Zie ook naar - bijbeloverzicht -- overzicht van Genesis: - Gn - bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bibliografie van het Oude Testament -
Uitleg vers per vers : - Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - Gn 4,25 - Gn 4,26 -
- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Gn (Genesis)
-- Gn 4 -
- Gn 4,1-16
-- Gn 4,17-24
-- Gn 4,25-26 -
Kaïn en Abel. Gn 4,1-16 - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 -
Gn 4,1 - Gn 4,1 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. 1] And Adam knew Eve his wife; and she conceived, and bare
Cain, and said, I have gotten a man from the LORD.
Luther-Bibel. 4 1 Und Adam erkannte seine Frau Eva, und sie ward schwanger
und gebar den Kain und sprach: Ich habe einen Mann gewonnen mit Hilfe des HERRN.
Tekstuitleg van Gn 4,1. Het vers Gn 4,1 telt 14 (2 X 7) woorden en 49 (7 X 7) letters. De getalswaarde van Gn 4,1 is 4834 (2 X 2417).
Gn 4,1.1. אָדָם = ´âdâm (mens). Taalgebruik in Tenakh : ´âdâm (mens). Getalswaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , mem = 13 of 40 ; totaal : 18 (2 X 3²) of 45 (3² X 5). Structuur : 1 - 4 - 40 (´ed = damp ; 1-4 structuur). De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (358). Pentateuch (32). Eerdere Profeten (16). Latere Profeten (159). 12 Kleine Profeten (17). Geschriften (134). 2 K (4) : (1) 2 K 7,10. (2) 2 K 19,18. (3) 2 K 23,14. (4) 2 K 23,20. Gn (8). (1) Gn 1,26. (2) Gn 4,25. (3) Gn 5,1 (geslachtslijst van Adam tot Noach). (4) Gn 5,2. (5) Gn 5,3. (6) Gn 5,4. (7) Gn 5,5. (8) Gn 16,12.
- הָאָדָם = hâ´âdâm (en Adam) < prefix bepaald lidwoord + zelfst. naam (eigennaam). Tenakh (126). Gn (30). Gn 2-3 (17).
- וְהָאָדָם = wëhâ´âdâm (en Adam) < prefix voegwoord wë + bepaald lidwoord + zelfst. naam (eigennaam). Tenakh (1) : Gn 4,1.
- אֲדָמָה = ´ädâmâh (aarde, grond). Taalgebruik in Tenakh : ´ädâmâh (aarde, grond). Getalswaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal : 23 OF 50. Structuur : 1 - 4 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (18).
- דָם = dâm (bloed, bloedschuld). Taalgebruik in Tenakh : dâm (bloed, bloedschuld). Getalswaarde : daleth = 4 , mem = 13 of 40 ; totaal : 17 OF 44 (4 X 11). Structuur : 4 - 4. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (70).
Gn 4,1.2. יָדַע = jâda` (kennen, weten). Taalgebruik in Tenakh : jâda` (kennen, weten). Getalswaarde : jod = 10 , daleth = 4 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7). Structuur : 1 - 4 - 7. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (108).
Gn 4,1.3. אֶת = ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525).
Gn 4,1.4. חַוָּה = chawwâh (Eva). Taalgebruik in Tenakh : chawwâh (Eva). Getalswaarde : chet = 8 , waw = 6 , he = 5 ; totaal : 19. Structuur : 8 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (2) : (1) Gn 3,20. (2) Gn 4,1.
Gn 4,1.6. act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. וַתַּהַר = waththahar (en zij werd zwanger) van het werkw. הָרָה = hârâh (zie Jouön 79i , p.160). Taalgebruik in Tenakh : härâh (zwanger worden, - zijn). Getalswaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7). Structuur : 5 - 2 - 5. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (28). Pentateuch (18). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (1). 12 Kleine Profeten (3). Geschriften (2). Gn (13) : (1) Gn 4,1 (Eva - Kaïn). (2) Gn 4,17 (de vrouw van Kaïn - Henoch). (3) Gn 16,4 (Hagar). - Gn 19,36 (beide dochters van Lot - Moab en Ben - Ammi) - (4) Gn 21,2 (Sara - Isaak). (5) Gn 25,21 (Rebekka - Esau en Jakob). (6) Gn 29,32 : waththahar leâh waththelèth (en Lea werd zwanger en zij baarde; Lea - Ruben). (7) Gn 29,33 (Lea - Simeon). (8) Gn 29,34 (Lea - Levi). (9) Gn 29,35 (Lea - Juda). (10) Gn 30,5 : waththahar bilëhâh waththelèth (en Bilha werd zwanger en zij baarde; Bilha - Dan). (10) Gn 30,7 (Bilha, de slavin van Rachel, - Naftali). (11) Gn 30,19 (Lea - Zebulon). (12) Gn 30,23 (Rachel - Jozef). (13) Gn 38,4 (Sua , de vrouw van Juda, - Onan). Eerdere Profeten (4) : (1) 1 S 1,20. (2) 1 S 2,21. (3) 2 S 11,5. (4) 2 K 4,17.
waththelèd (en zij baarde, en zij bracht ter wereld). Actief qal imperfectum derde persoon vrouwelijk enkelvoud. Bijbel (63). Gn (31) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,17. (3) Gn 4,20. (4) Gn 4,25. Verwijzing : thôlëdoth (ontstaansgeschiedenissen) , zie Gn 2,4.
Gn 4,1.9. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,1.14. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn 4,2 - Gn 4,2 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [2] And she again bare his brother Abel. And Abel was a
keeper of sheep, but Cain was a tiller of the ground.
Luther-Bibel. 2 Danach gebar sie Abel, seinen Bruder. Und Abel wurde ein Schäfer,
Kain aber wurde ein Ackermann.
Tekstuitleg van Gn 4,2. Het vers Gn 4,2 telt 14 (2 X 7) woorden en 46 (2 X 23) letters. De getalswaarde van Gn 4,2 is 2687 (2 X 3 X 5 X 89).
3. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525).
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138).
4. (1) אָחִיו = ´achîw (zijn broer) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. (2) אֶחָיו = ´èchâ(j)w (zijn broers) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. אָח = ´âch (broer). Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer). Getalswaarde = aleph = 1 , chet = 8 ; totaal : 9 (3²). Structuur : 1 - 8. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (153). Pentateuch (88). Eerdere Profeten (26). Latere Profeten (9). 12 Kleine Profeten (7). Geschriften (23). Gn (64). Gn 25 (2) : (1) Gn 25,18. (2) Gn 25,26.
- אָח = ´âch (broer) < naamwoord met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker (qal-vorm) (Lettinga 24c1). De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettings 13h). Stat. construct. אֲחִי = ächî (Lettinga 37b) ; de uitgang zou een oude genit.-uitgang zijn (Lettinga 23f). Het suffix van het bezittelijk voornaamwoord 3de pers. mann. enk. is normalerwijze hu ; in sommige gevallen valt de h weg (Lettinga 11f1). Met suffix אָחִיו = ´achîw (zijn broer).
- Grieks : ὁ αδελφος αυτου = ho adelfos autou (zijn broer). LXX (20). NT (4).
- Ned. : broer. Arabisch : أخ = ´ach (broer). Taalgebruik in de Qoran : ´ach (broer). D. : Bruder. E. : brother. Fr. : frère. Grieks : αδελφος = adelfos (broer). Taalgebruik in het NT : adelfos (broer). Hebreeuws : אָח = ´âch (broer). Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer). Lat.: frater (fra-ter , pa-ter , ma-ter ; broe-der , va-der, moe-der).
5. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine
Profeten (207). Geschriften (967). Gn (525).
- וְאֶת / וְאִת = wë´èth / wë´eth < wë + ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh : ´eth
(accusatief). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23
OF 401 (priemgetal). Structuur : 1 - 4. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse
alfabet. Tenakh (1417). Pentateuch (519). Eerdere Profeten (393). Latere Profeten (235). 12 Kleine
Profeten (29). Geschriften (241). Gn (138).
Gn
4,2.6. הֶבֶל = hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel. Ook de persoonsnaam Abel. Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid). Getalswaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37. Structuur : 5 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 1. h-b-l. Tenakh (49). Pentateuch (5). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (37). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,2. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,25.
- וְהֶבֶל = wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < prefix voegwoord wë +. Tenakh (3) : (1) Gn 4,4. (2) Js 49,4. (3) Spr 31,30.
Gn 4,2.9. act. qal part. nom. mann. enk. רֹעֶה = ro`èh (weidend) van het werkw. רָעָה = râ`âh (herderen, weiden OF het kwade, slechtheid). Taalgebruik in Tenakh : râ`âh . Getalswaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 , he = 5 ; totaal : 41 OF 275 (11 X 25). Structuur : 2 - 7 - 5. De som van de elementen is telkens 5.
Gn 4,2.10. צֹאן = tso´n (kudde). Taalgebruik in Tenakh : tso´n (kudde). Getalswaarde : tsade = 18 of 90 , nun = 14 of 50 ; totaal : 32 OF 140. Structuur : 9 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (70). Gn (17).
Gn
4,2.9. - 10. רֹעֶה אֶת צֹאן = ro`èh ´èth tso´n (weidend de kudde). Bijbel (2) : (1) Gn 30,36 (Jakob bij Laban). (2) Ex 3,1 (Mozes).
- רֹעֶה צֹאן = ro`èh tso´n (weidend een kudde). Bijbel (3) : (1) Gn 4,2. (2) Gn 46,34. (3) Gn 47,3.
Gn
4,2.11. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,2.14. אֲדָמָה = ´ädâmâh (aarde, grond). Taalgebruik in Tenakh : ´ädâmâh (aarde, grond). Getalswaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal : 23 OF 50. Structuur : 1 - 4 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5.
Gn 4,3 - Gn 4,3 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [3] And in process of time it came to pass, that Cain brought
of the fruit of the ground an offering unto the LORD.
Luther-Bibel. 3 Es begab sich aber nach etlicher Zeit, dass Kain dem HERRN
Opfer brachte von den Früchten des Feldes.
Tekstuitleg van Gn 4,3. Het vers Gn 4,3 telt 9 (3 X 3) woorden en 36 (4 X 9) letters ; verhouding ; 1 op 4. De getalswaarde van Gn 4,3 is 1084 (2 X 2 X 271).
Gn
4,3.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn). Getalswaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5). Structuur : 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Joz (59). Re (47). 1 S (58). 2 S (43). 1 K (78). 2 K (54). In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten : wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit : jahëjih i.p.v. jahëwih : Lettinga 12 , 2012 , 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i , vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort : jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak : wajhi.
- Grieks : ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden). Taalgebruik in het NT : ginomai (worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...) : een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende) , een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174) , in het NT (667).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenakh | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî : 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
4,3.3. mann. mv. יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag). Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7). Structuur : 1 - 6 - 4. De som van de elementen is telkens 2. j-m-m. Tenakh (289). Pentateuch (117). Eerdere Profeten (45). Latere Profeten (45). 12 Kleine Profeten (10). Geschriften (66). Gn (23). Ex (26) : (1) Ex 3,18. (2) Ex 5,3. (3) Ex 7,25. (4) Ex 8,23. (5) Ex 10,22. (6) Ex 10,23. (7) Ex 12,15. (8) Ex 12,19. (9) Ex 13,6. (10) Ex 15,22. (11) Ex 16,26. (12) Ex 19,15. (13) Ex 20,9. (14) Ex 20,11. (15) Ex 22,29. (16) Ex 23,12. (17) Ex 23,15. (18) Ex 24,16. (19) Ex 29,30. (20) Ex 29,35. (21) Ex 29,37. (22) Ex 31,15. (23) Ex 31,17. (24) Ex 34,18. (25) Ex 34,21. (26) Ex 35,2. Lv (31) : (1) Lv 8,33. (2) Lv 8,35. (3) Lv 12,2. (4) Lv 12,4. (5) Lv 12,5. (6) Lv 13,4. (7) Lv 13,5. (8) Lv 13,21. (9) Lv 13,26. (10) Lv 13,31. (11) Lv 13,33. (12) Lv 13,50. (13) Lv 13,54. (14) Lv 14,8. (15) Lv 14,38. (16) Lv 15,13. (17) Lv 15,19. (18) Lv 15,24. (19) Lv 15,25. (20) Lv 15,28. (21) Lv 22,27. (22) Lv 23,3. (23) Lv 23,6. (24) Lv 23,8. (25) Lv 23,34. (26) Lv 23,36. (27) Lv 23,39. (28) Lv 23,40. (29) Lv 23,41. (30) Lv 23,42. (31) Lv 25,29. Dt (19).
- Grieks. gen. vr. enk. + acc. vr. mv. ἡμερας = hèmeras (dagen) van het zelfst. naamw. ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag). Taalgebruik in het NT : hèmera (dag). Ex (36). Ex 20 (1) Ex 20,9.
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. vr. enk. + acc. vr. mv hèmeras | 799 | 575 | 224 | 13 | 11 | 14 | 8 | 40 | 126 | 12 | 38 | 46 |
- Ned. : dag. Arabisch : يَوم = jaum (dag). Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum). D. : Tag. E. : day. F. : jour < Lat. diurnum. Cfr journaal. Grieks : ἡμερα = hèmera (dag). Taalgebruik in het NT : hèmera (dag). Lat. : dies. Hebreeuws : יוֹם = jôm (dag). Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag).
Gn
4,3.4. verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיָּבּוֹא = wajjâbô´ (en hij ging) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen). Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen). Getalswaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3. Structuur : 2 - 1. De som van de elementen is telkens 3. Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader). Tenakh (21) : (1) 1 S 4,13. (2) 1 K 3,15. (3) 1 K 7,14. (4) 1 K 13,11. (5) 1 K 22,15. (6) 1 K 22,30. (7) 1 K 22,37. (8) 2 K 9,30. (9) Js 38,1. (10) Ez 14,1. (11) Ez 23,44. (12) Ez 36,20. (13) Ez 40,6. (14) Hos 6,3. (15) Ps 24,7. (16) Job 1,6. (17) Job 2,1. (18) Est 4,2. (19) Est 4,9. (20) Est 5,10. (21) Est 6,6.
- וַּיָּבִא = wajjâbe´ (en hij ging) < prefix voegwoord consec. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk.. Tenakh (289).
Gn
4,3.5. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,4 - Gn 4,4 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James version. And Abel, he also brought of the firstlings of his flock
and of the fat thereof. And the LORD had respect unto Abel and to his offering:
Luther-Bibel. 4 Und auch Abel brachte von den Erstlingen seiner Herde und von
ihrem Fett. Und der HERR sah gnädig an Abel und sein Opfer,
Tekstuitleg van Gn 4,4. Dit vers Gn 4,4 telt 13 woorden en 51 ( = 3 X 17) letters. De getalswaarde van Gn 4,4 is 2093 (= 7 X 13 X 23).
Gn 4,4.1. הֶבֶל = hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel. Ook de persoonsnaam Abel. Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid). Getalswaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37. Structuur : 5 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 1. h-b-l. Tenakh (49). Pentateuch (5). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (37). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,2. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,25.
- וְהֶבֶל = wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < prefix voegwoord wë +. Tenakh (3) : (1) Gn 4,4. (2) Js 49,4. (3) Spr 31,30.
Gn 4,4.7. επειδεν = epeiden ( hij keek neer ) < voorzetsel ep' + act. ind. aor. 3de pers. enk. van het werkw. εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken). Taalgebruik in het NT : eforaô (kijken op, neerkijken). Taalgebruik in de Septuaginta : eforaô (kijken op, neerkijken). Tenakh (5) : (1) Gn 4,4 (en JHWH keek neer - sjâ`â - op Abel). (2) Ex 2,25 (en hij - God - keek neer - râ´âh - op de Israëlieten). (3) Ps 54,9 (Mijn oog keek neer - râ´âh - op mijn vijanden). (4) Ps 92,12 (Mijn oog keek neer - nâbhat - op mijn vijanden). (5) Lc 1,25 (God keek neer op mijn schande). Een vorm van εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) in de LXX (29) , in het NT (2) : (1) Lc 1,25. (2) Hnd 4,29. Een vorm van εφοραω = eforaô (kijken op, neerkijken) in de LXX
in 29 verzen.
- וַיִּשַׁע = wajjisja` (en hij zag om naar) van het werkw. שָׁעָה = sjâ`âh (omzien, zich wenden tot). Taalgebruik in Tenakh : sjâ`âh (omzien, zich wenden tot). Tenakh (1) : Gn 4,4. wjjsj`: Tenakh (6) : (1) Gn 4,4. (2) Re 3,31. (3) 1 S 23,5. (4) 2 S 8,6. (5) Spr 20,22. (6) Job 5,15.
- Kijken op - neerzien kan positief of negatief geïnterpreteerd worden : genadig neerzien op , misprijzend neerkijken op. Lc 1,25 verwijst naar Gn 30,23 waar Sara zegt dat God haar schande wegnam. Sara was een hele periode kinderloos. Met de geboorte van Jozef werd haar vruchtbaarheid bevestigd. In Gn 30,22 wordt niet επειδεν = epeiden gebruikt , maar επεκουσεν = epèkousen (hij luisterde naar). Taalgebruik in het NT : epakouô (luisteren naar , beluisteren).
Gn 4,4.8. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn 4,4.9. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
Gn 4,4.10. הֶבֶל = hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel. Ook de persoonsnaam Abel. Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid). Getalswaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37. Structuur : 5 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 1. h-b-l. Tenakh (49). Pentateuch (5). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (37). Gn 4 () : (1) Gn 4,2. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,25.
- וְהֶבֶל = wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < prefix voegwoord wë +. Tenakh (3) : (1) Gn 4,4. (2) Js 49,4. (3) Spr 31,30.
Gn 4,4.11. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
Gn 4,5 - Gn 4,5 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [5] But unto Cain and to his offering he had not respect.
And Cain was very wroth, and his countenance fell. [6] And the LORD said unto
Cain, Why art thou wroth? and why is thy countenance fallen?
Luther-Bibel. 5 aber Kain und sein Opfer sah er nicht gnädig an. Da ergrimmte
Kain sehr und senkte finster seinen Blick.
Tekstuitleg van Gn 4,5. Het vers Gn 4,5 telt 11 woorden en 39 (13 + 26) letters. De getalswaarde van Gn 4,5 is 1881 (3 X 3 X 11 X 19).
Gn
4,5.1. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
Gn
4,5.2. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn
4,5.1. - 2. וְאֶל קַיִן = qajin (Kaïn). Tenakh (1) : Gn
4,5.
- אֶל קַיִן = ´èl qajin (tot Kaïn). Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
Gn
4,5.3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
Gn
4,5.7. וַיִּחַר = wajjichar ( hij ontbrandde ) < wë + act. qal imperfectum 3de pers. mann. enk. OF (2) wëjichar (en dat ontbrandde) act. qal jussief 3de pers. mann. enk. van het werkwoord חָרָה = chârah ( branden, ontbranden ). Taalgebruik in Tenakh : (chârâh ( branden, ontbranden). Getalswaarde : chet = 8, resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71). Structuur : 8 - 2 - 5. De som van de elementen is telken,s 6. Tenakh (50). Pentateuch (19). Eerdere Profeten (18). Latere Profeten (1). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (11). Bijbel (50). Gn (5). Ex (3). Nu (10). Dt (1). Joz (1). Re (6). 1 S (5). 2 S (6). 2 K (1). Gn (5) : (1) Gn 4,5. (2) Gn 30,2. (3) Gn 31,36. (4) Gn 34,7. (5) Gn 39,19. Ex (3) : (1) Ex 4,14. (2) Ex 32,10. (3) Ex 32,19. Nu (10) : (1) Nu 11,1. (2) Nu 11,10. (3) Nu 12,9. (4) Nu 16,15. (5) Nu 22,22. (6) Nu 22,27. (7) Nu 24,10. (8) Nu 25,3. (9) Nu 32,10. (10) Nu 32,13. Dt (1) Dt 29,26. Eerdere Profeten (18) : (1) Joz 7,1. (2) Re 2,14. (3) Re 2,20. (4) Re 3,8. (5) Re 9,30. (6) Re 10,7. (7) Re 14,19. (8) 1 S 11,6. (9) 1 S 15,11. (10) 1 S 17,28. (11) 1 S 18,8. (12) 1 S 20,30. (13) 2 S 3,8. (14) 2 S 6,7. (15) 2 S 6,8. (16) 2 S 12,5. (17) 2 S 13,21. (18) 2 K 13,3.
- toorn ontbranden. vergrammen < gram , Gr. chromos (ge-grom). Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd. Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging , vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet'. Gr. thumos. Ned. toorn. Gr. perilupos : zeer bedroefd.
Gn
4,5.10. וַיִּפְּלוּ = wajjiphphëlû (en zij vielen) < prefix voegwoord waw consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. נָפַל = nâphal (vallen). Taalgebruik in Tenakh : nâphal
(vallen). Getalswaarde : nun = 14 of 50 , pe = 17 of 80 , lamed = 12 of
30 ; totaal : 43 of 160. Structuur : 50 - 80 - 30 (5 - 8 - 3). De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (4) : (1) Gn 4,5. (2) Gn 14,10. (3) Gn 44,14. (4) Gn 50,18.
- een woord met dezelfde structuur is nâchâsj (slang). Taalgebruik
in Tenakh : nâchâsj
(slang). Getalswaarde : nun = 14 of 50 ; chet = 8 , sjin = 21 of 300 ; totaal
: 43 (16 + 23) of 358 (2 X 179). Structuur : 50 - 8 - 300 (5 - 8 - 3). De som van de elementen is telkens 7. Evenzo nèphèsj
(geest). Taalgebruik in Tenakh : nèphèsj
(geest). Getalswaarde : nun = 14 of 50 , phe = 17 of 80 , sjin = 21 of 300
; totaal : 52 (2 X 26) of 430 10 X 43). Structuur : 50 - 80 - 300 (5 - 8 - 3).
Gn 4,5.11. פָּנָיו = pänä(j)w (zijn aangezicht) < mann. mv. stat. construct. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht). Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht). Getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 54 ( 2 X 3³) OF 180 (2² X 3² X 5). Structuur : 8 - 5 - 1 - 4. De som van de elementen is 8. Tenakh (91). Pentateuch (25).
Gn 4,6 - Gn 4,6 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And the LORD said unto Cain, Why art thou wroth? and why
is thy countenance fallen?
Luther-Bibel. 6 Da sprach der HERR zu Kain: Warum ergrimmst du? Und warum senkst
du deinen Blick?
Tekstuitleg van Gn 4,6. Dit vers Gn 4,6 is 10 (2 X 5) woorden en 34 (2 X 17) letters. De getalswaarde van Gn 4,6 is 1219 (23 X 53).
Gn 4,6.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere. Fr. : dire. Italiaans : dire. Spaans : decir.
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn
4,6.2. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn
4,6.1. - 2.
וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak). Tenakh (3) : (1) Gn 8,15. (2) Ex 6,2. (3) Ex
20,1. Zie ook Gn 17,3.
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak). Tenakh (100 = 2² X 5²).
Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3). Niet in Gn.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (20). Gn 1 (9) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Verder : (10) Gn 6,13. (11) Gn 9,8. (12) Gn 9,12. (13) Gn 9,17. (14) Gn 17,9. (15) Gn 17,15. (16) Gn 17,19. (17) Gn 21,12. (18) Gn 35,1. (19) Gn 43,29. (20) Gn 46,2.
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei). Tenakh (204). Gn (18) : (1) Gn
2,18. (2) Gn
3,13. (3) Gn
3,14. (4) Gn
3,22. (5) Gn
4,6. (6) Gn
4,9. (7) Gn
4,15. (8) Gn
6,3. (9) Gn
6,7. (10) Gn
7,1. (11) Gn
8,21. (12) Gn
11,6. (13) Gn
12,1. (14) Gn
18,13. (15) Gn
18,20. (16) Gn
18,26. (17) Gn
25,23. (18) Gn
31,3.
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm (en JHWH God zei). Tenakh (4) : (1) Gn
2,18. (2) Gn
3,13. (3) Gn
3,14. (4) Gn
3,22.
- וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
Gn
4,6.3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
Gn
4,6.1. - 3. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל = wajjo´mèr JHWH ´èl (en JHWH zei tot). Tenakh (112). Gn (6) : (1) Gn 4,6 (tot Qaïn). (2) Gn 4,9 (tot Qaïn). (3) Gn 8,21 (tot zichzelf). (4) Gn 12,1 (tot Abram). (5) Gn 18,13 (tot Abraham). (6) Gn 31,3 (tot Jakob).
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל = wajjo´mèr ´èlohîm ´èl (en God zei tot). Tenakh (9). Gn (6). (1) Gn 9,8 (tot Noach). (2) Gn 9,17 (tot Noach). (3) Gn 17,9 (tot Abraham). (4) Gn 17,15 (tot Abraham). (5) Gn 21,12 (tot Abraham). (6) Gn 35,1 (tot Jakob). (7) Ex 3,14 (tot Mozes). (8) Nu 22,12 (tot Bileam). (9) Jon 4,9 (tot Jona).
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים אֶל = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm ´èl (en JHWH God zei tot). Tenakh (1) : Gn 3,14 (tot de slang).
Gn
4,6.4. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 (17 + 26) OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn
4,6.3. - 4. אֶל קַיִן = ´èl qajin (tot Kaïn). Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
- וְאֶל קַיִן = qajin (Kaïn). Tenakh (1) : Gn
4,5.
Gn
4,6.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל קַיִן = wajjo´mèr JHWH ´èl qajin (en JHWH zei tot Kaïn).
Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
- וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל הֶבֶל
= wajjo´mèr qajin ´èl hèbhèl (en Kaïn zei tot Abel). Tenakh (1) : Gn 4,8.
-
וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל יהוה = wajjo´mèr qajin ´èl JHWH (en Kaïn zei tot JHWH). Tenakh (1) : Gn 4,13.
Gn
4,6.5. לָמָּה = lâmmâh
(waarom) < prefix voorzetsel lë + vragend voornaamw. mâh (wat). Taalgebruik in Tenakh : lâmmâh
(waarom). Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal
: 30 (2 X 3 X 5) OF 75 (3 X 5²). Structuur : 3 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (140). Pentateuch (33). Eerdere Profeten (44). Latere Profeten (16). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (42). Gn (17). De vraag waarom wordt het eerst gesteld in Gn 4,6.
- Ned. : waarom (om wat). D. : war-um. Fr. : pour-quoi. E. : wherefore. Gr. : ἱνα τι = hina tí (om wat - waarom). Hebr.. לָמָּה = lâmmâh
(waarom) < prefix voorzetsel lë + vragend voornaamw. mâh (wat). Taalgebruik in Tenakh : lâmmâh
(waarom). Lat. : quare (ablatief qua re : om welke zaak, waarom).
Gn 4,6.6.
chârâh (branden, ontbranden). Verwijzing :
chârâh
(branden, ontbranden) . In toorn ontbranden. vergrammen < gram
, Gr. chromos ( ge-grom ). Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een
begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd. Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging
, vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet'. In 17 verzen. In de zin van
drie woorden in Gn
4,6 (lâmmah chârah lakh = waarom ben je vertoornd) komt vijfmaal
de a-klank voor , een klaagklank.
Gr. thumos. Ned. toorn. Gr. perilupos : zeer bedroefd. Bijbel (9). O.T.
(5). N.T. (4). Gn
4,6 ( hina ti perilupos egenou = waarom werd jij zeer bedroefd ) en Ps
42,6 ( hina ti perilupôs ei = waarom ben je bedroefd ) komen in de
LXX sterk met elkaar overeen.
Zie ook : tisjëthôchächî ( je boog je neer ). Histaf`al
van het werkw. chwh ( zich neerbuigen ). In drie verzen in Ps 42-43 , telkens
in het refrein.
Lat. incurvaris < in - + curvaris ( curvari : pass. praes. 2de pers. enk.
). curvus ( cfr curve ) : krom (c - r ) , gebogen. Gr. perilupos ( zeer bedroefd
).
Gn 4,7 - Gn 4,7 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [7] If thou doest well, shalt thou not be accepted? and
if thou doest not well, sin lieth at the door. And unto thee shall be his desire,
and thou shalt rule over him.
Luther-Bibel. 7 Ist's nicht also? Wenn du fromm bist, so kannst du frei den
Blick erheben. Bist du aber nicht fromm, so lauert die Sünde vor der Tür, und
nach dir hat sie Verlangen; du aber herrsche über sie.
Tekstuitleg van Gn 4,7.
13. וְאַתָּה = wë´âththâh (en jij) < prefix verbindingswoord wë + persoonl. voornaamw. 2de pers. man. enk. אַתָּה = ´aththâh (jij). Taalgebruik in Tenakh : ´aththâh (jij). Getalswaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 , he = 5 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 406 (2 X 7 X 29). Structuur : 1 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (191). Pentateuch (39). Eerdere Profeten (34). Latere Profeten (63). 12 Kleine Profeten (4). Geschriften (51). Gn (9) : (1) Gn 3,15. (2) Gn 4,7. (3) Gn 6,21. (4) Gn 15,15. (5) Gn 17,9. (6) Gn 31,44. (7) Gn 32,13. (8) Gn 38,23. (9) Gn 45,19.
Gn 4,8 - Gn 4,8 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [8] And Cain talked with Abel his brother: and it came to
pass, when they were in the field, that Cain rose up against Abel his brother,
and slew him.
Luther-Bibel. 8 Da sprach Kain zu seinem Bruder Abel: Lass uns aufs Feld gehen!
Und es begab sich, als sie auf dem Felde waren, erhob sich Kain wider seinen
Bruder Abel und schlug ihn tot.
Tekstuitleg van Gn 4,8. Het vers Gn 4,8 telt 14 woorden en 54 (2 X 27) letters. De getalswaarde van Gn 4,8 is 1959 (3 X 653).
Gn 4,8.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere. Fr. : dire. Italiaans : dire. Spaans : decir.
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin a.
Gn
4,8.2.
קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,8.1. - 2. וַיּאֹמֶר קַיִן = wajjo´mèr qajin (en Kaïn zei). Tenakh (2) : (1) Gn 4,8. (2) Gn 4,13.
Gn
4,8.3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w ´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1)
Gn 4,4. (2)
Gn 4,5.
Gn
4,8.4. הֶבֶל = hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel. Ook de persoonsnaam Abel. Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid). Getalswaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37. Structuur : 5 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 1. h-b-l. Tenakh (49). Pentateuch (5). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (37). Gn 4 () : (1) Gn 4,2. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,25.
- וְהֶבֶל = wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < prefix voegwoord wë +. Tenakh (3) : (1) Gn 4,4. (2) Js 49,4. (3) Spr 31,30.
Gn 4,8.3. - 4. אֶל הֶבֶל = ´èl hèbhèl (tot Abel). Gn 4 (3) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,8 (2X).
Gn
4,8.1. - 4.
וַיּאֹמֶר יהוה אֶל קַיִן = wajjo´mèr JHWH ´èl qajin (en JHWH zei tot Kaïn).
Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
- וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל הֶבֶל
= wajjo´mèr qajin ´èl hèbhèl (en Kaïn zei tot Abel). Tenakh (1) : Gn 4,8.
-
וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל יהוה = wajjo´mèr qajin ´èl JHWH (en Kaïn zei tot JHWH). Tenakh (1) : Gn 4,13.
Gn
4,8.5. (1) אָחִיו = ´achîw (zijn broer) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. (2) אֶחָיו = ´èchâ(j)w (zijn broers) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. אָח = ´âch (broer). Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer). Getalswaarde = aleph = 1 , chet = 8 ; totaal : 9 (3²). Structuur : 1 - 8. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (153). Pentateuch (88). Eerdere Profeten (26). Latere Profeten (9). 12 Kleine Profeten (7). Geschriften (23). Gn (64).
- אָח = ´âch (broer) < naamwoord met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker (qal-vorm) (Lettinga 24c1). De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettings 13h). Stat. construct. אֲחִי = ächî (Lettinga 37b) ; de uitgang zou een oude genit.-uitgang zijn (Lettinga 23f). Het suffix van het bezittelijk voornaamwoord 3de pers. mann. enk. is normalerwijze hu ; in sommige gevallen valt de h weg (Lettinga 11f1). Met suffix אָחִיו = ´achîw (zijn broer).
- Grieks : ὁ αδελφος αυτου = ho adelfos autou (zijn broer). LXX (20). NT (4).
- Ned. : broer. Arabisch : أخ = ´ach (broer). Taalgebruik in de Qoran : ´ach (broer). D. : Bruder. E. : brother. Fr. : frère. Grieks : αδελφος = adelfos (broer). Taalgebruik in het NT : adelfos (broer). Hebreeuws : אָח = ´âch (broer). Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer). Lat.: frater (fra-ter , pa-ter , ma-ter ; broe-der , va-der, moe-der).
Gn 4,9 - Gn 4,9 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And the LORD said unto Cain, Where is Abel thy brother?
And he said, I know not: Am I my brother's keeper?
Luther-Bibel. 9 Da sprach der HERR zu Kain: Wo ist dein Bruder Abel? Er sprach:
Ich weiß nicht; soll ich meines Bruders Hüter sein?
Tekstuitleg van Gn 4,9. Dit vers Gn 4,9 telt 13 woorden en 46 (2 X 23) letters. De getalswaarde van Gn 4,9 is 1988 (2 X 2 X 7 X 71).
Gn 4,9.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 4 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 7 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
In 9 verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan
Gn
4,9.2. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn
4,9.1. - 2. וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak). Tenakh (3) : (1) Gn 8,15. (2) Ex 6,2. (3) Ex
20,1. Zie ook Gn 17,3.
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak). Tenakh (100 = 2² X 5²).
Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3). Niet in Gn.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (20). Gn 1 (9) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Verder : (10) Gn 6,13. (11) Gn 9,8. (12) Gn 9,12. (13) Gn 9,17. (14) Gn 17,9. (15) Gn 17,15. (16) Gn 17,19. (17) Gn 21,12. (18) Gn 35,1. (19) Gn 43,29. (20) Gn 46,2.
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei). Tenakh (204). Gn (18) : (1) Gn
2,18. (2) Gn
3,13. (3) Gn
3,14. (4) Gn
3,22. (5) Gn
4,6. (6) Gn
4,9. (7) Gn
4,15. (8) Gn
6,3. (9) Gn
6,7. (10) Gn
7,1. (11) Gn
8,21. (12) Gn
11,6. (13) Gn
12,1. (14) Gn
18,13. (15) Gn
18,20. (16) Gn
18,26. (17) Gn
25,23. (18) Gn
31,3.
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm (en JHWH God zei). Tenakh (4) : (1) Gn
2,18. (2) Gn
3,13. (3) Gn
3,14. (4) Gn
3,22.
- וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- וַיִּקְרָא יהוה = wajjiqërâ´ JHWH (en JHWH riep). Tenakh (4) : (1) Gn 3,9. (2) Ex 19,20. (3) Ex 34,6. (4) 1 S 3,4.
- וַיִּקְרָא יהוה אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ JHWH ´èlohîm (en JHWH God riep). Tenakh (2) : (1) Gn 3,9. (2) 1 S 3,4.
Gn
4,9.3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
1. - 3. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל = wajjo´mèr JHWH ´èl (en JHWH zei tot). Tenakh (112). Gn (6) : (1) Gn 4,6 (tot Qaïn). (2) Gn 4,9 (tot Qaïn). (3) Gn 8,21 (tot zichzelf). (4) Gn 12,1 (tot Abram). (5) Gn 18,13 (tot Abraham). (6) Gn 31,3 (tot Jakob).
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל = wajjo´mèr ´èlohîm ´èl (en God zei tot). Tenakh (9). Gn (6). (1) Gn 9,8 (tot Noach). (2) Gn 9,17 (tot Noach). (3) Gn 17,9 (tot Abraham). (4) Gn 17,15 (tot Abraham). (5) Gn 21,12 (tot Abraham). (6) Gn 35,1 (tot Jakob). (7) Ex 3,14 (tot Mozes). (8) Nu 22,12 (tot Bileam). (9) Jon 4,9 (tot Jona).
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים אֶל = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm ´èl (en JHWH God zei tot). Tenakh (1) : Gn 3,14 (tot de slang).
Gn
4,9.4. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn
4,9.3. - 4. וְאֶל קַיִן = qajin (Kaïn). Tenakh (1) : Gn
4,5.
- אֶל קַיִן = ´èl qajin (tot Kaïn). Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
Gn
4,9.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל קַיִן = wajjo´mèr JHWH ´èl qajin (en JHWH zei tot Kaïn).
Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
- וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל הֶבֶל
= wajjo´mèr qajin ´èl hèbhèl (en Kaïn zei tot Abel). Tenakh (1) : Gn 4,8.
-
וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל יהוה = wajjo´mèr qajin ´èl JHWH (en Kaïn zei tot JHWH). Tenakh (1) : Gn 4,13.
5. אִי = ´î (ie) kan verschillende betekenissen hebben : 1. vragend woord : waar ? 2. zelfstandig naamw. : eiland. Taalgebruik in Tenakh : ´î (eiland). 3. zelfst. naamw. : een diersoort b.v. nachtuil. 4. tussenwerpsel : de uitroep wee. 5. bijwoord : niet. Jouön 1965 , 88A. Het is een zelfstandig naamw. met slechts één medeklinker , nl. de aleph.
- אִי = אֵי = אַיֵּה = ´î (ie) 1. vragend woord : waar ? Taalgebruik in Tenakh : ´î =´ie (waar?).
- Ned. : waar ? Arabisch : أين؟ = ´aina (waar?). Taalgebruik : ´aina (waar?). D. :. E. : where. Fr. : où. Grieks : που = pou (waar?). Taalgebruik in het NT : pou (waar?). Hebreeuws : אַיִן = ´ajin (waar) = אִי = אֵי = אַיֵּה = ´ajjeh. Zie : אִי = ´î (ie) 1. vragend woord : waar ? Taalgebruik in Tenakh : ´î =´ie (waar?). Lat. : ubi.
Gn
4,9.6. הֶבֶל = hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel. Ook de persoonsnaam Abel. Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid). Getalswaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37. Structuur : 5 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 1. h-b-l. Tenakh (49). Pentateuch (5). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (37). Gn 4 () : (1) Gn 4,2. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,25.
- וְהֶבֶל = wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < prefix voegwoord wë +. Tenakh (3) : (1) Gn 4,4. (2) Js 49,4. (3) Spr 31,30.
Gn 4,9.12. ´-ch-j : (1) zelfst. naamw. mann. enk. + suffix bezittel. voornaamw. 1ste pers. enk.אָחִי / אֲחִי = ´âchî OF ´ächî (mijn broer). (2) zelfst. naamw. stat. constr. mann. enk. אֲחִי = ´äche(j) (broers van). Tenakh 92). Pentateuch (38). Gn (34 ). Voor het eerst komt deze vorm voor in Gn 4,9.
Gn 4,10 - Gn 4,10 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [10] And he said, What hast thou done? the voice of thy
brother's blood crieth unto me from the ground.
Luther-Bibel. 10 Er aber sprach: Was hast du getan? Die Stimme des Blutes deines
Bruders schreit zu mir von der Erde.
Tekstuitleg van Gn 4,10.
1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere. Fr. : dire. Italiaans : dire. Spaans : decir.
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin a
Gn 4,11 - Gn 4,11 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [11] And now art thou cursed from the earth, which hath
opened her mouth to receive thy brother's blood from thy hand;
Luther-Bibel. 11 Und nun: Verflucht seist du auf der Erde, die ihr Maul hat
aufgetan und deines Bruders Blut von deinen Händen empfangen.
Tekstuitleg van Gn 4,11.
Gn 4,12 - Gn 4,12 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [12] When thou tillest the ground, it shall not henceforth
yield unto thee her strength; a fugitive and a vagabond shalt thou be in the
earth.
Luther-Bibel. 12 Wenn du den Acker bebauen wirst, soll er dir hinfort seinen
Ertrag nicht geben. Unstet und flüchtig sollst du sein auf Erden.
Tekstuitleg van Gn 4,12.
Gn 4,13 - Gn 4,13 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [13] And Cain said unto the LORD, My punishment is greater
than I can bear.
Luther-Bibel. 13 Kain aber sprach zu dem HERRN: Meine Strafe ist zu schwer,
als dass ich sie tragen könnte.
Tekstuitleg van Gn 4,13.
Gn 4,13.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere. Fr. : dire. Italiaans : dire. Spaans : decir.
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin a.
Gn
4,13.2. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,13.1. - 2. וַיּאֹמֶר קַיִן = wajjo´mèr qajin (en Kaïn zei). Tenakh (2) : (1) Gn 4,8. (2) Gn 4,13.
3. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . getalswaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur : 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 4 (5) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,6. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13.
- w´l : verbindingswoord wë + ´l : (1) voorzetsel ´èl (naar, tot) וְאֶל = wë´èl. (2) godsnaam {´el : God) (we´el) 3. negatie ´al (wë´al). Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (417). Pentateuch (103). Gn (22). Gn 4 (2) : (1) Gn 4,4. (2) Gn 4,5.
Gn
4,13.4. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn 4,13.3. - 4. אֶל יהוה = 'èl JHWH (tot JHWH). Tenakh (160). Gn (2) : (1) Gn 4,13. (2) Gn 14,12. Dt (6) : (1) Dt 3,23. (2) Dt 9,26. (3) Dt 15,9. (4) Dt 24,15. (5) Dt 26,7. (6) Dt 26,7.
Gn
4,13.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל קַיִן = wajjo´mèr JHWH ´èl qajin (en JHWH zei tot Kaïn).
Tenakh (2) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,9.
- וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל הֶבֶל
= wajjo´mèr qajin ´èl hèbhèl (en Kaïn zei tot Abel). Tenakh (1) : Gn 4,8.
-
וַיּאֹמֶר קַיִן אֶל יהוה = wajjo´mèr qajin ´èl JHWH (en Kaïn zei tot JHWH). Tenakh (1) : Gn 4,13.
5. גָדוֹל = gâdôl (groot). Zie : גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien). Taalgebruik in Tenakh : gâdal (groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is : gimmel = 3 , daleth = 4 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek 19. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter , de gimmel : gimmel = 3 , mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 28 (2² X 7) of 73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide woorden is elkaars spiegelbeeld : 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als zeshoek. Tenakh (174). Pentateuch (30). Eerdere Profeten (43). Latere Profeten (48). 12 Kleine Profeten (10). Geschriften (43). Gn (14) : (1) Gn 4,13. (2) Gn 12,2. (3) Gn 15,14. (4) Gn 17,20. (5) Gn 18,18. (6) Gn 19,11. (7) Gn 21,8. (8) Gn 21,18. (9) Gn 29,7. (10) Gn 39,9. (11) Gn 39,14. (12) Gn 41,29.
Gn 4,14 - Gn 4,14 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [14] Behold, thou hast driven me out this day from the face
of the earth; and from thy face shall I be hid; and I shall be a fugitive and
a vagabond in the earth; and it shall come to pass, that every one that findeth
me shall slay me.
Luther-Bibel. 14 Siehe, du treibst mich heute vom Acker, und ich muss mich
vor deinem Angesicht verbergen und muss unstet und flüchtig sein auf Erden.
So wird mir's gehen, dass mich totschlägt, wer mich findet.
Tekstuitleg van Gn 4,14.
Gn
4,14.2. act. piël perf. 2de pers. mann. enk. גֵּרַשְׁתָּ = gerasjëthâ (jij verdrijft) van het werkw. גָרַשׁ = gârasj (verdrijven, verjagen, uitwerpen). Taalgebruik in Tenakh : gârasj
(verdrijven, uitwerpen). Getalswaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 , sjin
= 21 of 300 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 503 (priemgetal). Structuur : 3 - 2 - 3. De som van de elementen zijn telkens 8. Tenakh (1) : Gn 4,14. Een vorm van gârasj (verdrijven, uitwerpen) in Pentateuch (21). Gn (3) : (1) Gn
3,24. (2) Gn 4,14. (3) Gn 21,10. Ex (11) : (1) Ex 2,17. (2) Ex 6,1. (3) Ex 10,11. (4) Ex 11,1. (5) Ex 12,39. (6) Ex 23,28. (7) Ex 23,29. (8) Ex 23,30. (9) Ex 23,31. (10) Ex 33,2. (11) Ex 34,11. Lv in (1) Lv 21,7. (2) Lv 22,13. (3). Nu (3) : (1) Nu 22,6. (2) Nu 22,11. (3) Nu 30,10. Dt (1) : Dt 33,27. Joz (2) : (1) Joz
24,12. (2) Joz
24,18. Re (5) : (1) Re 2,3. (2) Re 6,9. (3) Re 9,41. (4) Re 11,2. (5) Re 11,7. 1 S (1) : 1 S 26,19. 1 K (1) : 1 K 2,27.
- Volgens Ex 11,1 en Ex 12,39 werden de Hebreeën door de Egyptenaren verjaagd uit het land. Volgens andere tradities zijn ze gevlucht. Nog andere tradities geven de indruk dat de Hebreeën het juiste moment hebben afgewacht. In Gn 3,24 werden Adam en Eva verjaagd uit het aards paradijs. In Gn 4,14 wordt Kaïn verjaagd uit het land. In Gn 21,10 stelt Sara aan Abraham voor om Hagar met haar zoon Ismaël te verjagen.
Gn 4,14.5. - 7. me`al pëne(j) hâ´ädâmâh (vanop het aanschijn van de aarde). Tenakh (13) : (1) Gn 4,14. (2) Gn 6,7. (3) Gn 7,4. (4) Gn 8,8. (5) Ex 32,12. (6) Dt 6,15. (7) 1 S 20,15. (8) 1 K 9,7. (9) 1 K 13,34. (10) Jr 28,16. (11) Am 9,8. (12) Sef 1,2. (13) Sef 1,3.
Gn 4,15 - Gn 4,15 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And the LORD said unto him, Therefore whosoever slayeth
Cain, vengeance shall be taken on him sevenfold. And the LORD set a mark upon
Cain, lest any finding him should kill him.
Luther-Bibel. 15 Aber der HERR sprach zu ihm: Nein, sondern wer Kain totschlägt,
das soll siebenfältig gerächt werden. Und der HERR machte ein Zeichen
an Kain, dass ihn niemand erschlüge, der ihn fände.
Tekstuitleg van Gn 4,15. Dit vers Gn 4,15 telt 18 (2 X 3 X 3) woorden en 64 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2) letters. De getalswaarde van Gn 4,15 is 4285 n(5 X 857).
Gn 4,15.1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere. Fr. : dire. Italiaans : dire. Spaans : decir.
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin a
Gn
4,15.3. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn
4,15.1. - 3. וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak). Tenakh (3) : (1) Gn 8,15. (2) Ex 6,2. (3) Ex
20,1. Zie ook Gn 17,3.
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak). Tenakh (100 = 2² X 5²).
Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3). Niet in Gn.
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (20). Gn 1 (9) : (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,29. Verder : (10) Gn 6,13. (11) Gn 9,8. (12) Gn 9,12. (13) Gn 9,17. (14) Gn 17,9. (15) Gn 17,15. (16) Gn 17,19. (17) Gn 21,12. (18) Gn 35,1. (19) Gn 43,29. (20) Gn 46,2.
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei). Tenakh (204). Gn (18) : (1) Gn
2,18. (2) Gn
3,13. (3) Gn
3,14. (4) Gn
3,22. (5) Gn
4,6. (6) Gn
4,9. (7) Gn
4,15. (8) Gn
6,3. (9) Gn
6,7. (10) Gn
7,1. (11) Gn
8,21. (12) Gn
11,6. (13) Gn
12,1. (14) Gn
18,13. (15) Gn
18,20. (16) Gn
18,26. (17) Gn
25,23. (18) Gn
31,3.
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm (en JHWH God zei). Tenakh (4) : (1) Gn
2,18. (2) Gn
3,13. (3) Gn
3,14. (4) Gn
3,22.
- וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm
(en God riep). Tenakh (3) : (1) Gn
1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
7. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,15.10. wë + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיָּשֶׂם = wajjâshèm (en hij plaatste) van het werkw. שָׂם = shâm (plaatsen, stellen) . Taalgebruik in Tenakh : shâm (plaatsen, stellen). Getalswaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34). Structuur : 3 - 4. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (87). Pentateuch (33). Eerdere Profeten (36). Latere Profeten (2). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (14). Gn (14) : (1) Gn 2,8. (2) Gn 4,15. (3) Gn 22,6. (4) Gn 22,9. (5) Gn 24,9. (6) Gn 28,11. (7) Gn 28,18. (8) Gn 30,36. (9) Gn 31,21. (10) Gn 33,2. (11) Gn 37,34. (12) Gn 41,42. (13) Gn 47,26. (14) Gn 48,20.
Gn 4,16 - Gn 4,16 : Kaïn en Abel - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- bijbelverwijzingen -- Gn 4 -- Gn 4,1-16 -- Gn 4,1 - Gn 4,2 - Gn 4,3 - Gn 4,4 - Gn 4,5 - Gn 4,6 - Gn 4,7 - Gn 4,8 - Gn 4,9 - Gn 4,10 - Gn 4,11 - Gn 4,12 - Gn 4,13 - Gn 4,14 - Gn 4,15 - Gn 4,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [16] And Cain went out from the presence of the LORD, and
dwelt in the land of Nod, on the east of Eden.
Luther-Bibel. 16 So ging Kain hinweg von dem Angesicht des HERRN und wohnte
im Lande Nod, jenseits von Eden, gegen Osten.
Tekstuitleg van Gn 4,16.
2. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
4. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn 4,17-24. Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 -
Gn 4,17 - Gn 4,17 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [17] And Cain knew his wife; and she conceived, and bare
Enoch: and he builded a city, and called the name of the city, after the name
of his son, Enoch.
Luther-Bibel. 17 Und Kain erkannte seine Frau; die ward schwanger und gebar
den Henoch. Und er baute eine Stadt, die nannte er nach seines Sohnes Namen
Henoch.
Tekstuitleg van Gn 4,17.
5. act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. וַתַּהַר = waththahar (en zij werd zwanger) van het werkw. הָרָה = hârâh (zie Jouön 79i , p.160). Taalgebruik in Tenakh : härâh (zwanger worden, - zijn). Getalswaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7). Structuur : 5 - 2 - 5. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (28). Pentateuch (18). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (1). 12 Kleine Profeten (3). Geschriften (2). Gn (13) : (1) Gn 4,1 (Eva - Kaïn). (2) Gn 4,17 (de vrouw van Kaïn - Henoch). (3) Gn 16,4 (Hagar). - Gn 19,36 (beide dochters van Lot - Moab en Ben - Ammi) - (4) Gn 21,2 (Sara - Isaak). (5) Gn 25,21 (Rebekka - Esau en Jakob). (6) Gn 29,32 : waththahar leâh waththelèth (en Lea werd zwanger en zij baarde; Lea - Ruben). (7) Gn 29,33 (Lea - Simeon). (8) Gn 29,34 (Lea - Levi). (9) Gn 29,35 (Lea - Juda). (10) Gn 30,5 : waththahar bilëhâh waththelèth (en Bilha werd zwanger en zij baarde; Bilha - Dan). (10) Gn 30,7 (Bilha, de slavin van Rachel, - Naftali). (11) Gn 30,19 (Lea - Zebulon). (12) Gn 30,23 (Rachel - Jozef). (13) Gn 38,4 (Sua , de vrouw van Juda, - Onan). Eerdere Profeten (4) : (1) 1 S 1,20. (2) 1 S 2,21. (3) 2 S 11,5. (4) 2 K 4,17.
- waththelèd (en zij baarde, en zij bracht ter wereld). Actief qal imperfectum derde persoon vrouwelijk enkelvoud. In drieënzestig verzen in de bijbel. In eenendertig verzen in Gn : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,17. (3) Gn 4,20. (4) Gn 4,25. Verwijzing : thôlëdoth (ontstaansgeschiedenissen) , zie Gn 2,4.
Gn 4,18 - Gn 4,18 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [18] And unto Enoch was born Irad: and Irad begat Mehujael:
and Mehujael begat Methusael: and Methusael begat Lamech.
Luther-Bibel. 18 Henoch aber zeugte Irad, Irad zeugte Mehujaël, Mehujaël zeugte
Metuschaël, Metuschaël zeugte Lamech.
Tekstuitleg van Gn 4,18.
Gn 4,19 - Gn 4,19 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [19] And Lamech took unto him two wives: the name of the
one was Adah, and the name of the other Zillah.
Luther-Bibel. 19 Lamech aber nahm zwei Frauen, eine hieß Ada, die andere Zilla.
Tekstuitleg van Gn 4,19. Het vers Gn 4,19 telt 11 woorden en 36 (2² X 3²) letters. De getalswaarde van Gn 4,19 is 3429 (3³ X 127).
Gn
4,19.1. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen). Taalgebruik in Tenakh : lâqach (nemen, grijpen, ontvangen). getalswaarde : lamed = 12 of 30 , qoph = 19 of 100 , chet = 8 ; totaal : 39 (3 X 13 OF 13 + 26) OF 138 (2 X 3 X 23). Structuur : 3 - 1 - 8. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (199). Pentateuch (86). Eerdere Profeten (80). Latere Profeten (17). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (15). Gn (46).
- act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαβεν = elaben (hij nam) van het werkw. λαμβανω = lambanô (nemen). Taalgebruik in de Septuaginta : lambanô (nemen). Taalgebruik in het NT : lambanô (nemen). Bijbel (353).
- Lat. accipere (ad-capere = aan-grijpen, aannemen). Fr. prendre. N. nemen. D. nehmen. E. take.
Gn 4,19.2. לוֹ = lô (voor hem) < prefix voorzetsel lë + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Tenakh (1044). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (323). Latere Profeten (98). 12 Kleine Profeten (40). Geschriften (267). Gn (121).
Gn 4,19.1. - 2. וַיּקַּח לוֹ = wajjiqqach (en hij nam voor zich / hem). Tenakh (7) : (1) Gn 4,19. (2) Gn 15,10. (3) Gn 30,37. (4) Re 19,1. (5) Job 2,8. (6) 1 Kr 2,19. (7) 2 Kr 11,18.
Gn
4,19.3. לֶמֶך = lèmèkh (Lemech, Lamech). Taalgebruik in Tenakh : lèmèkh (Lemech, Lamech). Getalswaarde : lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 ( 2 X 3² X 5). Structuur : 3 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (9) : (1) Gn 4,18. (2) Gn 4,19. (3) Gn 4,23. (4) Gn 5,25. (5) Gn 5,26. (6) Gn 5,28. (7) Gn 5,30. (8) Gn 5,31. (9) 1
Kr 1,3. Het vers Gn
4,19 telt 36 (2² X 3²) letters.
- וְלֶמֶך = wëlèmèkh (en Lamech). Tenakh (1) : Gn 4,24.
- De leeftijd waarop Metuselach Lamech verwekte : 187 = 17 x 11 (Gn 5,25).
- Lamech heeft 2 kwadraten met Adam gemeenschappelijk : 17² (289) + 18² (324) = 613. In totaal leefde Lamech 777. Verschil : 777 - 613 = 164 (2² X 41). ( Gn 5,31).
Gn 4,19.5. mann. mv. נָשִׁים = nâsjîm (vrouwen) bij het zelfst. naamw. אִשָּׁה = ´isjsjâh (vrouw). Taalgebruik in Tenakh : ´isjsjâh (vrouw). Getalswaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 27 (3³) OF 306 (2 X 3² X 17). Structuur : 1 - 3 - 5. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (55). Pentateuch (8). Gn (5) : (1) Gn 4,19. (2) Gn 6,2. (3) Gn 11,29. (4) Gn 31,35. (5) Gn 31,50.
Gn 4,19.4. - 5.. sjëthe(j) nâsjîm (twee vrouwen). Tenakh (4) : (1) Gn 4,19. (2) Dt 21,15. (3) 1 S 1,2. (4) 1 Kr 4,5.
Gn 4,19.6. - 7. sjem ´achath (naam van eerste). Tenakh (1) : 1 S 1,2. sjem hâ´achath (naam van de eerste). Tenakh (4) : (1) Gn 4,19. (2) Ex 1,15. (3) Rt 1,4. (4) Job 42,14.
Gn 4,20 - Gn 4,20 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [20] And Adah bare Jabal: he was the father of such as dwell
in tents, and of such as have cattle.
Luther-Bibel. 20 Und Ada gebar Jabal; von dem sind hergekommen, die in Zelten
wohnen und Vieh halten.
Tekstuitleg van Gn 4,20
- waththelèd (en zij baarde, en zij bracht ter wereld). Actief qal imperfectum derde persoon vrouwelijk enkelvoud. In drieënzestig verzen in de bijbel. In eenendertig verzen in Gn : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,17. (3) Gn 4,20. (4) Gn 4,25. Verwijzing : thôlëdoth (ontstaansgeschiedenissen) , zie Gn 2,4.
Gn 4,21 - Gn 4,21 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [21] And his brother's name was Jubal: he was the father
of all such as handle the harp and organ.
Luther-Bibel. 21 Und sein Bruder hieß Jubal; von dem sind hergekommen alle
Zither- und Flötenspieler.
Tekstuitleg van Gn 4,21.
Gn 4,22 - Gn 4,22 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [22] And Zillah, she also bare Tubal-cain, an instructer
of every artificer in brass and iron: and the sister of Tubal-cain was Naamah.
Luther-Bibel. 22 Zilla aber gebar auch, nämlich den Tubal-Kain; von dem sind
hergekommen alle Erz- und Eisenschmiede. Und die Schwester des Tubal-Kain war
Naama.
Tekstuitleg van Gn 4,22.
Gn 4,22.4. actief perfectum derde persoon vrouwelijk enkelvoud יָלְדָה = jâlëdâh (zij baarde) van het werkw. יָלַד = jâlad (voortbrengen). Zie Taalgebruik in Tenakh : jèlèd = het voortgebrachte , kind. Getalswaarde : jod = 10 , lamed = 12 of 30 , daleth = 4 ; totaal : 26 OF 44 (4 X 11). Structuur : 1 - 3 - 4. De som van de elementen is telkens 8.Tenakh (43). Pentateuch (23). Eerdere Profeten (6). Latere Profeten (5). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (8). Gn (22) : (1) Gn 4,22 (Silla - Tubal-Kaïn). (2) Gn 16,1 (lo´ jâlëdâh - Saraj - baarde niet). (3) Gn 16,15 (Hagar - Ismaël). (4) Gn 19,38 : (jongste dochter van Moab - Ben-Ammi). (5) Gn 21,3 (Sara - Isaak). (6) Gn 21,9 (Sara verwijst naar Hagar - Ismaël). (7) Gn 22,20 (Milka, de vrouw van Nachor , broer van Abraham - verschillende kinderen). (8) Gn 22,23 (de jongste zoon van Milka is Betuël , de vader van Rebekka , de schoondochter van Abraham). (9) jullëdâh : pual perfectum (verwijzing naar Rebekka, de dochter van Betuël... ). (10) Gn 24,24 (de afkomst van Rebekka). (11) Gn 24,47 (de afkomst van Rebekka). (12) Gn 25,12 (verwijzing naar de nakomelingen van Ismaël, de zoon van Abraham en Hagar). (13) Gn 30,1 (lo´ jâlëdâh - Saraj - baarde niet). (14) Gn 30,21 (Lea - Dina). (15) Gn 30,25 (verwijzing naar Rachel - Jozef). (16) Gn 34,1 (verwijzing naar Lea - Dina). (17) Gn 36,4 (Basemat, een derde vrouw van Esau, - Reüel). (18) Gn 36,5 (Oholibama, de tweede vrouw van Esau, - verschillende zonen). (19) Gn 41,50 (Asnat, de vrouw van Jozef, - Manasse). (20) Gn 44,27 (verwijzing naar Rachel en haar twee zonen). (21) Gn 46,15 (verwijzing naar Le en haar kinderen). (22) Gn 46,20 (verwijzing naar Asnat, de vrouw van Jozef en haar twee zonen). Re 13,2 : wëlo ´jâlâdâh (en zij - de moeder van Simson - baarde niet).
Gn
4,22.7. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn
4,22.14. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
- וְקַיִן = wëqajin (en Kaïn). Tenakh (1) : Gn 4,2.
Gn 4,23 - Gn 4,23 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [23] And Lamech said unto his wives, Adah and Zillah, Hear
my voice; ye wives of Lamech, hearken unto my speech: for I have slain a man
to my wounding, and a young man to my hurt.
Luther-Bibel. 23 Und Lamech sprach zu seinen Frauen: Ada und Zilla, höret meine
Rede, ihr Frauen Lamechs, merkt auf, was ich sage: Einen Mann erschlug ich für
meine Wunde und einen Jüngling für meine Beule.
Tekstuitleg van Gn 4,23.
1. וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen). Getalswaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur : 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 4 (7) : (1) Gn 4,6. (2) Gn 4,8. (3) Gn 4,9. (4) Gn 4,10. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,23.
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2 : Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal , maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert : ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o : jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a : jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012 , 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è , vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön , 73).
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les.
IEen vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 1 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 9 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Lat. : dicere. Fr. : dire. Italiaans : dire. Spaans : decir.
- Ned. : zeggen. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen). Aramees : קְרָא = qërâ´ (roepen). D. : sagen (zeggen). E. : to say. Fr. : dire. Grieks : λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT : legô
(zeggen). Hebreeuws : אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen). Lat. : legere.
l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem ; zie Hebreeuws :קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh : qôl
(stem).
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph , de eerste letter van het alfabet en duiden een begin a
Gn 4,24 - Gn 4,24 : Nakomelingen van Kaïn - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,17-24 -- Gn 4,17 - Gn 4,18 - Gn 4,19 - Gn 4,20 - Gn 4,21 - Gn 4,22 - Gn 4,23 - Gn 4,24 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [24] If Cain shall be avenged sevenfold, truly Lamech seventy
and sevenfold.
Luther-Bibel. 24 Kain soll siebenmal gerächt werden, aber Lamech siebenundsiebzigmal.
Tekstuitleg van Gn 4,24.
4. קַיִן = qajin (Kaïn). Taalgebruik in Tenakh : qajin (Kaïn). qoph = 19 of 100 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 160. Structuur : 1 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (14) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,3. (3) Gn 4,5. (4) Gn 4,6. (5) Gn 4,8. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,13. (8) Gn 4,15. (9) Gn 4,16. (10) Gn 4,17. (11) Gn 4,22. (12) Gn 4,24. (13) Gn 4,25. (14) Nu 24,22.
7. שִׁבְעִים = sjibhë`îm (zeventig, 70). Zie : sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7). Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven). Getalswaarde :
sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 62 (2 X 31) OF 422 (2 X 211). Tenakh (70). Pentateuch (23). Eerdere Profeten (17). Latere Profeten (6). 12 Kleine
Profeten (2). Geschriften (22). Gn (5) : (1) Gn 4,24. (2) Gn 5,12. (3) Gn 11,26. (4) Gn 46,27. (5) Gn 50,3.
- וְשִׁבְעִים = wësjibhë`îm (en zeventig, 70) < prefix wë + sjibhë`îm. Tenakh (24) : (1) Gn 5,31. (2) Gn 12,4. (3) Gn 25,7. (4) Ex 15,27. (5) Ex 24,1. (6) Ex 24,9. (7) Ex 38,25. (8) Ex 38,28. (9) Nu 1,27. (10) Nu 2,4. (11) Nu 3,43. (12) Nu 7,85. (13) Nu 26,22. (14) Nu 31,32. (15) Nu 31,33. (16) Nu 31,37. (17) Nu 31,38. (18) Nu 33,9. (19) Ez 8,11. (20) Est 9,16. (21) Da 9,25. (22) Ezr 2,5. (23) Neh 7,8. (24) 1 Kr 21,5.
- Grieks. ἑβδομηκοντα = hebdomèkonta (zeventig, 70). Bijbel (102). OT (97). NT (5). Gn (8) : (1) Gn 5,12. (2) Gn 11,17. (3) Gn 11,24. (4) Gn 11,26. (5) Gn 12,4. (6) Gn 25,7. (7) Gn 46,27. (8) Gn 50,3. Een vorm van ἑβδομηκοντα = hebdomèkonta (zeventig, 70) in de LXX (122) , in het NT (5).
- Ned. : zeventig. Arabisch :سَبْعُونَ = sab`ûna (zeventig, 70). Taalgebruik in de Qoran : sab`ûna (zeventig, 70). Aramees : שִׁבְעִין= sjibhë`în (zeventig, 70). D. : siebzig. E. : seventy. Fr. : soixante-dix. Grieks : ἑβδομηκοντα = hebdomèkonta (zeventig, 70). Hebreeuws : שִׁבְעִים = sjibhë`îm (zeventig, 70). Zie : sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7). Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven). Latijn. septuaginta (zeventig, 70).
Gn 4,25-26. Nakomelingen van Set - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,25-26 -- Gn 4,25 - Gn 4,26 -
Gn 4,25 - Gn 4,25 : Nakomelingen van Set - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,25-26 -- Gn 4,25 - Gn 4,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [25] And Adam knew his wife again; and she bare a son, and
called his name Seth: For God, said she, hath appointed me another seed instead
of Abel, whom Cain slew.
Luther-Bibel. 25 Adam erkannte abermals seine Frau, und sie gebar einen Sohn,
den nannte sie Set; denn Gott hat mir, sprach sie, einen andern Sohn gegeben
für Abel, den Kain erschlagen hat.
Tekstuitleg van Gn 4,25
- waththelèd (en zij baarde, en zij bracht ter wereld). Actief qal imperfectum derde persoon vrouwelijk enkelvoud. In drieënzestig verzen in de bijbel. In eenendertig verzen in Gn : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,17. (3) Gn 4,20. (4) Gn 4,25. Verwijzing : thôlëdoth (ontstaansgeschiedenissen) , zie Gn 2,4.
19. הֶבֶל = hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel. Ook de persoonsnaam Abel. Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid). Getalswaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37. Structuur : 5 - 2 - 3. De som van de elementen is telkens 1. h-b-l. Tenakh (49). Pentateuch (5). Eerdere Profeten (0). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (37). Gn 4 () : (1) Gn 4,2. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,8. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,25.
- וְהֶבֶל = wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < prefix voegwoord wë +. Tenakh (3) : (1) Gn 4,4. (2) Js 49,4. (3) Spr 31,30.
Gn 4,26 - Gn 4,26 : Nakomelingen van Set - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Gn (Genesis) -- Gn 4 -- Gn 4,25-26 -- Gn 4,25 - Gn 4,26 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. [26] And to Seth, to him also there was born a son; and
he called his name Enos: then began men to call upon the name of the LORD.
Luther-Bibel. 26 Und Set zeugte auch einen Sohn und nannte ihn Enosch. Zu der
Zeit fing man an, den Namen des HERRN anzurufen.
Tekstuitleg van Gn 4,26
14. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Taalgebruik in Genesis : JHWH. getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal : 26. Structuur : 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1.Gn 4 (8) : (1) Gn 4,1. (2) Gn 4,4. (3) Gn 4,6. (4) Gn 4,9. (5) Gn 4,13. (6) Gn 4,15. (7) Gn 4,16. (8) Gn 4,26. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm
(God) komt voor in Tenakh (2658).
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718).
- Ned. : Heer. Arabisch : رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer). Aramees : יוי = JWJ. D. : Herr. E. : Lord. Fr. : seigneur. Grieks : κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer). Hebreeuws : יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenakh
: JHWH. Latijn : Dominus.
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
13. - 14. bësjem JHWH (in de naam JHWH). Tenakh (37). Gn (5) : (1) Gn 4,26. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,4. (4) Gn 21,33. (5) Gn 26,25.
1adam de egnô euan tèn gunaika autou kai sullabousa eteken ton kain kai eipen ektèsamèn anthrôpon dia tou theou2kai prosethèken tekein ton adelfon autou ton abel kai egeneto abel poimèn probatôn kain de èn ergazomenos tèn gèn3kai egeneto meth? èmeras ènegken kain apo tôn karpôn tès gès thusian tô kuriô4kai abel ènegken kai autos apo tôn prôtotokôn tôn probatôn autou kai apo tôn steatôn autôn kai epeiden o theos epi abel kai epi tois dôrois autou5epi de kain kai epi tais thusiais autou ou proseschen kai elupèsen ton kain lian kai sunepesen tô prosôpô 6 kai eipen kurios o theos tô kain ina ti perilupos egenou kai ina ti sunepesen to prosôpon sou 7ouk ean orthôs prosenegkès orthôs de mè dielès èmartes èsuchason pros se è apostrofè autou kai su arxeis autou 8 kai eipen kain pros abel ton adelfon autou dielthômen eis to pedion kai egeneto en tô einai autous en tô pediô kai anestè kain epi abel ton adelfon autou kai apekteinen auton 9 kai eipen o theos pros kain pou estin abel o adelfos sou o de eipen ou ginôskô mè fulax tou adelfou mou eimi egô 10kai eipen o theos ti epoièsas fônè aimatos tou adelfou sou boa pros me ek tès gès11kai nun epikataratos su apo tès gès è echanen to stoma autès dexasthai to aima tou adelfou sou ek tès cheiros sou12oti erga tèn gèn kai ou prosthèsei tèn ischun autès dounai soi stenôn kai tremôn esè epi tès gès13kai eipen kain pros ton kurion meizôn è aitia mou tou afethènai me14ei ekballeis me sèmeron apo prosôpou tès gès kai apo tou prosôpou sou krubèsomai kai esomai stenôn kai tremôn epi tès gès kai estai pas o euriskôn me apoktenei me15 kai eipen autô kurios o theos ouch outôs pas o apokteinas kain epta ekdikoumena paralusei kai etheto kurios o theos sèmeion tô kain tou mè anelein auton panta ton euriskonta auton16exèlthen de kain apo prosôpou tou theou kai ôkèsen en gè naid katenanti edem17kai egnô kain tèn gunaika autou kai sullabousa eteken ton enôch kai èn oikodomôn polin kai epônomasen tèn polin epi tô onomati tou uiou autou enôch18egenèthè de tô enôch gaidad kai gaidad egennèsen ton maièl kai maièl egennèsen ton mathousala kai mathousala egennèsen ton lamech19kai elaben eautô lamech duo gunaikas onoma tè mia ada kai onoma tè deutera sella20kai eteken ada ton iôbel outos èn o patèr oikountôn en skènais ktènotrofôn21kai onoma tô adelfô autou ioubal outos èn o katadeixas psaltèrion kai kitharan22sella de eteken kai autè ton thobel kai èn sfurokopos chalkeus chalkou kai sidèrou adelfè de thobel noema23eipen de lamech tais eautou gunaixin ada kai sella akousate mou tès fônès gunaikes lamech enôtisasthe mou tous logous oti andra apekteina eis trauma emoi kai neaniskon eis môlôpa emoi24oti eptakis ekdedikètai ek kain ek de lamech ebdomèkontakis epta25egnô de adam euan tèn gunaika autou kai sullabousa eteken uion kai epônomasen to onoma autou sèth legousa exanestèsen gar moi o theos sperma eteron anti abel on apekteinen kain26kai tô sèth egeneto uios epônomasen de to onoma autou enôs outos èlpisen epikaleisthai to onoma kuriou tou theou
1 Adam vero cognovit Havam uxorem suam quae concepit et peperit Cain dicens possedi hominem per Dominum 2 rursusque peperit fratrem eius Abel fuit autem Abel pastor ovium et Cain agricola 3 factum est autem post multos dies ut offerret Cain de fructibus terrae munera Domino 4 Abel quoque obtulit de primogenitis gregis sui et de adipibus eorum et respexit Dominus ad Abel et ad munera eius 5 ad Cain vero et ad munera illius non respexit iratusque est Cain vehementer et concidit vultus eius 6 dixitque Dominus ad eum quare maestus es et cur concidit facies tua 7 nonne si bene egeris recipies sin autem male statim in foribus peccatum aderit sed sub te erit appetitus eius et tu dominaberis illius 8 dixitque Cain ad Abel fratrem suum egrediamur foras cumque essent in agro consurrexit Cain adversus Abel fratrem suum et interfecit eum 9 et ait Dominus ad Cain ubi est Abel frater tuus qui respondit nescio num custos fratris mei sum 10 dixitque ad eum quid fecisti vox sanguinis fratris tui clamat ad me de terra 11 nunc igitur maledictus eris super terram quae aperuit os suum et suscepit sanguinem fratris tui de manu tua 12 cum operatus fueris eam non dabit tibi fructus suos vagus et profugus eris super terram 13 dixitque Cain ad Dominum maior est iniquitas mea quam ut veniam merear 14 ecce eicis me hodie a facie terrae et a facie tua abscondar et ero vagus et profugus in terra omnis igitur qui invenerit me occidet me 15 dixitque ei Dominus nequaquam ita fiet sed omnis qui occiderit Cain septuplum punietur posuitque Dominus Cain signum ut non eum interficeret omnis qui invenisset eum 16 egressusque Cain a facie Domini habitavit in terra profugus ad orientalem plagam Eden 17 cognovit autem Cain uxorem suam quae concepit et peperit Enoch et aedificavit civitatem vocavitque nomen eius ex nomine filii sui Enoch 18 porro Enoch genuit Irad et Irad genuit Maviahel et Maviahel genuit Matusahel et Matusahel genuit Lamech 19 qui accepit uxores duas nomen uni Ada et nomen alteri Sella 20 genuitque Ada Iabel qui fuit pater habitantium in tentoriis atque pastorum 21 et nomen fratris eius Iubal ipse fuit pater canentium cithara et organo 22 Sella quoque genuit Thubalcain qui fuit malleator et faber in cuncta opera aeris et ferri soror vero Thubalcain Noemma 23 dixitque Lamech uxoribus suis Adae et Sellae audite vocem meam uxores Lamech auscultate sermonem meum quoniam occidi virum in vulnus meum et adulescentulum in livorem meum 24 septuplum ultio dabitur de Cain de Lamech vero septuagies septies 25 cognovit quoque adhuc Adam uxorem suam et peperit filium vocavitque nomen eius Seth dicens posuit mihi Deus semen aliud pro Abel quem occidit Cain 26 sed et Seth natus est filius quem vocavit Enos iste coepit invocare nomen Domini