BIJBELBOEK EZECHIËL - Ez -- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33 --
Ez 33,1-20
-- Ez 33,21-33 -- Ez
33,7-9 -
Uitleg hoofdstuk per hoofdstuk : - Ez
1 - Ez 2
- Ez 3 - Ez
4 - Ez 5
- Ez 6 - Ez
7 - Ez 8
- Ez 9 - Ez
10 - Ez 11
- Ez 12
- Ez 13 - Ez
14 - Ez 15
- Ez 16
- Ez 17 - Ez
18 - Ez 19
- Ez 20
- Ez 21 - Ez
22 - Ez 23
- Ez 24
- Ez 25 - Ez
26 - Ez 27
- Ez 28
- Ez 29 - Ez
30 - Ez 31
- Ez 32
- Ez 33 - Ez
34 - Ez 35
- Ez 36
- Ez 37 - Ez
38 - Ez 39
- Ez 40
- Ez 41 - Ez
42 - Ez 43
- Ez 44
- Ez 45 - Ez
46 - Ez 47
- Ez 48
-
Uitleg vers per vers - Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 -
WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE
VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email:
arseen.de.kesel@pandora.be
.
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/
en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ
DE HAND - NIEUW
- OVERZICHT
- TIJDSCHRIFTEN
-
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B
- C - D
- E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y - Z
HOOFDTHEMA'S :
allochtonen , armoede , bahá'í
, bezinningsteksten
, bijbel , bijbel en koran ,
boeddhisme ,
christendom ,
extreemrechts
(Vlaams Blok)
, fundamentalisme
, globalisering en antiglobalisering
, hindoeïsme
, interlevensbeschouwelijke
dialoog , interreligieuze
meditatie , islam , jodendom
, koran
, levensbeschouwing
, levensbeschouwing / godsdienst
en onderwijs , racisme , samenleving ,
sikhisme , spiritualiteit
, tewerkstelling
van allochtonen , vluchtelingen
en asielzoekers , vrijzinnigheid
, witte scholen , multiculturele
scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige
beschouwingen , Het
kleine of grote ongenoegen
|
Woordenschat
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik
- Ez 33,7-9
: 23ste
(drieentwintigste) zondag door het a-jaar .
Overzicht van de bijbelboeken
- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus) ,
Lv (Leviticus) ,
Nu (Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re (Rechters)
, Rt (Ruth) , 1
S (1 Samuël) , 2
S (2 Samuël) , 1
K (1 Koningen) , 2
K (2 Koningen) , 1
Kr ( 1 Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia) ,
Jdt (Judith) ,
Est (Esther) ,
1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja) ,
Jr (Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea) ,
Jl (Joël) ,
Am (Amos) , Ob
(Obadja) , Jon
(Jona) , Mi (Micha)
, Nah (Nahum) ,
Hab (Habakuk) ,
Sef (Sefanja) ,
Hag (Haggai) ,
Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt (Matteüs)
- Mc (Marcus)
- Lc (Lucas) -
Joh (Johannes)
- Hnd (Handelingen)
, Rom (Rome) ,
1 Kor (Korinte)
, 2 Kor (Korinte)
, Gal (Galatië)
, Ef (Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk (Apokalyps)
.
Overzicht van de
bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
Ez 33,1-20 . Rechtvaardige vergelding .
Ez 33,21-33 : De tijding van Jeruzalems val .
Ez 33,1-20 . Rechtvaardige
vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33 --
Ez 33,1-20
-- Ez 33,1
- Ez 33,2
- Ez 33,3
- Ez 33,4
- Ez 33,5
- Ez 33,6
- Ez 33,7
- Ez 33,8
- Ez 33,9
- Ez 33,10
- Ez 33,11
- Ez 33,12
- Ez 33,13
- Ez 33,14
- Ez 33,15
- Ez 33,16
- Ez 33,17
- Ez 33,18
- Ez 33,19
- Ez 33,20
-
Ez 33,1 - Ez
33,1 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
1kai egeneto logos kuriou pros me legôn |
1 et factum est verbum Domini ad me dicens |
|
1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
|
[1] Het* woord van de heer werd tot mij gericht:
|
[1] De HEER richtte zich tot mij: |
1 ¶ Dan geschiedt het woord van de ENE aan mij om
te zeggen: |
1. La parole de Yahvé me fut adressée en ces termes
: |
|
King James Bible . [1] Again the word of the LORD came unto me, saying,
Luther-Bibel . 1 Und des HERRN Wort geschah zu mir:
Tekstuitleg van Ez
33,1 .
Ez 33,2 - Ez
33,2 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
2uie anthrôpou lalèson tois uiois tou laou sou kai
ereis pros autous gè ef¢ èn an epagô romfaian kai labè o laos tès
gès anthrôpon ena ex autôn kai dôsin auton eautois eis skopon |
2 fili hominis loquere ad filios populi tui et dices
ad eos terra cum induxero super eam gladium et tulerit populus terrae
virum unum de novissimis suis et constituerit eum super se speculatorem
|
|
2 Mensenkind! spreek tot de kinderen uws volks,
en zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over enig land breng, en het
volk des lands een man uit hun einden nemen, en dien voor zich tot
een wachter stellen; |
[2] ‘Mensenkind, spreek tot uw volksgenoten en zeg
tegen hen: “Als Ik het zwaard over een land laat komen en het volk
wijst iemand uit zijn midden aan als wachter*, |
[2] ‘Spreek, mensenkind, zeg tegen je volksgenoten:
“Als ik het zwaard op een land afstuur, en het volk dat daar woont
heeft iemand als wachter aangesteld, |
2 mensenzoon, richt het woord tot de zonen van
je gemeenschap en zeg tot hen: wanneer ik over een land een zwaard
laat komen,– nemen zullen ze dan, de gemeenschap van het land, één
man uit hun kring en hem de taak geven van uitkijkpost; |
2. Fils d'homme, parle aux fils de ton peuple.
Tu leur diras : Quand je fais venir l'épée contre un pays, les gens
de ce pays prennent parmi eux un homme et le placent comme guetteur; |
|
King James Bible . [2] Son of man, speak to the children of thy people, and
say unto them, When I bring the sword upon a land, if the people of the land
take a man of their coasts, and set him for their watchman:
Luther-Bibel . 2 Du Menschenkind, rede zu den Söhnen deines Volks und sprich
zu ihnen: Wenn ich das Schwert über ein Land bringe und das Volk des Landes
nimmt einen Mann aus seiner Mitte und macht ihn zu seinem Wächter
Tekstuitleg van Ez
33,2 .
Ez 33,3 - Ez
33,3 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
3kai idè tèn romfaian erchomenèn epi tèn gèn kai
salpisè tè salpiggi kai sèmanè tô laô |
3 et ille viderit gladium venientem super terram
et cecinerit bucina et adnuntiaverit populo |
|
3 En hij het zwaard ziet komen over het land, en
blaast met de bazuin, en waarschuwt het volk; |
[3] dan moet hij, als hij het gevaar ziet aankomen,
op de bazuin blazen en het volk waarschuwen. |
[3] en die wachter ziet het zwaard op het land afkomen
en blaast op de ramshoorn om het volk te waarschuwen, |
3 ziet hij het zwaard komen over het land,– dan
blaast hij de bazuin en waarschuwt zo de gemeenschap; |
3. s'il voit l'épée venir contre le pays, il sonne
du cor pour avertir le peuple. |
|
King James Bible . [3] If when he seeth the sword come upon the land, he blow
the trumpet, and warn the people;
Luther-Bibel . 3 und er sieht das Schwert kommen über das Land und bläst die
Posaune und warnt das Volk -
Tekstuitleg van Ez
33,3 .
Ez 33,4 - Ez
33,4 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
4kai akousè o akousas tèn fônèn tès salpiggos kai
mè fulaxètai kai epelthè è romfaia kai katalabè auton to aima autou
epi tès kefalès autou estai |
4 audiens autem quisquis ille est sonum bucinae
non se observaverit veneritque gladius et tulerit eum sanguis ipsius
super caput eius erit |
|
4 En een, die het geluid der bazuin hoort, wel
hoort, maar zich niet laat waarschuwen; en het zwaard komt, en neemt
hem weg, diens bloed is op zijn hoofd. |
[4] Als dan iemand wel het signaal hoort maar zich
er niet aan stoort, en het zwaard komt en slaat hem neer, dan is alleen
hij zelf schuldig aan zijn vergoten bloed. |
[4] en als dan iemand het geluid van de ramshoorn
hoort maar er zich niets van aantrekt, en het zwaard komt en doodt
hem, dan heeft hij zijn dood aan zichzelf te wijten. |
4 hoort de hoorder de stem van de bazuin en laat
hij zich niet waarschuwen, dan komt er een zwaard en neemt hem mee;
zijn bloed komt over zijn eigen hoofd; |
4. Si quelqu'un entend le son du cor mais n'en
tient pas compte, et que l'épée survient et le fait périr, le sang
de cet homme retombera sur sa propre tête. |
|
King James Bible . [4] Then whosoever heareth the sound of the trumpet, and
taketh not warning; if the sword come, and take him away, his blood shall be
upon his own head.
Luther-Bibel . 4 wer nun den Hall der Posaune hört und will sich nicht warnen
lassen und das Schwert kommt und nimmt ihn weg, dessen Blut wird auf seinen
Kopf kommen.
Tekstuitleg van Ez
33,4 .
Ez 33,5 - Ez
33,5 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
5oti tèn fônèn tès salpiggos akousas ouk efulaxato
to aima autou ep¢ autou estai kai outos oti efulaxato tèn psuchèn
autou exeilato |
5 sonum bucinae audivit et non se observavit sanguis
eius in ipso erit si autem custodierit animam suam salvavit |
|
5 Hij hoorde het geluid der bazuin, maar liet zich
niet waarschuwen, zijn bloed is op hem; maar hij, die zich laat waarschuwen,
behoudt zijn ziel. |
[5] Hij heeft het signaal van de bazuin gehoord
maar zich er niet aan gestoord. Had hij dat wel gedaan, dan had hij
zijn leven gered; nu komt zijn bloed op hem neer. |
[5] Hij heeft het geluid van de ramshoorn wel gehoord
maar zich er niet door laten waarschuwen, en dus heeft hij zelf de
dood over zich afgeroepen. Had hij zich laten waarschuwen, dan had
hij zijn leven gered. |
5 de stem van de bazuin hoorde hij wel maar hij
liet zich niet waarschuwen, zijn bloed komt over hemzelf; had hij
zich laten waarschuwen dan was zijn ziel ontsnapt!– |
5. Il a entendu le son du cor sans en tenir compte
: son sang retombera sur lui. Mais celui qui en a tenu compte, sa
vie est sauve. |
|
King James Bible . [5] He heard the sound of the trumpet, and took not warning;
his blood shall be upon him. But he that taketh warning shall deliver his soul.
Luther-Bibel . 5 Denn er hat den Hall der Posaune gehört und sich dennoch nicht
warnen lassen; darum wird sein Blut auf ihn kommen. Wer sich aber warnen lässt,
der wird sein Leben davonbringen.
Tekstuitleg van Ez
33,5 .
Ez 33,6 - Ez
33,6 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
6kai o skopos ean idè tèn romfaian erchomenèn kai
mè sèmanè tè salpiggi kai o laos mè fulaxètai kai elthousa è romfaia
labè ex autôn psuchèn autè dia tèn autès anomian elèmfthè kai to aima
ek tès cheiros tou skopou ekzètèsô |
6 quod si speculator viderit gladium venientem et
non insonuerit bucina et populus non se custodierit veneritque gladius
et tulerit de eis animam ille quidem in iniquitate sua captus est
sanguinem autem eius de manu speculatoris requiram |
|
6 Wanneer daarentegen de wachter het zwaard ziet
komen, en blaast niet met de bazuin, zodat het volk niet is gewaarschuwd;
en het zwaard komt, en neemt een ziel uit hen weg; die is wel in zijn
ongerechtigheid weggenomen, maar zijn bloed zal Ik van des hand des
wachters eisen. |
[6] Maar als de bewaker het gevaar ziet aankomen
en geen hoornsignaal geeft, dan wordt het volk niet gewaarschuwd;
komt het zwaard en velt het iemand neer, dan eis Ik het bloed van
de wachter op, ook al zou die man gevallen zijn vanwege zijn eigen
schuld.” |
[6] Wat de wachter betreft: als hij het zwaard
ziet komen maar niet op de ramshoorn blaast om het volk te waarschuwen,
en als het zwaard dan komt en iemand doodt, dan sterft die mens doordat
hij zelf schuld heeft, maar de wachter zal ik voor zijn dood ter verantwoording
roepen.” |
6 wanneer de uitkijkpost het zwaard ziet komen maar
niet op de bazuin blaast en de gemeenschap dus niet wordt gewaarschuwd,
en er komt een zwaard en neemt uit hen een levende ziel mee,– dan
wordt hij door zijn onrecht meegenomen en zal ik zijn bloed terugvragen
uit de hand van de uitkijkpost; •• |
6. Mais si le guetteur a vu venir l'épée et n'a
pas sonné du cor, si bien que le peuple n'a pas été averti, et que
l'épée survienne et fasse chez eux une victime, celle-ci périra victime
de sa faute, mais je demanderai compte de son sang au guetteur. |
|
King James Bible . [6] But if the watchman see the sword come, and blow not
the trumpet, and the people be not warned; if the sword come, and take any person
from among them, he is taken away in his iniquity; but his blood will I require
at the watchman's hand.
Luther-Bibel . 6 Wenn aber der Wächter das Schwert kommen sieht und nicht die
Posaune bläst und sein Volk nicht warnt und das Schwert kommt und nimmt einen
von ihnen weg, so wird der wohl um seiner Sünde willen weggenommen; aber sein
Blut will ich von der Hand des Wächters fordern.
Tekstuitleg van Ez
33,6 .
Lezing op de 23ste
(drieentwintigste) zondag door het a-jaar : Ez 33,7-9
. Verwijzing : Ez
33,7-9 .
Zo spreekt de Heer: "Gij mensenkind, als wachter heb Ik U aangesteld over het
volk van Israël. Hoort gij een woord uit mijn mond, waarschuw hen dan namens
Mij! Als Ik tot de boosdoener zeg: Jij, boosdoener, jij moet sterven! en als
gij dan uw mond niet opendoet en de boosdoener niet waarschuwt voor zijn gedrag,
dan sterft die boos doener wel om eigen schuld, maar dan kom Ik zijn bloed van
u opeisen. Hebt gij de boosdoener echter gewaarschuwd voor zijn gedrag, hem
gezegd dat hij zich moet bekeren, en hij bekeert zich niet, dan sterft hij om
zijn eigen schuld, maar gij hebt uw leven gered."
Ez 33,7 - Ez
33,7 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
7kai su uie anthrôpou skopon dedôka se tô oikô israèl
kai akousè ek stomatos mou logon |
7 et tu fili hominis speculatorem dedi te domui
Israhel audiens ergo ex ore meo sermonem adnuntiabis eis ex me |
|
7 Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter
gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond
horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. |
[7] Mensenkind, Ik heb u als wachter over het volk
van Israël aangesteld. Alles wat u van Mij te weten komt moet u hun
in mijn naam meedelen. |
[7] Jou, mensenkind, heb ik als wachter aangesteld
voor het volk van Israël. Als je mijn woorden hoort moet je hen namens
mij waarschuwen. |
7 jij, mensenzoon, jou heb ik als uitkijkpost gegeven
aan het huis van Israël; zul je uit mijn mond een woord horen, waarschuw
hen dan van mijnentwege; |
7. Toi aussi, fils d'homme, je t'ai fait guetteur
pour la maison d'Israël. Lorsque tu entendras une parole de ma bouche,
tu les avertiras de ma part. |
|
King James Bible . [7] So thou, O son of man, I have set thee a watchman unto
the house of Israel; therefore thou shalt hear the word at my mouth, and warn
them from me.
Luther-Bibel . 7 Und nun, du Menschenkind, ich habe dich zum Wächter gesetzt
über das Haus Israel. Wenn du etwas aus meinem Munde hörst, sollst du sie in
meinem Namen warnen.
- 23ste
(drieentwintigste) zondag door het a-jaar . Zo spreekt de Heer: "Gij mensenkind,
als wachter heb Ik U aangesteld over het volk van Israël. Hoort gij een woord
uit mijn mond, waarschuw hen dan namens Mij!
Tekstuitleg van Ez
33,7 .
Ez 33,8 - Ez
33,8 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
8en tô eipai me tô amartôlô thanatô thanatôthèsè
kai mè lalèsès tou fulaxasthai ton asebè apo tès odou autou autos
o anomos tè anomia autou apothaneitai to de aima autou ek tès cheiros
sou ekzètèsô |
8 si me dicente ad impium impie morte morieris
non fueris locutus ut se custodiat impius a via sua ipse impius in
iniquitate sua morietur sanguinem autem eius de manu tua requiram
|
|
8 Als Ik tot den goddeloze zeg: O goddeloze, gij
zult den dood sterven! en gij spreekt niet, om den goddeloze van zijn
weg af te manen; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven,
maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen. |
[8] Als Ik tegen de boosdoener zeg: “Boosdoener,
u zult zeker sterven”, en u waarschuwt de boosdoener niet dat hij
zich moet beteren, dan zal die boosdoener sterven door zijn eigen
schuld, maar van u eis Ik zijn bloed op. |
[8] Als ik tegen een slecht mens zeg dat hij zal
sterven, en jij zegt hem niet dat hij een andere weg moet inslaan,
dan zal hij sterven door zijn eigen schuld, maar jou zal ik voor zijn
dood ter verantwoording roepen. |
8 als ik tot de boosdoener zeg: boosdoener, sterf,
sterven zul je!, en jij spreekt geen woord om zo’n boosdoener te waarschuwen
voor zijn weg,– dan zal die boosdoener door zijn eigen onrecht sterven,
maar zijn bloed zal ik opeisen uit jouw hand; |
8. Si je dis au méchant : « Méchant, tu vas mourir
», et que tu ne parles pas pour avertir le méchant d'abandonner sa
conduite, lui, le méchant, mourra de sa faute, mais c'est à toi que
je demanderai compte de son sang. |
|
King James Bible . [8] When I say unto the wicked, O wicked man, thou shalt
surely die; if thou dost not speak to warn the wicked from his way, that wicked
man shall die in his iniquity; but his blood will I require at thine hand.
Luther-Bibel . 8 Wenn ich nun zu dem Gottlosen sage: Du Gottloser musst des
Todes sterben!, und du sagst ihm das nicht, um den Gottlosen vor seinem Wege
zu warnen, so wird er, der Gottlose, um seiner Sünde willen sterben, aber sein
Blut will ich von deiner Hand fordern.
- 23ste
(drieentwintigste) zondag door het a-jaar . Als Ik tot de boosdoener zeg:
Jij, boosdoener, jij moet sterven! en als gij dan uw mond niet opendoet en de
boosdoener niet waarschuwt voor zijn gedrag, dan sterft die boos doener wel
om eigen schuld, maar dan kom Ik zijn bloed van u opeisen.
Tekstuitleg van Ez
33,8 .
Ez 33,9 - Ez
33,9 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
9su de ean proapaggeilès tô asebei tèn odon autou
tou apostrepsai ap¢ autès kai mè apostrepsè apo tès odou autou outos
tè asebeia autou apothaneitai kai su tèn psuchèn sautou exèrèsai |
9 si autem adnuntiante te ad impium ut a viis suis
convertatur non fuerit conversus a via sua ipse in iniquitate sua
morietur porro tu animam tuam liberasti |
|
9 Maar als gij den goddeloze van zijn weg afmaant,
dat hij zich van dien bekere, en hij zich van zijn weg niet bekeert,
zo zal hij in zijn ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw ziel
bevrijd. |
[9] Maar als u de boosdoener gewaarschuwd hebt dat
hij zijn leven moet beteren en hij betert zijn leven niet, dan zal
hij door zijn eigen schuld sterven, maar u blijft in leven. |
[9] Maar als je hem gewaarschuwd hebt dat hij een
andere weg moet inslaan en hij doet dat niet, dan sterft hij door
zijn eigen schuld, maar jij zult het er levend afbrengen. |
9 maar wanneer jij een boosdoener hebt gewaarschuwd
voor zijn weg, om daarvan terug te keren, en hij zal niet terugkeren
van zijn weg,– dan sterft hij door zijn ongerechtigheid en jij hebt
je ziel gered!; •• |
9. Si au contraire tu as averti le méchant d'abandonner
sa conduite pour se convertir et qu'il ne s'est pas converti, il mourra,
lui, à cause de son péché, mais toi, tu auras sauvé ta vie. |
|
King James Bible . [9] Nevertheless, if thou warn the wicked of his way to
turn from it; if he do not turn from his way, he shall die in his iniquity;
but thou hast delivered thy soul.
Luther-Bibel . 9 Warnst du aber den Gottlosen vor seinem Wege, dass er von ihm
umkehre, und er will von seinem Wege nicht umkehren, so wird er um seiner Sünde
willen sterben, aber du hast dein Leben errettet.
- 23ste
(drieentwintigste) zondag door het a-jaar . Hebt gij de boosdoener echter
gewaarschuwd voor zijn gedrag, hem gezegd dat hij zich moet bekeren, en hij
bekeert zich niet, dan sterft hij om zijn eigen schuld, maar gij hebt uw leven
gered."
Tekstuitleg van Ez
33,9 .
Ez 33,10 - Ez
33,10 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
10kai su uie anthrôpou eipon tô oikô israèl outôs
elalèsate legontes ai planai èmôn kai ai anomiai èmôn ef¢ èmin eisin
kai en autais èmeis tèkometha kai pôs zèsometha |
10 tu ergo fili hominis dic ad domum Israhel sic
locuti estis dicentes iniquitates nostrae et peccata nostra super
nos sunt et in ipsis nos tabescimus quomodo ergo vivere poterimus
|
|
10 Daarom, gij mensenkind! zeg tot het huis Israëls:
Gijlieden spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze
zonden op ons zijn, en wij in dezelve versmachten, hoe zouden wij
dan leven? |
[10] Mensenkind, het volk van Israël zegt: “Wij
gaan gebukt onder onze misdaden en zonden en verrotten daardoor; voor
ons is er geen sprake van leven.” |
[10] Mensenkind, zeg tegen het volk van Israël:
“Jullie zeggen: ‘Onze misdaden en onze zonden worden ons aangerekend
en wij gaan eraan te gronde – hoe kunnen we dan nog blijven leven?’” |
10 ¶ jij, mensenzoon, zeg tot het huis van Israël:
zó hebt ge gezegd, zeggend: omdat onze misstappen en zonden ons aankleven
en wij daardoor wegrotten, hoe zullen wij leven?– |
10. Et toi, fils d'homme, dis à la maison d'Israël
: Vous répétez ces paroles : « Nos crimes et nos péchés pèsent sur
nous; c'est à cause d'eux que nous dépérissons. Comment pourrions-nous
vivre ? » |
|
King James Bible . [10] Therefore, O thou son of man, speak unto the house
of Israel; Thus ye speak, saying, If our transgressions and our sins be upon
us, and we pine away in them, how should we then live?
Luther-Bibel . 10 Und nun, du Menschenkind, sage dem Hause Israel: Ihr sprecht:
Unsere Sünden und Missetaten liegen auf uns, dass wir darunter vergehen; wie
können wir denn leben?
Tekstuitleg van Ez
33,10 .
Ez 33,11 - Ez
33,11 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
11eipon autois zô egô tade legei kurios ou boulomai
ton thanaton tou asebous ôs to apostrepsai ton asebè apo tès odou
autou kai zèn auton apostrofè apostrepsate apo tès odou umôn kai ina
ti apothnèskete oikos israèl |
11 dic ad eos vivo ego dicit Dominus Deus nolo mortem
impii sed ut revertatur impius a via sua et vivat convertimini a viis
vestris pessimis et quare moriemini domus Israhel |
|
11 Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt
de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! maar daarin
heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert
u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis
Israëls? |
[11] Zeg tegen hen: “Zowaar Ik leef – godsspraak
van de Heer god – Ik wil de dood van de zondaar niet, maar Ik wens
dat hij zich betert en in leven blijft. Bekeer u, bekeer u en beter
uw leven. Waarom zou u sterven, volk van Israël?” |
[11] Zeg tegen hen: “Zo waar ik leef – spreekt
God, de HEER –, de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde,
ik wil dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft. Kom toch
terug van de heilloze weg die jullie zijn ingeslagen, keer om, want
waarom zouden jullie sterven, volk van Israël?” |
11 zeg tot hen: zowaar ik leef, is de tijding van
mijn Heer, de ENE: als ik ooit behagen heb in de dood van de zondaar!–
nee, daarin dat een boosdoener terugkeert van zijn weg en zal leven!–
keert om, keert terug van uw kwade wegen, waarom zoudt ge uitsterven,
huis van Israël?; • |
11. Dis-leur : « Par ma vie, oracle du Seigneur
Yahvé, je ne prends pas plaisir à la mort du méchant, mais à la conversion
du méchant qui change de conduite pour avoir la vie. Convertissez-vous,
revenez de votre voie mauvaise. Pourquoi mourir, maison d'Israël ?
» |
|
King James Bible . [11] Say unto them, As I live, saith the Lord GOD, I have
no pleasure in the death of the wicked; but that the wicked turn from his way
and live: turn ye, turn ye from your evil ways; for why will ye die, O house
of Israel?
Luther-Bibel . 11 So sprich zu ihnen: So wahr ich lebe, spricht Gott der HERR:
Ich habe kein Gefallen am Tode des Gottlosen, sondern dass der Gottlose umkehre
von seinem Wege und lebe. So kehrt nun um von euren bösen Wegen. Warum wollt
ihr sterben, ihr vom Hause Israel?
Tekstuitleg van Ez
33,11 .
Ez 33,12 - Ez
33,12 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
12eipon pros tous uious tou laou sou dikaiosunè
dikaiou ou mè exelètai auton en è an èmera planèthè kai anomia asebous
ou mè kakôsè auton en è an èmera apostrepsè apo tès anomias autou
kai dikaios ou mè dunètai sôthènai |
12 tu itaque fili hominis dic ad filios populi
tui iustitia iusti non liberabit eum in quacumque die peccaverit et
impietas impii non nocebit ei in quacumque die conversus fuerit ab
impietate sua et iustus non poterit vivere in iustitia sua in quacumque
die peccaverit |
|
12 Gij dan, o mensenkind! zeg tot de kinderen uws
volks: De gerechtigheid des rechtvaardigen zal hem niet redden ten
dage zijner overtreding; en aangaande de goddeloosheid des goddelozen,
hij zal om dezelve niet vallen, ten dage als hij zich van zijn goddeloosheid
bekeert; en de rechtvaardige zal niet kunnen leven door dezelve zijn
gerechtigheid, ten dage als hij zondigt. |
[12] Mensenkind, zeg tegen uw volksgenoten: “Als
de rechtvaardige zich gaat misdragen, zullen zijn goede daden hem
niet meer baten, en als de boosdoener zijn leven betert zal hij niet
door zijn slechtheid ten val komen. Als de rechtvaardige zich gaat
misdragen, zullen zijn goede daden hem niet meer helpen. |
[12] Mensenkind, zeg tegen je volksgenoten: “De
rechtvaardigheid van een goed mens zal hem niet redden als hij een
misdaad begaat, en de slechte daden van een slecht mens zullen hem
niet ten val brengen als hij zich ervan afkeert. Een goed mens zal
niet door zijn goede daden in leven blijven als hij een zonde begaat.
|
12 jij, mensenzoon, zeg tot de zonen van je gemeenschap:
de rechtvaardigheid van de rechtvaardige zal hem niet redden ten dage
van zijn misstap, en de boosaardigheid van de boosdoener, daardoor
zal hij niet struikelen ten dage dat hij terugkeert van zijn boosaardigheid;
maar een rechtvaardige zal daardoor niet kunnen leven ten dage van
zijn zonde; |
12. Et toi, fils d'homme, dis aux fils de ton peuple
: La justice du juste ne le sauvera pas au jour de son crime, et la
méchanceté du méchant ne le fera pas succomber au jour où il reviendra
de sa méchanceté. Le juste ne peut pas vivre en vertu de sa justice
au jour de son péché. |
|
King James Bible . [12] Therefore, thou son of man, say unto the children of
thy people, The righteousness of the righteous shall not deliver him in the
day of his transgression: as for the wickedness of the wicked, he shall not
fall thereby in the day that he turneth from his wickedness; neither shall the
righteous be able to live for his righteousness in the day that he sinneth.
Luther-Bibel . 12 Und du, Menschenkind, sprich zu deinem Volk: Wenn ein Gerechter
Böses tut, so wird's ihm nicht helfen, dass er gerecht gewesen ist; und wenn
ein Gottloser von seiner Gottlosigkeit umkehrt, so soll's ihm nicht schaden,
dass er gottlos gewesen ist. Auch der Gerechte kann nicht am Leben bleiben,
wenn er sündigt.
Tekstuitleg van Ez
33,12 .
Ez 33,13 - Ez
33,13 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13en tô eipai me tô dikaiô outos pepoithen epi tè
dikaiosunè autou kai poièsè anomian pasai ai dikaiosunai autou ou
mè anamnèsthôsin en tè adikia autou è epoièsen en autè apothaneitai |
13 etiam si dixero iusto quod vita vivat et confisus
in iustitia sua fecerit iniquitatem omnes iustitiae eius oblivioni
tradentur et in iniquitate sua quam operatus est in ipsa morietur |
|
13 Als Ik tot den rechtvaardige zeg, dat hij zekerlijk
leven zal, en hij op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet,
zo zullen al zijn gerechtigheden niet gedacht worden, maar in zijn
onrecht, dat hij doet, daarin zal hij sterven. |
[13] Als Ik tegen de rechtvaardige zeg dat hij in
leven zal blijven, en hij gaat, in vertrouwen op zijn goede daden,
kwaad bedrijven, dan zal geen van zijn goede daden nog meetellen,
maar zal hij sterven vanwege zijn wangedrag. |
[13] Als ik tegen hem zeg dat hij in leven zal blijven
en hij, vertrouwend op zijn rechtvaardigheid, begaat onrecht, dan
zullen al zijn goede daden niet meer tellen, maar zal hij sterven
door het onrecht dat hij begaan heeft. |
13 als ik van de rechtvaardige zeg: leven!, hij
mag blijven leven, en hij acht zich veilig om zijn rechtvaardigheid
en begaat onheil,– dan wordt aan al zijn rechtvaardigheid niet meer
gedacht, maar zijn onheil dat hij heeft begaan, daardoor zal hij sterven, |
13. Si je dis au juste : « Tu vivras », mais que
lui, se confiant dans sa justice, commette le mal, on ne se souviendra
plus de toute sa justice, mais c'est de tout le mal qu'il a commis
qu'il mourra. |
|
King James Bible . [13] When I shall say to the righteous, that he shall surely
live; if he trust to his own righteousness, and commit iniquity, all his righteousnesses
shall not be remembered; but for his iniquity that he hath committed, he shall
die for it.
Luther-Bibel . 13 Denn wenn ich zu dem Gerechten spreche: Du sollst leben!,
und er verlässt sich auf seine Gerechtigkeit und tut Böses, so soll aller seiner
Gerechtigkeit nicht mehr gedacht werden, sondern er soll sterben um des Bösen
willen, das er getan hat.
Tekstuitleg van Ez
33,13 .
Ez 33,14 - Ez
33,14 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
14kai en tô eipai me tô asebei thanatô thanatôthèsè
kai apostrepsè apo tès amartias autou kai poièsè krima kai dikaiosunèn |
14 sin autem dixero impio morte morieris et egerit
paenitentiam a peccato suo feceritque iudicium et iustitiam |
|
14 Als Ik ook tot den goddeloze zeg: Gij zult den
dood sterven! en hij zich van zijn zonde bekeert, en recht en gerechtigheid
doet; |
[14] En zeg Ik tegen de boosdoener: ‘U zult sterven’,
maar hij betert zijn leven en gaat handelen naar wet en recht; |
[14] En als ik tegen een slecht mens zeg dat hij
zal sterven, en hij verlaat de weg van de zonde, hij is mij trouw
en doet het goede – |
14 als ik tot de boosdoener zeg: sterf, je zult
sterven!, en hij keert terug van zijn zonde, en zal recht en gerechtigheid
doen, |
14. Mais si je dis au méchant : « Tu mourras »,
et qu'il revienne de ses péchés et pratique le droit et la justice,
|
|
King James Bible . [14] Again, when I say unto the wicked, Thou shalt surely
die; if he turn from his sin, and do that which is lawful and right;
Luther-Bibel . 14 Und wenn ich zum Gottlosen spreche: Du sollst sterben!, und
er bekehrt sich von seiner Sünde und tut, was recht und gut ist,
Tekstuitleg van Ez
33,14 .
Ez 33,15 - Ez
33,15 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
15kai enechurasma apodô kai arpagma apoteisè en
prostagmasin zôès diaporeuètai tou mè poièsai adikon zôè zèsetai kai
ou mè apothanè |
15 pignus restituerit ille impius rapinamque reddiderit
in mandatis vitae ambulaverit nec fecerit quicquam iniustum vita vivet
et non morietur |
|
15 Geeft de goddeloze het pand weder, betaalt hij
het geroofde, wandelt hij in de inzettingen des levens, zodat hij
geen onrecht doet; hij zal zekerlijk leven, hij zal niet sterven. |
[15] geeft het pand terug, vergoedt gestolen goed,
gedraagt zich volgens de wetten die tot het leven leiden en misdraagt
zich niet, dan zal hij in leven blijven en niet sterven. |
[15] hij geeft terug wat hij als onderpand heeft
gekregen, hij vergoedt wat hij heeft gestolen, hij houdt zich aan
de wetten die naar het leven leiden door geen onrecht meer te begaan
–, dan zal hij leven en niet sterven. |
15 wat verpand is laat zo’n boosdoener terugkeren
en wat geroofd is zal hij vergoeden, naar de wetten ten leven wandelt
hij, zonder onheil te begaan,– leven, ja leven zal hij en niet sterven!–
|
15. s'il rend le gage, restitue ce qu'il a volé,
observe les lois qui donnent la vie sans plus faire le mal : il vivra,
il ne mourra pas. |
|
King James Bible . [15] If the wicked restore the pledge, give again that he
had robbed, walk in the statutes of life, without committing iniquity; he shall
surely live, he shall not die.
Luther-Bibel . 15 - sodass der Gottlose das Pfand zurückgibt und erstattet,
was er geraubt hat, und nach den Satzungen des Lebens wandelt und nichts Böses
tut -, so soll er am Leben bleiben und nicht sterben,
Tekstuitleg van Ez
33,15 .
Ez 33,16 - Ez
33,16 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
16pasai ai amartiai autou as èmarten ou mè anamnèsthôsin
oti krima kai dikaiosunèn epoièsen en autois zèsetai |
16 omnia peccata eius quae peccavit non inputabuntur
ei iudicium et iustitiam fecit vita vivet |
|
16 Al zijn zonden, die hij gezondigd heeft, zullen
hem niet gedacht worden; hij heeft recht en gerechtigheid gedaan,
hij zal zekerlijk leven. |
[16] De zonden die hij gedaan heeft zullen hem niet
worden aangerekend; hij heeft gehandeld naar wet en recht; hij zal
in leven blijven. |
[16] De zonden die hij begaan heeft zullen hem niet
meer worden aangerekend; als hij mij trouw is en het goede doet, zal
hij leven!” |
16 al zijn zonde waaraan hij zich heeft bezondigd
wordt hem niet toegedacht; recht en gerechtigheid is hij gaan doen,
leven, ja leven zal hij!– |
16. On ne se souviendra plus de tous les péchés
qu'il a commis : il a observé le droit et la justice, il vivra. |
|
King James Bible . [16] None of his sins that he hath committed shall be mentioned
unto him: he hath done that which is lawful and right; he shall surely live.
Luther-Bibel . 16 und all seiner Sünden, die er getan hat, soll nicht mehr gedacht
werden, denn er hat nun getan, was recht und gut ist; darum soll er am Leben
bleiben.
Tekstuitleg van Ez
33,16 .
Ez 33,17 - Ez
33,17 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
17kai erousin oi uioi tou laou sou ouk eutheia è
odos tou kuriou kai autè è odos autôn ouk eutheia |
17 et dixerunt filii populi tui non est aequi ponderis
via Domini et ipsorum via iniusta est |
|
17 Nog zeggen de kinderen uws volks: De weg des
HEEREN is niet recht; daar toch hun eigen weg niet recht is. |
[17] En dan zeggen uw volksgenoten: ‘De weg* van
de Heer is niet recht!’ Maar hun eigen weg is niet recht. |
[17] Je volksgenoten mogen dan zeggen: “De weg van
de Heer is onrechtvaardig,” maar het is hún weg die onrechtvaardig
is! |
17 zeggen dan de zonen van je gemeenschap: er is
geen staat te maken op de weg van de Heer!, op hén, op hun weg is
geen staat te maken!– |
17. Les fils de ton peuple disent : « La manière
d'agir du Seigneur n'est pas juste. » C'est votre manière d'agir qui
n'est pas juste. |
|
King James Bible . [17] Yet the children of thy people say, The way of the
Lord is not equal: but as for them, their way is not equal.
Luther-Bibel . 17 Aber dein Volk spricht: »Der Herr handelt nicht recht«, während
doch sie nicht recht handeln.
Tekstuitleg van Ez
33,17 .
Ez 33,18 - Ez
33,18 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
18en tô apostrepsai dikaion apo tès dikaiosunès
autou kai poièsè anomias kai apothaneitai en autais |
18 cum enim recesserit iustus a iustitia sua feceritque
iniquitatem morietur in eis |
|
18 Als de rechtvaardige afkeert van zijn gerechtigheid,
en doet onrecht, zo zal hij daarin sterven. |
[18] Als een rechtvaardige zich afkeert van het
recht en zich gaat misdragen zal hij sterven. |
[18] Als een goed mens zijn rechtvaardige weg verlaat
en kwaad doet, zal hij daardoor sterven; |
18 als een rechtvaardige van zijn gerechtigheid
terugkeert en onheil begaat,– sterven zal hij daardoor; |
18. Lorsque le juste se détourne de sa justice pour
commettre le mal, il meurt pour cela. |
|
King James Bible . [18] When the righteous turneth from his righteousness,
and committeth iniquity, he shall even die thereby.
Luther-Bibel . 18 Wenn der Gerechte sich abkehrt von seiner Gerechtigkeit und
Unrecht tut, so muss er deshalb sterben.
Tekstuitleg van Ez
33,18 .
Ez 33,19 - Ez
33,19 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
19kai en tô apostrepsai ton amartôlon apo tès anomias
autou kai poièsè krima kai dikaiosunèn en autois autos zèsetai |
19 et cum recesserit impius ab impietate sua feceritque
iudicium et iustitiam vivet in eis |
|
19 En als de goddeloze zich bekeert van zijn goddeloosheid,
en doet recht en gerechtigheid, zo zal hij daarin leven. |
[19] En als een boosdoener zich afkeert van de misdaad
en handelt naar wet en recht, zal hij leven. |
[19] als een slecht mens zijn slechte weg verlaat,
mij trouw is en het goede doet, dan zal hij daardoor leven. |
19 en als een boosdoener van zijn boosheid terugkeert
en recht en gerechtigheid doet,– om die dingen zal hij leven; |
19. Et lorsque le méchant se détourne de sa méchanceté
et pratique le droit et la justice, c'est à cause de cela qu'il vit.
|
|
King James Bible . [19] But if the wicked turn from his wickedness, and do
that which is lawful and right, he shall live thereby.
Luther-Bibel . 19 Und wenn sich der Gottlose von seiner Gottlosigkeit bekehrt
und tut, was recht und gut ist, so soll er deshalb am Leben bleiben.
Tekstuitleg van Ez
33,19 .
Ez 33,20 - Ez
33,20 : Rechtvaardige vergelding - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,1 - Ez
33,2 - Ez
33,3 - Ez
33,4 - Ez
33,5 - Ez
33,6 - Ez
33,7 - Ez
33,8 - Ez
33,9 - Ez
33,10 - Ez
33,11 - Ez
33,12 - Ez
33,13 - Ez
33,14 - Ez
33,15 - Ez
33,16 - Ez
33,17 - Ez
33,18 - Ez
33,19 - Ez
33,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
20kai touto estin o eipate ouk eutheia è odos kuriou
ekaston en tais odois autou krinô umas oikos israèl |
20 et dicitis non est recta via Domini unumquemque
iuxta vias suas iudicabo de vobis domus Israhel |
|
20 Nog zegt gij: De weg des HEEREN is niet recht;
Ik zal ulieden richten, een ieder naar zijn wegen, o huis Israëls! |
[20] Al zegt u: ‘De weg van de Heer is niet recht’,
toch zal Ik ieder van u vonnissen naar zijn gedrag, volk van Israël!”
’ |
[20] Jullie zeggen: “De weg van de Heer is onrechtvaardig!”
Volk van Israël, ik zal ieder van jullie oordelen naar de weg die
hij gaat!’ |
20 ge hebt gezegd: geen staat te maken op de weg
van de Heer!– ieder naar zijn wegen zal ik u berechten, huis van Israël!
• |
20. Et vous dites : « La manière d'agir du Seigneur
n'est pas juste! » Je vous jugerai chacun selon votre conduite, maison
d'Israël! |
|
King James Bible . [20] Yet ye say, The way of the Lord is not equal. O ye
house of Israel, I will judge you every one after his ways.
Luther-Bibel . 20 Und doch sprecht ihr: »Der Herr handelt nicht recht«, während
ich doch einen jeden von euch, ihr vom Hause Israel, nach seinem Handeln richte.
Tekstuitleg van Ez
33,20 .
Ez 33,21-33 :
De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33 --
Ez 33,1-20
-- Ez 33,21-33
-- Ez 33,21
- Ez 33,22
- Ez 33,23
- Ez 33,24
- Ez 33,25
- Ez 33,26
- Ez 33,27
- Ez 33,28
- Ez 33,29
- Ez 33,30
- Ez 33,31
- Ez 33,32
- Ez 33,33
-
Ez 33,21 - Ez
33,21 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
21kai egenèthè en tô dôdekatô etei en tô dôdekatô
mèni pemptè tou mènos tès aichmalôsias èmôn èlthen o anasôtheis pros
me apo ierousalèm legôn ealô è polis |
21 et factum est in duodecimo anno in duodecimo
mense in quinta mensis transmigrationis nostrae venit ad me qui fugerat
de Hierusalem dicens vastata est civitas |
|
21 En het geschiedde in het twaalfde jaar onzer
gevankelijke wegvoering, in de tiende maand, op den vijfden der maand,
dat er een tot mij kwam, die van Jeruzalem ontkomen was, zeggende:
De stad is geslagen. |
[21] In* het twaalfde jaar van onze ballingschap,
op de vijfde dag van de tiende maand, kwam er een vluchteling uit
Jeruzalem bij me met het bericht: ‘De stad* is gevallen!’ |
[21] Op de vijfde dag van de tiende maand van het
twaalfde jaar van onze ballingschap kwam er een vluchteling uit Jeruzalem
bij me die zei: ‘De stad is gevallen!’ |
21 ¶ Het geschiedt in het twaalfde jaar, in de tiende,
op de vijfde na nieuwemaan sinds onze ballingschap: daar komt tot
mij die en die ontsnapte uit Jeruzalem om te zeggen: verslagen is
de stad! |
21. La douzième année, le cinq du dixième mois de
notre captivité, le rescapé arriva vers moi de Jérusalem et m'annonça
: « La ville est prise. » |
|
King James Bible . [21] And it came to pass in the twelfth year of our captivity,
in the tenth month, in the fifth day of the month, that one that had escaped
out of Jerusalem came unto me, saying, The city is smitten.
Luther-Bibel . 21 Und es begab sich im elften Jahr unserer Gefangenschaft am
fünften Tag des zehnten Monats, da kam zu mir ein Entronnener von Jerusalem
und sprach: Die Stadt ist genommen.
Tekstuitleg van Ez
33,21 .
Ez 33,22 - Ez
33,22 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
22kai egenèthè ep¢ eme cheir kuriou esperas prin
elthein auton kai ènoixen mou to stoma eôs èlthen pros me to prôi
kai anoichthen mou to stoma ou suneschethè eti |
22 manus autem Domini facta fuerat ad me vespere
antequam veniret qui fugerat aperuitque os meum donec veniret ad me
mane et aperto ore meo non silui amplius |
|
22 Nu was de hand des HEEREN op mij geweest des
avonds, eer die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat
hij des morgens tot mij kwam. Alzo werd mijn mond opengedaan, en ik
was niet meer stom. |
[22] De avond tevoren was de hand* van de heer
over mij gekomen en ’s ochtends, voordat de vluchteling bij me kwam,
opende de heer mijn mond. Ik was niet meer stom en kon weer gewoon
spreken. |
[22] De avond voor de komst van de vluchteling werd
ik gegrepen door de hand van de HEER, en hij opende mijn mond toen
de vluchteling ’s morgens bij mij kwam. Toen mijn mond geopend werd,
was ik niet langer stom. |
22 De hand van de ENE is over mij gevallen in de
avond voordat die ontsnapte aankwam, en hij opent mijn mond in de
ochtend als hij tot mij komt; mijn mond wordt geopend, ik ben niet
langer verstomd! • |
22. Or la main de Yahvé avait été sur moi, la veille
au soir, avant que n'arrivât le rescapé, et il m'ouvrit la bouche
quand celui-ci arriva vers moi, le matin; ma bouche s'ouvrit et je
ne fus plus muet. |
|
King James Bible . [22] Now the hand of the LORD was upon me in the evening,
afore he that was escaped came; and had opened my mouth, until he came to me
in the morning; and my mouth was opened, and I was no more dumb.
Luther-Bibel . 22 Und die Hand des HERRN war über mich gekommen am Abend, bevor
der Entronnene kam, und er tat mir meinen Mund auf, als jener am Morgen zu mir
kam. Und mein Mund wurde aufgetan, sodass ich nicht mehr stumm sein musste.
Tekstuitleg van Ez
33,22 .
Ez 33,23 - Ez
33,23 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
23kai egenèthè logos kuriou pros me legôn |
23 et factum est verbum Domini ad me dicens |
|
23 Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: |
[23] Het woord van de heer werd tot mij gericht:
|
[23] De HEER richtte zich tot mij: |
23 Dan geschiedt het woord van de ENE aan mij en
zegt: |
23. Alors la parole de Yahvé me fut adressée en
ces termes : |
|
King James Bible . [23] Then the word of the LORD came unto me, saying,
Luther-Bibel . 23 Und des HERRN Wort geschah zu mir:
Tekstuitleg van Ez
33,23 .
Ez 33,24 - Ez
33,24 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
24uie anthrôpou oi katoikountes tas èrèmômenas epi
tès gès tou israèl legousin eis èn abraam kai kateschen tèn gèn kai
èmeis pleious esmen èmin dedotai è gè eis kataschesin |
24 fili hominis qui habitant in ruinosis his super
humum Israhel loquentes aiunt unus erat Abraham et hereditate possedit
terram nos autem multi nobis data est terra in possessionem |
|
24 Mensenkind! de inwoners van die woeste plaatsen
in het land Israëls spreken, zeggende: Abraham was een enig man, en
bezat dit land erfelijk; maar onzer zijn velen; het land is ons gegeven
tot een erfelijke bezitting. |
[24] ‘Mensenkind, de bewoners van die puinen in
het land van Israël zeggen: “Abraham* was maar alleen en kreeg toch
heel het land in bezit; wij zijn met velen, daarom is het land ons
blijvend bezit.” |
[24] ‘Mensenkind, de bewoners van de ruïnes in het
land van Israël zeggen: “Abraham was maar alleen en toch kreeg hij
heel het land in bezit; wij zijn met velen, dus is het land zeker
aan ons gegeven en is het ons eigendom.” |
24 mensenzoon, nu de ingezetenen van deze puinhopen
over Israëls rode grond zeggen wat ze zeggen: een eenling is Abraham
geweest en beërfde het land,– wij zijn met velen, aan ons is het land
als erfgoed gegeven!– •• |
24. Fils d'homme, ceux qui habitent ces ruines,
sur le sol d'Israël, parlent ainsi : « Abraham était seul lorsqu'il
a été mis en possession de ce pays. Nous qui sommes nombreux, c'est
à nous que le pays est donné en patrimoine. » |
|
King James Bible . [24] Son of man, they that inhabit those wastes of the land
of Israel speak, saying, Abraham was one, and he inherited the land: but we
are many; the land is given us for inheritance.
Luther-Bibel . 24 Du Menschenkind, die Bewohner jener Trümmer im Lande Israels
sprechen: Abraham war ein einzelner Mann und nahm dies Land in Besitz; wir aber
sind viele, so gehört uns das Land erst recht.
Tekstuitleg van Ez
33,24 .
Ez 33,25 - Ez
33,25 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
25dia touto eipon autois tade legei kurios kurios |
25 idcirco dices ad eos haec dicit Dominus Deus
qui in sanguine comeditis et oculos vestros levatis ad inmunditias
vestras et sanguinem funditis numquid terram hereditate possidebitis |
|
25 Daarom zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Gij
eet vlees met het bloed, en heft uw ogen op tot uw drekgoden, en vergiet
bloed; en zoudt gij het land erfelijk bezitten? |
[25] Zeg dus tegen hen: “Zo spreekt de Heer god:
U eet vlees waar het bloed* nog in zit, u slaat uw ogen op naar uw
afgoden, u vergiet bloed, en zou dan het land uw blijvend bezit zijn?
|
[25] Antwoord hun: “Dit zegt God, de HEER: Jullie
eten vlees waar het bloed nog in zit, jullie vereren je afgoden, jullie
vergieten bloed – en jullie willen het land bezitten? |
25 zeg daarom tot hen: zó heeft gezegd mijn Heer,
de ENE: met het bloed er nog in eten jullie vlees, uw ogen heft ge
op naar keutelgoden en ge vergiet bloed,– en dan wilt ge het land
beërven?– |
25. Eh bien! dis-leur : Ainsi parle le Seigneur
Yahvé. Vous mangez le sang, vous levez les yeux vers vos ordures,
vous répandez le sang, et vous posséderiez le pays ? |
|
King James Bible . [25] Wherefore say unto them, Thus saith the Lord GOD; Ye
eat with the blood, and lift up your eyes toward your idols, and shed blood:
and shall ye possess the land?
Luther-Bibel . 25 Darum sprich zu ihnen: So spricht Gott der HERR: Ihr habt
das Fleisch über dem Blut gegessen und eure Augen zu den Götzen aufgehoben und
Blut vergossen - und dann wollt ihr das Land besitzen?
Tekstuitleg van Ez
33,25
Ez 33,26 - Ez
33,26 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
|
26 stetistis in gladiis vestris fecistis abominationes
et unusquisque uxorem proximi sui polluit et terram hereditate possidebitis
|
|
26 Gij staat op ulieder zwaard; gij doet gruwel,
en verontreinigt, een ieder de huisvrouw zijns naasten; en zoudt gij
het land erfelijk bezitten? |
[26] U voelt zich sterk door uw zwaard, u bedrijft
gruweldaden, u onteert de vrouw van uw naaste, zou dan het land uw
blijvend bezit zijn?” |
[26] Jullie vertrouwen op je zwaard, jullie begaan
gruweldaden en onteren elkaars vrouwen – en jullie willen het land
bezitten?” |
26 ge hebt gesteund op uw zwaard, gruwelijks hebt
ge gedaan, ieder hebt ge de vrouw van uw naaste verontreinigd,– en
dan wilt ge het land beërven? •• |
26. Vous vous appuyez sur vos épées, vous commettez
l'abomination, chacun souille la femme de son prochain, et vous posséderiez
le pays ? |
|
King James Bible . [26] Ye stand upon your sword, ye work abomination, and
ye defile every one his neighbour's wife: and shall ye possess the land?
Luther-Bibel . 26 Ihr verlasst euch auf euer Schwert und übt Gräuel, und einer
schändet die Frau des andern - und dann wollt ihr das Land besitzen?
Tekstuitleg van. Ez
33,26 .
Ez 33,27 - Ez
33,27 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
27zô egô ei mèn oi en tais èrèmômenais machaira
pesountai kai oi epi prosôpou tou pediou tois thèriois tou agrou dothèsontai
eis katabrôma kai tous en tais teteichismenais kai tous en tois spèlaiois
thanatô apoktenô |
27 haec dices ad eos sic dicit Dominus Deus vivo
ego quia qui in ruinosis habitant gladio cadent et qui in agro est
bestiis tradetur ad devorandum qui autem in praesidiis et in speluncis
sunt peste morientur |
|
27 Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE
zegt alzo: Zo waarachtig als Ik leef, indien niet, die in die woeste
plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en zo Ik niet dien,
die in het open veld is, het wild gedierte overgeve, dat het hem vrete,
en die in de vestingen en in de spelonken zijn, door de pestilentie
zullen sterven! |
[27] Zeg hun: “Zo spreekt de Heer god: Zowaar Ik
leef: de bewoners van de puinen zullen vallen door het zwaard, die
op het platteland leven geef Ik als prooi aan de wilde dieren, en
die in spelonken en holen huizen zullen sterven aan de pest. |
[27] Dit moet je tegen hen zeggen: “Dit zegt God,
de HEER: Zo waar ik leef, wie nog in de ruïnes woont zal vallen door
het zwaard, wie daarbuiten leeft geef ik als prooi aan de wilde dieren,
en wie zich in holen en grotten verschuilt zal sterven aan de pest.
|
27 Zó zul je tot hen zeggen, zó heeft gezegd mijn
Heer, de ENE: zowaar ik leef, als zij die op de puinhopen zitten niet
zullen vallen door het zwaard!– en zij op het open veld, aan wat in
het wild leeft geef ik hen te eten; zij in de bergvestingen en spelonken
zullen sterven door de pest; |
27. Tu leur diras ceci : Ainsi parle le Seigneur
Yahvé : Par ma vie, je le jure, ceux qui sont dans les ruines tomberont
par l'épée, celui est en rase campagne, je le livrerai aux bêtes pour
en être dévoré, et ceux qui sont dans les lieux escarpés et dans les
cavernes mourront de la peste. |
|
King James Bible . [27] Say thou thus unto them, Thus saith the Lord GOD; As
I live, surely they that are in the wastes shall fall by the sword, and him
that is in the open field will I give to the beasts to be devoured, and they
that be in the forts and in the caves shall die of the pestilence.
Luther-Bibel . 27 So sprich zu ihnen: So spricht Gott der HERR: So wahr ich
lebe, sollen alle, die in den Trümmern wohnen, durchs Schwert fallen, und die
auf freiem Felde sind, will ich den Tieren zum Fraß geben, und die in den Festungen
und Höhlen sind, sollen an der Pest sterben.
Tekstuitleg van Ez
33,27 .
Ez 33,28 - Ez
33,28 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
28kai dôsô tèn gèn erèmon kai apoleitai è ubris
tès ischuos autès kai erèmôthèsetai ta orè tou israèl dia to mè einai
diaporeuomenon |
28 et dabo terram in solitudinem et desertum et
deficiet superba fortitudo eius et desolabuntur montes Israhel eo
quod nullus sit qui per eos transeat |
|
28 Want Ik zal het land tot een verwoesting en een
schrik stellen, en de hovaardij zijner sterkte zal ophouden; en de
bergen Israëls zullen woest zijn, dat er niemand overga. |
[28] Ik zal van het land een verlaten woestenij
maken; zijn overmoedige trots zal vernietigd worden en het bergland
van Israël zal verlaten liggen; niemand trekt erdoorheen. |
[28] Van jullie land maak ik een verlaten woestenij,
er komt een einde aan zijn trotse kracht, en ook de bergen van Israël
zullen een wildernis zijn waar niemand meer doorheen trekt. |
28 prijsgeven zal ik het land als wildernis en
woestenij en gestopt wordt dan zijn trots en kracht; verwilderen zullen
Israëls bergen, niemand trekt daar nog doorheen; |
28. Je ferai du pays une solitude désolée, et l'orgueil
de sa force prendra fin. Les montagnes d'Israël seront dévastées et
nul n'y passera plus. |
|
King James Bible . [28] For I will lay the land most desolate, and the pomp
of her strength shall cease; and the mountains of Israel shall be desolate,
that none shall pass through.
Luther-Bibel . 28 Denn ich will das Land ganz verwüsten und seiner Hoffart und
Macht ein Ende machen, dass das Gebirge Israel so zur Wüste wird, dass niemand
mehr hindurchzieht.
Tekstuitleg van Ez
33,28 .
Ez 33,29 - Ez
33,29 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
29kai gnôsontai oti egô eimi kurios kai poièsô tèn
gèn autôn erèmon kai erèmôthèsetai dia panta ta bdelugmata autôn a
epoièsan |
29 et scient quia ego Dominus cum dedero terram
desolatam et desertam propter universas abominationes suas quas operati
sunt |
|
29 Dan zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, als
Ik het land tot een verwoesting en een schrik zal gesteld hebben,
om al hun gruwelen, die zij gedaan hebben. |
[29] Als Ik van het land een verlaten woestenij
maak vanwege al de gruweldaden die ze bedreven hebben, zullen ze erkennen*
dat Ik de heer ben.” |
[29] Wanneer ik vanwege al hun gruweldaden van het
land een huiveringwekkende woestenij heb gemaakt, zullen ze beseffen
dat ik de HEER ben.” |
29 weten zullen ze dat ik de ENE ben,– wanneer
ik het land prijsgeef als wildernis en woestenij om al hun gruweldaden
die zij hebben gedaan! •• |
29. Et l'on saura que je suis Yahvé, quand je ferai
du pays une solitude désolée à cause de toutes les abominations qu'ils
ont commises. |
|
King James Bible . [29] Then shall they know that I am the LORD, when I have
laid the land most desolate because of all their abominations which they have
committed.
Luther-Bibel . 29 Und sie sollen erfahren, dass ich der HERR bin, wenn ich das
Land ganz verwüste um aller ihrer Gräuel willen, die sie verübt haben.
Tekstuitleg van Ez
33,29 .
Ez 33,30 - Ez
33,30 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
30kai su uie anthrôpou oi uioi tou laou sou oi lalountes
peri sou para ta teichè kai en tois pulôsi tôn oikiôn kai lalousin
anthrôpos tô adelfô autou legontes sunelthômen kai akousômen ta ekporeuomena
para kuriou |
30 et tu fili hominis filii populi tui qui loquuntur
de te iuxta muros et in ostiis domorum et dicunt unus ad alterum vir
ad proximum suum loquentes venite et audiamus qui sit sermo egrediens
a Domino |
|
30 En gij, o mensenkind! de kinderen uws volks spreken
steeds van u bij de wanden en in de deuren der huizen; en de een spreekt
met den ander, een iegelijk met zijn broeder, zeggende: Komt toch
en hoort, wat het woord zij, dat van den HEERE voortkomt. |
[30] Mensenkind, uw volksgenoten praten over u
in de schaduw van de muren of bij de ingang van hun huizen en ze zeggen
tegen elkaar: “Kom, laten we eens gaan luisteren naar wat de heer
nu weer te zeggen heeft.” |
[30] Wat jou aangaat, mensenkind: je volksgenoten
praten allemaal over jou, bij de stadsmuur en bij de deuren van hun
huizen zeggen ze tegen elkaar: “Kom, laten we gaan luisteren naar
wat de HEER ons te zeggen heeft!” |
30 ¶ Jij, mensenzoon, de zonen van je gemeenschap
die over jou op elkaar inspreken, terzijde langs de wanden en in de
ingangen van de huizen,– de een spreekt met de ander, alleman met
zijn broeder, en zegt: komt toch en hoort wat het woord is dat is
uitgegaan van bij de ENE !– |
30. Et toi, fils d'homme, les fils de ton peuple
s'entretiennent de toi le long des murs et aux portes des maisons.
Ils se disent l'un à l'autre, chacun à son voisin : « Venez donc écouter
quelle parole arrive de la part de Yahvé. » |
|
King James Bible . [30] Also, thou son of man, the children of thy people still
are talking against thee by the walls and in the doors of the houses, and speak
one to another, every one to his brother, saying, Come, I pray you, and hear
what is the word that cometh forth from the LORD.
Luther-Bibel . 30 Und du, Menschenkind, dein Volk redet über dich an den Mauern
und in den Haustüren und einer spricht zum andern: Kommt doch und lasst uns
hören, was das für ein Wort ist, das vom HERRN ausgeht.
Tekstuitleg van Ez
33,30 .
Ez 33,31 - Ez
33,31 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
31erchontai pros se ôs sumporeuetai laos kai kathèntai
enantion sou kai akouousin ta rèmata sou kai auta ou mè poièsousin
oti pseudos en tô stomati autôn kai opisô tôn miasmatôn è kardia autôn |
31 et veniunt ad te quasi si ingrediatur populus
et sedent coram te populus meus et audiunt sermones tuos et non faciunt
eos quia in canticum oris sui vertunt illos et avaritiam suam sequitur
cor eorum |
|
31 En zij komen tot u, gelijk het volk pleegt te
komen, en zitten voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden,
maar zij doen ze niet; want zij maken liefkozingen met hun mond, maar
hun hart wandelt hun gierigheid na. |
[31] Ze stromen naar u toe als bij een volksoploop
en zetten zich in grote aantallen voor u neer. Ze luisteren naar uw
woorden, maar handelen er niet naar; ze zeggen dat ze hunkeren naar
het woord van God, maar met hun hart zijn ze bij hun zaken. |
[31] Ze komen in grote groepen naar je toe en nemen
tegenover je plaats, ze luisteren naar je woorden maar handelen er
niet naar. Ze hebben hun mond vol van de liefde, maar ze denken alleen
aan hun eigen voordeel. |
31 ze komen tot jou zoals een manschap komt en
zitten voor jouw aanschijn als gemeenschap van mij: horen zullen ze
je woorden maar ze zullen ze niet doen!– want met hun mond doen ze
verliefd, maar hun hart gaat hun hebzucht achterna; |
31. Et ils viennent vers toi en foule, mon peuple
s'assied devant toi, écoute tes paroles, mais ne les met pas en pratique.
Ce qu'ils mettent en pratique, c'est le mensonge qui est dans leur
bouche, et leur cœur s'attache au gain malhonnête. |
|
King James Bible . [31] And they come unto thee as the people cometh, and they
sit before thee as my people, and they hear thy words, but they will not do
them: for with their mouth they shew much love, but their heart goeth after
their covetousness.
Luther-Bibel . 31 Und sie werden zu dir kommen, wie das Volk so zusammenkommt,
und vor dir sitzen als mein Volk und werden deine Worte hören, aber nicht danach
tun, sondern ihr Mund ist voll von Liebesweisen und danach tun sie, und hinter
ihrem Gewinn läuft ihr Herz her.
Tekstuitleg van Ez
33,31 .
Ez 33,32 - Ez
33,32 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
32kai ginè autois ôs fônè psaltèriou èdufônou euarmostou
kai akousontai sou ta rèmata kai ou mè poièsousin auta |
32 et es eis quasi carmen musicum quod suavi dulcique
sono canitur et audient verba tua et non facient ea |
|
32 En ziet, gij zijt hun als een lied der minnen,
als een, die schoon van stem is, of die wel speelt; daarom horen zij
uw woorden, maar zij doen ze niet. |
[32] U bent voor hen als een zanger die over de
liefde zingt met een mooie stem en fraai snarenspel; ze luisteren
graag naar uw woorden, maar handelen er niet naar. |
[32] En jij bent voor hen niet meer dan een zanger
van liefdesliedjes, iemand met een mooie stem, iemand die goed kan
spelen: ze horen wel wat je zegt, maar ze handelen er niet naar. |
32 zie, jij klinkt voor hen als een liefdesliedje,
schoon van stem en goed in tokkelen,– horen zullen ze je woorden maar
geen van hen zal ze doen!– |
32. Voici, tu es pour eux comme un chant d'amour,
agréablement chanté, bien accompagné de musique. Ils écoutent tes
paroles, mais nul ne les met en pratique. |
|
King James Bible . [32] And, lo, thou art unto them as a very lovely song of
one that hath a pleasant voice, and can play well on an instrument: for they
hear thy words, but they do them not.
Luther-Bibel . 32 Und siehe, du bist für sie wie einer, der Liebeslieder singt,
der eine schöne Stimme hat und gut spielen kann. Sie hören wohl deine Worte,
aber sie tun nicht danach.
Tekstuitleg van Ez
33,32 .
Ez 33,33 - Ez
33,33 : De tijding van Jeruzalems val - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Ez (Ezechiël)
-- Ez 33
-- Ez
33,1-20 -- Ez
33,21-33 -- Ez
33,21 - Ez
33,22 - Ez
33,23 - Ez
33,24 - Ez
33,25 - Ez
33,26 - Ez
33,27 - Ez
33,28 - Ez
33,29 - Ez
33,30 - Ez
33,31 - Ez
33,32 - Ez
33,33 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
33kai ènika an elthè erousin idou èkei kai gnôsontai
oti profètès èn en mesô autôn |
33 et cum venerit quod praedictum est ecce enim
venit tunc scient quod prophetes fuerit inter eos |
|
33 Maar als dat komt (zie, het zal komen!) dan zullen
zij weten, dat er een profeet in het midden van hen geweest is. |
[33] Maar als mijn woorden in vervulling gaan, en
dat gebeurt, dan zullen ze erkennen dat er onder hen een profeet*
geweest is.’ |
[33] Maar als het onheil komt – en het komt! – zullen
ze beseffen dat er in hun midden een profeet was.’ |
33 pas als het komt,– en zie, het komt, zullen
ze weten dat er een profeet,– een overkomene, in hun midden is geweest!
|
33. Lorsque cela arrivera - et voici que cela arrive
- ils sauront qu'il y avait un prophète parmi eux. |
|
b
King James Bible . [33] And when this cometh to pass, (lo, it will come,) then
shall they know that a prophet hath been among them.
Luther-Bibel . 33 Wenn es aber kommt - und siehe, es kommt! -, so werden sie
erfahren, dass ein Prophet unter ihnen gewesen ist.
Tekstuitleg van Ez
33,33 .
1kai egeneto logos kuriou pros me legôn2uie anthrôpou lalèson tois uiois tou
laou sou kai ereis pros autous gè ef¢ èn an epagô romfaian kai labè o laos tès
gès anthrôpon ena ex autôn kai dôsin auton eautois eis skopon3kai idè tèn romfaian
erchomenèn epi tèn gèn kai salpisè tè salpiggi kai sèmanè tô laô4kai akousè
o akousas tèn fônèn tès salpiggos kai mè fulaxètai kai epelthè è romfaia kai
katalabè auton to aima autou epi tès kefalès autou estai5oti tèn fônèn tès salpiggos
akousas ouk efulaxato to aima autou ep¢ autou estai kai outos oti efulaxato
tèn psuchèn autou exeilato6kai o skopos ean idè tèn romfaian erchomenèn kai
mè sèmanè tè salpiggi kai o laos mè fulaxètai kai elthousa è romfaia labè ex
autôn psuchèn autè dia tèn autès anomian elèmfthè kai to aima ek tès cheiros
tou skopou ekzètèsô7kai su uie anthrôpou skopon dedôka se tô oikô israèl kai
akousè ek stomatos mou logon8en tô eipai me tô amartôlô thanatô thanatôthèsè
kai mè lalèsès tou fulaxasthai ton asebè apo tès odou autou autos o anomos tè
anomia autou apothaneitai to de aima autou ek tès cheiros sou ekzètèsô9su de
ean proapaggeilès tô asebei tèn odon autou tou apostrepsai ap¢ autès kai mè
apostrepsè apo tès odou autou outos tè asebeia autou apothaneitai kai su tèn
psuchèn sautou exèrèsai10kai su uie anthrôpou eipon tô oikô israèl outôs elalèsate
legontes ai planai èmôn kai ai anomiai èmôn ef¢ èmin eisin kai en autais èmeis
tèkometha kai pôs zèsometha11eipon autois zô egô tade legei kurios ou boulomai
ton thanaton tou asebous ôs to apostrepsai ton asebè apo tès odou autou kai
zèn auton apostrofè apostrepsate apo tès odou umôn kai ina ti apothnèskete oikos
israèl12eipon pros tous uious tou laou sou dikaiosunè dikaiou ou mè exelètai
auton en è an èmera planèthè kai anomia asebous ou mè kakôsè auton en è an èmera
apostrepsè apo tès anomias autou kai dikaios ou mè dunètai sôthènai13en tô eipai
me tô dikaiô outos pepoithen epi tè dikaiosunè autou kai poièsè anomian pasai
ai dikaiosunai autou ou mè anamnèsthôsin en tè adikia autou è epoièsen en autè
apothaneitai14kai en tô eipai me tô asebei thanatô thanatôthèsè kai apostrepsè
apo tès amartias autou kai poièsè krima kai dikaiosunèn15kai enechurasma apodô
kai arpagma apoteisè en prostagmasin zôès diaporeuètai tou mè poièsai adikon
zôè zèsetai kai ou mè apothanè16pasai ai amartiai autou as èmarten ou mè anamnèsthôsin
oti krima kai dikaiosunèn epoièsen en autois zèsetai17kai erousin oi uioi tou
laou sou ouk eutheia è odos tou kuriou kai autè è odos autôn ouk eutheia18en
tô apostrepsai dikaion apo tès dikaiosunès autou kai poièsè anomias kai apothaneitai
en autais19kai en tô apostrepsai ton amartôlon apo tès anomias autou kai poièsè
krima kai dikaiosunèn en autois autos zèsetai20kai touto estin o eipate ouk
eutheia è odos kuriou ekaston en tais odois autou krinô umas oikos israèl21kai
egenèthè en tô dôdekatô etei en tô dôdekatô mèni pemptè tou mènos tès aichmalôsias
èmôn èlthen o anasôtheis pros me apo ierousalèm legôn ealô è polis22kai egenèthè
ep¢ eme cheir kuriou esperas prin elthein auton kai ènoixen mou to stoma eôs
èlthen pros me to prôi kai anoichthen mou to stoma ou suneschethè eti23kai egenèthè
logos kuriou pros me legôn24uie anthrôpou oi katoikountes tas èrèmômenas epi
tès gès tou israèl legousin eis èn abraam kai kateschen tèn gèn kai èmeis pleious
esmen èmin dedotai è gè eis kataschesin25dia touto eipon autois tade legei kurios
kurios27zô egô ei mèn oi en tais èrèmômenais machaira pesountai kai oi epi prosôpou
tou pediou tois thèriois tou agrou dothèsontai eis katabrôma kai tous en tais
teteichismenais kai tous en tois spèlaiois thanatô apoktenô28kai dôsô tèn gèn
erèmon kai apoleitai è ubris tès ischuos autès kai erèmôthèsetai ta orè tou
israèl dia to mè einai diaporeuomenon29kai gnôsontai oti egô eimi kurios kai
poièsô tèn gèn autôn erèmon kai erèmôthèsetai dia panta ta bdelugmata autôn
a epoièsan30kai su uie anthrôpou oi uioi tou laou sou oi lalountes peri sou
para ta teichè kai en tois pulôsi tôn oikiôn kai lalousin anthrôpos tô adelfô
autou legontes sunelthômen kai akousômen ta ekporeuomena para kuriou31erchontai
pros se ôs sumporeuetai laos kai kathèntai enantion sou kai akouousin ta rèmata
sou kai auta ou mè poièsousin oti pseudos en tô stomati autôn kai opisô tôn
miasmatôn è kardia autôn32kai ginè autois ôs fônè psaltèriou èdufônou euarmostou
kai akousontai sou ta rèmata kai ou mè poièsousin auta33kai ènika an elthè erousin
idou èkei kai gnôsontai oti profètès èn en mesô autôn
1 et factum est verbum Domini ad me dicens 2 fili hominis loquere ad filios
populi tui et dices ad eos terra cum induxero super eam gladium et tulerit populus
terrae virum unum de novissimis suis et constituerit eum super se speculatorem
3 et ille viderit gladium venientem super terram et cecinerit bucina et adnuntiaverit
populo 4 audiens autem quisquis ille est sonum bucinae non se observaverit veneritque
gladius et tulerit eum sanguis ipsius super caput eius erit 5 sonum bucinae
audivit et non se observavit sanguis eius in ipso erit si autem custodierit
animam suam salvavit 6 quod si speculator viderit gladium venientem et non insonuerit
bucina et populus non se custodierit veneritque gladius et tulerit de eis animam
ille quidem in iniquitate sua captus est sanguinem autem eius de manu speculatoris
requiram 7 et tu fili hominis speculatorem dedi te domui Israhel audiens ergo
ex ore meo sermonem adnuntiabis eis ex me 8 si me dicente ad impium impie morte
morieris non fueris locutus ut se custodiat impius a via sua ipse impius in
iniquitate sua morietur sanguinem autem eius de manu tua requiram 9 si autem
adnuntiante te ad impium ut a viis suis convertatur non fuerit conversus a via
sua ipse in iniquitate sua morietur porro tu animam tuam liberasti 10 tu ergo
fili hominis dic ad domum Israhel sic locuti estis dicentes iniquitates nostrae
et peccata nostra super nos sunt et in ipsis nos tabescimus quomodo ergo vivere
poterimus 11 dic ad eos vivo ego dicit Dominus Deus nolo mortem impii sed ut
revertatur impius a via sua et vivat convertimini a viis vestris pessimis et
quare moriemini domus Israhel 12 tu itaque fili hominis dic ad filios populi
tui iustitia iusti non liberabit eum in quacumque die peccaverit et impietas
impii non nocebit ei in quacumque die conversus fuerit ab impietate sua et iustus
non poterit vivere in iustitia sua in quacumque die peccaverit 13 etiam si dixero
iusto quod vita vivat et confisus in iustitia sua fecerit iniquitatem omnes
iustitiae eius oblivioni tradentur et in iniquitate sua quam operatus est in
ipsa morietur 14 sin autem dixero impio morte morieris et egerit paenitentiam
a peccato suo feceritque iudicium et iustitiam 15 pignus restituerit ille impius
rapinamque reddiderit in mandatis vitae ambulaverit nec fecerit quicquam iniustum
vita vivet et non morietur 16 omnia peccata eius quae peccavit non inputabuntur
ei iudicium et iustitiam fecit vita vivet 17 et dixerunt filii populi tui non
est aequi ponderis via Domini et ipsorum via iniusta est 18 cum enim recesserit
iustus a iustitia sua feceritque iniquitatem morietur in eis 19 et cum recesserit
impius ab impietate sua feceritque iudicium et iustitiam vivet in eis 20 et
dicitis non est recta via Domini unumquemque iuxta vias suas iudicabo de vobis
domus Israhel 21 et factum est in duodecimo anno in duodecimo mense in quinta
mensis transmigrationis nostrae venit ad me qui fugerat de Hierusalem dicens
vastata est civitas 22 manus autem Domini facta fuerat ad me vespere antequam
veniret qui fugerat aperuitque os meum donec veniret ad me mane et aperto ore
meo non silui amplius 23 et factum est verbum Domini ad me dicens 24 fili hominis
qui habitant in ruinosis his super humum Israhel loquentes aiunt unus erat Abraham
et hereditate possedit terram nos autem multi nobis data est terra in possessionem
25 idcirco dices ad eos haec dicit Dominus Deus qui in sanguine comeditis et
oculos vestros levatis ad inmunditias vestras et sanguinem funditis numquid
terram hereditate possidebitis 26 stetistis in gladiis vestris fecistis abominationes
et unusquisque uxorem proximi sui polluit et terram hereditate possidebitis
27 haec dices ad eos sic dicit Dominus Deus vivo ego quia qui in ruinosis habitant
gladio cadent et qui in agro est bestiis tradetur ad devorandum qui autem in
praesidiis et in speluncis sunt peste morientur 28 et dabo terram in solitudinem
et desertum et deficiet superba fortitudo eius et desolabuntur montes Israhel
eo quod nullus sit qui per eos transeat 29 et scient quia ego Dominus cum dedero
terram desolatam et desertam propter universas abominationes suas quas operati
sunt 30 et tu fili hominis filii populi tui qui loquuntur de te iuxta muros
et in ostiis domorum et dicunt unus ad alterum vir ad proximum suum loquentes
venite et audiamus qui sit sermo egrediens a Domino 31 et veniunt ad te quasi
si ingrediatur populus et sedent coram te populus meus et audiunt sermones tuos
et non faciunt eos quia in canticum oris sui vertunt illos et avaritiam suam
sequitur cor eorum 32 et es eis quasi carmen musicum quod suavi dulcique sono
canitur et audient verba tua et non facient ea 33 et cum venerit quod praedictum
est ecce enim venit tunc scient quod prophetes fuerit inter eos