BIJBELBOEK JOZUA 18 - Joz
18 -- Joz 18,1-10 -
Overzicht -- Joz
1 - Joz 2
- Joz 3 - Joz
4 - Joz 5
- Joz 6 -
Joz 7 - Joz
8 - Joz 9
- Joz 10
- Joz 11 -
Joz 12 - Joz
13 - Joz 14
- Joz 15
- Joz 16 -
Joz 17 - Joz
18 - Joz 19
- Joz 20
- Joz 21 -
Joz 22 - Joz
23 - Joz 24
-
Uitleg vers per vers : - Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - Joz
18,11 - Joz
18,12 - Joz
18,13 - Joz
18,14 - Joz
18,15 - Joz
18,16 - Joz
18,17 - Joz
18,18 - Joz
18,19 - Joz
18,20 - Joz
18,21 - Joz
18,22 - Joz
18,23 - Joz
18,24 - Joz
18,25 - Joz
18,26 - Joz
18,27 - Joz
18,28 -
Joz 18,1
. Joz 18,2
. Joz 18,3
. Joz 18,4
. Joz 18,5
. Joz 18,6
. Joz 18,7
. Joz 18,8
. Joz 18,9
. Joz 18,10
. Joz 18,11
. Joz 18,12
. Joz 18,13
. Joz 18,14
. Joz 18,15
. Joz 18,16
. Joz 18,17
. Joz 18,18
. Joz 18,19
. Joz 18,20
. Joz 18,21
. Joz 18,22
. Joz 18,23
. Joz 18,24
. Joz 18,25
. Joz 18,26
. Joz 18,27
. Joz 18,28
.
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE
VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email:
arseen.de.kesel@pandora.be
.
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/
en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA
- AGENDA
- BIJ
DE HAND - NIEUW
- OVERZICHT
- TIJDSCHRIFTEN
-
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
-
A - B
- C - D
- E - F
- G - H
- I - J
- K - L
- M - N
- O - P
- Q - R
- S - T
- U - V
- W - X
-Y - Z
HOOFDTHEMA'S :
allochtonen
, armoede
, bahá'í
, bezinningsteksten
,
bijbel
, bijbel en
koran , boeddhisme
, christendom
, extreemrechts
( Vlaams Blok
) , fundamentalisme
, globalisering
en antiglobalisering , hindoeïsme
, interlevensbeschouwelijke
dialoog , interreligieuze
meditatie , islam
, jodendom
, koran
, levensbeschouwing
, levensbeschouwing
/ godsdienst en onderwijs , racisme
, samenleving
, sikhisme
, spiritualiteit
, tewerkstelling
van allochtonen , vluchtelingen
en asielzoekers , vrijzinnigheid
, witte
scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige
beschouwingen , Het
kleine of grote ongenoegen
|
Woordenschat - JOZUA
-
Bibliografie
Literatuur .
Liturgisch gebruik
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, taalgebruik
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het N.T. : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , NT
: commentaar ,
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus) ,
Lv (Leviticus) ,
Nu (Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re (Rechters)
, Rt (Ruth) , 1
S (1 Samuël) , 2
S (2 Samuël) , 1
K (1 Koningen) , 2
K (2 Koningen) , 1
Kr ( 1 Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia) ,
Jdt (Judith) ,
Est (Esther) ,
1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja) ,
Jr (Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël) ,
Hos (Hosea) , Jl
(Joël) , Am (Amos)
, Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) , Mi
(Micha) , Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt (Matteüs)
- Mc (Marcus)
- Lc (Lucas) -
Joh (Johannes)
- Hnd (Handelingen)
, Rom (Rome) ,
1 Kor (Korinte)
, 2 Kor (Korinte)
, Gal (Galatië)
, Ef (Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk (Apokalyps)
.
Overzicht van de
bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën) :
- Joz 18,1-10 . Verdeling van de rest
van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 -
Joz 18,1 - Joz
18,1 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
1kai exekklèsiasthè pasa sunagôgè
uiôn israèl eis sèlô kai epèxan ekei
tèn skènèn tou marturiou kai è gè
ekratèthè up' autôn |
1 congregatique sunt omnes filii Israhel in Silo
ibique fixerunt tabernaculum testimonii et fuit eis terra subiecta
|
|
1 En de ganse vergadering van de kinderen Israëls
verzamelde zich te Silo, en zij richtten aldaar op de tent der samenkomst,
nadat het land voor hen onderworpen was. |
[1] Heel de gemeente van de Israëlieten kwam in
Silo* bijeen en zette daar de tent* van samenkomst neer. Ofschoon
het land aan hen onderworpen was, |
[1] De hele volksvergadering van Israël kwam bijeen
in Silo. Daar werd ook de ontmoetingstent opgezet. Het land was al
veroverd, |
1 ¶ Ze vergaderen, heel de samenkomst van de kinderen
Israëls, in Sjilo en laten daar de tent van de samenkomst woning maken:
het land heeft zich aan hun verschijning onderworpen. |
1. Toute la communauté des Israélites s'assembla
à Silo où l'on dressa la Tente du Rendez-vous; tout le pays était
soumis devant eux. |
|
King James Bible . [1] And the whole congregation of the children of Israel
assembled together at Shiloh, and set up the tabernacle of the congregation
there. And the land was subdued before them.
Luther-Bibel . 18 1 Und es versammelte sich die ganze Gemeinde der Israeliten
in Silo und richtete dort die Stiftshütte auf, und das Land war ihnen unterworfen.
Tekstuitleg van Joz
18,1 .
Joz 18,2 - Joz
18,2 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
2kai kateleifthèsan oi uioi israèl
oi ouk eklèronomèsan epta fulai |
2 remanserant autem filiorum Israhel septem tribus
quae necdum acceperant possessiones suas |
|
2 En er bleven over onder de kinderen Israëls,
aan dewelken zij hun erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen. |
[2] waren er bij de Israëlieten nog zeven stammen
die hun bezit nog niet hadden gekregen. |
[2] maar er waren zeven stammen overgebleven die
hun grondgebied nog niet hadden verdeeld. |
2 ¶ Maar er zijn er bij de kinderen Israëls over
aan wie ze hun erfdeel nog niet hebben toegedeeld: zeven stammen.
|
2. Mais il restait parmi les Israélites sept tribus
qui n'avaient pas reçu leur héritage. |
|
King James Bible . [2] And there remained among the children of Israel seven
tribes, which had not yet received their inheritance.
Luther-Bibel . 2 Und es waren noch sieben Stämme von Israel, die ihr Erbteil
nicht erhalten hatten.
Tekstuitleg van Joz
18,2 .
Joz 18,3 - Joz
18,3 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
3kai eipen ièsous tois uiois israèl
eôs tinos ekluthèsesthe klèronomèsai tèn
gèn èn edôken kurios o theos èmôn |
3 ad quos Iosue ait usquequo marcetis ignavia et
non intratis ad possidendam terram quam Dominus Deus patrum vestrorum
dedit vobis |
|
3 En Jozua zeide tot de kinderen Israëls: Hoe lang
houdt gij u zo slap, om voort te gaan, om het land te beërven, hetwelk
de HEERE, de God uwer vaderen, u gegeven heeft? |
[3] Daarom zei Jozua tegen de Israëlieten: ‘Aarzel
niet langer en neem het land in bezit, dat de heer, de God van uw
vaderen, u heeft gegeven! |
[3] Jozua zei tegen de Israëlieten: ‘Hoe lang moet
die besluiteloosheid nog duren? Wanneer neemt u nu eindelijk het land
in bezit dat de HEER, de God van uw voorouders, u geschonken heeft?
|
3 Dan zegt Jozua tot de kinderen Israëls: tot wanneer
zult ge aarzelen om te komen en het land te beërven dat de ENE, de
God van uw vaderen, aan u heeft gegeven?– |
3. Josué dit alors aux Israélites : « Jusqu'à quand
négligerez-vous d'aller prendre possession du pays que vous a donné
Yahvé, le Dieu de vos pères ? |
|
King James Bible . [3] And Joshua said unto the children of Israel, How long
are ye slack to go to possess the land, which the LORD God of your fathers hath
given you?
Luther-Bibel . 3 Und Josua sprach zu Israel: Wie lange seid ihr so lässig, dass
ihr nicht hingeht, das Land einzunehmen, das euch der HERR, der Gott eurer Väter,
gegeben hat?
Tekstuitleg van Joz
18,3 .
Joz 18,4 - Joz
18,4 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
4dote ex umôn treis andras ek fulès
kai anastantes dielthetôsan tèn gèn kai diagrapsatôsan
autèn enantion mou katha deèsei dielein autèn
kai èlthosan pros auton |
4 eligite de singulis tribubus ternos viros ut
mittam eos et pergant atque circumeant terram et describant eam iuxta
numerum uniuscuiusque multitudinis referantque ad me quod descripserint
|
|
4 Geeft voor ulieden drie mannen van elken stam,
dat ik ze heenzende, en zij zich opmaken, en het land doorwandelen,
en beschrijven hetzelve naar hun erven, en weder tot mij komen. |
[4] Wijs uit iedere stam drie mannen aan die ik
kan uitzenden om door het land te gaan. Met het oog op de verdeling
moeten zij er een beschrijving van maken en dan bij mij terugkomen.
|
[4] Wijs per stam drie mannen aan. Die zal ik dan
naar dat gebied sturen om het te verkennen en te beschrijven, zodat
het kan worden verdeeld. Wanneer ze bij me teruggekomen zijn, |
4 wijst uzelf drie mannen per stam aan; ik zal hen
uitzenden en zij zullen opstaan, in het land omgaan, het naar eis
van hun erfdeel beschrijven en weer komen tot mij; |
4. Choisissez-vous trois hommes par tribu pour que
je les envoie, ils iront parcourir le pays et en feront la description
en vue de l'héritage, après quoi, ils reviendront vers moi. |
|
King James Bible . [4] Give out from among you three men for each tribe: and
I will send them, and they shall rise, and go through the land, and describe
it according to the inheritance of them; and they shall come again to me.
Luther-Bibel . 4 Nehmt euch aus jedem Stamm drei Männer, damit ich sie sende
und sie sich aufmachen und durchs Land gehen und es aufschreiben nach ihren
Erbteilen und wieder zu mir kommen.
Tekstuitleg van Joz
18,4 .
Joz 18,5 - Joz
18,5 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
5kai dieilen autois epta meridas ioudas stèsetai
autois orion apo libos kai oi uioi iôsèf stèsontai
autois apo borra6umeis de merisate tèn gèn epta meridas
kai enegkate pros me |
5 dividite vobis terram in septem partes Iudas sit
in terminis suis ab australi plaga et domus Ioseph ab aquilone |
|
5 Zij nu zullen het delen in zeven delen; Juda zal
blijven op zijn landpale van het zuiden, en het huis van Jozef zal
blijven op zijn landpale van het noorden. |
[5] Zij moeten het land in zeven stukken verdelen.
Juda blijft in het zuiden gevestigd en het huis van Jozef in het noorden.
|
[5] moeten ze het in zeven gebieden verdelen. Het
gebied van Juda in het zuiden moet echter blijven zoals het is, evenals
dat van de nakomelingen van Jozef ten noorden daarvan. |
5 zij zullen het zich verdelen in zeven delen; Juda
zal blijven staan op zijn gebied in het zuiden, en het huis van Jozef,
zij blijven staan op hun gebied in het noorden; |
5. Ils répartiront le pays en sept parts. Juda restera
sur son territoire au sud, et ceux de la maison de Joseph resteront
sur leur territoire au nord. |
|
King James Bible . [5] And they shall divide it into seven parts: Judah shall
abide in their coast on the south, and the house of Joseph shall abide in their
coasts on the north.
Luther-Bibel . 5 Teilt das Land in sieben Teile! Juda soll bleiben auf seinem
Gebiet im Süden, und das Haus Josef soll bleiben auf seinem Gebiet im Norden.
Tekstuitleg van Joz
18,5 .
Joz 18,6 - Joz
18,6 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
ôde kai exoisô umin klèron enanti
kuriou tou theou èmôn |
6 mediam inter hos terram in septem partes describite
et huc venietis ad me ut coram Domino Deo vestro mittam vobis hic
sortem |
|
6 En gijlieden zult het land beschrijven in zeven
delen, en tot mij herwaarts brengen, dat ik voor ulieden het lot hier
werpe voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods. |
[6] U moet beschrijven hoe het land in zeven stukken
verdeeld kan worden en dat aan mij voorleggen. Voor het aanschijn
van de heer onze God zal ik dan voor u het lot erover werpen. |
[6] Daarna moet u een beschrijving van die zeven
gebieden maken en die aan mij geven. Ik zal dan hier in Silo ten overstaan
van de HEER, onze God, het lot voor u werpen. |
6 maar gij allen zult het land beschrijven in zeven
delen en die hierheen doen komen tot mij: dan zal ik hier voor u een
lot werpen voor het aanschijn van de ENE, onze God; |
6. Vous ferez donc une description du pays en sept
parts, et vous me l'apporterez ici, que je puisse tirer au sort pour
vous, ici, devant Yahvé notre Dieu. |
|
King James Bible . [6] Ye shall therefore describe the land into seven parts,
and bring the description hither to me, that I may cast lots for you here before
the LORD our God.
Luther-Bibel . 6 Ihr aber, schreibt die sieben Teile des Landes auf und tut
mir's kund; dann will ich für euch das Los werfen hier vor dem HERRN, unserm
Gott.
Tekstuitleg van Joz
18,6 .
Joz 18,7 - Joz
18,7 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
7ou gar estin meris tois uiois leui en umin ierateia
gar kuriou meris autou kai gad kai roubèn kai to èmisu
fulès manassè elabosan tèn klèronomian
autôn peran tou iordanou ep' anatolas èn edôken
autois môusès o pais kuriou |
7 quia non est inter vos pars Levitarum sed sacerdotium
Domini est eorum hereditas Gad autem et Ruben et dimidia tribus Manasse
iam acceperant possessiones suas trans Iordanem ad orientalem plagam
quas dedit eis Moses famulus Domini |
|
7 Want de Levieten hebben geen deel in het midden
van ulieden; maar het priesterdom des HEEREN is hun erfdeel. Gad nu,
en Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun erfdeel genomen
op gene zijde van de Jordaan, oostwaarts, hetwelk hun Mozes, de knecht
des HEEREN, gegeven heeft. |
[7] De Levieten krijgen geen erfdeel toegewezen,
want het priesterschap van de heer is hun bezit. Gad, Ruben en de
halve stam Manasse hebben van Mozes, de dienaar van de heer, al een
gebied toegewezen gekregen in het Overjordaanse.’ |
[7] Maar de Levieten zullen niet zoals u delen in
het land; hun is het toebedeeld priesters van de HEER te zijn. Gad,
Ruben en de eerste helft van Manasse hebben al eerder het grondgebied
ontvangen dat Mozes, de dienaar van de HEER, hun ten oosten van de
Jordaan heeft toegewezen.’ |
7 want geen deel hebben de Levieten in uw midden,
want priester–zijn van de ENE is hun erfdeel; en Gad, Ruben en de
halve stam van Manasse hebben hun erfdeel aangenomen aan de overzij
van de Jordaan, dageraadwaarts, dat wat Mozes, de dienaar van de ENE,
aan hen heeft gegeven! |
7. Mais pour ce qui est des Lévites, ils n'auront
point de part au milieu de vous : le sacerdoce de Yahvé sera leur
héritage. Quant à Gad, à Ruben et à la demi-tribu de Manassé, ils
ont reçu leur héritage au-delà du Jourdain, à l'orient, celui que
leur a donné Moïse, serviteur de Yahvé. |
|
King James Bible . [7] But the Levites have no part among you; for the priesthood
of the LORD is their inheritance: and Gad, and Reuben, and half the tribe of
Manasseh, have received their inheritance beyond Jordan on the east, which Moses
the servant of the LORD gave them.
Luther-Bibel . 7 Denn die Leviten erhalten keinen Anteil unter euch, sondern
das Priestertum des HERRN ist ihr Erbteil. Gad aber und Ruben und der halbe
Stamm Manasse haben ihr Teil bekommen jenseits des Jordans im Osten, das ihnen
Mose, der Knecht des HERRN, gegeben hat.
Tekstuitleg van Joz
18,7 .
Joz 18,8 - Joz
18,8 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
8kai anastantes oi andres eporeuthèsan kai
eneteilato ièsous tois andrasin tois poreuomenois côrobatèsai
tèn gèn legôn poreuesthe kai côrobatèsate
tèn gèn kai paragenèthète pros me kai
ôde exoisô umin klèron enanti kuriou en sèlô |
8 cumque surrexissent viri ut pergerent ad describendam
terram praecepit eis Iosue dicens circuite terram et describite eam
ac revertimini ad me ut hic coram Domino Deo in Silo mittam vobis
sortem |
|
8 Toen maakten zich die mannen op, en gingen heen.
En Jozua gebood hun, die heengingen om het land te beschrijven, zeggende:
Gaat, en doorwandelt het land, en beschrijft het; komt dan weder tot
mij, zo zal ik ulieden hier het lot werpen, voor het aangezicht des
HEEREN, te Silo. |
[8] Toen de mannen op weg gingen, drukte Jozua hun
op het hart: ‘Trek door het land, maak er een beschrijving van en
kom dan bij mij terug; dan zal ik voor de heer in Silo het lot voor
u werpen.’ |
[8] Jozua herhaalde deze opdracht tegen de mannen
die het gebied gingen verkennen. Toen zij zich gereedmaakten om te
vertrekken, zei hij tegen hen: ‘Verken het gebied, beschrijf het en
kom bij mij terug. Dan zal ik hier in Silo ten overstaan van de HEER
het lot voor u werpen.’ |
8 De mannen staan op en gaan heen; Jozua gebiedt
hen die gaan om het land te beschrijven en zegt: gaat heen en gaat
om in het land, beschrijft het en keert dan tot mij terug; hier werp
ik dan voor jullie een lot, voor het aanschijn van de ENE in Sjilo! |
8. Ces hommes se levèrent et s'en allèrent. A ceux
qui allaient faire la description du pays, Josué donna cet ordre :
« Allez, parcourez le pays et décrivez-le, puis venez me retrouver
et je jetterai pour vous le sort ici, devant Yahvé, à Silo. » |
|
King James Bible . [8] And the men arose, and went away: and Joshua charged
them that went to describe the land, saying, Go and walk through the land, and
describe it, and come again to me, that I may here cast lots for you before
the LORD in Shiloh.
Luther-Bibel . 8 Da machten sich die Männer auf und gingen hin. Und Josua gebot
ihnen, als sie auszogen, das Land aufzuschreiben, und sprach: Geht hin und durchwandert
das Land; schreibt es auf und kehrt zu mir zurück, damit ich für euch hier das
Los werfe vor dem HERRN in Silo.
Tekstuitleg van Joz
18,8 .
Joz 18,9 - Joz
18,9 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
9kai eporeuthèsan kai ecôrobatèsan
tèn gèn kai eidosan autèn kai egrapsan autèn
kata poleis autès epta meridas eis biblion kai ènegkan
pros ièsoun |
9 itaque perrexerunt et lustrantes eam in septem
partes diviserunt scribentes in volumine reversique sunt ad Iosue
in castra Silo |
|
9 De mannen dan gingen heen, en togen het land door
en beschreven het, naar de steden, in zeven delen, in een boek; en
kwamen weder tot Jozua in het leger te Silo. |
[9] Zo gingen die mannen op weg, trokken het land
door, maakten er een beschrijving van en verdeelden de steden in zeven
groepen. Toen zij in het kamp in Silo bij Jozua terugkwamen, |
[9] De mannen verkenden toen het gebied, maakten
een lijst van de steden, verdeelden het gebied in zeven stukken en
gingen terug naar het kamp in Silo, naar Jozua. |
9 De mannen gaan, doorkruisen het land en schrijven
het, overeenkomstig de steden, overeenkomstig zeven delen, op een
rol; ze komen weer aan bij Jozua, in de legerplaats in Sjilo. |
9. Ces hommes partirent, traversèrent le pays et
le décrivirent par villes, en sept parts, sur un livre, puis ils retournèrent
trouver Josué au camp, à Silo. |
|
King James Bible . [9] And the men went and passed through the land, and described
it by cities into seven parts in a book, and came again to Joshua to the host
at Shiloh.
Luther-Bibel . 9 So gingen die Männer hin und durchzogen das Land und schrieben's
auf in ein Buch, Stadt für Stadt, in sieben Teilen, und kamen wieder zu Josua
ins Lager nach Silo.
Tekstuitleg van Joz
18,9 .
12. - 13. ´èl jëhôsju`a (tot Jozua) . Tenakh (30) .
Ex (1) Ex
17,9 . Joz
(29) : (1) Joz
1,1 . (2) Joz
2,23 . (3) Joz
2,24 . (4) Joz
3,7 . (5) Joz
4,1 . (6) Joz
4,8 . (7) Joz
4,15 . (8) Joz
5,2 . (9) Joz
5,9 . (10) Joz
5,15 . (11) Joz
6,2 . (12) Joz
7,3 . (13) Joz
7,10 . (14) Joz
7,23 . (15) Joz
8,1 . (16) Joz
8,18 . (17) Joz
8,23 . (18) Joz
9,6 . (19) Joz
9,8 . (20) Joz
10,6 . (21) Joz
10,8 . (22) Joz
10,21 . (23) Joz
10,24 . (24) Joz
11,6 . (25) Joz
14,6 . (26) Joz
18,9 . (27) Joz
20,1 . (28) Joz
24,21 . (29) Joz
24,24 .
11. - 13. wajjâbo´û ´èl jëhôsju`a
(en zij gingen naar Jozua) . Tenakh (2) : (1) Joz
2,23 . (2) Joz
18,9 .
Joz 18,10 - Joz
18,10 . Verdeling van de rest van het land . Joz
18,1-10 - Joz
18 -- Joz
18,1 - Joz
18,2 - Joz
18,3 - Joz
18,4 - Joz
18,5 - Joz
18,6 - Joz
18,7 - Joz
18,8 - Joz
18,9 - Joz
18,10 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
10kai enebalen autois ièsous klèron
en sèlô enanti kuriou |
10 qui misit sortes coram Domino in Silo divisitque
terram filiis Israhel in septem partes |
|
10 Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor
het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde aldaar den kinderen Israëls
het land, naar hun afdelingen. |
[10] wierp deze voor de heer het lot en verdeelde
het land onder de Israëlieten, zodat iedere stam zijn deel kreeg.
|
[10] Deze wierp daar ten overstaan van de HEER het
lot en verdeelde het land onder de Israëlieten volgens de indeling
in stammen. |
10 Dan werpt Jozua in Sjilo voor hen het lot, voor
het aanschijn van de ENE; en Jozua deelt aan de kinderen Israëls het
land toe overeenkomstig hun eigen delen. • |
10. Josué jeta pour eux le sort à Silo, devant
Yahvé, et c'est là que Josué partagea le pays entre les Israélites,
selon leurs parts. |
|
King James Bible . [10] And Joshua cast lots for them in Shiloh before the
LORD: and there Joshua divided the land unto the children of Israel according
to their divisions.
Luther-Bibel . 10 Da warf Josua das Los für sie in Silo vor dem HERRN und verteilte
dort das Land unter die Israeliten, einem jeden Stamm sein Teil.
Tekstuitleg van Joz
18,10 .
Het gebied van Benjamin [
Joz 18,11 - Joz
18,11 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
11kai exèlthen o klèros fulès
beniamin prôtos kata dèmous autôn kai exèlthen
oria tou klèrou autôn ana meson iouda kai ana meson tôn
uiôn iôsèf |
11 et ascendit sors prima filiorum Beniamin per
familias suas ut possiderent terram inter filios Iuda et filios Ioseph
|
|
11 En het lot van den stam der kinderen van Benjamin
kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit
tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef. |
11] De geslachten van de stam Benjamin kregen door
het lot een gebied aangewezen tussen dat van Juda en Jozef. |
[11] Het eerste lot viel op de stam Benjamin. Het
grondgebied dat aan de families van deze stam werd toegewezen, lag
tussen de gebieden van Jozef en Juda. |
11 ¶ Dan komt omhoog het lot van de stam van de
zonen van Benjamin overeenkomstig hun families; het gebied van hun
lot loopt tussen de zonen van Juda en de zonen van Jozef. |
11. Un lot revint d'abord à la tribu des fils de
Benjamin, selon leurs clans : le territoire de leur lot était compris
entre les fils de Juda et les fils de Joseph. |
|
King James Bible . [11] And the lot of the tribe of the children of Benjamin
came up according to their families: and the coast of their lot came forth between
the children of Judah and the children of Joseph.
Luther-Bibel . 11 Da fiel das Los des Stammes Benjamin für seine Geschlechter,
und sein Gebiet war zwischen Juda und Josef.
Tekstuitleg van Joz
18,11 .
Joz 18,12 - Joz
18,12 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
12kai egenèthè autôn ta oria
apo borra apo tou iordanou prosanabèsetai ta oria kata nôtou
iericô apo borra kai anabèsetai epi to oros epi tèn
thalassan kai estai autou è diexodos è madbaritis baithôn |
12 fuitque terminus eorum contra aquilonem ab Iordane
pergens iuxta latus Hiericho septentrionalis plagae et inde contra
occidentem ad montana conscendens et perveniens in solitudinem Bethaven
|
|
12 En hun landpale was naar den hoek noordwaarts
van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho
van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar
uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-aven. |
[12] Dit was hun gebied: de noordgrens begint bij
de Jordaan, loopt naar de bergrug ten noorden van Jericho, dan westwaarts
het bergland in en komt uit bij de woestijn van Bet-Awen. |
[12] De noordgrens begon bij de Jordaan. Hij ging
langs de noordkant van de heuvelrug bij Jericho omhoog, liep door
de bergen naar het westen en kwam uit bij de woestijn van Bet-Awen.
|
12 En dit wordt hun gebied: voor de hoek naar het
noorden vanaf de Jordaan,– klom de grens op naar de ‘schouder’ ten
noorden van Jericho en klom hij op, zeewaarts door het bergland; zijn
uitlopers zijn geweest naar de woestijn van Bet Aven. |
12. Leur frontière du côté nord partait du Jourdain,
montait au flanc de Jéricho, au nord, gravissait la montagne vers
l'occident et aboutissait au désert de Bet-Avèn. |
|
King James Bible . [12] And their border on the north side was from Jordan;
and the border went up to the side of Jericho on the north side, and went up
through the mountains westward; and the goings out thereof were at the wilderness
of Beth-aven.
Luther-Bibel . 12 Und seine Grenze war an der Nordseite vom Jordan an und geht
hinauf auf den Hang nördlich von Jericho und kommt aufs Gebirge westwärts und
geht aus nach der Wüste von Bet-Awen
Tekstuitleg van Joz
18,12 .
Joz 18,13 - Joz
18,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13kai dieleusetai ekeithen ta oria louza epi nôtou
louza apo libos autè estin baithèl kai katabèsetai
ta oria maatarôthorec epi tèn oreinèn è
estin pros liba baithôrôn è katô |
13 atque pertransiens iuxta Luzam ad meridiem ipsa
est Bethel descenditque in Atharothaddar in montem qui est ad meridiem
Bethoron inferioris |
|
13 En van daar gaat de landpale door naar Luz, aan
de zijde van Luz (welke is Beth-el), zuidwaarts; en deze landpale
gaat af naar Atroth-addar, aan den berg, die aan de zuidzijde van
het benedenste Beth-horon is. |
[13] Vanaf daar loopt de grens naar Luz, ten zuiden
van de bergrug van Luz ofwel Betel, en vervolgens naar Atrot-Addar
in het bergland ten zuiden van Laag Bet-Choron. |
[13] Hij liep vervolgens naar Luz (het huidige Betel),
ging zuidelijk langs de berg bij die stad, daalde naar Atrot-Addar
en liep verder over de berg die ten zuiden van Laag-Bet-Choron ligt.
|
13 De grens stak daarvandaan over naar Loez, dat
is Bet El, naar de ‘schouder’ van Loez zuidwaarts; de grens daalde
af naar Atrot Adar tot op het gebergte ten zuiden van Bet Choron Beneden.
|
13. De là, la frontière passait à Luz, sur le flanc
de Luz au midi, aujourd'hui Béthel; elle descendait à Atrot-Arak sur
la montagne qui est au sud de Bet-Horôn-le-Bas. |
|
King James Bible . [13] And the border went over from thence toward Luz, to
the side of Luz, which is Bethel, southward; and the border descended to Ataroth-adar,
near the hill that lieth on the south side of the nether Beth-horon.
Luther-Bibel . 13 und geht von da nach Lus – das ist Bethel – an den Abhang
südwärts von Lus und kommt hinab nach Atrot-Addar an den Berg, der südwärts
liegt von dem unteren Bet-Horon.
Tekstuitleg van Joz
18,13 .
Joz 18,14 - Joz
18,14 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
14kai dieleusetai ta oria kai perieleusetai epi
to meros to blepon para thalassan apo libos apo tou orous epi prosôpon
baithôrôn liba kai estai autou è diexodos eis kariathbaal
autè estin kariathiarin polis uiôn iouda touto estin
to meros to pros thalassan |
14 et inclinatur circumiens contra mare a meridie
montis qui respicit Bethoron contra africum suntque exitus eius in
Cariathbaal quae vocatur et Cariathiarim urbem filiorum Iuda haec
est plaga contra mare et occidentem |
|
14 En die landpale strekt en keert zich om, naar
den westhoek zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts
is, en haar uitgangen zijn aan Kirjath-baal (welke is Kirjath-jearim),
een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten westen. |
[14] Dan buigt de grens vanaf het gebergte ten zuiden
van Bet-Choron naar het zuidwesten, naar Kirjat-Baäl ofwel Kirjat-Jearim,
een stad van Juda. Dat is de westelijke grens. |
[14] Daar maakte hij een bocht, waarmee hij overging
in de westgrens. De westgrens liep vanaf de berg die ten zuiden van
Bet-Choron ligt naar het zuiden tot aan de grens met Kirjat-Baäl (het
huidige Kirjat-Jearim), een stad die aan de stam Juda toebehoorde.
Zo liep de westgrens. |
14 De grens boog en draaide naar de zeehoek zuidwaarts,
vanaf het gebergte dat in het zicht van Bet Choron ligt zuidwaarts;
zijn uitlopers zijn geweest naar Kirjat Baäl, dat is Kirjat Jeariem,
een stad van de zonen van Juda; dit is dus de zeehoek. |
14. La frontière s'infléchissait et tournait, face
à l'ouest, vers le midi, depuis la montagne qui est en face de Bet-Horôn
au midi, pour aboutir vers Qiryat-Baal, aujourd'hui Qiryat-Yéarim,
ville des fils de Juda. Tel était le côté ouest. |
|
King James Bible . [14] And the border was drawn thence, and compassed the
corner of the sea southward, from the hill that lieth before Beth-horon southward;
and the goings out thereof were at Kirjath-baal, which is Kirjath-jearim, a
city of the children of Judah: this was the west quarter.
Luther-Bibel . 14 Danach neigt sie sich und biegt in ihrem westlichen Teil nach
Süden um von dem Berge an, der südlich vor Bet-Horon liegt, und endet bei Kirjat-Baal
– das ist Kirjat-Jearim –, einer Stadt in Juda. Das ist die Seite nach Westen.
Tekstuitleg van Joz
18,14 .
Joz 18,15 - Joz
18,15 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
15kai meros to pros liba apo merous kariathbaal
kai dieleusetai oria eis gasin epi pègèn udatos nafthô |
15 a meridie autem ex parte Cariathiarim egreditur
terminus contra mare et pervenit usque ad fontem aquarum Nepthoa |
|
15 De hoek nu ten zuiden is aan het uiterste van
Kirjath-jearim; en deze landpale gaat uit ten westen, en zij komt
uit aan de fontein der wateren van Neftoah. |
[15] De zuidgrens begint bij Kirjat-Jearim, loopt
westwaarts naar de bron van het water van Neftoach, |
[15] De zuidgrens begon boven Kirjat-Jearim en liep
van daar via Ijjim* naar de bron van Me-Neftoach. |
15 En de hoek zuidwaarts: van de rand van Kirjat
Jeariem,– liep de grens zeewaarts en liep hij naar de bron van het
water van Neftoach. |
15. Voici le côté sud : depuis l'extrémité de Qiryat-Yéarim,
la frontière allait vers Gasîn et aboutissait près de la source des
eaux de Nephtoah, |
|
King James Bible . [15] And the south quarter was from the end of Kirjath-jearim,
and the border went out on the west, and went out to the well of waters of Nephtoah:
Luther-Bibel . 15 Aber auf der Seite nach Süden läuft die Grenze von Kirjat-Jearim
an und geht zuerst nach Westen und läuft dann hin zur Quelle Neftoach
Tekstuitleg van Joz
18,15 .
Joz 18,16 - Joz
18,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
16kai katabèsetai ta oria epi merous tou
orous o estin kata prosôpon napès onnam o estin ek merous
emekrafai+n apo borra kai katabèsetai gaienna epi nôtou
iebousai apo libos kai katabèsetai epi pègèn
rôgèl |
16 descenditque in partem montis qui respicit vallem
filiorum Ennom et est contra septentrionalem plagam in extrema parte
vallis Rafaim descenditque Gehennom id est vallis Ennom iuxta latus
Iebusei ad austrum et pervenit ad fontem Rogel |
|
16 En deze landpale gaat af tot aan het uiterste
des bergs, die tegenover het dal van den zoon van Hinnom is, die in
het dal der Refaieten is tegen het noorden; en gaat af door het dal
van Hinnom, aan de zijde der Jebusieten zuidwaarts, en gaat af aan
de fontein van Rogel; |
[16] dan naar de top van de berg bij het Ben-Hinnomdal,
ten noorden van het dal van de Refaïeten. Vervolgens loopt zij door
het Hinnomdal langs de zuidkant van de bergrug van de Jebusieten naar
de En-Rogel. |
[16] Hij daalde naar de voet van de berg die westelijk
van het Ben-Hinnomdal en noordelijk van de vallei van Refaïm ligt,
en daalde vervolgens verder naar het Hinnomdal. Via dat dal liep hij
om het zuiden van de heuvelrug waarop Jebus lag. Hij daalde naar de
Rogelbron |
16 De grens daalde af naar de rand van de berg die
in het zicht van Gee Ben Hinom ligt, die in het dal der Refaïeten
noordwaarts ligt; hij daalde af naar Gee Hinom, naar de schouder van
de Jeboesiet zuidwaarts, en daalde af naar Een Rogeel. |
16. puis elle descendait à l'extrémité de la montagne
qui fait face à la vallée de Ben-Hinnom, dans la plaine des Rephaïm
au nord, et elle descendait dans la vallée de Hinnom vers le flanc
du Jébuséen au sud, et descendait à En-Rogel. |
|
King James Bible . [16] And the border came down to the end of the mountain
that lieth before the valley of the son of Hinnom, and which is in the valley
of the giants on the north, and descended to the valley of Hinnom, to the side
of Jebusi on the south, and descended to En-rogel,
Luther-Bibel . 16 und geht hinab an den Fuß des Berges, der vor dem Tal des
Sohnes Hinnoms liegt, an der Nordecke der Ebene Refaïm, und geht herab durchs
Tal Hinnom am Südhang der Jebusiterstadt und kommt hinab zur Quelle Rogel
Tekstuitleg van Joz
18,16 .
Joz 18,17 - Joz
18,17 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
17kai dieleusetai epi pègèn baithsamus
kai pareleusetai epi galilôth è estin apenanti pros anabasin
aithamin kai katabèsetai epi lithon baiôn uiôn
roubèn |
17 transiens ad aquilonem et egrediens ad Aensemes
id est fontem Solis |
|
17 En strekt zich van het noorden, en gaat uit te
En-semes; van daar gaat zij uit naar Geliloth, welke is tegenover
den opgang naar Adummim, en zij gaat af aan den steen van Bohan, den
zoon van Ruben; |
[17] Dan buigt de grens noordwaarts in de richting
van En-Semes naar Gelilot bij de pas van Adummim en daalt af naar
de rots van Bohan, de zoon van Ruben. |
[17] en liep in een lichte bocht naar het noordoosten.
Daarna ging hij in een rechte lijn naar de Semesbron en vervolgens
naar Gelilot, dat tegenover de Adummimpas ligt, en daalde af naar
de rots van Bohan. (Bohan was een nakomeling van Ruben.) |
17 Hij boog om in het noorden, liep langs Een Sjemesj
en liep naar Gelilot, tegenover de pas van Adoemiem; hij daalde af
naar Even Bohan,– steen van Bohan, zoon van Ruben. |
17. Elle s'infléchissait ensuite vers le nord pour
aboutir à En-Shémesh, et aboutissait au cercle de pierres qui est
en face de la montée d'Adummim, puis descendait à la Pierre de Bohân,
fils de Ruben. |
|
King James Bible . [17] And was drawn from the north, and went forth to En-shemesh,
and went forth toward Geliloth, which is over against the going up of Adummim,
and descended to the stone of Bohan the son of Reuben,
Luther-Bibel . 17 und zieht sich nordwärts und läuft hin nach En-Schemesch und
läuft hin nach Gelilot gegenüber der Steige von Adummim und kommt hinab zum
Stein Bohans, des Sohnes Rubens,
Tekstuitleg van Joz
18,17 .
Joz 18,18 - Joz
18,18 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
18kai dieleusetai kata nôtou baitharaba apo
borra kai katabèsetai |
18 et pertransit usque ad tumulos qui sunt e regione
ascensus Adommim descenditque ad Abenboen id est lapidem Boen filii
Ruben et pertransit ex latere aquilonis ad campestria descenditque
in planitiem |
|
18 En gaat door ter zijde tegenover Araba naar
het noorden, en gaat af te Araba. |
[18] Vanaf daar loopt de grens noordelijk, om de
bergrug van Araba, de Araba in, |
[18] De grens liep vervolgens langs de noordkant
van de heuvelrug die ter hoogte van Bet-Araba ligt, daalde naar de
Jordaanvallei, |
18 Hij stak over naar de schouder noordwaarts tegen
de steppe aan; hij daalde af naar de steppe. |
18. Elle passait ensuite à Kéteph sur le flanc de
Bet-ha-Araba vers le nord, et descendait vers la Araba; |
|
King James Bible . [18] And passed along toward the side over against Arabah
northward, and went down unto Arabah:
Luther-Bibel . 18 und geht zu dem Hang nördlich von Bet-Araba und kommt hinab
nach Bet-Araba
Tekstuitleg van Joz
18,18 .
Joz 18,19 - Joz
18,19 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
19epi ta oria epi nôtou baithagla apo borra
kai estai è diexodos tôn oriôn epi lofian tès
thalassès tôn alôn epi borran eis meros tou iordanou
apo libos tauta ta oria estin apo libos |
19 et praetergreditur contra aquilonem Bethagla
suntque exitus eius contra linguam maris Salsissimi ab aquilone in
fine Iordanis ad australem plagam |
|
19 Verder gaat deze landpale door aan de zijde
van Beth-hogla noordwaarts, en de uitgangen van deze landpale zijn
aan de tong der Zoutzee noordwaarts, aan het uiterste van de Jordaan
zuidwaarts. Dit is de zuiderlandpale. |
[19] dan noordelijk van de bergrug van Bet-Chogla
en komt uit bij de landtong die in de Zoutzee steekt, bij de monding
van de Jordaan. Dat is de zuidgrens. |
[19] liep langs de noordkant van de heuvelrug die
bij Bet-Chogla ligt en ging daarna in zuidelijke richting verder tot
aan de monding van de Jordaan. Daar, bij de noordkant van de Zoutzee,
eindigde hij. Zo liep de zuidgrens van de stam Benjamin. |
19 De grens stak over naar de schouder van Bet Chogla
noordwaarts; de uitlopers van de grens zijn geweest naar de tong in
de Zoutzee noordwaarts, naar de monding van de Jordaan zuidwaarts;
dit is de grens in het zuiden. |
19. puis la frontière passait au flanc de Bet-Hogla
au nord, et le point d'arrivée de la frontière était la baie de la
mer du Sel, au nord, à l'extrémité méridionale du Jourdain. Telle
était la frontière sud. |
|
King James Bible . [19] And the border passed along to the side of Beth-hoglah
northward: and the outgoings of the border were at the north bay of the salt
sea at the south end of Jordan: this was the south coast.
Luther-Bibel . 19 und geht zu dem Hang nördlich von Bet-Hogla und ihr Ende ist
am nördlichen Ufer des Salzmeers, dort, wo der Jordan hineinfließt. Das ist
die Südgrenze.
Tekstuitleg van Joz
18,19 .
Joz 18,20 - Joz
18,20 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
20kai o iordanès oriei apo merous anatolôn
autè è klèronomia uiôn beniamin ta oria
autès kuklô kata dèmous |
20 qui est terminus illius ab oriente haec est possessio
filiorum Beniamin per terminos suos in circuitu et familias singulas
|
|
20 De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek naar
het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen
rondom, naar hun huisgezinnen. |
[20] De Jordaan vormt de oostgrens. Dat zijn de
grenzen van het gebied van de geslachten van Benjamin. |
[20] De oostgrens werd gevormd door de Jordaan.
Dit waren de grenzen van het grondgebied dat aan de families van de
stam Benjamin toebehoorde. |
20 De Jordaan begrenst hem in de hoek oostwaarts;
dit is het erfdeel van de zonen van Benjamin overeenkomstig z’n grenzen
rondom, overeenkomstig hun families. |
20. Le Jourdain formait la frontière du côté de
l'orient. Tel fut l'héritage des fils de Benjamin selon le pourtour
de leur frontière, selon leurs clans. |
|
King James Bible . [20] And Jordan was the border of it on the east side. This
was the inheritance of the children of Benjamin, by the coasts thereof round
about, according to their families.
Luther-Bibel . 20 Aber die Seite nach Osten soll der Jordan begrenzen. Das ist
das Erbteil Benjamins in seinen Grenzen ringsumher für seine Geschlechter.
Tekstuitleg van Joz
18,20 .
Joz 18,21 - Joz
18,21 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
21kai egenèthèsan ai poleis tôn
uiôn beniamin kata dèmous autôn iericô kai
baithegliô kai amekasis |
21 fueruntque civitates eius Hiericho et Bethagla
et vallis Casis |
|
21 De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin,
naar hun huisgezinnen, zijn: Jericho, en Beth-hogla, en Emek-keziz,
|
[21] Dit zijn de steden van de stam van de Benjamieten
naar hun geslachten: Jericho, Bet-Chogla, Emek-Kesis, |
[21] In het gebied van de stam Benjamin lagen de
volgende steden: Jericho, Bet-Chogla, Emek-Kesis, |
21 Voor de stam van de zonen van Benjamin zijn
de steden geworden: Jericho, Bet Chogla en Emek Ketsiets; |
21. Les villes de la tribu des fils de Benjamin,
selon leurs clans, étaient : Jéricho, Bet-Hogla, Émèq-Qeçiç, |
|
King James Bible . [21] Now the cities of the tribe of the children of Benjamin
according to their families were Jericho, and Beth-hoglah, and the valley of
Keziz,
Luther-Bibel . 21 Die Städte aber des Stammes Benjamin für seine Geschlechter
sind diese: Jericho, Bet-Hogla, Emek-Keziz,
Tekstuitleg van Joz
18,21 .
Joz 18,22 - Joz
18,22 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
22kai baithabara kai sara kai bèsana |
22 Betharaba et Semaraim et Bethel |
|
22 En Beth-araba, en Zemaraim, en Beth-el, |
[22] Bet-Araba, Semaraïm, Betel, |
[22] Bet-Araba, Semaraïm, Betel, |
22 Bet Arava, Tsemarajim en Bet El; |
22. Bet-ha-Araba, Çemarayim, Béthel, |
|
King James Bible . [22] And Beth-arabah, and Zemaraim, and Bethel,
Luther-Bibel . 22 Bet-Araba, Zemarajim, Bethel,
Tekstuitleg van Joz
18,22 .
Joz 18,23 - Joz
18,23 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
23kai aiin kai fara kai efratha |
23 Avim et Affara et Ofra |
|
23 En Haavvim, en Para, en Ofra, |
[23] Awwim, Para, Ofra, |
[23] Awwim, Para, Ofra, |
23 Aviem, Para en Ofra; |
23. Avvim, Para, Ophra, |
|
King James Bible . [23] And Avim, and Parah, and Ophrah,
Luther-Bibel . 23 Awim, Para, Ofra,
Tekstuitleg van Joz
18,23 .
Joz 18,24 - Joz
18,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
24kai karafa kai kefira kai moni kai gabaa poleis
deka duo kai ai kômai autôn |
24 villa Emona et Ofni et Gabee civitates duodecim
et villae earum |
|
24 Chefar-haammonai, en Ofni, en Gaba; twaalf steden
en haar dorpen. |
[24] Kefar-Haämmoni, Ofni en Geba: twaalf steden
met hun dorpen; |
[24] Kefar-Haämmoni, Ofni en Geba. Twaalf steden
met de omliggende dorpen. |
24 Kefar Haämona, Ofni en Geva: twaalf steden, met
hun dorpen; |
24. Kephar-ha-Ammoni, Ophni, Gaba : douze villes
et leurs villages. |
|
King James Bible . [24] And Chephar-haammonai, and Ophni, and Gaba; twelve
cities with their villages:
Luther-Bibel . 24 Kefar-Ammoni, Ofni, Geba. Das sind zwölf Städte mit ihren
Gehöften.
Tekstuitleg van Joz
18,24 .
Joz 18,25 - Joz
18,25 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
25gabaôn kai rama kai beèrôtha |
25 Gabaon et Rama et Beroth |
|
25 Gibeon, en Rama, en Beeroth, |
[25] Gibeon, Rama, Beërot, |
[25] Verder Gibeon, Rama, Beërot, |
25 Gibeon, Rama en Beërot; |
25. Gabaôn, Rama, Béérot, |
|
King James Bible . [25] Gibeon, and Ramah, and Beeroth,
Luther-Bibel . 25 Gibeon, Rama, Beerot,
Tekstuitleg van Joz
18,25
Joz 18,26 - Joz
18,26 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
26kai massèma kai mirôn kai amôkè |
26 et Mesfe Cafera et Ammosa |
|
26 En Mizpe, en Chefira, en Moza, |
[26] Mispa, Kefira, Mosa, |
[26] Mispa, Kefira, Mosa, |
26 Mitspee, Kefira en Motsa; |
26. Miçpé, Kephira, Moça, |
|
King James Bible . [26] And Mizpeh, and Chephirah, and Mozah,
Luther-Bibel . 26 Mizpe, Kefira, Moza,
Tekstuitleg van . Joz
18,26 .
Joz 18,27 - Joz
18,27 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
27kai fira kai kafan kai nakan kai selèkan
kai thareèla |
27 et Recem Iarafel et Tharala |
|
27 En Rekem, en Jirpeel, en Tharala, |
[27] Rekem, Jirpeël, Tarala, |
[27] Rekem, Jirpeël, Tarala, |
27 Rekem, Jirpeël en Tarala; |
27. Réqem, Yirpéel, Taréala, |
|
King James Bible . [27] And Rekem, and Irpeel, and Taralah,
Luther-Bibel . 27 Rekem, Jirpeel, Tarala,
Tekstuitleg van Joz
18,27 .
Joz 18,28 - Joz
18,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
|
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
28kai iebous autè estin ierousalèm
kai poleis kai gabaôthiarim poleis treis kai deka kai ai kômai
autôn autè è klèronomia uiôn beniamin
kata dèmous autôn |
28 et Sela Eleph et Iebus quae est Hierusalem Gabaath
et Cariath civitates quattuordecim et villae earum haec est possessio
filiorum Beniamin iuxta familias suas |
|
28 En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem),
Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen. Dit is het
erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen. |
[28] Sela, Elef, Jebus ofwel Jeruzalem, Gibat en
Kirjat: veertien steden met hun dorpen. Dit is het gebied van de geslachten
van Benjamin. |
[28] Sela, Elef en Jebus (het huidige Jeruzalem),
Gibea en Kirjat-Jearim. Veertien steden met de omliggende dorpen.
Dit was het grondgebied van de families van de stam Benjamin. |
28 Tsela, Elef en de Jeboesiet,– dat is Jeruzalem;
Gibea, en Kirjat: veertien steden en hun dorpen; dit is het erfdeel
van de zonen van Benjamin, overeenkomstig hun families. |
28. Çéla-ha-Éleph, le Jébuséen - c'est Jérusalem
-, Gibéa et Qiryat : quatorze villes avec leurs villages. Tel fut
l'héritage des fils de Benjamin selon leurs clans. |
|
King James Bible . [28] And Zelah, Eleph, and Jebusi, which is Jerusalem, Gibeath,
and Kirjath; fourteen cities with their villages. This is the inheritance of
the children of Benjamin according to their families.
Luther-Bibel . 28 Zela, Elef und die Stadt der Jebusiter – das ist Jerusalem
–, Gibea, Kirjat-Jearim; vierzehn Städte mit ihren Gehöften. Das ist das Erbteil
des Stammes Benjamin für seine Geschlechter.
Tekstuitleg van Joz
18,28 .
SEPTUAGINTA
1kai exekklèsiasthè pasa sunagôgè uiôn israèl
eis sèlô kai epèxan ekei tèn skènèn
tou marturiou kai è gè ekratèthè up' autôn2kai
kateleifthèsan oi uioi israèl oi ouk eklèronomèsan
epta fulai3kai eipen ièsous tois uiois israèl eôs tinos
ekluthèsesthe klèronomèsai tèn gèn èn
edôken kurios o theos èmôn4dote ex umôn treis andras
ek fulès kai anastantes dielthetôsan tèn gèn kai
diagrapsatôsan autèn enantion mou katha deèsei dielein autèn
kai èlthosan pros auton5kai dieilen autois epta meridas ioudas stèsetai
autois orion apo libos kai oi uioi iôsèf stèsontai autois
apo borra6umeis de merisate tèn gèn epta meridas kai enegkate
pros me ôde kai exoisô umin klèron enanti kuriou tou theou
èmôn7ou gar estin meris tois uiois leui en umin ierateia gar kuriou
meris autou kai gad kai roubèn kai to èmisu fulès manassè
elabosan tèn klèronomian autôn peran tou iordanou ep' anatolas
èn edôken autois môusès o pais kuriou8kai anastantes
oi andres eporeuthèsan kai eneteilato ièsous tois andrasin tois
poreuomenois côrobatèsai tèn gèn legôn poreuesthe
kai côrobatèsate tèn gèn kai paragenèthète
pros me kai ôde exoisô umin klèron enanti kuriou en sèlô9kai
eporeuthèsan kai ecôrobatèsan tèn gèn kai
eidosan autèn kai egrapsan autèn kata poleis autès epta
meridas eis biblion kai ènegkan pros ièsoun10kai enebalen autois
ièsous klèron en sèlô enanti kuriou11kai exèlthen
o klèros fulès beniamin prôtos kata dèmous autôn
kai exèlthen oria tou klèrou autôn ana meson iouda kai ana
meson tôn uiôn iôsèf12kai egenèthè autôn
ta oria apo borra apo tou iordanou prosanabèsetai ta oria kata nôtou
iericô apo borra kai anabèsetai epi to oros epi tèn thalassan
kai estai autou è diexodos è madbaritis baithôn13kai dieleusetai
ekeithen ta oria louza epi nôtou louza apo libos autè estin baithèl
kai katabèsetai ta oria maatarôthorec epi tèn oreinèn
è estin pros liba baithôrôn è katô14kai dieleusetai
ta oria kai perieleusetai epi to meros to blepon para thalassan apo libos apo
tou orous epi prosôpon baithôrôn liba kai estai autou è
diexodos eis kariathbaal autè estin kariathiarin polis uiôn iouda
touto estin to meros to pros thalassan15kai meros to pros liba apo merous kariathbaal
kai dieleusetai oria eis gasin epi pègèn udatos nafthô16kai
katabèsetai ta oria epi merous tou orous o estin kata prosôpon
napès onnam o estin ek merous emekrafai+n apo borra kai katabèsetai
gaienna epi nôtou iebousai apo libos kai katabèsetai epi pègèn
rôgèl17kai dieleusetai epi pègèn baithsamus kai pareleusetai
epi galilôth è estin apenanti pros anabasin aithamin kai katabèsetai
epi lithon baiôn uiôn roubèn18kai dieleusetai kata nôtou
baitharaba apo borra kai katabèsetai19epi ta oria epi nôtou baithagla
apo borra kai estai è diexodos tôn oriôn epi lofian tès
thalassès tôn alôn epi borran eis meros tou iordanou apo
libos tauta ta oria estin apo libos20kai o iordanès oriei apo merous
anatolôn autè è klèronomia uiôn beniamin ta
oria autès kuklô kata dèmous21kai egenèthèsan
ai poleis tôn uiôn beniamin kata dèmous autôn iericô
kai baithegliô kai amekasis22kai baithabara kai sara kai bèsana23kai
aiin kai fara kai efratha24kai karafa kai kefira kai moni kai gabaa poleis deka
duo kai ai kômai autôn25gabaôn kai rama kai beèrôtha26kai
massèma kai mirôn kai amôkè27kai fira kai kafan kai
nakan kai selèkan kai thareèla28kai iebous autè estin ierousalèm
kai poleis kai gabaôthiarim poleis treis kai deka kai ai kômai autôn
autè è klèronomia uiôn beniamin kata dèmous
autôn
VULGAAT
1 congregatique sunt omnes filii Israhel in Silo ibique fixerunt tabernaculum
testimonii et fuit eis terra subiecta 2 remanserant autem filiorum Israhel septem
tribus quae necdum acceperant possessiones suas 3 ad quos Iosue ait usquequo
marcetis ignavia et non intratis ad possidendam terram quam Dominus Deus patrum
vestrorum dedit vobis 4 eligite de singulis tribubus ternos viros ut mittam
eos et pergant atque circumeant terram et describant eam iuxta numerum uniuscuiusque
multitudinis referantque ad me quod descripserint 5 dividite vobis terram in
septem partes Iudas sit in terminis suis ab australi plaga et domus Ioseph ab
aquilone 6 mediam inter hos terram in septem partes describite et huc venietis
ad me ut coram Domino Deo vestro mittam vobis hic sortem 7 quia non est inter
vos pars Levitarum sed sacerdotium Domini est eorum hereditas Gad autem et Ruben
et dimidia tribus Manasse iam acceperant possessiones suas trans Iordanem ad
orientalem plagam quas dedit eis Moses famulus Domini 8 cumque surrexissent
viri ut pergerent ad describendam terram praecepit eis Iosue dicens circuite
terram et describite eam ac revertimini ad me ut hic coram Domino Deo in Silo
mittam vobis sortem 9 itaque perrexerunt et lustrantes eam in septem partes
diviserunt scribentes in volumine reversique sunt ad Iosue in castra Silo 10
qui misit sortes coram Domino in Silo divisitque terram filiis Israhel in septem
partes 11 et ascendit sors prima filiorum Beniamin per familias suas ut possiderent
terram inter filios Iuda et filios Ioseph 12 fuitque terminus eorum contra aquilonem
ab Iordane pergens iuxta latus Hiericho septentrionalis plagae et inde contra
occidentem ad montana conscendens et perveniens in solitudinem Bethaven 13 atque
pertransiens iuxta Luzam ad meridiem ipsa est Bethel descenditque in Atharothaddar
in montem qui est ad meridiem Bethoron inferioris 14 et inclinatur circumiens
contra mare a meridie montis qui respicit Bethoron contra africum suntque exitus
eius in Cariathbaal quae vocatur et Cariathiarim urbem filiorum Iuda haec est
plaga contra mare et occidentem 15 a meridie autem ex parte Cariathiarim egreditur
terminus contra mare et pervenit usque ad fontem aquarum Nepthoa 16 descenditque
in partem montis qui respicit vallem filiorum Ennom et est contra septentrionalem
plagam in extrema parte vallis Rafaim descenditque Gehennom id est vallis Ennom
iuxta latus Iebusei ad austrum et pervenit ad fontem Rogel 17 transiens ad aquilonem
et egrediens ad Aensemes id est fontem Solis 18 et pertransit usque ad tumulos
qui sunt e regione ascensus Adommim descenditque ad Abenboen id est lapidem
Boen filii Ruben et pertransit ex latere aquilonis ad campestria descenditque
in planitiem 19 et praetergreditur contra aquilonem Bethagla suntque exitus
eius contra linguam maris Salsissimi ab aquilone in fine Iordanis ad australem
plagam 20 qui est terminus illius ab oriente haec est possessio filiorum Beniamin
per terminos suos in circuitu et familias singulas 21 fueruntque civitates eius
Hiericho et Bethagla et vallis Casis 22 Betharaba et Semaraim et Bethel 23 Avim
et Affara et Ofra 24 villa Emona et Ofni et Gabee civitates duodecim et villae
earum 25 Gabaon et Rama et Beroth 26 et Mesfe Cafera et Ammosa 27 et Recem Iarafel
et Tharala 28 et Sela Eleph et Iebus quae est Hierusalem Gabaath et Cariath
civitates quattuordecim et villae earum haec est possessio filiorum Beniamin
iuxta familias suas