al pëne(j) hâ´ädâmâh (vanop het aanschijn van de aarde) . Tenakh (13) : (1) Gn 4,14 . (2) Gn 6,7 . (3) Gn 7,4 . (4) Gn 8,8 . (5) Ex 32,12 . (6) Dt 6,15 . (7) 1 S 20,15 . (8) 1 K 9,7 . (9) 1 K 13,34 . (10) Jr 28,16 . (11) Am 9,8 . (12) Sef 1,2 . (13) Sef 1,3 .

Ex 32,13 - Ex 32,13 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13mnèstheis abraam kai isaak kai iakôb tôn sôn oiketôn ois ômosas kata seautou kai elalèsas pros autous legôn poluplèthunô to sperma umôn ôsei ta astra tou ouranou tô plèthei kai pasan tèn gèn tautèn èn eipas dounai tô spermati autôn kai kathexousin autèn eis ton aiôna  13 recordare Abraham Isaac et Israhel servorum tuorum quibus iurasti per temet ipsum dicens multiplicabo semen vestrum sicut stellas caeli et universam terram hanc de qua locutus sum dabo semini vestro et possidebitis eam semper     Denk aan uw dienaren Abraham, Isaäk en Israël, aan wie Gij onder ede beloofd hebt: Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en heel het land waarover Ik heb gesproken zal Ik uw nakomelingen voor altijd in bezit geven. Het zal voor eeuwig hun erfdeel zijn.   13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid.   [13] Denk aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede beloofd hebt: “Ik zal uw nakomelingen talrijk maken als de sterren aan de hemel, en heel het land waarover Ik heb gesproken zal Ik uw nakomelingen voor altijd in bezit geven. Het zal voor eeuwig hun erfdeel zijn.” ’  [13] Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie u onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan ik gesproken heb zal ik hun voor altijd in bezit geven.”’   13 denk toch aan Abraham, aan Isaak en aan Israël, uw dienaars, aan wie ge hebt gezworen bij uzelf en tot wie ge hebt gesproken: talrijk maken zal ik jullie zaad als de sterren des hemels; en heel dit land waarvan ik heb gezegd ‘ik geef het aan uw zaad’ zullen ze geschonken krijgen voor eeuwig!   13. Souviens-toi de tes serviteurs Abraham, Isaac et Israël, à qui tu as juré par toi-même et à qui tu as dit : Je multiplierai votre postérité comme les étoiles du ciel, et tout ce pays dont je vous ai parlé, je le donnerai à vos descendants et il sera leur héritage à jamais. »  

King James Bible . [13] Remember Abraham, Isaac, and Israel, thy servants, to whom thou swarest by thine own self, and saidst unto them, I will multiply your seed as the stars of heaven, and all this land that I have spoken of will I give unto your seed, and they shall inherit it for ever.
Luther-Bibel . 13 Gedenke an deine Knechte Abraham, Isaak und Israel, denen du bei dir selbst geschworen und verheißen hast: Ich will eure Nachkommen mehren wie die Sterne am Himmel, und dies ganze Land, das ich verheißen habe, will ich euren Nachkommen geben, und sie sollen es besitzen für ewig.

Tekstuitleg van Ex 32,13 .

Ex 32,13.1. zâkhar (gedenken, zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar (gedenken) . z k r : act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zâkhar (hij gedenkt) OF qal imperat. 2de pers. mann. enk. (gedenk) + qal. inf. constr. zëkhor (te gedenken) OF zelfst. naamw. zekhèr (herinnering, aandenken) OF bijvoegl. naamw. zâkhâr (mannelijk) . In 104 verzen in Tenakh . De getalwaarde van z-k-r is : zain = 7 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 . Totaal : 7 + 11 + 20 = 38 (2 X 19) OF 7 + 20 + 200 = 227 (priemgetal) .

Ex 32,13.1. - 2. zëkhor lë´abhërâhâm (gedenk Abraham) . Slechts in Ex 32,13 .

14. כְּכוֹכְבֵי = këkhôkhëbhê (als sterren) < prefix voorzetsel kë + zelfst. naamw. mann. mv. stat. constr. . Zie כוֹכָב = kôkhâbh (ster) . Taalgebruik in Tenakh : kôkhâbh (ster) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 ; waw = 6 , beth = 2 . Totaal : 30 (5 X 6) OF 48 (2² X 2² X 3) . Structuur : 2 - 6 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (7) : (1) Gn 22,17 . (2) Gn 26,4 . (3) Ex 32,13 . (4) Dt 1,10 . (5) Dt 10,22. (6) Dt 28,62 . (7) 1 Kr 27,23 .

14. - 15. Op een aantal bijbelplaatsen vinden we de vergelijking van het talrijk nageslacht met de sterren van de hemel : (1) כְּכוֹכְבֵי הַשָּׁמַיִם = këkhôkhëbhê hasjsjâmajim (als sterren van de hemelen) . Tenakh (5) : (1) Gn 22,17 . (2) Gn 26,4 . (3) Dt 1,10 . (4) Dt 10,22. (5) Dt 28,62 . (2) כְּכוֹכְבֵי הַשָּׁמָיִם = këkhôkhëbhê hasjsjâmajim (als sterren van de hemelen) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,13 . (2) 1 Kr 27,23 .

c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt

Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 : Mozes tot JHWH Ex 32,14 : JHWH tot Mozes

Ex 32,14 - Ex 32,14 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT 24ste (vierentwintigste) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai ilasthè kurios peri tès kakias ès eipen poièsai ton laon autou  14 placatusque est Dominus ne faceret malum quod locutus fuerat adversus populum suum     Toen zag de Heer af van het onheil waarmee Hij zijn volk had bedreigd.  14 Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen.   [14] Toen zag de heer af van het onheil waarmee Hij zijn volk had bedreigd.   [14] Toen zag de HEER ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd had.   14 Dan krijgt hij berouw, de ENE, over het kwaad dat hij heeft uitgesproken om zijn gemeente aan te doen. •   14. Et Yahvé renonça à faire le mal dont il avait menacé son peuple.  

King James Bible .[14] And the LORD repented of the evil which he thought to do unto his people.
Luther-Bibel . 14 Da gereute den HERRN das Unheil, das er seinem Volk zugedacht hatte. Die Strafe für den Abfall

Tekstuitleg van Ex 32,14 .

Ex 32,14.2. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 .

c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt

Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 : Mozes tot JHWH Ex 32,14 : JHWH tot Mozes

Ex 32,15 - Ex 32,15 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai apostrepsas môusès katebè apo tou orous kai ai duo plakes tou marturiou en tais chersin autou plakes lithinai katagegrammenai ex amfoterôn tôn merôn autôn enthen kai enthen èsan gegrammenai 15 et reversus est Moses de monte portans duas tabulas testimonii manu scriptas ex utraque parte     15 En Mozes wendde zich om, en klom van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven.   [15] Mozes* ging op weg en daalde de berg af. Hij had de twee platen van het verbond in zijn hand, de platen die aan beide kanten beschreven waren; ze waren aan twee kanten beschreven, aan de voorkant en de achterkant. [15] Mozes keerde zich om en ging de berg af. De twee platen met de verbondstekst droeg hij bij zich. Aan beide kanten waren ze beschreven, aan de voorkant en aan de achterkant.  15 ¶ Mozes wendt zich om en daalt af van de berg met de twee platen van de overeenkomst in zijn hand; platen beschreven aan hun beide kanten,– aan de ENE kant en de andere zijn zij beschreven.  15. Moïse se retourna et descendit de la montagne avec, en main, les deux tables du Témoignage, tables écrites des deux côtés, écrites sur l'une et l'autre face.  

King James Bible . [15] And Moses turned, and went down from the mount, and the two tables of the testimony were in his hand: the tables were written on both their sides; on the one side and on the other were they written.
Luther-Bibel . 15 Mose wandte sich und stieg vom Berge und hatte die zwei Tafeln des Gesetzes in seiner Hand; die waren beschrieben auf beiden Seiten.

Tekstuitleg van Ex 32,15 .

Ex 32,15.9. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,16 - Ex 32,16 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai ai plakes ergon theou èsan kai è grafè grafè theou estin kekolammenè en tais plaxin  16 et factas opere Dei scriptura quoque Dei erat sculpta in tabulis     16 En diezelfde tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift zelf, in de tafelen gegraveerd.  [16] De platen waren Gods eigen werk, het schrift was Gods eigen schrift; Hij had het er zelf ingegrift.   [16] De platen waren Gods eigen werk en het schrift dat erin gegrift was, was Gods eigen schrift.   16 Die platen, maaksel van God zijn die; en het schrift, handschrift van God is dat, gegrift op de platen.  16. Les tables étaient l'œuvre de Dieu et l'écriture était celle de Dieu, gravée sur les tables. 

King James Bible . [16] And the tables were the work of God, and the writing was the writing of God, graven upon the tables.
Luther-Bibel . 16 Und Gott hatte sie selbst gemacht und selber die Schrift eingegraben.

Tekstuitleg van Ex 32,16 .


Ex 32,17 - Ex 32,17 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai akousas ièsous tèn fônèn tou laou krazontôn legei pros môusèn fônè polemou en tè parembolè  17 audiens autem Iosue tumultum populi vociferantis dixit ad Mosen ululatus pugnae auditur in castris     17 Toen nu Jozua des volks stem hoorde, als het juichte, zo zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in het leger.   [17] Toen Jozua het gejoel in het kamp hoorde, zei hij tegen Mozes: ‘Dat lijkt wel het rumoer van een veldslag in het kamp.’  [17] Toen Jozua het geschreeuw van het volk hoorde, zei hij tegen Mozes: ‘Ik hoor strijdkreten in het kamp!’   17 Dan hoort Jozua het stemgeluid van de gemeente met zijn gejoel, en hij zegt tot Mozes: een geluid van oorlog in de legerplaats!    17. Josué entendit le bruit du peuple qui poussait des cris et il dit à Moïse : « Il y a un bruit de bataille dans le camp !»

King James Bible . [17] And when Joshua heard the noise of the people as they shouted, he said unto Moses, There is a noise of war in the camp.
Luther-Bibel . 17 Als nun Josua das Geschrei des Volks hörte, sprach er zu Mose: Es ist ein Kriegsgeschrei im Lager.

Tekstuitleg van Ex 32,17 .

Ex 32,17.7. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,17.9. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,18 - Ex 32,18 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai legei ouk estin fônè exarchontôn kat' ischun oude fônè exarchontôn tropès alla fônèn exarchontôn oinou egô akouô  18 qui respondit non est clamor adhortantium ad pugnam neque vociferatio conpellentium ad fugam sed vocem cantantium ego audio     18 Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps van nederlaag; ik hoor een stem van zingen bij beurte.   [18] Hij antwoordde: ‘Het zijn geen juichkreten van overwinnaars, en het is ook geen gejammer van overwonnenen, ze zijn aan het zingen, hoor ik.’   [18] Maar Mozes zei: ‘Dat is geen gejuich na een overwinning en geen geweeklaag na een nederlaag. Luid gejoel – dát hoor ik.’   18 Die zegt: geen geluid van beurtzangen bij overwinning, geen geluid van beurtzangen bij nederlaag; maar geluid van beurtzangen hoor ik wel!    18. Mais il dit :« Ce n'est pas le bruit de chants de victoire, ce n'est pas le bruit de chants de défaite, c'est le bruit de chants alternés que j'entends. »

King James Bible . [18] And he said, It is not the voice of them that shout for mastery, neither is it the voice of them that cry for being overcome: but the noise of them that sing do I hear.
Luther-Bibel . 18 Er antwortete: Es ist kein Geschrei wie bei einem Sieg und es ist kein Geschrei wie bei einer Niederlage, ich höre Geschrei wie beim Tanz.

Tekstuitleg van Ex 32,18 .

Ex 32,18.1. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

12. ´ânokhî (ik) . אנכי . Zie : ´änî (ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî (ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô (ik) . Taalgebruik in de LXX : egô (ik) .
- Lat. ego sum (ik ben) . Ned. : ik . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) .
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .

Ex 32,19 - Ex 32,19 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai ènika èggizen tè parembolè ora ton moschon kai tous chorous kai orgistheis thumô môusès erripsen apo tôn cheirôn autou tas duo plakas kai sunetripsen autas upo to oros  19 cumque adpropinquasset ad castra vidit vitulum et choros iratusque valde proiecit de manu tabulas et confregit eas ad radices montis     19 En het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak.  [19] Toen Mozes dichter bij het kamp kwam, zag hij het stierkalf en het gedans. Hij werd razend en smeet de platen tegen de voet van de berg aan stukken.   [19] Dichter bij het kamp gekomen, zag hij het stierenbeeld en het gedans. Woedend smeet hij de platen aan de voet van de berg aan stukken.   19 Het geschiedt: zodra hij is genaderd tot de legerplaats en het stierkalf ziet, en reidansen, ontbrandt de toorn van Mozes; hij smijt de platen uit zijn hand en breekt ze in stukken, daar onderaan de berg.    19. Et voici qu'en approchant du camp il aperçut le veau et des chœurs de danse. Moïse s'enflamma de colère ; il jeta de sa main les tables et les brisa au pied de la montagne.

King James Bible . [19] And it came to pass, as soon as he came nigh unto the camp, that he saw the calf, and the dancing: and Moses' anger waxed hot, and he cast the tables out of his hands, and brake them beneath the mount.
Luther-Bibel . 19 Als Mose aber nahe zum Lager kam und das Kalb und das Tanzen sah, entbrannte sein Zorn und er warf die Tafeln aus der Hand und zerbrach sie unten am Berge

Tekstuitleg van Ex 32,19 .

10. wajjichar ( hij ontbrandde ) < wë + act. qal imperfectum 3de pers. mann. enk. OF (2) wëjichar (en dat ontbrandde) act. qal jussief 3de pers. mann. enk. van het werkwoord chârah ( branden, ontbranden ) . Taalgebruik in Tenakh : (chârâh ( branden, ontbranden) . Getalwaarde : chet = 8, resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71) . Structuur : 8 - 2 - 5 . In toorn ontbranden . vergrammen < gram , Gr. chromos (ge-grom) . Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd . Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging , vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet' . Gr. thumos . Ned. toorn . Gr. perilupos : zeer bedroefd . Tenakh (50) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Bijbel (50) . Gn (5) . Ex (3) . Nu (10) . Dt (1) . Joz (1) . Re (6) . 1 S (5) . 2 S (6) . 2 K (1) . Gn (5) : (1) Gn 4,5 . (2) Gn 30,2 . (3) Gn 31,36 . (4) Gn 34,7 . (5) Gn 39,19 . Ex (3) : (1) Ex 4,14 . (2) Ex 32,10 . (3) Ex 32,19 . Nu (10) : (1) Nu 11,1 . (2) Nu 11,10 . (3) Nu 12,9 . (4) Nu 16,15 . (5) Nu 22,22 . (6) Nu 22,27 . (7) Nu 24,10 . (8) Nu 25,3 . (9) Nu 32,10 . (10) Nu 32,13 . Dt (1) Dt 29,26 . Eerdere Profeten (18) : (1) Joz 7,1 . (2) Re 2,14 . (3) Re 2,20 . (4) Re 3,8 . (5) Re 9,30 . (6) Re 10,7 . (7) Re 14,19 . (8) 1 S 11,6 . (9) 1 S 15,11 . (10) 1 S 17,28 . (11) 1 S 18,8 . (12) 1 S 20,30 . (13) 2 S 3,8 . (14) 2 S 6,7 . (15) 2 S 6,8 . (16) 2 S 12,5 . (17) 2 S 13,21 . (18) 2 K 13,3 .

Ex 32,19.12. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,20 - Ex 32,20 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai labôn ton moschon on epoièsan katekausen auton en puri kai katèlesen auton lepton kai espeiren auton epi to udôr kai epotisen auto tous uious israèl  20 arripiensque vitulum quem fecerant conbusit et contrivit usque ad pulverem quem sparsit in aqua et dedit ex eo potum filiis Israhel    20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide het op het water, en deed het den kinderen Israëls drinken.   [20] Toen greep hij het beeld dat zij gemaakt hadden, gooide het in het vuur, verpulverde het, strooide de as in het water en liet dat de Israëlieten drinken.   [20] Hij greep het stierenbeeld, gooide het in het vuur en verpulverde het. De as strooide hij op het water, en dat liet hij de Israëlieten drinken.   20 Hij neemt het stierkalf dat ze gemaakt hebben op, en verbrandt het in het vuur; hij vermaalt het tot dun stof, hij verstrooit het op het aanschijn van het water en laat dan de zonen Israëls ervan drinken.    20. Il prit le veau qu'ils avaient fabriqué, le brûla au feu, le moulut en poudre fine, et en saupoudra la surface de l'eau qu'il fit boire aux Israélites.  

King James Bible . [20] And he took the calf which they had made, and burnt it in the fire, and ground it to powder, and strawed it upon the water, and made the children of Israel drink of it.
Luther-Bibel . 20 und nahm das Kalb, das sie gemacht hatten, und ließ es im Feuer zerschmelzen und zermalmte es zu Pulver und streute es aufs Wasser und gab's den Israeliten zu trinken.

Tekstuitleg van Ex 32,20 . Het vers Ex 32,20 telt 19 woorden en 63 (3² X 7) letters . De getalwaarde van Ex 32,20 is 5149 (19 X 271) .

6. wajjishëroph (en hij verbrandde) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. shâraph (branden, verbranden) . Taalgebruik in Tenakh : shâraph (branden, verbranden) . Getalwaarde : shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , pe = 17 of 80 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 580 (2² X 5 X 29) . Structuur : 3 - 2 - 8 . Tenakh (11) : (1) Ex 32,20 . (2) Joz 8,28 . (3) 1 K 15,13 . (4) 1 K 16,18 . (5) 2 K 23,6 . (6) 2 K 23,15 . (7) 2 K 23,16 . (8) 2 K 23,20 . (9) 2 K 25,9 . (10) Jr 52,13 . (11) 2 Kr 15,16 .

7. אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (144) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (53) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (30) . Gn (1) : Gn 15,17 . Ex (8) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 9,23 . (3) Ex 12,8 . (4) Ex 12,9 . (5) Ex 13,21 . (6) Ex 14,24 . (7) Ex 22,5 . (8) Ex 35,3 .
- בָּאֵשׁ / בְּאֵשׁ = bë´esj / bâ´esj (in - het - vuur) < bë + (bepaald. lidw. ha) + אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (16) . Niet in Gn . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 29,14 . (5) Ex 29,34 . (6) Ex 32,20 . (7) Ex 32,24 .

bë´esj (in vuur) < bë + ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 of 301 . Tenakh (144) . Taalgebruik in Amos : ´esj (vuur) . Taalgebruik in de Septuaginta : pur (vuur) . Taalgebruik in het NT : pur (vuur) . Ned. : p -> ph = f -> v in vuur . D. Feuer . E. fire . Fr. feu . Lat. ignis . Een vorm van pur (vuur) in het NT (71) , in de LXX (540) . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 29,14 . (5) Ex 29,34 . (6) Ex 32,20 . (7) Ex 32,24 .

6. - 7. wajjishëroph bë´esj (en hij verbrandde met / in vuur) . Tenakh (1) : Ex 32,20 .

Ex 32,21 - Ex 32,21 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai eipen môusès tô aarôn ti epoièsen soi o laos outos oti epègages ep' autous amartian megalèn  21 dixitque ad Aaron quid tibi fecit hic populus ut induceres super eum peccatum maximum     21 En Mozes zeide tot Aäron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt?   [21] Daarna* vroeg Mozes aan Aäron: ‘Wat heeft het volk toch met je gedaan, dat je het tot zo’n zware zonde hebt laten komen?’  [21] Tegen Aäron zei hij: ‘Wat heeft dit volk je misdaan, dat je zo’n zware schuld op hen geladen hebt?’   21 ¶ Mozes zegt tot Aäron: wat heeft deze gemeente je gedaan dat je daarover zo’n grote zonde hebt gebracht?   21. Moïse dit à Aaron : « Que t'a fait ce peuple pour l'avoir chargé d'un si grand péché ? »

King James Bible . [21] And Moses said unto Aaron, What did this people unto thee, that thou hast brought so great a sin upon them?
Luther-Bibel . 21 Und er sprach zu Aaron: Was hat dir das Volk getan, dass du eine so große Sünde über sie gebracht hast?

Tekstuitleg van Ex 32,21 .

Ex 32,21.1. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,21.2. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,21.1. - 2. wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . In zesenvijftig (7 X 8) verzen in de bijbel . Enkel in EX , Lv en Nu . In vijfendertig (5 X 7) verzen in Ex (Exodus) . In drie verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,21 . (2) Ex 32,29 . (3) Ex 32,30 .

Ex 32,22 - Ex 32,22 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai eipen aarôn pros môusèn mè orgizou kurie su gar oidas to ormèma tou laou toutou 22 cui ille respondit ne indignetur dominus meus tu enim nosti populum istum quod pronus sit ad malum     22 Toen zeide Aäron: De toorn mijns heren ontsteke niet! gij kent dit volk, dat het in den boze ligt.  [22] Aäron antwoordde: ‘Mijn heer moet niet kwaad zijn. U weet zelf hoe dit volk tot kwaad geneigd is.  [22] ‘Ik smeek je je woede te bedwingen,’ antwoordde Aäron. ‘Je weet dat dit volk alleen maar kwaad wil.   22 Aäron zegt: niet ontbrande de toorn van mijn heer; zelf weet ge van de gemeente dat die in kwaad verstrikt is.    22. Aaron répondit : « Que la colère de Monseigneur ne s'enflamme pas, tu sais toi-même que ce peuple est mauvais.  

King James Bible . [22] And Aaron said, Let not the anger of my lord wax hot: thou knowest the people, that they are set on mischief.
Luther-Bibel . 22 Aaron sprach: Mein Herr lasse seinen Zorn nicht entbrennen. Du weißt, dass dies Volk böse ist.

Tekstuitleg van Ex 32,22 .

Ex 32,22.1. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,23 - Ex 32,23 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23legousin gar moi poièson èmin theous oi proporeusontai èmôn o gar môusès outos o anthrôpos os exègagen èmas ex aiguptou ouk oidamen ti gegonen autô  23 dixerunt mihi fac nobis deos qui praecedant nos huic enim Mosi qui nos eduxit de terra Aegypti nescimus quid acciderit    23 Zij dan zeiden tot mij: Maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan, want dezen Mozes, dien man, die ons uit Egypteland opgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij.   [23] Ze vroegen mij: “Maak een god die voor ons uittrekt. Want die Mozes, de man die ons uit Egypte heeft geleid, we weten niet wat er met hem aan de hand is.”   [23] Ze zeiden tegen mij: “Maak een god* voor ons die ons kan leiden, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft gehaald, weten we niet.”   23 Ze zeiden tot mij: maak voor ons goden die voor ons aanschijn uit gaan!– want hij, die man Mozes, die ons heeft doen opklimmen uit het land van Egypte, we weten niet wat hem is overkomen!–  23. Ils m'ont dit : «Fais-nous un dieu qui aille devant nous, car ce Moïse, l'homme qui nous a fait monter du pays d'Égypte, nous ne savons pas ce qui lui est arrivé. »

King James Bible . [23] For they said unto me, Make us gods, which shall go before us: for as for this Moses, the man that brought us up out of the land of Egypt, we wot not what is become of him.
Luther-Bibel . 23 Sie sprachen zu mir: Mache uns einen Gott, der vor uns hergehe; denn wir wissen nicht, was mit diesem Mann Mose geschehen ist, der uns aus Ägyptenland geführt hat.

Tekstuitleg van Ex 32,23 .

5. - 6. ´èlohîm ´äsjèr (goden / God die) . Tenakh (6) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,23 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,14 . (5) Joz 24,15 . (6) Ps 95,3 .

Ex 32,23.11. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,23.15. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 of 391 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Ex (21 = 3 X 7) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 6,26 . (3) Ex 7,4 . (4) Ex 12,17 . (5) Ex 12,41 . (6) Ex 12,42 . (7) Ex 12,51 . (8) Ex 13,18 . (9) Ex 16,1 . (10) Ex 16,6 . (11) Ex 16,32 . (12) Ex 19,1 . (13) Ex 20,2 . (14) Ex 29,46 . (15) Ex 32,1 . (16) Ex 32,4 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 32,8 . (19) Ex 32,11 . (20) Ex 32,23 . (21) Ex 33,1 .

Ex 32,23.15. - 16. me´èrèts mitsërajim (uit het land Egypte) . Tenakh (45) . Pentateuch (26) . Ex (8) : (1) Ex 6,26 . (2) Ex 7,4 . (3) Ex 12,51 . (4) Ex 20,2 . (5) Ex 29,46 . (6) Ex 32,1 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,23 .

Ex 32,24 - Ex 32,24 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai eipa autois ei tini uparchei chrusia perielesthe kai edôkan moi kai erripsa eis to pur kai exèlthen o moschos outos  24 quibus ego dixi quis vestrum habet aurum tulerunt et dederunt mihi et proieci illud in ignem egressusque est hic vitulus     24 Toen zeide ik tot hen: Wie goud heeft, die rukke het af, en geve het mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. [24] Ik antwoordde: “Laat iedereen die goud draagt dit afdoen.” Toen brachten ze mij het goud, ik wierp het in het vuur en zo zijn we aan dit gouden kalf gekomen.’   [24] Toen ik hun om goud vroeg, deden ze meteen hun sieraden af en gaven ze aan mij. Ik gooide ze in het vuur en toen kwam dat kalf eruit te voorschijn.’   24 ik zei tot hen: wie heeft er goud?– ze hebben er zich van ontdaan en het gegeven aan mij; ik wierp het in het vuur, en dit stierkalf is eruit gekomen!   24. Je leur ai dit : «Quiconque a de l'or s'en dessaisisse. » Ils me l'ont donné. Je l'ai jeté dans le feu et il en est sorti le veau que voici.

King James Bible . [24] And I said unto them, Whosoever hath any gold, let them break it off. So they gave it me: then I cast it into the fire, and there came out this calf.
Luther-Bibel . 24 Ich sprach zu ihnen: Wer Gold hat, der reiße es ab und gebe es mir. Und ich warf es ins Feuer; daraus ist das Kalb geworden.

Tekstuitleg van Ex 32,24 .

9. אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (144) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (53) . 12 Kleine Profeten (18) . Geschriften (30) . Gn (1) : Gn 15,17 . Ex (8) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 9,23 . (3) Ex 12,8 . (4) Ex 12,9 . (5) Ex 13,21 . (6) Ex 14,24 . (7) Ex 22,5 . (8) Ex 35,3 .
- בָּאֵשׁ / בְּאֵשׁ = bë´esj / bâ´esj (in - het - vuur) < bë + (bepaald. lidw. ha) + אֵש = ´esj (vuur) . Taalgebruik in Tenakh : ´esj (vuur) . Getalwaarde : aleph = 1 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 22 (2 X 11) of 301 (7 X 43) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (128) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (35) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (16) . Niet in Gn . Ex (7) : (1) Ex 3,2 . (2) Ex 12,10 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 29,14 . (5) Ex 29,34 . (6) Ex 32,20 . (7) Ex 32,24 .

Ex 32,25 - Ex 32,25 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai idôn môusès ton laon oti dieskedastai dieskedasen gar autous aarôn epicharma tois upenantiois autôn 25 videns ergo Moses populum quod esset nudatus spoliaverat enim eum Aaron propter ignominiam sordis et inter hostes nudum constituerat     25 Als Mozes zag, dat het volk ontbloot was, (want Aäron had het ontbloot tot verkleining onder degenen, die tegen hen hadden mogen opstaan),   [25] Toen* Mozes zag dat het volk zich te buiten was gegaan – Aäron had hen hun gang laten gaan, zodat zij voor tegenstanders een gemakkelijke prooi waren –  [25] Mozes begreep dat het volk zich had laten gaan omdat Aäron niet ingegrepen had, en dat hun vijanden daarom de spot met hen zouden drijven.   25 Mozes ziet de gemeente aan: ja, teugelloos is die!, omdat Aäron hem de vrije teugel heeft gelaten tot leedvermaak bij hun tegenstanders.    25. Moïse vit que le peuple s'était déchaîné - car Aaron les avait abandonnés à la honte parmi leurs adversaires -  

King James Bible . [25] And when Moses saw that the people were naked; (for Aaron had made them naked unto their shame among their enemies:)
Luther-Bibel . 25 Als nun Mose sah, dass das Volk zuchtlos geworden war – denn Aaron hatte sie zuchtlos werden lassen zum Gespött ihrer Widersacher –,

Tekstuitleg van Ex 32,25 .

Ex 32,25.2. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,26 - Ex 32,26 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26estè de môusès epi tès pulès tès parembolès kai eipen tis pros kurion itô pros me sunèlthon oun pros auton pantes oi uioi leui  26 et stans in porta castrorum ait si quis est Domini iungatur mihi congregatique sunt ad eum omnes filii Levi     26 Zo bleef Mozes staan in de poort des legers, en zeide: Wie den HEERE toebehoort, kome tot mij! Toen verzamelden zich tot hem al de zonen van Levi.   [26] ging hij aan de ingang van het kamp staan en riep: ‘Wie voor de heer is, kom hierheen!’ Toen al de Levieten zich bij hem voegden  [26] Hij ging bij de ingang van het kamp staan en zei: ‘Wie voor de HEER kiest, moet hier komen.’ Alle nakomelingen van Levi voegden zich bij hem.   26 Mozes stelt zich op in de poort van de legerplaats en zegt: wie voor de ENE is: naar mij toe! Dan verzamelen zich bij hem alle zonen Levi.  26. et Moïse se tint à la porte du camp et dit : « Qui est pour Yahvé, à moi !» Tous les fils de Lévi se groupèrent autour de lui.  

King James Bible . [26] Then Moses stood in the gate of the camp, and said, Who is on the LORD's side? let him come unto me. And all the sons of Levi gathered themselves together unto him.
Luther-Bibel . 26 trat er in das Tor des Lagers und rief: Her zu mir, wer dem HERRN angehört! Da sammelten sich zu ihm alle Söhne Levi.

Tekstuitleg van Ex 32,26 .

Ex 32,26.1. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,262. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,27 - Ex 32,27 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27kai legei autois tade legei kurios o theos israèl thesthe ekastos tèn eautou romfaian epi ton mèron kai dielthate kai anakampsate apo pulès epi pulèn dia tès parembolès kai apokteinate ekastos ton adelfon autou kai ekastos ton plèsion autou kai ekastos ton eggista autou  27 quibus ait haec dicit Dominus Deus Israhel ponat vir gladium super femur suum ite et redite de porta usque ad portam per medium castrorum et occidat unusquisque fratrem et amicum et proximum suum     27 En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste!   [27] zei hij tegen hen: ‘Zo spreekt de heer, Israëls God: Iedereen moet zijn zwaard aangespen. Doorkruis het kamp van poort tot poort en sla iedereen neer, al is het uw broer, uw vriend of uw bloedverwant.’  [27] Hij zei tegen hen: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Gord je zwaard om, jullie allemaal, doorkruis het kamp in de volle lengte en breedte en dood iedereen die je tegenkomt, al is het je broer, vriend of verwant.’   27 Hij zegt tot hen: zó heeft gezegd de ENE, Israëls God: doen jullie ieder zijn zwaard aan zijn heup; steekt over en keert om van poort tot poort in de legerplaats, en brengt om: ieder zijn broeder, ieder zijn naaste en ieder zijn naaste verwant!  27. Il leur dit : « Ainsi parle Yahvé, le Dieu d'Israël : ceignez chacun votre épée sur votre hanche, allez et venez dans le camp, de porte en porte, et tuez qui son frère, qui son ami, qui son proche. » 

King James Bible . [27] And he said unto them, Thus saith the LORD God of Israel, Put every man his sword by his side, and go in and out from gate to gate throughout the camp, and slay every man his brother, and every man his companion, and every man his neighbour.
Luther-Bibel . 27 Und er sprach zu ihnen: So spricht der HERR, der Gott Israels: Ein jeder gürte sein Schwert um die Lenden und gehe durch das Lager hin und her von einem Tor zum andern und erschlage seinen Bruder, Freund und Nächsten.

Tekstuitleg van Ex 32,27 .

Ex 32,27.1. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,273. - 4. ´èloh(j)e jishërâel (de God van Israël) . Tenakh (191) . Pentateuch (6) : (1) Gn 33,20 . (2) Ex 5,1 . (3) Ex 24,10 . (4) Ex 32,27 . (5) Ex 34,23 . (6) Nu 16,9 .

Ex 32,275. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 .

3. - 5. koh ´âmar JHWH (zo spreekt JHWH) . Tenakh (247) . Ex (10) : (1) Ex 4,22 . (2) Ex 5,1 . (3) Ex 7,17 (1ste plaag) . (4) Ex 7,26 (2de plaag) . (5) Ex 8,16 (4de plaag) . (6) Ex 9,1 (5de plaag) . (7) Ex 9,13 (7de plaag) . (8) Ex 10,3 (8ste plaag) . (9) Ex 11,4 (10de plaag) . (10) Ex 32,27 .

Ex 32,28 - Ex 32,28 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28kai epoièsan oi uioi leui katha elalèsen autois môusès kai epesan ek tou laou en ekeinè tè èmera eis trischilious andras  28 fecerunt filii Levi iuxta sermonem Mosi cecideruntque in die illo quasi tria milia hominum     28 En de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op dien dag, drie duizend man.   [28] De Levieten deden wat Mozes hun bevolen had en zo kwamen er die dag ongeveer drieduizend mensen om.   [28] De Levieten deden wat Mozes hun had opgedragen, en zo kwamen er die dag ongeveer drieduizend Israëlieten om.   28 De zonen Levi doen naar het woord van Mozes; er valt uit de gemeente op die dag zo’n drieduizend man.   28. Les fils de Lévi firent ce que Moïse avait dit, et du peuple, il tomba ce jour-là environ trois mille hommes.  

King James Bible . [28] And the children of Levi did according to the word of Moses: and there fell of the people that day about three thousand men.
Luther-Bibel . 28 Die Söhne Levi taten, wie ihnen Mose gesagt hatte; und es fielen an dem Tage vom Volk dreitausend Mann.

Tekstuitleg van Ex 32,28 .

Ex 32,28.5. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,29 - Ex 32,29 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29kai eipen autois môusès eplèrôsate tas cheiras umôn sèmeron kuriô ekastos en tô uiô è tô adelfô dothènai ef' umas eulogian  29 et ait Moses consecrastis manus vestras hodie Domino unusquisque in filio et fratre suo ut detur vobis benedictio     29 Want Mozes had gezegd: Vult heden uw handen den HEERE; want elk zal zijn tegen zijn zoon, en tegen zijn broeder; en dit, opdat Hij heden een zegen over ulieden geve!   [29] Mozes sprak toen tot de Levieten: ‘Vandaag zijn jullie priesters geworden voor de heer door het prijsgeven van uw zoon of broer. Vandaag hebt u zegen over u geroepen.’   [29] ‘Vandaag hebt u zich aan de HEER gewijd,’ zei Mozes, ‘door u zelfs tegen uw zonen en broers te keren. U hebt vandaag zijn zegen verworven.’   29 Dan zegt Mozes: vult heden uw hand voor de ENE , ja ieder tegen zijn zoon en tegen zijn broeder,– om heden een zegen over u te geven!   29. Moïse dit : « Vous vous êtes aujourd'hui conféré l'investiture pour Yahvé, qui au prix de son fils, qui au prix de son frère, de sorte qu'il vous donne aujourd'hui la bénédiction.

King James Bible . [29] For Moses had said, Consecrate yourselves to day to the LORD, even every man upon his son, and upon his brother; that he may bestow upon you a blessing this day.
Luther-Bibel . 29 Da sprach Mose: Füllt heute eure Hände zum Dienst für den HERRN – denn ein jeder ist wider seinen Sohn und Bruder gewesen –, damit euch heute Segen gegeben werde.

Tekstuitleg van Ex 32,29 .

Ex 32,29.1. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,29.2. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,29.1. - 2. wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . In zesenvijftig (7 X 8) verzen in de bijbel . In vijfendertig (5 X 7) verzen in Ex (Exodus) . In drie verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,21 . (2) Ex 32,29 . (3) Ex 32,30 .

Ex 32,30 - Ex 32,30 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30kai egeneto meta tèn aurion eipen môusès pros ton laon umeis èmartèkate amartian megalèn kai nun anabèsomai pros ton theon ina exilasômai peri tès amartias umôn  30 facto autem die altero locutus est Moses ad populum peccastis peccatum maximum ascendam ad Dominum si quo modo eum quivero deprecari pro scelere vestro     30 En het geschiedde des anderen daags, dat Mozes tot het volk zeide: Gijlieden hebt een grote zonde gezondigd; doch nu, ik zal tot den HEERE opklimmen; misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde.  [30] De volgende dag zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Maar ik zal weer de berg opgaan, naar de heer. Misschien kan ik verzoening bewerken voor uw zonden.’   [30] De volgende morgen zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de HEER ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.’   30 ¶ Het geschiedt de volgende morgen dat Mozes tot de gemeente zegt: gíj hebt gezondigd met grote zonde; nú zal ik opklimmen tot de ENE: misschien krijg ik verzoening voor uw zonde!    30. Le lendemain, Moïse dit au peuple : « Vous avez commis, vous, un grand péché. Je m'en vais maintenant monter vers Yahvé. Peut-être pourrai-je expier votre péché !»

King James Bible . [30] And it came to pass on the morrow, that Moses said unto the people, Ye have sinned a great sin: and now I will go up unto the LORD; peradventure I shall make an atonement for your sin.
Luther-Bibel . 30 Am nächsten Morgen sprach Mose zum Volk: Ihr habt eine große Sünde getan; nun will ich hinaufsteigen zu dem HERRN, ob ich vielleicht Vergebung erwirken kann für eure Sünde.

Tekstuitleg van Ex 32,30 .

Ex 32,30.3. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,30.4. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,30.3. - 4. wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . In zesenvijftig (7 X 8) verzen in de bijbel . In vijfendertig (5 X 7) verzen in Ex (Exodus) . In drie verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,21 . (2) Ex 32,29 . (3) Ex 32,30 .

Ex 32,30.14. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 .

Ex 32,31 - Ex 32,31 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31upestrepsen de môusès pros kurion kai eipen deomai kurie èmartèken o laos outos amartian megalèn kai epoièsan eautois theous chrusous  31 reversusque ad Dominum ait obsecro peccavit populus iste peccatum magnum feceruntque sibi deos aureos aut dimitte eis hanc noxam     31 Zo keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.   [31] Mozes ging weer naar de heer en sprak: ‘Helaas, dit volk heeft zwaar tegen U gezondigd door een god van goud te maken.  [31] Hierop keerde hij terug naar de HEER. ‘Ach HEER,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt.   31 Dan keert Mozes terug tot de ENE en zegt: o!, gezondigd heeft deze gemeente met grote zonde, ze hebben zich een god gemaakt van goud!   31. Moïse retourna donc vers Yahvé et dit : « Hélas, ce peuple a commis un grand péché. Ils se sont fabriqué un dieu en or.  

King James Bible . [31] And Moses returned unto the LORD, and said, Oh, this people have sinned a great sin, and have made them gods of gold.
Luther-Bibel . 31 Als nun Mose wieder zu dem HERRN kam, sprach er: Ach, das Volk hat eine große Sünde getan, und sie haben sich einen Gott von Gold gemacht.

Tekstuitleg van Ex 32,31 .

Ex 32,31.2. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,31.1. - 2. wajjâsjâbh mosjèh (en Mozes keerde terug) . Tenakh (2) : (1) Ex 5,22 . (2) Ex 32,31 .

Ex 32,31.4. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 .

Ex 32,31.1. - 4. wajjâsjâbh mosjèh ´èl JHWH (en Mozes keerde terug naar JHWH) . Tenakh (2) : (1) Ex 5,22 . (2) Ex 32,31 .

Ex 32,31.5. wajj´omèr (en hij zei) : actief qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Ex: ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 of 241 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Tenakh (1879) . Tenakh (594) . In 150 verzen in Ex . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal .
- wajëdabber (en hij sprak) : actief piël imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) .. In 192 (26 X 7) verzen in Tenakh . In 140 (20 X 7) verzen in de Pentateuch . In twintig verzen in Ex . In één vers in Ex 32 : Ex 32,7 (JHWH tot Mozes) .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,31.7. - 8. châtâ´hâ`âm (het volk heeft gezondigd) . Tenakh (1) Ex 32,31 .

- pânîm èl pânîm (van aangezicht tot aangezicht) . In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 32,31 . (2) Ex 33,11 . (3) Dt 34,10 . (4) Re 6,22 . (5) Ez 20,35 .

Ex 32,32 - Ex 32,32 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
32kai nun ei men afeis autois tèn amartian afes ei de mè exaleipson me ek tès biblou sou ès egrapsas  32 aut si non facis dele me de libro tuo quem scripsisti    32 Nu dan, indien Gij hun zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt.   [32] Kunt U hun toch geen vergiffenis schenken? Als dat niet gaat, schrap mij dan uit het boek* dat U hebt geschreven.’   [32] Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’   32 En nu: áls gij hun zonde wilt wegdragen!… en indien niet: vaag míj dan weg uit uw boekrol die ge hebt geschreven!  32. Pourtant, s'il te plaisait de pardonner leur péché... Sinon, efface-moi, de grâce, du livre que tu as écrit !»

King James Bible . [32] Yet now, if thou wilt forgive their sin--; and if not, blot me, I pray thee, out of thy book which thou hast written.
Luther-Bibel . 32 Vergib ihnen doch ihre Sünde; wenn nicht, dann tilge mich aus deinem Buch, das du geschrieben hast.

Tekstuitleg van Ex 32,32 .

b' : Ex 32,33-33,3 woorden van JHWH
Ex 32,33 - Ex 32,34 : het woord van JHWH tot Mozes (4 + 6 + 18 = 28) . Citaat : 24 (2³ X 3) . Ex 32,35 : de straf van JHWH Ex 33,1 - Ex 33,2 - Ex 33,3 : Nogmaals het woord van JHWH aan Mozes

In Ex 32,9 - Ex 32,10 en Ex 32,33 - Ex 32,34 is JHWH aan het woord . Deze verzen tellen 24 + 28 = 52 (2 X 26) woorden ; de citaten tellen 52 - 8 = 44 (2² X 11) woorden .

Ex 32,33 - Ex 32,33 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
33kai eipen kurios pros môusèn ei tis èmartèken enôpion mou exaleipsô auton ek tès biblou mou  33 cui respondit Dominus qui peccaverit mihi delebo eum de libro meo     33 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt.   [33] De heer antwoordde Mozes: ‘Ik schrap uit mijn boek alleen wie tegen Mij zondigt.   [33] De HEER antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen mij gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek.   33 Dan zegt de ENE tot Mozes: wie werkelijk tegen mij gezondigd heeft, die veeg ik weg uit mijn boek!–  33. Yahvé dit à Moïse : « Celui qui a péché contre moi, c'est lui que j'effacerai de mon livre.  

King James Bible . [33] And the LORD said unto Moses, Whosoever hath sinned against me, him will I blot out of my book.
Luther-Bibel . 33 Der HERR sprach zu Mose: Ich will den aus meinem Buch tilgen, der an mir sündigt.

Tekstuitleg van Ex 32,33 .

Ex 32,33.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .

  bijbel Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 32-34  
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) 192 140 34 9 1 8 16 20 40 59 7 3  
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) 1879 594 868 120 56 241 315 150 10 95 24 27  

- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Samen : 40 + 2 = 42 (6 X 7) . Ex (150) . Ex 25-31 (2) : (1) Ex 30,34 . Ex 32-34 (27) . In veertien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,2 (Aäron tot het volk) . (2) Ex 32,5 (Aäron tot het volk) . (3) Ex 32,9 (JHWH tot Mozes) . (4) Ex 32,11 (Mozes tot JHWH) . (5) Ex 32,17 (Jozua tot Mozes) . (6) Ex 32,18 (Mozes tot Jozua) . (7) Ex 32,21 (Mozes tot Aäron) . (8) Ex 32,22 (Aäron tot Mozes) . (9) Ex 32,26 (Mozes tot het volk) . (10) Ex 32,27 (Mozes tot de Levieten) . (11) Ex 32,29 (Mozes tot de Levieten) . (12) Ex 32,30 (Mozes tot het volk) . (13) Ex 32,31 (Mozes tot JHWH) . (14) Ex 32,33 (JHWH tot Mozes) . Aäron is driemaal aan het woord , JHWH tweemaal , Jozua éénmaal , Mozes achtmaal . Ex 33 (9) : (1) Ex 33,5 . (2) Ex 33,12 . (3) Ex 33,14 . (4) Ex 33,15 . (5) Ex 33,17 . (6) Ex 33,18 . (7) Ex 33,19 . (8) Ex 33,20 . (9) Ex 33,21 . Ex 34 (4) : (1) Ex 34,1 . (2) Ex 34,9 . (3) Ex 34,10 . (4) Ex 34,27 .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt   NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 25 30 38 68 28   31  13  19   
  act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen 3024  2426  684 985 234 63 309 378 149 15 98 44   598  118  56  223  114  75  397       

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .
- In Ex 32 is JHWH driemaal aan het woord : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 .

Ex 32,33.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Ex (299) . In 26 verzen in Ex 25-31 (de wetten over het heiligdom) . In veertien (2 X 7) verzen in de eerste redevoering (Ex 25,2 - 30,10) . In zeven verzen in de inleidingsformule op de redevoering . Ex 32-34 (30) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 . Ex 33 (8) : (1) Ex 33,1 . (2) Ex 33,5 . (3) Ex 33,7 . (4) Ex 33,11 . (5) Ex 33,12 . (6) Ex 33,17 . (7) Ex 33,19 . (8) Ex 33,21 . Ex 34 (13) : (1) Ex 34,1 . (2) Ex 34,4 . (3) Ex 34,5 . (4) Ex 34,6 . (5) Ex 34,10 . (6) Ex 34,14 . (7) Ex 34,23 . (8) Ex 34,24 . (9) Ex 34,26 . (10) Ex 34,27 . (11) Ex 34,28 . (12) Ex 34,32 . (13) Ex 34,34 .
- אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Ex 32-34 (3) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,16 . (3) Ex 32,23

  Tenakh Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften Gn Ex Lv Nu Dt Ex 32-34
´èlohîm (God) 635 207 118 39 17 25 140 31 0 7 29 3
JHWH 5193 1326 1013 1357 387 1110 128 299 199 287 413 30
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) 299 216 28 25 12 16 2 11 4 0 199  
´èlohekhèm (jullie God) 154 82 32 15 10 15 1 7 26 3 45  
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) 267           1 8     116  

- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .

1. - 2. - וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32-34 (7) : (1) Ex 32,9 . (2) Ex 32,33 . (3) Ex 33,5 . (4) Ex 33,17 . (5) Ex 34,1 . (6) Ex 34,27 . Niet in Ex 35-40 .

Ex 32,33.4. mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . De getalwaarde van Mosjèh (Mozes) is : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) = (2³ X 31) . Gr. môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het N.T. : môusès (Mozes) . Een vorm van môusès (Mozes) in het N.T. (79) . In zestien verzen in Ex 32 : (1) Ex 32,1 (tweemaal) . (2) Ex 32,7 . (3) Ex 32,9 . (4) Ex 32,11 . (5) Ex 32,15 . (6) Ex 32,17 . (7) Ex 32,19 . (8) Ex 32,21 . (9) Ex 32,23 . (10) Ex 32,25 . (11) Ex 32,26 . (12) Ex 32,28 . (13) Ex 32,29 . (14) Ex 32,30 . (15) Ex 32,31 . (16) Ex 32,33 .

Ex 32,33.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42) . Lv (2) . Nu (20) . Dt (2) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (20) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
- Ex 32-34 : 7X spreekt JHWH tot Mozes : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,33 . (4) Ex 33,1 . 5) Ex 33,5 . (6) Ex 33,17 . (7) Ex 34,1 .

b' : Ex 32,33-33,3 woorden van JHWH
Ex 32,33 - Ex 32,34 : het woord van JHWH tot Mozes Ex 32,35 : de straf van JHWH Ex 33,1 - Ex 33,2 - Ex 33,3 : Nogmaals het woord van JHWH aan Mozes

Ex 32,34 - Ex 32,34 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
34nuni de badize katabèthi kai odègèson ton laon touton eis ton topon on eipa soi idou o aggelos mou proporeuetai pro prosôpou sou è d' an èmera episkeptômai epaxô ep' autous tèn amartian autôn  34 tu autem vade et duc populum istum quo locutus sum tibi angelus meus praecedet te ego autem in die ultionis visitabo et hoc peccatum eorum     34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen Ik u gezegd heb; zie, Mijn Engel zal voor uw aangezicht gaan! doch ten dage Mijns bezoekens, zo zal Ik hun zonde over hen bezoeken!   [34] Breng het volk maar naar de plaats die Ik u heb aangewezen. Mijn engel* zal voor u uit gaan. Maar de dag van vergelding komt en dan zal Ik hun hun zonden vergelden.’  [34] Breng het volk nu naar de plaats die ik je heb genoemd; mijn engel zal voor je uit gaan. Maar op de dag van de verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.’   34 welnu: ga heen, leid de gemeente naar waar ik je van heb gesproken,– ziehier, mijn engel zal voor je aanschijn uit gaan; en op de dag dat ik hen wil bezoeken zal ik over hen hun zonde bezoeken!  34. Va maintenant, conduis le peuple où je t'ai dit. Voici que mon ange ira devant toi, mais au jour de ma visite, je les punirai de leur péché. »  

King James Bible . [34] Therefore now go, lead the people unto the place of which I have spoken unto thee: behold, mine Angel shall go before thee: nevertheless in the day when I visit I will visit their sin upon them.
Luther-Bibel . 34 So geh nun hin und führe das Volk, wohin ich dir gesagt habe. Siehe, mein Engel soll vor dir hergehen. Ich werde aber ihre Sünde heimsuchen, wenn meine Zeit kommt.

Tekstuitleg van Ex 32,34 .

13. προ προσωπου σου = pro prosôpou sou (voor jouw aangezicht) . LXX (38) . NT (3) : (1) Mt 11,10 . (2) Mc 1,2 . (3) Lc 7,27 .
- Het kan de vertaling zijn van het Hebreeuwse לְפנֶיךָ = lëphânè()khâ (naar jouw aangezicht) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. stat. construct. mann. mv. + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . De som van de elementen is 8 . Tenakh (103) .

18. חַטֹּאתָם = chatto´thâm (hun zonden) < vr. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. חַטָֹאָה = chattâ´âh (zonde, misdaad) Zie het werkw. חָטַא = châta´ (zondigen, missen) . Taalgebruik in Tenakh : châtâ´ (zondigen, missen) . Getalwaarde : chet = 8 , tet = 9 , aleph = 1 ; totaal : 18 (2 X 3²) . Structuur : 8 - 9 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (9) : (1) Ex 30,10 . (2) Lv 16,16 . (3) Lv 16,25 . (4) Lv 16,30 . (5) Lv 16,34 . (6) Lv 26,24 . (7) Nu 5,6 . (8) Nu 18,9 . (9) Dt 9,18 .

hatto´thâm (hun zonden) < vr. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. chätâ´âh (zonde, midaad) . Zie werkw. châtâ´ (zondigen, missen) . Taalgebruik in Tenach : châtâ´ (zondigen, missen) . Getalwaarde : chet = 8 , tet = 9 , aleph = 1 ; totaal : 18 (2 X 3²) . Structuur : 8 - 9 - 1 . Tenach (18) : (1) Ex 32,30 . (2) Ex 32,32 . (3) Ex 32,34 . (4) Lv 10,19. (5) Lv 16,16 . (6) Lv 16,21 . (7) Lv 16,34 . (8) Nu 5,7 . (9) Nu 16,26 . (10) Nu 18, 9 . (11) Nu 32,23 . (12) Dt 9,16 . (13) Dt 9,18 . (14) Js 58,1 . (15) Jr 14,10 . (16) Jr 40,3 . (17) Jr 44,23 . (18) Ps 85,3 .

b' : Ex 32,33-33,3 woorden van JHWH
Ex 32,33 - Ex 32,34 : het woord van JHWH tot Mozes Ex 32,35 : de straf van JHWH Ex 33,1 - Ex 33,2 - Ex 33,3 : Nogmaals het woord van JHWH aan Mozes

Ex 32,35 - Ex 32,35 : Het stierkalf -- Ex 32,1-35 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ex (Exodus) -- Ex 32 -- Ex 32,1 - Ex 32,2 - Ex 32,3 - Ex 32,4 - Ex 32,5 - Ex 32,6 - Ex 32,7 - Ex 32,8 - Ex 32,9 - Ex 32,10 - Ex 32,11 - Ex 32,12 - Ex 32,13 - Ex 32,14 - Ex 32,15 - Ex 32,16 - Ex 32,17 - Ex 32,18 - Ex 32,19 - Ex 32,20 - Ex 32,21 - Ex 32,22 - Ex 32,23 - Ex 32,24 - Ex 32,25 - Ex 32,26 - Ex 32,27 - Ex 32,28 - Ex 32,29 - Ex 32,30 - Ex 32,31 - Ex 32,32 - Ex 32,33 - Ex 32,34 - Ex 32,35 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
35kai epataxen kurios ton laon peri tès poièseôs tou moschou ou epoièsen aarôn 35 percussit ergo Dominus populum pro reatu vituli quem fecit Aaron     35 Aldus plaagde de HEERE dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk Aäron gemaakt had.   [35] En de heer strafte het volk om wat zij gedaan hadden met het stierkalf dat Aäron had laten maken.   [35] De HEER strafte het volk, omdat ze het kalf hadden gemaakt, het beeld dat Aäron gegoten had.  35 Dan treft de ENE de gemeente; om wat ze ervan hebben gemaakt met het stierkalf dat Aäron heeft gemaakt.   35. Et Yahvé frappa le peuple parce qu'ils avaient fabriqué le veau, celui qu'avait fabriqué Aaron. 

King James Bible . [35] And the LORD plagued the people, because they made the calf, which Aaron made.
Luther-Bibel . 35 Und der HERR schlug das Volk, weil sie sich das Kalb gemacht hatten, das Aaron angefertigt hatte.

Tekstuitleg van Ex 32,35 .

Ex 32,35.2. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Ex (299) . Ex 32 (9 = 3²) : (1) Ex 32,7 . (2) Ex 32,9 . (3) Ex 32,11 . (4) Ex 32,14 . (5) Ex 32,27 . (6) Ex 32,30 . (7) Ex 32,31 . (8) Ex 32,33 . (9) Ex 32,35 .


LXX

1kai idôn o laos oti kechroniken môusès katabènai ek tou orous sunestè o laos epi aarôn kai legousin autô anastèthi kai poièson èmin theous oi proporeusontai èmôn o gar môusès outos o anthrôpos os exègagen èmas ex aiguptou ouk oidamen ti gegonen autô2kai legei autois aarôn perielesthe ta enôtia ta chrusa ta en tois ôsin tôn gunaikôn umôn kai thugaterôn kai enegkate pros me3kai perieilanto pas o laos ta enôtia ta chrusa ta en tois ôsin autôn kai ènegkan pros aarôn4kai edexato ek tôn cheirôn autôn kai eplasen auta en tè grafidi kai epoièsen auta moschon chôneuton kai eipen outoi oi theoi sou israèl oitines anebibasan se ek gès aiguptou5kai idôn aarôn ôkodomèsen thusiastèrion katenanti autou kai ekèruxen aarôn legôn eortè tou kuriou aurion6kai orthrisas tè epaurion anebibasen olokautômata kai prosènegken thusian sôtèriou kai ekathisen o laos fagein kai piein kai anestèsan paizein7kai elalèsen kurios pros môusèn legôn badize to tachos enteuthen katabèthi ènomèsen gar o laos sou ous exègages ek gès aiguptou8parebèsan tachu ek tès odou ès eneteilô autois epoièsan eautois moschon kai proskekunèkasin autô kai tethukasin autô kai eipan outoi oi theoi sou israèl oitines anebibasan se ek gès aiguptou 10 kai nun eason me kai thumôtheis orgè eis autous ektripsô autous kai poièsô se eis ethnos mega 11kai edeèthè môusès enanti kuriou tou theou kai eipen ina ti kurie thumoi orgè eis ton laon sou ous exègages ek gès aiguptou en ischui megalè kai en tô brachioni sou tô upsèlô12mèpote eipôsin oi aiguptioi legontes meta ponèrias exègagen autous apokteinai en tois oresin kai exanalôsai autous apo tès gès pausai tès orgès tou thumou sou kai ileôs genou epi tè kakia tou laou sou13mnèstheis abraam kai isaak kai iakôb tôn sôn oiketôn ois ômosas kata seautou kai elalèsas pros autous legôn poluplèthunô to sperma umôn ôsei ta astra tou ouranou tô plèthei kai pasan tèn gèn tautèn èn eipas dounai tô spermati autôn kai kathexousin autèn eis ton aiôna14kai ilasthè kurios peri tès kakias ès eipen poièsai ton laon autou15kai apostrepsas môusès katebè apo tou orous kai ai duo plakes tou marturiou en tais chersin autou plakes lithinai katagegrammenai ex amfoterôn tôn merôn autôn enthen kai enthen èsan gegrammenai16kai ai plakes ergon theou èsan kai è grafè grafè theou estin kekolammenè en tais plaxin17kai akousas ièsous tèn fônèn tou laou krazontôn legei pros môusèn fônè polemou en tè parembolè18kai legei ouk estin fônè exarchontôn kat' ischun oude fônè exarchontôn tropès alla fônèn exarchontôn oinou egô akouô19kai ènika èggizen tè parembolè ora ton moschon kai tous chorous kai orgistheis thumô môusès erripsen apo tôn cheirôn autou tas duo plakas kai sunetripsen autas upo to oros20kai labôn ton moschon on epoièsan katekausen auton en puri kai katèlesen auton lepton kai espeiren auton epi to udôr kai epotisen auto tous uious israèl21kai eipen môusès tô aarôn ti epoièsen soi o laos outos oti epègages ep' autous amartian megalèn22kai eipen aarôn pros môusèn mè orgizou kurie su gar oidas to ormèma tou laou toutou23legousin gar moi poièson èmin theous oi proporeusontai èmôn o gar môusès outos o anthrôpos os exègagen èmas ex aiguptou ouk oidamen ti gegonen autô24kai eipa autois ei tini uparchei chrusia perielesthe kai edôkan moi kai erripsa eis to pur kai exèlthen o moschos outos25kai idôn môusès ton laon oti dieskedastai dieskedasen gar autous aarôn epicharma tois upenantiois autôn26estè de môusès epi tès pulès tès parembolès kai eipen tis pros kurion itô pros me sunèlthon oun pros auton pantes oi uioi leui27kai legei autois tade legei kurios o theos israèl thesthe ekastos tèn eautou romfaian epi ton mèron kai dielthate kai anakampsate apo pulès epi pulèn dia tès parembolès kai apokteinate ekastos ton adelfon autou kai ekastos ton plèsion autou kai ekastos ton eggista autou28kai epoièsan oi uioi leui katha elalèsen autois môusès kai epesan ek tou laou en ekeinè tè èmera eis trischilious andras29kai eipen autois môusès eplèrôsate tas cheiras umôn sèmeron kuriô ekastos en tô uiô è tô adelfô dothènai ef' umas eulogian30kai egeneto meta tèn aurion eipen môusès pros ton laon umeis èmartèkate amartian megalèn kai nun anabèsomai pros ton theon ina exilasômai peri tès amartias umôn31upestrepsen de môusès pros kurion kai eipen deomai kurie èmartèken o laos outos amartian megalèn kai epoièsan eautois theous chrusous32kai nun ei men afeis autois tèn amartian afes ei de mè exaleipson me ek tès biblou sou ès egrapsas33kai eipen kurios pros môusèn ei tis èmartèken enôpion mou exaleipsô auton ek tès biblou mou34nuni de badize katabèthi kai odègèson ton laon touton eis ton topon on eipa soi idou o aggelos mou proporeuetai pro prosôpou sou è d' an èmera episkeptômai epaxô ep' autous tèn amartian autôn35kai epataxen kurios ton laon peri tès poièseôs tou moschou ou epoièsen aarôn


VULGAAT

1 videns autem populus quod moram faceret descendendi de monte Moses congregatus adversus Aaron ait surge fac nobis deos qui nos praecedant Mosi enim huic viro qui nos eduxit de terra Aegypti ignoramus quid acciderit 2 dixitque ad eos Aaron tollite inaures aureas de uxorum filiorumque et filiarum vestrarum auribus et adferte ad me 3 fecit populus quae iusserat deferens inaures ad Aaron 4 quas cum ille accepisset formavit opere fusorio et fecit ex eis vitulum conflatilem dixeruntque hii sunt dii tui Israhel qui te eduxerunt de terra Aegypti 5 quod cum vidisset Aaron aedificavit altare coram eo et praeconis voce clamavit dicens cras sollemnitas Domini est 6 surgentesque mane obtulerunt holocausta et hostias pacificas et sedit populus comedere ac bibere et surrexerunt ludere 7 locutus est autem Dominus ad Mosen vade descende peccavit populus tuus quem eduxisti de terra Aegypti 8 recesserunt cito de via quam ostendisti eis feceruntque sibi vitulum conflatilem et adoraverunt atque immolantes ei hostias dixerunt isti sunt dii tui Israhel qui te eduxerunt de terra Aegypti 9 rursumque ait Dominus ad Mosen cerno quod populus iste durae cervicis sit 10 dimitte me ut irascatur furor meus contra eos et deleam eos faciamque te in gentem magnam 11 Moses autem orabat Dominum Deum suum dicens cur Domine irascitur furor tuus contra populum tuum quem eduxisti de terra Aegypti in fortitudine magna et in manu robusta 12 ne quaeso dicant Aegyptii callide eduxit eos ut interficeret in montibus et deleret e terra quiescat ira tua et esto placabilis super nequitia populi tui 13 recordare Abraham Isaac et Israhel servorum tuorum quibus iurasti per temet ipsum dicens multiplicabo semen vestrum sicut stellas caeli et universam terram hanc de qua locutus sum dabo semini vestro et possidebitis eam semper 14 placatusque est Dominus ne faceret malum quod locutus fuerat adversus populum suum 15 et reversus est Moses de monte portans duas tabulas testimonii manu scriptas ex utraque parte 16 et factas opere Dei scriptura quoque Dei erat sculpta in tabulis 17 audiens autem Iosue tumultum populi vociferantis dixit ad Mosen ululatus pugnae auditur in castris 18 qui respondit non est clamor adhortantium ad pugnam neque vociferatio conpellentium ad fugam sed vocem cantantium ego audio 19 cumque adpropinquasset ad castra vidit vitulum et choros iratusque valde proiecit de manu tabulas et confregit eas ad radices montis 20 arripiensque vitulum quem fecerant conbusit et contrivit usque ad pulverem quem sparsit in aqua et dedit ex eo potum filiis Israhel 21 dixitque ad Aaron quid tibi fecit hic populus ut induceres super eum peccatum maximum 22 cui ille respondit ne indignetur dominus meus tu enim nosti populum istum quod pronus sit ad malum 23 dixerunt mihi fac nobis deos qui praecedant nos huic enim Mosi qui nos eduxit de terra Aegypti nescimus quid acciderit 24 quibus ego dixi quis vestrum habet aurum tulerunt et dederunt mihi et proieci illud in ignem egressusque est hic vitulus 25 videns ergo Moses populum quod esset nudatus spoliaverat enim eum Aaron propter ignominiam sordis et inter hostes nudum constituerat 26 et stans in porta castrorum ait si quis est Domini iungatur mihi congregatique sunt ad eum omnes filii Levi 27 quibus ait haec dicit Dominus Deus Israhel ponat vir gladium super femur suum ite et redite de porta usque ad portam per medium castrorum et occidat unusquisque fratrem et amicum et proximum suum 28 fecerunt filii Levi iuxta sermonem Mosi cecideruntque in die illo quasi tria milia hominum 29 et ait Moses consecrastis manus vestras hodie Domino unusquisque in filio et fratre suo ut detur vobis benedictio 30 facto autem die altero locutus est Moses ad populum peccastis peccatum maximum ascendam ad Dominum si quo modo eum quivero deprecari pro scelere vestro 31 reversusque ad Dominum ait obsecro peccavit populus iste peccatum magnum feceruntque sibi deos aureos aut dimitte eis hanc noxam 32 aut si non facis dele me de libro tuo quem scripsisti 33 cui respondit Dominus qui peccaverit mihi delebo eum de libro meo 34 tu autem vade et duc populum istum quo locutus sum tibi angelus meus praecedet te ego autem in die ultionis visitabo et hoc peccatum eorum 35 percussit ergo Dominus populum pro reatu vituli quem fecit Aaron


Ex 32, 1-33,6 : verbreking van het Verbond (Ex 33,7-34,35 : verbondsvernieuwing)
a : Ex 32,1-6 : het volk en Aäron .
b : Ex 32,7-10 : JHWH en Mozes .
c : Ex 32,11-14 : Mozes bemiddelt
d : Ex 32,15-20 : Mozes daalt de berg af
e : Ex 32,21-25 : Mozes beneden
f : Ex 32,26a : mogelijkheid tot berouw
e' : Ex 32,26b-29 : oordeel : de uitvoering
d' : Ex 32,30 : Mozes beklimt de berg
c' : Ex 32,31-32 : Mozes bemiddelt
b' : Ex 32,33-33,3 woorden van JHWH
a' : Ex 33,4-6 : JHWH , Mozes en het volk


Het woord van God is niet zo absoluut als we wel zouden denken en willen .
Soms is dat woord een zeer menselijk woord dat absoluut klinkt .
Daartegen gaat Mozes in . Hij praat met God om Zijn houding te veranderen .
En dat gebeurt ook . God luistert . Hij laat zijn straffe taal varen . Hij komt op zijn woorden terug .
Zo moet de mens zijn straffe taal laten varen . Hij moet op zijn woorden terugkomen .


Na de ballingschap uit Babylonië klonken in Judea en in kringen in Jeruzalem radikale stemmen . Alleen in het Allerheiligste van de tempel van Jeruzalem woonde de onzichtbare God , JHWH . Andere cultusplaatsen (o.a. in Het Noordrijk Israël) waren uit den boze . Daarenboven kon de verering van JHWH geenzins door middel van beelden . Dat alles was ontrouw en zonde . Het was het verbreken van het verbond . Daarop kon slechts straf volgen .'Deze gedachten zien we geprojecteerd in het verhaal van het stierenkalf in Ex 32' . Terwijl Mozes zich onderhield bij de onzichtbare God op de berg , hadden de mensen beneden de berg nood aan zichtbare tekens van hun God . Ze maakten een gouden kalf , offerden , en namen deel aan de offermaaltijd door te eten en te drinken . Menselijke gedachten werden in Gods mond gelegd . JHWH sprak tot Mozes dat het volk gezondigd had door een gouden kalf te maken , ervoor te offeren enz. De stem van God klonk in volle radicaliteit . Mozes wist de toon wat te temperen . Blijkbaar waren niet allen het eens met die radikale taal . Sommigen waren soepeler .
Bestond er een religieuze diversiteit en werd deze door een groep geïnterpreteerd als afvalligheid , zonde enz. Werd de religieuze diversiteit onderdrukt voor een bepaalde uniformiteit ?


- A

- ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Ex (217) . Ex 32 (15) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,2 . (3) Ex 32,3 . (4) Ex 32,4 . (5) Ex 32,7 . (6) Ex 32,8 . (7) Ex 32,11 . (8) Ex 32,13 . (9) Ex 32,14 . (10) Ex 32,20 . (11) Ex 32,23 . (12) Ex 32,32 . (13) Ex 32,33 . (14) Ex 32,34 . (15) Ex 32,35 .

- B - C - D - E

- ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (299) . Pentateuch (216) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (16) . Ex (11) : (1) Ex 15,26 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Ex 20,7 . (5) Ex 20,10 . (6) Ex 20,12 . (7) Ex 23,19 . (8) Ex 32,4 . (9) Ex 32,8 . (10) Ex 34,24 . (11) Ex 34,26 .

- F - G - H - I - J

- jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Ex (157) . Ex 32 (4) : (1) Ex 32,4 . (2) Ex 32,8 . (3) Ex 32,20 . (4) Gn 32,27 .

- K - L - M

- mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Ex (119) . Ex 32 (7) : (1) Ex 32,1 . (2) Ex 32,4 . (3) Ex 32,7 . (4) Ex 32,8 . (5) Ex 32,11 . (6) Ex 32,12 . (7) Ex 32,23 .

- N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -