GENESIS 1 - Gn 1 -- Gn 1 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html -
Zie ook naar - bijbeloverzicht -- overzicht van Genesis: - Gn - bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bibliografie van het Oude Testament -
Overzicht vers per vers : - Gn
1,1 - Gn
1,2 - Gn
1,3 - Gn
1,4 - Gn
1,5 - Gn
1,6 - Gn
1,7 - Gn
1,8 - Gn
1,9 - Gn
1,10 - Gn
1,11 - Gn
1,12 - Gn
1,13 - Gn
1,14 - Gn
1,15 - Gn
1,16 - Gn
1,17 - Gn
1,18 - Gn
1,19 - Gn
1,20 - Gn
1,21 - Gn
1,22 - Gn
1,23 - Gn
1,24 - Gn
1,25 - Gn
1,26 - Gn
1,27 - Gn
1,28 - Gn
1,29 - Gn
1,30 - Gn
1,31 -
Gn 1,1 - Gn 1,1 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. In the beginning God created the heaven and the earth.
Luther-Bibel (1984). Am Anfang schuf Gott Himmel und Erde.
Eigen vertaling : Bij aanvang baarde God hemel en aarde.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
בְּרֵאשִׁית | בָּרָא | אֱלֹהִים | אֵת | הַשָּׁמַיִם | וְאֵת | הָאָרֶץ׃ |
bë-reʾsjîth | bârâʾ | ʾêlohîm | ʾeth | ha-sjsjâmajim | wë-eth | hâ-ʾârèts |
ב · ראשׁית | ברא | אלהים | אות | ה · שׁמים | ו · אות | ה · ארץ |
in begin |
schiep |
God |
[obj] |
de hemel |
en [obj] |
de aarde |
Tekstuitleg van Gn
1,1. Het vers Gn
1,1 telt 7 woorden en 28 letters; verhouding: 1 - 4. Het getal 7 symboliseert een week, 28 een maan"d". Na 7 dagen van een week begint een nieuwe week. Na de omloop van de maan begint een nieuwe 'maan-d'. De week en de maand symboliseren de schepping. Zeven is
het zeshoekig hart (6 X 1) van een ster van 13. Driehoekzijd: 4. Het is
ook het driehoeksgetal (de som van 1 tot n. Formule: n (n + 1) gedeeld door
2, van 7 of ook: 1 + 2 + 3 + 4 + 5 + 6 + 7 = 28.
De getalswaarde van Gn
1,1 is 2701 = 37 X 73 (spiegelgetallen); totaal: 110 -> 2. Het getal 37 is het zeshoekig hart (met zijde 4) van een ster
van 73 (zie: 73, 73 als ster). Driehoekszijde: 10. De getalswaarde van חָכְמָה = châkhëmâh
(chokma) = wijsheid is 37 en 73. Door de wijsheid van God werd hemel en aarde
geschapen. In Targum Jerusjalmi en Targum Neofiti begint de tekst met בְחָכְמָה = bëchôkhëmâh (met wijsheid).
337 is de gouden ster met 37 als overlappingsster (zie http://www.biblewheel.com/gr/GR_LogosStar_Genesis.asp
).
2701 = 3 X 337 + 10 X 169 = 37 X 73. De woorden op een onpare plaats in de zin hebben een getalswaarde van 1690 = 10 X 169. De woorden op de pare plaatsen hebben een getalswaarde van 1011 = 3 X 337. 169 = 13 X 13. 961 = 31 X 31.
We kunnen besluiten dat achter de tekst van Gn
1,1 een veelheid van geometrische figuren schuilgaat. Getallen brengen beelden voort. Die beelden getuigen van wijsheid en schoonheid.
7. | 6. | 5. | 4. | 3. | 2. | 1. | |
hâ´ârèts | wë´eth | hasjsjâmaîm | ´eth | ´èlohîm (God) | bârâ´ (schiep) | bëre´sjîth (bij aanvang , aanvankelijk) | |
296 | 407 | 395 | 401 | 86 | 203 | 913 | |
296 + 407 = 703 (= 19 X 37) | 203 + 401 + 407 = 1011 of 3 X 337 | 913 + 86 + 395 + 296 = 1690 (10 X 169) |
De eerste twee woorden beginnen op gelijke wijze met de letters: beth - resj
- aleph: br' (bâra´ = scheppen).
De aleph is de eerste letter van het alfabet. De schrijfwijze van aleph is
een schuine waw (getalswaarde 6) met rechtsboven en linksonder een jod (2 X 10), dus getalswaarde 26, dezelfde getalswaarde als die van de naam JHWH (jod = 10, he
= 5, waw = 6, he = 5; totaal 26). Het scheppingsverhaal begint met een beth, de tweede letter
van het alfabet. Uit eenheid kan tweeheid ontstaan.
Het derde woord is אֱלֹהִים = ´èlohîm (God). De godsnaam begint
met een aleph. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm
is אֵל = ´el. Getalswaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30; totaal
13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God)
komt 31 maal in Gn
1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31. Betrekken we hierbij ook אֶחָד = ´èchâd (één). Getalswaarde : aleph = 1 , chet = 8 , daleth = 4. Totaal : 13
, zie 13. God is één of 13 = 13.
Het 4de ( אֵת = ´eth) en het 6de woord (וְאֶת = wë´eth) duidt de accusatief aan. He 5de en het 7de woord is complementair (hemel en aarde) en duidt een totaliteit aan. Zo zijn er 3 paren en 1 enkelvoudig woord nl. אֱלֹהִים = ´èlohîm (God); zo zijn er 3 paren scheppingsdagen, en op de 7de dag rustte God. Zo vormt Gn
1,1 een prelude op het eigenlijke scheppingsverhaal.
Gn 1,1.1. בְרֵאשִׁית = bëre´sjîth (bij aanvang, aanvankelijk) < voorzetsel bë + zelfstandig naamwoord רֵאשִׁית = re´sjîth (begin). Taalgebruik in Tenakh: re´sjîth (begin). Getalswaarde: resj = 20 of 200, aleph = 1, sjin = 21 of 300, jod = 10, taw = 22 of 400. Totaal: 74 (2 X 37, zie 37) OF 911 (priemgetal). Structuur: 2 - 1 - 3 - 1 - 4. Som van de elementen is telkens 11 -> 2. Getalswaarde van בְרֵאשִׁית = bëre´sjîth :... + beth = 2; totaal: 76 (4 X 19) OF 913 (11 X 83). Tenakh (5): (1) Gn 1,1. (2) Jr 26,1. (3) Jr 27,1. (4) Jr 28,1. (5) Jr 49,34. NT: Joh 1,1. In בְרֵאשִׁית = bëre´sjîth (bij aanvang, aanvankelijk) staat geen bepaald lidwoord; dat komt ook tot uiting in de LXX: εν αρχῃ = en archèi. רֵאשִׁית = re´sjîth (aanvang, begin) heeft de vorm van een status constructus zonder dat een nadere bepaling volgt; een begin is toch altijd een begin van iets. In het laatste woord van het laatste vers van dit verhaal (Gn 2,4) komt de beth als voorzetsel terug. Daar is het verbonden met een vorm van het werkwoord בָרָא = bârâ´ (scheppen); in Gn 1,1 staat בָרָא = bârâ´ (scheppen) als tweede woord na בְרֵאשִׁית = bëre´sjîth (bij aanvang, aanvankelijk).
re´sjîth (begin) | bijbel | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | 1 S | 2 Kr | Neh | Job | Ps | Spr | Jr | Ez | Am | Mi |
re´sjîth | 28 | 1 | 2 | 2 | 2 | 4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 3 | 4 | 2 | 2 | 1 | 1 |
bëre´sjîth | 5 | 1 | 4 |
De beth staat voor de twee, maar ook voor de schepping. Deze schepping wordt
gekenmerkt door tweeheid (Gn
1,1).
De Souzenelle ziet in het woord בְרֵאשִׁית = bëre´sjîth (b-r-´- sj-j-th) de woorden b-r (graan, zoon), ´-sj-j-th (ik stel, van het werkw. sj-w-th of sj-j-th: stellen, plaatsen), r-´sj (hoofd, begin), r-sj (deelw. râsj van het wkw r-w-sj: arm, behoeftig zijn), b-r-´(hij schiep van het wkw b-r´: scheppen) en sjîth (imperatief: stel, plaats). In b-r´ de woorden bë (voorzetsel: in) en r´ (van het wkw r´h: zien) OF b-r (zoon) en ´ de beginletter van de godsnaam ´èlohîm. In bëre´sjîth schuilen de woorden b-j-th (be(j)th: huis) en ro´sj (hoofd); in het eerste woord staat de jod, die we als eerste letter in de godsnaam JHWH aantreffen en in het tweede woord de aleph, die we als eerste letter in de godsnaam ´èlohîm.
De eerste letter van bëts´eth (in het uittrekken) (Ps
114,1) is een beth, de laatste een thaw; dit is ook het geval in het eerste woord van Tenakh: bëre´sjîth (bij aanvang, aanvankelijk) (Gn
1,1). In Ps 114 betreft het de uittocht, in Gn 1 de schepping.
LXX: en archè(i) (in begin) van het zn archè (begin, heerschappij). Taalgebruik in het NT: archè
(begin, heerschappij). Taalgebruik in de LXX: archè
(begin, heerschappij). en archè(i) (in het begin ). In vier verzen in het NT: (1) Joh
1,1. (2) Joh
1,2. (3) Hnd
11,15. (4) Fil
4,15. Een vorm van archè (begin, heerschappij) in de LXX (239), in het NT (55).
archè (begin) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + dat enk. archè(i) | 82 | 70 | 12 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | 6 | 2 |
Latijn: in principe < princeps < primum capere = eerst nemen. in in-itio < in-itium < in-ire: ingaan, binnengaan (bij het binnengaan van de schepping). in capite < caput = hoofd, kop, chef. Bij een boom ligt het begin in het wortelgestel (radix), onder de grond. De kruin wordt bepaald door de stuwing van onderuit. Een begin ligt ook bij de bron (fons), waaruit vrouwen water putten. Uit een bron welt water op, dat als het ware uit het niets voorkomt. Een vorst geeft leiding, richting, stuurt; een sturende kracht. Aan het begin staat oorsprong, stuwing, richting.
Arabisch: ra´s (hoofd). Taalgebruik in de Qoran: ra´s (hoofd).
In Gn
1,1 - Gn
1,2 ligt de nadruk op de eenheid, waaruit alles voortkomt.
Gn
1,1.2. בָרָא = bârâ´ (scheppen). Taalgebruik in Tenakh: bârâ´
(scheppen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of
200, aleph = 1; totaal: 23 of 203. Structuur: 2 - 2
- 1. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (17, 21 vormen): (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,27. (3) Gn
2,3. (4) Gn
5,1. (5) Dt
4,32. (6) 2
K 12,17. (7) Js
40,26. (8) Jr
31,22. (9) Ez
21,24. (10) Ps
51,12. (11) In zeven verzen in Da. Een vorm van בָרָא = bârâ´ (scheppen) in Tenakh (41 verzen, 48 vormen). Gn (8 verzen, 11 vormen).
- Grieks: wkw act ind aor 3de pers enk εποιησεν = epoièsen: hij deed van het wkw ποιεω = poieô: doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô
(doen, maken). Taalgebruik in de LXX: poieô
(doen, maken). Bijbel (714). OT (641). NT (73). Gn 1 (7 verzen, 9 vormen): (1) Gn 1,1. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,16. (4) Gn 1,21. (5) Gn 1,25. (6) Gn 1,27 (3X). (7) Gn 1,31. Een vorm van
ποιεω = poieô
(doen, maken) in de LXX (3390), in het NT (565).
- Ned: scheppen. D: (er)schaffen. Andere stamgroep: E : to create. Fr: créer. Italiaans: creare. Latijn: creare. Spaans: crear.
- Ned: doen. Arabisch: عَمَلَ = `amala (werken). Taalgebruik in de Qoran: `amala (werken. D: tun. E: do: Fr: faire. Grieks: ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT: poieô
(doen, maken). Hebreeuws: עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen). Taalgebruik in Tenakh: `âshâh
(maken). Lat: facere.
Gn 1,1.1. - 2. בְרֵאשִׁית בָרָא = bëre´sjîth bârâ´ (bij aanvang , aanvankelijk schiep hij). Slechts in Gn 1,1. De eerste 2 woorden beginnen elk met beth-resj
Gn
1,1.3. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30.
- De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,1.2. - 3. (1a) בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep). Tenakh ( 3) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
2,3. (3) Dt
4,32.
- (1b) בָרָא יהוה = bârâ´ JHWH (JHWH schiep). Tenakh (1) : Jr 31,22.
- (1c) וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep). Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27. (Niet met JHWH)
- (2a) וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte). Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Re 6,40.
- (2b) וַיַּעַשׂ יהוה = wajja`ash JHWH (en JHWH maakte). Tenakh (11) : (1) Gn 3,21. (2) Gn 21,1. (3) Ex 8,9. (4) Ex 8,20. (5) Ex 8,27. (6) Ex 9,6. (7) 1 S 19,5. (8) 1 S 28,17. (9) 2 S 23,10. (10) 2 S 23,12. (11) Jr 40,3.
- (2c) עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte). Tenakh (27). Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1. (2) Ex
13,8. (3) Ex
14,31. (4) Ex
18,8. (5) Ex
18,9. (6) Ex
20,11. (7) Ex
31,17. (8) Nu
33,4. (9) Dt
3,21. (10) Dt
4,3. (11) Dt
7,18. (12) Dt
24,9. (13) Dt
29,1. (14) Dt
29,23. Js (1) Js
44,23.
- (2c1) כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH). Tenakh (2) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17.
- (3) וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- (4) וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- (5) וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- (6) וַיַבְדֵּל אֱלֹהִים = wajjabhëdel ´èlohîm (en God maakte een scheiding). Tenakh (1) : Gn
1,4.
- (7a) וַיְבָרֶך אֱלֹהִים = wajëbhârèkh èlohîm (en God zegende). Tenakh (3) : (1) Gn
2,3. (2) Gn 9,1. (3) Gn 25,11. Zie ook Gn 1,22.
- (7b) וַיְבָרֶך יהוה = wajëbhârèkh JHWH (en JHWH zegende). Tenakh (4) : (1) Gn 30,30. (2) Gn 39,5. (3) 2 S 6,11. (4) 1
Kr 13,14.
- εποιησεν ὁ θεος = epoisen ho theos (God maakte). LXX (18). Gn 1 (6). NT (3).
- (2a) και εποιησεν ὁ θεος = kai epoièsen ho theos (en God maakte). Bijbel (7) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,27. (6) Re 6,40. (7) Est 10,3.
- (3) και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- (4) και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
- (5) και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
- (6) διεχωρισεν ὁ θεος = diechôrisen ho theos (God maakte een scheiding). LXX (2) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,7.
Gn
1,1.4. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,1.5. הַּשָׁמַיִם / הַּשָׁמָיִם = hasjsjâmajim / hasjsjâmâjim (de hemelen) < bepaald lidw.
ha + שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim
/ sjâmâjim (hemelen). Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim
(hemelen). Tenakh (223). Pentateuch (69). Eerdere Profeten (35). Latere Profeten (41). 12 Kleine
Profeten (15). Geschriften (63). Gn (32). Gn 1-11
(21) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,14. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,26. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,30. (10) Gn
2,1. (11) Gn
2,4. (12) Gn
2,19. (13) Gn
2,20. (14) Gn
6,7. (15) Gn
6,17. (16) Gn
7,3. (17) Gn
7,11. (18) Gn
7,19. (19) Gn
7,23. (20) Gn
8,2. (21) Gn
9,2.
- Twee uitersten worden vaak gebruikt om een totaliteit uit te drukken ; zo is dat het geval in hemel en aarde , van hoog tot laag , van kop tot teen , dag en nacht enz.. Vergelijken we de sommen van sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) en ´èrèts (land, aarde) :
- Grieks : acc. mann. enk. ουρανον = ouranon (hemel) van het zelfst. naamw. ουρανος = ouranos (hemel). Taalgebruik
in het NT : ouranos
(hemel). Taalgebruik in de Septuaginta : ouranos
(hemel). Een vorm van ουρανος = ouranos (hemel) in de LXX (682) , in het NT (272).
ouranos (hemel) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
5 | acc. mann. enk. ouranon | 182 | 142 | 40 | 1 | 3 | 9 | 3 | 11 | 6 | 7 | 13 | 16 | 4 | 2 |
Totaal | 954 | 682 | 272 | 82 | 18 | 34 | 18 | 26 | 21 | 52 | 134 | 152 |
- Ned. : hemel. Arabisch : سَمَاة = samâ´ (hemel). Taalgebruik in de Qoran : samâ´ (hemel). D. : Himmel. E. : heaven. Fr. : ciel. Grieks : ουρανος = ouranos (hemel). Taalgebruik in het NT : ouranos (hemel). Hebreeuws : שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen). Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen).
Gn 1,1.4. - 5. אֶת הַּשָׁמַיִם = ´èth hasjsjâmajim (de hemelen). Tenakh (15) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17. (3) Dt 4,26. (4) Dt 11,17. (5) Dt 28,12. (6) Dt 30,19. (7) Dt 31,28. (8) 2 K 19,15. (9) 2 Kr 2,11. (10) Neh 9,6. (11) Js 37,16. (12) Jr 23,24. (13) Jr 32,17. (14) Hag 2,6. (15) Hag 2,21.
Gn
1,1.6. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,1.7. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Voor het eerst komen we een vorm van אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) tegen. Het staat in samenhang met hemel en samen drukken ze de totaliteit uit.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn
1,1.6. - 7. וְאִת הָאָרֶץ = wë´eth hâ´ârèts (en het land). Tenakh (1) : Gn
1,1.
אֵת הָאָרֶץ = ´eth hâ´ârèts (het land). - Tenakh (1) : Dt 1,35.
- וְאֶת הָאָרֶץ = wë´èth hâ´ârèts (en het land). Tenakh (17) : (1) Gn 35,12. (2) Gn 42,34. (3) Gn 49,15. (4) Ex 20,11. (5) Ex 31,17. (6) Dt 3,12. (7) Dt 4,26. (8) Dt 30,19. (9) Dt 31,28. (10) 2 K 19,15. (11) 2
Kr 2,11. (12) Js 37,16. (13) Jr 22,12. (14) Jr 23,24. (15) Jr 32,17. (16) Hag 2,6. (17) Hag 2,21.
- אֶת הָאָרֶץ = ´èth hâ´ârèts
(het land). Tenakh (136). Gn (12) : (1) Gn 1,28. (2) Gn 6,12. (3) Gn 6,13. (4) Gn 9,1. (5) Gn 12,7. (6) Gn 15,7. (7) Gn 15,18. (8) Gn 24,7. (9) Gn 35,12. (10) Gn 41,30. (11) Gn 42,30. (12) Gn 48,4. De getalswaarde van deze uitdrukking is 6 + 401 + 5 + 291 = 703 (19 X 37). Dit is de ster als 37 en de zeshoek als 19. Zie : http://www.biblewheel.com/gr/GR_LogosStar_Genesis.asp. Laten we in het getal 703 de nul weg , dan bekomen we 73 ; het spiegelbeeldgetal is 37. En we krijgen opnieuw 37 X 73 , de ster als 73 en de zeshoek als 36.
Gn
1,1.4. - 7. אֶת הַּשָׁמַיִם וְאֶת הָאָרֶץ = ´èth hasjsjâmajim wë´èth hâ´ârèts (de hemelen en de aarde). Tenakh (12 / 15) : (1) Ex
20,11. (2) Ex
31,17. (3) Dt
4,26. (4) Dt
30,19. (5) Dt
31,28. (6) 2
K 19,15. (7) 2
Kr 2,11. (8) Js
37,16. (9) Jr
23,24. (10) Jr
32,17. (11) Hag
2,6. (12) Hag
2,21.
- אִת הַּשָׁמַיִם וְאִת הָאָרֶץ = ´eth hasjsjâmajim wë´eth hâ´ârèts (de hemel en de aarde) is een hapax in Gn
1,1.
- שָׁמַיִם וְאָרֶץ = sjâmajim wë´èrèts / wä´ârèts
(hemel en aarde). Tenach (11) : (1) Gn
14,19. (2) Gn
14,22. (3) Ps
69,35. (4) Ps
115,15. (5) Ps
121,2. (6) Ps
124,8. (7) Ps
134,3. (8) Ps
146,6. (9) Jr
33,25. (10) Jr
51,48. (11) Jl
4,16.
- Grieks : τον ουρανον και την γην = ton ouranon kai tèn gèn (de hemel en de aarde). LXX (26). NT (4).
Gn 1,2 - Gn 1,2 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [2] And the earth was without form, and void; and darkness
was upon the face of the deep. And the Spirit of God moved upon the face of
the waters.
Luther-Bibel. 2 Und die Erde war wüst und leer, und es war finster auf der
Tiefe; und der Geist Gottes schwebte auf dem Wasser.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6-7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12-13 |
14 |
וְהָאָרֶץ | הָיְתָה | תֹהוּ | וָבֹהוּ | וְחֹשֶׁךְ | עַל־פְּנֵי | תְהוֹם | וְרוּחַ | אֱלֹהִים | מְרַחֶפֶת | עַל־פְּנֵי | הַמָּיִם׃ |
wë-hâ-ʾârèts | hâjëthâh | thôhû | wâ-bhohû | wë chosjèkh | ʿal pëne(j) | thëhôm | wë-rûach | ʾêlohîm | mërachèphèth | ʿal pëne(j) | hammâjim |
ו · ה · ארץ | היה | תהו | ו · בהו | ו · חשׁך | על · פן | תהום | ו · רוח | אלהים | רחף | על · פן | ה · מים |
en de aarde |
was |
vormlees |
en leeg |
en duisternis |
over aangezicht van |
de diepte |
en geest van |
God |
zweefde |
over aangezicht van |
de wateren |
Tekstuitleg van Gn 1,2. Vers Gn 1,2 telt 14 (2 X 7) woorden en 52 (2² X 13 of 2 X 26) letters. De getalswaarde van Gn 1,2 is 3546 (2 X 3² X 197). Vanaf Gn 1,2 beginnen alle verzen met וְ = wë (en). In de LXX wordt dit in Gn 1,2 weergegeven door δε = de (echter) , in de overige verzen van Gn 1 door και = kai (en). Het begin van Gn 1,2 grijpt terug naar het einde van Gn 1,1.
Gn
1,2.1. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Het begin van Gn
1,2 grijpt terug naar het einde van Gn
1,1. Voor de 2de maal in Gn 1 komen we een vorm van אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) tegen. Over de hemel wordt niets verteld.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16).
- ἡ δε γη = hè de gè (het land / de aarde echter). LXX (10). Gn (2) : (1) Gn
1,2. (2) Gn 34,21. και ἡ γη = kai hè gè (en het land / de aarde). LXX (43). NT (8).
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn
1,2.2. act. qal perf. 3de pers. vr. enk. הָיְתָה = hâjëthâh (en zij werd) van het werkw. הָיָה = häjâh
(zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. Tenakh (114). Pentateuch (18). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (26). 12 Kleine
Profeten (6). Geschriften (30). Gn (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 3,20. (3) Gn 18,12. (4) Gn 29,17. (5) Gn 36,12. (6) Gn 38,21. (7) Gn 38,22. (8) Gn 47,26.
- act. ind. imperf. 3de pers. enk. ην = èn (hij / zij was) van het werkw. ειμι = eimi (zijn) OF betrekkelijk voornaamw. acc. vr. enk. ἡν (die) van het betrekk. voornaamw. ὁς (die). Taalgebruik in het NT
: eimi
(zijn). Taalgebruik in de LXX
: eimi
(zijn). Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in de LXX (6947) , in het NT (2450).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. imperf. 3de pers. enk. èn OF betrekkelijk voornaamw. acc. vr. enk. ἡν | 1506 | 1120 | 386 | 24 | 38 | 79 | 92 | 63 | 71 | 19 | 141 | 233 |
Grieks : ειμι = eimi (zijn). Taalgebruik in het NT
: eimi
(zijn). Taalgebruik in de LXX
: eimi
(zijn). Taalgebruik in Lc : eimi
(zijn). Taalgebruik in Hnd : eimi . Een vorm van ειμι = eimi (zijn) in de LXX (6947) , in het NT (2450).
- werkw. Ned. : zijn. Arabisch : كانَ = kâna (zijn). Taalgebruik in de Qoran : kâna (zijn). D. : sein. E. : to be. E. : to be. Frans : être. Grieks : ειμι = eimi (zijn). Taalgebruik in het NT
: eimi
(zijn). Hebreeuws : הָיָה = hâjâh
(zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn). Italiaans : essere. Lat. : esse. Spaans : ser. Surisch : hwojo.
Gn
1,2.3. תֹהוּ = thohû (woestenij, leegheid). Taalgebruik in Tenakh : thohû
(woestenij, leegheid). Getalswaarde : thaw = 22 of 400 , he = 5 , waw =
6 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 411 (3 X 137). Structuur : 4 - 5 - 6. Tenakh (10) : (1) Gn 1,2. (2) 1 S 12,21. (3) Js 24,10. (4) Js 34,11. (5) Js 44,9. (6) Js 45,18. (7) Js 45,19. (8) Js 59,4. (9) Jr 4,23. (10) Job 26,7.
- Grieks : bijvoegl. naamw. nom. mann. enk. αορατος = aoratos (ongezien). Taalgebruik in het NT : aoratos (onzichtbaar). Taalgebruik in de LXX : aoratos (onzichtbaar). Een vorm van αορατος = aoratos (ongezien) in de LXX (3) , in het NT (5). In Gn
1,2 zouden we eerder een vrouwelijke vorm verwachten bij het vrouwelijke zelfst. naamw. γη = gè
(aarde, land).
Gn
1,2.4. וָבֹהוּ = wâbhohû (en ledigheid) < wë (en) + zelfst. naamw. בֹהוּ = bohû (ledigheid, eenzaamheid). Taalgebruik in Tenakh : bohû (ledigheid, eenzaamheid). Getalswaarde : beth = 2 , he = 5 , waw = 6 ; totaal : 13. Structuur : 2 - 5 - 6. Tenakh (2) : (1) Gn 1,2. (2) Jr 4,23.
- ακατασκευαστος = akataskeuastos (onuitgerust, oningericht). Zie het werkw. κατασκευαζω = kataskeuazô (uitrusten, optuigen, inrichten, bouwen, maken). Taalgebruik in het NT : kataskeuazô (uitrusten, optuigen, inrichten, bouwen, maken). Taalgebruik in de LXX : kataskeuazô (uitrusten, optuigen, inrichten, bouwen, maken). Een vorm van in de LXX (1) : Gn
1,2 , in het NT (0).
- Grieks : bijvoegl. naamw. nom. mann. enk. αορατος = aoratos (ongezien). Taalgebruik in het NT : aoratos (onzichtbaar). Taalgebruik in de LXX : aoratos (onzichtbaar). Een vorm van αορατος = aoratos (ongezien) in de LXX (3) , in het NT (5). In Gn
1,2 zouden we eerder een vrouwelijke vorm verwachten bij het vrouwelijke zelfst. naamw. γη = gè
(aarde, land).
Gn 1,2.3. - 4. תֹהוּ וָבֹהוּ = thohû wâbhohû (woestenij en ledigheid). Tenakh (2) : (1) Gn 1,2. (2) Jr 4,23.
Gn
1,2.5. חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (57). Pentateuch (4). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (33). Niet in Gn 1.
- וְחֹשֶׁךְ = wëchosjèkh (en duisternis) < prefix voegwoord wë + zelfst. naamw. חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3) : (1) Gn
1,2. (2) Spr 10,19. (3) Job 38,19.
- הַחֹשֶׁך = hachosjèkh (de duisternis) < prefix bepaald lidw. ha + חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis).2. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn
1,18. (3) Dt
5,23. (4) Js
60,2. (5) Pr
2,13. (6) Pr
11,8.
- וְלַחֹשֶׁך = wëlachosèkh (en tot de duisternis) < prefix voegwoord wë + voorzetsel be + bepaald lidwoord ha -> trekt
samen tot la + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Gn (1) : Gn
1,5.
- Grieks : nom. en acc. onz. enk. σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta : skotos
(duisternis). LXX (66). Gn (2) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,5. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120)
, in het NT (30).
- Ned. : duisternis. Arabisch : ظلام = DHalâm (duisternis). Taalgebruik in de Qoran : DHalâm (duisternis). D. : Finsternis. Fr. : ténèbres. E. : darkness. Grieks : σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Hebreeuws : חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Lat. : tenebrae.
Gn 1,2.6. עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van , tot). Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig). Taalgebruik in Jesaja : `al (op, overeenkomstig). Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²). Structuur : 7 - 3. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (3075). Pentateuch (828). Eerdere Profeten (616). Latere Profeten (585). 12 Kleine Profeten (186). Geschriften (860). Gn (189). Ex (217). Lv (152). Nu (159). Dt (111).
Gn 1,2.7. stat. constr. mann. mv. פְנֵי = pëne(j) (aanschijn van) van het zelfst. naamw. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht). Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht). Getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170. Structuur : 8 - 5 - 4. De som van de elementen is 8. Tenakh (327). Pentateuch (108). Eerdere Profeten (62). Latere Profeten (72). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (71).
Gn 1,2.6. - 7. עַל פְנֵי = `al pëne(j) (aanschijn van). LXX (135). Gn 1 (3) : (1) Gn 1,2 (2X). (2) Gn 1,20. (3) Gn 1,29.
Gn 1,2.8. תְהוֹם = thëhôm (afgrond, oerwater). Taalgebruik in Tenakh : thëhôm (afgrond, oerwater). Getalswaarde : thaw = 22 of 400 , he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 40 OF 445 (5 X 89). Structuur : 4 - 5 - 4. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (20). Gn (4) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 7,11. (3) Gn 8,2. (4) Gn 49,25.
Gn
1,2.Gn 1,2.9.
וְרוּחַ = w-r-û-ch ( וְרוּחַ = wërûach (en een geest) OF וְרוּחַ = wërèwach (en ruimte, verademing). וְרוּחַ wërûach(en geest) : nevenschikkend voegw.
wë + zelfst. naamw. רוַח = rûach (geest). Taalgebruik in Tenakh : rûach
(geest). Getalswaarde : resj = 20 of 200. waw = 6. chet = 8. Totaal :
34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur : 2 - 6 - 8. De som van de elementen is telkens 7. Pentateuch (39). Gn (2) : (1) Gn
1,2. (2) Gn
32,17.
- πνευμα = pneuma (geest). Taalgebruik
in het NT : pneuma
(geest). Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma
(geest). Een vorm van πνευμα = pneuma (geest) in het NT (379) , in de LXX (382) ,
in de Pentateuch (26) , Gn (7) : (1) Gn
1,2. (2) Gn
6,3. (3) Gn
6,17. (4) Gn
7,15. (5) Gn
8,1. (6) Gn
41,38. (7) Gn
45,27.
- Ned. : geest. Arabisch : روح = rûH (geest). Taalgebruik in de Qoran : rûH (geest). D. : Geist. E. : spirit. Fr. : esprit. Grieks : πνευμα = pneuma (geest) : Taalgebruik
in het NT : pneuma
(geest). Hebreeuws. רוַח = rûach (geest). Taalgebruik in Tenakh : rûach
(geest). Lat. : spiritus.
Gn 1,2.10. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn 1,2.9.
- 10.
וְרוּחַ אֱלֹהִים = wërûach ´èlohîm (en de geest van God).
Tenakh (2): (1) Gn
1,2. (2) 2
Kr 24,20.
- רוַח אֱלֹהִים = rûach ´èlohîm (de geest van God). Tenakh
(13). Pentateuch (4) : (1) Gn
41,38. (2) Ex
31,3. (3) Ex
35,31. (4) Nu
24,2.
Gn 1,2.11.
act. piël part. vr. enk. מְרַחֵפֶת = mërachèphèth (zwevende) van het werkw. רָחַף = râchaph
(trillen, piël : zweven). Taalgebruik in Tenakh : râchaph
(trillen, pi. zweven). Deze vorm
komt in Tenakh slechts in Gn
1,2 voor.
- Ned. : zweven. D. : sweben. E. : to move.
Gn 1,2.12. עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van , tot). Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig). Taalgebruik in Jesaja : `al (op, overeenkomstig). Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²). Structuur : 7 - 3. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (3075). Pentateuch (828). Eerdere Profeten (616). Latere Profeten (585). 12 Kleine Profeten (186). Geschriften (860). Gn (189). Ex (217). Lv (152). Nu (159). Dt (111).
Gn 1,2.13. stat. constr. mann. mv. פְנֵי = pëne(j) (aanschijn van) van het zelfst. naamw. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht). Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht). Getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem = 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170. Structuur : 8 - 5 - 4. De som van de elementen is 8. Tenakh (327). Pentateuch (108). Eerdere Profeten (62). Latere Profeten (72). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (71).
Gn 1,2.12. - 13. עַל פְנֵי = `al pëne(j) (op het aanschijn van). LXX (135). Gn 1 (3) : (1) Gn 1,2 (2X). (2) Gn 1,20. (3) Gn 1,29.
Gn
1,2.14. מַיִם = majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (254). Pentateuch (53). Eerdere Profeten (46). Latere Profeten (72). 12 Kleine
Profeten (15). Geschriften (68).
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Lat. : aqua.
Alternatieve lezing : הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : gen. vr. enk. ὑδατος = hudatos (van water) van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (137). Gn (16). Gn 1 (3) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. onz. enk. hudatos | 137 | 117 | 20 | 1 | 3 | 3 | 5 | 1 | 5 | 2 | 7 | 12 | 2 | 3 |
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn
1,2.12. - 14. עַל פְנֵי מַיִם = `al pëne(j) majim (op het aanschijn van de wateren). Tenakh (4) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 7,18. (3) Ex 32,20. (4) Pr 11,1.
- επανω του ὑδατος = epanô tou hudatos (bovenop het water). Bijbel (4) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 7,18. (3) Js 18,2. (4) Da 12,7.
Gn 1,3 - Gn 1,3 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And God said, Let there be light: and there was light.
Luther-Bibel. Und Gott sprach: Es werde Licht! Und es ward Licht.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
a. וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei)
b. יְהִי אוֹר = jëhî ´ôr (het zij licht)
c. וַיְהִי אוֹר = wajëhî ´ôr (en het was licht)
Tekstuitleg van Gn 1,3. Dit vers Gn 1,3 telt 6 (2 X 3) woorden , 23 letters. De getalswaarde van Gn 1,3 is 813 (3 X 271). Het vers bestaat uit drie zinnen : een inleidingszin op een citaat , het citaat in een imperatiefzin en een zin die het resultaat van de imperatiefzin geeft. Elke zin telt 2 woorden. De eerste zin telt 2 woorden , 10 letters en 6 lettergrepen. De tweede zin telt 2 woorden , 6 letters en 3 lettergrepen. De derde zin telt 2 woorden , 7 letters en 4 lettergrepen.
1 |
2 |
3 |
4 |
5-6 |
|
וַיֹּאמֶר | אֱלֹהִים | יְהִי | אוֹר | וַיְהִי־אוֹר׃ | |
wajjo´mèr | ´èlohîm | jëhî | ´ôr | wajëhî ´ôr | |
ו · אמר | אלהים | היה | אור | ו · היה · אור | |
en (God) zei | God | het zij | licht | en het was licht |
Gn 1,3.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). In tien verzen in Gn 1 : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,9. (4) Gn 1,11. (5) Gn 1,14. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,24. (8) Gn 1,26. (9) Gn 1,28. (10) Gn 1,29. Voor de 1ste en 2de , 4de en 5de scheppingsdag telkens 1X , voor de 3de scheppingsdag 2X en de 6de scheppingsdag 4X.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn
1,3.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,3.1. - 2. בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep). Tenakh ( 3) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
2,3. (3) Dt
4,32.
- וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep). Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27.
- וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte). Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Re 6,40.
- וַיַּעַשׂ יהוה = wajja`ash JHWH (en JHWH maakte). Tenakh (11) : (1) Gn 3,21. (2) Gn 21,1. (3) Ex 8,9. (4) Ex 8,20. (5) Ex 8,27. (6) Ex 9,6. (7) 1 S 19,5. (8) 1 S 28,17. (9) 2 S 23,10. (10) 2 S 23,12. (11) Jr 40,3.
- עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte). Tenakh (27). Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1. (2) Ex
13,8. (3) Ex
14,31. (4) Ex
18,8. (5) Ex
18,9. (6) Ex
20,11. (7) Ex
31,17. (8) Nu
33,4. (9) Dt
3,21. (10) Dt
4,3. (11) Dt
7,18. (12) Dt
24,9. (13) Dt
29,1. (14) Dt
29,23. Js (1) Js
44,23.
- כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH). Tenakh (2) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- εποιησεν ὁ θεος = epoisen ho theos (God maakte). LXX (18). Gn 1 (6). NT (3).
- και εποιησεν ὁ θεος = kai epoièsen ho theos (en God maakte). Bijbel (7) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,27. (6) Re 6,40. (7) Est 10,3.
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens). Het eerste scheppingswoord op de eerste dag (Gn
1,3 - Gn
1,4 - Gn
1,5). De één symboliseert God. Door de schepping kwam er
tweeheid : de schepper en de schepping. In de schepping zelf is er voortdurend
tweeheid. Uit het samenkomen van de tweeheid ontstaat drieheid , die dubbel
van aard is en dus vierheid wordt. 1 + 2 + 3 + 4 = 10 (Rechthoeknummer van
4). De tien komt in de bijbel vaak terug : tien scheppingswoorden , tien woorden
van het verbond , tien plagen van Egypte enz. < 10 vingers , 10 tenen (telkens 2 X 5). Beide woorden tellen elk 3 lettergrepen en 5 letters ; totaal : 6 lettergrepen en 10 letters. Dit is het 1ste scheppingswoord van God. Het betreft het licht.
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn
1,3.3. act. qal jussief 3de pers. mann. enk. יְהִי = jëhî (het zij) van het werkw. הָיָה = hâjâh
(zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (49). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (27). Gn (6) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,14. (4) Gn 30,34. (5) Gn 33,9. (6) Gn 49,17.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). aor. imperat. 3de pers. enk. γενηθητω = genèthètô (het weze/ het gebeure) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (4) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 9,27 (4) Gn 49,17.
Gn
1,3.1. - 3. וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים יְהִי = wajjo´mèr ´èlohîm jëhî (en God zei : het weze). Bijbel (3) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,14. Het spreken van God is tegelijkertijd een daad van God. Er is geen onderscheid tussen zeggen en doen. Het is één en al expressie. Het scheppend spreken en handelen is een gebeuren. Licht ontstaat en verandert voortdurend van kwantiteit en kwaliteit. Licht is een voortdurend gebeuren.
- και ειπεν ὁ θεος γενηθητω = kai eipen ho theos genèthètô (en God zei : het gebeure). LXX (2) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6.
Gn
1,3.4. הָאוֹר = hâ´ôr
(het licht) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Re 19,26. (4) Pr 2,13. (5) Pr 11,7. (6) Neh 8,3.
- אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (7). Geschriften (30). Gn (2) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4.
- Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik in het NT : fôs (licht). Taalgebruik in de LXX : fôs (licht). Een vorm van φως = fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,5.
- Ned. : licht. Arabisch : نور = nûr (licht). Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht). Aramees : נוּר = nûr (licht). D. : Licht. E. : light. Fr.
: lumière. Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht). Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Zie ook : נִר = ner (licht, lamp). Taalgebruik in Tenakh : ner (licht, lamp). Zie ook : werkw. אוֹר = ´ôr (doorboren, doorbreken van licht , schijnen). Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Lat. : lux / lumen.
Volgens Gn
1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. אוֹר =´ôr (licht)
begint met de letter aleph (1). Het heeft ook 2 letters gemeenschappelijk met het werkw. אָמַר = ´âmar
(zeggen) , nl. aleph (1) en mem (13 of 40).
Volgens Gn
1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en
duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool.
Gn
1,3.5. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam יהוה = JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 : και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenakh | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,3.6. הָאוֹר = hâ´ôr
(het licht) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Re 19,26. (4) Pr 2,13. (5) Pr 11,7. (6) Neh 8,3.
- אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (7). Geschriften (30). Gn (2) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4.
- Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik in het NT : fôs (licht). Taalgebruik in de LXX : fôs (licht). Een vorm van φως = fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,5.
- Ned. : licht. Arabisch : نور = nûr (licht). Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht). Aramees : נוּר = nûr (licht). D. : Licht. E. : light. Fr.
: lumière. Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht). Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Zie ook : נִר = ner (licht, lamp). Taalgebruik in Tenakh : ner (licht, lamp). Zie ook : werkw. אוֹר = ´ôr (doorboren, doorbreken van licht , schijnen). Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Lat. : lux / lumen.
Volgens Gn
1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. אוֹר =´ôr (licht)
begint met de letter aleph (1). Het heeft ook 2 letters gemeenschappelijk met het werkw. אָמַר = ´âmar
(zeggen) , nl. aleph (1) en mem (13 of 40).
Volgens Gn
1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en
duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool.
Gn 1,4 - Gn 1,4 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [4] And God saw the light, that it was good: and God divided
the light from the darkness.
Luther-Bibel. 4 Und Gott sah, dass das Licht gut war. Da schied Gott das Licht
von der Finsternis
Tekstuitleg van Gn 1,4. Het vers Gn 1,4 telt 12 (2² X 3) woorden en 45 (3² X 5) letters. De getalswaarde van Gn 1,4 is 1776 (2² X 2² X 3 X 37). Het vers Gn 1,4 bevat 2 nevenschikkende zinnen. Volgens Gn 1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. ´ôr (licht) begint met de letter aleph (1). Volgens Gn 1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool. En God zag het licht : zo goed !
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | |
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | |
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | ||||||
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) |
Gn
1,4.1. w-j-r`. (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´
(en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´
(en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Taalgebruik in Genesis : râ´âh
(zien). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 (2 X 13) of 206 (2 X 103). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31.
- Grieks : ὁραω = horaô (zien). Taalgebruik
in het NT : horaô
(zien). Taalgebruik in de Septuaginta : horaô
(zien). Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to
see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden
(hij zag). Taalgebruik in het NT : eiden
(hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Lat. : videre.
- In het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr
(licht) nl. de resj en de aleph. Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr
(licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend.
Gn
1,4.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,4.1. - 2. וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- Grieks : και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
Gn
1,4.3. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,4.4. הָאוֹר = hâ´ôr
(het licht) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Re 19,26. (4) Pr 2,13. (5) Pr 11,7. (6) Neh 8,3.
- אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (7). Geschriften (30). Gn (2) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4.
- Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik in het NT : fôs (licht). Taalgebruik in de LXX : fôs (licht). Een vorm van φως = fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,5.
- Ned. : licht. Arabisch : نور = nûr (licht). Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht). Aramees : נוּר = nûr (licht). D. : Licht. E. : light. Fr.
: lumière. Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht). Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Zie ook : נִר = ner (licht, lamp). Taalgebruik in Tenakh : ner (licht, lamp). Zie ook : werkw. אוֹר = ´ôr (doorboren, doorbreken van licht , schijnen). Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Lat. : lux / lumen.
Volgens Gn
1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. אוֹר =´ôr (licht)
begint met de letter aleph (1). Het heeft ook 2 letters gemeenschappelijk met het werkw. אָמַר = ´âmar
(zeggen) , nl. aleph (1) en mem (13 of 40).
Volgens Gn
1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en
duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool.
Gn
1,4.5. כִּי = kî (want, omdat). Taalgebruik
in Tenakh : kî
(want, omdat). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3
X 7) of 30 (2 X 3 X 5). Structuur : 2 - 1. Tenakh (3849). Pentateuch (884). Eerdere Profeten (726). Latere Profeten (841). 12 Kleine
Profeten (241). ). Geschriften (1157). Gn (251). Gn 1 (6) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25.
- כִּי = kî (want, omdat) < een woord met 1 medeklinker. De lange î is î gebleven omdat het een proclitisch woord is. Proclitisch wil zeggen dat een eenlettergrepig onbeklemtoond woord wordt gehecht aan het volgende (Lettinga(6) 13d
- Grieks : ὁτι = hoti (dat, omdat). Taalgebruik in NT : hoti
(dat, omdat). Taalgebruik in de Septuaginta : hoti
(dat, omdat). Gn (161). Gn 1 (7) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25.
hoti ( dat , omdat ) | bijbel | OT | Gn | Gn 1 | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
4396 | 3213 | 161 | 7 | 1183 | 137 | 92 | 160 | 237 | 114 | 389 | 54 | 389 | 626 |
Gn
1,4.6. טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik
in Tenakh : tôbh
(goed). Getalswaarde : tet = 9 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 17. Structuur
: 9 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (290). Pentateuch (38). Eerdere Profeten (49). Latere
Profeten (23). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (166). Gn (23) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 2,9. (9) Gn 2,12. (10) Gn 2,17. (11) Gn 2,18. (12) Gn 3,5. (13) Gn 3,6. (14) Gn 3,22. (15) Gn 24,10. (16) Gn 24,50. (17) Gn 26,29. (18) Gn 29,19. (19) Gn 30,20. (20) Gn 40,16. (21) Gn 45,18. (22) Gn 45,20. (23) Gn 49,15.
- Grieks : αγαθος = agathos. Taalgebruik in
het NT : agathos
(goed). Taalgebruik in
de LXX : agathos
(goed).
- Grieks : nom. onz. enk. + acc. mann. en onz. enk. καλον = van het bijvoegl. naamw. καλος = kalos (goed,
mooi, schoon). Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon). Taalgebruik in de LXX : kalos
(goed, mooi, schoon). LXX (125). Gn (15) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 2,9. (7) Gn 2,12. (8) Gn 2,17. (9) Gn 2,18. (10) Gn 3,5. (11) Gn 3,6. (12) Gn 3,22. (13) Gn 18,7. (14) Gn 30,20. (15) Gn 49,14.
kalos (goed) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. + acc. mann. enk. kalon | 125 | 75 | 50 | 13 | 9 | 5 | 1 | 22 | 27 | 28 | 20 | 2 |
- Ned. : goed. Arabisch : طَيَّبٌ = thajjab (goed). Taalgebruik in de Qoran : thajjab (goed). Aramees : טַב = tabh (goed). D. : gut. E. : good. Fr. : bijvoegl. naamw. : bon / bijw. : bien. Gr. : αγαθος = agathos. Taalgebruik in het NT : agathos (goed). Hebreeuws : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik in Tenakh : tôbh (goed). Lat. : bijvoegl. naamw. : bonus / bijw. : bene.
Gn
1,4.5. - 6. כִּי טוֹב = kî tôbh (want mooi, zo mooi). Tenakh (43). Gn (6) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25.
- Grieks : ὁτι καλον = hoti kalon (dat het goed is). Bijbel (14). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18.
- ὁτι καλα = hoti kala (dat het goed is). Bijbel (4) : (1) Gn 1,21. (2) Gn 1,25. (3) W 13,7. (4) Sir 39,16.
Gn
1,4.7. prefix waw. consect. + werkw.vorm act. hifil imperf. (jaqtil) 3de pers. enk. וַיַבְדֵּל = wajjabhëdel
(en hij maakte een scheiding) van het werkw. בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen). Taalgebruik in Tenakh : bâdal
(afscheiden, verdelen). Tenakh (3) : (1) Gn
1,4. (2) Gn
1,7. (3) 1
Kr 23,13. Een vorm van בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen) (42). In de LXX kan een vorm van בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen) door 7 verschillende Griekse werkw. vertaald worden.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. διεχωρισεν = diechôrisen (hij maakte een scheiding) van het werkw. διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen). Taalgebruik in de Septuaginta : diachôrizô
(uiteenplaatsen , zich verwijderen). LXX (5) : (1) Gn
1,4. (2) Gn
1,7. (3) Gn
30,40. (4) 2
Kr 25,10. (5) Sir
33,11. Een vorm van διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen) in de LXX (27) , in het NT (1) Lc
9,33.
- Lat. : act. ind. perf. 3de pers. enk. divisit (hij verdeelde) van het werkw. dividere (verdelen).
- Ned. : scheiden. Arabisch : فصل = faSala (scheiden). Taalgebruik in de Qoran : faSala (scheiden). E. : separate. Fr. séparer. Grieks : διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen). Taalgebruik in de Septuaginta : diachôrizô
(uiteenplaatsen , zich verwijderen). Hebreeuws : בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen). Taalgebruik in Tenakh : bâdal
(afscheiden, verdelen). Italiaans : separare. Latijn : separare. Spaans : separar.
- Ned. : scheiden. D. : scheiden. Grieks : σχιζω = schizô (scheuren). Taalgebruik in
het NT : schizô
(scheuren). Latijn : scindere.
- Ned. : verdelen. Arabisch : فرق = faraqa. Fr. : diviser = partager , répartir. Lat. : pars (-tis) = deel ; participare (deel-nemen).
- Licht en duisternis worden gezien als 2 afzonderlijke eenheden. Ze worden niet gescheiden of gesplitst , maar uit elkaar geplaatst (zoals de LXX vertaalt).
Gn
1,4.8. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,4.7. - 8. וַיַבְדֵּל אֱלֹהִים = wajjabhëdel ´èlohîm (en God maakte een scheiding). Tenakh (1) : Gn
1,4.
- διεχωρισεν ὁ θεος = diechôrisen ho theos (God maakte een scheiding). LXX (2) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,7.
Gn
1,4.9. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
- ανα μεσον = ana meson (in het midden van? tussen). LXX (680). NT (3).
Gn
1,4.10. הָאוֹר = hâ´ôr
(het licht) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Re 19,26. (4) Pr 2,13. (5) Pr 11,7. (6) Neh 8,3.
- אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (7). Geschriften (30). Gn (2) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4.
- Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik in het NT : fôs (licht). Taalgebruik in de LXX : fôs (licht). Een vorm van φως = fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,5.
- Ned. : licht. Arabisch : نور = nûr (licht). Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht). Aramees : נוּר = nûr (licht). D. : Licht. E. : light. Fr.
: lumière. Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht). Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Zie ook : נִר = ner (licht, lamp). Taalgebruik in Tenakh : ner (licht, lamp). Zie ook : werkw. אוֹר = ´ôr (doorboren, doorbreken van licht , schijnen). Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Lat. : lux / lumen.
Volgens Gn
1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. אוֹר =´ôr (licht)
begint met de letter aleph (1). Het heeft ook 2 letters gemeenschappelijk met het werkw. אָמַר = ´âmar
(zeggen) , nl. aleph (1) en mem (13 of 40).
Volgens Gn
1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en
duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool.
Gn
1,4.11. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,4.12. חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (57). Pentateuch (4). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (33). Niet in Gn 1.
- וְחֹשֶׁךְ = wëchosjèkh (en duisternis) < prefix voegwoord wë + zelfst. naamw. חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3) : (1) Gn 1,2. (2) Spr 10,19. (3) Job 38,19.
- הַחֹשֶׁך = hachosjèkh (de duisternis) < prefix bepaald lidw. ha + חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis).2. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn
1,18. (3) Dt
5,23. (4) Js
60,2. (5) Pr
2,13. (6) Pr
11,8.
- וְלַחֹשֶׁך = wëlachosèkh (en tot de duisternis) < prefix voegwoord wë + voorzetsel be + bepaald lidwoord ha -> trekt
samen tot la + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Gn (1) : Gn
1,5.
- Grieks : nom. en acc. onz. enk. σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta : skotos
(duisternis). LXX (66). Gn (2) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,5. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120)
, in het NT (30).
- Ned. : duisternis. Arabisch : ظلام = DHalâm (duisternis). Taalgebruik in de Qoran : DHalâm (duisternis). D. : Finsternis. Fr. : ténèbres. E. : darkness. Grieks : σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Hebreeuws : חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Lat. : tenebrae.
Gn 1,4.9. - 12. בֵּין הָאוֹר וּבֵּין הַחֹשֶׁך = be(j)n hâ´ôr ûbe(j)n hachosjèkh (tussen het licht en tussen de duisternis). Tenakh (2) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18.
Gn 1,5 - Gn 1,5 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [5] And God called the light Day, and the darkness he called
Night. And the evening and the morning were the first day.
Luther-Bibel. 5 und nannte das Licht Tag und die Finsternis Nacht. Da ward
aus Abend und Morgen der erste Tag.
Arab. waqâla ´Allah lîkun nûr
Tekstuitleg van Gn 1,5. Het vers Gn 1,5 telt 13 woorden en 49 (7²) letters. De getalswaarde van Gn 1,5 is 2141. Het vers Gn 1,5 besluit het verhaal van de schepping van het licht.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | |
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | |
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | ||||||
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) |
Gn
1,5.1. וַיִּקְרָא = wajjiqërâ´ (en hij riep, hij noemde) < prefix waw consecutivum + werkwoordvorm act. qal imperfectum derde
persoon mannelijk enkelvoud van het werkwoord קָרָא = qârâ´ (roepen, noemen). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´
(roepen, heten). Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph
= 1 ; totaal : 40 of 301. Structuur : 1 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (209). Pentateuch (90). Eerdere Profeten (81). Latere Profeten (12). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (25). Gn (55). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εκαλεσεν = ekalesen (hij riep) van het werkw. καλεω = kaleô (roepen,
noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô
(roepen). Taalgebruik in de Septuaginta : kaleô
(roepen). Een vorm van καλεω = kaleô (roepen, noemen) in de LXX (512) , in het NT (148). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
kaleô (roepen) actief | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. ekalesen | 204 | 195 | 9 | 3 | 1 | 1 | 4 | 5 | 5 | 4 |
- Ned. : roepen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא =qërâ´ (roepen). D. : rufen. E. : to call. Fr. : appeler (Lat.. appellare - pellere : pousser , dringen ; aandringen , oproepen). Grieks : καλεω = kaleô (roepen, noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô (roepen). Hebreeuws : קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´ (roepen, heten). Lat. : vocare (vox = stem). l (qâla) en r (qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem).
Gn
1,5.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,5.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- Grieks : και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
- και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
Gn
1,5.3. לָאוֹר = lâ´ôr
(tot het licht) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (19). Pentateuch (1) : Gn
1,5.
- הָאוֹר = hâ´ôr
(het licht) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Re 19,26. (4) Pr 2,13. (5) Pr 11,7. (6) Neh 8,3.
- אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (7). Geschriften (30). Gn (2) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4.
- Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik in het NT : fôs (licht). Taalgebruik in de LXX : fôs (licht). Een vorm van φως = fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,5.
- Ned. : licht. Arabisch : نور = nûr (licht). Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht). Aramees : נוּר = nûr (licht). D. : Licht. E. : light. Fr.
: lumière. Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht). Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Zie ook : נִר = ner (licht, lamp). Taalgebruik in Tenakh : ner (licht, lamp). Zie ook : werkw. אוֹר = ´ôr (doorboren, doorbreken van licht , schijnen). Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Lat. : lux / lumen.
Volgens Gn
1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. אוֹר =´ôr (licht)
begint met de letter aleph (1). Het heeft ook 2 letters gemeenschappelijk met het werkw. אָמַר = ´âmar
(zeggen) , nl. aleph (1) en mem (13 of 40).
Volgens Gn
1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en
duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool.
Gn
1,5.4. יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag). Taalgebruik in Js : jôm
(dag). Taalgebruik in Am : jôm
(dag). Taalgebruik in Mi : jôm
(dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (209). Pentateuch (76). Eerdere Profeten (23). Latere
Profeten (33). 12 Kleine Profeten (24). Geschriften (53). Pentateuch (76). Gn (23). Ex (14). Lv (11). Nu (17). Dt (11). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- Grieks : acc. vr. enk. ἡμεραν = hèmeran van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik
in de Septuaginta : hèmera
(dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag). Gn (8). Gn 1 (1) : Gn 1,5.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
3 | acc. vr. enk. hèmeran | 266 | 210 | 56 | 4 | 2 | 7 | 3 | 19 | 20 | 1 | 13 | 16 | ||
totaal | 2508 | 2029 | 479 | 43 | 26 | 82 | 31 | 93 | 183 | 21 | 151 | 182 |
- Ned. : dag. Arabisch : يَوم = jaum (dag). Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum). D. : Tag. E. : day. F. : jour < Lat. diurnum. Cfr journaal. Grieks : ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik in het NT : hèmera (dag). Lat. : dies. Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag).
Gn
1,5.5. חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (57). Pentateuch (4). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (33). Niet in Gn 1.
- וְחֹשֶׁךְ = wëchosjèkh (en duisternis) < prefix voegwoord wë + zelfst. naamw. חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3) : (1) Gn 1,2. (2) Spr 10,19. (3) Job 38,19.
- הַחֹשֶׁך = hachosjèkh (de duisternis) < prefix bepaald lidw. ha + חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis).2. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn
1,18. (3) Dt
5,23. (4) Js
60,2. (5) Pr
2,13. (6) Pr
11,8.
- וְלַחֹשֶׁך = wëlachosèkh (en tot de duisternis) < prefix voegwoord wë + voorzetsel be + bepaald lidwoord ha -> trekt
samen tot la + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Gn (1) : Gn
1,5.
- Grieks : nom. en acc. onz. enk. σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta : skotos
(duisternis). LXX (66). Gn (2) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,5. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120)
, in het NT (30).
- Ned. : duisternis. Arabisch : ظلام = DHalâm (duisternis). Taalgebruik in de Qoran : DHalâm (duisternis). D. : Finsternis. E. : darkness. Fr. : ténèbres. Grieks : σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Hebreeuws : חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Lat. : tenebrae.
Gn
1,5.6. act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´
(roepen, heten). Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph
= 1 ; totaal : 40 of 301. Structuur : 1 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 4. qr´. Tenakh (86). (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. קָרָא = qârâ
(hij roept) OF (2) act. qal infin. stat. constr. qëro´ (te roepen)
OF (3) act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. qërâ (roep) OF (4)
act. part. nom. mann. enk. qore´ (roepende) OF (5) pass. pual 3de pers.
mann. enk.. Gn 1 (2) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,10.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εκαλεσεν = ekalesen (hij riep) van het werkw. καλεω = kaleô (roepen,
noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô
(roepen). Taalgebruik in de Septuaginta : kaleô
(roepen). Een vorm van καλεω = kaleô (roepen, noemen) in de LXX (512) , in het NT (148). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
kaleô (roepen) actief | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. ekalesen | 204 | 195 | 9 | 3 | 1 | 1 | 4 | 5 | 5 | 4 |
- Ned. : roepen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא =qërâ´ (roepen). D. : rufen. E. : to call. Fr. : appeler (Lat.. appellare - pellere : pousser , dringen ; aandringen , oproepen). Grieks : καλεω = kaleô (roepen, noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô (roepen). Hebreeuws : קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´ (roepen, heten). Lat. : vocare (vox = stem). l (qâla) en r (qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem).
Gn
1,5.7. לָיְלָה = lajëlâh (nacht). Taalgebruik in Tenakh : lajëlâh
(nacht). De getalswaarde
van lajëlâh (nacht) is : lamed = 12 of 30 , jod = 10 , he = 5. Totaal
: 39 (26 + 13 OF 3 X 13) of 75 (3 X 25). Structuur : 3 - 1 - 3 - 5. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (82). Pentateuch (23). Eerdere Profeten (16). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (6). Geschriften (26). Gn (5) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 7,4. (3) Gn 7,12. (4) Gn 14,15. (5) Gn
31,39.
- Grieks : acc. vr. enk. νυκτα = nukta van het zelfst. naamw. νυξ = nux (nacht). Taalgebruik in de Septuaginta : nux
(nacht). Taalgebruik in het NT : nux
(nacht). Bijbel (91). LXX (87). NT (4). Pentateuch (25). Gn (1) : Gn 1,5.
- Ned. : nacht. Arabisch : ليلة = nacht (laila). Taalgebruik in de Qoran : nacht (laila). D. : Nacht. E. : night. Fr. : nuit. Gr. : νυξ = nux (nacht). Taalgebruik
in het NT : nux
(nacht). לָיְלָה = lajëlâh (nacht). Taalgebruik in Tenakh : lajëlâh
(nacht). Lat. : nox.
Gn
1,5.8. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak : wajhi.
- De 3 medekl. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). Gn 1 (13) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,8. (4) Gn
1,9. (5) Gn
1,11. (6) Gn 1,13. (7) Gn 1,15. (8) Gn 1,19. (9) Gn 1,20. (10) Gn 1,23. (11) Gn
1,24. (12) Gn 1,30. (13) Gn 1,31. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 1 | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 156 | 219 | 146 | 26 | 131 | 114 | 24 | 1 | 19 | 5 | 14 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,5.9. עֶרֶב = `èrèbh (avond). Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond). Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 38 (2 X 19). Structuur : 7 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (48). Pentateuch (20). Eerdere Profeten (2). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (18). Gn (10) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 8,11. (8) Gn 24,11. (9) Gn 24,63. (10) Gn 44,32.
- Grieks : nom. vr. enk. ἑσπερα = hespera (avond). Taalgebruik in het NT : hespera (avond). Taalgebruik in de LXX : hespera (avond). Bijbel (11). OT (10) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 29,23. (8) Ex 16,13. (9) Dt 28,67. (10) Job 7,4. NT (1) : Hnd 4,3. Een vorm van ἑσπερα = hespera (avond) in de LXX (129) , in het NT (3).
- Ned. : avond. Arabisch : مَسَاء = masâ´ (avond). Taalgebruik in de Qoran : masâ´ (avond). D. : Abend. E. evening. Fr. : soir. Grieks. : ἑσπερα = hespera (avond). Taalgebruik in het NT : hespera (avond). Hebr. : עֶרֶב = `èrèbh (avond). Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond. Lat. ad vesperas.
Gn
1,5.8. - 9. וַיְהִי עֶרֶב = wajëhî `èrèbh (en het werd avond). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- וַיְהִי בָעֶרֶב = wajëhî bâ`èrèbh (en het gebeurde in de avond). Tenakh (2) : (1) Gn 29,23. (2) Ex 16,13.
- Grieks : και εγενετο ἑσπερα = kai egeneto hespera (en het werd avond). Bijbel (7) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 29,23.
Gn
1,5.10. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak : wajhi.
- De 3 medekl. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). Gn 1 (13) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,8. (4) Gn
1,9. (5) Gn
1,11. (6) Gn 1,13. (7) Gn 1,15. (8) Gn 1,19. (9) Gn 1,20. (10) Gn 1,23. (11) Gn
1,24. (12) Gn 1,30. (13) Gn 1,31. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 1 | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 156 | 219 | 146 | 26 | 131 | 114 | 24 | 1 | 19 | 5 | 14 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,5.11. בֹקֶר = boqèr (morgen). Zie : בָקַר = bâqar (onderzoeken, voor iets zorgen, overleggen). Taalgebruik in Tenakh : bâqar (onderzoeken, voor iets zorgen, overleggen). Getalswaarde : beth = 2 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 (zie 41) OF 302 (2 X 151). Structuur : 2 - 1 - 2. De som van de termen is telkens 5. b-q-r. (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. בָקַר = bâqar (hij onderzoekt). (2) zelfst. naamw. בָקָר = bâqâr (rund, rundvee). (3) בֹקֶר = boqèr (morgen). Tenakh (114). Pentateuch (72). Eerdere Profeten (9). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (17).
- Grieks : πρωι = prôi (morgen). Taalgebruik in
het NT : prôï
(vroeg). Taalgebruik in
de LXX : prôï
(vroeg). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
prôi ('s morgens) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
181 | 169 | 12 | 3 | 6 | 2 | 1 | 9 | 11 |
- Ned. : morgen. D. : Morgen. E. : morning. Fr. : matin. Grieks : πρωι = prôi (morgen). Taalgebruik in het NT : prôï (vroeg). Hebreeuws : בֹקֶר = boqèr (morgen). Lat. : mane.
Gn
1,5.10. - 11. וַיְהִי בֹקֶר = wajëhî boqèr (en het werd morgen). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- και εγενετο πρωι = kai egeneto prôi (en het werd morgen). Bijbel (10) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Re 9,35. (8) 1 S 25,37. (9) 2 S 11,14. (10) 2 K 10,9.
Gn
1,5.8. - 11. וַיְהִי עֶרֶב וַיְהִי בֹקֶר = wajëhî `èrèbh wajëhî boqèr (en het werd avond en het werd morgen). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- και εγενετο ἑσπερα και εγενετο πρωι = kai egeneto hespera kai egeneto prôi (en het werd avond en het werd morgen). LXX (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
Gn
1,5.12. יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag). Taalgebruik in Js : jôm
(dag). Taalgebruik in Am : jôm
(dag). Taalgebruik in Mi : jôm
(dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (209). Pentateuch (76). Eerdere Profeten (23). Latere
Profeten (33). 12 Kleine Profeten (24). Geschriften (53). Pentateuch (76). Gn (23). Ex (14). Lv (11). Nu (17). Dt (11). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- Grieks : nom.. vr. enk. ἡμερα = hèmera van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik
in de Septuaginta : hèmera
(dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag). Pentateuch (201). Gn (32). Gn 1 6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. Een vorm van ἡμερα = hèmera (dag) in de LXX (2567) , in het
NT (388).
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. en dat. vr. enk. hèmera(i) | 854 | 750 | 104 | 13 | 3 | 27 | 17 | 12 | 28 | 4 | 43 | 60 | ||
totaal | 2508 | 2029 | 479 | 43 | 26 | 82 | 31 | 93 | 183 | 21 | 151 | 182 |
- Ned. : dag. Arabisch : يَوم = jaum (dag). Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum). D. : Tag. E. : day. F. : jour < Lat. diurnum. Cfr journaal. Grieks : ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik in het NT : hèmera (dag). Lat. : dies. Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag). Latijn : dies (dag). diurnus (dagelijks).
Gn
1,5.13. אֶחָד = èchâd / ´achad (één). Taalgebruik in Tenakh : ´èchâd
(één). Getalswaarde : aleph = 1 , chet = 8 , daleth = 4.
Totaal : 13. Structuur : 1 - 8 - 4. De som van de elementen is telkens 4. God is één of 13. Tenakh
(400). Pentateuch (150). Eerdere Profeten (111). Latere Profeten (68). 12
Kleine Profeten (12). Geschriften (59).
- Grieks : rangtelwoord nom. vr. enk. μια = mia (eerste). Zie πρωτος = prôtos (eerste). Taalgebruik in het NT : prôtos
(eerste). Taalgebruik in de LXX : prôtos
(eerste). Bijbel (192).
Gn 1,6 - Gn 1,6 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [6] And God said, Let there be a firmament in the midst
of the waters, and let it divide the waters from the waters.
Luther-Bibel. 6 Und Gott sprach: Es werde eine Feste zwischen den Wassern,
die da scheide zwischen den Wassern.
Tekstuitleg van Gn 1,6. Het vers Gn 1,6 telt 11 woorrden en 44 (4 X 11) letters ; verhouding : 1 op 4. De getalswaarde van Gn 1,6 is 1660 (2² X 5 X 83). Het tweede scheppingswoord van God.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
Gn 1,6.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 1 (10) : : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,9. (4) Gn 1,11. (5) Gn 1,14. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,24. (8) Gn 1,26. (9) Gn 1,28. (10) Gn 1,29.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem). De Hebreeuwse bijbel , Tenakh , wordt ook wel Miqra genoemd. In dit geval is het zelfst. naamw. gevormd uit de drie stamletters met het prefix mem
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan. Met behulp van de 3 stamletters en het prefix mem is het woord memra gevormd , dat goddelijk woord betekent.
Gn
1,6.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- De aleph zou als een prefix van het imperf. 1ste pers. enk. kunnen geïnterpreteerd worden. îm in de laatste lettergreep zou als een hifil kunnn begrepen worden. De drie stammedeklinkers zouden dan zijn : lamed , he , mem. Dat werkw. bestaat , maar de betekenis is onzeker. De hifil is ´aqëtîl. Dat komt niet overeen met אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Daarenboven staat na het vervoegd werkw. meestal een onderwerp en dat is dan meestal een naamwoord.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,6.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn
1,6.3. act. qal jussief 3de pers. mann. enk. יְהִי = jëhî (het zij) van het werkw. הָיָה = hâjâh
(zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (49). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (27). Gn (6) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,14. (4) Gn 30,34. (5) Gn 33,9. (6) Gn 49,17.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). aor. imperat. 3de pers. enk. γενηθητω = genèthètô (het weze/ het gebeure) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (4) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 9,27 (4) Gn 49,17.
Gn
1,6.1. - 3. וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים יְהִי = wajjo´mèr ´èlohîm jëhî (en God zei : het weze). Bijbel (3) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,14. Het spreken van God is tegelijkertijd een daad van God. Er is geen onderscheid tussen zeggen en doen. Het is één en al expressie. Het scheppend spreken en handelen is een gebeuren.
- και ειπεν ὁ θεος γενηθητω = kai eipen ho theos genèthètô (en God zei : het gebeure). LXX (2) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6.
Gn
1,6.4. רָקִיעַ = râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 , jod = 10 , `ajin = 16 of 70 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 380 (20 X 19). Structuur : 2 - 1 - 1 - 7. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (3) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,20. (3) Ez
1,22.
- Ned. : rekken -> strekken -> spannen -> uit-spannen (uit-spansel). Lat. : (in)tendere , trahere (Ned. : trekken).
- Lettinga 12 , 2012 , 11e : patach furtivum ; de uitspraak van de patach onder de `ajin wordt op het einde van een woord vóór de `ajin uitgesproken.
- στερεωμα = stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in het NT : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in de LXX : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). LXX (13). Gn (4) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,8. (4) Gn 1,20.
- Grieks : στερεοω = stereoô (harden, sterk maken). Lat. : firma-menten.
Gn 1,6.5. בְּתוֹך = bëthôkh (in het midden van) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. stat. construct.. Zie : תָוֶךְ= thâwèkh (stat. constr. תּוֹךְ= thôkh) : het midden, het inwendige. Taalgebruik in Tenakh : thâwèkh (stat. constr. thôkh) : het midden, het inwendige. Tenakh (179).
Gn
1,6.6. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : gen. onz. enk. ὑδατος = hudatos (van water) van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (137). Gn (16). Gn 1 (3) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. onz. enk. hudatos | 137 | 117 | 20 | 1 | 3 | 3 | 5 | 1 | 5 | 2 | 7 | 12 | 2 | 3 |
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn
1,6.7. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,6.8. act. hifil part. mann. enk. מַבְדִּיל = mabhëdîl (scheidende) van het werkw. בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen). Taalgebruik in Tenakh : bâdal
(afscheiden, verdelen). Tenakh (1) : Gn
1,6.
- prefix waw. consect. + werkw.vorm act. hifil imperf. (jaqtil) 3de pers. enk. וַיַבְדֵּל = wajjabhëdel
(en hij maakte een scheiding) van het werkw. בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen). Taalgebruik in Tenakh : bâdal
(afscheiden, verdelen). Tenakh (3) : (1) Gn
1,4. (2) Gn
1,7. (3) 1
Kr 23,13.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. διεχωρισεν = diechôrisen (hij maakte een scheiding) van het werkw. διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen). Taalgebruik in de Septuaginta : diachôrizô
(uiteenplaatsen , zich verwijderen). LXX (5) : (1) Gn
1,4. (2) Gn
1,7. (3) Gn
30,40. (4) 2
Kr 25,10. (5) Sir
33,11. Een vorm van διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen) in de LXX (27) , in het NT (1) Lc
9,33.
- Lat. : dividere. E. : divide. D. : scheiden. Fr. : séparer. Arabisch : faSala (scheiden). Taalgebruik in de Qoran : faSala (scheiden).
Gn
1,6.9. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,6.10. מַיִם = majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (254). Pentateuch (53). Eerdere Profeten (46). Latere Profeten (72). 12 Kleine
Profeten (15). Geschriften (68).
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Lat. : aqua.
Gn 1,6.11. לָמָיִם = lammajim (naar de wateren) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (7) : (1) Gn 1,6. (2) Ex 17,3. (3) Joz 7,5. (4) 2 K 2,21. (5) Js 55,1. (6) Jr 14,3. (7) Am 8,11.
Toevoegsel in de LXX. וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het
was zo). Tenakh (9) : Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Bijbel (12). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn 1,15. (6) Gn
1,24. (7) Gn 1,30.
Gn 1,7 - Gn 1,7 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [7] And God made the firmament, and divided the waters which
were under the firmament from the waters which were above the firmament: and
it was so.
Luther-Bibel. 7 Da machte Gott die Feste und schied das Wasser unter der Feste
von dem Wasser über der Feste. Und es geschah so.
Tekstuitleg van Gn 1,7. Het vers Gn 1,7 telt 17 woorden en 65 (5 X 13) letters. De getalswaarde van Gn 1,7 is 4541 (19 X 239).
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
Gn
1,7.1. וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < wë + act. qal
imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen). Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken). Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal
: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³). Structuur : 7 - 3 - 5. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (232). Pentateuch (81). Eerdere Profeten (86). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (55). Gn (18) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Gn 3,21. (5) Gn 6,22. (6) Gn 7,5. (7) Gn 19,3. (8) Gn 21,1. (9) Gn 21,8. (10) Gn 26,30. (11) Gn 27,31. (12) Gn 29,22. (13) Gn 29,28. (14) Gn 40,20. (15) Gn 42,25. (16) Gn 43,17. (17) Gn 44,2. (18) Gn 50,10. Met behulp van de 3 stamletters en het prefiw mem is het zelfst. naamw. ma`äsheh (daad) gevormd.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw. ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken). Taalgebruik in de LXX : poieô
(doen, maken). Bijbel (714). OT (641). NT (73). Gn 1 (7 verzen , 9 vormen) : (1) Gn 1,1. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,16. (4) Gn 1,21. (5) Gn 1,25. (6) Gn 1,27 (3X). (7) Gn 1,31. Een vorm van
ποιεω = poieô
(doen, maken) in de LXX (3390) , in het NT (565).
- Ned. : scheppen. D. : (er)schaffen. Andere stamgroep : E. : to create. Fr. : créer. Italiaans : creare. Latijn : creare. Spaans : crear.
- Ned. : doen. Arabisch : عَمَلَ = `amala (werken). Taalgebruik in de Qoran : `amala (werken . D. : tun. E. : do : Fr. : faire. Grieks : ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken). Hebreeuws : עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen). Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken). Lat. : facere (feci, factum -> feit).
Gn
1,7.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,7.1. - 2. בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep). Tenakh ( 3) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
2,3. (3) Dt
4,32.
- וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep). Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27.
- וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte). Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Re 6,40.
- וַיַּעַשׂ יהוה = wajja`ash JHWH (en JHWH maakte). Tenakh (11) : (1) Gn 3,21. (2) Gn 21,1. (3) Ex 8,9. (4) Ex 8,20. (5) Ex 8,27. (6) Ex 9,6. (7) 1 S 19,5. (8) 1 S 28,17. (9) 2 S 23,10. (10) 2 S 23,12. (11) Jr 40,3.
- עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte). Tenakh (27). Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1. (2) Ex
13,8. (3) Ex
14,31. (4) Ex
18,8. (5) Ex
18,9. (6) Ex
20,11. (7) Ex
31,17. (8) Nu
33,4. (9) Dt
3,21. (10) Dt
4,3. (11) Dt
7,18. (12) Dt
24,9. (13) Dt
29,1. (14) Dt
29,23. Js (1) Js
44,23.
- כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH). Tenakh (2) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- εποιησεν ὁ θεος = epoisen ho theos (God maakte). LXX (18). Gn 1 (6). NT (3).
- και εποιησεν ὁ θεος = kai epoièsen ho theos (en God maakte). Bijbel (7) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,27. (6) Re 6,40. (7) Est 10,3.
Gn
1,7.3. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,7.4. הָרָקִיעַ = hârâqîa` (het uitspansel) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. רָקִיעַ = râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 , jod = 10 , `ajin = 16 of 70 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 380 (20 X 19). Structuur : 2 - 1 - 1 - 7. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (5) : (1) Gn 1,7. (2) Ez
1,23. (3) Ez 10,1. (4) Ps 19,2. (5) Da 12,3. Ned. : rekken -> strekken -> spannen -> uit-spannen (uit-spansel).
- στερεωμα = stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in het NT : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in de LXX : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). LXX (13). Gn (4) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,8. (4) Gn 1,20.
Gn
1,7.5. prefix waw. consect. + werkw.vorm act. hifil imperf. (jaqtil) 3de pers. enk. וַיַבְדֵּל = wajjabhëdel
(en hij maakte een scheiding) van het werkw. בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen). Taalgebruik in Tenakh : bâdal
(afscheiden, verdelen). Tenakh (3) : (1) Gn
1,4. (2) Gn
1,7. (3) 1
Kr 23,13.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. διεχωρισεν = diechôrisen (hij maakte een scheiding) van het werkw. διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen). Taalgebruik in de Septuaginta : diachôrizô
(uiteenplaatsen , zich verwijderen). LXX (5) : (1) Gn
1,4. (2) Gn
1,7. (3) Gn
30,40. (4) 2
Kr 25,10. (5) Sir
33,11. Een vorm van διαχωριζω = diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen) in de LXX (27) , in het NT (1) Lc
9,33.
- Lat. : dividere. E. : divide. D. : scheiden. Fr. : séparer. Arabisch : faSala (scheiden). Taalgebruik in de Qoran : faSala (scheiden).
Gn
1,7.6. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,7.7. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : gen. vr. enk. ὑδατος = hudatos (van water) van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (137). Gn (16). Gn 1 (3) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. onz. enk. hudatos | 137 | 117 | 20 | 1 | 3 | 3 | 5 | 1 | 5 | 2 | 7 | 12 | 2 | 3 |
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn 1,7.8. אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die). Getalswaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167). Structuur : 1 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (4012). Pentateuch (1378). Eerdere Profeten (1114). Latere Profeten (717). 12 Kleine Profeten (106). Geschriften (697). Gn (307). Ex (217). Dt (397).
Gn 1,7.9. מִתִַּחַת = miththachath (van onder , beneden) < prefix voorzetsel min + voorzetsel תַּחַת = thachath (onder, beneden).
Gn 1,7.10. לָרָקִיעַ= lârâqîa` (tot het uitspansel) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. רָקִיעַ = râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,8. (3) Ez 1,25. (4) Ez 1,26 .
Gn
1,7.11. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,7.12. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12).
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Lat. : aqua.
Gn 1,7.13. אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser). Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die). Getalswaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167). Structuur : 1 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (4012). Pentateuch (1378). Eerdere Profeten (1114). Latere Profeten (717). 12 Kleine Profeten (106). Geschriften (697). Gn (307). Ex (217). Dt (397).
Gn 1,7.14. מֵעַל = me`al (vanop, weg vanop) < prefix voorzetsel min + עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van). Taalgebruik in Tenakh : `al (op, overeenkomstig). Getalswaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²). Structuur : 7 - 3. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (206). Pentateuch (60). Eerdere Profeten (57). Latere Profeten (51). 12 Kleine Profeten (12). Geschriften (26 ). Gn (25). Gn 29 (3) : (1) Gn 29,3. (2) Gn 29,8. (3) Gn 29,10.
Gn 1,7.15. לָרָקִיעַ= lârâqîa` (tot het uitspansel) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. רָקִיעַ = râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,8. (3) Ez 1,25. (4) Ez 1,26 .
Gn
1,7.16. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,7.17. כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen
(zo). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²)
OF 70 (2 X 5 X 7). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (514). Pentateuch (156). Eerdere
Profeten (109). Latere Profeten (109). 12 Kleine Profeten (25). Geschriften
(115). Gn (48). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik
in het NT : houtos
(zo). Taalgebruik
in de LXX : houtos
(zo).
houtôs (zo) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
907 | 599 + 109 | 127 | 119 | 194 | 21 | 138 | 31 | 35 | 8 | 34 | 19 | 708 | 199 | 32 | 10 | 21 | 14 | 26 | 90 | 6 | 63 | 77 |
- Ned. : zo. D. : so. E. : thus. Fr. ainsi < ains - si. ains (ante) -> antius sic. Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik in het NT : houtos (zo). Hebreeuws : כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen (zo). Lat. : sic.
Gn
1,7.16. - 17. וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het
was zo). Tenakh (9) : Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Bijbel (12). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn 1,15. (6) Gn
1,24. (7) Gn 1,30.
Gn 1,8 - Gn 1,8 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [8] And God called the firmament Heaven. And the evening
and the morning were the second day.
Luther-Bibel. 8 Und Gott nannte die Feste Himmel. Da ward aus Abend und Morgen
der zweite Tag.
Tekstuitleg van Gn 1,8. Het vers Gn 1,8 telt 10 (2 X 5) woorden en 39 (3 X 13) letters. De getalswaarde van Gn 1,8 is 2255 (5 X 11 X 41).
Gn
1,8.1. וַיִּקְרָא = wajjiqërâ´ (en hij riep, hij heet, hij noemde) < prefix waw consecutivum + werkwoordvorm act. qal imperfectum derde
persoon mannelijk enkelvoud van het werkwoord קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´
(roepen, heten). Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph
= 1 ; totaal : 40 of 301. Structuur : 1 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (209). Pentateuch (90). Eerdere Profeten (81). Latere Profeten (12). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (25). Gn (55). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εκαλεσεν = ekalesen (hij riep) van het werkw. καλεω = kaleô (roepen,
noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô
(roepen). Taalgebruik in de Septuaginta : kaleô
(roepen). Een vorm van καλεω = kaleô (roepen, noemen) in de LXX (512) , in het NT (148). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
kaleô (roepen) actief | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. ekalesen | 204 | 195 | 9 | 3 | 1 | 1 | 4 | 5 | 5 | 4 |
- Ned. : roepen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא =qërâ´ (roepen). D. : rufen. E. : to call. Fr. : appeler (Lat.. appellare - pellere : pousser , dringen ; aandringen , oproepen). Grieks : καλεω = kaleô (roepen, noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô (roepen). Hebreeuws : קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´ (roepen, heten). Lat. : vocare (vox = stem). l (qâla) en r (qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem).
Gn
1,8.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,8.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn
1,8.3. לָרָקִיעַ= lârâqîa` (tot het uitspansel) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. רָקִיעַ = râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 , jod = 10 , `ajin = 16 of 70 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 380 (20 X 19). Structuur : 2 - 1 - 1 - 7. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (4) : (1) Gn
1,7. (2) Gn
1,8. (3) Ez
1,25. (4) Ez
1,26 .
- στερεωμα = stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in het NT : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in de LXX : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). LXX (13). Gn 1 (4) : (1) Gn
1,6. (2) Gn
1,7. (3) Gn
1,8. (4) Gn 1,20.
Gn 1,8.4. שָׁמַיִם / שָׁמָיִם = sjâmajim / sjâmâjim (hemelen). Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen). Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 390 (2 X 3 X 5 X 13 = 15 X 26). Structuur : 3 - 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (92). Pentateuch (7). Eerdere Profeten (5). Latere Profeten (25). 12 Kleine Profeten (6). Geschriften (49).
LXX toevoeging : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik
in Tenakh : tôbh
(goed). Getalswaarde : tet = 9 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 17. Structuur
: 9 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (290). Pentateuch (38). Eerdere Profeten (49). Latere
Profeten (23). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (166). Gn (23) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 2,9. (9) Gn 2,12. (10) Gn 2,17. (11) Gn 2,18. (12) Gn 3,5. (13) Gn 3,6. (14) Gn 3,22. (15) Gn 24,10. (16) Gn 24,50. (17) Gn 26,29. (18) Gn 29,19. (19) Gn 30,20. (20) Gn 40,16. (21) Gn 45,18. (22) Gn 45,20. (23) Gn 49,15.
- Grieks : αγαθος = agathos. Taalgebruik in
het NT : agathos
(goed). Taalgebruik in
de LXX : agathos
(goed).
- Grieks : nom. onz. enk. + acc. mann. en onz. enk. καλον = van het bijvoegl. naamw. καλος = kalos (goed,
mooi, schoon). Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon). Taalgebruik in de LXX : kalos
(goed, mooi, schoon). LXX (125). Gn (15) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 2,9. (7) Gn 2,12. (8) Gn 2,17. (9) Gn 2,18. (10) Gn 3,5. (11) Gn 3,6. (12) Gn 3,22. (13) Gn 18,7. (14) Gn 30,20. (15) Gn 49,14.
kalos (goed) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. + acc. mann. enk. kalon | 125 | 75 | 50 | 13 | 9 | 5 | 1 | 22 | 27 | 28 | 20 | 2 |
- Ned. : goed. Arabisch : طَيَّبٌ = thajjab (goed). Taalgebruik in de Qoran : thajjab (goed). Aramees : טַב = tabh (goed). D. : gut. E. : good. Fr. : bijvoegl. naamw. : bon / bijw. : bien. Gr. : αγαθος = agathos. Taalgebruik in het NT : agathos (goed). Hebreeuws : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik in Tenakh : tôbh (goed). Lat. : bijvoegl. naamw. : bonus / bijw. : bene.
Gn
1,8.5. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam יהוה = JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,8.6. עֶרֶב = `èrèbh (avond). Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond). Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 38 (2 X 19). Structuur : 7 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (48). Pentateuch (20). Eerdere Profeten (2). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (18). Gn (10) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 8,11. (8) Gn 24,11. (9) Gn 24,63. (10) Gn 44,32.
- ἑσπερα = hespera (avond). Taalgebruik in het NT : hespera (avond). Taalgebruik in de LXX : hespera (avond). Een vorm van ἑσπερα = hespera (avond) in de LXX (129) , in het NT (3).
- Ned. : avond. Arabisch : مَسَاء = masâ´ (avond). Taalgebruik in de Qoran : masâ´ (avond). D. : Abend. E. evening. Fr. : soir. Gr. : οψια = opsia (avond). Taalgebruik in het NT : opsia
(avond). Hebr. : עֶרֶב = `èrèbh (avond). Taalgebruik in Tenakh : `èrèbh (avond. Lat. ad vesperas.
Gn
1,8.6. - 7. וַיְהִי עֶרֶב = wajëhî `èrèbh (en het werd avond). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- Grieks : και εγενετο ἑσπερα = kai egeneto hespera (en het werd avond). Bijbel (7) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 29,23.
Gn
1,8.8. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 kei egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,8.9. בֹקֶר = boqèr (morgen). Zie : בָקַר = bâqar (onderzoeken, voor iets zorgen, overleggen). Taalgebruik in Tenakh : bâqar (onderzoeken, voor iets zorgen, overleggen). Getalswaarde : beth = 2 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 (zie 41) OF 302 (2 X 151). Structuur : 2 - 1 - 2. De som van de termen is telkens 5. b-q-r. (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. בָקַר = bâqar (hij onderzoekt). (2) zelfst. naamw. בָקָר = bâqâr (rund, rundvee). (3) בֹקֶר = boqèr (morgen). Tenakh (114). Pentateuch (72). Eerdere Profeten (9). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (17).
- Grieks : πρωι = prôi (morgen). Taalgebruik in
het NT : prôï
(vroeg). Taalgebruik in
de LXX : prôï
(vroeg).
Gn
1,8.8. - 9. וַיְהִי בֹקֶר = wajëhî boqèr (en het werd morgen). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- και εγενετο πρωι = kai egeneto prôi (en het werd morgen). Bijbel (10) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Re 9,35. (8) 1 S 25,37. (9) 2 S 11,14. (10) 2 K 10,9.
6. - 9. וַיְהִי עֶרֶב וַיְהִי בֹקֶר = wajëhî `èrèbh wajëhî boqèr (en het werd avond en het werd morgen). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- και εγενετο ἑσπερα και εγενετο πρωι = kai egeneto hespera kai egeneto prôi (en het werd avond en het werd morgen). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
Gn
1,8.10. יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag). Taalgebruik in Js : jôm
(dag). Taalgebruik in Am : jôm
(dag). Taalgebruik in Mi : jôm
(dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (209). Pentateuch (76). Eerdere Profeten (23). Latere
Profeten (33). 12 Kleine Profeten (24). Geschriften (53). Pentateuch (76). Gn (23). Ex (14). Lv (11). Nu (17). Dt (11).
- Grieks : ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik
in de Septuaginta : hèmera
(dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag).
- Ned. : dag. Arabisch : يَوم = jaum (dag). Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum). D. : Tag. E. : day. F. : jour < Lat. diurnum. Cfr journaal. Grieks : ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag). Lat. : dies. Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag).
Gn 1,8.11. Stat. constr. mann. mv. שְׂנֵי = sjëne(j) (twee) van het telwoord שְׂנַיִם = sjënajim (twee). Taalgebruik in Tenakh : sjënajim (twee). Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 400 (2² X 2² X 5²). De som van de elementen is telkens 4 (2²).. Tenakh (195).
Gn 1,9 - Gn 1,9 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [9] And God said, Let the waters under the heaven be gathered
together unto one place, and let the dry land appear: and it was so.
Luther-Bibel. 9 Und Gott sprach: Es sammle sich das Wasser unter dem Himmel
an besondere Orte, dass man das Trockene sehe. Und es geschah so.
Tekstuitleg van Gn 1,9. Het vers telt 13 woorden en 52 (2² X 13) letters ; verhouding : 1 op 4. De getalswaarde van 3068 (2² X 13 X 59). Het 3de scheppingswoord van God.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | |
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | |
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 (3 X 23) | |||||
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 257 (). |
Gn
1,9.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). In tien verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29.
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn
1,9.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1
Gn
1,9.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn 1,9.3. passief nifal imperf. 3de pers. mann. mv. יִקָּווּ = jiqqâwû (zij worden verzameld) van het werkw. קָוָה = qâwâh (nifal: verzamelen). Taalgebruik in Tenakh : qâwâh (nifal: verzamelen). Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , he = 5 ; totaal : 30 ( 5 X 6) OF 111. Structuur : 1 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (1) : Gn 1,9.
Gn
1,9.4. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : zelfst. naamw. nom. onz. enk. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (313). Pentateuch (95). Gn (29). Gn 1 (1) : Gn 1,9.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + acc. onz. enk. hudôr | 313 | 292 | 21 | 2 | 1 | 10 | 3 | 2 | 3 | 3 | 13 | 2 | ||
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn 1,9.10. וְתִרָאֶה = wëtherâ´èh (en dat gezien worde) < prefix voegwoord wë + passief nifal imperf. jussief 3de pers. vr. enk. van het werkw. רָאָה = râ´âh (zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh (zien). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 26 of 206. Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Lettinga 12, 2012 , 58no. Tenakh (1) : Gn 1,9.
Gn 1,9.11. הַיַּבָּשָׁה = jabbâsjâh (het droog land, het land, het droge) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw.. Zie het werkw. יָבַשׁ = jâbasj (droog worden of zijn , verdorren). Taalgebruik in Tenakh : jâbasj (droog worden of zijn , verdorren). Getalswaarde : jod = 10 , beth = 2 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 33 OF 312. Structuur : 1 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (5) : (1) Gn 1,9. (2) Ex 4,9. (3) Jon 1,9. (4) Jon 1,13. (5) Jon 2,11.
Gn
1,9.12. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam יהוה = JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,9.13. כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen
(zo). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²)
OF 70 (2 X 5 X 7). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (514). Pentateuch (156). Eerdere
Profeten (109). Latere Profeten (109). 12 Kleine Profeten (25). Geschriften
(115). Gn (48). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik
in het NT : houtos
(zo). Taalgebruik
in de LXX : houtos
(zo).
houtôs (zo) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
907 | 599 + 109 | 127 | 119 | 194 | 21 | 138 | 31 | 35 | 8 | 34 | 19 | 708 | 199 | 32 | 10 | 21 | 14 | 26 | 90 | 6 | 63 | 77 |
- Ned. : zo. D. : so. E. : thus. Fr. ainsi < ains - si. ains (ante) -> antius sic. Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik in het NT : houtos (zo). Hebreeuws : כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen (zo). Lat. : sic.
Gn
1,9.12. - 13. וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het
was zo). Tenakh (9) : Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Bijbel (12). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn 1,15. (6) Gn
1,24. (7) Gn 1,30.
Gn 1,10 - Gn 1,10 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [10] And God called the dry land Earth; and the gathering
together of the waters called he Seas: and God saw that it was good.
Luther-Bibel. 10 Und Gott nannte das Trockene Erde, und die Sammlung der Wasser
nannte er Meer. Und Gott sah, dass es gut war.
Tekstuitleg van Gn 1,10. Het vers Gn 1,10 telt 12 (2² X 3) en 49 (7²) woorden. De getalswaarde van Gn 1,10 is 2074 (2 X 17 X 61).
Gn
1,10.1. וַיִּקְרָא = wajjiqërâ´ (en hij riep, hij heet, hij noemde) < prefix waw consecutivum + werkwoordvorm act. qal imperfectum derde
persoon mannelijk enkelvoud van het werkwoord קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´
(roepen, heten). Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph
= 1 ; totaal : 40 of 301. Structuur : 1 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (209). Pentateuch (90). Eerdere Profeten (81). Latere Profeten (12). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (25). Gn (55). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εκαλεσεν = ekalesen (hij riep) van het werkw. καλεω = kaleô (roepen,
noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô
(roepen). Taalgebruik in de Septuaginta : kaleô
(roepen). Een vorm van καλεω = kaleô (roepen, noemen) in de LXX (512) , in het NT (148). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
kaleô (roepen) actief | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
act. ind. aor. 3de pers. enk. ekalesen | 204 | 195 | 9 | 3 | 1 | 1 | 4 | 5 | 5 | 4 |
- Ned. : roepen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא =qërâ´ (roepen). D. : rufen. E. : to call. Fr. : appeler (Lat.. appellare - pellere : pousser , dringen ; aandringen , oproepen). Grieks : καλεω = kaleô (roepen, noemen). Taalgebruik in het NT : kaleô (roepen). Hebreeuws : קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh : qârâ´ (roepen, heten). Lat. : vocare (vox = stem). l (qâla) en r (qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik in Tenakh : qôl (stem).
Gn
1,10.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,10.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn 1,10.3. לַיַּבָּשָׁה = lajjabbâsjâh (tot het droge) < prefix voorzetsel lë + prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw.. Zie het werkw. יָבַשׁ = jâbasj (droog worden of zijn , verdorren). Taalgebruik in Tenakh : jâbasj (droog worden of zijn , verdorren). Getalswaarde : jod = 10 , beth = 2 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 33 OF 312. Structuur : 1 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (1) : Gn 1,10.
4. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (453). Pentateuch (117). Eerdere Profeten (54). Latere Profeten (130). 12 Kleine
Profeten (34). Geschriften (118). Joz (19). Re (7). 1 S (10). 2
S (5). 1 K (8). 2 K (5). Gn (38). Gn 1 (2) : (1) Gn
1,10. (2) Gn 1,24.
- Gr. γη = gè
(aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248).
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 |
- Ned. : aarde. Aramees : אַרְעָא = ´arë`â´ (aarde, land, grond, veld). Arabisch : أرض =´arD (aarde). D. : Welt. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik in het NT : gè (aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land). Lat. : terra.
Gn 1,10.5. וּלְמִקְוֵה = ûlëmiqweh (en tot de verzameling) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. מִקְוֵה = miqweh (verzameling). Zie het werkw. קָוָה = qâwâh (nifal: verzamelen). Taalgebruik in Tenakh : qâwâh (nifal: verzamelen). Getalswaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , he = 5 ; totaal : 30 ( 5 X 6) OF 111. Structuur : 1 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 3.
Gn
1,10.6. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : gen. onz. mv. ὑδατων = hudatôn van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (56). Pentateuch (6). Gn (1) : Gn 1,10.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
5 | gen. onz. mv. hudatôn | 56 | 45 | 11 | 11 | ||||||||||
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn
1,10.10. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,10.9. w-j-r`. (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´
(en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´
(en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Taalgebruik in Genesis : râ´âh
(zien). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 (2 X 13) of 206 (2 X 103). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31.
- Grieks : ὁραω = horaô (zien). Taalgebruik
in het NT : horaô
(zien). Taalgebruik in de Septuaginta : horaô
(zien). Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to
see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden
(hij zag). Taalgebruik in het NT : eiden
(hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Lat. : videre.
- In het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr
(licht) nl. de resj en de aleph. Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr
(licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend.
Gn
1,10.10. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,10.9. - 10. וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- Grieks : και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
Gn
1,10.12. טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik
in Tenakh : tôbh
(goed). Getalswaarde : tet = 9 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 17. Structuur
: 9 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (290). Pentateuch (38). Eerdere Profeten (49). Latere
Profeten (23). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (166). Gn (23) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 2,9. (9) Gn 2,12. (10) Gn 2,17. (11) Gn 2,18. (12) Gn 3,5. (13) Gn 3,6. (14) Gn 3,22. (15) Gn 24,10. (16) Gn 24,50. (17) Gn 26,29. (18) Gn 29,19. (19) Gn 30,20. (20) Gn 40,16. (21) Gn 45,18. (22) Gn 45,20. (23) Gn 49,15.
- Grieks : αγαθος = agathos. Taalgebruik in
het NT : agathos
(goed). Taalgebruik in
de LXX : agathos
(goed).
- Grieks : nom. onz. enk. + acc. mann. en onz. enk. καλον = van het bijvoegl. naamw. καλος = kalos (goed,
mooi, schoon). Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon). Taalgebruik in de LXX : kalos
(goed, mooi, schoon). LXX (125). Gn (15) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 2,9. (7) Gn 2,12. (8) Gn 2,17. (9) Gn 2,18. (10) Gn 3,5. (11) Gn 3,6. (12) Gn 3,22. (13) Gn 18,7. (14) Gn 30,20. (15) Gn 49,14.
kalos (goed) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. + acc. mann. enk. kalon | 125 | 75 | 50 | 13 | 9 | 5 | 1 | 22 | 27 | 28 | 20 | 2 |
- Ned. : goed. Arabisch : طَيَّبٌ = thajjab (goed). Taalgebruik in de Qoran : thajjab (goed). Aramees : טַב = tabh (goed). D. : gut. E. : good. Fr. : bijvoegl. naamw. : bon / bijw. : bien. Gr. : αγαθος = agathos. Taalgebruik in het NT : agathos (goed). Hebreeuws : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik in Tenakh : tôbh (goed). Lat. : bijvoegl. naamw. : bonus / bijw. : bene.
Gn 1,11 - Gn 1,11 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [11] And God said, Let the earth bring forth grass, the
herb yielding seed, and the fruit tree yielding fruit after his kind, whose
seed is in itself, upon the earth: and it was so.
Luther-Bibel. 11 Und Gott sprach: Es lasse die Erde aufgehen Gras und Kraut,
das Samen bringe, und fruchtbare Bäume auf Erden, die ein jeder nach seiner
Art Früchte tragen, in denen ihr Same ist. Und es geschah so.
Tekstuitleg van Gn 1,11. Het vers Gn 1,11 telt 20 (2² X 5) woorden en 69 (3 X 23) letters. De getalswaarde van Gn 1,11 is 5165 (5 X 1033).
Gn
1,11.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). In tien verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29.
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn
1,11.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,11.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn 1,11.3. act. hifil imperf. jussief 3de pers. vr. enk. תַּדְשֵׁא = thadësje´ (dat zij gewas voortbrenge) van het werkw. דָשָׁא = dâsjâ´ (qal: opschieten van gewas; hifil: gewas voortbrengen). Taalgebruik in Tenakh : dâsjâ´ (qal: opschieten van gewas; hifil: gewas voortbrengen). Getalswaarde : daleth = 4 , sjin = 21 of 300 , aleph = 1 ; totaal : 26 OF 305. Structuur : 4 - 3 - 1. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (1) : Gn 1,11.
Gn
1,11.4. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn 1,11.5. דֶּשֶׁא = dèsjè´ (gewas, jong groen, gras). Zie het werkw. דָשָׁא = dâsjâ´ (qal: opschieten van gewas; hifil: gewas voortbrengen). Taalgebruik in Tenakh : dâsjâ´ (qal: opschieten van gewas; hifil: gewas voortbrengen). Getalswaarde : daleth = 4 , sjin = 21 of 300 , aleph = 1 ; totaal : 26 OF 305. Structuur : 4 - 3 - 1. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (13). Gn (2) : (1) Gn 1,11. (2) Gn 1,12.
Gn 1,11.6. עֵשֶׂב = `eshèbh (kruid). Taalgebruik in Tenakh : `eshèbh (kruid). Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 39 OF 372. Structuur : 7 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (24). Gn 1 (4) : (1) Gn 1,11. (2) Gn 1,12. (3) Gn 1,29. (4) Gn 1,30.
Gn
1,11.13. לְמִינוֹ = lëmînô (naar zijn soort) < prefix lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie : מִין= mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100. Structuur : 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (4) : (1) Gn 1,11.(2) Lv 11,15. (3) Lv 11,22. (4) Dt 14,14.
- לְמִינֵהוּ = lëmînehû (naar zijn soort) < prefix lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie : מִין= mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100. Structuur : 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (9) : (1) Gn 1,12. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,25. (4) Gn 6,20. (5) Gn 7,14. (6) Lv 11,16. (7) Lv 11,22. (8) Lv 11,29. (9) Dt 14,15.
- לְמִינָהּ = lëmînâh (naar 'haar' soort) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. vr. enk.. Zie het zelfst. naamw. מִין = mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Tenakh (9) : (1) Gn 1,24. (2) Gn 1,25. (3) Gn 6,20. (4) Gn 7,14. (5) Lv 11,14. (6) Lv 11,19. (7) Dt 14,13. (8) Dt 14,18. (9) Ez 47,10.
Gn
1,11.18. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn
1,11.19. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,11.20. כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen
(zo). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²)
OF 70 (2 X 5 X 7). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (514). Pentateuch (156). Eerdere
Profeten (109). Latere Profeten (109). 12 Kleine Profeten (25). Geschriften
(115). Gn (48). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik
in het NT : houtos
(zo). Taalgebruik
in de LXX : houtos
(zo).
houtôs (zo) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
907 | 599 + 109 | 127 | 119 | 194 | 21 | 138 | 31 | 35 | 8 | 34 | 19 | 708 | 199 | 32 | 10 | 21 | 14 | 26 | 90 | 6 | 63 | 77 |
- Ned. : zo. D. : so. E. : thus. Fr. ainsi < ains - si. ains (ante) -> antius sic. Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik in het NT : houtos (zo). Hebreeuws : כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen (zo). Lat. : sic.
19. - 20. וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het
was zo). Tenakh (9) : Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Bijbel (12). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn 1,15. (6) Gn
1,24. (7) Gn 1,30.
Gn 1,12 - Gn 1,12 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [12] And the earth brought forth grass, and herb yielding
seed after his kind, and the tree yielding fruit, whose seed was in itself,
after his kind: and God saw that it was good.
Luther-Bibel. 12 Und die Erde ließ aufgehen Gras und Kraut, das Samen bringt,
ein jedes nach seiner Art, und Bäume, die da Früchte tragen, in denen ihr Same
ist, ein jeder nach seiner Art. Und Gott sah, dass es gut war.
Tekstuitleg van Gn 1,12. Het vers Gn 1,12 telt 18 (2 X 3²) woorden en 67 letters. De getalswaarde van Gn 1,12 is 4335 (3 X 5 X 17²).
Gn
1,12.1. act. hifil imperf. 3de pers. vr. enk. jussief תוֹצֵא = thôtse`(dat zij doet uitgaan) van het werkw. יָצָא = jâtsa´
(uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´
(uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Ex : jâtsâ´
(uitgaan, uittrekken). Getalswaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , aleph
= 1 ; totaal : 29 (priemgetal) OF 101 priemgetal. Structuur : 1 - 9 - 1. De som van de elementen is telkens 2. Bijbel (1) : Gn 1,24.
- prefix waw + act. hifil imperf. 3de pers. vr. enk. וַתּוֹצֵא = waththôtse`(en zij deed uitgaan). Tenakh (2) : (1) Gn 1,12. (2) Rt 2,18.
- act. imperat. aor. 3de pers. enk. εξαγαγετω = exagagetô (moge uitgaan) van het werkw.
εξαγω = exagô (uitleiden, naar buiten leiden) < εξ = ex (uit) + αγω = agô (leiden, voeren). Taalgebruik in het NT : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in de LXX : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden). Bijbel (2) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,24. Een vorm van εξαγω = exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het NT (12).
Syn. (2). Ev. (3).
Gn
1,12.2. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
14. לְמִינוֹ = lëmînô (naar zijn soort) < prefix lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie : מִין= mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100. Structuur : 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (4) : (1) Gn 1,11.(2) Lv 11,15. (3) Lv 11,22. (4) Dt 14,14.
- לְמִינֵהוּ = lëmînehû (naar zijn soort) < prefix lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie : מִין= mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100. Structuur : 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (9) : (1) Gn 1,12. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,25. (4) Gn 6,20. (5) Gn 7,14. (6) Lv 11,16. (7) Lv 11,22. (8) Lv 11,29. (9) Dt 14,15.
- לְמִינָהּ = lëmînâh (naar 'haar' soort) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. vr. enk.. Zie het zelfst. naamw. מִין = mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Tenakh (9) : (1) Gn 1,24. (2) Gn 1,25. (3) Gn 6,20. (4) Gn 7,14. (5) Lv 11,14. (6) Lv 11,19. (7) Dt 14,13. (8) Dt 14,18. (9) Ez 47,10.
15. w-j-r`. (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´
(en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´
(en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Taalgebruik in Genesis : râ´âh
(zien). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 (2 X 13) of 206 (2 X 103). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31.
- Grieks : ὁραω = horaô (zien). Taalgebruik
in het NT : horaô
(zien). Taalgebruik in de Septuaginta : horaô
(zien). Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to
see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden
(hij zag). Taalgebruik in het NT : eiden
(hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Lat. : videre.
- In het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr
(licht) nl. de resj en de aleph. Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr
(licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend.
16. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
15. - 16. וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- Grieks : και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
18. טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik
in Tenakh : tôbh
(goed). Getalswaarde : tet = 9 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 17. Structuur
: 9 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (290). Pentateuch (38). Eerdere Profeten (49). Latere
Profeten (23). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (166). Gn (23) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 2,9. (9) Gn 2,12. (10) Gn 2,17. (11) Gn 2,18. (12) Gn 3,5. (13) Gn 3,6. (14) Gn 3,22. (15) Gn 24,10. (16) Gn 24,50. (17) Gn 26,29. (18) Gn 29,19. (19) Gn 30,20. (20) Gn 40,16. (21) Gn 45,18. (22) Gn 45,20. (23) Gn 49,15.
- Grieks : αγαθος = agathos. Taalgebruik in
het NT : agathos
(goed). Taalgebruik in
de LXX : agathos
(goed).
- Grieks : nom. onz. enk. + acc. mann. en onz. enk. καλον = van het bijvoegl. naamw. καλος = kalos (goed,
mooi, schoon). Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon). Taalgebruik in de LXX : kalos
(goed, mooi, schoon). LXX (125). Gn (15) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 2,9. (7) Gn 2,12. (8) Gn 2,17. (9) Gn 2,18. (10) Gn 3,5. (11) Gn 3,6. (12) Gn 3,22. (13) Gn 18,7. (14) Gn 30,20. (15) Gn 49,14.
kalos (goed) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. + acc. mann. enk. kalon | 125 | 75 | 50 | 13 | 9 | 5 | 1 | 22 | 27 | 28 | 20 | 2 |
- Ned. : goed. Arabisch : طَيَّبٌ = thajjab (goed). Taalgebruik in de Qoran : thajjab (goed). Aramees : טַב = tabh (goed). D. : gut. E. : good. Fr. : bijvoegl. naamw. : bon / bijw. : bien. Gr. : αγαθος = agathos. Taalgebruik in het NT : agathos (goed). Hebreeuws : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik in Tenakh : tôbh (goed). Lat. : bijvoegl. naamw. : bonus / bijw. : bene.
Gn 1,13 - Gn 1,13 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [13] And the evening and the morning were the third day.
Luther-Bibel. 13 Da ward aus Abend und Morgen der dritte Tag.
Tekstuitleg van Gn 1,13. Het vers Gn 1,13 telt 6 (2 X 3) woorden en 22 (2 X 11) letters. De getalswaarde van Gn 1,13 is 1342 (2 X 11 X 61). Met dit vers worden de eerste drie scheppingsdagen afgesloten.
1. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. wajëhî (en hij
was) van het werkw. hâjâh (zijn). Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De getalswaarde van wajëhî (en hij
was) is : waw = 6 , jod = 10 , he = 5 ; totaal : 31. 31 is de getalswaarde van ´el (God). aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). Gr. eimi (zijn). Taalgebruik in de Septuaginta : eimi
(zijn). Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn). Lat. esse. D. sein. Fr. être. Ned. zijn. E. to be. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,30. De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
Gr. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 kei egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
ind. aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 63 | 17 | 99 | 115 |
3. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
3. - 4. וַיְהִי עֶרֶב = wajëhî `èrèbh (en het werd avond). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- Grieks : και εγενετο ἑσπερα = kai egeneto hespera (en het werd avond). Bijbel (7) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 29,23.
Gn 1,14 - Gn 1,14 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [14] And God said, Let there be lights in the firmament
of the heaven to divide the day from the night; and let them be for signs, and
for seasons, and for days, and years:
Luther-Bibel. 14 Und Gott sprach: Es werden Lichter an der Feste des Himmels,
die da scheiden Tag und Nacht und geben Zeichen, Zeiten, Tage und Jahre
Tekstuitleg van Gn 1,14. Het vers Gn 1,14 telt 16 (2² X 2²) woorden en 76 (2² X 19) letters. De getalswaarde van Gn 1,14 is 3744 (2² X 2³ X 3² X 13). De 2de helft van de scheppingsweek begint.
Gn
1,14.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). In tien verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29.
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn
1,14.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,14.1. - 2. וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
- και εκαλεσεν ὁ θεος = kai ekalesen ho theos (en God riep). Bijbel (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- και ειπεν ὁ θεος = kai eipen ho theos (en God zei). Bijbel (28). Gn 1 (9) : Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,28. (9) Gn
1,29.
Gn
1,14.3. act. qal jussief 3de pers. mann. enk. יְהִי = jëhî (het zij) van het werkw. הָיָה = hâjâh
(zijn). Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (49). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (27). Gn (6) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,14. (4) Gn 30,34. (5) Gn 33,9. (6) Gn 49,17.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). aor. imperat. 3de pers. mv. γενηθητωσαν = genèthètôsan (het weze/ het gebeure) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (7). Gn (1) : Gn
1,14.
Gn 1,14.1. - 3. וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים יְהִי = wajjo´mèr ´èlohîm jëhî (en God zei : het weze). Bijbel (3) : (1) Gn 1,3. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,14. Het spreken van God is tegelijkertijd een daad van God. Er is geen onderscheid tussen zeggen en doen. Het is één en al expressie. Het scheppend spreken en handelen is een gebeuren.
Gn
1,14.5. בִּרְקִיעַ = birëqîa` (in uitspansel, in gespante). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 , jod = 10 , `ajin = 16 of 70 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 380 (20 X 19). Structuur : 2 - 1 - 1 - 7. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (4) : (1) Gn 1,14. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,17. (4) Ps 150,1. Ned. : rekken -> strekken -> spannen (ge-span-te) -> uit-spannen (uit-spansel).
- Lettinga 12 , 2012 , 11e : patach furtivum ; de uitspraak van de patach onder de `ajin wordt op het einde van een woord vóór de `ajin uitgesproken.
- dat. onz. enk. στερεωματι = stereômati (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in het NT : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in de LXX : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). LXX (6). Gn (3) : (1) Gn 1,14. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,17.
Gn
1,14.8. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,14.9. הַיּוֹם = hajjôm (de dag, vandaag) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. Tenakh (425). Pentateuch (128). Eerdere Profeten (160). Latere Profeten (44). 12 Kleine Profeten (9). Geschriften (84). Gn (29). Gn 1 (2) : (1) Gn
1,14. (2) Gn 1,16.
- Grieks. gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dag / dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik
in de Septuaginta : hèmera
(dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag). Gn (41). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,14 (2X). (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,18.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras | 799 | 575 | 224 | 13 | 11 | 14 | 8 | 40 | 126 | 12 | 38 | 46 |
Gn
1,14.10. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn 1,15 - Gn 1,15 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [15] And let them be for lights in the firmament of the
heaven to give light upon the earth: and it was so.
Luther-Bibel. 15 und seien Lichter an der Feste des Himmels, dass sie scheinen
auf die Erde. Und es geschah so.
Tekstuitleg van Gn 1,15. Het vers Gn 1,15 telt 9 (3²) woorden en 37 letters. De getalswaarde van Gn 1,15 is 2224 (2² X 2² X 139).
Gn
1,15.7. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn
1,15.8. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,15.9. כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen
(zo). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²)
OF 70 (2 X 5 X 7). Structuur : 2 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (514). Pentateuch (156). Eerdere
Profeten (109). Latere Profeten (109). 12 Kleine Profeten (25). Geschriften
(115). Gn (48). Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik
in het NT : houtos
(zo). Taalgebruik
in de LXX : houtos
(zo).
houtôs (zo) | bijbel | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
907 | 599 + 109 | 127 | 119 | 194 | 21 | 138 | 31 | 35 | 8 | 34 | 19 | 708 | 199 | 32 | 10 | 21 | 14 | 26 | 90 | 6 | 63 | 77 |
- Ned. : zo. D. : so. E. : thus. Fr. ainsi < ains - si. ains (ante) -> antius sic. Grieks : οὑτως = houtôs (op die wijze, zo). Taalgebruik in het NT : houtos (zo). Hebreeuws : כֵן = khen (zo). Taalgebruik in Tenakh : khen (zo). Lat. : sic.
8. - 9. וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het
was zo). Tenakh (9) : Gn 1 (6) : (1) Gn 1,7. (2) Gn
1,9. (3) Gn
1,11. (4) Gn 1,15. (5) Gn
1,24. (6) Gn 1,30.
- και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Bijbel (12). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn 1,15. (6) Gn
1,24. (7) Gn 1,30.
Gn 1,16 - Gn 1,16 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [16] And God made two great lights; the greater light to
rule the day, and the lesser light to rule the night: he made the stars also.
Luther-Bibel. 16 Und Gott machte zwei große Lichter: ein großes Licht, das
den Tag regiere, und ein kleines Licht, das die Nacht regiere, dazu auch die
Sterne.
Tekstuitleg van Gn 1,16. Het vers Gn 1,16 telt 18 (2 X 3²) woorden en 79 letters. De getalswaarde van Gn 1,16 is 5820 (2² X 3 X 5 X 97).
Gn
1,16.1. וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < wë + act. qal
imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen). Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken). Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal
: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³). Structuur : 7 - 3 - 5. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (232). Pentateuch (81). Eerdere Profeten (86). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (55). Gn (18) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Gn 3,21. (5) Gn 6,22. (6) Gn 7,5. (7) Gn 19,3. (8) Gn 21,1. (9) Gn 21,8. (10) Gn 26,30. (11) Gn 27,31. (12) Gn 29,22. (13) Gn 29,28. (14) Gn 40,20. (15) Gn 42,25. (16) Gn 43,17. (17) Gn 44,2. (18) Gn 50,10.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw. ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken). Taalgebruik in de LXX : poieô
(doen, maken). Bijbel (714). OT (641). NT (73). Gn 1 (7 verzen , 9 vormen) : (1) Gn 1,1. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,16. (4) Gn 1,21. (5) Gn 1,25. (6) Gn 1,27 (3X). (7) Gn 1,31. Een vorm van
ποιεω = poieô
(doen, maken) in de LXX (3390) , in het NT (565).
- Ned. : scheppen. D. : (er)schaffen. Andere stamgroep : E. : to create. Fr. : créer. Italiaans : creare. Latijn : creare. Spaans : crear.
- Ned. : doen. Arabisch : عَمَلَ = `amala (werken). Taalgebruik in de Qoran : `amala (werken . D. : tun. E. : do : Fr. : faire. Grieks : ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken). Hebreeuws : עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen). Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken). Lat. : facere.
Gn
1,16.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
1. - 2. בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep). Tenakh ( 3) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
2,3. (3) Dt
4,32.
- וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep). Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27.
- וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte. Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Re 6,40.
- עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte). Tenakh (27). Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1. (2) Ex
13,8. (3) Ex
14,31. (4) Ex
18,8. (5) Ex
18,9. (6) Ex
20,11. (7) Ex
31,17. (8) Nu
33,4. (9) Dt
3,21. (10) Dt
4,3. (11) Dt
7,18. (12) Dt
24,9. (13) Dt
29,1. (14) Dt
29,23. Js (1) Js
44,23.
- כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH). Tenakh (2) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17.
- εποιησεν ὁ θεος = epoisen ho theos (God maakte). LXX (18). Gn 1 (6). NT (3).
- και εποιησεν ὁ θεος = kai epoièsen ho theos (en God maakte). Bijbel (7) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,27. (6) Re 6,40. (7) Est 10,3.
Gn
1,16.3. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,16.7. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,16.11. הַיּוֹם = hajjôm (de dag, vandaag) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. Tenakh (425). Pentateuch (128). Eerdere Profeten (160). Latere Profeten (44). 12 Kleine Profeten (9). Geschriften (84). Gn (29). Gn 1 (2) : (1) Gn
1,14. (2) Gn 1,16.
- Grieks. gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dag / dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik
in de Septuaginta : hèmera
(dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag). Gn (41). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,14 (2X). (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,18.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras | 799 | 575 | 224 | 13 | 11 | 14 | 8 | 40 | 126 | 12 | 38 | 46 |
Gn
1,16.12. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn 1,16.18. הַכּוֹכָבִם = hakkôkhâbhîm (de sterren) < prefix bepaald lidwoord ha + zelfst. naamw. mann. mv.. Zie כוֹכָב = kôkhâbh (ster). Taalgebruik in Tenakh : kôkhâbh (ster). Getalswaarde : kaph = 11 of 20 ; waw = 6 , beth = 2. Totaal : 30 (5 X 6) OF 48 (2² X 2² X 3). Structuur : 2 - 6 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (6) : (1) Gn 1,16. (2) Gn 15,5. (3) Dt 4,19. (4) Re 5,20. (5) Da 8,10. (6) Neh 4,15.
Gn 1,17 - Gn 1,17 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [17] And God set them in the firmament of the heaven to
give light upon the earth,
Luther-Bibel. 17 Und Gott setzte sie an die Feste des Himmels, dass sie schienen
auf die Erde
Tekstuitleg van Gn 1,17. Het vers Gn 1,17 telt 8 (2³) woorden en 33 (3 X 11) letters. De getalswaarde van Gn 1,17 is 2412 (2² X 3² X 67).
Gn
1,17.3. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,17.8. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn 1,18 - Gn 1,18 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [18] And to rule over the day and over the night, and to
divide the light from the darkness: and God saw that it was good.
Luther-Bibel. 18 und den Tag und die Nacht regierten und schieden Licht und
Finsternis. Und Gott sah, dass es gut war.
Tekstuitleg van Gn 1,18. Het vers Gn 1,18 telt 12 (2² X 3) woorden en 51 (3 X 17) letters. De getalswaarde van Gn 1,18 is 1659 (3 X 7 X 71).
Gn 1,18.1. וְלִמְשֹׁל = wëlimësjol (en om te heersen) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel lë + act. qal inf. construct. van het werkw. מָשַׁל = mâsjal (heersen, macht hebben). Taalgebruik in Tenakh : mâsjal (heersen, macht hebben). Tenakh (2) : (1) Gn 1,18. (2) Jr 24,4.
Gn
1,18.2. בְּיוֹם /בַּיּוֹם = bëjôm / bajjôm = op een (de) dag < voorzetsel bë + (bepaald lidw. ha) + יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (491). Pentateuch
(130). Eerdere Profeten (102). Latere Profeten (116). 12 Kleine
Profeten (62). Geschriften (81). 12 kl. Prof. (62). Gn (22) : (1) Gn 1,18. (2) Gn 2,2. (3) Gn 2,4. (4) Gn 2,17. (5) Gn 3,5. (6) Gn 5,1. (7) Gn 5,2. (8) Gn 7,11. (9) Gn 15,18. (10) Gn 21,8. (11) Gn 22,4. (12) Gn 26,32. (13) Gn 30,33. (14) Gn 30,35. (15) Gn
31,22. (16) Gn
31,40. (17) Gn 33,16. (18) Gn 34,25. (19) Gn 35,3. (20) Gn 40,20. (21) Gn 42,18. (22) Gn 48,20. Ex (23) : (1) Ex 2,13. (2) Ex 5,6. (3) Ex 6,28. (4) Ex 8,18. (5) Ex 10,28. (6) Ex 12,15. (7) Ex
13,8. (8) Ex 14,30. (9) Ex 16,5. (10) Ex 16,22. (11) Ex 16,27. (12) Ex 16,29. (13) Ex 16,30. (14) Ex 19,1. (15) Ex 19,11. (16) Ex 19,16. (17) Ex 20,11. (18) Ex 22,29. (19) Ex 24,16. (20) Ex 31,15. (21) Ex 32,28. (22) Ex 35,3. (23) Ex 40,2.
- Oorspronkelijk klonk יוֹם = jôm (dag) als jawm. Lettinga 12 , 2012 , 2b : "Na contractie bleef de ו (= waw) in de spelling bewaard en werd nu beschouwd als de uitdrukking van de vocaal ô".
- Grieks. gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dag / dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik
in de Septuaginta : hèmera
(dag). Taalgebruik in het NT : hèmera
(dag). Gn (41). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,14 (2X). (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,18.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras | 799 | 575 | 224 | 13 | 11 | 14 | 8 | 40 | 126 | 12 | 38 | 46 |
- Ned. : dag. Arabisch : يَوم = jaum (dag). Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum). D. : Tag. E. : day. F. : jour < Lat. diurnum. Cfr journaal. Grieks : ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik in het NT : hèmera (dag). Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag). Lat.: dies.
3.
4. וּלְהֲבְדִּיל = ûlähabhëdîl (en om een scheiding aan te brengen) < prefix voegwoord wë -> û + prefix voorzetsel lë + act. hifil inf. stat. construct.. Zie : בָדַל = bâdal (afscheiden, verdelen). Taalgebruik in Tenakh : bâdal (afscheiden, verdelen).
Gn
1,18.5. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,18.6. הָאוֹר = hâ´ôr
(het licht) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18. (3) Re 19,26. (4) Pr 2,13. (5) Pr 11,7. (6) Neh 8,3.
- אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Getalswaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur : 1 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (9). 12 Kleine
Profeten (7). Geschriften (30). Gn (2) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4.
- Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik in het NT : fôs (licht). Taalgebruik in de LXX : fôs (licht). Een vorm van φως = fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73). Gn 1 (3) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,5.
- Ned. : licht. Arabisch : نور = nûr (licht). Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht). Aramees : נוּר = nûr (licht). D. : Licht. E. : light. Fr.
: lumière. Grieks : φως = fôs (licht).Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht). Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht). Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht). Zie ook : נִר = ner (licht, lamp). Taalgebruik in Tenakh : ner (licht, lamp). Zie ook : werkw. אוֹר = ´ôr (doorboren, doorbreken van licht , schijnen). Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht). Lat. : lux / lumen.
Volgens Gn
1,3 werd het licht op de eerste dag geschapen. אוֹר =´ôr (licht)
begint met de letter aleph (1). Het heeft ook 2 letters gemeenschappelijk met het werkw. אָמַר = ´âmar
(zeggen) , nl. aleph (1) en mem (13 of 40).
Volgens Gn
1,4 maakte God een scheiding tussen het licht en de duisternis. Licht en
duisternis vormen een dualiteit , elkaars tegenpool.
Gn
1,18.7. בֵּין = be(j)n (tussen). Taalgebruik in Tenakh : be(j)n (tussen). Getalswaarde : beth = 2 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (165). Pentateuch (61). Eerdere Profeten (42). Latere Profeten (24). 12 Kleine
Profeten (13). Geschriften (25). Gn (15) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,14. (5) Gn 1,18. (6) Gn 9,16. (7) Gn 10,12. (8) Gn 13,3. (9) Gn 13,7. (10) Gn 15,17. (11) Gn 16,14. (12) Gn 20,1. (13) Gn
31,37. (14) Gn
32,17. (15) Gn 49,14.
-- וּבֵּין = ûbhe(j)n (en tussen) < waw + Tenakh (108). Pentateuch (46). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (12). Gn (20) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,14. (4) Gn 1,18. (5) Gn 3,15. (6) Gn 9,12. (7) Gn 9,13. (8) Gn 9,15. (9) Gn 9,16. (10) Gn 9,17. (11) Gn 10,12. (12) Gn 13,3. (13) Gn 13,7. (14) Gn 13,8. (15) Gn 16,14. (16) Gn 17,7. (17) Gn 17,10. (18) Gn 20,1. (19) Gn 30,36. (20) Gn
32,17.
Gn
1,18.8. חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (57). Pentateuch (4). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (11). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (33). Niet in Gn 1.
- וְחֹשֶׁךְ = wëchosjèkh (en duisternis) < prefix voegwoord wë + zelfst. naamw. חֹשֶׁך = chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3) : (1) Gn 1,2. (2) Spr 10,19. (3) Job 38,19.
- הַחֹשֶׁך = hachosjèkh (de duisternis) < prefix bepaald lidw. ha + חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis).2. Tenakh (6) : (1) Gn 1,4. (2) Gn
1,18. (3) Dt
5,23. (4) Js
60,2. (5) Pr
2,13. (6) Pr
11,8.
- וְלַחֹשֶׁך = wëlachosèkh (en tot de duisternis) < prefix voegwoord wë + voorzetsel be + bepaald lidwoord ha -> trekt
samen tot la + zelfstandig naamwoord חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of
20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur : 8 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 4. Gn (1) : Gn
1,5.
- Grieks : nom. en acc. onz. enk. σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta : skotos
(duisternis). LXX (66). Gn (2) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,5. Een vorm van σκοτος = skotos (duisternis) in de Septuaginta (120)
, in het NT (30).
- Ned. : duisternis. Arabisch : ظلام = DHalâm (duisternis). Taalgebruik in de Qoran : DHalâm (duisternis). D. : Finsternis. Fr. : ténèbres. E. : darkness. Grieks : σκοτος = skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT : skotos
(duisternis). Hebreeuws : חֹשֶׁך = chosjèkh
(duisternis). Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh
(duisternis). Lat. : tenebrae.
Gn 1,18.5. - 8. בֵּין הָאוֹר וּבֵּין הַחֹשֶׁך = be(j)n hâ´ôr ûbe(j)n hachosjèkh (tussen het licht en tussen de duisternis). Tenakh (2) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,18.
Gn
1,18.9. w-j-r`. (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´
(en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´
(en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Taalgebruik in Genesis : râ´âh
(zien). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 (2 X 13) of 206 (2 X 103). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31.
- Grieks : ὁραω = horaô (zien). Taalgebruik
in het NT : horaô
(zien). Taalgebruik in de Septuaginta : horaô
(zien). Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to
see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden
(hij zag). Taalgebruik in het NT : eiden
(hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Lat. : videre.
- In het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr
(licht) nl. de resj en de aleph. Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr
(licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend.
Gn
1,18.10. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalswaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalswaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,18.9. - 10. וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- Grieks : και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
Gn
1,18.12. טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik
in Tenakh : tôbh
(goed). Getalswaarde : tet = 9 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 17. Structuur
: 9 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (290). Pentateuch (38). Eerdere Profeten (49). Latere
Profeten (23). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (166). Gn (23) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 2,9. (9) Gn 2,12. (10) Gn 2,17. (11) Gn 2,18. (12) Gn 3,5. (13) Gn 3,6. (14) Gn 3,22. (15) Gn 24,10. (16) Gn 24,50. (17) Gn 26,29. (18) Gn 29,19. (19) Gn 30,20. (20) Gn 40,16. (21) Gn 45,18. (22) Gn 45,20. (23) Gn 49,15.
- Grieks : αγαθος = agathos. Taalgebruik in
het NT : agathos
(goed). Taalgebruik in
de LXX : agathos
(goed).
- Grieks : nom. onz. enk. + acc. mann. en onz. enk. καλον = van het bijvoegl. naamw. καλος = kalos (goed,
mooi, schoon). Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon). Taalgebruik in de LXX : kalos
(goed, mooi, schoon). LXX (125). Gn (15) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 2,9. (7) Gn 2,12. (8) Gn 2,17. (9) Gn 2,18. (10) Gn 3,5. (11) Gn 3,6. (12) Gn 3,22. (13) Gn 18,7. (14) Gn 30,20. (15) Gn 49,14.
kalos (goed) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. + acc. mann. enk. kalon | 125 | 75 | 50 | 13 | 9 | 5 | 1 | 22 | 27 | 28 | 20 | 2 |
- Ned. : goed. Arabisch : طَيَّبٌ = thajjab (goed). Taalgebruik in de Qoran : thajjab (goed). Aramees : טַב = tabh (goed). D. : gut. E. : good. Fr. : bijvoegl. naamw. : bon / bijw. : bien. Gr. : αγαθος = agathos. Taalgebruik in het NT : agathos (goed). Hebreeuws : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik in Tenakh : tôbh (goed). Lat. : bijvoegl. naamw. : bonus / bijw. : bene.
Gn 1,19 - Gn 1,19 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [19] And the evening and the morning were the fourth day.
Luther-Bibel. 19 Da ward aus Abend und Morgen der vierte Tag.
Tekstuitleg van Gn 1,19. Het vers Gn 1,19 telt 6 (2 X 3) woorden en 22 (2 X 11) letters. De getalswaarde van Gn 1,19 is 984 (2³ X 3 X 41).
Gn
1,19.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
1,19.1. - 2. וַיְהִי עֶרֶב = wajëhî `èrèbh (en het werd avond). Tenakh (6) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31.
- Grieks : και εγενετο ἑσπερα = kai egeneto hespera (en het werd avond). Bijbel (7) : (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,13. (4) Gn 1,19. (5) Gn 1,23. (6) Gn 1,31. (7) Gn 29,23.
Gn
1,19.3. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het
was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî
(en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ;
aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik
in Tenakh : hâjâh
(zijn). Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur
: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh
(784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116).
12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Gn 1 (14) : (1) Gn
1,3. (2) Gn 1,5. (3) Gn 1,6. (4) Gn 1,7. (5) Gn 1,8. (6) Gn
1,9. (7) Gn
1,11. (8) Gn 1,13. (9) Gn 1,15. (10) Gn 1,19. (11) Gn 1,23. (12) Gn
1,24. (13) Gn 1,30. (14) Gn 1,31.
- De 3 medekl. van het werkw. hâjâh (zijn) komen voor in de godsnaam JHWH.
- In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren).
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden,
gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden). Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen
van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende)
, een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis
van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667). De Hebr. eindzin Gn 1,7 : וַיְהִי כֵן = wajëhî khen (en het gebeurde zo) vindt niet zijn vertaling in de LXX , maar duikt wel op in Gn 1,20 και εγενετο οὑτως = kai egeneto houtôs (en het gebeurde zo). Voor de rest wordt וַיְהִי = wajëhî (en hij
was) in de LXX van Gn 1 vertaald door εγενετο = egeneto (het gebeurde).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenach | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn 1,20 - Gn 1,20 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [20] And God said, Let the waters bring forth abundantly
the moving creature that hath life, and fowl that may fly above the earth in
the open firmament of heaven.
Luther-Bibel. 20 Und Gott sprach: Es wimmle das Wasser von lebendigem Getier,
und Vögel sollen fliegen auf Erden unter der Feste des Himmels.
Tekstuitleg van Gn 1,20. Het vers Gn 1,20 telt 15 (3 X 5) woorden en 57 (3 X 19) letters. De getalswaarde van Gn 1,20 is 3906 (2 X 3² X 7 X 31).
Gn
1,20.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). In tien verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29.
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn
1,20.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalwaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,20.1. - 2. בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep). Tenakh ( 3) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
2,3. (3) Dt
4,32.
- וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep). Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27.
- וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte. Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Re 6,40.
- עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte). Tenakh (27). Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1. (2) Ex
13,8. (3) Ex
14,31. (4) Ex
18,8. (5) Ex
18,9. (6) Ex
20,11. (7) Ex
31,17. (8) Nu
33,4. (9) Dt
3,21. (10) Dt
4,3. (11) Dt
7,18. (12) Dt
24,9. (13) Dt
29,1. (14) Dt
29,23. Js (1) Js
44,23.
- כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH). Tenakh (2) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17.
- εποιησεν ὁ θεος = epoisen ho theos (God maakte). LXX (18). Gn 1 (6). NT (3).
- και εποιησεν ὁ θεος = kai epoièsen ho theos (en God maakte). Bijbel (7) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,27. (6) Re 6,40. (7) Est 10,3.
Gn
1,20.3. act. qal imperf. jussief 3de pers. mv. יִשְׁרְצוּ = jisjërëtsû (dat zij wemelen) van het werkw. שָׁרַץ = sjârats (kruipen, wemelen, zich vermenigvuldigen, zich voortplanten). Taalgebruik in Tenakh : sjârats (kruipen, wemelen, zich vermenigvuldigen, zich voortplanten). Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 59 OF 590. Structuur : 3 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (1) : Gn 1,20.
- Grieks :
- act. imperat. aor. 3de pers. enk. εξαγαγετω = exagagetô (moge uitgaan) van het werkw.
εξαγω = exagô (uitleiden, naar buiten leiden) < εξ = ex (uit) + αγω = agô (leiden, voeren). Taalgebruik in het NT : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in de LXX : exagô
(uitleiden, naar buiten leiden). Bijbel (2) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,24. Een vorm van εξαγω = exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het NT (12).
Syn. (2). Ev. (3).
- Ned. : wemelen. D. : wimmeln. Fr. : foisonner = verspreiden (lat. : fusio : verspreiding < fundere; foison est une action de répandre). E. : to bring forth. Hebr. : שָׁרַץ = sjârats (kruipen, wemelen, zich vermenigvuldigen, zich voortplanten). Taalgebruik in Tenakh : sjârats (kruipen, wemelen, zich vermenigvuldigen, zich voortplanten). Lat. : producere (voortbrengen).
6. נֶפֶשׁ = nèphèsj
(geest). Taalgebruik in Tenakh : nèphèsj
(geest). Getalwaarde : nun = 14 of 50 , phe = 17 of 80 , sjin = 21 of 300
; totaal : 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43). Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17). 4 + 3 = 7 ; 3 + 4 = 7 ; 43 + 34 =
77.
43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen). Structuur : 5 - 8 - 3. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (131). Pentateuch (62). Eerdere Profeten (18). Latere Profeten (17). 12 Kleine Gn 1,20. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,24. (4) Gn 1,30.
- Grieks : acc. vr. enk. ψυχην = psuchèn van het zelfst. naamw. ψυχη = psuchè (adem, geest, leven). Taalgebruik in het NT : psuchè
(adem, geest, leven). Taalgebruik in de LXX : psuchè
(adem, geest, leven). Gn (10) : Een vorm van ψυχη = psuchè in de LXX (976) , in het NT (101). Gn (10) : (1) Gn 1,21. (2) Gn 1,24. (3) Gn 1,30. (4) Gn 2,7. (5) Gn 2,19. (6) Gn 9,5. (7) Gn 12,5. (8) Gn 19,17. (9) Gn 19,19. (10) Gn 37,21.
psuchè (adem, geest, leven) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
acc. vr. enk. psuchèn | 289 | 254 | 35 | 6 | 4 | 6 | 8 | 2 | 8 | 1 | 16 | 24 | 4 | 4 |
7. חַיָה = chajâh (dier, gedierte, wildgedierte). Stat. constr. חַיַת = chajath. Zie het werkw. חָיַה = châjah (leven, blijven leven). Taalgebruik in Tenakh : châjâh
(leven). Getalwaarde : chet = 8 , jod = 10 , he = 5 ; totaal : 23. Structuur
: 8 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (32). Gn (14). Gn 1 (4) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,24. (3) Gn 1,28. (4) Gn 1,30.
- Grieks : act. part. aor. acc. vr. enk. ζωσαν = zôsan (levend) van het werkw. ζαω = zaô (leven, bestaan). Taalgebruik in het NT : zaô
(leven, bestaan). Taalgebruik in de LXX : zaô
(leven, bestaan). Bijbel (9) : (1) Gn 1,24. (2) Gn 2,7. (3) Gn 2,19. (4) Gn 8,21. (5) Hnd 9,41. (6) Rom 12,1. (7) 1
Kor 15,45. (8) Heb 10,20. (9) 1
Pe 1,3. Een vorm van ζαω = zaô (leven, bestaan) in de LXX (554) , in het NT (140).
6. - 7. נֶפֶשׁ חַיָה = nèphèsj chajâh (levend wezen). Tenakh (8) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,24. (3) Gn 1,30. (4) Gn 2,19. (5) Gn 9,12. (6) Gn 9,15. (7) Gn 9,16. (8) Ez 47,9.
- Grieks : ψυχην ζωσαν = psuchèn sôzan (levend wezen). LXX (3) : (1) Gn 1,24. (2) Gn 2,7. (3) Gn 2,19. NT (1) : 1
Kor 15,45.
Gn 1,20.8. וְעוֹף = wë`ôph (en gevogelte) < prefix voegwoord wë + zelfst. naamw.. Zie : עוֹף = `ôph (gevogelte, gevleugelde dieren). Taalgebruik in Tenakh : `ôph (gevogelte, gevleugelde dieren).
Gn 1,20.9. act. pilel imperf. 3de pers. mann. enk. jussief יְעוֹפֵף = jë`ôfef (dat het vliege) van het werkw. עוף = `ûph (vliegen, fladderen, vervliegen). Zie : עוֹף = `ôph (gevogelte, gevleugelde dieren). Taalgebruik in Tenakh : `ôph (gevogelte, gevleugelde dieren).
Gn
1,20.11. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,11. (3) Gn
1,12. (4) Gn
1,15. (5) Gn
1,17. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,25. (9) Gn
1,26. (10) Gn
1,28. (11) Gn
1,29. (12) Gn
1,30.
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < prefix voegwoord wë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ =´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur : 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (38). Pentateuch (10). Eerdere Profeten (7). Latere Profeten (13). 12 Kleine
Profeten (4). Geschriften (4). Pentateuch (10) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 2,1. (3) Gn 2,4. (4) Gn 34,10. (5) Gn 34,21. (6) Lv 25,23. (7) Lv 26,42. (8) Lv 26,43. (9) Dt 11,11. (10) Dt 28,23.
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde). Taalgebruik in het NT : gè
(aarde). Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) , in Gn 1 (16)..
- Ned. : aarde. Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde). Aramees : אֲרְעַ = ´ärë`a (aarde). D. : Erde. E. : earth. Fr. : terre. Grieks : γη = gè (aarde, land). Taalgebruik
in het NT : gè
(aarde). Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land). Italiaans : terra. Lat. : terra. Spaans : tierra. Syrisch : ´ar`o (aarde).
Gn
1,20.14. רָקִיעַ = râqîa` (uitspansel). Taalgebruik in Tenakh : râqîa` (uitspansel). Getalswaarde : resj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 , jod = 10 , `ajin = 16 of 70 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 380 (20 X 19). Structuur : 2 - 1 - 1 - 7. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (3) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,20. (3) Ez
1,22. Ned. : rekken -> strekken -> spannen -> uit-spannen (uit-spansel).
- στερεωμα = stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in het NT : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). Taalgebruik in de LXX : stereôma (sterkte, kracht, uitspansel). LXX (13). Gn (4) : (1) Gn 1,6. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,8. (4) Gn 1,20.
Gn
1,20.- הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalwaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : nom. en acc. onz. mv. ὑδατα = hudata van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (60). Pentateuch (10). Gn (3) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,22.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
4 | nom. + acc. onz. mv. hudata | 60 | 55 | 5 | 2 | 1 | 1 | 1 | 3 | 4 | |||||
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn 1,21 - Gn 1,21 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [21] And God created great whales, and every living creature
that moveth, which the waters brought forth abundantly, after their kind, and
every winged fowl after his kind: and God saw that it was good.
Luther-Bibel. 21 Und Gott schuf große Walfische und alles Getier, das da lebt
und webt, davon das Wasser wimmelt, ein jedes nach seiner Art, und alle gefiederten
Vögel, einen jeden nach seiner Art. Und Gott sah, dass es gut war.
Tekstuitleg van Gn 1,21. Het vers Gn 1,21 telt 23 woorden en 89 letters. De getalswaarde van Gn 1,21 is 5834 (2 X 2917).
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
Gn
1,21.1. וַיִּבְרָא = wajjibhërâ´ (en hij schiep) < prefix waw consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. enk. van het werkw. בָרָא = bârâ´ (scheppen). Taalgebruik in Tenakh : bârâ´
(scheppen). Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of
200 , aleph = 1 ; totaal : 23 of 203. Structuur : 2 - 2
- 1. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27. Een vorm van בָרָא = bârâ´ (scheppen) in Tenakh (41 verzen , 48 vormen). Gn (8 verzen , 11 vormen).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. εποιησεν = epoièsen (hij deed) van het werkw. ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken). Taalgebruik in de LXX : poieô
(doen, maken). Bijbel (714). OT (641). NT (73). Gn 1 (7 verzen , 9 vormen) : (1) Gn 1,1. (2) Gn 1,7. (3) Gn 1,16. (4) Gn 1,21. (5) Gn 1,25. (6) Gn 1,27 (3X). (7) Gn 1,31. Een vorm van
ποιεω = poieô
(doen, maken) in de LXX (3390) , in het NT (565).
- Ned. : scheppen. D. : (er)schaffen. Andere stamgroep : E. : to create. Fr. : créer. Italiaans : creare. Latijn : creare. Spaans : crear.
- Ned. : doen. Arabisch : عَمَلَ = `amala (werken). Taalgebruik in de Qoran : `amala (werken . D. : tun. E. : do : Fr. : faire. Grieks : ποιεω = poieô
(doen, maken). Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken). Hebreeuws : עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen). Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken). Lat. : facere.
Gn
1,21.2. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalwaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,21.1. - 2. בָרָא אֱלֹהִים = bârâ ´èlohîm (God schiep). Tenakh ( 3) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
2,3. (3) Dt
4,32.
- וַיִּבְרָא אֱלֹהִים = wajjibhërâ´ ´èlohîm (en God schiep). Tenakh (2) : (1) Gn
1,21. (2) Gn 1,27.
- וַיַּעַשׂ אֱלֹהִים = wajja`ash ´èlohîm (en God maakte. Tenakh (4) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,25. (4) Re 6,40.
- עֹשֶׂה יהוה = `âshâh JHWH (JHWH maakte). Tenakh (27). Pentateuch (14) : (1) Gn 3,1. (2) Ex
13,8. (3) Ex
14,31. (4) Ex
18,8. (5) Ex
18,9. (6) Ex
20,11. (7) Ex
31,17. (8) Nu
33,4. (9) Dt
3,21. (10) Dt
4,3. (11) Dt
7,18. (12) Dt
24,9. (13) Dt
29,1. (14) Dt
29,23. Js (1) Js
44,23.
- כִּי שֵׁשֶׁת יָמִים עָשָֹה יהוה = kî sjesjèth jâmîm `âshâh JHWH (want gedurende zes dagen maakte JHWH). Tenakh (2) : (1) Ex 20,11. (2) Ex 31,17.
- εποιησεν ὁ θεος = epoisen ho theos (God maakte). LXX (18). Gn 1 (6). NT (3).
- και εποιησεν ὁ θεος = kai epoièsen ho theos (en God maakte). Bijbel (7) : (1) Gn 1,7. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,27. (6) Re 6,40. (7) Est 10,3.
Gn
1,21.3. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn 1,21.4. תַּנִּין = thannîn (grote zeevis, slang, draak). Taalgebruik in Tenakh : thannîn (grote zeevis, slang, draak).
Gn
1,21.6. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
8. נֶפֶשׁ = nèphèsj
(geest). Taalgebruik in Tenakh : nèphèsj
(geest). Getalwaarde : nun = 14 of 50 , phe = 17 of 80 , sjin = 21 of 300
; totaal : 52 (2 X 26) of 430 (2 X 5 X 43). Het spiegelbeeld van 43 is 34 (2 X 17). 4 + 3 = 7 ; 3 + 4 = 7 ; 43 + 34 =
77.
43 = 17 + 26 (de 2 godsgetallen). Structuur : 5 - 8 - 3. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (131). Pentateuch (62). Eerdere Profeten (18). Latere Profeten (17). 12 Kleine Gn 1,20. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,24. (4) Gn 1,30.
- Grieks : acc. vr. enk. ψυχην = psuchèn van het zelfst. naamw. ψυχη = psuchè (adem, geest, leven). Taalgebruik in het NT : psuchè
(adem, geest, leven). Taalgebruik in de LXX : psuchè
(adem, geest, leven). Gn (10) : Een vorm van ψυχη = psuchè in de LXX (976) , in het NT (101). Gn (10) : (1) Gn 1,21. (2) Gn 1,24. (3) Gn 1,30. (4) Gn 2,7. (5) Gn 2,19. (6) Gn 9,5. (7) Gn 12,5. (8) Gn 19,17. (9) Gn 19,19. (10) Gn 37,21.
psuchè (adem, geest, leven) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
acc. vr. enk. psuchèn | 289 | 254 | 35 | 6 | 4 | 6 | 8 | 2 | 8 | 1 | 16 | 24 | 4 | 4 |
Gn 1,21.10. הָרֹמֶשֶׂת = hâromèsjèth (de zich bewegende) < prefix bepaald lidw. + werkwoordvorm qal part. stat. absol. vr. enk. van het werkw. רָמַשׂ = râmash (kruipen, sluipen, zich bewegen). Taalgebruik in Tenakh : râmash (kruipen, sluipen, zich bewegen).
Gn
1,21.13. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalwaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : nom. en acc. onz. mv. ὑδατα = hudata van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (60). Pentateuch (10). Gn (3) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,22
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
4 | nom. + acc. onz. mv. hudata | 60 | 55 | 5 | 2 | 1 | 1 | 1 | 3 | 4 | |||||
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn
1,21.15. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn 1,21.18. כָנָף = kânâph (dekkleed, grens, einde, slip-, zoom van een kleed, vleugel van een vogel). Taalgebruik in Tenakh : kânâph (dekkleed, grens, einde, slip-, zoom van een kleed). Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , pe = 17 of 80 ; totaal : 42 OF 150 ; de som van de elementen is telkens 6.
19. לְמִינוֹ = lëmînô (naar zijn soort) < prefix lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie : מִין= mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100. Structuur : 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (4) : (1) Gn 1,11.(2) Lv 11,15. (3) Lv 11,22. (4) Dt 14,14.
- לְמִינֵהוּ = lëmînehû (naar zijn soort) < prefix lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie : מִין= mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Getalswaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 37 OF 100. Structuur : 4 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (9) : (1) Gn 1,12. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,25. (4) Gn 6,20. (5) Gn 7,14. (6) Lv 11,16. (7) Lv 11,22. (8) Lv 11,29. (9) Dt 14,15.
- לְמִינָהּ = lëmînâh (naar 'haar' soort) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. vr. enk.. Zie het zelfst. naamw. מִין = mîn (soort, aard). Taalgebruik in Tenakh : mîn (soort, aard). Tenakh (9) : (1) Gn 1,24. (2) Gn 1,25. (3) Gn 6,20. (4) Gn 7,14. (5) Lv 11,14. (6) Lv 11,19. (7) Dt 14,13. (8) Dt 14,18. (9) Ez 47,10.
Gn
1,21.20. w-j-r`. (1) act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיַּרְא = wajjarë´
(en hij zag) ; (2) passief nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיֵּרָא = wajjerâ´
(en hij liet zich zien - hij verscheen) van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Taalgebruik in Genesis : râ´âh
(zien). Getalwaarde : resj = 20 of 200 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal :
26 (2 X 13) of 206 (2 X 103). Structuur : 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19). Gn 1 (7) : (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31.
- Grieks : ὁραω = horaô (zien). Taalgebruik
in het NT : horaô
(zien). Taalgebruik in de Septuaginta : horaô
(zien). Een vorm van ὁραω = horaô (zien, verschijnen) in het NT (114) , in de LXX (1539).
- Ned. : zien. Arabisch : رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran : ra´â (zien). D. : sehen , schauen. E. : to
see. Fr. : voir. Gr. : ειδεν = eiden
(hij zag). Taalgebruik in het NT : eiden
(hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws : רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh : râ´âh
(zien). Lat. : videre.
- In het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen) zien we 2 medeklinkers van het woord אוֹר = ´ôr
(licht) nl. de resj en de aleph. Het Hebreeuwse אוֹר = ´ôr
(licht) en het begin van het Griekse werkw. ὁραω = horaô (zien) zijn ongeveer gelijkluidend.
Gn
1,21.21. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalwaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 => 1.
Gn
1,21.20. - 21. וַיַּרְא אֱלֹהִים = wajjarë´ ´èlohîm (en God zag). Tenakh (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 6,12. (9) Ex 2,2.
- Grieks : και ειδεν ὁ θεος = kai eiden ho theos (en God zag). Bijbel (9) :
(1) Gn 1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 1,21. (7) Gn 1,25. (8) Gn 1,31. (9) Jon 3,10.
Gn
1,21.23. טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik
in Tenakh : tôbh
(goed). Getalwaarde : tet = 9 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 17. Structuur
: 9 - 6 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (290). Pentateuch (38). Eerdere Profeten (49). Latere
Profeten (23). 12 Kleine Profeten (14). Geschriften (166). Gn (23) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. (8) Gn 2,9. (9) Gn 2,12. (10) Gn 2,17. (11) Gn 2,18. (12) Gn 3,5. (13) Gn 3,6. (14) Gn 3,22. (15) Gn 24,10. (16) Gn 24,50. (17) Gn 26,29. (18) Gn 29,19. (19) Gn 30,20. (20) Gn 40,16. (21) Gn 45,18. (22) Gn 45,20. (23) Gn 49,15.
- Grieks : αγαθος = agathos. Taalgebruik in
het NT : agathos
(goed). Taalgebruik in
de LXX : agathos
(goed).
- Grieks : nom. onz. enk. + acc. mann. en onz. enk. καλον = van het bijvoegl. naamw. καλος = kalos (goed,
mooi, schoon). Taalgebruik in het NT : kalos
(goed, mooi, schoon). Taalgebruik in de LXX : kalos
(goed, mooi, schoon). LXX (125). Gn (15) : (1) Gn
1,4. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10. (4) Gn 1,12. (5) Gn 1,18. (6) Gn 2,9. (7) Gn 2,12. (8) Gn 2,17. (9) Gn 2,18. (10) Gn 3,5. (11) Gn 3,6. (12) Gn 3,22. (13) Gn 18,7. (14) Gn 30,20. (15) Gn 49,14.
kalos (goed) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. + acc. mann. enk. kalon | 125 | 75 | 50 | 13 | 9 | 5 | 1 | 22 | 27 | 28 | 20 | 2 |
- Ned. : goed. Arabisch : طَيَّبٌ = thajjab (goed). Taalgebruik in de Qoran : thajjab (goed). Aramees : טַב = tabh (goed). D. : gut. E. : good. Fr. : bijvoegl. naamw. : bon / bijw. : bien. Gr. : αγαθος = agathos. Taalgebruik in het NT : agathos (goed). Hebreeuws : טוֹב = tôbh (goed). Taalgebruik in Tenakh : tôbh (goed). Lat. : bijvoegl. naamw. : bonus / bijw. : bene.
Gn 1,22 - Gn 1,22 : De schepping. Gn 1 -- Gn 1,1-2,4a -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Gn 1,1 - Gn 1,2 - Gn 1,3 - Gn 1,4 - Gn 1,5 - Gn 1,6 - Gn 1,7 - Gn 1,8 - Gn 1,9 - Gn 1,10 - Gn 1,11 - Gn 1,12 - Gn 1,13 - Gn 1,14 - Gn 1,15 - Gn 1,16 - Gn 1,17 - Gn 1,18 - Gn 1,19 - Gn 1,20 - Gn 1,21 - Gn 1,22 - Gn 1,23 - Gn 1,24 - Gn 1,25 - Gn 1,26 - Gn 1,27 - Gn 1,28 - Gn 1,29 - Gn 1,30 - Gn 1,31 - Gn 2,1 - Gn 2,2 - Gn 2,3 - Gn 2,4a - Gn (Genesis) | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [22] And God blessed them, saying, Be fruitful, and multiply,
and fill the waters in the seas, and let fowl multiply in the earth.
Luther-Bibel. 22 Und Gott segnete sie und sprach: Seid fruchtbar und mehret
euch und erfüllet das Wasser im Meer, und die Vögel sollen sich mehren auf Erden.
Tekstuitleg van Gn 1,22. Het vers Gn 1,22 telt 13 woorden en 52 letters. De getalswaarde van Gn 1,22 is 2889 (3² X 107).
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | ||
Gn 1,1-2 | Gn 1,3-5 | Gn 1,6-8 | Gn 1,9-13 | Gn 1,14-19 | Gn 1,20-23 | Gn 1,24-31 | Gn 2,1-4a | ||
aantal woorden | 7 + 14 = 21 | 6 + 12 + 13 = 31 | 11 + 17 + 10 = 38 | 13 + 12 + 20 + 18 + 6 = 69 | 16 + 9 + 18 + 8 + 12 + 6 = 69 | 15 + 23 + 13 + 6 = 57 | 14 + 18 + 19 + 13 + 22 + 27 + 21 + 15 = 149 | aantal woorden : 434 (2 X 7 X 31) | |
aantal letters | 28 + 52 = 80 | 23 + 45 + 49 = 117 (9 X 13) | 44 + 65 + 39 = 148 (2² X 37) | 52 + 49 + 69 + 67 + 22 = 259 (7 X 37) | 76 + 37 + 79 + 33 + 51 + 22 = 298 (2 X 149) | 57 + 89 +52 + 22 = 220 (2² X 5 X 11) | 56 + 69 + 84 + 50 + 88 + 83 + 69 + 50 = 549 (3² X 61). | aantal letters : 1671 (3 X 557) |
Gn
1,22.1. waw consec. + act. piel imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְבָרֶך = wajëbhârèkh
(en hij zegende) van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 ,
kaf = 11 of 20. Totaal : 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111). 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26. Structuur : 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (33). Pentateuch (20) : (1) Gn
1,22. (2) Gn
1,28. (3) Gn
2,3. (4) Gn
5,2. (5) Gn
9,1. (6) Gn
24,11. (7) Gn
25,11. (8) Gn
28,1. (9) Gn
30,30. (10) Gn
32,1. (11) Gn
32,30. (12) Gn
35,9. (13) Gn 39,5. (14) Gn 47,7. (15) Gn 47,10. (16) Gn 48,3. (17) Gn 48,15. (18) Gn
49,28. (19) Ex
39,43. (20) Dt 1,1. Verder : (21) Joz 24,10. (22) 2 S 6,11. (23) 2 S 6,18.
(24) 2 S 14,22. (25) 1 K 8,14. (26) 1 K 8,55. (27) Ps 145,21. (28) Neh 8,6. (29) 1
Kr 13,14. (30) 1 Kr 16,2. (31) 1 Kr
29,10. (32) 2 Kr 6,3. (33) 2
Kr 6,13.
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ηυλογησεν = èulogèsen (hij zegende) van het werkw. ευλογεω = eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen, zegenen). Taalgebruik in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Lc : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in Hnd : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik in de Septuaginta : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Bijbel (19) : (1) Gn
1,22. (2) Gn
1,28. (3) Gn
2,3. (4) Gn
9,1. (5) Gn 14,19. (6) Gn 27,23. (7) Gn 27,27.(8) Gn
30,30. (9) Gn
32,30. (10) Gn
35,9. (11) Gn 39,5. (12) Gn 48,15. (13) Dt 16,10. Verder : (14) Joz 22,6. (15) Re 13,24. (16) 2 S 6,12. (17) 1 K 21,10. (18) Neh 8,6. (19) 2 Kr
31,10. Een
vorm van ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen, zegenen) in de LXX (516)
, in het NT (42).
- Ned. : zegenen < signare (tekenen) , het signum (teken)
van het kruis slaan. Arabisch : بَارَكَ = bâraka (zegenen). Taalgebruik in de Qoran : bâraka (zegenen). D. : segnen. E. : to bless. Fr. : bénir. Gr. : ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen). Taalgebruik
in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen). Hebreeuws : בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen). Lat. : benedicere.
- Misschien is het niet toevallig dat er een relatie gelegd wordt tussen het begin van vers 21 en dat van 22. Hierdoor wordt een verband gelegd tussen bara (scheppen) en barakh (zegenen). Vertalen we bara door baren en bekijken we de context van barakh , dan zien we dat beiden met voortbrengen te maken hebben.
Gn
1,22.3. אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God). Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ;
mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43). Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4.
De som van de elementen is telkens 5. De verkorte vorm van de godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm is אֵל = ´èl. Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (299). Pentateuch (216). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (25). 12 Kleine
Profeten (14). Geschriften (16). Gn (140). Ex (31). Lv (0). Nu (7). Dt (29). Gn 1 (26 verzen; 31X). Niet in (1) Gn 1,13. (2) Gn 1,15. (3) Gn 1,19. (4) Gn 1,23. (5) Gn 1,30. De godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt 31X in Gn 1 voor. Het aantal verzen in Gn
1 is 31.
- Grieks. θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Taalgebruik in de LXX : theos
(God). Een vorm van θεος = theos (God) in de LXX (3984) , in het NT (1314).
- Ned. : God. Arabisch : اَللە = ´allah (Allah). Taalgebruik in de Qoran : ´allah (Allah). In het woord Allah zit het woord `al (op, verheven). D. : Gott. E. : God. Fr. : dieu. De vloek dju. Grieks : θεος = theos (God) . Taalgebruik in het
NT : theos
(God). Hebreeuws : אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God). Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm
(God).
- אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) heeft een mannelijke meervoudsvorm ; we zouden moeten vertalen : goden. Als collectief zouden we kunnen vertalen : god. Zo kan dan ook het enk. van het werkw. verklaard worden. Onder goden k/ kunnen an zowel de mannelijke als de vrouwelijke god(en) begrepen zijn.
- De Godsnaam יהוה = JHWH wordt veelvuldiger dan de naam אֱלֹהִים = ´èlohîm (god) gebruikt. Vergelijk maar : יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). Gn (128).
Ex (299). Lv (199). Nu (287). Dt (413). In Gn : ´èlohîm (god) (140) , de Godsnaam JHWH (128) , vooral in Gn 1-25.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 26 (31X) | 31 | 0 | 7 | 29 | |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 0 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- De woorden אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) en אֵל = ´èl (God) beginnen met een aleph. De getalwaarde van אֵל = ´èl (God) is 13 OF 31 , wellicht met een grote symbolische betekenis ; 1 => 3 OF 3 =
Gn
1,22.5. act. qal imperat. 2de pers. mann. mv. פְּרוּ = përû (weest vruchtbaar) van het werkw. פרה = pârâh : 1. vruchtbaar zijn , voortbrengen. 2. bloeien , opschieten. Taalgebruik in Tenakh : pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten). Getalwaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 42 (2² X 13) OF 285 (3 X 5 X 19). Structuur : 8 - 2 - 5. De som van de elementen is telkens 7. p-r-w. Tenakh (5). përû (weest vruchtbaar). Tenach (4) : (1) Gn 1,22. (2) Gn 1,28. (3) Gn 9,1. (4) Gn 9,7.
- Ned. : vrucht. Arabisch : فَاكِة = fâkihah (fruit). Taalgebruik in de Qoran : fâkihah (fruit). D. : Frucht. E. : fruit. Fr. : fruit. Grieks : καρπος = karpos (vrucht). Taalgebruik
in het NT : karpos
(vrucht). Hebreeuws : פְּרִי = përî (vrucht, fruit). Taalgebruik in Tenakh : përî (vrucht). Latijn : frui
- fructus.
Gn
1,22.8. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525). Gn 1 (12) : (1) Gn
1,1. (2) Gn
1,4. (3) Gn
1,7. (4) Gn
1,16. (5) Gn
1,21. (6) Gn
1,22. (7) Gn
1,25. (8) Gn
1,27. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. (11) Gn
1,30. (12) Gn
1,31.
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138). Gn 1 (5) : (1) Gn
1,1. (2) Gn 1,16. (3) Gn 1,21. (4) Gn 1,25. (5) Gn 1,29.
Gn
1,22.9. הַמָּיִם = hammajim (de wateren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfstandig naamw. מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Getalwaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5). Structuur : 4 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (85). Pentateuch (45). Eerdere Profeten (23). Latere Profeten (5). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (12). Gn (28). Gn 1 (8) : (1) Gn 1,2. (2) Gn 1,6. (3) Gn 1,7. (4) Gn 1,9. (5) Gn 1,10. (6) Gn 1,20. (7) Gn 1,21. (8) Gn 1,22.
- Grieks : nom. en acc. onz. mv. ὑδατα = hudata van het zelfst. naamw. ὑδωρ = hudôr (water). Taalgebruik in het NT
: hudôr
(water). Taalgebruik in de LXX
: hudôr
(water). LXX (60). Pentateuch (10). Gn (3) : (1) Gn 1,20. (2) Gn 1,21. (3) Gn 1,22.
hudôr (water) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
4 | nom. + acc. onz. mv. hudata | 60 | 55 | 5 | 2 | 1 | 1 | 1 | 3 | 4 | |||||
totaal | 666 | 596 | 70 | 7 | 5 | 6 | 19 | 6 | 10 | 17 | 18 | 37 | 3 | 7 |
- Ned. : water. Arabisch : مَأء = mâh (water). Taalgebruik in de Qoran : mâh (water). D. : Wasser. E. : water. Fr. : eau. Grieks : ὑδωρ = hudôr (water). Hebreeuws : מַיִם= majim (water). Taalgebruik in Tenakh : majim (water). Taalgebruik in het NT : hudôr (water). Lat. : aqua.
Gn 1,22.11. act. ind. qap jiqtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. jussief יִרְבֶּה = jirëbèh (hij zal talrijk worden) en act. hifil jiqtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. יַרְבֶּה = jarëbèh (hij zal doen talrijk worden) van het werkw. erkw. רָבָה = râbâh (veel, talrijk worden of zijn, ver, groot, lang, machtig zijn, opgroeien). Taal