EZECHIËL 3 , Ez 3 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Ez (Ezechiël) -- Ez 3 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

- Hebreeuwse tekst : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt1203.htm .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=48&page=3 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PNX.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/ezec/3.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=56375%2C56401&wbv=on&nbv=on . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=56375%2C56401&wbv=on&nbv=on . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=3072952 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibelstelle/Ezeki%C3%ABl%203/bibel/text/lesen/ch/45cf8c76823981ae0bff0968d54e5937/ . Luther Bibel .

Overzicht van Tenakh : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht NT
: NT : overzicht , NT : taalgebruik - NT A - NT B - NT C - NT D - NT E - NT F - NT G - NT H - NT I - NT J - NT K - NT L - NT M - NT N - NT O - NT P - NT Q - NT R - NT S - NT T - NT U - NT V - NT W - NT X - NT Y - NT Z - NT : commentaar .

Uitleg hoofdstuk per hoofdstuk : - Ez 1 - Ez 2 - Ez 3 - Ez 4 - Ez 5 - Ez 6 - Ez 7 - Ez 8 - Ez 9 - Ez 10 - Ez 11 - Ez 12 - Ez 13 - Ez 14 - Ez 15 - Ez 16 - Ez 17 - Ez 18 - Ez 19 - Ez 20 - Ez 21 - Ez 22 - Ez 23 - Ez 24 - Ez 25 - Ez 26 - Ez 27 - Ez 28 - Ez 29 - Ez 30 - Ez 31 - Ez 32 - Ez 33 - Ez 34 - Ez 35 - Ez 36 - Ez 37 - Ez 38 - Ez 39 - Ez 40 - Ez 41 - Ez 42 - Ez 43 - Ez 44 - Ez 45 - Ez 46 - Ez 47 - Ez 48 -
Uitleg vers per vers : - Ez 3,1 - Ez 3,2 - Ez 3,3 - Ez 3,4 - Ez 3,5 - Ez 3,6 - Ez 3,7 - Ez 3,8 - Ez 3,9 - Ez 3,10 - Ez 3,11 - Ez 3,12 - Ez 3,13 - Ez 3,14 - Ez 3,15 - Ez 3,16 - Ez 3,17 - Ez 3,18 - Ez 3,19 - Ez 3,20 - Ez 3,21 - Ez 3,22 - Ez 3,23 - Ez 3,24 - Ez 3,25 - Ez 3,26 - Ez 3,27 -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
         
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm    4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. http://naardensebijbel.nl/zoek.php .
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing  

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , getallen , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat

Bibliografie
Literatuur .
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

Ez 3,1 - Ez 3,1 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [1] Hij zei: ‘Mensenkind, eet wat u voorgehouden wordt, eet deze boekrol* op en richt dan het woord tot het volk van Israël.’       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,2 - Ez 3,2 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [2] Toen opende ik mijn mond en Hij gaf me die boekrol te eten.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,3 - Ez 3,3 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [3] Hij zei: ‘Mensenkind, laat uw lichaam deze boekrol die Ik u geef opnemen en verzadig u ermee. Ik at dus de boekrol op: ze smaakte zo zoet als honing*.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,4 - Ez 3,4 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [4] Hij zei: ‘Mensenkind, ga naar het volk van Israël en breng hun mijn woorden over.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,5 - Ez 3,5 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [5] Ik zend u niet naar een volk met een vreemde taal en tongval maar naar het volk van Israël.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,6 - Ez 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [6] Niet naar een van de vele volken met een vreemde taal en een tongval die onbegrijpelijk is voor u. Als Ik u naar hen zou sturen, dan zouden zíj wel naar u luisteren.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

3. - 4. `ammîm rabbîm (vele volkeren) . Tenach (15) : (1) Js 2,3 . (2) Js 17,12 . (3) Ez 3,6 . (4) Ez 27,33 . (5) Ez 32,3 . (6) Ez 32,9 . (7) Ez 32,10 . (8) Ez 38,6 . (9) Ez 38,22 . (10) Mi 4,3 . (11) Mi 4,13 . (12) Mi 5,6 . (13) Mi 5,7 . (14) Hab 2,10 . (15) Zach 8,22 .

Ez 3,7 - Ez 3,7 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [7] Maar het volk van Israël is niet bereid om naar u te luisteren omdat het niet naar Mij wil luisteren: het volk van Israël heeft een harde blik en een hart van steen.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,8 - Ez 3,8 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
    hinneh nâthaththî     [8] Ik zal dan ook uw blik even hard maken als die van hen en uw gezicht even strak.      

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van Ez 3,8

1. 2. hinneh nâthaththî (zie, ik zal geven) . In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 1,29 . (2) Nu 18, 8 . (3) Re 1, 2 . (4) Jr 1,9 . (5) Ez 3,8 . Verwijzing : nathan (geven) , zie Ps 111,6 . Verwijzing : didômi (geven) , zie Mt 28,18 .

Ez 3,9 - Ez 3,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [9] Uw gezicht maak Ik harder dan kiezel, hard als diamant. Wees niet bang voor hen en niet bevreesd voor hun aanblik: het is nu eenmaal een opstandig volk.’       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,10 - Ez 3,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [10] Hij vervolgde: ‘Mensenkind, neem al de woorden die Ik tot u zal spreken in uw hart op en luister er goed naar.      

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,11 - Ez 3,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [11] Ga naar de ballingen, uw volksgenoten. Spreek hen toe en zeg tegen hen, of ze luisteren of niet: “Zo spreekt de Heer god!” ’        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,12 - Ez 3,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [12] Toen tilde de geest* van de heer mij op en ik hoorde achter mij een luid geroep: ‘Gezegend is de heerlijkheid van de heer in zijn heiligdom.’        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

9. - 10. ûkhëbhôd JHWH (en de heerlijkheid van JHWH) . In zeven verzen in de bijbel : (1) Ex 40,34 (mâle´ ´èth hammisjëkân = vervulde de tabernakel) . (2) Ex 40,35 (mâle´ ´èth hammisjëkân = vervulde de tabernakel) . (3) Nu 14,10 . (4) 2 Kr 7,1 (mâle´ ´èth habbâjit = vervulde het huis) . (5) 2 Kr 7,3 . (6) Js 60,1 . (7) Ez 43,4 .
- këbhôd JHWH (heerlijkheid van JHWH) . Tenach (16) . In vier verzen in Exodus : (1) Ex 16,7 . (2) Ex 16,10 . (3) Ex 24,16 . (4) Ex 24,17 . Verder : (5) Lv 9,6 . (6) Nu 17,7 . In één vers in de Psalmen . (7) Ps 138,5 . In twee verzen in Js : (1) Js 40,5 . (2) Js 58,8 . In zes verzen in Ez : (1) Ez 1,28 . (2) Ez 3,12 . (3) Ez 3,23 . (4) Ez 10,4 (tweemaal) . (5) Ez 10,18 . (6) Ez 11,23 . Tenslotte : Hab 2,14 .

Ez 3,13 - Ez 3,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [13] Ik hoorde het klapperen van de elkaar rakende vleugels van de levende wezens, het geratel van de wielen naast hen, en tegelijk het gedreun van een aardbeving.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,14 - Ez 3,14 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [14] De geest tilde mij op en voerde me mee, en ik ging weg, bitter gestemd en woedend, terwijl de hand* van de heer op mij drukte.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,15 - Ez 3,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [15] Ik kwam bij de ballingen van Tel-Abib die aan de Kebar woonden. Zeven dagen zat ik in hun midden, zonder een woord uit te kunnen brengen.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ezechiël als wachter

Ez 3,16 - Ez 3,16 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
       
[16] Toen deze zeven dagen voorbij waren werd het woord van de heer tot mij gericht:  
     

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,17 - Ez 3,17 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [17] ‘Mensenkind, Ik stel u aan als wachter* voor het volk van Israël. Telkens als u uit mijn mond een woord hoort, moet u hen namens Mij inlichten.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,18 - Ez 3,18 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [18] Als Ik tegen de boosdoener zeg: “U zult zeker sterven”, en u licht hem niet in, en laat na hem op zijn slecht gedrag te wijzen om zijn leven te redden, dan zal die boosdoener weliswaar vanwege zijn eigen schuld sterven, maar Ik zal u rekenschap* vragen van zijn bloed.      

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,19 - Ez 3,19 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [19] Maar als u de boosdoener ingelicht hebt en hij betert zijn leven niet, dan zal hij wel sterven vanwege zijn eigen schuld, maar u hebt uw eigen leven gered.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,20 - Ez 3,20 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
       
[20] Als een rechtvaardige zich gaat misdragen en verkeerde dingen doet en Ik laat hem struikelen, dan zal hij sterven. Hij sterft omdat u hem niet op zijn zonde gewezen hebt; zijn goede daden tellen dan niet meer mee, maar u zal Ik rekenschap vragen van zijn bloed.  
     

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,21 - Ez 3,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [21] Maar als u de rechtvaardige inlicht dat hij niet moet zondigen en hij zondigt ook niet, dan zal hij beslist in leven blijven omdat hij uw inlichting ter harte heeft genomen, en u hebt uw eigen leven gered.’       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,22 - Ez 3,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
       
[22] Toen legde de hand van de heer zich op mij, en Hij zei tegen mij: ‘Sta op, ga naar de laagvlakte, daar zal Ik tot u spreken.’ 
     

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,23 - Ez 3,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [23] Toen stond ik op en ging naar de laagvlakte, en daar zag ik de heerlijkheid van de heer, zoals ik haar gezien had aan de Kebar, en ik wierp mij plat op de grond.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

7. - 8. ûkhëbhôd JHWH (en de heerlijkheid van JHWH) . In zeven verzen in de bijbel : (1) Ex 40,34 (mâle´ ´èth hammisjëkân = vervulde de tabernakel) . (2) Ex 40,35 (mâle´ ´èth hammisjëkân = vervulde de tabernakel) . (3) Nu 14,10 . (4) 2 Kr 7,1 (mâle´ ´èth habbâjit = vervulde het huis) . (5) 2 Kr 7,3 . (6) Js 60,1 . (7) Ez 43,4 .
- këbhôd JHWH (heerlijkheid van JHWH) . Tenach (16) . In vier verzen in Exodus : (1) Ex 16,7 . (2) Ex 16,10 . (3) Ex 24,16 . (4) Ex 24,17 . Verder : (5) Lv 9,6 . (6) Nu 17,7 . In één vers in de Psalmen . (7) Ps 138,5 . In twee verzen in Js : (1) Js 40,5 . (2) Js 58,8 . In zes verzen in Ez : (1) Ez 1,28 . (2) Ez 3,12 . (3) Ez 3,23 . (4) Ez 10,4 (tweemaal) . (5) Ez 10,18 . (6) Ez 11,23 . Tenslotte : Hab 2,14 .

Ez 3,24 - Ez 3,24 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [24] Maar een geest kwam over mij en liet mij rechtop staan. Hij sprak tot mij: ‘Ga naar binnen en sluit u op in uw huis.        

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,25 - Ez 3,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [25] Mensenkind, men zal touwen nemen en u daarmee vastbinden, zodat u zich niet onder hen kunt begeven.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,26 - Ez 3,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [26] Uw tong zal Ik aan uw verhemelte laten kleven en u zult stom zijn, zodat u voor hen geen bemiddelaar* meer kunt zijn; het is nu eenmaal een opstandig volk.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van

Ez 3,27 - Ez 3,27 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [27] Maar als Ik tot u spreek, zal Ik uw mond openen; dan moet u tegen hen zeggen: “Zo spreekt de Heer god”. Wie luisteren wil, luistert, en wie niet luisteren wil, luistert maar niet; het is nu eenmaal een opstandig volk.       

King James Bible .
Luther-Bibel .

Tekstuitleg van


- Hebreeuwse tekst


- Griekse tekst - Septuaginta

ΚΑΙ εἶπε πρός με· υἱὲ ἀνθρώπου, κατάφαγε τὴν κεφαλίδα ταύτην καὶ πορεύθητι καὶ λάλησον τοῖς υἱοῖς ᾿Ισραήλ. 2 καὶ διήνοιξε τὸ στόμα μου, καὶ ἐψώμισέ με τὴν κεφαλίδα 3 καὶ εἶπε πρός με· υἱὲ ἀνθρώπου, τὸ στόμα σου φάγεται, καὶ ἡ κοιλία σου πλησθήσεται τῆς κεφαλίδος ταύτης τῆς δεδομένης εἰς σέ. καὶ ἔφαγον αὐτήν, καὶ ἐγένετο ἐν τῷ στόματί μου ὡς μέλι γλυκάζον. 4 καὶ εἶπε πρός με· υἱὲ ἀνθρώπου, βάδιζε καὶ εἴσελθε πρὸς τὸν οἶκον τοῦ ᾿Ισραὴλ καὶ λάλησον τοὺς λόγους μου πρὸς αὐτούς· 5 διότι οὐ πρὸς λαὸν βαθύχειλον καὶ βαρύγλωσσον σὺ ἐξαποστέλλῃ, πρὸς τὸν οἶκον τοῦ ᾿Ισραήλ, 6 οὐδὲ πρὸς λαοὺς πολλοὺς ἀλλοφώνους ἢ ἀλλογλώσσους οὐδὲ στιβαροὺς τῇ γλώσσῃ ὄντας, ὧν οὐκ ἀκούσῃ τοὺς λόγους αὐτῶν· καὶ εἰ πρὸς τοιούτους ἐξαπέστειλά σε, οὗτοι ἂν εἰσήκουσάν σου. 7 ὁ δὲ οἶκος τοῦ ᾿Ισραὴλ οὐ μὴ θελήσουσιν εἰσακοῦσαί σου, διότι οὐ βούλονται εἰσακούειν μου· ὅτι πᾶς ὁ οἶκος ᾿Ισραὴλ φιλόνεικοί εἰσι καὶ σκληροκάρδιοι. 8 καὶ ἰδοὺ δέδωκα τὸ πρόσωπόν σου δυνατὸν κατέναντι τῶν προσώπων αὐτῶν καὶ τὸ νῖκός σου κατισχύσω κατέναντι τοῦ νίκους αὐτῶν, 9 καὶ ἔσται διαπαντὸς κραταιότερον πέτρας. μὴ φοβηθῇς ἀπ᾿ αὐτῶν μηδὲ πτοηθῇς ἀπὸ προσώπου αὐτῶν, διότι οἶκος παραπικραίνων ἐστί. 10 καὶ εἶπε πρός με· υἱὲ ἀνθρώπου, πάντας τοὺς λόγους, οὓς λελάληκα μετὰ σοῦ, λαβὲ εἰς τὴν καρδίαν σου καὶ τοῖς ὠσί σου ἄκουε, 11 καὶ βάδιζε, εἴσελθε εἰς τὴν αἰχμαλωσίαν πρὸς τοὺς υἱοὺς τοῦ λαοῦ σου καὶ λαλήσεις πρὸς αὐτοὺς καὶ ἐρεῖς πρὸς αὐτούς· τάδε λέγει Κύριος· ἐὰν ἄρα ἀκούσωσιν, ἐὰν ἄρα ἐνδῶσι. 12 καὶ ἀνέλαβέ με πνεῦμα, καὶ ἤκουσα κατόπισθέν μου φωνὴν σεισμοῦ μεγάλου· εὐλογημένη ἡ δόξα Κυρίου ἐκ τοῦ τόπου αὐτοῦ. 13 καὶ εἶδον φωνὴν τῶν πτερύγων τῶν ζῴων πτερυσσομένων ἑτέρα πρὸς τὴν ἑτέραν, καὶ φωνὴ τῶν τροχῶν ἐχομένη αὐτῶν καὶ φωνὴ τοῦ σεισμοῦ. 14 καὶ τὸ πνεῦμα ἐξῇρέ με καὶ ἀνέλαβέ με, καὶ ἐπορεύθην ἐν ὁρμῇ τοῦ πνεύματός μου, καὶ χεὶρ Κυρίου ἐγένετο ἐπ᾿ ἐμὲ κραταιά. 15 καὶ εἰσῆλθον εἰς τὴν αἰχμαλωσίαν μετέωρος καὶ περιῆλθον τοὺς κατοικοῦντας ἐπὶ τοῦ ποταμοῦ τοῦ Χοβὰρ τοὺς ὄντας ἐκεῖ καὶ ἐκάθισα ἐκεῖ ἑπτὰ ἡμέρας ἀναστρεφόμενος ἐν μέσῳ αὐτῶν. 16 Καὶ ἐγένετο μετὰ τὰς ἑπτὰ ἡμέρας λόγος Κυρίου πρός με λέγων· 17 υἱὲ ἀνθρώπου, σκοπὸν δέδωκά σε τῷ οἴκῳ ᾿Ισραήλ, καὶ ἀκούσῃ ἐκ στόματός μου λόγον καὶ διαπειλήσῃ αὐτοῖς παρ᾿ ἐμοῦ. 18 ἐν τῷ λέγειν με τῷ ἀνόμῳ· θανάτῳ θανατωθήσῃ, καὶ οὐ διεστείλω αὐτῷ οὐδὲ ἐλάλησας τοῦ διαστείλασθαι τῷ ἀνόμῳ ἀποστρέψαι ἀπὸ τῶν ὁδῶν αὐτοῦ τοῦ ζῆσαι αὐτόν, ὁ ἄνομος ἐκεῖνος τῇ ἀδικίᾳ αὐτοῦ ἀποθανεῖται, καὶ τὸ αἷμα αὐτοῦ ἐκ τῆς χειρός σου ἐκζητήσω. 19 καὶ σὺ ἐὰν διαστείλῃ τῷ ἀνόμῳ, καὶ μὴ ἀποστρέψῃ ἀπὸ τῆς ἀνομίας αὐτοῦ καὶ ἀπὸ τῆς ὁδοῦ αὐτοῦ, ὁ ἄνομος ἐκεῖνος ἐν τῇ ἀδικίᾳ αὐτοῦ ἀποθανεῖται, καὶ σὺ τὴν ψυχήν σου ρύσῃ. 20 καὶ ἐν τῷ ἀποστρέφειν δίκαιον ἀπὸ τῶν δικαιοσυνῶν αὐτοῦ καὶ ποιήσει παράπτωμα καὶ δώσω τὴν βάσανον εἰς πρόσωπον αὐτοῦ, αὐτὸς ἀποθανεῖται, ὅτι οὐ διεστείλω αὐτῷ, καὶ ἐν ταῖς ἁμαρτίαις αὐτοῦ ἀποθανεῖται, διότι οὐ μὴ μνησθῶσιν αἱ δικαιοσύναι αὐτοῦ, ἃς ἐποίησε, καὶ τὸ αἷμα αὐτοῦ ἐκ τῆς χειρός σου ἐκζητήσω. 21 σὺ δὲ ἐὰν διαστείλῃ τῷ δικαίῳ τοῦ μὴ ἁμαρτεῖν, καὶ αὐτὸς μὴ ἁμάρτῃ, ὁ δίκαιος ζωῇ ζήσεται, ὅτι διεστείλω αὐτῷ, καὶ σὺ τὴν σεαυτοῦ ψυχὴν ρύσῃ. 22 Καὶ ἐγένετο ἐπ᾿ ἐμὲ χεὶρ Κυρίου, καὶ εἶπε πρός με· ἀνάστηθι, καὶ ἔξελθε εἰς τὸ πεδίον, καὶ ἐκεῖ λαληθήσεται πρός σε. 23 καὶ ἀνέστην καὶ ἐξῆλθον πρὸς τὸ πεδίον, καὶ ἰδοὺ ἐκεῖ δόξα Κυρίου εἱστήκει καθὼς ἡ ὅρασις καὶ καθὼς ἡ δόξα Κυρίου, ἣν εἶδον ἐπὶ τοῦ ποταμοῦ τοῦ Χοβάρ, καὶ πίπτω ἐπὶ πρόσωπόν μου. 24 καὶ ἦλθεν ἐπ᾿ ἐμὲ πνεῦμα καὶ ἔστησέ με ἐπὶ τοὺς πόδας μου, καὶ ἐλάλησε πρός με καὶ εἶπέ μοι· εἴσελθε καὶ ἐγκλείσθητι ἐν μέσῳ τοῦ οἴκου σου. 25 καὶ σύ, υἱὲ ἀνθρώπου, ἰδοὺ δέδονται ἐπὶ σὲ δεσμοί, καὶ δήσουσί σε ἐν αὐτοῖς, καὶ οὐ μὴ ἐξέλθῃς ἐκ μέσου αὐτῶν. 26 καὶ τὴν γλῶσσάν σου συνδήσω, καὶ ἀποκωφωθήσῃ, καὶ οὐκ ἔσῃ αὐτοῖς εἰς ἄνδρα ἐλέγχοντα, διότι οἶκος παραπικραίνων ἐστί. 27 καὶ ἐν τῷ λαλεῖν με πρὸς σὲ ἀνοίξω τὸ στόμα σου, καὶ ἐρεῖς πρὸς αὐτούς· τάδε λέγει Κύριος· ὁ ἀκούων ἀκουέτω, καὶ ὁ ἀπειθῶν ἀπειθήτω, διότι οἶκος παραπικραίνων ἐστί.


- Vulgata

3. 1 et dixit ad me fili hominis quodcumque inveneris comede comede volumen istud et vadens loquere ad filios Israhel 2 et aperui os meum et cibavit me volumine illo 3 et dixit ad me fili hominis venter tuus comedet et viscera tua conplebuntur volumine isto quod ego do tibi et comedi illud et factum est in ore meo sicut mel dulce 4 et dixit ad me fili hominis vade ad domum Israhel et loqueris verba mea ad eos 5 non enim ad populum profundi sermonis et ignotae linguae tu mitteris ad domum Israhel 6 neque ad populos multos profundi sermonis et ignotae linguae quorum non possis audire sermones et si ad illos mittereris ipsi audirent te 7 domus autem Israhel nolent audire te quia nolunt audire me omnis quippe domus Israhel adtrita fronte est et duro corde 8 ecce dedi faciem tuam valentiorem faciebus eorum et frontem tuam duriorem frontibus eorum 9 ut adamantem et ut silicem dedi faciem tuam ne timeas eos neque metuas a facie eorum quia domus exasperans est 10 et dixit ad me fili hominis omnes sermones meos quos loquor ad te adsume in corde tuo et auribus tuis audi 11 et vade ingredere ad transmigrationem ad filios populi tui et loqueris ad eos et dices eis haec dicit Dominus Deus si forte audiant et quiescant 12 et adsumpsit me spiritus et audivi post me vocem commotionis magnae benedicta gloria Domini de loco suo 13 et vocem alarum animalium percutientium alteram ad alteram et vocem rotarum sequentium animalia et vocem commotionis magnae 14 spiritus quoque levavit me et adsumpsit me et abii amarus in indignatione spiritus mei manus enim Domini erat mecum confortans me 15 et veni ad transmigrationem acervum novarum frugum ad eos qui habitabant iuxta flumen Chobar et sedi ubi illi sedebant et mansi ibi septem diebus maerens in medio eorum 16 cum autem pertransissent septem dies factum est verbum Domini ad me dicens 17 fili hominis speculatorem dedi te domui Israhel et audies de ore meo verbum et adnuntiabis eis ex me 18 si dicente me ad impium morte morieris non adnuntiaveris ei neque locutus fueris ut avertatur a via sua impia et vivat ipse impius in iniquitate sua morietur sanguinem autem eius de manu tua requiram 19 si autem tu adnuntiaveris impio et ille non fuerit conversus ab impietate sua et via sua impia ipse quidem in iniquitate sua morietur tu autem animam tuam liberasti 20 sed et si conversus iustus a iustitia sua fecerit iniquitatem ponam offendiculum coram eo ipse morietur quia non adnuntiasti ei in peccato suo morietur et non erunt in memoria iustitiae eius quas fecit sanguinem vero eius de manu tua requiram 21 si autem tu adnuntiaveris iusto ut non peccet iustus et ille non peccaverit vivens vivet quia adnuntiasti ei et tu animam tuam liberasti 22 et facta est super me manus Domini et dixit ad me surgens egredere in campum et ibi loquar tecum 23 et surgens egressus sum in campum et ecce ibi gloria Domini stabat quasi gloria quam vidi iuxta fluvium Chobar et cecidi in faciem meam 24 et ingressus est in me spiritus et statuit me super pedes meos et locutus est mihi et dixit ad me ingredere et includere in medio domus tuae 25 et tu fili hominis ecce data sunt super te vincula et ligabunt te in eis et non egredieris in medio eorum 26 et linguam tuam adherescere faciam palato tuo et eris mutus nec quasi vir obiurgans quia domus exasperans est 27 cum autem locutus fuero tibi aperiam os tuum et dices ad eos haec dicit Dominus Deus qui audit audiat et qui quiescit quiescat quia domus exasperans est


- Statenvertaling

1 Daarna zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet, wat gij vinden zult; eet deze rol, en ga, spreek tot het huis Israëls. 2 Toen opende ik mijn mond, en Hij gaf mij die rol te eten. 3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig, vanwege de zoetigheid. 4 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga henen, kom tot het huis Israëls, en spreek tot hen met Mijn woorden. 5 Want gij zijt niet gezonden tot een volk, diep van spraak en zwaar van tong, maar tot het huis Israëls; 6 Niet tot vele volken, diep van spraak en zwaar van tong, welker woorden gij niet kunt verstaan; zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben? 7 Maar het huis Israëls wil naar u niet horen, omdat zij naar Mij niet willen horen; want het ganse huis Israëls is stijf van voorhoofd, en hard van hart zijn zij. 8 Ziet, Ik heb uw aangezicht stijf gemaakt tegen hun aangezichten, en uw voorhoofd stijf tegen hun voorhoofd. 9 Uw voorhoofd heb Ik gemaakt als een diamant, harder dan een rots; vrees hen niet, en ontzet u niet voor hun aangezichten, omdat zij een wederspannig huis zijn. 10 Verder zeide Hij tot mij: Mensenkind, vat al Mijn woorden, die Ik tot u spreken zal, in uw hart, en hoor ze met uw oren. 11 En ga henen, kom tot de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot hen, en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen. 12 Toen nam de Geest mij op, en ik hoorde achter mij een stem van grote ruising, zeggende: Geloofd zij de heerlijkheid des HEEREN uit Zijn plaats! 13 En ik hoorde het geluid van der dieren vleugelen, die de een den ander raakten, en het geluid der raderen tegenover hen; en het geluid ener grote ruising. 14 Toen hief de Geest mij op, en nam mij weg, en ik ging henen, bitterlijk bedroefd door de hitte mijns geestes; maar de hand des HEEREN was sterk op mij. 15 En ik kwam tot de weggevoerden te Tel-abib, die aan de rivier Chebar woonden, en ik bleef daar zij woonden; ja, ik bleef daar verbaasd in het midden van hen zeven dagen. 16 Het gebeurde nu ten einde van zeven dagen, dat het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende: 17 Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. 18 Als Ik tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en gij waarschuwt hem niet, en spreekt niet, om den goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen, opdat gij hem in het leven behoudt; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. 19 Doch als gij den goddeloze waarschuwt, en hij zich van zijn goddeloosheid en van zijn goddelozen weg niet bekeert, hij zal in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel bevrijd. 20 Als ook een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afkeert, en onrecht doet, en Ik een aanstoot voor zijn aangezicht leg, hij zal sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en zijn gerechtigheden, die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. 21 Doch als gij den rechtvaardige waarschuwt, opdat de rechtvaardige niet zondige, en hij niet zondigt; hij zal zekerlijk leven, omdat hij gewaarschuwd is; en gij hebt uw ziel bevrijd. 22 En de hand des HEEREN was daar op mij, en Hij zeide tot mij: Maak u op, ga uit in de vallei, en Ik zal daar met u spreken. 23 En ik maakte mij op, en ging uit in de vallei, en ziet, de heerlijkheid des HEEREN stond aldaar, gelijk de heerlijkheid, die ik gezien had bij de rivier Chebar; en ik viel op mijn aangezicht. 24 Toen kwam de Geest in mij, en stelde mij op mijn voeten, en Hij sprak met mij, en Hij zeide tot mij: Ga, besluit u binnen in uw huis. 25 Want u aangaande, mensenkind, ziet, zij zouden dikke touwen aan u leggen, en zij zouden u daarmede binden; daarom zult gij niet uitgaan in het midden van hen. 26 En Ik zal uw tong aan uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig huis. 27 Maar als Ik met u spreken zal, zal Ik uw mond opendoen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE, wie hoort, die hore, en wie het laat, die late het; want zij zijn een wederspannig huis.


- Willibrordvertaling

[1] Hij zei: 'Mensenkind, eet wat u voorgehouden wordt, eet deze boekrol* op en richt dan het woord tot het volk van Israël.' [2] Toen opende ik mijn mond en Hij gaf me die boekrol te eten. [3] Hij zei: 'Mensenkind, laat uw lichaam deze boekrol die Ik u geef opnemen en verzadig u ermee. Ik at dus de boekrol op: ze smaakte zo zoet als honing*. [4] Hij zei: 'Mensenkind, ga naar het volk van Israël en breng hun mijn woorden over. [5] Ik zend u niet naar een volk met een vreemde taal en tongval maar naar het volk van Israël. [6] Niet naar een van de vele volken met een vreemde taal en een tongval die onbegrijpelijk is voor u. Als Ik u naar hen zou sturen, dan zouden zíj wel naar u luisteren. [7] Maar het volk van Israël is niet bereid om naar u te luisteren omdat het niet naar Mij wil luisteren: het volk van Israël heeft een harde blik en een hart van steen. [8] Ik zal dan ook uw blik even hard maken als die van hen en uw gezicht even strak. [9] Uw gezicht maak Ik harder dan kiezel, hard als diamant. Wees niet bang voor hen en niet bevreesd voor hun aanblik: het is nu eenmaal een opstandig volk.' [10] Hij vervolgde: 'Mensenkind, neem al de woorden die Ik tot u zal spreken in uw hart op en luister er goed naar. [11] Ga naar de ballingen, uw volksgenoten. Spreek hen toe en zeg tegen hen, of ze luisteren of niet: "Zo spreekt de Heer god!" ' [12] Toen tilde de geest* van de heer mij op en ik hoorde achter mij een luid geroep: 'Gezegend is de heerlijkheid van de heer in zijn heiligdom.' [13] Ik hoorde het klapperen van de elkaar rakende vleugels van de levende wezens, het geratel van de wielen naast hen, en tegelijk het gedreun van een aardbeving. [14] De geest tilde mij op en voerde me mee, en ik ging weg, bitter gestemd en woedend, terwijl de hand* van de heer op mij drukte. [15] Ik kwam bij de ballingen van Tel-Abib die aan de Kebar woonden. Zeven dagen zat ik in hun midden, zonder een woord uit te kunnen brengen. Ezechiël als wachter [16] Toen deze zeven dagen voorbij waren werd het woord van de heer tot mij gericht: [17] 'Mensenkind, Ik stel u aan als wachter* voor het volk van Israël. Telkens als u uit mijn mond een woord hoort, moet u hen namens Mij inlichten. [18] Als Ik tegen de boosdoener zeg: "U zult zeker sterven", en u licht hem niet in, en laat na hem op zijn slecht gedrag te wijzen om zijn leven te redden, dan zal die boosdoener weliswaar vanwege zijn eigen schuld sterven, maar Ik zal u rekenschap* vragen van zijn bloed. [19] Maar als u de boosdoener ingelicht hebt en hij betert zijn leven niet, dan zal hij wel sterven vanwege zijn eigen schuld, maar u hebt uw eigen leven gered. [20] Als een rechtvaardige zich gaat misdragen en verkeerde dingen doet en Ik laat hem struikelen, dan zal hij sterven. Hij sterft omdat u hem niet op zijn zonde gewezen hebt; zijn goede daden tellen dan niet meer mee, maar u zal Ik rekenschap vragen van zijn bloed. [21] Maar als u de rechtvaardige inlicht dat hij niet moet zondigen en hij zondigt ook niet, dan zal hij beslist in leven blijven omdat hij uw inlichting ter harte heeft genomen, en u hebt uw eigen leven gered.' [22] Toen legde de hand van de heer zich op mij, en Hij zei tegen mij: 'Sta op, ga naar de laagvlakte, daar zal Ik tot u spreken.' [23] Toen stond ik op en ging naar de laagvlakte, en daar zag ik de heerlijkheid van de heer, zoals ik haar gezien had aan de Kebar, en ik wierp mij plat op de grond. [24] Maar een geest kwam over mij en liet mij rechtop staan. Hij sprak tot mij: 'Ga naar binnen en sluit u op in uw huis. [25] Mensenkind, men zal touwen nemen en u daarmee vastbinden, zodat u zich niet onder hen kunt begeven. [26] Uw tong zal Ik aan uw verhemelte laten kleven en u zult stom zijn, zodat u voor hen geen bemiddelaar* meer kunt zijn; het is nu eenmaal een opstandig volk. [27] Maar als Ik tot u spreek, zal Ik uw mond openen; dan moet u tegen hen zeggen: "Zo spreekt de Heer god". Wie luisteren wil, luistert, en wie niet luisteren wil, luistert maar niet; het is nu eenmaal een opstandig volk.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

Hoofdstuk 3 [1] De stem zei tegen mij: 'Mensenkind, eet op wat je wordt voorgehouden; eet deze rol op en ga naar de Israëlieten om te profeteren.' [2] Ik opende mijn mond en kreeg de boekrol te eten, [3] en de stem zei: 'Mensenkind, vul je maag en je buik met deze rol, die ik je geef.' Ik at de rol op; hij was zo zoet als honing. [4] Daarop zei de stem tegen mij: 'Mensenkind, ga naar de Israëlieten en breng hun mijn woorden over. [5] Ik stuur je niet naar een onverstaanbaar volk met een onbegrijpelijke taal, maar naar het volk van Israël. [6] Ik stuur je niet naar een van de vele onverstaanbare volken met talen die jij niet kunt begrijpen, al zouden die zeker naar je luisteren als ik je naar hen toe zou sturen. [7] Maar de Israëlieten zullen niet naar je willen luisteren, omdat ze niet naar mij willen luisteren, want heel het volk van Israël is koppig en eigenzinnig. [8] Daarom maak ik je even onbuigzaam als zij, en even koppig. [9] Ik maak je harder dan steen, ik maak je zo hard als staal; daarom hoef je voor hen niet bang te zijn, daarom mag je je niet door hen laten afschrikken, hoe opstandig ze ook zijn.' [10] Ook zei de stem nog: 'Mensenkind, onthoud alles wat ik je zal zeggen, luister er aandachtig naar. [11] Ga naar de ballingen, naar je landgenoten, om te profeteren en zeg tegen hen: "Dit zegt God, de HEER ..." – of ze nu horen willen of niet.' [12] Toen hief een geest mij op, en ik hoorde achter mij een zwaar dreunend geluid: 'De luister van de HEER zij geloofd in zijn woning!' [13] Het was het geluid van de vleugels van de wezens die elkaar raakten, en van de wielen naast hen; het klonk als een hevig dreunen. [14] De geest hief mij op en voerde mij weg. Bitter gestemd en ontdaan ging ik mee; de hand van de HEER had mij vastgegrepen. [15] Ik kwam weer in Tel-Abib, bij de ballingen die wonen bij het Kebarkanaal. Daar zat ik zeven dagen verdoofd in hun midden. Ezechiël als wachter aangesteld [16] Toen die zeven dagen voorbij waren, richtte de HEER zich tot mij: [17] 'Mensenkind, ik stel jou aan als wachter over de Israëlieten: als je mij hoort spreken, moet je hen namens mij waarschuwen. [18] Als ik tegen een slecht mens zeg dat hij sterven zal en je waarschuwt hem niet, je zegt niets om hem te waarschuwen voor de goddeloze weg die hij is ingeslagen, niets om zijn leven te redden – dan is hij weliswaar een slecht mens die sterft doordat hij zelf schuldig is, maar ik zal jou voor zijn dood ter verantwoording roepen. [19] Als je een slecht mens daarentegen waarschuwt en hem zegt dat hij tot inkeer moet komen en hij gaat toch voort op zijn goddeloze weg, dan is hij zelf schuldig aan zijn dood, maar zul jij het er levend afbrengen. [20] Als een goed mens zich niet langer rechtvaardig gedraagt maar onrecht doet, en als ik hem dan ten val breng, zal hij sterven als jij hem niet waarschuwt. Hij zal sterven als gevolg van zijn zondig gedrag, en zijn goede daden zullen niet meer tellen, maar ik zal jou voor zijn dood ter verantwoording roepen. [21] En als je een goed mens voorhoudt dat hij niet moet zondigen en hij zondigt niet, dan blijft hij zeker in leven omdat hij zich heeft laten waarschuwen, en ook jij zult het er levend afbrengen.' De val van Jeruzalem aangekondigd [22] Op die plaats werd ik opnieuw door de hand van de HEER gegrepen, en hij zei tegen mij: 'Sta op, ga naar buiten, naar het dal, want daar wil ik met je spreken.' [23] Ik deed wat me gezegd was. Toen ik in het dal kwam stond daar de stralende verschijning van de HEER, die ik ook bij het Kebarkanaal gezien had, en weer wierp ik mij voorover op de grond. [24] Er voer een geest in mij die me weer op deed staan, en de HEER zei tegen mij: 'Mensenkind, ga naar binnen, sluit je op in je huis. [25] Je wordt er met touwen vastgebonden, zodat je niet meer naar buiten kunt gaan om je tussen de mensen te begeven. [26] Ik zal ervoor zorgen dat je tong aan je gehemelte vastkleeft, zodat je stom zult zijn. Je mag hen niet meer waarschuwen, want ze zijn hoe dan ook opstandig. [27] Maar wanneer ik me opnieuw tot je richt zul je weer kunnen spreken, en dan moet je tegen hen zeggen: "Dit zegt God, de HEER ..." – en wie dan luistert, die luistert, en wie niet luistert, die luistert maar niet: het is immers een opstandig volk.


- De Naardense bijbel

3:1 Hij zegt tot mij: mensenzoon, wat je nu vindt, eet dat op!- eet deze rol, en ga, spreek tot het huisgezin Israël! Ezechiël 3:2 Ik open mijn mond en hij geeft mij te eten deze rol. 3:3 Hij zegt tot mij: mensenzoon, geef je buik te eten en vul je ingewanden met deze rol die ik jou nu geef! Ik eet haar op en zij blijkt in mijn mond als honing zo zoet. • 3:4 Hij zegt tot mij: mensenzoon, ga heen en kom tot het huis Israël, en spreek dan met mijn woorden tot hen; 3:5 immers, niet tot een gemeenschap onverstaanbaar van taal en zwaar van tong word jij gezonden,- maar tot het huisgezin van Israël; 3:6 niet tot vele gemeenschappen onverstaanbaar van taal en zwaar van tong wier woorden je niet kunt horen,- als ik je tot hén zond zouden zij naar jou horen!- 3:7 maar het huis Israël: zij zijn niet van zins om naar jou te horen omdat ze niet van zins zijn om naar mij te horen; want allen van Israëls huisgezin zijn verstrakt van voorhoofd en hard van hart; 3:8 ziehier, maken zal ik jouw gelaatstrekken strakker dan hun gelaat,- en jouw voorhoofd strakker dan hun voorhoofd; 3:9 als diamant, sterker dan een rots zal ik je voorhoofd maken: vrees hen niet en raak niet ontzet van hun gelaat, al zijn zij een weerspannig huis! • 3:10 Dan zegt hij tot mij: mensenzoon, al mijn woorden die ik tot jou zal spreken, neem ze op met je hart en hoor ze met je oren; 3:11 ga heen en kom aan bij de ballingen, bij de zonen van je gemeenschap, en spreek tot hen en zeg tot hen: zó heeft gezegd mijn Heer, de Ene!- of zij nu horen of dat nalaten. 3:12 Dan tilt geestesadem mij op en hoor ik achter mij het geluid van een grote beving: gezegend de glorie van de Ene vanuit zijn heilig oord! 3:13 Het geluid van de vleugels van de levende wezens die elkaar kussen als vrouw en zuster en het geluid van de raderen naast hen,- is het geluid van een grote beving. 3:14 Geestesadem heeft mij opgetild en neemt mij mee; daar ga ik, bitter in de gloed van mijn geest, en de hand van de Ene strak over mij. 3:15 Ik kom aan bij de ballingen van Tel Aviv die gezeten zijn aan de rivier Kevar en zet mij neer daar waar zij zitten; ik zit daar zeven dagen verstard bij hen neer. 3:16 Maar het geschiedt na verloop van zeven dagen,- • dan geschiedt het woord van de Ene aan mij en zegt: 3:17 mensenzoon, als wachtpost geef ik jou aan Israëls huisgezin: zul je uit mijn mond een woord doen horen, waarschuw hen dan van mijnentwege!- 3:18 wanneer ik tot de boosdoener zeg: 'sterven, ja sterven zul je', en jij zou hem niet waarschuwen, niet spreken om een boosdoener te waarschuwen voor zijn boze weg, om hem in leven te houden,- dan zal die boosdoener om zijn onrecht sterven maar zal ik zijn bloed uit jouw hand opeisen; 3:19 maar jij, wanneer je een boosdoener hebt gewaarschuwd en hij is niet teruggekeerd van zijn boosaardigheid en van zijn boze weg: hij zal om zijn onrecht sterven, en jij, jij hebt je ziel gered!- •• 3:20 en wanneer een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid en onrecht doet, en ik een struikelblok voor zijn aanschijn heb gelegd, zal hij sterven; wanneer jij hem niet hebt gewaarschuwd zal hij om zijn zonden sterven en zal niet meer worden gedacht aan de gerechte daden die hij heeft gedaan, maar uit jouw hand zal ik zijn bloed opeisen; 3:21 maar jij, wanneer je een rechtvaardige hebt gewaarschuwd om als rechtvaardige niet te zondigen, en hij heeft niet gezondigd,- leven, ja leven zal hij omdat hij is gewaarschuwd en jij, jij hebt je ziel gered! •• 3:22 Dan komt daar over mij de hand van de Ene; hij zegt tot mij: sta op, trek uit naar de kloof, en dáár zal ik met je spreken! 3:23 Ik sta op en trek uit naar de kloof, en zie, dáár staat de glorie van de Ene net als de glorie die ik heb gezien bij de rivier de Kevar; ik val neer op mijn gelaat,- 3:24 maar geestesadem komt bij mij en helpt mij op mijn voeten te staan; hij spreekt met mij en zegt tot mij: kom mee en sluit je op in het midden van je huisgezin,- 3:25 jij, mensenzoon, zie, ze zullen touwen over je gooien en je daarmee binden,- en je zult niet mee-uittrekken in hun midden; 3:26 je tong zal ik vastkleven aan je verhemelte, je zult verstomd zijn en de man die hen bestraft zul je niet wezen,- want een weerspannig huisgezin zijn zij; 3:27 maar wanneer ik met je spreek, dan open ik je mond en zul jij tot hen zeggen 'zó heeft gezegd mijn Heer, de Ene!'- wie horen wil die hore en wie het nalaat moet het laten,- want een weerspannig huisgezin zijn zij. ••


- Bible de Jérusalem

1. Il me dit : « Fils d'homme, ce qui t'est présenté, mange-le; mange ce volume et va parler à la maison d'Israël. » 2. J'ouvris la bouche et il me fit manger ce volume, 3. puis il me dit : « Fils d'homme, nourris-toi et rassasie-toi de ce volume que je te donne. » Je le mangeai et, dans ma bouche, il fut doux comme du miel. 4. Alors il me dit : « Fils d'homme, va-t'en vers la maison d'Israël et tu leur porteras mes paroles. 5. Ce n'est pas vers un peuple au parler obscur et à la langue difficile que tu es envoyé, c'est vers la maison d'Israël. 6. Ce n'est pas vers des peuples nombreux, au parler obscur et à la langue difficile, dont tu n'entendrais pas les paroles - si je t'envoyais vers eux, ils t'écouteraient - 7. mais la maison d'Israël ne veut pas t'écouter, car elle ne veut pas m'écouter. Toute la maison d'Israël n'est que fronts endurcis et cœurs obstinés. 8. Voici que je rends ton visage aussi dur que leur visage, et ton front aussi dur que leur front; 9. je rends ton front dur comme le diamant, qui est plus dur que le roc. N'aie pas peur d'eux, sois sans crainte devant eux, car c'est une engeance de rebelles. » 10. Puis il me dit : « Fils d'homme, toutes les paroles que je te dirai, reçois-les dans ton cœur, écoute de toutes tes oreilles, 11. et va-t'en vers les exilés, vers les enfants de ton peuple, pour leur parler. Tu leur diras : «Ainsi parle le Seigneur Yahvé», qu'ils écoutent ou qu'ils n'écoutent pas. » 12. L'esprit m'enleva et j'entendis derrière moi le bruit d'un grand tremblement : « Bénie soit la gloire de Yahvé au lieu de son séjour! » 13. C'était le bruit que faisaient les ailes des animaux, battant l'une contre l'autre, et le bruit des roues à côté d'eux, et le bruit d'un grand tremblement. 14. Et l'esprit m'enleva et me prit; j'allai amer, l'esprit enfiévré, et la main de Yahvé pesait fortement sur moi. 15. J'arrivai à Tell Abib, chez les exilés installés près du fleuve Kebar; c'est là qu'ils habitaient, et j'y restai sept jours, frappés de stupeur, au milieu d'eux. 16. Or, au bout de sept jours, la parole de Yahvé me fut adressée en ces termes : 17. « Fils d'homme, je t'ai fait guetteur pour la maison d'Israël. Lorsque tu entendras une parole de ma bouche, tu les avertiras de ma part. 18. Si je dis au méchant : «Tu vas mourir», et que tu ne l'avertis pas, si tu ne parles pas pour avertir le méchant d'abandonner sa conduite mauvaise afin qu'il vive, le méchant, lui, mourra de sa faute, mais c'est à toi que je demanderai compte de son sang. 19. Si au contraire tu as averti le méchant et qu'il ne s'est pas converti de sa méchanceté et de sa mauvaise conduite, il mourra, lui, de sa faute, mais toi, tu auras sauvé ta vie. 20. Lorsque le juste se détournera de sa justice pour commettre le mal et que je mettrai un piège devant lui, c'est lui qui mourra; parce que tu ne l'auras pas averti, il mourra de son péché et on ne se souviendra plus de la justice qu'il a pratiquée, mais je te demanderai compte de son sang. 21. Si au contraire tu as averti le juste de ne pas pécher et qu'il n'a pas péché, il vivra parce qu'il aura été averti, et toi, tu auras sauvé ta vie. » 22. C'est là que la main de Yahvé fut sur moi; il me dit : « Lève-toi, sors dans la vallée, et là, je vais te parler. » 23. Je me levai et je sortis dans la vallée, et voilà que la gloire de Yahvé y était arrêtée, semblable à la gloire que j'avais vue au bord du fleuve Kebar, et je tombai la face contre terre. 24. Alors l'esprit entra en moi, il me fit tenir debout et me parla. Il me dit : « Va t'enfermer dans ta maison. 25. Toi, fils d'homme, voici qu'on va te mettre des liens, on t'en ligotera et tu ne sortiras plus au milieu d'eux. 26. Je ferai coller ta langue à ton palais, tu seras muet, et tu ne seras plus pour eux celui qui réprimande, car c'est une engeance de rebelles. 27. Et lorsque je te parlerai, je t'ouvrirai la bouche et tu leur diras : Ainsi parle le Seigneur Yahvé : Quiconque veut écouter, qu'il écoute, et quiconque ne le veut pas, qu'il n'écoute pas, car c'est une engeance de rebelles. »


- King James Bible

Ezek.3 [1] Moreover he said unto me, Son of man, eat that thou findest; eat this roll, and go speak unto the house of Israel. [2] So I opened my mouth, and he caused me to eat that roll. [3] And he said unto me, Son of man, cause thy belly to eat, and fill thy bowels with this roll that I give thee. Then did I eat it; and it was in my mouth as honey for sweetness. [4] And he said unto me, Son of man, go, get thee unto the house of Israel, and speak with my words unto them. [5] For thou art not sent to a people of a strange speech and of an hard language, but to the house of Israel; [6] Not to many people of a strange speech and of an hard language, whose words thou canst not understand. Surely, had I sent thee to them, they would have hearkened unto thee. [7] But the house of Israel will not hearken unto thee; for they will not hearken unto me: for all the house of Israel are impudent and hardhearted. [8] Behold, I have made thy face strong against their faces, and thy forehead strong against their foreheads. [9] As an adamant harder than flint have I made thy forehead: fear them not, neither be dismayed at their looks, though they be a rebellious house. [10] Moreover he said unto me, Son of man, all my words that I shall speak unto thee receive in thine heart, and hear with thine ears. [11] And go, get thee to them of the captivity, unto the children of thy people, and speak unto them, and tell them, Thus saith the Lord GOD; whether they will hear, or whether they will forbear. [12] Then the spirit took me up, and I heard behind me a voice of a great rushing, saying, Blessed be the glory of the LORD from his place. [13] I heard also the noise of the wings of the living creatures that touched one another, and the noise of the wheels over against them, and a noise of a great rushing. [14] So the spirit lifted me up, and took me away, and I went in bitterness, in the heat of my spirit; but the hand of the LORD was strong upon me. [15] Then I came to them of the captivity at Tel-abib, that dwelt by the river of Chebar, and I sat where they sat, and remained there astonished among them seven days. [16] And it came to pass at the end of seven days, that the word of the LORD came unto me, saying, [17] Son of man, I have made thee a watchman unto the house of Israel: therefore hear the word at my mouth, and give them warning from me. [18] When I say unto the wicked, Thou shalt surely die; and thou givest him not warning, nor speakest to warn the wicked from his wicked way, to save his life; the same wicked man shall die in his iniquity; but his blood will I require at thine hand. [19] Yet if thou warn the wicked, and he turn not from his wickedness, nor from his wicked way, he shall die in his iniquity; but thou hast delivered thy soul. [20] Again, When a righteous man doth turn from his righteousness, and commit iniquity, and I lay a stumblingblock before him, he shall die: because thou hast not given him warning, he shall die in his sin, and his righteousness which he hath done shall not be remembered; but his blood will I require at thine hand. [21] Nevertheless if thou warn the righteous man, that the righteous sin not, and he doth not sin, he shall surely live, because he is warned; also thou hast delivered thy soul. [22] And the hand of the LORD was there upon me; and he said unto me, Arise, go forth into the plain, and I will there talk with thee. [23] Then I arose, and went forth into the plain: and, behold, the glory of the LORD stood there, as the glory which I saw by the river of Chebar: and I fell on my face. [24] Then the spirit entered into me, and set me upon my feet, and spake with me, and said unto me, Go, shut thyself within thine house. [25] But thou, O son of man, behold, they shall put bands upon thee, and shall bind thee with them, and thou shalt not go out among them: [26] And I will make thy tongue cleave to the roof of thy mouth, that thou shalt be dumb, and shalt not be to them a reprover: for they are a rebellious house. [27] But when I speak with thee, I will open thy mouth, and thou shalt say unto them, Thus saith the Lord GOD; He that heareth, let him hear; and he that forbeareth, let him forbear: for they are a rebellious house.


- Luther Bibel

31Und er sprach zu mir: Du Menschenkind, iss, was du vor dir hast! Iss diese Schriftrolle und geh hin und rede zum Hause Israel! 2Da tat ich meinen Mund auf und er gab mir die Rolle zu essen 3und sprach zu mir: Du Menschenkind, du musst diese Schriftrolle, die ich dir gebe, in dich hineinessen und deinen Leib damit füllen. Da aß ich sie und sie war in meinem Munde so süß wie Honig. 4Und er sprach zu mir: Du Menschenkind, geh hin zum Hause Israel und verkündige ihnen meine Worte. 5Denn ich sende dich ja nicht zu einem Volk, das unbekannte Worte und eine fremde Sprache hat, sondern zum Hause Israel, 6nicht zu vielen Völkern, die unbekannte Worte und eine fremde Sprache haben, deren Worte du nicht verstehen könntest. Und wenn ich dich zu solchen sendete, würden sie dich gern hören. 7Aber das Haus Israel will dich nicht hören, denn sie wollen mich nicht hören; denn das ganze Haus Israel hat harte Stirnen und verstockte Herzen. 8Siehe, ich habe dein Angesicht so hart gemacht wie ihr Angesicht und deine Stirn so hart wie ihre Stirn. 9Ja, ich habe deine Stirn so hart wie einen Diamanten gemacht, der härter ist als ein Kieselstein. Darum fürchte dich nicht, entsetze dich auch nicht vor ihnen; denn sie sind ein Haus des Widerspruchs. 10Und er sprach zu mir: Du Menschenkind, alle meine Worte, die ich dir sage, die fasse mit dem Herzen und nimm sie zu Ohren! 11Und geh hin zu den Weggeführten deines Volks und verkündige ihnen und sprich zu ihnen: »So spricht Gott der HERR!«, sie hören oder lassen es. Hesekiel wird zum Wächter über Israel bestellt 12Und der Geist hob mich empor, und ich hörte hinter mir ein Getöse wie von einem großen Erdbeben, als die Herrlichkeit des HERRN sich erhob von ihrem Ort. 13Und es war ein Rauschen von den Flügeln der Gestalten, die aneinander schlugen, und auch ein Rasseln der Räder neben ihnen wie das Getöse eines großen Erdbebens. 14Da hob mich der Geist empor und führte mich weg. Und ich fuhr dahin im bitteren Grimm meines Geistes, und die Hand des HERRN lag schwer auf mir. 15Und ich kam zu den Weggeführten, die am Fluss Kebar wohnten, nach Tel-Abib und setzte mich zu denen, die dort wohnten, und blieb dort unter ihnen sieben Tage ganz verstört. 16Und als die sieben Tage um waren, geschah des HERRN Wort zu mir: 17 Du Menschenkind, ich habe dich zum Wächter gesetzt über das Haus Israel. Du wirst aus meinem Munde das Wort hören und sollst sie in meinem Namen warnen. 18 Wenn ich dem Gottlosen sage: Du musst des Todes sterben!, und du warnst ihn nicht und sagst es ihm nicht, um den Gottlosen vor seinem gottlosen Wege zu warnen, damit er am Leben bleibe, – so wird der Gottlose um seiner Sünde willen sterben, aber sein Blut will ich von deiner Hand fordern. 19 Wenn du aber den Gottlosen warnst und er sich nicht bekehrt von seinem gottlosen Wesen und Wege, so wird er um seiner Sünde willen sterben, aber du hast dein Leben errettet. 20Und wenn sich ein Gerechter von seiner Gerechtigkeit abwendet und Unrecht tut, so werde ich ihn zu Fall bringen und er muss sterben. Denn weil du ihn nicht gewarnt hast, wird er um seiner Sünde willen sterben müssen, und seine Gerechtigkeit, die er getan hat, wird nicht angesehen werden; aber sein Blut will ich von deiner Hand fordern. 21Wenn du aber den Gerechten warnst, dass er nicht sündigen soll, und er sündigt auch nicht, so wird er am Leben bleiben; denn er hat sich warnen lassen, und du hast dein Leben errettet. Der Prophet soll verstummen 22Und dort kam des HERRN Hand über mich und er sprach zu mir: Mach dich auf und geh hinaus in die Ebene; da will ich mit dir reden. 23Und ich machte mich auf und ging hinaus in die Ebene; und siehe, dort stand die Herrlichkeit des HERRN, wie ich sie am Fluss Kebar gesehen hatte; und ich fiel nieder auf mein Angesicht. 24Und der Geist kam in mich und stellte mich auf meine Füße. Und er redete mit mir und sprach zu mir: Geh hin und schließ dich ein in deinem Hause! 25Und du, Menschenkind, siehe, man wird dir Stricke anlegen und dich damit binden, dass du nicht unter die Leute gehen kannst. 26Und ich will dir die Zunge an deinem Gaumen kleben lassen, dass du stumm wirst und sie nicht mehr zurechtweisen kannst; denn sie sind ein Haus des Widerspruchs. 27Wenn ich aber mit dir reden werde, will ich dir den Mund auftun, dass du zu ihnen sagen sollst: »So spricht Gott der HERR!« Wer es hört, der höre es; wer es lässt, der lasse es; denn sie sind ein Haus des Widerspruchs.


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar