GENESIS 12 - GN 12 -- Gn 12 --
Gn 12,1-9 -- Gn 12,1-4a -- Gn 12,10-20 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel: http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.
Zie ook naar - bijbeloverzicht -- overzicht van Genesis: - Gn - bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bibliografie van het Oude Testament -
Overzicht vers per vers: - Gn
12,1 - Gn
12,2 - Gn
12,3 - Gn
12,4 - Gn
12,5 - Gn
12,6 - Gn
12,7 - Gn
12,8 - Gn
12,9 - Gn
12,10 - Gn
12,11 - Gn
12,12 - Gn
12,13 - Gn
12,14 - Gn
12,15 - Gn
12,16 - Gn
12,17 - Gn
12,18 - Gn
12,19 - Gn
12,20 -
Gn 12,1-9 - Gn 12,1-9: De roeping van Abram
In Gn 12,1-3 geeft JHWH een opdracht, een belofte en een zegen.
Liturgische lezing op de 2de
(tweede zondag in de veertigdagentijd A: Gn 12,1-4a
(Verwijzing: Gn
12,1-4a)
In die dagen zei de Heer tot Abram: "Trek weg uit uw land, uw stam en uw
familie, naar het land dat Ik u zal aanwijzen. Ik zal een groot volk van u maken.
Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat hij een zegen zal zijn. Ik zal
zegenen die u zegenen, maar die u vervloeken zal Ik vervloeken. Door u zal zegen
komen over alle geslachten op aarde." Toen trok Abram weg, zoals de Heer
hem had opgedragen.
Het verhaal van de roeping van Abram sprak tot mijn verbeelding. Een (relatief) jonge man (Abram) brak uit het cocon van zijn land, stam, familie op gezag van een hogere macht. Laat het verhaal nog verzonnen zijn of een legende verbergen. In zijn mooie verwoording onthult het een latere realiteit van landbezetting en in bezitname van een land (Kanaän). Dit ging soms heel geleidelijk door immigratie, maar ook soms gewelddadig zonder enig respect voor de bewoners van het land. Een goddelijke stem en opdracht in het verhaal kan de harde realiteit omfloersen. De harde realiteit van landbezetting en in bezitname van land, al dan niet met een beroep op God (JHWH), gebeurt nog steeds, in 2019 na Chr.. Heeft de bijbelse schrijver het verhaal van de roeping van Abram met een goddelijkheid omkleed om de macht van machthebbers (koningen en priesters) te legitimeren ? Hebben de bijbelse schrijvers dat bewust gedaan of waren zij gevangen in een theologische ideologie die de politiek rechtvaardigde of had de politiek een theologische verantwoording nodig ?
Hoe migratie bekijken ? De staat Israël beschouwt de 'immigratie' van Joden naar Israël als een thuiskomst. Oorspronkelijke bewoners, zoals o.a. Palestijnen, kunnen het moeilijk krijgen onder de druk van die 'immigratie'. De rollen worden omgedraaid. De oorspronkelijke bevolking wordt als 'vreemd' beschouwd, 'niet thuis horend' in het politieke land Israël. De 'migranten' worden als de echte bewoners beschouwd.
Wanneer b.v. sommige moslims de verhuis naar een niet-moslimland beschouwen als een zending om hun omgeving te islamiseren en het land langzamerhand in bezit te nemen op gezag van Allah, herhaalt zich dan niet de realiteit die het verhaal van de roeping van Abram oproept ?
Nomaden en sedentairen leven soms op gespannen voet. Nomaden voelen zich soms genoodzaakt beroep te doen op sedentaire gronden. Sedentairen leggen beslag op grond van de nomaden om die te 'sedentairen'.
Omwille van oorlog, armoede, hongersnood zijn duizenden, miljoenen mensen op zoek naar een veilig land, naar eten en drinken, naar een leefbaar bestaan.
Gn 12,1 - Gn 12,1 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - | ||||||||||||||||
|
King James Bible: Now the LORD had said unto Abram, Get thee out of thy country,
and from thy kindred, and from thy father's house, unto a land that I will shew
thee:
Luther-Bibel (1984): Und der HERR sprach zu Abram: Geh aus deinem Vaterland
und von deiner Verwandtschaft und aus deines Vaters Hause in ein Land, das ich
dir zeigen will.
Tekstuitleg van Gn 12,1. Het vers bestaat uit 14 (2 X 7) woorden en 54 (2 X 3 X 3 X 3 of 2 X 27) letters. De getalswaarde van Gn 12,1 is 3095 (5 X 619). JHWH geeft Abram de opdracht weg te gaan uit... en te gaan naar...
Gn 12,1 b - Gn 12,2 - Gn 12,3 bevatten de woorden van JHWH. De inleiding op het citaat telt 4 woorden. Het citaat zelf telt 27 woorden. De drie verzen tellen 15 + 39 + 36 + 41 = 131 letters. De inleiding op het citaat telt 15 letters, het citaat zelf 116 (4 X 29) letters.
Gn 12,1.1. וַיּאֹמֶר = wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordsvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. `-m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Getalswaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn 1-11 (49). Gn 12 (4): (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,7. (3) Gn 12,11. (4) Gn 12,18. In Gn 12,1 is het de 50ste keer. De stam `-m-r in Tenakh (5422).
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Gn 12 | ||
1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 | 4 |
- Lettinga 12, 2012, 53c2: Het werkw. begint met een aleph. Het is een gutturaal, maar de zwakste van de gutturalen. Omwille van die zwakke gutturaal krijgen een aantal werkw. een bijzondere behandeling voor de qal imperf.. Dit is het geval voor ons werkw.. In het imperf. gaat een medeklinker vooraf aan de aleph. De aleph quiesceert: ja´mur -> jamur (Lettinga 12, 2012, 12b). In de eerste lettergreep gaat de lange a in een beklemtoonde lettergreep over in een lange o: jâmur -> jômur (Lettinga 12, 2012, 14c). De voorlaatste lettergreep heeft hier de klemtoon (Lettinga 12, 2012, 10b). In de tweede lettergreep ontstaat door klankdissimilatie een a: jomur -> jomar (i.p.v. het verwachte jômor) (Lettinga 12, 2012, 15g). In de qal imperf. consecut. is er een zeer zwakke klinker van de tweede lettergreep en werd het een è, vandaar wajjo´mèr. (Zie ook Jouön, 73).
- Grieks: act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les.
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925).
bijbel | OT | LXX | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Gn 12 | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | ||
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 + 151 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 4 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned.: zeggen. D.: sagen. E.: to say. z/s. Latijn: inquam (ik zeg), waarin tussen de n en de q de su wegviel ; inquit (hij zegt of hij heeft gezegd, hij zei. Grieks: εννεπε = ennepe (zeg), waarin nn uit ns ontstond. ενεπω = enepô (zeggen, vertellen). Komt van επω = epô de aorist ειπον = eipon (ik zeg).
- Arabisch: قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran: qâla (zeggen). Hebreeuws: קָרָא = qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh: qârâ´
(roepen, heten). l (قَالَ = qâla) en r (קְרָא = qâra) liggen dicht bij elkaar. Orgaan van roepen is de stem: קוֹל = qôl (stem, roep). Taalgebruik
in Tenakh: qôl
(stem). Ned.: kallen (praten). Grieks: καλεω = kaleô (roepen,
noemen). Taalgebruik in het NT: kaleô
(roepen). Kan λεγ = leg- een metathesis van καλ = kal- zijn ?
- Fr.: dire. Lat.: dicere.
Verwant met het Griekse δεικνυμι = deiknumi: tonen, laten zien, wijzen ; stam: δεικ = deik-. D.: zeihen (beschuldigen). Ned.: aan-tijgen. Italiaans: dire. Spaans: decir.
-
In het werkw. אָמַר = ´âmar (zeggen) zit het woord אְמ = ´em (moeder) ; om erop te wijzen dat een taal allereerst een moedertaal is ? Beide woorden beginnen met aleph, de eerste letter van het alfabet en duiden een begin aan.
Gn 12,1.2. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. Getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenach (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³ X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn 1. Gn 2-11 (48). In Gn 12 (5): (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,4. (3) Gn 12,7. (4) Gn 12,8. (5) Gn 12,17. 49ste keer in Gn 12,1. De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743). De stam van אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) komt voor in Tenakh (2658)
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks: κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX: kurios
(heer). Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de Septuaginta (8591), in het NT (718).
- Ned.: Heer. Arabisch: رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer). Aramees: יוי = JWJ. D.: Herr. E.: Lord. Fr.: seigneur. Grieks: κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Hebreeuws: יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenach: JHWH. Latijn: Dominus.
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai, waarin we het Egyptische Aton Ai horen. In Adon zie we het Egyptische Aton, de zonneschijf.
Gn
12,1.1. - 2.
וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak). Tenakh (3): (1) Gn 8,15. (2) Ex 6,2. (3) Ex 20,1. Zie ook Gn 17,3.
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak). Tenach (100 = 2² X 5²). Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3). Niet in Gn.
dâbar (spreken) | Tenakh | Pentateuch | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ps | Jr | Ez | Da | Zach |
piel imperf. 3de pers. mann. enk. wajëdabber | 192 (2³+³ X 3) (140 + 52) | 140 (20 X 7) | 16 | 20 | 40 | 57 | 7 | 2 | 4 | 6 | 2 | 9 | 11 | 1 | 4 | 1 | 5 | 4 | 2 | 1 |
wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) | 3 | 3 | 1 | 2 | ||||||||||||||||
wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) | 100 | 96 (2³+² X 3) | 14 | 35 | 44 | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 |
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei). Tenakh (27). Gn (21). (1) Gn
1,3. (2) Gn
1,6. (3) Gn
1,9. (4) Gn
1,11. (5) Gn
1,14. (6) Gn
1,20. (7) Gn
1,24. (8) Gn
1,26. (9) Gn
1,28. (10) Gn
1,29. In tien verzen in Gn
1 (2 X 4 scheppingsdaden ; en twee extra omtrent de mens).
(11) Gn 6,13. (12) Gn 9,8. (13) Gn 9,12. (14) Gn 9,17. (15) Gn 17,9. (16) Gn 17,15. (17) Gn 17,19. (18) Gn 21,12. (19) Gn 35,1. (20) Gn 43,29. (21) Gn 46,2. (22) Ex 3,14. (23) Nu 22,12.
(24) 1 K 3,5. (25) 1 K 3,11. (26) Jon 4,9. (27) 2 Kr 1,11.
21X in Gn, slechts 6X buiten Gn.
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei). Tenakh (204). Gn (18): (1) Gn 2,18. (2) Gn 3,13. (3) Gn 3,14. (4) Gn 3,22. (5) Gn 4,6. (6) Gn 4,9. (7) Gn 4,15. (8) Gn 6,3. (9) Gn 6,7. (10) Gn 7,1. (11) Gn 8,21. (12) Gn 11,6. (13) Gn 12,1. (14) Gn 18,13. (15) Gn 18,20. (16) Gn 18,26. (17) Gn 25,23. (18) Gn 31,3.
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm (en JHWH God zei). Tenakh (4): (1) Gn 2,18. (2) Gn 3,13. (3) Gn 3,14. (4) Gn 3,22.
- וַיִּקְרָא אֱלֹהִים = wajjiqërâ´ ´èlohîm (en God riep). Tenakh (3): (1) Gn 1,5. (2) Gn 1,8. (3) Gn 1,10.
- Een goddelijke stem, een goddelijk visioen, inspiratie door de heilige Geest, verleiding door de duivel: het geeft allemaal de indruk dat 'buiten-menselijke' krachten bepalen welke weg een mens zal gaan, dat een mens zijn volle verantwoordelijkheid niet opneemt. Natuurlijk zijn er driften, dromen enz. die een enorme invloed kunnen uitoefenen op beslisssingen, maar nooit wordt een mens ontslagen van eigen verantwoordelijkheid. Nooit wordt een mens ontslagen van eigen beslissingsmacht ; nooit mag hij zijn vrije wil laten in beslag nemen door een 'ander'. Een zogenaamd goddelijk woord ontslaat de mens niet van zijn verantwoordelijkheid.
Gn 12,1.3. ´l: voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Getalswaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 12 (5).
Gn
12,1.1. - 3. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל = wajjo´mèr JHWH ´èl (en JHWH zei tot). Tenakh (112). Gn (6): (1) Gn
4,6 (tot Qaïn). (2) Gn
4,9 (tot Qaïn). (3) Gn
8,21 (tot zichzelf). (4) Gn
12,1 (tot Abram). (5) Gn
18,13 (tot Abraham). (6) Gn
31,3 (tot Jakob).
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל
= wajjo´mèr ´èlohîm ´èl (en God zei tot). Tenakh (9). Gn (6). (1) Gn 9,8 (tot Noach). (2) Gn 9,17 (tot Noach).
(3) Gn 17,9 (tot Abraham). (4) Gn 17,15 (tot Abraham). (5) Gn 21,12 (tot Abraham). (6) Gn 35,1 (tot Jakob). (7) Ex 3,14 (tot Mozes). (8) Nu 22,12 (tot Bileam).
(9) Jon 4,9 (tot Jona).
- וַיּאֹמֶר יהוה אֱלֹהִים אֶל = wajjo´mèr JHWH ´èlohîm ´èl (en JHWH God zei tot). Tenakh (1):
Gn
3,14 (tot de slang).
Gn
12,1.4. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- אַבְרָהָם =
´abhërâhâm (Abraham). Zie אַבְרָם = ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). Getalwaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, he = 5, mem = 13 of 40 ; totaal: 41, zie 41 of ´èlohîm
(God), OF 248, zie 248 (8 X 31). Structuur: 1 -
2 - 2 - 5 - 4. De som van de elementen is telkens 5. Het merkwaardige aan het getal 248 (8 X 31) is de link met de algemene godsnaam El (getalwaarde 31). De namen van de patriarchen Isaak (208 = 8 X 26), Jakob (182 = 7 X 26) en Jozef (156 = 6 X 26) zijn gelinkt aan de specifieke godsnaam JHWH. Ook merkwaardig is de opeenvolging van de namen Abraham (8 X 31) en de naam Isaak (8 X 26). Abraham (41 of 248) + Sarah (46 of 505) = 87 (3 X 29) OF 753. De som van de elementen is 6. Merkwaardig is dat de som: Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251) dezelfde is als de som van Abraham + Sarah. Tenakh (128). Pentateuch (105). Eerdere Profeten (4). Latere Profeten (6). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (13). Gn
(98).
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
Gn
12,1.3. - 4. אֶל אַבְרָם = ´èl ´abhërâm (tot Abram). Bijbel / Gn (8): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. (3) Gn
13,14. (4) Gn
14,21. (5) Gn
15,1. (6) Gn
16,2. (7) Gn
16,5. (8) Gn
17,1.
Met contekst:
(1) Gn
12,1: וַיּאֹמֶר יהוה אֶל אַבְרָם = wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram).
(2) Gn
12,7: ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
(3) Gn
13,14: וִיהוָה אָמַר אֶל אַבְרָם = waJHWH ´âmar ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram).
(4) Gn
14,21: וַיּאֹמֶר מֶלֶך סְדֹם אֶל אַבְרָם = wajj´omèr mèlèkh Sëdom ´èl
´abhërâm (en de koning van Sodom zei tot Abram).
(5) Gn
15,1: הָיָה דְבַר יהוה אֶל אַבְרָם = hâjâh dëbhar IHWH ´èl ´abhërâm
(het woord van JHWH kwam tot Abram).
(6) Gn
16,2: וַתֹאמַר שָׂרַי אֶל אַבְרָם = waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram).
(7) Gn
16,5: וַתֹאמַר שָׂרַי אֶל אַבְרָם = waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram).
(8) Gn
17,1: ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
In vier verzen is JHWH onderwerp. In zes verzen
gaat het om een spreken ; in twee verzen om een verschijnen van JHWH: (1) Gn
12,7. (2) Gn
17,1 ; ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram). wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
- Lettinga 12, 2012, 6: Een horizontale streep bovenaan tussen twee woorden, wordt maqqef genoemd. Ze verbindt de twee woorden tot een klemtooneenheid. Dit teken staat in het bijzonder na éénlettergrepige partikels zoals ´èl (tot, naar).
- אֶל אַבְרָהָם = ´èl ´abhërâhâm (tot Abraham). Tenakh (12): (1) Gn 17,9. (2) Gn 17,15. (3) Gn 18,13. (4) Gn 18,33. (5) Gn 20,10. (6) Gn 21,12. (7) Gn 21,22. (8) Gn 21,29. (9) Gn 22,7. (10) Gn 22,15. (11) Ex 6,3. (12) Js 51,2.
Gn 12,1.2. - 4. יהוה אֶל אַבְרָם = JHWH ´èl ´abhërâm (JHWH tot Abram). Bijbel / Gn (4): (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,7. (3) Gn 15,1. (4) Gn 17,1.
Gn
12,1.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל אַבְרָם = wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH zei tot Abram). Slechts in Gn
12,1. Het is toch wel opmerkelijk dat deze uitdrukking die bij het begin
van de geschiedenis van Abram en van het joodse volk staat, slechts eenmaal
in de bijbel voorkomt. Hiermee omspant dit woord van JHWH de hele geschiedenis
van het joodse volk. De twee volgende woorden als.לְךָ לֶך = lèkh lëkhâ
(ga voor je uit) zou ook als. לֵך לֵך = lèkh lekh (ga, ga) kunnen gelezen worden. In Gn 12,4
omsluit wajjelèkh (en hij ging) de uitdrukking (zoals JHWH tot hem had
gezegd) ; tweemaal wejjelèkh. Het leven van Abram en van het joodse
volk wordt gekenmerkt door gaan (hâlakh) en een levenswandel (halacha)
volgens de wet van JHWH. De weg leidt naar de berg, de berg Moria / Sion,
waar JHWH aanwezig is (Gn
22). De weg is een weg van gehoorzaamheid, vertrouwen en toevertrouwen.
-
וַיּאֹמֶר יהוה אֶל אַבְרָהָם = wajjo´mèr JHWH ´èl ´´abhërâhâm (en JHWH zei tot Abraham). Tenakh (1): Gn
18,13 (tot Abraham).
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל
אַבְרָהָם = wajjo´mèr ´èlohîm ´èl ´abhërâhâm (en God zei tot Abraham). Tenakh (3): (1) Gn 17,9 (tot Abraham). (2) Gn 17,15 (tot Abraham). (3) Gn 21,12 (tot Abraham).
Gn 12,1.5. l-kh (lâkh of lëhkâ = aan jou) < prefix voorzetsel lë + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. OF act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. lekh (ga). Zie hâlakh (gaan). Taalgebruik in Tenakh: hâlakh (gaan). Getalwaarde: he = 5, lamed = 12 of 30, kaph = 11 of 20 ; totaal: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (827. Pentateuch (276). Eerdere Profeten (188). Latere Profeten (147). 12 Kleine Profeten (30). Geschriften (186). Gn (72). In één vers in Gn 12: nl. Gn 12,1. Het eerste woord van de opdracht van JHWH aan Abram (Gn 12,1) is een werkwoordvorm van het werkwoord הָלַך = hâlakh (gaan) ; zo ook het eerste woord van de uitvoering door Abram in Gn 12,4. Het woord הָלַך = hâlakh (gaan) doet denken aan de joodse levenswandel (halakha). In Gn 12,4 begint de tocht van Abram: (1) Gn 12,4: וַיֵּלֶך = wajjelèkh (en Abram ging).
Gn 12,1.6. lëkhâ (voor jou). Voorzetsel lë + persoonlijk voornaamwoord suffix tweede persoon mannelijk enkelvoud -khâ. l-k. Zie hierboven.
Gn
12,1.5. - 6..לְךָ לֶך = lèkh lëkhâ (ga - voor je uit). Tenakh (1): Gn
12,1.
- לְךָ וְלֶך = lèkh lëkhâ (ga - voor je uit) komt ook voor in Gn 22,2.
lèkh lëkhâ (ga - voor je uit) komt voor in Gn
12,1 en Gn
22,2. Tussen Gn
12,1 en Gn
22,2 zijn verschillende gelijkenissen:
- Gn
12,1: lèkh lëkhâ... ´èl hâ´ârèts
´äsjèr ´arë´èkhâ (ga voor je
uit naar het land dat ik je zal laten zien). Gn
22,2: lèkh lëkhâ ´èl hâ´ârèts... `al áchad hèhârîm´äsjèr ´omar
´elêkhâ (ga voor jezelf uit naar het land... op één
van de bergen die ik u zeggende ben).
- De eerste plaats waar Abram in zijn tocht
door Kanaän aankomt heet de eik van Morèh (Gn
12,6). De plaats waarnaar Abram moet gaan in Gn
22,2 heet Morijjah.
- Aan ´arë´èkhâ (Ik zal
je laten zien) beantwoordt wajjerâ´ JHWH (en JHWH verscheen) van
Gn 12,7. Zo zou Morèh (Gn
12,6) met zien kunnen te maken hebben. In ieder geval Morijjah (Gn
22,2) dat in Gn
22,14 nader wordt verklaard als "JHWH zal erin voorzien".
Gn
12,1.7. מֵאַרְצְךָ = me´arëtsëkhâ (uit je land) < prefix voorzetsel min (uit), zelfstandig naamwoord אֶרֶץ = ´èrèts (land) en suffix persoonlijk
voornaamwoord tweede persoon mannelijk enkelvoud khâ. אֶרֶץ = ´èrèts
(land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz
(land). Getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 300, tsade = 18 of 90 ;
totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23). Structuur: 1 - 3 - 9. 9. De som van de elementen is telkens 3.
Tenakh
(2): (1) Gn
12,1. (2) Dt
26,2.
- Grieks: gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land).
Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154), in het NT (248).
- εκ της γης σου = ek tès gès sou (uit je land). LXX (1): Gn
12,1. NT (1): Hnd 7,3.
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 |
- Ned. aarde. Arabisch: أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran: ´arD (aarde). D.: Welt. E.: earth. Fr.: terre. Grieks: γη = gè (aarde, land). Taalgebruik in het NT: gè (aarde). Hebreeuws: אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz (land). Lat.: terra.
Gn 12,1.8. וּמִמּוֹלַדְתְּךָ = ûmimmôladëthëkhâ (en uit jouw stam) < prefix voegwoord wë -> û + prefix voorzetsel min + zelfst. naamw. stat. constr. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk.. Zie מוֹלֶדֶת = môlèdèth (kring van verwanten). Tenakh (1). Gn 12,1. Een vorm van מוֹלֶדֶת = môlèdèth (kring van verwanten) in Tenakh (22).
Gn 12,1.9. וּמִבֵּית = ûmibe(j)th (en uit het huis) < prefix voegwoord wë -> û + prefix voorzetsel min + zelfst. naamw. stat. constr. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk.. Zie stat. constr. בֵּית = be(j)th van het zelfst. naamw. בַּיִּת = bajith (huis). Taalgebruik in Tenakh: bajith (huis). Getalswaarde: beth = 2, jod = 10, thaw = 22 of 400 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103). Structuur: 2 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (5): (1) Gn 12,1. (2) Gn 24,40. (3) Re 9,20. (4) Mi 6,4. (5) Neh 12,29.
Gn 12,1.10. אָבִיךָ = ´âbhîkhâ (jouw vader) < stat. constr. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk.. Zie אַב = ´abh (vader). Taalgebruik in Tenakh: ´abh (vader). Getalwaarde: alèph = 1, beth = 2 ; totaal 3. Structuur: 1 - 2. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (96). Gn (19). Ex (2): (1) Ex 3,6. (2) Ex 20,12.
Gn 12,1.11. ´l: voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is אֶל = ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh: ´èl . getalswaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Gn 12 (5).
Gn
12,1.12. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz
(land). getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 200, tsade = 18 of 90 ; totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur: 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 12: (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. me´arëtsëkhâ (uit je land) staat aan het begin
van het citaat in Gn
12,1, ´èl hâ´ârèts (naar het land)
staat op het einde van Gn
12,1.
- Grieks. acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land).
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Ned. aarde. Arabisch: أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran: ´arD (aarde). D.: Welt. E.: earth. Fr.: terre. Grieks: γη = gè (aarde, land). Taalgebruik in het NT: gè (aarde). Hebreeuws: אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz (land). Lat.: terra.
Gn
12,1.11. - 12. אֶל הָאָרֶץ = ´èl hâ´ârèts (naar het land). Tenakh
(53). Pentateuch (38). Gn (3). Ex (3). Lv (3). Nu (12). Dt (17). Eerdere
Profeten (3). Latere Profeten (11). 12 Kleine Profeten (0). Geschriften (1). Gn (3): (1) Gn
12,1. (2) Gn
24,5 (2X). (3) Gn
50,24. Ex (3): (1) Ex 6,8. (2) Ex 12,25. (3) Ex 33,1. Lv (3): (1) Lv 19,23. (2) Lv 23,10. (3) Lv 25,2. Nu (12): (1) Nu 13,27. (2) Nu 14,3. (3) Nu 14,8. (4) Nu 14,16. (5) Nu 14,24. (6) Nu 14,30. (7) Nu 15,18. (8) Nu 20,12. (9) Nu 20,24. (10) Nu 32,7. (11) Nu 32,9. (12) Nu 34,2. Dt (17): (1) Dt 2,29. (2) Dt 4,21. (3) Dt 6,10. (4) Dt 7,1. (5) Dt 9,28. (6) Dt 11,29. (7) Dt 17,14. (8) Dt 18,9. (9) Dt 26,1. (10) Dt 26,3. (11) Dt 27,2. (12) Dt 27,3. (13) Dt 30,5. (14) Dt 31,7. (15) Dt 31,21. (16) Dt 31,23. (17) Dt 32,52. Buiten de Pentateuch (15).
In Gn 12,1 kreeg Abram de opdracht van JHWH om uit zijn land te trekken naar het land...
In Gn 50,24 herinnert Jozef zijn broers aan de woorden van JHWH dat Hij hen vanuit dit land
naar het land... zal leiden. Gn
12,1 en Gn
50,24 omsluiten de verhalen van de aartsvaders en Jozef. Van het ene land
naar het andere.
- אֶת הָאָרֶץ = ´èth hâ´ârèts
(het land). Tenakh (136). Gn (12): (1) Gn 1,28. (2) Gn 6,12. (3) Gn 6,13. (4) Gn 9,1. (5) Gn 12,7. (6) Gn 15,7. (7) Gn 15,18. (8) Gn 24,7. (9) Gn 35,12. (10) Gn 41,30. (11) Gn 42,30. (12) Gn 48,4.
Gn
12,1.11. - 13 אֶל הָאָרֶץ אֲשֶׁר = ´èl hâ´ârèts ´äsjèr
(naar het land dat). Tenakh (40). Pentateuch (33). Gn (3/3). Ex (3/3):. Lv (2/3). Nu (9/12). Dt (16/17). Eerdere Profeten (2/3). Latere Profeten
(4/11). 12 Kleine Profeten (0). Geschriften (1/1). Gn (3): (1) Gn
12,1. (2) Gn
24,5 (2X). (3) Gn
50,24. Ex (3): (1) Ex 6,8. (2) Ex 12,25. (3) Ex 33,1. Lv (2): (1) Lv 23,10. (2) Lv 25,2. Nu (9): (1) Nu 13,27. (2) Nu 14,16. (3) Nu 14,24. (4) Nu 14,30. (5) Nu 15,18. (6) Nu 20,12. (7) Nu 20,24. (8) Nu 32,7. (9) Nu 32,9. Dt (16): (1) Dt 2,29. (2) Dt 6,10. (3) Dt 7,1. (4) Dt 9,28. (5) Dt 11,29. (6) Dt 17,14. (7) Dt 18,9. (8) Dt 26,1. (9) Dt 26,3. (10) Dt 27,2. (11) Dt 27,3. (12) Dt 30,5. (13) Dt 31,7. (14) Dt 31,21. (15) Dt 31,23. (16) Dt 32,52. Buiten de Pentateuch (7). Eerdere Profeten (2): (1) Joz 1,2. (2) Re 2,1.
- In Gn 24,1-67 zendt Abraham dienaars naar zijn geboorteplaats om een
vrouw voor zijn zoon Isaak te zoeken. De dienaars werpen op: als het ons niet
lukt, dat een vrouw uit je geboorteplaats naar hier meekomt, zullen we dan
Isaak naar jouw geboorteplaats terugbrengen. Gn
24,5 verwijst naar Gn
12,1 waar JHWH aan Abram de opdracht geeft om te gaan naar het land dat
Hij hem zal tonen.
- אֵת הָאָרֶץ אֱשֶׁר = ´èth hâ´ârèts ´äsjèr (het land dat). Tenakh (25). Pentateuch (18). Eerdere Profeten (6). Geschriften (1). Nu (5): (1) Nu 14,23. (2) Nu 14,31. (3) Nu 27,12. (4) Nu 35,33. (5) Nu 35,34. Dt (13): (1) Dt 1,8. (2) Dt 1,36. (3) Dt 3,20. (4) Dt 3,28. (5) Dt 4,1. (6) Dt 6,23. (7) Dt 8,1. (8) Dt 9,23. (9) Dt 10,11. (10) Dt 11,8. (11) Dt 11,31. (12) Dt 16,20. (13) Dt 24,4. Joz (6): (1) Joz 1,6. (2) Joz 1,11. (3) Joz 1,15. (4) Joz 5,6. (5) Joz 18,3. (6) Joz 22,33. Neh (1): Neh 9,15.
אֵת הָאָרֶץ אֱשֶׁר יהוה אֱלֹהֶיכֶם נֹתִן לָכֶם = ´èth hâ´ârèts ´äsjèr JHWH ´êlohe(j)khèm nothen lâkhèm (het land dat JHWH, jullie God, jullie gevende). Tenakh (4): (1) Dt 3,20. (2) Dt 11,31. (3) Joz 1,11. (4) Joz 1,15. In Dt
4,1 staat JHWH de God van jullie vaderen.
- אֵת הָאָרֶץ אֱשֶׁר יהוה אֱלֹהֶיךָ נֹתֵן לָךְ = ´èth hâ´ârèts ´äsjèr JHWH ´êlohe(j)khâ lâkh (het land dat JHWH, je God, je gevende). Tenakh (1): Dt 16,20.. 11. (4) Joz 1,15.
- אֵת הָאָרֶץ אֱשֶׁר יהוה אֱלֹהֶיךָ נֹתֵן לְךָ = ´èth hâ´ârèts ´äsjèr JHWH ´êlohe(j)khâ lëkhâ (het land dat JHWH, je God, je gevende). Tenakh (1): Dt 24,4.
- אֶתֵּן אֶת הָאָרֶץ = ´èththen ´èth hâ´ârèts
(ik geef het land). Tenakh (4): (1) Gn
12,7. (2) Gn
24,7. (3) Gn
35,12. (4) Dt
1,36.
- אֶתֵּן אֶת הָאָרֶץ הַזֹּאת = ´èththen ´èth hâ´ârèts
hazzo´th (ik geef dit land). Tenakh (2): (1) Gn
12,7. (2) Gn
24,7.
- אֵת הָאָרֶץ אֱשֶׁר אֲשֶׁר נִשְׁבַּע = ´èth hâ´ârèts ´äsjèr nisjëba` (het land dat Hij zwoer). Tenakh (4): (1) Dt 1,8. (2) Dt 6,23. (3) Dt 8,1. (4) Joz 5,6.
Gn
12,1.14. אַרְאֶךָּ = ´arë´èkhâ (ik zal jou tonen) < wertkwoordvorm act. hifil imperf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk.. Werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh: râ´âh
(zien). Getalswaarde: resj = 20 of 200, aleph = 1, he = 5 ; totaal:
26 of 206. Structuur: 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Een vorm van רָאָה = râ´âh in Tenakh (1188). r-´- h. Tenakh (121).
Pentateuch (29). Eerdere Profeten (28). Latere Profeten (14). 12 Kleine
Profeten (8). Geschriften (42). Tenakh (3): (1) Gn
12,1. (2) 2 K 3,14. (3) Zach
1,9.
- 'r' is het Aramese woord voor aarde. We zouden dan kunnen vertalen: naar het land dat jouw land is.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,2 - Gn 12,2 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And I will make of thee a great nation, and I will bless
thee, and make thy name great; and thou shalt be a blessing:
Luther-Bibel. 2 Und ich will dich zum großen Volk machen und will dich
segnen und dir einen großen Namen machen, und du sollst ein Segen sein.
Tekstuitleg van Gn
12,2. Dit vers telt 8 (2 X 2 X 2) woorden en 36 (2 X 2 X 3 X 3) letters. De getalswaarde van Gn
12,2 is 1400 (2 X 2 X 2 X 5 X 5 X 7).
Gn 12,1 b - Gn 12,2 - Gn 12,3 bevatten de woorden van JHWH. De inleiding op het citaat telt 4 woorden. Het citaat zelf telt 27 woorden. De drie verzen tellen 15 + 39
+ 36 + 41 = 131 letters. De inleiding op het citaat telt 15 letters, het citaat
zelf 116 (4 X 29) letters.
Gn 12,2.1. וְאֶעֶשְׂךָ = wë´è`èshëkhâ (en ik zal je maken) < prefix consec. wë + act. ind. imperf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk.. עָשָׂה = `âshâh (maken, doen). Taalgebruik in Tenakh: `âshâh (maken). getalswaarde: ajin = 16 of 70, shin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³). Structuur: 7 - 3 - 5. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (1): Gn 12,2. Een vorm van עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) in Tenakh (2620).
Gn
12,2.2. לְגוֹי = lëgôj (tot volk). < prefix voorzetsel lë + zelfstandig naamwoord
גוֹי = gôj (volk). Taalgebruik in Tenakh: gôj
(volk). Tenakh (15): (1) Gn
12,2. (2) Gn
17,20. (3) Gn
18,18. (4) Gn
21,13. (5) Gn
21,18. (6) Gn
46,3. (7) Ex
9,24. (8) Ex
32,10. (9) Nu
14,12. (10) Dt
9,14. (11) Dt
26,5. (12) Js
26,15. (13) Js
60,22. (14) Ez
37,22. (15) Mi
4,7.
- Grieks. ethnos (volk). Taalgebruik in de Septuaginta.: ethnos
(volk). Taalgebruik in het N.T.: ethnos
(volk). Lat. populus. Fr. peuple. E. people. Ned. volk.
Gn 12,2.3. Gn 12,2.3. גָדוֹל (= gâdôl: groot; bv nw mann enk). Taalgebruik in Tenakh: gâdal (groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth = 4, lamed = 12 of 30; totale waarde: 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek 19. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter, de gimmel: gimmel = 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30; totale waarde: 28 (2² X 7) of 73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide woorden is elkaars spiegelbeeld: 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als zeshoek. Tenakh (174). Pentateuch (30). Eerdere Profeten (43). Latere Profeten (48). 12 Kleine Profeten (10). Geschriften (43). Gn (14): (1) Gn 4,13. (2) Gn 12,2. (3) Gn 15,14. (4) Gn 17,20. (5) Gn 18,18. (6) Gn 19,11. (7) Gn 21,8. (8) Gn 21,18. (9) Gn 29,7. (10) Gn 39,9. (11) Gn 39,14. (12) Gn 41,29.
Gn 12,2.2. - 3. לְגוֹי גָדוֹל = lëgôj gädôl (tot een groot volk). Tenakh (8): (1) Gn 12,2. (2) Gn 17,20. (3) Gn 18,18. (4) Gn 21,18. (5) Gn 46,3. (6) Ex 32,10. (7) Nu 14,12. (8) Dt 26,5. Tot een groot volk. In Gn 12,2 zegt JHWH dat Hij Abram tot een groot volk zal maken. Tengevolge van een hongersnood daalde Abram af naar Egypte ( Gn 12,10). In Dt 26,5 wijst men op het feit dat Abram in Egypte tot een groot volk werd.
Gn 12,2.4. וַאֲבָרֶכְךָ = wa´äbhârëkhèkhâ (en ik zal je zegenen) < prefix consec. wë + act. piël imperf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk.. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik in Tenakh: bârakh (zegenen, loven, prijzen). getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111). 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26. Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (2): (1) Gn 12,2. (2) Gn 26,3. Een vorm van בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) in Tenakh (327).
Gn
12,2.5. prefix wë + act. piël imperf. (cohortatief) 1ste pers. enk. וַאֲגַדְּלָה = wa´ägaddëlâh (en dat ik groot make) van het werkw. גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien). Taalgebruik in Tenakh: gâdal
(groot worden, opgroeien). De getalswaarde van gdl is: gimmel = 3, daleth
= 4, lamed = 12 of 30 ; totale waarde: 19 of 37. 37 is de ster met zeshoek
19. De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter, de gimmel: gimmel
= 3, mem = 13 of 40, lamed = 12 of 30 ; totale waarde: 28 (2² X 7) of
73. Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij
de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt. De getalswaarde van beide
woorden is elkaars spiegelbeeld: 37 (gdl) - 73 (gml). 73 is de ster met 37 als
zeshoek. Tenakh (1): Gn 12,2. Een vorm van גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien) in Tenakh (118).
- Gn 12,2. LXX: μεγαλυνω (= megalunô: ik maak groot; wkw act ind praes 1ste pers enk van het wkw μεγαλυνω = megalunô: groot maken, verheffen). Tenakh (4): (1) Gn 12,2. (2) Jr 31,14. (3) Ez 24,9. (4) Ps 69,31. Een vorm van μεγαλυνω = megalunô (groot maken, verheffen) in de Septuaginta
(92), in het NT (8).
In Gn 12,2 is er sprake van (1) een groot volk maken (2) zegenen (3) je naam vergroten (4) tot zegen zijn. In Lc 1,46 staan we aan het begin van een lof- /zegenlied. Wat aan Abraham werd toegezegd, komt tot vervulling.
Gn 12,2.6. שְׁמֶךָ OF שִׁמְךָ= sjëmèkhâ OF sjimëkhâ (jouw naam) < stat. constr. zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. enk.. Tenakh (77). Gn (6).
Gn 12,2.7. וְהָיָה = wëhâjâh (en het zal zijn / en het is) < prefix verbindingswoord wë + werkw. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. OF וֶהְיֵה = wèhëjeh (en wees) < wë + act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalswaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5). Structuur: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (388). Pentateuch (149). Eerdere Profeten (66). Latere Profeten (117). 12 Kleine Profeten (45). Geschriften (11). Gn (27). Ex (42). Dt (42).
Gn 12,2.8. בְּרָכָה = bërâkhâ (zegen, zegenspreuk, geschenk, weldaad). Zie het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik in Tenakh: bârakh (zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111). 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26. Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (22). Gn (3).
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,3 - Gn 12,3 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And I will bless them that bless thee, and curse him that
curseth thee: and in thee shall all families of the earth be blessed.
Luther-Bibel. 3 Ich will segnen, die dich segnen, und verfluchen, die dich
verfluchen; und in dir sollen gesegnet werden alle Geschlechter auf Erden.
Tekstuitleg van Gn 12,3. Dit vers Gn 12,3 telt 9 (3 X 3) woorden en 41 letters. De getalswaarde van Gn 12,3 is 2193 (3 X 17 X 43).
Gn 12,3.1. וַאֲבָרֲכָה = wa´äbhâräkhâh (en ik zal zegenen) < prefix voegwoord wë + act. piel imperfectum 1ste persoon enkelvoud van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik in Tenakh: bârakh (zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) OF 222 (6 X 37) of (2 X 111) of (10 X 17) + (2 X 26). Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (2): (1) Gn 12,3. (2) Ps 145,1.
Gn 12,3.2. מְבָרְכֶיךָ = mëbhârëkkhè(j)khâ (degenen die jou zegenen) < act. piel part. stat. constr. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik in Tenakh: bârakh (zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) OF 222 (6 X 37) of (2 X 111) of (10 X 17) + (2 X 26). Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (2): (1) Gn 12,3. (2) Nu 24,9.
Gn 12,3.3. וּמְקַלֶּלְךָ = ûmëqallèlekhâ (en degene die jou veracht) < prefix voegwoord wë -> û + act. piel part. stat. constr. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het werkw. קָלַל = qälal (vlug, gering, onbeduidend, veracht zijn). Taalgebruik in Tenakh: qälal (vlug, gering, onbeduidend, veracht zijn). Getalswaarde: qoph = 19 of 100, lamed = 12 of 30 ; totaal: 43 OF 160. Structuur: 1 - 3 - 3. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (1): Gn 12,3.
Gn 12,3.4. אָאֹר = ´â´or (ik zal vervloeken), act. qal imperf. 1ste pers. enk. van het werkw. אָרַר = ´ârar (vervloeken). Taalgebruik in Tenakh: ârar (vervloeken). Getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 200 ; totaal: 41 OF 401. Structuur: 1 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (1): Gn 12,3.
Gn 12,3.5. וְנִבְרְכוּ = wënibhërëkhû (en zij zullen gezegend worden) < prefix voegwoord wë + pass. nifal perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen). Taalgebruik in Tenakh: bârakh (zegenen, loven, prijzen). Getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, kaf = 11 of 20. Totaal: 33 (3 X 11) OF 222 (6 X 37) of (2 X 111) of (10 X 17) + (2 X 26). Structuur: 2 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (3): (1) Gn 12,3. (2) Gn 18,18. (3) Gn 28,14.
Gn 12,3.6. בְךָ = bëkhâ (in u) < prefix voorzetsel bë + suffix bezittel. voornaamwoord tweede persoon mannelijk enkelvoud. Tenakh (148). Pentateuch (30).
Gn 12,3.7. - 8. כֹל מִשׁפְּחֹת = kol misjëpëchoth (alle gslachten). Tenakh (4): (1) Gn 12,3. (2) Gn 28,14. (3) Nu 26,43. (4) Re 9,1.
Gn 12,3.9. הָאֲדָמָה = hâ´ädâmâh de aarde) < bepaald lidw. + zelfst. naamw. אֲדָמָה = ´ädâmâh (aarde, grond). Taalgebruik in Tenakh: ´ädâmâh (aarde, grond). Getalwaarde: aleph = 1, daleth = 4, mem = 13 of 40, he = 5 ; totaal: 23 OF 50. Structuur: 1 - 4 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (110). Pentateuch (64). Eerdere Profeten (16). Latere Profeten (17). 12 Kleine Profeten (8). Geschriften (5). Gn (31).
Gn 12,3.7. - 9. כֹל מִשׁפְּחֹת הָאֲדָמָה = kol misjëpëchoth hâ´ädâmâh (alle gslachten van de aarde). Tenakh (1): Gn 12,3. Met een lichte variante van kâl (alle) in Gn 28,14.
Gn 12,3 | wënibhërëkhû (en zij zullen gezegend worden) | bëkhâ (in u) | kol misjëpëchoth hâ´ädâmâh (alle gslachten van de aarde) |
Gn 18,18 | wënibhërëkhû (en zij zullen gezegend worden) | bô (in hem) | kol gôjje hâ´ârèts (alle volkeren van de aarde) |
Gn 28,14 | wënibhëräkhû (en zij zullen gezegend worden) | bëkhâ (in u) | kâl misjëpëchoth hâ´ädâmâh (alle gslachten van de aarde) |
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,4 - Gn 12,4 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. So Abram departed, as the LORD had spoken unto him; and
Lot went with him: and Abram was seventy and five years old when he departed
out of Haran.
Luther-Bibel. 4 Da zog Abram aus, wie der HERR zu ihm gesagt hatte, und Lot
zog mit ihm. Abram aber war fünfundsiebzig Jahre alt, als er aus Haran
zog.
Tekstuitleg van Gn 12,4. Dit vers Gn 12,4 telt 17 woorden en 65 (3 X 13) letters. De getalswaarde van Gn 12,4 is 4256 (2² X 2² 7 X 19). Het eerste woord van de opdracht van JHWH aan Abram is een werkwoordvorm van het werkwoord hâlakh (gaan) ; zo ook het eerste woord van de uitvoering door Abram in Gn 12,4. Het woord hâlakh (gaan) doet denken aan de joodse levenswandel (halakha). In Gn 12,4 begint de tocht van Abram: (1) Gn 12,4: wajjelèkh ´abhërâm (en Abram ging).
Gn 12,4 verwijst naar de inleidingsformule van Gn 12,1. Slechts één woord hebben ze gemeenschappelijk nl. JHWH. Opmerkelijk is dat ´elâjw (tot hem) onmiddellijk na het werkwoord staat en dat het onderwerp helemaal achteraan de zin staat.
Gn 12,4.1. וַיֵּלֶך = wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperf.
3de pers.mann. enk. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan). Taalgebruik in Tenakh: hâlakh
(gaan). getalswaarde: he = 5, lamed = 12 of 30, kaph = 11 of 20 ; totaal: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 3 -2. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (216). Pentateuch (39). Eerdere Profeten (146). Latere Profeten (6). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (22). Gn (23): (1) Gn
12,4. (2) Gn
13,3. (3) Gn
18,33. (4) Gn
22,3. (5) Gn
22,13. (6) Gn
24,10. (7) Gn 24,61. (8) Gn
25,34.
- Volgens Lettinga (12, 2012) sluit het werkw. zich aan bij een aantal werkw. וי"פ die van een éénlettergrepige stam waren en zich hebben aangepast aan het systeem van drie stammedeklinkers (Lettinga, 12, 2012, 55i). Zo zou qal imperf. jajlik zijn. In de laatste lettergreep werd de i in de gesloten lettergreep met klemtoon e (Lettinga, 12, 2012, 14k) ; de e, ontstaan uit de i, wordt in een gesloten lettergreep zonder klemtoon è (Lettinga, 12, 2012, 14l). In de eerste lettergreep is de ai klank in een gesloten lettergreep zonder klemtoon e geworden (Lettinga, 12, 2012, 12l).
Gn 12,4.2. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
Gn 12,4.1. - 2. וַיֵּלֶך אַבְרָם = wajjelèkh (en hij ging) ´abhërâm (Abram).
Slechts éénmaal in de bijbel nl. Gn
12,4. Deze uitdrukking komt slechts voor tot de naamsverandering van Abram
in Abraham (Gn
17,5).
- Gn
12,10: מִצְרַיְמָה אַבְרָם וַיֵּרֶד = wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh
(en Abram daalde af Egyptewaarts). Gn
12,10.
Gn 12,4.3. כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser). Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr
(die). getalswaarde van ´äsjèr (die): aleph = 1, sjin
= 21 of 300, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167).
Structuur: 1 - 3 - 2. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (488). Pentateuch (202). Eerdere Profeten (68). Latere Profeten
(68). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (56). Gn (40). Gn 12 (2): (1) Gn
12,4. (2) Gn
12,11.
- καθαπερ = kathaper (zoals). Taalgebruik in het NT: kathaper (zoals). Taalgebruik in de LXX: kathaper (zoals). Bijbel (83). LXX (70). NT (13). Gn (2): (1) Gn 12,4. (2) Gn 50,6.
- Ned.: zoals. Arabisch: كَما = kamâ (zoals). Taalgebruik in de Qoran: kamâ (zoals). D.: wie. E.: as. Fr.: selon. Gr.: καθαπερ = kathaper (zoals). Taalgebruik in het NT: kathaper (zoals) OF καθως = kathôs (zoals). Taalgebruik in het NT: kathôs
(zoals). Hebreeuws: כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die). Taalgebruik in Tenakh: ´äsjèr
(die).
Gn 12,4.4. act. piël perf. 3de pers. mann. enk. דִּבֶּר = dibbèr (hij sprak). Zie het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken). getalswaarde: daleth = 4, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 26 (2 X 13) OF 206 = 2 X 103. Structuur: 4 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 8. Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Tenakh (196). Gn (13): (1) Gn 12,4. (2) Gn 17,23. (3) Gn 18,19. (4) Gn 21,2. (5) Gn 23,16. (6) Gn 24,7. (7) Gn 24,53. (8) Gn 35,13. (9) Gn 35,14. (10) Gn 35,15. (11) Gn 42,30. (12) Gn 45,27. (13) Gn 49,28.
dâbhar (spreken) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Est | Job | Ps | Spr | Pr | Js | Jr | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | |
dbr | 756 | 29 | 37 | 26 | 39 | 52 | 26 | 10 | 3 | 29 | 31 | 63 | 35 | 12 | 27 | 2 | 6 | 13 | 10 | 23 | 9 | 8 | 39 | 97 | 79 | 8 | 3 | 2 | 7 | 1 | 4 | 3 | 1 | 2 | 5 | 14 | 1 |
- Lettinga 12, 2012, 47a): de piël perf. qattal is naar analogie van het imperf. geworden tot qattil ; ook de eerste a werd i ; allereerst verzwakte de korte a in een gesloten onbeklemtoonde lettergreep tot è ; vervolgens werd die verder nog tot i ('wet van de verdunning'). Drie werkw. hebben de 2de klinker è.
- Grieks: act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak)
van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in het NT: laleô
(lallen, spreken, praten). Taalgebruik in de LXX: laleô
(lallen, spreken, praten). Gn (25). (1) Gn 12,4. (2) Gn 17,3. (3) Gn 17,23. (4) Gn 18,19. (5) Gn 19,14. (6) Gn 20,8. (7) Gn 21,1. (8) Gn 21,2. (9) Gn 23,8. (10) Gn 23,16. (11) Gn 24,7. (12) Gn 24,51. (13) Gn 34,3. (14) Gn 34,8. (15) Gn 35,13. (16) Gn 35,14. (17) Gn 35,15. (18) Gn 39,17. (19) Gn 39,19. (20) Gn 41,9. (21) Gn 41,17. (22) Gn 42,7. (23) Gn 42,28.
(24) Gn 50,4. (25) Gn 50,21. Ex (30). Lv (38). Nu (68). Dt (28). Ex (30): (1) Ex
4,30. (2) Ex
6,2. (3) Ex
6,9. (4) Ex
6,10. (5) Ex
6,12. (6) Ex 6,28. (7) Ex
6,29. (8) Ex 7,7. (9) Ex 7,13. (10) Ex 8,11. (11) Ex 8,15. (12) Ex 9,35. (13) Ex 12,25. (14) Ex
14,1. (15) Ex
16,11. (16) Ex 16,23. (17) Ex
20,1. (18) Ex 24,3. (19) Ex 24,7. (20) Ex
25,1. (21) Ex
30,11. (22) Ex
30,17. (23) Ex
30,22. (24) Ex
31,1. (25) Ex
32,7. (26) Ex 32,28. (27) Ex
33,1. (28) Ex
34,31. (29) Ex 34,32. (30) Ex
40,1.
laleô | bijbel | OT | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen | 431 | 400 | 189 | 106 | 39 | 11 | 38 | 31 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 |
- Ned.: spreken. Arabisch: تَكَلَمَ = takallama (spreken). Taalgebruik in de Qoran: takallama (spreken). D.: sprechen. E.: to speek. Fr.: parler. Grieks: λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten). Taalgebruik in het NT: laleô (lallen, spreken, praten). Hebreeuws: דָבַר = dâbhar (spreken). Taalgebruik in Tenakh: dâbhar (spreken). Lat.: loqui.
Gn 12,4.3. - 4. כַאֲשֶׁר דִּבֶּר = ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak). Tenakh (65). Pentateuch (29). Gn (4): (1) Gn
12,4. (2) Gn
17,23. (3) Gn 21,1. (4) Gn 24,51. Ex (5): (1) Ex 1,17. (2) Ex 7,13. (3) Ex 8,11. (4) Ex 9,12. (5) Ex 12,25. Lv (1): Lv 10,5. Nu (4): (1) Nu 5,4. (2) Nu 17,5. (3) Nu 23,2. (4) Nu 27,23. Dt (15): (1) Dt 1,11. (2) Dt 1,21. (3) Dt 2,1. (4) Dt 6,3. (5) Dt 6,19. (6) Dt 9,3. (7) Dt 10,9. (8) Dt 11,25. (9) Dt 12,20. (10) Dt 15,6. (11) Dt 18,2. (12) Dt 26,18. (13) Dt 27,3. (14) Dt 29,12. (15) Dt 31,3.
- Grieks: καθαπερ ελαλησεν = kathaper elalèsen (zoals hij sprak). LXX (8): (1) Gn 12,4. (2) Ex 7,13. (3) Ex 8,11. (4) Ex 8,15. (5) Ex 9,35. (6) Nu 17,12. (7) Dt 6,3. (8) Dt 12,20.
-- καθα ελαλησεν = katha elalèsen (zoals hij sprak). LXX (15). Pentateuch (9): (1) Gn
17,23. (2) Gn 21,1. (3) Gn 21,2. (4) Gn 24,51. (5) Ex 32,28. (6) Nu 5,4. (7) Nu 17,5. (8) Dt 6,19. (9) Dt 31,3. NT (0).
-- καθως ελαλησεν = kathôs elalèsen (zoals hij sprak). Bijbel (15). OT (13). NT (2): (1) Lc
1,55. (2) Lc
1,70.
Gn 12,4.5. אֵלָיו = ´elâ(j)w (tot hem). Voorvoegsel ´el + suffix 3de pers. mann. enk.. Zie: ´l: voorzetsel
אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam
´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh: ´èl . getalswaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (407). Pentateuch (118). Eerdere Profeten (182). Latere Profeten (32). 12 Kleine
Profeten (15). Geschriften (60). Gn (53). Gn 12 (2): (4) Gn
12,4. (5) Gn
12,7.
- Lettinga 12, 2012, 63k: Bij o.a. het voorzetsel = ´èl is het suffix verbonden met de oorspronkelijke vorm op ay. Zo ontstaan er vormen die er uitzien als een meervoud met suffixen. `èla(jw < `èlejû < `èlejhû.
Gn 12,4.4. - 5. דִּבֶּר אֵלָיו = dibbèr ´elâjw (hij sprak tot hem). Tenakh (6): (1) Gn
12,4. (2) Re 6,27. (3) 1 K 21,4. (4) 1 K 22,13. (5) 2
Kr 18,12. (6)
Jr
36,4.
- דִּבֶּר אִתּוֹ = dibbèr ´iththô (hij sprak met hem). Tenakh (5): (1) Gn 17,23. (2) Gn 21,2.(3) Gn 35,13. (4) Gn 35,14. (5) Gn 35,15.
- דִּבֶּר לוֹ = dibbèr lô ( hij sprak tot hem). Tenakh (3): (1) Dt 18,2. (2) Joz 13,14. (3) 1 K 5,26. (4) 1 K 13,26.
Gn 12,4.3. - 5. כַאֲשֶׁר דִּבֶּר אֵלָיו = ka´äsjèr dibbèr ´elâjw (zoals hij sprak tot hem). Tenakh (2): (1) Gn
12,4. (2) Re 6,27.
- כַאֲשֶׁר דִּבֶּר אִתּוֹ = ka´äsjèr dibbèr ´iththô (zoals hij sprak met hem). Tenakh (1): Gn 17,23.
- כַאֲשֶׁר דִּבֶּר לוֹ = ka´äsjèr dibbèr lô (zoals hij sprak tot hem). Tenakh (3): (1) Dt 18,2. (2) Joz 13,14. (3) 1 K 5,26.
Gn 12,4.6. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 26. Structuur: 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenach (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1. Gn
12 (5): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,7. (4) Gn
12,8. (5) Gn
12,17.
- Grieks: κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX: kurios
(heer). Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de Septuaginta (8591), in het NT (718).
- Ned.: Heer. Arabisch: رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer). Aramees: יוי = JWJ. D.: Herr. E.: Lord. Fr.: seigneur. Grieks: κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Hebreeuws: יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenach: JHWH. Latijn: Dominus.
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai, waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn 12,4.3. - 5. en 3. - 6. כַאֲשֶׁר דִּבֶּר אֵלָיו יהוה = ka´äsjèr dibbèr ´elâjw
JHWH (zoals JHWH sprak tot hem). Bijbel (2): Gn
12,4 en Re
6,27.
- כַאֲשֶׁר דִּבֶּר יהוה = ka´äsjèr dibbèr JHWH (zoals JHWH sprak). Tenakh (28). Gn (1): Gn
24,51. Ex (6): (1) Ex 7,13. (2) Ex 7,22. (3) Ex 8,11. (4) Ex 8,15. (5) Ex 9,12. (6) Ex 9,35.
Gn 12,4.7. וַיֵּלֶך = wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperf.
3de pers.mann. enk. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan). Taalgebruik in Tenakh: hâlakh
(gaan). getalswaarde: he = 5, lamed = 12 of 30, kaph = 11 of 20 ; totaal: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 3 -2. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (216). Pentateuch (39). Eerdere Profeten (146). Latere Profeten (6). 12 Kleine
Profeten (3). Geschriften (22). Gn (23): (1) Gn
12,4. (2) Gn
13,3. (3) Gn
18,33. (4) Gn
22,3. (5) Gn
22,13. (6) Gn
24,10. (7) Gn 24,61. (8) Gn
25,34.
- Volgens Lettinga (12, 2012) sluit het werkw. zich aan bij een aantal werkw. וי"פ die van een éénlettergrepige stam waren en zich hebben aangepast aan het systeem van drie stammedeklinkers (Lettinga, 12, 2012, 55i). Zo zou qal imperf. jajlik zijn. In de laatste lettergreep werd de i in de gesloten lettergreep met klemtoon e (Lettinga, 12, 2012, 14k) ; de e, ontstaan uit de i, wordt in een gesloten lettergreep zonder klemtoon è (Lettinga, 12, 2012, 14l). In de eerste lettergreep is de ai klank in een gesloten lettergreep zonder klemtoon e geworden (Lettinga, 12, 2012, 12l).
Gn 12,4.8. אִתּוֹ = iththô (met hem) < voorzetsel ´eth + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk..
Gn 12,4.7. - 8. וַיֵּלֶך אִתּוֹ = wajjelèkh ´iththô (en hij ging met hem). Tenakh (2): (1) Gn 12,4. (2) Re 1,3.
Gn 12,4.9. lôth (Lot). Taalgebruik in Tenakh: lôth (Lot). Getalswaarde: lamed = 12 of 30, waw = 6, tet = 9 ; totaal: 27 (3³) OF 45 (3² X 5). Structuur: 3 - 6 - 9. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (24).
Gn 12,4.10. וְאַבְרָם = wë´abërâm (en Abram) < prefix voegwoord wë + eigennaam אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). Getalwaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalwaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalwaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27.
- Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75).
Gn 12,4.11. בֵּן / בִּן / בֶּן = ben / bin / bèn (zoon, kind). Taalgebruik
in Tenakh: ben
(zoon, kind). Getalswaarde: beth = 2, nun = 14 of 50; totaal: 16 (2²
X 2²) of 52 (2 X 26). Structuur: 2 - 5. De som van de elementen is 7. Tenakh (1225). Pentateuch (284). Eerdere Profeten (392). Latere Profeten (231). 12 Kleine Profeten (26)
Geschriften (292). Gn (85).
- zn met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker: qil-vorm. De stamklinker i met klemtoon is e geworden (Lettinga (6) 13m), bin werd ben. In gesloten lettergrepen zonder klemtoon is de uit de i ontstane e è geworden (Lettinga (6) 13n), vandaar bèn.
Gn 12,4.12. חֲמֵשׁ / חָמֵשׁ = châmesj / chämesj (vijf). Taalgebruik in Tenakh: châmesj (vijf). getalswaarde: chet = 8, mem = 13 of 40, sjin = 21 of 300 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 348 (2² X 3 X 29 OF 12 X 29). Structuur: 8 - 4 - 3. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (88). De getalswaarde 348 is het spiegelbeeld van de structuur van het woord. Pentateuch (34). Eerdere Profeten (13). Latere Profeten (26). 12 Kleine
Profeten (0). Geschriften (15). Gn (17): (1) Gn 5,6. (2) Gn 5,10. (3) Gn 5,11. (4) Gn 5,15. (5) Gn 5,17. (6) Gn 5,21. (7) Gn 5,23. (8) Gn 5,30. (9) Gn 5,32. (10) Gn 7,20. (11) Gn 11,11. (12) Gn 11,12. (13) Gn 11,32. (14) Gn 12,4. (15) Gn 43,34. (16) Gn 45,6. (17) Gn 45,11.
- de vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet is de letter he, symbool van de adem, wind, geest. De Thorah bestaat uit 5 boeken, vandaar penta-teuch.
- πεντε = pente (vijf, 5). Taalgebruik in het NT: pente (vijf, 5). Taalgebruik in de LXX: pente (vijf, 5). Bijbel (231). OT (198). Gn (20): zie hierboven, niet in: (1) Gn 5,32. (2) Gn 11,11. (3) Gn 43,34. Verder wel nog in: (1) Gn 14,9. (2) Gn 18,28. (3) Gn 25,7. (4) Gn 45,22. (5) Gn 46,27. (6) Gn 47,2. NT (33).
- Ned.: vijf. Arabisch: ذَمس = chams (vijf). Taalgebruik in de Qoran: chams (vijf). D.: fünf. E.: five. Fr.: cinq. Grieks: πεντε = pente (vijf, 5). Taalgebruik in het NT: pente (vijf, 5). Hebreeuws: חֲמֵשׁ / חָמֵשׁ = châmesj / chämesj (vijf). Taalgebruik in Tenakh: châmesj (vijf). Lat.: quinque.
Gn 12,4.13. vr. mv. (met mannelijke uitgang) שָׁנֶים = sjânîm (jaren) van het zelfstandig naamwoord שָׁנָה = sjânâh
(jaar). Taalgebruik in Tenakh: sjânâh
(jaar). De getalswaarde van שָׁנָה = sjânâh (jaar) is: sjin = 21 of
300, nun = 14 of 50, he = 5 ; totaal: 40 of 355 (5 X 71). Structuur: 3
- 5 - 5. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (270). Pentateuch (114). Eerdere Profeten (64). Latere Profeten (10). 12 Kleine
Profeten (5). Geschriften (77).
-
שִׁבְעִים = sjibhë`îm (zeventig, 70). Tenakh (71). Gn (4): (1) Gn 4,24. (2) Gn 5,12. (3) Gn 11,26. (4) Gn 46,27. (5) Gn 50,3.
- Grieks. nom. + acc. onz. mv. ετη = etè (jaren) van het zelfst. naamw. ετος = etos (jaar). Taalgebruik in het NT: etos
(jaar). Taalgebruik in de LXX: etos
(jaar). Bijbel (300). OT (273). NT (27).
- Ned.: jaar. Arabisch: سَنَة = sanah (jaar). Taalgebruik in de Qoran: sanah (jaar). Aramees: שְׁנָה = sjënâh (jaar). D.: Jahr. E.: year. Fr.: an of année. Grieks: ετος = etos (jaar). Taalgebruik in het NT: etos
(jaar). Hebreeuws: שָׁנָה = sjânâh
(jaar). Taalgebruik in Tenakh: sjânâh
(jaar). Latijn: annus (jaar).
Gn 12,4.12. - 13. חֲמֵשׁ / חָמֵשׁ שָׁנֶים = châmesj / chämesj sjânîm (vijf jaar). Tenakh (10): (1) Gn 5,6. (2) Gn 5,11. (3) Gn 5,15. (4) Gn 11,32. (5) Gn 12,4. (6) Gn 45,6. (7) Gn 45,11. (8) Lv 27,5. (9) Lv 27,6. (10) 2 S 4,4.
1Gn 12,4.1. - 13. בֶּן חֲמֵשׁ / חָמֵשׁ שָׁנֶים = bèn châmesj / chämesj sjânîm (vijf jaar oud). Tenakh (3): (1) Gn 12,4. (2) Lv 27,6. (3) 2 S 4,4.
Gn 12,4.14. וְשִׁבְעִים = wësjibhë`îm (en zeventig, 70) < prefix wë + sjibhë`îm. Tenakh (24): (1) Gn 5,31. (2) Gn 12,4. (3) Gn 25,7. (4) Ex 15,27. (5) Ex 24,1. (6) Ex 24,9. (7) Ex 38,25. (8) Ex 38,28. (9) Nu 1,27. (10) Nu 2,4. (11) Nu 3,43. (12) Nu 7,85. (13) Nu 26,22. (14) Nu 31,32. (15) Nu 31,33. (16) Nu 31,37. (17) Nu 31,38. (18) Nu 33,9. (19) Ez 8,11. (20) Est 9,16. (21) Da 9,25. (22) Ezr 2,5. (23) Neh 7,8.
(24) 1 Kr 21,5.
-
- Grieks. ἑβδομηκοντα = hebdomèkonta (zeventig, 70). Bijbel (102). OT (97). NT (5). Gn (8): (1) Gn 5,12. (2) Gn 11,17. (3) Gn 11,24. (4) Gn 11,26. (5) Gn 12,4. (6) Gn 25,7. (7) Gn 46,27. (8) Gn 50,3. Een vorm van.ἑβδομηκοντα = hebdomèkonta (zeventig, 70) in de LXX (122), in het NT (5).
- Ned.: zeventig. Arabisch:سَبْعُونَ = sab`ûna (zeventig, 70). Taalgebruik in de Qoran: sab`ûna (zeventig, 70). Aramees: שִׁבְעִין= sjibhë`în (zeventig, 70). D.: siebzig. E.: seventy. Fr.: soixante-dix. Grieks: ἑβδομηκοντα = hebdomèkonta (zeventig, 70). Hebreeuws: שִׁבְעִים = sjibhë`îm (zeventig, 70). Zie: sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7). Taalgebruik in Tenakh: sjèbha` / sjëbha` (zeven). Latijn. septuaginta (zeventig, 70).
Gn 12,4.15. שָׁנָה (= sjânâh: jaar; zn vr enk). Taalgebruik in Tenakh: sjânâh
(jaar). Getalswaarde: sjin = 21 of
300, nun = 14 of 50, he = 5; totaal: 40 of 355 (5 X 71). Structuur: 3
- 5 - 5. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (270). Pentateuch (114). Eerdere Profeten (86). Latere Profeten (33). 12 Kleine
Profeten (6). Geschriften (51). Gn (75). Gn 25 (4): (1) Gn 25,7. (2) Gn 25,17. (3) Gn 25,20. (4) Gn 25,26.
- שָׁנָה = sjânâh < sjanat: een qal vorm vr; een zn met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijke korte klinker (Lettinga(6) 24c1). In open lettergreep onmiddellijk vóór de hoofdklemtoon is de korte a verlengd tot â (Lettinga(6) 13i). De ה = h is de aanwijzing van de lange eindklinker (Lettinga(6) 3d). Het vrouwelijke woord שָׁנָה = sjânâh krijgt een mann mv שָׁנִים = sjânîm. Eerder zeldzaam en poëtisch שָׁנוֹת = sjânôth. (Joüon 90b).
- Grieks: ετος = etos (jaar). Taalgebruik in het NT: etos
(jaar). Taalgebruik in de LXX: etos
(jaar). Een vorm van ετος = etos (jaar) in de LXX (718), in het NT (49).
- N: jaar. D: Jahr. E: year. Latijn: annus (jaar). Fr: an of année.
- Arabisch: سَنَة = sanah (jaar). Aramees: שְׁנָה = sjënâh (jaar).
Gn 12,4.14. - 15. וְשִׁבְעִים שָׁנָה = wësjibhë`îm sjânâh (en zeventig, 70 jaar). Tenakh (3): (1) Gn 5,31. (2) Gn 12,4. (3) Gn 25,7.
Gn 12,4.16. בְּצֵאתוֹ = bëtse´thô (in het buitengaan hem = toen hij buitenging uit) < prefix voorzetsel bë + act. inf. constr. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie het werkw. יָצָא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). getalswaarde: jod = 10, tsade = 18 of 90, aleph = 1 ; totaal: 29 (priemgetal) OF 101 priemgetal. Structuur: 1 - 9 - 1. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (7): (1) Gn 12,4. (2) Lv 27,21. (3) Nu 12,12. (4) 2 K 11,8. (5) Js 13,10. (6) Ez 47,11. (7) Ps 81,6. Gn 50,3
Gn 12,4.17. מֵחָרָן = mechârân (uit Haran) < prefix voorzetsel min (uit) en חָרָן = chârân (Haran). Taalgebruik in Tenakh: chârân (Haran). Tenakh (2): (1) Gn 12,4. (2) Gn 29,4.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,5 - Gn 12,5 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And Abram took Sarai his wife, and Lot his brother's son,
and all their substance that they had gathered, and the souls that they had
gotten in Haran; and they went forth to go into the land of Canaan; and into
the land of Canaan they came.
Luther-Bibel. 5 So nahm Abram Sarai, seine Frau, und Lot, seines Bruders Sohn,
mit aller ihrer Habe, die sie gewonnen hatten, und die Leute, die sie erworben
hatten in Haran, und zogen aus, um ins Land Kanaan zu reisen. Und sie kamen
in das Land,
Tekstuitleg van Gn 12,5. Dit vers Gn 12,5 telt 26 (2 X 13) woorden en 63 (3 X 31) letters. De getalswaarde van Gn 12,5 is 8133 (3 X 2711).
Gn 12,5.1. וַיּקַּח = wajjiqqach (en hij nam) < prefix nevensch. voegwoord waw + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. לָקַח = lâqach (nemen, grijpen, ontvangen). Taalgebruik in Tenakh: lâqach (nemen, grijpen, ontvangen). getalswaarde: lamed = 12 of 30, qoph = 19 of 100, chet = 8 ; totaal: 39 (3 X 13) OF 138 (2 X 3 X 23). Structuur: 3 - 1 - 8. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (199). Pentateuch (86). Eerdere Profeten (80). Latere Profeten (17). 12 Kleine Profeten (1). Geschriften (15). Gn (46).
Gn
12,5.2. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
Gn 12,5.1. - 2. וַיּקַּח אַבְרָם = wajjiqqach Abram (en Abram nam). Tenakh (2): (1) Gn 11,29. (2) Gn 12,5.
Gn 12,5.3. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh: ´eth (accusatief). Getalwaarde: aleph = 1, thaw = 22 of 400 ; totaal: 23 OF 401 (priemgetal). Structuur: 1 - 4. De som van de elementen is telkens 5. Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Eerdere Profeten (1661). Latere Profeten (860). 12 Kleine Profeten (207). Geschriften (967). Joz (231). Gn (525). Gn 12 (6): (1) Gn 12,5. (2) Gn 12,7. (3) Gn 12,11. (4) Gn 12,13. (5) Gn 12,14. (6) Gn 12,17.
Gn 12,5.1. 3. וַיּקַּח אֶת = wajjiqqach ´èth (en hij nam de). Tenakh (51).
Gn
12,5.4. שָׂרַי = Shâraj (Sarai). Zie: שָׂרָה = shârâh (Sara). Taalgebruik in Tenakh: shârâh (Sara). Getalswaarde: shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 51 (3 X 17) of 510 (2 X 3 X 5 X 17). Structuur: 3 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (12): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,30. (3) Gn 11,31. (4) Gn 12,5. (5) Gn 12,11. (6) Gn 12,17. (7) Gn 16,2. (8) Gn 16,3. (9) Gn 16,5. (10) Gn 16,6. (11) Gn 16,8. (12) Gn 17,15 (in dit vers heeft de naamsverandering van Sarai naar Sarah plaats). Theoretisch gezien zou Sarai in 7 hoofdstukken van Gn kunnen voorkomen, in feite zijn het er slechts 4. In totaal komt Sarai 12X voor. De getalswaarde is 51 of 510 ; 51 = 3 X 17. De getalswaarde van JHWH met jod als 1 is 17.
- Zie ook: שָׂרַי = shâraj (mijn vorsten) < stat. construct. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 1ste pers. enk. van het zelfst. naamw. שַׂר = shar (vorst, prins). Taalgebruik in Tenakh: shar (vorst). sh-r-j: Tenakh (134). Pentateuch (29). Eerdere Profeten (35). Latere Profeten (23). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (46). Tenakh o.a. Js
10,8.
- וְשָׂרַי = wëshâraj (en Sarai): Gn 16,1.
- LXX. σαρα = Sara. Bijbel (12): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,30. (3) Gn 12,11. (4) Gn 16,1. (5) Gn 16,2. (6) Gn 16,3. (7) Gn 16,5. (8) Gn 16,6. (9) Gn 17,15. (10) Gn 47,17. (11) Nu 26,30. (12) Joz 18,22.
-- gen. vr. enk. σαρας = Saras (van Sara). Dezelfde lezing van rechts naar links of van links naar rechts. Bijbel: (1) Gn 12,17. (2) Gn 16,2. (3) Gn 16,8.
-- acc. vr. enk. σαραν = Saran (Sara). Bijbel (3): (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. (3) Gn 16,6.
- Arabisch: سارة = sârah (Sara). Taalgebruik in de Qoran: sârah (Sara).
1. - 4.
Gn 12,5.20. וַיֵּצְאוּ = wajjetsë´û (en zij gingen uit): waw consecutivum en qal actief imperfectum derde persoon mannelijk meervoud van het werkw. יָצָא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken . Getalswaarde: jod = 10, tsade = 18 of 90, aleph = 1 ; totaal: 29 (priemgetal) OF 101 priemgetal. Structuur: 1 - 9 - 1. De som van de elementen is telkens 2. j-ts-´: Tenakh (141). Pentateuch (42). Gn (3): (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. (3) Gn 34,26. äsjèr hôts´ethîkhâ (die deed uitgaan) van Gn 15,7 verwijst naar Gn 11,31 en Gn 12,5. Het wegtrekken van Terach uit Ur van de Chaldeeën (Gn 11,31) en van Abram uit Haran (Gn 12,5) ligt in het verlengde van het verspreiding van de verschillende volkeren over de aarde naar het verhaal van Gn 11,8.
Gn 12,5.22. אַרְצָה = ´arëtsâh (naar het land). Tenakh (94). Gn (22): (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. (3) Gn 18,2. (4) Gn 19,1. (5) Gn 20,1. (6) Gn 24,53.
23. kënâ`an (Kanaän). Taalgebruik in Tenakh: kënâ`an (Kanaän). Hij is de vierde zoon van Cham (die de tweede zoon van Noah is). Getalwaarde: kaph = 11 of 20, nun = 14 of 50, ajin = 16 of 70, nun = 14 of 50 ; totaal: 55 (5 X 11) OF 190 (2 X 5 X 19). Structuur: 2 - 5 - 7 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (86). Gn (43): (1). (2). (3). (4). (5). (6). (7). (8). (9). (10). (11). (12). (13). (14). (15).
- ûkhënâ`an (en Kanaän). Tenakh (4): (1) Gn 10,6. (2) Gn 10,15. (3) 1 Kr 1,8. (4) 1 Kr 1,13.
- Gn 9,1 - Gn 9,2 - Gn 9,3 - Gn 9,4 - Gn 9,5 - Gn 9,6 - Gn 9,7 - Gn 9,8 - Gn 9,9 - Gn 9,10 - Gn 9,11 - Gn 9,12 - Gn 9,13 - Gn 9,14 - Gn 9,15 - Gn 9,16 - Gn 9,17 - Gn 9,18 - Gn 9,19 - Gn 9,20 - Gn 9,21 - Gn 9,22 - Gn 9,23 - Gn 9,24 - Gn 9,25 - Gn 9,26 - Gn 9,27 - Gn 9,28 - Gn 9,29 -
kënâ`an (Kanaän). Verwijzing: kënâ`an (Kanaän), zie Gn 12,5. In zesentachtig verzen in de bijbel. In drieënveertig verzen in Gn. De getalswaarde van Këna`an is: kaph = 11, nun =14, ajin = 16, nun = 11 of totaal 52 (2 X 26 of tweemaal de godsnaam JHWH).
lâlèkhèth ´arëtsâh kënâ`an wajjâbo´û (om te gaan naar het land Kanaän en zij gingen: in (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. Terach trekt uit Ur naar het land Kannaän, maar blijft in Haran. Abram trekt verder naar het land Kanaän.
Gn 12,5.24. wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. m:v. וַיָּבּאוּ = wajjâbo´û (en zij gingen) OF wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. וַיָּבִאוּ = wajjâbhi´û (en zij lieten komen, zij brachten) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen). Taalgebruik in Tenakh: bâ´ (gaan, komen). Getalwaarde: beth = 2, aleph = 1 ; totaal: 3. Structuur: 2 - 1. Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader). Tenakh (195). Pentateuch (47). Eerdere Profeten (99) Latere Profeten (14). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (33). Gn (18): (1) Gn 7,15. (2) Gn 11,31. (3) Gn 12,5. (4) Gn 14,7. (5) Gn 19,1. (6) Gn 19,3. (7) Gn 22,9. (8) Gn 26,32. (9) Gn 34,25. (10) Gn 42,5. (11) Gn 42,6. (12) Gn 42,29. (13) Gn 45,25. (14) Gn 46,6. (15) Gn 46,28. (16) Gn 47,15. (17) Gn 47,18. (18) Gn 50,10.
Gn 12,5.25. אַרְצָה = ´arëtsâh (naar het land). Tenakh (94). Gn (22): (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. (3) Gn 18,2. (4) Gn 19,1. (5) Gn 20,1. (6) Gn 24,53.
Gn 12,5.24. - 25. וַיָּבּאוּ אַרְצָה = wajjâbo´û ´arëtsâh (en zij gingen naar het land). Tenakh (2): (1) Gn 12,5. (2) Gn 46,28.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,6 - Gn 12,6 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And Abram passed through the land unto the place of Sichem,
unto the plain of Moreh. And the Canaanite was then in the land.
Luther-Bibel. 6 und Abram durchzog das Land bis an die Stätte bei Sichem,
bis zur Eiche More; es wohnten aber zu der Zeit die Kanaaniter im Lande.
Tekstuitleg van Gn 12,6. Dit vers Gn 12,6 telt 12 (2 X 2 X3) woorden en 45 (3 X 3 X 5) letters. De getalswaarde van Gn 12,6 is 2368 (2 X 2 X 2 X2 X 2 X 2 X 37).
Gn 12,6.1. (1) וַיַּעֲבֹר = wajja`äbhor (en hij trok door) < prefix verbindingswoord wë (consecutivum) + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk.. (2) וַיַּעֲבֵר = wajja`äbher (en hij deed voorbijgaan) < wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָבַר = `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken). Taalgebruik in Tenakh: `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken). getalswaarde: ajin = 16 of 70, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17). Structuur: 7 - 2 - 2. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (48). Pentateuch (7). Eerdere Profeten (30). Latere Profeten (0). 12 Kleine Profeten (3). Geschriften (8). Gn (6): (1) Gn 8,1. (2) Gn 12,6. (3) Gn 31,21. (4) Gn 32,23. (5) Gn 32,24. (6) Gn 41,46.
Gn
12,6.2. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
9. môrèh (leraar, onderwijzer). In tien verzen in de bijbel.
Participium hifil. Ook plaatsnaam Mamre. Gn
12,6.
- jârâh (tonen, wijzen, leraren).
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,7 - Gn 12,7 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible: And the LORD appeared unto Abram, and said, Unto thy seed
will I give this land: and there builded he an altar unto the LORD, who appeared
unto him.
Luther-Bibel (1984): Da erschien der HERR dem Abram und sprach: DeinenNachkommen
will ich dies Land geben. Und er baute dort einen Altar dem HERRN, der ihm erschienen
war.
Tekstuitleg van Gn 12,7. Dit vers Gn 12,7 telt 16 (2² X 2²) woorden en 61 (3 X 17) letters. Merkwaardige getallen (16 - 61). De getalswaarde van Gn 12,7 is 3491 (priemgetal). Bij de eerste halte van Abram in het land Kanaän verschijnt JHWH hem met de belofte dat Hij dit land aan zijn nageslacht zal geven.
Gn 12,7.1. w-j-r-´: (1) prefix voegwoord wë + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´
(en hij zag). (2) prefix voegwoord wë + pass. nifal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיֵּרָא = wajjerâ´
(en hij liet zich zien - hij verscheen). (Lettinga 12, 2012, 58o). (3) prefix voegwoord wë + hifil imperf. derde persoon mannelijk enkelvoud ןַיַּרְא = wajjarë´ van het werkw. רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Het is een verkorte vorm, zie Joüon 79i. Taalgebruik in Tenakh: râ´âh
(zien). Taalgebruik in Genesis: râ´âh
(zien). getalswaarde: resj = 20 of 200, aleph = 1, he = 5 ; totaal:
26 of 206 (2 X 103). Structuur: 2 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenakh (162). Pentateuch (85). Eerdere Profeten (49). Latere Profeten (7). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (19). Gn 1 (7): (1) Gn 1,4. (2) Gn 1,10. (3) Gn 1,12. (4) Gn 1,18. (5) Gn 1,21. (6) Gn 1,25. (7) Gn 1,31. Gn (50). Gn 18 (2): (1) Gn 18,1. (2) Gn 18,2. Gn (50). Gn 12 (1) Gn
12,7 (bij de eerste halte van Abram in het land Kanaän). Gn 22 (2): (1) Gn
22,4. (2) Gn
22,13.
Ex (17): (1) Ex
2,11. (2) Ex
2,12. (3) Ex
2,25. (4) Ex
3,2. (5) Ex
3,4. (6) Ex
8,11. (7) Ex
9,34. (8) Ex
14,30. (9) Ex
14,31. (10) Ex
18,14. (11) Ex
20,18. (12) Ex
32,1. (13) Ex
32,5. (14) Ex
32,19. (15) Ex
32,25. (16) Ex
34,30. (17) Ex
39,43.
- Grieks: pass. ind. aor. 3de pers. enk. ωφθη = ôfthè (hij verscheen, hij werd gezien) van het werkw. ὁραω = horaô (zien). Taalgebruik
in het NT: horaô
(zien). Taalgebruik in de Septuaginta: horaô
(zien). Bijbel (53). LXX (35). Gn (9): (1) Gn
1,9. (2) Gn
12,7 (JHWH bij de eerste halte van Abram in het land Kanaän). (3) Gn 17,1 (JHWH bij de verbondssluiting met Abraham). (4) Gn
18,1 (JHWH aan Abraham). (5) Gn
22,14. (6) Gn
26,2 (JHWH aan Isaak). (7) Gn
26,24 (JHWH aan Isaak). (8) Gn
35,9. (9) Gn
48,3. (10) Ex
3,2. (11) Ex
16,10. (12) Lv 9,23. (13) Nu
14,10. (14) Nu
16,19. (15) Nu
17,7. (16) Nu
20,6. (17) Re 6,12. (18) Re
13,3. (19) Re 19,30. (20) 2 S 22,11. (21) 1
K 3,5. (22) 1 K 9,2. (23) Jr
31,3. (24) Hl 2,12. (25) Da 4,20. (26) 2 Kr 1,7. (27) 2 Kr 3,1. (28) 2 Kr 7,12. (29) Tob 12,22. (30) 1 M 4,6. (31) 1 M 4,19.
(32) 1 M 9,27. (33) 2 M 3,25. (34) Ba 3,22. (35) Ba 3,38. NT (18): (1) Mt
17,3. (2) Mc
9,4. (3) Lc
1,11. (4) Lc
22,43. (5) Lc
24,34. (6) Hnd
7,2. (7) Hnd
7,26. (8) Hnd
7,30. (9) Hnd
13,31. (10) Hnd
16,9. (11) 1
Kor 15,5. (12) 1
Kor 15,6. (13) 1
Kor 15,7. (14) 1
Kor 15,8. (15) 1
Tim 3,16. (16) Apk 11,19. (17) Apk 12,1. (18) Apk 12,3
horaô | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
pass. ind. aor. 3de pers. enk. ôfthè | 53 | 35 | 18 | 1 | 1 | 3 | 5 | 5 | 3 | 5 | 5 | 5 |
- Ned.: zien. Arabisch: رَاهَ = ra´â (zien). Taalgebruik in de Qoran: ra´â (zien). D.: sehen, schauen. E.: to
see. Fr.: voir. Gr.: ειδεν = eiden
(hij zag). Taalgebruik in het NT: eiden
(hij zag). Aoristvorm van ὁραω = horaô (zien). Hebreeuws: רָאָה = râ´âh
(zien, verschijnen). Taalgebruik in Tenakh: râ´âh
(zien). Lat.: videre.
- Ned.: verschijnen. D.: erscheinen. E.: appear. Fr.: apparaître. Lat.: apparere.
Gn 12,7.2. יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenach: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 26. Structuur: 1 -
5 - 6 - 5. De som van de elementen is telkens 8. Tenach (5193). Pentateuch (1326). Eerdere Profeten (1013). Latere
Profeten (1357). 12 Kleine Profeten (387). Geschriften (1110). In 128 (3³
X 3³ X 3³) verzen in Gn (Genesis). Niet in Gn
1. In Gn
12 (5): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,7. (4) Gn
12,8. (5) Gn
12,17.
- De uitspraak van JHWH is Adonai. Omwille van de gutturaal aleph staat onder de aleph van Adonaj een patach sewa. In JHWH is het een gewone sewa. De andere klinkers van Adonaj staan verder onder het woord JHWH (JëHoWaH).
- Grieks: κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Taalgebruik in
de LXX: kurios
(heer). Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591), in het NT (718).
- Ned.: Heer. Arabisch: رَب = rabb (God, Heer). Taalgebruik in de Qoran: rabb (God, Heer). Aramees: יוי = JWJ. D.: Herr. E.: Lord. Fr.: seigneur. Grieks: κυριος = kurios (heer). Taalgebruik in
het NT: kurios
(heer). Hebreeuws: יהוה = JHWH. Taalgebruik in Tenach: JHWH. Latijn: Dominus.
- Sabbah Messod & Roger, Les secrets de l'Exode, Jean-Cyrille Godefroy, 2000, p.93-96. Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd. De uitspraak van JHWH is Adonai, waarin we het Egyptische Aton Ai horen.
Gn 12,7.1. - 2. ןַיֵּרָא יהוה = wajjerâ´
JHWH (en JHWH liet zich zien - JHWH verscheen). Tenakh (5):
(1) Gn 12,7.
(2) Gn 17,1.
(3) Dt 31,15.
(4) 1 K 9,2.
(5) 2 Kr
7,12.
Volgens deze gegevens zou JHWH driemaal aan Abram / Abraham verschenen zijn: (1) Gn 12,7. (2) Gn 17,1. (3) Gn 18,1.
Tweemaal wordt uitdrukkelijk vermeld dat JHWH verscheen aan Abram (wajjerâ´
JHWH ´èl ´abhërâm: (1) Gn
12,7. (2) Gn
17,1). In Gn
18,1 wordt de naam van Abraham niet vermeld. Het kan betekenen dat het
vers in het verlengde ligt van het vorige hoofdstuk waar de belofte van Isaak
werd aangekondigd. Dit is een belangrijk verschijnen van JHWH, want in Gn
18 wordt de geboorte van Isaak aangekondigd.
- ןַיֵּרָא אֵלָיו יהוה = wajjerâ´ ´elâ(j)w JHWH (en JHWH verscheen aan
hem). Tenakh (3): (1) Gn
18,1 (JHWH aan Abraham). (2) Gn
26,2 (JHWH aan Isaak). (3) Gn
26,24 (JHWH aan Isaak).
- ןַיֵּרָא אֱלֹהִים = wajjerâ´ ´èlohîm (en God verscheen). Enkel
in Gn 35,9.
Gn 12,7.3. ´l: voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh: ´èl . getalswaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296).
Gn 12,7.4. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
Gn 12,7.3. - 4.
אֶל אַבְרָם = ´èl ´abhërâm (tot Abram). Bijbel / Gn (8): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. (3) Gn
13,14. (4) Gn
14,21. (5) Gn
15,1. (6) Gn
16,2. (7) Gn
16,5. (8) Gn
17,1.
Met contekst:
(1) Gn
12,1: וַיּאֹמֶר יהוה אֶל אַבְרָם = wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram).
(2) Gn
12,7: ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
(3) Gn
13,14: וִיהוָה אָמַר אֶל אַבְרָם = waJHWH ´âmar ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram).
(4) Gn
14,21: וַיּאֹמֶר מֶלֶך סְדֹם אֶל אַבְרָם = wajj´omèr mèlèkh Sëdom ´èl
´abhërâm (en de koning van Sodom zei tot Abram).
(5) Gn
15,1: הָיָה דְבַר יהוה אֶל אַבְרָם = hâjâh dëbhar IHWH ´èl ´abhërâm
(het woord van JHWH kwam tot Abram).
(6) Gn
16,2: וַתֹאמַר שָׂרַי אֶל אַבְרָם = waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram).
(7) Gn
16,5: וַתֹאמַר שָׂרַי אֶל אַבְרָם = waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram).
(8) Gn
17,1: ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
In vier verzen is JHWH onderwerp. In zes verzen
gaat het om een spreken ; in twee verzen om een verschijnen van JHWH: (1) Gn
12,7. (2) Gn
17,1 ; ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram). wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
- Lettinga 12, 2012, 6: Een horizontale streep bovenaan tussen twee woorden, wordt maqqef genoemd. Ze verbindt de twee woorden tot een klemtooneenheid. Dit teken staat in het bijzonder na éénlettergrepige partikels zoals ´èl (tot, naar).
Gn 12,7.2. - 4. יהוה אֶל אַבְרָם = JHWH ´èl ´abhërâm (JHWH tot Abram). Bijbel / Gn (4): (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,7. (3) Gn 15,1. (4) Gn 17,1.
Gn 12,7.1. - 4. ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH verscheen aan Abram). Tenakh (2): (1) Gn 12,7. (2) Gn 17,1.
Gn 12,7.5. וַיּאֹמֶר= wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). getalswaarde van ´âmar (zeggen): aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn
12 (4): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. (3) Gn
12,11. (4) Gn
12,18.
- Grieks: act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les.
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned.: zeggen. Arabisch: قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran: qâla (zeggen). D.: sprechen (spreken). E.: to say. Fr.: dire. Grieks: λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Hebreeuws: אָמַר = ´âmar
(zeggen). Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). Lat.: legere.
-
Gn
12,7 (JHWH verscheen aan Abram en zei). Aangekomen in het land verscheen
JHWH aan Abram. JHWH bevestigde zijn belofte die Hij in Gn
12,1 b - Gn
12,2 - Gn
12,3 aan Abram had gedaan. In Gn
12,7 wordt verondersteld dat JHWH aan het woord is.
Gn 12,7.1. - 5. ןַיֵּרָא יהוה אֶל אַבְרָם וַיּאֹמֶר = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
wajjo´mèr (en JHWH verscheen aan Abram en zei). Tenakh (2): (1) Gn 12,7. (2) Gn 17,1.
-
ןַיֵּרָא יהוה אֵלָיו וַיּאֹמֶר = wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
wajjo´mèr (en JHWH verscheen aan Abram en zei). Tenakh
(1): Gn
26,2.
Gn 12,7.6. לֱזַרְעֲךָ (= lëzar`äkhâ: aan jouw geslacht; prefix voorzetsel lë + zn vr enk זֶרַע = zèra: geslacht + suffix pers. vnw 2de pers mann enk. Zie het wkw זָרַע = zâra`: zaaien, planten, voortbrengen. Taalgebruik
in Tenakh: zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling). Getalswaarde: zajin = 7, resj = 20 of
200, ajin = 16 of 70; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal). Structuur: 7 - 2
- 7. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (7): (1) Gn
12,7. (2) Gn
15,18. (3) Gn
24,7. (4) Gn
26,4. (5) Gn
48,4. (6) Ex
33,1. (7) Dt
34,4.
- וּלְזַרְעֲךָ = ûlëzarë`äkhâ: en aan jouw nageslacht; prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel lë + zn vr enk זֶרַע = zèra: zaad, nageslacht, nakomeling + suffix pers vnw 2de pers mann enk. Zie het wkw זָרַע = zâra`: zaaien, planten, voortbrengen. Taalgebruik
in Tenakh: zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling). Getalswaarde: zajin = 7, resj = 20 of
200, ajin = 16 of 70 ; totaal: 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal). Structuur: 7 - 2
- 7. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (8): (1) Gn 13,15. (2) Gn 17,7. (3) Gn 17,8. (4) Gn 26,3. (5) Gn 28,4. (6) Gn 28,13. (7) Gn 35,12. (8) Nu 18,19.
Gn 12,7.7.
act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֶתֵּן = ´èththen (ik geef) van het werkw.
נָתַן = nâthan (geven). Taalgebruik in Tenakh: nâthan
(geven). getalswaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 400 ; totaal: 50
of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (81). Pentateuch
(21). Eerdere Profeten (13). Latere Profeten (32). 12 Kleine Profeten (5). Geschriften (10). Gn (8): (1) Gn
12,7. (2) Gn
24,7. (3) Gn
26,3. (4) Gn
30,31. (5) Gn
34,11. (6) Gn
35,12. (7) Gn
38,18. (8) Gn
42,34.
- אֶתְּנֶנָּה = ´èththënènnâh (ik zal haar geven) < act. ind. perf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vrouw. enk. van het werkw. נָתַן = nâthan (geven). Taalgebruik in Tenakh: nâthan (geven). getalswaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 400 ; totaal: 50 of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (10): (1) Gn 13,15. (2) Gn 13,17. (3) Gn 28,13. (4) Gn 35,12. (5) Ex
33,1. (6) Lv 20,24. (7) Dt 1,39. (8) Dt
34,4. (9) Joz 8,18. (10) 1 S 18,21.
- וְאֶתְּנֶנָּה = wë´èththënènnâh (en ik zal haar geven) < prefix voegwoord wë + act. qal imperf. 1ste pers. enk. van het werkw.
נָתַן = nâthan (geven). Taalgebruik in Tenakh: nâthan
(geven). getalswaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 400 ; totaal: 50
of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (31). Pentateuch (9): (1) Gn 17,2. (2) Gn 30,28. (3) Gn
31,6 (opgelet: persoonl. voornaamw.). (4) Gn 34,12. (5) Gn 45,18. (6) Gn 47,16. (7) Ex 24,12. (8) Nu 8,19. (9) Nu 21,16.
- act. qal perf. 1ste pers.enkelv. נָתַתִּי = nâthaththî (ik zal geven) van het werkw. נָתַן = nâthan (geven). Taalgebruik in Tenakh: nâthan (geven). Getalswaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 400 ; totaal: 50 of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (114). Pentateuch (43). Eerdere Profeten (10). Latere Profeten (44). 12 Kleine Profeten (5). Geschriften (12). Eerdere Profeten (10): (1) Joz 6,2. (2) Joz 8,1. (3) Re 1,2. (4) 1 S 9,23. (5) 2 S 9,9. (6) 1 K 3,12. (7) 1 K 3,13. (8) 1 K 9,6. (9) 1 K 9,7. (10) 2 K 21,8.
- וְנָתַתִּי = wënâthaththî (en ik zal geven) < prefix voegwoord wë + act. qal perf. 1ste pers.enkelv. נָתַן = nâthan (geven). Taalgebruik in Tenakh: nâthan (geven). Getalwaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 400 ; totaal: 50 of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (102). Pentateuch (21). Gn (3): (1) Gn 17,8. (2) Gn
26,4. (3) Gn 48,4.
- δωσω (= dôsô: ik zal geven; wkw act ind fut 1ste pers enk van het wkw διδωμι = didômi: geven). Taalgebruik in de
Septuaginta: didômi
(geven). Taalgebruik in het NT: didômi
(geven). Bijbel (209). OT (188). Gn (20): (1) Gn
12,7. (2) Gn 13,15. (3) Gn 13,17. (4) Gn
15,18. (5) Gn 17,8. (6) Gn 17,16. (7) Gn 17,20. (8) Gn
24,7. (9) Gn 26,3. (10) Gn
26,4. (11) Gn 28,13. (12) Gn 29,27. (13) Gn 30,28. (14) Gn
30,31. (15) Gn 34,12. (16) Gn
35,12. (17) Gn
38,18. (18) Gn 45,18. (19) Gn 47,16. (20) Gn 48,4. NT (21): (1) Mt
4,9. (2) Mt
16,19. (3) Mt 20,4. (4) Mc 6,22. (5) Mc 6,23. (6) Lc
4,6. (7) Lc
21,15. (8) Joh
4,14. (9) Joh
6,51. (10) Joh
13,26 . (11) Hnd 2,19. (12) Hnd 13,34. (13) Apk 2,7. (14) Apk 2,10. (15) Apk 2,17. (16) Apk 2,23. (17) Apk 2,26. (18) Apk 2,28. (19) Apk 3,21. (20) Apk 11,3. (21) Apk 21,6. Een vorm van didômi (geven) in de LXX (2131), in het NT (416).
- Ned.: geven. D.: geben. E.: to give. Fr.: donner
- don: geven - gave. Grieks: διδωμι = didômi (geven).Hebreeuws: נָתַן = nâthan (geven). Taalgebruik
in Tenakh: nâthan
(geven). Lat. dare / donare - donum
Gn 12,7.6. - 7. לְזַרְעֲךָ אֶתֵּן = lëzarë`äkhâ ´èththen (aan uw nageslacht zal ik geven). Tenakh (2): (1) Gn 12,7. (2) Gn 24,7.
Gn 12,7.8. אֶת = ´eth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh: ´eth (accusatief). getalswaarde: aleph = 1, thaw = 22 of 400 ; totaal: 23 OF 401 (priemgetal). Structuur: 1 - 4. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Gn (525). Gn 12 (6): (1) Gn 12,5. (2) Gn 12,7. (3) Gn 12,11. (4) Gn 12,13. (5) Gn 12,14. (6) Gn 12,17.
Gn 12,7.9. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz
(land). getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 200, tsade = 18 of 90 ; totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97). Structuur: 1 - 2 - 9. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (851). Pentateuch (316). Eerdere Profeten (132). Latere Profeten
(215). 12 Kleine Profeten (53). Geschriften (135). Gn (113). Gn 12: (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. me´arëtsëkhâ (uit je land) staat aan het begin
van het citaat in Gn
12,1, ´èl hâ´ârèts (naar het land)
staat op het einde van Gn
12,1.
- Grieks. acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land).
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Ned. aarde. Arabisch: أَرْض = ´arD (aarde). Taalgebruik in de Qoran: ´arD (aarde). D.: Welt. E.: earth. Fr.: terre. Grieks: γη = gè (aarde, land). Taalgebruik in het NT: gè (aarde). Hebreeuws: אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz (land). Lat.: terra.
Gn 12,7.8. - 9. אֶת הָאָרֶץ = ´èth hâ´ârèts (het land). Tenakh (136). Gn (12): (1) Gn 1,28. (2) Gn 6,12. (3) Gn 6,13. (4) Gn 9,1. (5) Gn 12,7. (6) Gn 15,7. (7) Gn 15,18. (8) Gn 24,7. (9) Gn 35,12. (10) Gn 41,30. (11) Gn 42,30. (12) Gn 48,4.
Gn 12,7.8.
- 9. אֶתֵּן אֶת הָאָרֶץ = ´èththen ´èth hâ´ârèts
(ik geef het land). Tenakh (4): (1) Gn
12,7. (2) Gn
24,7. (3) Gn
35,12. (4) Dt
1,36.
- אֶתֵּן אֶת הָאָרֶץ הַזֹּאת = ´èththen ´èth hâ´ârèts
hazzo´th (ik geef dit land). Tenakh (2): (1) Gn
12,7. (2) Gn
24,7.
Gn 12,7.8. - 10. אֶת הָאָרֶץ הַזֹּאת = ´èth hâ´ârèts hazzo´th (dit land). Tenakh (14): (1) Gn 12,7. (2) Gn 15,7. (3) Gn 15,18. (4) Gn 24,7. (5) Gn 48,4. (6) Nu 32,5. (7) Dt 3,18. (8) Dt 9,4. (9) Dt 26,9. (10) Joz 1,13. (11) Joz 13,7. (12) Jr 32,22. (13) Jr 36,29. (14) Ez 47,21.
Gn 12,7.5. - 10. Gn 12,7: לְזַרְעֲךָ אֶתֵּן אֶת הָאָרֶץ הַזֹּאת = lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts hâzzo´th (aan uw nageslacht zal ik dit land geven). Evenzo in Gn 24,7. In Gn 24,7 citeert Abraham de woorden van JHWH. Hij verwijst naar Gn 12,7.
Gn 12,7.11. וַיִּבֶן = wajjibhèn (en hij bouwde) < wë + act; qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. בָנָה = bânâh (bouwen, bebouwen). Taalgebruik in Tenakh: bânâh (bouwen, bebouwen). getalswaarde: beth = 2, nun = 14 of 50, he = 5 ; totaal: 21 (3 X 7) of 57 (3 X 19). Structuur: 2 - 5 - 5 ; totaal: 12 -> 3. Tenakh (64). Pentateuch (15). Eerdere Profeten (25). Latere Profeten (2). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (20). 2 K (3): (1) 2 K 16,11. (2) 2 K 21,3. (3) 2 K 21,5. (Lettinga 12, 2012, 58l3).
Gn 12,7.12. sj-m. שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam). Taalgebruik in Tenakh: sjem (naam). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40 ; totaal: 34 (2 X 17) of 340 (10 X 2 X 17). Structuur: 3 - 4. De som van de elementen is telkeTenakh (684). Pentateuch (190). Eerdere Profeten (190). Latere Profeten (136). 12 Kleine Profeten (23). Geschriften (145).
Gn 12,7.11. - 12. וַיִּבֶן שָׁם = wajjibhèn sjâm (en hij bouwde daar). Tenakh (10): (1) Gn 12,7. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,18. (4) Gn 22,9. (5) Gn 26,25. (6) Gn 35,7. (7) Re 6,24. (8) 1 S 7,17. (9) 2 S 24,25. (10) 1 Kr 21,26.
Gn 12,7.13. מִזְבֵחַ = mizëbeach (altaar). Taalgebruik in Tenakh: mizëbeach (altaar). getalswaarde: mem = 13 of 40, zajin = 7, beth = 2, chet = 8 ; totaal: 28 (2² X 7) OF 57 (3 X 19). Structuur: 4 - 7 - 2 - 8. De som van de elementen is telkens 3. Tenakh (111). Pentateuch (49). Eerdere Profeten (31). Latere Profeten (3). 12 Kleine Profeten (4). Geschriften (24).
Gn 12,7.112. - 13. שָׁם מִזְבֵחַ = sjâm mizëbeach (daar een altaar). Tenakh (12): (1) Gn 12,7. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,18. (4) Gn 26,25. (5) Gn 33,20. (6) Gn 35,1. (7) Gn 35,3. (8) Gn 35,7. (9) Dt 27,5. (10) Joz 22,10. (11) Re 21,4. (12) 1 S 7,17.
Gn 12,7.11. - 13. וַיִּבֶן שָׁם מִזְבֵחַ = wajjibhèn sjâm mizëbeach (en hij bouwde daar een altaar). Tenakh (6): (1) Gn 12,7 (Abram te Sichem). (2) Gn 12,8 (Abram tussen Betel en Ai). (3) Gn 13,18 (Abram te Hebron). (4) Gn 26,25 (Isaak te Berseba). (5) Gn 35,7 (Jakob te Betel). (6) 1 S 7,17 (Samuël te Rama).
Gn 12,7.114. לָיהוה = lJHWH (voor JHWH) < voorzetsel lë + יהוה = JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Tenakh (538). Pentateuch (240). Eerdere Profeten (77). Latere Profeten (50). 12 Kleine Profeten (19). Geschriften (152).
Gn 12,7.113. - 14. מִזְבֵחַ לָיהוה = mizëbeach lâJHWH (een altaar voor JHWH). Tenakh (17): (1) Gn 8,20. (2) Gn 12,7. (3) Gn 12,8. (4) Gn 13,18. (5) Dt 27,5. (6) Joz 8,30. (7) Re 6,24. (8) Re 6,26. (9) 1 S 7,17. (10) 1 S 14,35 (2X). (11) 2 S 24,21. (12) 2 S 24,25. (13) Js 19,19. (14) 1 Kr 21,18. (15) 1 Kr 21,22. (16) 1 Kr 21,26.
Gn 12,7.112. - 14. שָׁם מִזְבֵחַ לָיהוה = sjâm mizëbeach lâJHWH (daar een altaar voor JHWH). Tenakh (5): (1) Gn 12,7. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,18. (4) Dt 27,5. (5) 1 S 7,17.
11. - 14. וַיִּבֶן שָׁם מִזְבֵחַ לַיהוה = wajjibhèn sjâm mizëbeach laJHWH (en hij bouwde daar een altaar voor de Heer). Tenakh (4): (1) Gn 12,7. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,18. (4) 1 S 7,17.
16. ´elâjw (tot hem). Verwijzing: ´èl (naar, tot), zie Gn 12,1. Voorvoegsel ´el + suffix derde persoon mannelijk enkelvoud. In 407 verzen in de bijbel. In drieënvijftig verzen in Gn. (4) Gn 12,4. (5) Gn 12,7.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,8 - Gn 12,8 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And he removed from thence unto a mountain on the east of
Bethel, and pitched his tent, having Bethel on the west, and Hai on the east:
and there he builded an altar unto the LORD, and called upon the name of the
LORD.
Luther-Bibel. 8 Danach brach er von dort auf ins Gebirge östlich der Stadt
Bethel und schlug sein Zelt auf, sodass er Bethel im Westen und Ai im Osten
hatte, und baute dort dem HERRN einen Altar und rief den Namen des HERRN an.
Tekstuitleg van Gn 12,8. Dit vers Gn 12,8 telt 20 (2 X 2 X 5) woorden en 72 (2 X 2 X 2 X 3 X 3) letters. De getalswaarde van Gn 12,8 is 3918 (2 X 3 X 653).
Gn 12,8.1. וַיַּעְתֵּק = wajja`theq (en hij ging verder) < prefix waw consecutivum + act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָתַק = `âthaq (opbreken). Taalgebruik in Tenakh: `âthaq (opbreken). Tenakh (2): (1) Gn 12,8. (2) Gn 26,22.
Gn
12,8.4. = qèdèm (wat vooraan is). Zie:
- miqqèdèm OF miqqidèm lë: ten oosten van.
Gn 12,8. 6. ´èl (naar, tot). Verwijzing: ´èl (naar, tot), zie Gn 12,1. Voorzetsel. In 3626 verzen in de bijbel. ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) of godsnaam El. Als voorzetsel: in vier verzen in Gn 12: (1) Gn 12,1: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (2) Gn 12,7: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (3) Gn 12,11: ´èl Shâraj (tot Sarai). (4) Gn 12,15: ´èl Parë`oh (tot Farao). De godsnaam El in be(j)th ´el (Betel): Gn 12,8.
Gn 12,8.7. וַיֵּט = wajjet (en hij spande) < prefix waw consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. נָטַה = nâtah (uitstrekken, neigen, zich wenden). Taalgebruik in Tenakh: nâtâh (uitstrekken, neigen, zich wenden) getalswaarde: nun = 14 of 50, tet = 9, he = 5; totaal: 28 (2² X 7) OF 64 (2³ X 2³). Structuur: 5 - 9 - 5. De som van de elementen is telkens 1. Lettinga 12, 2012, 60b1).
Gn
12,8.8. אָהָלֹה = ´âhâloh (zijn tent), uitspraak oholoh < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie אֹהֶל = ´ohèl (tent, woning). Taalgebruik in Tenakh: ´ohèl
(tent, woning). getalswaarde: aleph = 1, he = 5, lamed = 12 of 30 ; totaal: 18 (2 X 3²) OF 36 (2² X 3²). Structuur: 1 - 5 - 3. De som van de elementen is telkens 9.
- Ned.
tabernakel. L. tabernacula (hut, tent), houten woning van tabula: hout. - (Lettinga 12, 2012, 3h2: vóór een hatef qamets, zie Lettinga 12, 2012, 4g).
Gn 12,8.14. וַיִּבֶן = wajjibhèn (en hij bouwde) < wë + act; qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. בָנָה = bânâh (bouwen, bebouwen). Taalgebruik in Tenakh: bânâh (bouwen, bebouwen). getalswaarde: beth = 2, nun = 14 of 50, he = 5 ; totaal: 21 (3 X 7) of 57 (3 X 19). Structuur: 2 - 5 - 5 ; totaal: 12 -> 3. Tenakh (64). Pentateuch (15). Eerdere Profeten (25). Latere Profeten (2). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (20). 2 K (3): (1) 2 K 16,11. (2) 2 K 21,3. (3) 2 K 21,5. (Lettinga 12, 2012, 58l3).
Gn 12,8.14. - 16. וַיִּבֶן שָׁם מִזְבֵחַ = wajjibhèn sjâm mizëbeach (en hij bouwde daar een altaar). Tenakh (6): (1) Gn 12,7 (Abram te Sichem). (2) Gn 12,8 (Abram tussen Betel en Ai). (3) Gn 13,18 (Abram te Hebron). (4) Gn 26,25 (Isaak te Berseba). (5) Gn 35,7 (Jakob te Betel). (6) 1 S 7,17 (Samuël te Rama).
Gn 12,8.17. לַיהוה = lJHWH (voor JHWH) < voorzetsel lë +. Tenakh (538). Pentateuch (240). Eerdere Profeten (77). Latere Profeten (50). 12 Kleine Profeten (19). Geschriften (152).
Gn 12,8.14. - 17. וַיִּבֶן שָׁם מִזְבֵחַ לַיהוה = wajjibhèn sjâm mizëbeach laJHWH (en hij bouwde daar een altaar voor de Heer). Tenakh (4): (1) Gn 12,7. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,18. (4) 1 S 7,17.
Gn 12,8.20. JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. In 128 (2 X 2³ X 2³) verzen in Gn (Genesis). In vijf verzen in Gn 12: (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,4. (3) Gn 12,7. (4) Gn 12,8. (5) Gn 12,17.
Gn 12,8.19. - 20. bësjem JHWH (in de naam JHWH). Tenakh (37). Gn (5): (1) Gn 4,26. (2) Gn 12,8. (3) Gn 13,4. (4) Gn 21,33. (5) Gn 26,25.
Gn 12,8.18. - 20. wajjiqërâ´ bësjem JHWH. Tenakh (2) Gn 12,8. (5) Gn 26,25.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,9 - Gn 12,9 -- Gn 12,1-9: De roeping van Abram - bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And Abram journeyed, going on still toward the south.
Luther-Bibel. 9 Danach zog Abram weiter ins Südland.
Tekstuitleg van Gn 12,9. Dit vers Gn 12,9 telt 5 woorden en 22 (2 X 11) letters. De getalswaarde van Gn 12,9 is 707 (7 X 101).
Gn
12,9.1. וַיִּסַּע = wajjishshâ` (en hij brak op) < prefix verbindingspartikel waw (en) en qal actief
imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. נָסָע = nâsâ` (opbreken, reizen). Taalgebruik in Tenakh: nâsâ`
(opbreken, reizen). Tenakh (13). Gn (5): (1) Gn 12,9. (2) Gn 13,11. (3) Gn 20,1. (4) Gn 35,21. (5) Gn 46,1.
- Lettinga 12, 2012, 52). Werkw. met een gutturaal als 3de stamvocaal. In de qal imperf. is onder invloed van de gutturaal de voorafgaande korte vocaal vrijwel altijd een korte a. Paradigma 5.
Gn
12,9.2. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
Gn 12,9.3. act. inf. abs. הָלוֹך = hâlôkh (om te gaan) van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan). Taalgebruik in Tenakh: hâlakh (gaan). getalswaarde: he = 5, lamed = 12 of 30, kaph = 11 of 20 ; totaal: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 3 -2. De som van de elementen is telkens 1. Tenakh (34). Gn (4): (1) Gn 8,3. (2) Gn 8,5. (3) Gn 12,9. (4) Gn 26,13.
Gn 12,9.4. waw consecutivum en qal infinitief constructus = wënâsô`a (en op te breken) van het werkw. נָסָע = nâsâ` (opbreken, reizen). Taalgebruik in Tenakh: nâsâ` (opbreken, reizen).. Tenakh: Gn 12,9.
Gn 12,9.5. hannègëbbâh (naar de Negeb). Lettinga 12, 2012, 25Cg).
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,10-20: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 -
Gn 12,10 - Gn 12,10: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And there was a famine in the land: and Abram went down
into Egypt to sojourn there; for the famine was grievous in the land.
Luther-Bibel. 10 Es kam aber eine Hungersnot in das Land. Da zog Abram hinab
nach Ägypten, dass er sich dort als ein Fremdling aufhielte; denn der Hunger
war groß im Lande.
Tekstuitleg van Gn 12,10. Dit vers Gn 12,10 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 44 (2 X 2 X 11) letters. De getalswaarde van Gn 12,10 is 2649 (3 X 893).
Gn 12,10 telt 12 woorden en 44 letters. Het vers bevat een inclusio met de woorden râ`âb bâ´ârèts (hongersnood in het land). In Gn 12,10c staat het lidwoord bij râ`âb, alzo hârâ`âb (de hongersnood). Zonder kî tellen Gn 12,10a en Gn 12,10c elk elf letters.
Gn
12,10.1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalswaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5). Structuur: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Joz (59). Re (47). 1 S (58). 2 S (43). 1 K (78). 2 K (54). In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren. Gn
12 (4): (1) Gn
12,10. (2) Gn
12,11. (3) Gn
12,14. (4) Gn
12,16.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten: wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit: jahëjih i.p.v. jahëwih: Lettinga 12, 2012, 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i, vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort: jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak: wajhi.
- Grieks: ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Gn 22 (2): (1) Gn 22,1. (2) Gn 22,20. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenakh | LXX | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî: 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn
12,10.2. zelfst. naamw. mann. enk. רָעָב = râ`âbh (honger, hongersnood). Taalgebruik in Tenakh: râ`âbh (honger, hongersnood). Getalswaarde: resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70, beth = 2 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 272. Structuur: 2 - 7 - 2. De som van de elementen is telkens 2. r-`-b: Tenakh (33). Gn (6): (1) Gn 12,10. (2) Gn 26,1. (3) Gn 41,27. (4) Gn 41,30. (5) Gn 41,54. (6) Gn 45,11. Dt (1): Dt 32,24.
- הָרָעָב = harâ`âbh (de honger, de hongersnood) < bepaald lidw. + zelfst. naamw. mann. enk. רָעָב = râ`âbh (honger, hongersnood). Taalgebruik in Tenakh: râ`âbh (honger, hongersnood). Getalswaarde: resj = 20 of 200, ajin = 16 of 70, beth = 2 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 272. Structuur: 2 - 7 - 2. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (24). Pentateuch (14): (1) Gn
12,10. (2) Gn 26,1. (3) Gn 41,30. (4) Gn 41,31. (5) Gn 41,36. (6) Gn 41,50. (7) Gn 41,54. (8) Gn 41,56. (9) Gn 41,57. (10) Gn 42,5. (11) Gn 45,6. (12) Gn 47,4. (13) Gn 47,13. (14) Gn 47,20.
Gn 12,10.1. - 2. וַיְהִי רָעָב = wajëhî râ`âbh (en er was honger, hongersnood). Tenakh (6): (1) Gn 12,10. (2) Gn 26,1. (3) Gn 41,54. (4) 2 S 21,2. (5) 2 K 6,25. (6) Rt 1,1.
3. bâ´ârèts (in het land). In zevenenzeventig verzen in Gn. In twee verzen in Gn 12: (1) Gn 12,6. (2) Gn 12,10. Verwijzing: ´èrètz (land), zie Gn 12,1.
Gn
12,10.4. verbindingswoord wa + werkw.vorm act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. וַיֵּרֶד = wajjerèd (en hij
daalde - neer -) van het werkw. יָרַד =jârad (afdalen, afstijgen, vallen). Taalgebruik
in Tenakh: järad
(afdalen, afstijgen, vallen). getalswaarde: jod = 10, resj = 20 of 200, daleth = 4 ; totaal: 34 (2 X 17) OF of 214 (2 X 107). Structuur: 1 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 7. MT (41). Pentateuch (15): (1) Gn 11,5. (2) Gn 12,10. (3) Gn 15,11. (4) Gn 38,1. (5) Ex 19,14. (6) Ex 19,20. (7) Ex 19,25. (8) Ex 32,15. (9) Ex 34,5. (10) Lv 9,22. (11) Nu 11,25. (12) Nu 12,5. (13) Nu 14,45. (14) Nu 20,28. (15) Dt 26,5.
- act. ind. aor. 3de pers. enk. κατεβη = katebè (hij daalde neer) van het werkw. καταβαινω = katabainô
(naar beneden dalen, afdalen). Taalgebruik in de Septuaginta: katabainô
(neerdalen, afdalen). Taalgebruik in het NT: katabainô
(neerdalen, afdalen). Bijbel (104). OT (91). NT (13). Gn (5): (1) Gn 11,5. (2) Gn 12,10. (3) Gn 15,11. (4) Gn 24,45. (5) Gn 38,1.
Gn
12,10.5. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
Gn 12,10.6. מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts). Zie: מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte). Taalgebruik in Tenakh: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Ex: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Js: mitsërajim (Egypte). getalswaarde: mem = 13 of 40, tsade = 18 of 90, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur: 4 - 9 - 2 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (28). Pentateuch (27). Gn (18): (1) Gn 12,10. (2) Gn 12,11. (3) Gn 12,14. (4) Gn 26,2. (5) Gn 37,25. (6) Gn 37,28. (7) Gn 39,1. (8) Gn 41,57. (9) Gn 45,4. (10) Gn 46,3. (11) Gn 46,4. (12) Gn 46,6. (13) Gn 46,7. (14) Gn 46,8. (15) Gn 46,26. (16) Gn 46,27. (17) Gn 48,5. (18) Gn 50,14. Ex (3): (1) Ex 1,1. (2) Ex 4,21. (3) Ex 13,17. Nu (3) (1) Nu 14,3. (2) Nu 14,4. (3) Nu 20,15. Dt (3): (1) Dt 10,22. (2) Dt 17,16. (3) Dt 26,5. 2 Kr (1): 2 Kr 36,4. In de Pentateuch komt מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts) voor het eerst voor in Gn 12,10 en het laatst in Dt 26,5.
Gn
12,10.4. - 6. וַיֵּרֶד אַבְרָם = wajjerèd ´abhërâm (en Abram daalde af).
- In Gn 12,10: וַיֵּרֶד אַבְרָם מִצְרַיְמָה = wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh (en
Abram daalde af Egyptewaarts).
- In Dt
26,5: וַיֵּרֶד מִצְרַיְמָה = wajjerèd mitsërajëmâh (en hij daalde af Egyptewaarts).
- Het verhaal van Abram en Sarai in Egypte wordt
omsloten door de verzen Gn
12,10 en Gn
13,1. Tegenover Gn
12,10: וַיֵּרֶד אַבְרָם מִצְרַיְמָה = wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh
(en Abram daalde af Egyptewaarts) staat Gn
13,1: wajja´al Abhëram mimmitszëraim (en Abram klom op
uit Egypte).
Gn
12,10.7. לָגוּר = lâgûr (om vreemdeling te zijn) < prefix lë + act. qal inf. constr. van het werkw. גר = gwr (als vreemdeling verblijven). Taalgebruik in Tenakh: gwr
(zich als vreemdeling ophouden). getalswaarde: gimel = 3, resj = 20 of 200 ; totaal: 23 OF 203. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (18): (1) Gn
12,10. (2) Gn
19,9. (3) Gn 47,4. (4) Re 17,8. (5) Re 17,9. (6) Js 23,7. (7) Js 52,4. (8) Jr 42,15. (9) Jr 42,17. (10) Jr 42,22. (11) Jr 43,2. (12) Jr 43,5. (13) Jr 44,8. (14) Jr 44,12. (15) Jr 44,14. (16) Jr 44,28. (17) Rt 1,1. (18) Kl 4,15.
- וַיָּגָר = wajjâgâr (hij verbleef als vreemdeling) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk.. Zie: גר = gwr (als vreemdeling verblijven). Taalgebruik in Tenakh: gwr
(zich als vreemdeling ophouden). getalswaarde: gimel = 3, resj = 20 of 200 ; totaal: 23 OF 203. De som van de elementen is telkens 5. Tenakh (6): (1) Gn 20,1. (2) Gn
21,34. (3) Nu 22,3. (4) Dt
26,5. (5) 1 S 18,15. (6) Ps 75,9.
Gn
12,10.7. - 8. לָגוּר שָׁם =
lâgûr sjâm (om daar vreemdeling te zijn). Tenakh (18): (1) Gn
12,10. (2) Js 52,4. (3) Jr 42,15. (4) Jr 42,17. (5) Jr 42,22. (6) Jr 43,2. (7) Jr 44,8. (8) Jr 44,12. (9) Jr 44,14. (10) Jr 44,28. Jr 44,14. (17) Rt 1,1. (18) Kl 4,15.
- וַיָּגָר שָׁם = wajjâgâr sjâm (en hij verbleef daar als vreemdeling) . Tenakh (1): Dt
26,5.
4. - 8. In Dt
26,5: מִצְרַיְמָה וַיֵּרֶד וַיָּגָר שָׁם = wajjerèd mitsërajëmâh wajjâgâr sjâm (en hij daalde af Egyptewaarts en hij verbleef daar als vreemdeling).
- In Gn 12,10: וַיֵּרֶד אַבְרָם מִצְרַיְמָה לָגוּר שָׁם = wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh
lâgûr sjâm (en
Abram daalde af Egyptewaarts om daar vreemdeling te zijn).
12. bâ´ârèts (in het land). Zie Gn 12,10 3 en inleiding.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,11 - Gn 12,11: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And it came to pass, when he was come near to enter into
Egypt, that he said unto Sarai his wife, Behold now, I know that thou art a
fair woman to look upon:
Luther-Bibel. 11 Und als er nahe an Ägypten war, sprach er zu Sarai, seiner
Frau: Siehe, ich weiß, dass du eine schöne Frau bist.
Tekstuitleg van Gn 12,11. Dit vers Gn 12,11 telt 17 woorden en 61 letters. De getalswaarde van Gn 12,11 is 4876 (2 X 2 X 23 X 53).
1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalswaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5). Structuur: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Joz (59). Re (47). 1 S (58). 2 S (43). 1 K (78). 2 K (54). In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren. Gn
12 (4): (1) Gn
12,10. (2) Gn
12,11. (3) Gn
12,14. (4) Gn
12,16.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten: wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit: jahëjih i.p.v. jahëwih: Lettinga 12, 2012, 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i, vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort: jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak: wajhi.
- Grieks: ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Gn 22 (2): (1) Gn 22,1. (2) Gn 22,20. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenakh | LXX | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî: 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
Gn 12,11.5. מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts). Zie: מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte). Taalgebruik in Tenakh: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Ex: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Js: mitsërajim (Egypte). getalswaarde: mem = 13 of 40, tsade = 18 of 90, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur: 4 - 9 - 2 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (28). Pentateuch (27). Gn (18): (1) Gn 12,10. (2) Gn 12,11. (3) Gn 12,14. (4) Gn 26,2. (5) Gn 37,25. (6) Gn 37,28. (7) Gn 39,1. (8) Gn 41,57. (9) Gn 45,4. (10) Gn 46,3. (11) Gn 46,4. (12) Gn 46,6. (13) Gn 46,7. (14) Gn 46,8. (15) Gn 46,26. (16) Gn 46,27. (17) Gn 48,5. (18) Gn 50,14. Ex (3): (1) Ex 1,1. (2) Ex 4,21. (3) Ex 13,17. Nu (3) (1) Nu 14,3. (2) Nu 14,4. (3) Nu 20,15. Dt (3): (1) Dt 10,22. (2) Dt 17,16. (3) Dt 26,5. 2 Kr (1): 2 Kr 36,4. In de Pentateuch komt מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts) voor het eerst voor in Gn 12,10 en het laatst in Dt 26,5.
Gn
12,11.6. וַיּאֹמֶר= wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). getalswaarde van ´âmar (zeggen): aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn
12 (4): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. (3) Gn
12,11. (4) Gn
12,18.
- Grieks: act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les.
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned.: zeggen. Arabisch: قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran: qâla (zeggen). D.: sprechen (spreken). E.: to say. Fr.: dire. Grieks: λεγω = legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Hebreeuws: אָמַר = ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Lat.: legere.
Gn 12,11.7. ´l: voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam אֵל = El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is´èl OF ontkenning ´al (niet). Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Getalwaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. De som van de elementen is telkens 4. Taalgebruik in Genesis: ´èl . Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296). Als voorzetsel: in vier verzen in Gn 12: (1) Gn 12,1: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (2) Gn 12,7: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (3) Gn 12,11: ´èl Shâraj (tot Sarai). (4) Gn 12,15: ´èl Parë`oh (tot Farao). De godsnaam El in be(j)th ´el (Betel): Gn 12,8.
Gn
12,11.8. שָׂרַי = Shâraj (Sarai). Zie: שָׂרָה = shârâh (Sara). Taalgebruik in Tenakh: shârâh (Sara). Getalswaarde: shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 51 (3 X 17) of 510 (2 X 3 X 5 X 17). Structuur: 3 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (12): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,30. (3) Gn 11,31. (4) Gn 12,5. (5) Gn 12,11. (6) Gn 12,17. (7) Gn 16,2. (8) Gn 16,3. (9) Gn 16,5. (10) Gn 16,6. (11) Gn 16,8. (12) Gn 17,15 (in dit vers heeft de naamsverandering van Sarai naar Sarah plaats). Theoretisch gezien zou Sarai in 7 hoofdstukken van Gn kunnen voorkomen, in feite zijn het er slechts 4. In totaal komt Sarai 12X voor. De getalswaarde is 51 of 510 ; 51 = 3 X 17. De getalswaarde van JHWH met jod als 1 is 17.
- Zie ook: שָׂרַי = shâraj (mijn vorsten) < stat. construct. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 1ste pers. enk. van het zelfst. naamw. שַׂר = shar (vorst, prins). Taalgebruik in Tenakh: shar (vorst). sh-r-j: Tenakh (134). Pentateuch (29). Eerdere Profeten (35). Latere Profeten (23). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (46). Tenakh o.a. Js
10,8.
- וְשָׂרַי = wëshâraj (en Sarai): Gn 16,1.
- LXX. σαρα = Sara. Bijbel (12): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,30. (3) Gn 12,11. (4) Gn 16,1. (5) Gn 16,2. (6) Gn 16,3. (7) Gn 16,5. (8) Gn 16,6. (9) Gn 17,15. (10) Gn 47,17. (11) Nu 26,30. (12) Joz 18,22.
-- gen. vr. enk. σαρας = Saras (van Sara). Dezelfde lezing van rechts naar links of van links naar rechts. Bijbel: (1) Gn 12,17. (2) Gn 16,2. (3) Gn 16,8.
-- acc. vr. enk. σαραν = Saran (Sara). Bijbel (3): (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. (3) Gn 16,6.
- Arabisch: سارة = sârah (Sara). Taalgebruik in de Qoran: sârah (Sara).
Gn 12,11.7.- 8. ´èl Shâraj (tot Sarai). Tenakh (2): (1) Gn 12,11. (2) Gn 16,6.
Gn 12,11.6. - 8. wajjo´mèr - ´abhërâm - ´èl Shâraj (en hij - Abram - zei tot Saraj). Tenakh (2): (1) Gn 12,11. (2) Gn 16,6.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,12 - Gn 12,12: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible.
Luther-Bibel.
Tekstuitleg van
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,13 - Gn 12,13: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible.
Luther-Bibel.
Tekstuitleg van
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,14 - Gn 12,14: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And it came to pass, that, when Abram was come into Egypt,
the Egyptians beheld the woman that she was very fair.
Luther-Bibel. 14 Als nun Abram nach Ägypten kam, sahen die Ägypter,
dass seine Frau sehr schön war.
Tekstuitleg van Gn 12,14. Dit vers Gn 12,14 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 46 (2 X 23) letters. De getalswaarde van Gn 12,14 is 2190 (2 X 3 X 5 X 73).
1. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalswaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5). Structuur: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Joz (59). Re (47). 1 S (58). 2 S (43). 1 K (78). 2 K (54). In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren. Gn
12 (4): (1) Gn
12,10. (2) Gn
12,11. (3) Gn
12,14. (4) Gn
12,16.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten: wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit: jahëjih i.p.v. jahëwih: Lettinga 12, 2012, 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i, vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort: jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak: wajhi.
- Grieks: ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Gn 22 (2): (1) Gn 22,1. (2) Gn 22,20. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenakh | LXX | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî: 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
3. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
4. מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts). Zie: מִצְרָיִם / מִצְרַיִם = mitsërajim / mitsërâjim (Egypte). Taalgebruik in Tenakh: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Ex: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Js: mitsërajim (Egypte). getalswaarde: mem = 13 of 40, tsade = 18 of 90, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur: 4 - 9 - 2 - 1 - 4. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (28). Pentateuch (27). Gn (18): (1) Gn 12,10. (2) Gn 12,11. (3) Gn 12,14. (4) Gn 26,2. (5) Gn 37,25. (6) Gn 37,28. (7) Gn 39,1. (8) Gn 41,57. (9) Gn 45,4. (10) Gn 46,3. (11) Gn 46,4. (12) Gn 46,6. (13) Gn 46,7. (14) Gn 46,8. (15) Gn 46,26. (16) Gn 46,27. (17) Gn 48,5. (18) Gn 50,14. Ex (3): (1) Ex 1,1. (2) Ex 4,21. (3) Ex 13,17. Nu (3) (1) Nu 14,3. (2) Nu 14,4. (3) Nu 20,15. Dt (3): (1) Dt 10,22. (2) Dt 17,16. (3) Dt 26,5. 2 Kr (1): 2 Kr 36,4. In de Pentateuch komt מִצְרַיְמָה = mitsërajëmâh (Egyptewaarts) voor het eerst voor in Gn 12,10 en het laatst in Dt 26,5.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,15 - Gn 12,15: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. The princes also of Pharaoh saw her, and commended her before
Pharaoh: and the woman was taken into Pharaoh's house.
Luther-Bibel. 15 Und die Großen des Pharao sahen sie und priesen sie
vor ihm. Da wurde sie in das Haus des Pharao gebracht.
Tekstuitleg van Gn 12,15. Dit vers Gn 12,15 telt 12 (2 X 2 X 3) woorden en 45 (3 X 3 X 5) letters. De getalswaarde van Gn 12,15 is 3965 (5 X 13 X 61).
7. ´èl (naar, tot). Verwijzing: ´èl (naar, tot), zie Gn 12,1. Voorzetsel. In 3626 verzen in de bijbel. ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) of godsnaam El. Als voorzetsel: in vier verzen in Gn 12: (1) Gn 12,1: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (2) Gn 12,7: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (3) Gn 12,11: ´èl Shâraj (tot Sarai). (4) Gn 12,15: ´èl Parë`oh (tot Farao). De godsnaam El in be(j)th ´el (Betel): Gn 12,8.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,16 - Gn 12,16: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible.
Luther-Bibel.
Tekstuitleg van
4. prefix voegwoord wa consecutivum (verhalend) + act. qal jigtol (imperf.) 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn). De getalswaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31. 31 is de getalswaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).Taalgebruik in Tenakh: hâjâh (zijn). Getalswaarde: he = 5, jod = 10 ; totaal: 20 (2² X 5). Structuur: 5 - 1 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (784). Pentateuch (181). Eerdere Profeten (339). Latere Profeten (116). 12 Kleine Profeten (22). Geschriften (126). Gn (114). Joz (59). Re (47). 1 S (58). 2 S (43). 1 K (78). 2 K (54). In de LXX wordt het Hebreeuwse werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) vaak vertaald door het Griekse werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren. Gn
12 (4): (1) Gn
12,10. (2) Gn
12,11. (3) Gn
12,14. (4) Gn
12,16.
- We zouden volgende vorm kunnen verwachten: wajjihëjèh < wa consecutivum + jihëjèh (uit: jahëjih i.p.v. jahëwih: Lettinga 12, 2012, 58w). Verkorte vorm door de samentrekking van de jod en de chireq tot een lange i, vandaar jahî (de eind he valt weg). De klemtoon ligt op de laatste lettergreep en de klinker van de eerste lettergreep wordt zeer kort: jëhî. Bij de consecutivumvorm wajëhî valt op dat de jod niet verdubbelt. Uitspraak: wajhi.
- Grieks: ind. aor. 3de pers. enk. εγενετο = egeneto (het gebeurde) van het werkw. γινομαι = ginomai (worden, gebeuren). Taalgebruik in de LXX: ginomai (worden). Taalgebruik in het NT: ginomai (worden). Bijbel (925). LXX (730). NT (195). Gn (107). ). Gn 22 (2): (1) Gn 22,1. (2) Gn 22,20. Het duidt vaak een tijdsaanduiding aan (in die dagen, in de dagen van...): een gelijk-tijdigheid (terwijl hij het priesterschap uitoefende), een voor-tijdigheid of een na-tijdigheid. Soms heeft het ook de betekenis van zijn (er was eens... zoals vele verhalen bij ons beginnen). Een vorm van γινομαι = ginomai in de LXX (2174), in het NT (667).
ginomai (worden, gebeuren) | bijbel | Tenakh | LXX | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. |
aor. 3de pers. enk. egeneto | 925 | wajëhî: 784 | 730 | 195 | 13 | 17 | 69 | 16 | 53 | 17 | 99 | 115 | |
Totaal | 2841 | 2174 | 667 | 75 | 55 | 129 | 51 | 124 | 38 | 259 | 310 |
- και εγενετο = kai egeneto (en het gebeurde). LXX (560). NT (62).
- εγενετο δε = egeneto de (het gebeurde echter). LXX (). NT (40).
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,17 - Gn 12,17: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And the LORD plagued Pharaoh and his house with great plagues
because of Sarai Abram's wife.
Luther-Bibel. 17 Aber der HERR plagte den Pharao und sein Haus mit großen
Plagen um Sarais, Abrams Frau, willen.
Tekstuitleg van Gn 12,17. Dit vers Gn 12,17 telt 13 woorden en 47 letters. De getalswaarde van Gn 12,17 is 3766 (2 X 7 X 269).
2. JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. In 128 (2 X 2³ X 2³) verzen in Gn (Genesis). In vijf verzen in Gn 12: (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,4. (3) Gn 12,7. (4) Gn 12,8. (5) Gn 12,17.
11. שָׂרַי = Shâraj (Sarai). Zie: שָׂרָה = shârâh (Sara). Taalgebruik in Tenakh: shârâh (Sara). Getalswaarde: shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 51 (3 X 17) of 510 (2 X 3 X 5 X 17). Structuur: 3 - 2 - 1. De som van de elementen is telkens 6. Tenakh (12): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,30. (3) Gn 11,31. (4) Gn 12,5. (5) Gn 12,11. (6) Gn 12,17. (7) Gn 16,2. (8) Gn 16,3. (9) Gn 16,5. (10) Gn 16,6. (11) Gn 16,8. (12) Gn 17,15 (in dit vers heeft de naamsverandering van Sarai naar Sarah plaats). Theoretisch gezien zou Sarai in 7 hoofdstukken van Gn kunnen voorkomen, in feite zijn het er slechts 4. In totaal komt Sarai 12X voor. De getalswaarde is 51 of 510 ; 51 = 3 X 17. De getalswaarde van JHWH met jod als 1 is 17.
- Zie ook: שָׂרַי = shâraj (mijn vorsten) < stat. construct. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 1ste pers. enk. van het zelfst. naamw. שַׂר = shar (vorst, prins). Taalgebruik in Tenakh: shar (vorst). sh-r-j: Tenakh (134). Pentateuch (29). Eerdere Profeten (35). Latere Profeten (23). 12 Kleine
Profeten (1). Geschriften (46). Tenakh o.a. Js
10,8.
- וְשָׂרַי = wëshâraj (en Sarai): Gn 16,1.
- LXX. σαρα = Sara. Bijbel (12): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,30. (3) Gn 12,11. (4) Gn 16,1. (5) Gn 16,2. (6) Gn 16,3. (7) Gn 16,5. (8) Gn 16,6. (9) Gn 17,15. (10) Gn 47,17. (11) Nu 26,30. (12) Joz 18,22.
-- gen. vr. enk. σαρας = Saras (van Sara). Dezelfde lezing van rechts naar links of van links naar rechts. Bijbel: (1) Gn 12,17. (2) Gn 16,2. (3) Gn 16,8.
-- acc. vr. enk. σαραν = Saran (Sara). Bijbel (3): (1) Gn 11,31. (2) Gn 12,5. (3) Gn 16,6.
- Arabisch: سارة = sârah (Sara). Taalgebruik in de Qoran: sârah (Sara).
12. vr. enk. stat. construct אֵשֶׁת = 'esjèth (de vrouw van) van het zelfst. naamw. אִשָּׁה = ´isjsjâh (vrouw). Taalgebruik in Tenakh: ´isjsjâh (vrouw). Getalwaarde: aleph = 1, sjin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 27 (3³) OF 306 (2 X 3² X 17). Structuur: 1 - 3 - 5. De som van de elementen is telkens 9. Tenakh (93). Pentateuch (40). Eerdere Profeten (29). Latere Profeten (8). 12 Kleine Profeten (2). Geschriften (14).
13. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram). Taalgebruik in Genesis: ´abhërâm
(Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem =
13 of 40 ; totaal: 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³). Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. De som van de elementen is telkens 9. Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251). Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41). 451 is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël). Taalgebruik in Tenakh: jisjëmâ`e´l (Ismaël). De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el
(Israël). Tenakh (44). Gn (43) + 1
Kr 1,27. Gn
12 (9): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,4. (3) Gn
12,5. (4) Gn
12,6. (5) Gn
12,7. (6) Gn
12,9. (7) Gn
12,10. (8) Gn
12,14. (9) Gn
12,17.
- Ned.: Abram / Abraham. Arabisch: ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm). Taalgebruik in de Qoran: ibrâhîm (Ibrâhîm). Qoran (75). Grieks: αβρααμ = abraam (Abraham). Taalgebruik in het NT: abraam (Abraham). Hebreeuws: אַבְרָם = ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm
(Abram).
12. - 13. אֵשֶׁת אַבְרָם = ´esjèth ´abhërâm (de vrouw van Abram). Tenakh (5): (1) Gn 11,29. (2) Gn 11,31. (3) Gn 12,17. (4) Gn 16,1. (5) Gn 16,3.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,18 - Gn 12,18: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible. And Pharaoh called Abram, and said, What is this that thou
hast done unto me? why didst thou not tell me that she was thy wife?
Luther-Bibel. 18 Da rief der Pharao Abram zu sich und sprach zu ihm: Warum
hast du mir das angetan? Warum sagtest du mir nicht, dass sie deine Frau ist?
Tekstuitleg van Gn 12,18. Dit vers Gn 12,18 telt 15 (3 X 5) woorden en 50 (2 X 5 X 5) letters. De getalswaarde van Gn 12,18 is 3796 (2 X 2 X 13 X 73).
Gn
12,18.4. וַיּאֹמֶר= wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. -m-r. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt). (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg).Taalgebruik in Tenakh: ´âmar
(zeggen). getalswaarde van ´âmar (zeggen): aleph = 1, mem
= 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh
(1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120).
12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). Gn
12 (4): (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. (3) Gn
12,11. (4) Gn
12,18.
- Grieks: act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω
= legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô
(zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô
(zeggen). λεγω
= legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les.
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925).
bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | |
act. ind. aor. 3de p. enk. eipen | 3024 | 2426 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 |
- Ned.: zeggen. Arabisch: قَالَ = qâla (zeggen). Taalgebruik in de Qoran: qâla (zeggen). D.: sprechen (spreken). E.: to say. Fr.: dire. Grieks: λεγω = legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). Hebreeuws: אָמַר = ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Lat.: legere.
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,19 - Gn 12,19: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible.
Luther-Bibel.
Tekstuitleg van
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
Gn 12,20 - Gn 12,20: Abram en Sarai in Egypte -- bijbeloverzicht -- Gn (Genesis) -- Gn 12 -- bijbelverwijzingen -- Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- Gn 12 -- Gn 12,1-9 -- Gn 12,10-20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible.
Luther-Bibel.
Tekstuitleg van
- Gn 12,1 - Gn 12,2 - Gn 12,3 - Gn 12,4 - Gn 12,5 - Gn 12,6 - Gn 12,7 - Gn 12,8 - Gn 12,9 - Gn 12,10 - Gn 12,11 - Gn 12,12 - Gn 12,13 - Gn 12,14 - Gn 12,15 - Gn 12,16 - Gn 12,17 - Gn 12,18 - Gn 12,19 - Gn 12,20 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
- A
- ´abhërâm (Abram). Taalgebruik in Tenakh: ´abhërâm (Abram). getalswaarde: aleph = 1, beth = 2, resj = 20 of 200, mem = 13 of 40 ; totaal: 36 of 243. Structuur: 1 - 2 - 2 - 4. Tenakh (44). Gn (43). Gn 12 (9): (1) Gn 12,1: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (2) Gn 12,4. (3) Gn 12,5. (4) Gn 12,6. (5) Gn 12,7: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (6) Gn 12,9. (7) Gn 12,10: wajjerèd ´abhërâm mitsërajëmâh (en Abram daalde af Egyptewaarts). (8) Gn 12,14. (9) Gn 12,17.
- ´èl ´abhërâm (tot Abram). In acht verzen in
de bijbel / Gn: (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7. (3) Gn
13,14. (4) Gn
14,21. (5) Gn
15,1. (6) Gn
16,2. (7) Gn
16,5. (8) Gn
17,1. Met contekst: (1) Gn
12,1: wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram). (2) Gn
12,7: wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram). (3) Gn
13,14: waJHWH ´âmar ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram). (4) Gn
14,21: wajj´omèr mèlèkh Sëdom ´èl
´abhërâm (en de koning van Sodom zei tot Abram). (5) Gn
15,1: hâjâh dëbhar IHWH ´èl ´abhërâm
(het woord van JHWH kwam tot Abram). (6) Gn
16,2: waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram). (7) Gn
16,5: waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram). (8) Gn
17,1: wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
In vijf verzen is JHWH onderwerp. In zes verzen gaat het om een spreken ; in
twee verzen om een verschijnen: (2) Gn
12,7: wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram). (8) Gn
17,1: wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm
(en JHWH verscheen aan Abram).
- wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Jesaja: ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Amos: ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Jona: ´âmar (zeggen). getalswaarde van ´âmar (zeggen): aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. Gr. legô (zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les. Lat. legere. Fr. leçon. E. to say. Fr. dire. D. sprechen (spreken). Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610), in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608), in het NT (925). Tenach (1879). Pentateuch (594). Eerdere Profeten (868). Latere Profeten (120). 12 Kleine Profeten (56). Geschriften (241). Gn (315). In vier verzen in Gn 12 (zie Gn 12,1): (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,7. (3) Gn 12,11. (4) Gn 12,18. Gn 12,7 (JHWH verscheen aan Abram en zei). Aangekomen in het land verscheen JHWH aan Abram. JHWH bevestigde zijn belofte die Hij in Gn 12,1 b - Gn 12,2 - Gn 12,3 aan Abram had gedaan. In Gn 12,7 wordt verondersteld dat JHWH aan het woord is.
- B - C - D -
E
- ´l: voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El. De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet). getalswaarde is: aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld). Structuur: 1 - 3. Taalgebruik in Tenakh: ´èl . Taalgebruik in Genesis: ´èl . Tenakh (3626). Pentateuch (1096). Eerdere Profeten (1070). Latere Profeten (655). 12 Kleine Profeten (142). Geschriften (662). Genesis (296).Als voorzetsel: in vier verzen in Gn 12: (1) Gn 12,1: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (2) Gn 12,7: ´èl ´abhërâm (tot Abram). (3) Gn 12,11: ´èl Shâraj (tot Sarai). (4) Gn 12,15: ´èl Parë`oh (tot Farao). De godsnaam El in be(j)th ´el (Betel): Gn 12,8.
- hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz
(land). Taalgebruik in Ex: ´èrètz
(land). getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 300, tsade = 18 of 90 ;
totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23). Structuur: 1 - 3 - 9. Gr.
gè (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta: gè
(aarde). Taalgebruik in het NT: gè
(aarde). Lat. terra. Fr. terre. Ned. aarde. E. earth. D. Welt. Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154), in het NT (248). Tenakh
(851). Pentateuch (316). Gn (113). Gn 12: (1) Gn
12,1. (2) Gn
12,7.
- ´èl hâ´ârèts ´äsjèr
(naar het land dat). Tenakh (40/53). Pentateuch (33/38). Gn (3/3). Ex (3/3). Lv (2/3). Nu (9/12). Dt (16/17). Eerdere Profeten (2/3). Latere Profeten
(4/11). 12 Kleine Profeten (0). Geschriften (1/1). Gn (3): (1) Gn
12,1. (2) Gn
24,5. (3) Gn
50,24. Eerdere Profeten (2): (1) Joz
1,2. (2) Re
2,1. In Gn 24,1-67 zendt Abraham dienaars naar zijn geboorteplaats om een
vrouw voor zijn zoon Isaak te zoeken. De dienaars werpen op: als het ons niet
lukt, dat een vrouw uit je geboorteplaats naar hier meekomt, zullen we dan
Isaak naar jouw geboorteplaats terugbrengen. Gn
24,5 verwijst naar Gn
12,1 waar JHWH aan Abram de opdracht geeft om te gaan naar het land dat
Hij hem zal tonen.
- min hâ´ârèts (uit het land). Tenakh (35). Pentateuch
(11). Gn (5). Ex (4). Lv (1). Nu (1). Dt (0). Eerdere Profeten (8). Latere
Profeten (6). 12 Kleine Profeten (4). Geschriften (6). Gn (5): (1) Gn
2,6. (2) Gn
7,23. (3) Gn
10,11. (4) Gn
31,13. (5) Gn
50,24.
- ´eth (accusatief). Taalgebruik in Tenakh: ´eth (accusatief). getalswaarde: aleph = 1, thaw = 22 of 400 ; totaal: 23 OF 401 (priemgetal). Structuur: 1 - 4. Tenakh (5699). Pentateuch (2002). Gn (525). Gn 12 (6): (1) Gn 12,5. (2) Gn 12,7. (3) Gn 12,11. (4) Gn 12,13. (5) Gn 12,14. (6) Gn 12,17.
F - G - H - I -
J
- JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Genesis: JHWH. getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: = 26. Structuur: 1 - 6 - 5 - 1. Tenakh (5193). Pentateuch (1326). Gn (128). Gn 12 (5): (1) Gn 12,1. (2) Gn 12,4. (3) Gn 12,7. (4) Gn 12,8. (5) Gn 12,17.
- K - L - M
- mitsërajëmâh (Egyptewaarts). mitsërajim / mitsërâjim (Egypte). Taalgebruik in Tenakh: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Ex: mitsërajim (Egypte). Taalgebruik in Js: mitsërajim (Egypte). getalswaarde: mem = 13 of 40, tsade = 18 of 90, resj = 20 of 200, jod = 10 ; totaal: 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur: 4 - 9 - 2 - 1 - 4. Tenakh (28). Pentateuch (27). Gn (18). Ex (3). Nu (3). Dt (3). 2 Kr (1): 2 Kr 36,4. Gn (18): (1) Gn 12,10. (2) Gn 12,11. (3) Gn 12,14. (4) Gn 26,2. (5) Gn 37,25. (6) Gn 37,28. (7) Gn 39,1. (8) Gn 41,57. (9) Gn 45,4. (10) Gn 46,3. (11) Gn 46,4. (12) Gn 46,6. (13) Gn 46,7. (14) Gn 46,8. (15) Gn 46,26. (16) Gn 46,27. (17) Gn 48,5. (18) Gn 50,14.
- N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
SEPTUAGINTA (LXX)
ΚΑΙ εἶπε Κύριος τῷ ῞Αβραμ· ἔξελθε ἐκ τῆς γῆς σου καὶ ἐκ τῆς συγγενείας σου καὶ ἐκ τοῦ οἴκου τοῦ πατρός σου καὶ δεῦρο εἰς τὴν γῆν, ἣν ἄν σοι δείξω· 2 καὶ ποιήσω σε εἰς ἔθνος μέγα καὶ εὐλογήσω σε καὶ μεγαλυνῶ τὸ ὄνομά σου, καὶ ἔσῃ εὐλογημένος· 3 καὶ εὐλογήσω τοὺς εὐλογοῦντάς σε καὶ τοὺς καταρωμένους σε καταράσομαι· καὶ ἐνευλογηθήσονται ἐν σοὶ πᾶσαι αἱ φυλαὶ τῆς γῆς. 4 καὶ ἐπορεύθη ῞Αβραμ, καθάπερ ἐλάλησεν αὐτῷ Κύριος, καὶ ᾤχετο μετ᾿ αὐτοῦ Λώτ. ῞Αβραμ δὲ ἦν ἐτῶν ἑβδομηκονταπέντε, ὅτε ἐξῆλθε ἐκ Χαρράν. 5 καὶ ἔλαβεν ῞Αβραμ Σάραν τὴν γυναῖκα αὐτοῦ καὶ τὸν Λὼτ υἱὸν τοῦ ἀδελφοῦ αὐτοῦ καὶ πάντα τὰ ὑπάρχοντα αὐτῶν, ὅσα ἐκτήσαντο, καὶ πᾶσαν ψυχήν, ἣν ἐκτήσαντο ἐκ Χαρράν, καὶ ἐξήλθοσαν πορευθῆναι εἰς γῆν Χαναάν. 6 καὶ διώδευσεν ῞Αβραμ τὴν γῆν εἰς τὸ μῆκος αὐτῆς ἕως τοῦ τόπου Συχέμ, ἐπὶ τὴν δρῦν τὴν ὑψηλήν· οἱ δὲ Χαναναῖοι τότε κατῴκουν τὴν γῆν. 7 καὶ ὤφθη Κύριος τῷ ῞Αβραμ καὶ εἶπεν αὐτῷ· τῷ σπέρματί σου δώσω τὴν γῆν ταύτην. καὶ ᾠκοδόμησεν ἐκεῖ ῞Αβραμ θυσιαστήριον Κυρίῳ τῷ ὀφθέντι αὐτῷ. 8 καὶ ἀπέστη ἐκεῖθεν εἰς τὸ ὄρος κατὰ ἀνατολὰς Βαιθὴλ καὶ ἔστησεν ἐκεῖ τὴν σκηνὴν αὐτοῦ, Βαιθὴλ κατὰ θάλασσαν καὶ ᾿Αγγαὶ κατὰ ἀνατολάς· καὶ ᾠκοδόμησεν ἐκεῖ θυσιαστήριον τῷ Κυρίῳ καὶ ἐπεκαλέσατο ἐπὶ τῷ ὀνόματι Κυρίου. 9 καὶ ἀπῇρεν ῞Αβραμ καὶ πορευθεὶς ἐστρατοπέδευσεν ἐν τῇ ἐρήμῳ. 10 Καὶ ἐγένετο λιμὸς ἐπὶ τῆς γῆς, καὶ κατέβη ῞Αβραμ εἰς Αἴγυπτον παροικῆσαι ἐκεῖ, ὅτι ἐνίσχυσεν ὁ λιμὸς ἐπὶ τῆς γῆς. 11 ἐγένετο δέ, ἡνίκα ἤγγισεν ῞Αβραμ εἰσελθεῖν εἰς Αἴγυπτον, εἶπεν ῞Αβραμ Σάρᾳ τῇ γυναικί· γινώσκω ἐγώ, ὅτι γυνὴ εὐπρόσωπος εἶ· 12 ἔσται οὖν, ὡς ἂν ἴδωσί σε οἱ Αἰγύπτιοι, ἐροῦσιν ὅτι γυνὴ αὐτοῦ ἐστιν αὐτή, καὶ ἀποκτενοῦσί με, σὲ δὲ περιποιήσονται. 13 εἰπὸν οὖν, ὅτι ἀδελφὴ αὐτοῦ εἰμι, ὅπως ἂν εὖ μοι γένηται διὰ σέ, καὶ ζήσεται ἡ ψυχή μου ἕνεκέν σου. 14 ἐγένετο δέ, ἡνίκα εἰσῆλθεν ῞Αβραμ εἰς Αἴγυπτον, ἰδόντες οἱ Αἰγύπτιοι τὴν γυναῖκα αὐτοῦ, ὅτι καλὴ ἦν σφόδρα, 15 καὶ εἶδον αὐτὴν οἱ ἄρχοντες Φαραὼ καὶ ἐπῄνεσαν αὐτὴν πρὸς Φαραὼ καὶ εἰσήγαγον αὐτὴν εἰς τὸν οἶκον Φαραώ· 16 καὶ τῷ ῞Αβραμ εὖ ἐχρήσαντο δι᾿ αὐτήν, καὶ ἐγένοντο αὐτῷ πρόβατα καὶ μόσχοι καὶ ὄνοι καὶ παῖδες καὶ παιδίσκαι καὶ ἡμίονοι καὶ κάμηλοι. 17 καὶ ἤτασεν ὁ Θεὸς τὸν Φαραὼ ἐτασμοῖς μεγάλοις καὶ πονηροῖς καὶ τὸν οἶκον αὐτοῦ περὶ Σάρας τῆς γυναικὸς ῞Αβραμ. 18 καλέσας δὲ Φαραὼ τὸν ῞Αβραμ εἶπε· τί τοῦτο ἐποίησάς μοι, ὅτι οὐκ ἀπήγγειλάς μοι, ὅτι γυνή σου ἐστίν; 19 ἱνατί εἶπας ὅτι ἀδελφή μου ἐστί; καὶ ἔλαβον αὐτὴν ἐμαυτῷ γυναῖκα, καὶ νῦν ἰδοὺ ἡ γυνή σου ἔναντί σου· λαβὼν ἀπότρεχε. 20 καὶ ἐνετείλατο Φαραὼ ἀνδράσι περὶ ῞Αβραμ συμπροπέμψαι αὐτὸν καὶ τὴν γυναῖκα αὐτοῦ καὶ πάντα, ὅσα ἦν αὐτῷ.