Situering in de tijd
In de 12de eeuw werd Saul de eerste koning van Israël . Hij werd opgevolgd
door David, uit de stam Juda. Hij regeerde van 1010 tot 970 v. Chr. Hij veroverde
Jeruzalem en maakte de stad tot hoofdstad van een verenigd rijk. Zijn zoon Salomo
volgde hem op en regeerde van 970-931 v. Chr. Het verenigd koninkrijk spleet
uiteen. Het Noordrijk Israël koos voor de legergeneraal Jerobeam, het Zuidrijk
Juda koos voor Rechabeam, de zoon van Salomo. Vanaf nu zullen de twee rijken
naast elkaar bestaan.
Onder Assurnasirpal II (883-859) beleefde Assyrië zijn heropstanding. Vanaf
dan is Assyrië een bedreiging voor het Noord- en Zuidrijk tot in 612 v.
Chr., wanneer de koning van Babylonië Ninive, de hoofdstad van het Assyrië,
weet te veroveren. In 606 eindigt het Assyrische Rijk.
In 741 werd Pekach koning van het Noordrijk. Hij sloot met Resin, de koning
van Damascus, een anti-Assyrische coalitie. Deze beide koningen wilden Achaz,
de koning van het Zuidrijk, in de coalitie betrekken, maar deze weigerde. Hierop
ontstond de Syro-Efraïmitische oorlog. Koning Resin en koning Pekach trokken
ten strijde tegen Juda en belegerden Jeruzalem.Wellicht riep Achaz de Assyrische
koning Tiglatpileser III ter hulp. Deze trok in 733-732 v. Chr. ten strijde
tegen Damascus en Israël. Koning Resin werd gedood en zijn gebied werd
een Assyrische provincie. Ook koning Pekach werd verslagen. Een deel van de
Israëlitische bevolking werd gedeporteerd. In plaats van Pekach werd Hosea
koning. Na een tijd weigert koning Hosea belasting aan de koning van Assyrië
te betalen en zoekt hij - tevergeefs - steun bij koning So van Egypte. Dit lokte
een veldtocht tegen het Noordrijk uit. Salmanassar V (726-722) belegerde Samaria
en koning Sargon II (722-705) nam Samaria in. Vreemde bevolkingsgroepen werden
ingevoerd. Er komt een definitief einde aan het Noordrijk Israël.
Door het beroep van koning Achaz op Tiglatpileser III werd Juda een vrijwillige
vazalstaat van Assyrië. De opstand van Hizkia (716-687) lokte een veldtocht
van Sanherib (704-681) uit. Hizkia verloor belangrijk gebied en moest zware
belastingen betalen. Zo bleef Juda onder Hizkia en zijn opvolgers Manasse (687-642)
en Amon (642-640) een schijnbaar onafhankelijk koninkrijk, maar was in feite
een vazalstaat van Assyrië.
In 640 v. Chr. werd Josia (de achtjarige zoon van Amon) koning van Juda. Rond
622 v. Chr. vond de grote reformatie plaats. Tijdens deze periode zouden vele
geschriften een deuteronomistische revisie hebben gekregen. In 609 werd koning
Josia door farao Neko van Egypte in Megiddo vermoord. Juda werd een vazalstaat
van Egypte, waarbij Egypte de Assyrische verliezers ter hulp snellen. Egypte
verloor zwaar tegen Babylonië in de slag bij Karkemisj aan de Eufraat.
Koning Jojakin (609-598) wordt vazal van Nebukadnessar. Wanneer een expeditie
(601-600) van Nebukadnessar tegen Eypte leek te mislukken, weigerde koning Jojakin
nog langer belasting te betalen aan Nebukadnessar. Daarop stuurde Nebukadnessar
troepen naar Juda. In 598 kwam hijzelf naar Juda en belegerde Jeruzalem. Jojakim,
de zoon van Jojakin, was nog maar drie maanden koning. Hij bood vrijwel geen
weerstand en gaf zich vrijwel onmiddelllijk over. Hij werd afgezet en samen
met een groep ban belangrijke Judeeërs in ballingschap naar Babylonië
gevoerd. Nebukadnessar stelde Mattanja, een oom van Jojakin, aan als koning
over Juda. Deze veranderde zijn naam in Sedekia. In 589 brak in Juda een opstand
tegen Babel uit. In 588 begon Nebukadnessar de belegering van Jeruzalem. In
587 / 586 werd de stad en de tempel volledig verwoest. Velen werden als ballingen
naar Babylonië meegevoerd.
Enkele jaren vóór de hervoprming van Josia - wellicht rond 625)
- tot tijdens de ballingschap trad Jeremia als profeet op.
Zie Ausloos Hans, Jeremia : de profeet en het boek, in : Idem (red.), Jeremia,
profeet tussen hoop en wanhoop, Leuven / Leusden, VBS / Acco , 2002, p. 11-42
Jr 30 - Jr 31 (Uittreksel uit : Rossel Wilfried, Signalen van hoop in bittere ellende, in : Ausloos Hans (red.), Jeremia, profeet tussen hoop en wanhoop, Leuven / Leusden, VBS / Acco , 2002, p.114-115
" Tot slot een blik op de mooiste tekst: het ‘troostboek van de
anonieme ballingschapsprofeet’ genoemd (Jr 30—31). Misschien gaat
het hier oorspronkelijk over een boodschap van hoop, gericht tot het noordrijk
Israël (dat reeds sinds het jaar 722 door de Assyriërs van de kaart
geveegd is). Die tekst zou later heropgevist en zowel op het noordrjk Israël
als op het zuidrijk Juda toegepast zijn. Contacten met Deuterojesaja zijn hier
meer dan duidelijk. Ook Deuterojesaja was een heilsprofeet, die alle snaren
van de troost bespeelt in de hoop zijn volk uit de put van zelfverachting en
schuldbesef omhoog te tillen en hen tot terugkeer naar de moederbodem aan te
sporen. Bij de lezing van Jeremia 30—31 merken we dat het volk worstelt
met de opgelopen straffen. Zij piekeren nog over de schuldvraag. Verder beseffen
ze maar al te goed dat ze tot een kleine rest uitgedund zijn. Hun ogen beginnen
te stralen wanneer de anonieme heilsprofeet hen belooft dat ze weldra geen vreemden
meer zullen dienen, dat ze van hun juk en boeien zullen bevrijd worden, dat
de Heer hen zal behandelen als een deskundig en delicaat geneesheer die wonden
heelt. Dat ze in de handen zullen vallen van een gewetensvolle leider, dat ze
in hun vroegere toestand zullen hersteld worden. Dat ze zullen juichen, dansen
en lachen van vreugde. Dat ze zich in dichte drommen huiswaarts zullen begeven.
Daar zullen ze weer opgebouwd en geplant worden. Hun volksbestaan wordt duurzaam
verzekerd. Mensen en dieren zullen weer in aantal toenemen. Koren, wijn en olie
zal er in overvloed zijn. Een duidelijke liefdesverklaring horen ze vanwege
God zelf:
“Mijn liefde voor u duurt eeuwig, Ik blijf u altijd trouw. Israël,
jij moet opnieuw gebouwd worden. Ik immers ben Israëls vader en Efraïm
is mijn eerstgeboren zoon. Is dan mijn zoon Efraïm mij zo dierbaar dat
Ik na ieder hard woord toch aan hem blijf denken en zo met hem meevoel dat Ik
weer medelijden krijg?” (Jr 31,3.4.9b.20; vgl. Hos 11,1.8-9; Ex 33,19).
Hier beluisteren we een alleenspraak van God. We betrappen hem op een persoonlijke
levensrevisie. De omkeer voltrekt zich in God zelf. Hij ontwapent eenzijdig
en geeft opnieuw ruimte aan zijn voorkomende liefde.
Het volk reageert passend op de overrompelende goedheid van God: “Breng
mij nu terug, Heer. Gij zijt toch mijn God”. Letterlijk staat er: “Laat
mij nu omkeren, zodat ik omkere, want Jij bent de Heer mijn God” (Jr 31,18).
Zelfs de omkeer van de mens tot God is pure gave."
Jr 1,1-3 : Opschrift
Jr 1,4-19 : De roeping van Jeremia
Jr 5,1-31 : U hebt mij verlaten - Jr
5,1-31 -
Jr 11,1- 17 : De ontrouw van het verbond
Jr 17,5-13 : Vier spreuken
Jr 17,14-18 : Genees mij, beschaam hen
Jr 17,19-27 : De Sabbat
Jr 18,1-17 : In het huis van de pottenbakker
Jr 18,18-23 : Mag men goed met kwaad vergelden?
Jr 19,1-15 : De verbrijzelde aarden kruik
Jr 20,1-18: Jeremia gevangen gezet - Jr
20,1-18 -
Jr 21,1-10 : De gezanten van koning Sedekia
Jr 21,11-23,8 : Tegen de koningen - Jr
21,11-23,8 -
Jr 31,1-40 : Er is hoop voor de toekomst - Jr
31,1-40 -
Jr 32,1-44 : De akker in Anatot
Jr 33,1-13 : Ik genees hun wonden
Jr 33,14-26 : Ik vervul de belofte - Jr
33,14-26 -
Jr 1,1 zie - Lc 3,2b -
Jr 1,4-5 zie - Lc 3,2b -
Website : http://www.library.uu.nl/digiarchief/dip/diss/01769586/h3.pdf .
conspiracy (Hebr. : qesjer : samenzwering). Zie website http://bible-history.com/naves/C/CONSPIRACY/ . Qesjer komt in 14 verzen in de bijbel voor; slechts in 1 vers in Jr nl. Jr 11,9. sundesmos : samen-binding, samen-zwering.