Hooglied 6 - Hl 6 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Hl (Hooglied) -- Hl 6 -
- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
- Hebreeuwse tekst : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt3006.htm .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=28&page=6 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PJI.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/hoog/5.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling :. Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling :. De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=2578814 . King James Bible .
- Luther Bibel : Luther Bibel .
Uitleg hoofdstuk per hoofdstuk : - Hl
1 - Hl 2 -
Hl 3 - Hl
4 - Hl 5 -
Hl 6 - Hl
7 - Hl 8 -
Uitleg vers per vers : - Hl 6,1 - Hl 6,2 - Hl 6,3 - Hl 6,4 - Hl 6,5 - Hl 6,6 - Hl 6,7 - Hl 6,8 - Hl 6,9 - Hl 6,10 - Hl 6,11 - Hl 6,12 -
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
, Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta
: commentaar ,
Overzicht NT: NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - NT
A - NT
B - NT
C - NT
D - NT
E - NT
F - NT G - NT H - NT I - NT J - NT K - NT L - NT M - NT N - NT O - NT P - NT Q - NT R - NT S - NT T - NT U - NT V - NT W - NT
X - NT Y - NT Z - NT :
commentaar .
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 | Cahier biblique | King James Bible : (1) - |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. http://naardensebijbel.nl/zoek.php . |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
Hl 6,1 - Hl 6,1 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,1 .
Hl 6,2 - Hl 6,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,2 . Frontpagina van de brochure citaat van vers 6:2 en 6:3 in kalligrafisch Hebreeuws.
Hl 6,3 - Hl 6,3 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,3 . Frontpagina van de brochure citaat van vers 6:2 en 6:3 in kalligrafisch Hebreeuws.
Hl 6,4 - Hl 6,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,4 .
5. וְֽנָאוָ֔ה (=wënâwâh: en mooi; we verbindingswoord + bv nw vr enk van het bv nw נָאוָ֔ה = nâ'wèh: mooi). Tenach = Hl (1) : Hl 1,5.
- נָאוָ֔ה = nâ'wèh: mooi; bv nw vr enk). Tenach (9). Hl (3): (1) Hl 2,14. (2) Hl 4,3. (3) Hl 6,4.
Hl 6,5 - Hl 6,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,5 .
Hl 6,6 - Hl 6,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,6 .
Hl 6,7 - Hl 6,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,7 .
Hl 6,8 - Hl 6,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,8 .
Hl 6,9 - Hl 6,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,9 .
12. בְּנ֖וֹת (= bënôth: dochter; zn vr mv stat construct van het zn בַת = bath: dochter). Taalgebruik in
Tenakh: bath
(dochter). Getalswaarde: beth = 2, thaw = 22 of 400 ; totaal: 24 (2³ X 3) OF 402 (2 X 3 X 67). Structuur: 2 - 4. De som van de elementen is telkens 6. Tenach (73). Hl (8). (1) Hl 1,5. (2) Hl 2,7. (3) Hl 3,5. (4) Hl 3,11. (5) Hl 5,8. (6) Hl 5,16. (7) Hl 6,9. (8) Hl 8,4.
- De letter aleph duidt het begin, initiatief, het scheppen aan. Aleph = 1 en duidt éénheid aan. De beth duidt de schepping aan. In het woord 'abh is schepper en schepping verenigd.´abh (vader) duidt tweeheid (vader - zoon/dochter) aan: de verwekker en de verwekte. De Hebreeuwse naam voor dochter is בַת = bath. Het woord begint met een beth, symbool voor tweede, het geschapene, het verwekte. De tweede letter is een thaw. Het is de laatste letter van het alfabet en heeft als getalswaarde 22 of 400. Het vaderschap zal zich voortzetten in alle volgende geslachten. Zo krijgt een vader een kleindochter, achterkleindochter enz... In het Arabisch wordt het verband tussen vader en zoon/dochter nog sterker gelegd dan in het Hebreeuws. De medeklinkers voor vader ('b) blijven behouden, gevolgd door een nun voor de zoon ('bn) en de vrouwelijke vorm van 'ibn nl. 'bnh (dochter) voor de dochter. In het Hebreeuws is bth wellicht ontstaan uit bnth. In het Latijn en het Frans wordt de verwantschap tussen zoon en dochter eveneens behouden: Latijn: filius (zoon), filia (dochter) ; Frans: fils (zoon), fille (dochter).
Hl 6,10 - Hl 6,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,10 .
Hl 6,11 - Hl 6,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,11 .
Hl 6,12 - Hl 6,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van Hl 6,12 .
ΠΟΥ ἀπῆλθεν ὁ ἀδελφιδός σου, ἡ καλὴ ἐν γυναιξί; ποῦ ἀπέβλεψεν ὁ ἀδελφιδός σου; καὶ ζητήσομεν αὐτὸν μετὰ σοῦ. 2 ᾿Αδελφιδός μου κατέβη εἰς κῆπον αὐτοῦ εἰς φιάλας τοῦ ἀρώματος ποιμαίνειν ἐν κήποις καὶ συλλέγειν κρίνα. 3 ἐγὼ τῷ ἀδελφιδῷ μου, καὶ ἀδελφιδός μου ἐμοί, ὁ ποιμαίνων ἐν τοῖς κρίνοις. 4 Καλὴ εἶ, ἡ πλησίον μου, ὡς εὐδοκία, ὡραία ὡς ῾Ιερουσαλήμ, θάμβος ὡς τεταγμέναι. 5 ἀπόστρεψον ὀφθαλμούς σου ἀπεναντίον μου, ὅτι αὐτοὶ ἀνεπτέρωσάν με. τρίχωμά σου ὡς ἀγέλαι τῶν αἰγῶν, αἳ ἀνεφάνησαν ἀπὸ τοῦ Γαλαάδ. 6 ὀδόντες σου ὡς ἀγέλαι τῶν κεκαρμένων, αἳ ἀνέβησαν ἀπὸ τοῦ λουτροῦ, αἱ πᾶσαι διδυμεύουσαι, καὶ ἀτεκνοῦσα οὐκ ἔστιν ἐν αὐταῖς. 7 ὡς σπαρτίον τὸ κόκκινον χείλη σου καὶ ἡ λαλιά σου ὡραία, ὡς λέπυρον τῆς ροᾶς μῆλόν σου ἐκτὸς τῆς σιωπήσεώς σου. 8 ἑξήκοντά εἰσι βασίλισσαι, καὶ ὀγδοήκοντα παλλακαί, καὶ νεάνιδες ὧν οὐκ ἔστιν ἀριθμός. 9 μία ἐστὶ περιστερά μου, τελεία μου, μία ἐστὶ τῇ μητρὶ αὐτῆς, ἐκλεκτή ἐστι τῇ τεκούσῃ αὐτήν. εἴδοσαν αὐτὴν θυγατέρες καὶ μακαριοῦσιν αὐτήν, βασίλισσαι καί γε παλλακαὶ καὶ αἰνέσουσιν αὐτήν. 10 τίς αὕτη ἡ ἐκκύπτουσα ὡσεὶ ὄρθρος, καλὴ ὡς σελήνη, ἐκλεκτὴ ὡς ὁ ἥλιος, θάμβος ὡς τεταγμέναι; 11 Εἰς κῆπον καρύας κατέβην ἰδεῖν ἐν γεννήμασι τοῦ χειμάρρου, ἰδεῖν εἰ ἤνθισεν ἡ ἄμπελος, ἐξήνθησαν αἱ ροαί· ἐκεῖ δώσω τοὺς μαστούς μου σοί. 12 οὐκ ἔγνω ἡ ψυχή μου· ἔθετό με ἅρματα ᾿Αμιναδάβ.
- Vulgata
6. 1 dilectus meus descendit in hortum suum ad areolam aromatis ut pascatur in hortis et lilia colligat 2 ego dilecto meo et dilectus meus mihi qui pascitur inter lilia 3 pulchra es amica mea suavis et decora sicut Hierusalem terribilis ut castrorum acies ordinata 4 averte oculos tuos a me quia ipsi me avolare fecerunt capilli tui sicut grex caprarum quae apparuerunt de Galaad 5 dentes tui sicut grex ovium quae ascenderunt de lavacro omnes gemellis fetibus et sterilis non est in eis 6 sicut cortex mali punici genae tuae absque occultis tuis 7 sexaginta sunt reginae et octoginta concubinae et adulescentularum non est numerus 8 una est columba mea perfecta mea una est matris suae electa genetrici suae viderunt illam filiae et beatissimam praedicaverunt reginae et concubinae et laudaverunt eam 9 quae est ista quae progreditur quasi aurora consurgens pulchra ut luna electa ut sol terribilis ut acies ordinata 10 descendi ad hortum nucum ut viderem poma convallis ut inspicerem si floruisset vinea et germinassent mala punica 11 nescivi anima mea conturbavit me propter quadrigas Aminadab 12 revertere revertere Sulamitis revertere revertere ut intueamur te
1 Waar is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? Waarheen heeft uw Liefste het aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken? 2 Mijn Liefste is afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, en om de leliën te verzamelen. 3 Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de leliën weidt. 4 Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als slagorden met banieren. 5 Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten, die het gras van Gilead afscheren. 6 Uw tanden zijn als een kudde schapen, die uit de wasstede opkomen, die al te zamen tweelingen voortbrengen, en onder dezelve is geen jongeloos. 7 Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. 8 Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijwijven, en maagden zonder getal. 9 Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen. 10 Wie is zij, die er uitziet als de dageraad, schoon, gelijk de maan, zuiver als de zon, schrikkelijk als slagorden met banieren? 11 Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten der vallei te zien; om te zien, of de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten. 12 Eer ik het wist, zette mij mijn ziel op de wagens van mijn vrijwillig volk. 13 Keer weder, keer weder, o Sulammith! Keer weder, keer weder, dat wij u mogen aanzien. Wat ziet gijlieden de Sulammith aan? Zij is als een rei van twee heiren.
Hoofdstuk 6 Zij [1] Waar is je lief heen gegaan, mooiste van alle vrouwen? Welke richting is hij ingeslagen? Dan zullen wij hem samen met jou zoeken. Koor [2] Mijn lief is naar zijn tuin gegaan, naar zijn kruidentuin, om daar te hoeden en er lelies te plukken. [3] Ik ben van mijn lief en mijn lief is van mij; hij hoedt tussen de lelies. Zij [4] Je bent mooi, mijn vriendin, mooi als Tirsa*, bekoorlijk als Jeruzalem*, maar ook ontzagwekkend als een leger in slagorde! [5] Wend je ogen van mij af, ze brengen me in verwarring. Je lokken zijn als een kudde geiten die omlaagkomen van Gileads bergen; [6] je tanden zijn als een kudde ooien die uit de wasplaats komen; twee aan twee, en geen enkele is alleen. [7] Je wangen achter je sluier zijn als het hart van een granaatappel. [8] Koninginnen zijn er wel zestig, bijvrouwen tachtig, en maagden zijn er talloze, [9] maar zoals mijn duif, mijn mooiste is er maar één, zoals zij de enige was voor haar moeder; ze was de lieveling van wie haar baarde. De meisjes die haar zien, prijzen haar gelukkig; de koninginnen en de bijvrouwen roemen haar. Hij [10] Wie rijst daar als de dageraad, mooi als de maan, stralend als de zon en ontzagwekkend als een leger in slagorde? Koor [11] Ik ging naar de notentuin om te kijken naar de bloesem in het dal, om te zien of de wijnstok al uitbotte en de granaatappels al bloeiden; [12] Door de wagen* van Amminadab herkende ik mezelf niet meer.
Hoofdstuk 6 [1] Waar is je lief naartoe gegaan, mooiste van alle vrouwen, waar is je lief naartoe gegaan? Laten we hem samen zoeken. Zij [2] Mijn lief is naar zijn tuin gegaan, naar zijn balsemtuin beneden. Daar wil hij weiden, daar wil hij lelies plukken. [3] Ik ben van mijn lief, en mijn lief is van mij. Hij weidt tussen de lelies. Hij [4] Je bent zo mooi, vriendin van mij, zo bekoorlijk als Tirsa, zo lieflijk als Jeruzalem, zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw. [5] Wend je ogen af, ze verwarren mij. Je haar golft als een kudde geiten die afdaalt van de Gilead. [6] Je tanden zijn als witte schapen: klaar voor de scheerder komen ze twee aan twee uit het water, er ontbreekt er niet een. [7] Als het rood van een granaatappel fonkelt je lach, door je sluier heen. [8] Ook al zijn er zestig koninginnen, en wel tachtig bijvrouwen, meisjes zonder tal, [9] zoals mijn duif is er maar één, mijn allermooiste is de enige. De enige voor haar moeder is zij, een stralend licht voor wie haar baarde. Alle meisjes die haar zien, prijzen haar gelukkig, elke koningin, elke bijvrouw juicht haar toe. Meisjes [10] Wie is zij, die daar oplicht als de dageraad, zo helder als de volle maan, zo stralend als de zon, zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw? Hij [11] Ik ging naar mijn notengaard beneden, om te kijken naar de bloesems bij de beek, naar de ranken aan de wijnstok, de granaatappels in bloei. [12] En plotseling voelde ik mij meegevoerd als op een wagen van mijn nobel volk.* Meisjes
6:1 'Waarheen is je liefste gegaan, o schoonste onder de vrouwen?- waarheen heeft je lief zich gewend?- mét jou zullen wij hem zoeken!' Hooglied 6:2 Mijn liefste is afgedaald naar zijn hof, naar de bedden vol balsem,- om in de hoven te weiden en er leliën te plukken; 6:3 ik ben van mijn liefste en mijn liefste is van mij, de herder die daar weidt tussen de leliën! •• 6:4 'Mooi ben je, mijn vriendin, als Tirtsa, prachtig als Jeruzalem,- schrikwekkend ook als vliegende vaandels!- 6:5 wend je ogen van me af, want die hébben me al zo verontrust...; je haar is als een kudde geitjes die neergolven van de Gilead; 6:6 je tanden zijn als een kudde ooien die zijn opgeklommen uit de wasplaats,- allen met tweelingen, kinderloos is er bij hen géén; 6:7 als een open granaatappel is je gehemelte, door je sluier heen; 6:8 ik kan zestig koninginnen hebben, tachtig bijvrouwen,- en maagden zonder tal, 6:9 maar de enige echte is zij, mijn duifje, mijn volmaakte, de enige is zij ook voor haar moeder, een stralende dochter is zij voor haar die haar baarde; toen jongedochters haar zagen prezen zij haar zalig, koninginnen en bijvrouwen zongen haar lof; •• 6:10 wie is zij die daar neerblikt als de dageraad,- schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon, schrikwekkend ook als vliegende vaandels?' •• 6:11 'Naar de notenhof daalde ik af om de bloesems aan de beek te bezien,- om te zien of de wijnstok al uitbotte, de granaatappels al bloeiden; 6:12 ik wist van niets, mijn ziel, je hebt mij gezet op wagens van een manschap van adel!'
Cant.6 [1] Whither is thy beloved gone, O thou fairest among women? whither is thy beloved turned aside? that we may seek him with thee. [2] My beloved is gone down into his garden, to the beds of spices, to feed in the gardens, and to gather lilies. [3] I am my beloved's, and my beloved is mine: he feedeth among the lilies. [4] Thou art beautiful, O my love, as Tirzah, comely as Jerusalem, terrible as an army with banners. [5] Turn away thine eyes from me, for they have overcome me: thy hair is as a flock of goats that appear from Gilead. [6] Thy teeth are as a flock of sheep which go up from the washing, whereof every one beareth twins, and there is not one barren among them. [7] As a piece of a pomegranate are thy temples within thy locks. [8] There are threescore queens, and fourscore concubines, and virgins without number. [9] My dove, my undefiled is but one; she is the only one of her mother, she is the choice one of her that bare her. The daughters saw her, and blessed her; yea, the queens and the concubines, and they praised her. [10] Who is she that looketh forth as the morning, fair as the moon, clear as the sun, and terrible as an army with banners? [11] I went down into the garden of nuts to see the fruits of the valley, and to see whether the vine flourished, and the pomegranates budded. [12] Or ever I was aware, my soul made me like the chariots of Amminadib. [13] Return, return, O Shulamite; return, return, that we may look upon thee. What will ye see in the Shulamite? As it were the company of two armies.
61»Wo ist denn dein Freund hingegangen, o du Schönste unter den Frauen? Wo hat sich dein Freund hingewandt? So wollen wir ihn mit dir suchen.« 2Mein Freund ist hinabgegangen in seinen Garten, zu den Balsambeeten, dass er weide in den Gärten und Lilien pflücke. 3Mein Freund ist mein und ich bin sein, der unter den Lilien weidet. 4Du bist schön, meine Freundin, wie Tirza, lieblich wie Jerusalem, gewaltig wie ein Heer. 5Wende deine Augen von mir; denn sie verwirren mich. Deine Haare sind wie eine Herde Ziegen, die herabsteigen vom Gebirge Gilead. 6Deine Zähne sind wie eine Herde Schafe, die aus der Schwemme kommen; alle haben sie Zwillinge, und keines unter ihnen ist unfruchtbar. 7Deine Schläfen sind hinter deinem Schleier wie eine Scheibe vom Granatapfel. 8Sechzig Königinnen sind es und achtzig Nebenfrauen und Jungfrauen ohne Zahl. 9Aber eine ist meine Taube, meine Reine; die Einzige ist sie für ihre Mutter, das Liebste für die, die sie geboren hat. Als die Töchter sie sahen, priesen sie sie glücklich; die Königinnen und Nebenfrauen rühmten sie. 10Wer ist sie, die hervorbricht wie die Morgenröte, schön wie der Mond, klar wie die Sonne, gewaltig wie ein Heer? 11Ich bin hinabgegangen in den Nussgarten, zu schauen die Knospen im Tal, zu schauen, ob der Weinstock sprosst, ob die Granatbäume blühen. 12Ohne dass ich's merkte, trieb mich mein Verlangen zu der Tochter eines Fürsten.
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -