- Bibliografie
- Literatuur
- Liturgisch
gebruik - Overzicht
bijbelboeken - Overzicht
van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht
van deze website
Overzicht van het boek Jeremia : - Jr
1 - Jr 2
- Jr 3 - Jr
4 - Jr 5
- Jr 6 - Jr
7 - Jr 8
- Jr 9 - Jr
10 - Jr 11
- Jr 12 - Jr
13 - Jr 14
- Jr 15 - Jr
16 - Jr 17
- Jr 18 - Jr
19 - Jr 20
- Jr 21 - Jr
22 - Jr 23
- Jr 24 - Jr
25 - Jr 26
- Jr 27 - Jr
28 - Jr 29
- Jr 30 - Jr
31 - Jr 32
- Jr 33 - Jr
34 - Jr 35
- Jr 36 - Jr
37 - Jr 38
- Jr 39 - Jr
40 - Jr 41
- Jr 42 - Jr
43 - Jr 44
- Jr 45 - Jr
46 - Jr 47
- Jr 48 - Jr
49 - Jr 50 -
Jr 51 - Jr
52 -
Tekstuitleg per perikope :
Tekstuitleg vers per vers : - Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 -
WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenaam : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/
en http://www.bijbelleerhuis.be
(zie bijbel)
. WEBLOG : BIJBELLEERHUIS
Nieuwe website : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ
DE HAND - NIEUW
- OVERZICHT
- TIJDSCHRIFTEN
-
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B
- C - D
- E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y - Z
HOOFDTHEMA'S :
allochtonen , armoede , bahá'í
, bijbel , bijbel en koran ,
boeddhisme ,
christendom ,
extreemrechts
( Vlaams Blok
) , fundamentalisme
, globalisering en antiglobalisering
, hindoeïsme
, interlevensbeschouwelijke
dialoog , interreligieuze
meditatie , islam , jodendom
, levensbeschouwing
, levensbeschouwing / godsdienst
en onderwijs , migratie , mystiek
, racisme , samenleving ,
sikhisme , NIEUWE
RUBRIEK : SPIRITUALITEIT
, tewerkstelling
van allochtonen , vluchtelingen
en asielzoekers , vrijzinnigheid
, witte scholen , multiculturele
scholen en concentratiescholen ,
- Eigen-zinnige
beschouwingen - Het
kleine of grote ongenoegen -
|
Woordenschat
Bibliografie : JEREMIA
Literatuur
Liturgisch gebruik
Overzicht bijbelboeken
:
OT
: Gn
(Genesis ) , Ex
(Exodus) , Lv
(Leviticus) , Nu
(Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re
(Rechters) , Rt
(Ruth) , 1 S
(1 Samuël) , 2
S (2 Samuël) , 1
K (1 Koningen) , 2
K (2 Koningen) , 1
Kr ( 1 Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh
(Nehemia) , Tob
(Tobia) , Jdt
(Judith) , Est
(Esther) , 1 Mak
(1 Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos) ,
Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) ,
Mi (Micha) ,
Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
NT
: Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2 Kor
(Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken :
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie van het
Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
Jeremia in een put geworpen : Jr 38,1-6
. - Jr 38 --
verwijzingen
-- Jr 38,1-6
-- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 -
Jr 38,1 - Jr 38,1 : Jeremia in een put geworpen - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
chapter 45 1kai èkousen safatias uios mathan kai
godolias uios paschôr kai iôachal uios selemiou tous logous ous elalei
ieremias epi ton laon legôn |
1 audivit autem Saphatias filius Matthan et Gedelias
filius Phassur et Iuchal filius Selemiae et Phassur filius Melchiae
sermones quos Hieremias loquebatur ad omnem populum dicens |
|
1 Als Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia,
de zoon van Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de
zoon van Malchia, de woorden hoorden, die Jeremia tot al het volk
sprak, zeggende: |
Jeremia in een put geworpen [1] Sefatja, zoon van
Mattan, Gedalja, zoon van Paschur, Jukal zoon van Selemja, en Paschur,
zoon van Malkia, hoorden dat Jeremia aan iedereen bleef verkondigen: |
[1] Sefatja, de zoon van Mattan, Gedalja, de zoon
van Paschur, Juchal, de zoon van Selemja, en Paschur, de zoon van
Malkia, hoorden dat Jeremia de mensen bleef toespreken: |
1 ¶ Dan hoort Sjefatja, zoon van Matan, en
ook Gedaljahoe, zoon van Pasjchoer, Joechal, zoon van Sjelemjahoe,
en Pasjchoer, zoon van Malkia,– de woorden die Jeremia tot heel
de gemeente spreekt, waarin hij zegt |
1. Mais Shephatya, fils de Mattân, Gedalyahu,
fils de Pashehur, Yukal, fils de Shélémyahu, et Pashehur,
fils de Malkiyya, entendirent les paroles que Jérémie
adressait à tout le peuple |
|
King James version : 1: Then Shephatiah the son of Mattan, and Gedaliah the
son of Pashur, and Jucal the son of Shelemiah, and Pashur the son of Malchiah,
heard the words that Jeremiah had spoken unto all the people, saying,
Tekstuitleg van Jr 38,1
Jr 38,2 - Jr 38,2 : Jeremia in een put geworpen - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
2outôs eipen kurios o katoikôn en tè polei tautè
apothaneitai en romfaia kai en limô kai o ekporeuomenos pros tous
chaldaious zèsetai kai estai è psuchè autou eis eurema kai zèsetai |
2 haec dicit Dominus quicumque manserit in civitate
hac morietur gladio et fame et peste qui autem profugerit ad Chaldeos
vivet et erit anima eius sospes et vivens |
|
2 Zo zegt de HEERE: Wie in deze stad blijft, zal
door het zwaard, door den honger of door de pestilentie sterven; maar
wie tot de Chaldeeën uitgaat, die zal leven, want hij zal zijn
ziel tot een buit hebben, en zal leven. |
[2] ‘Zo spreekt de heer: Wie in de stad blijft,
gaat dood door het zwaard, de honger en de pest; wie overloopt naar
de Chaldeeën blijft over; hij brengt het er levend af. |
[2] ‘Dit zegt de HEER: Wie in deze stad blijven,
zullen sterven door het zwaard, de honger en de pest, maar wie zich
overgeven aan de Chaldeeën zullen het er levend afbrengen. |
: •• 2 zó heeft gezegd de ENE:
wie blijft zitten in deze stad zal de dood vinden door het zwaard,
de honger en de pest; wie uittrekt naar de Kasdiem zal leven: zijn
lijf–en–ziel zal zijn buit zijn, zodat hij leeft! |
2. «Ainsi parle Yahvé. Qui restera
dans cette ville mourra par l'épée, la famine et la
peste; mais qui sortira et se rendra aux Chaldéens vivra, il
aura sa vie comme butin : il vivra! |
|
King James version : 2: Thus saith the LORD, He that remaineth in this city
shall die by the sword, by the famine, and by the pestilence: but he that goeth
forth to the Chaldeans shall live; for he shall have his life for a prey, and
shall live.
Tekstuitleg van Jr 38,2
Jr 38,3 - Jr 38,3 : Jeremia in een put geworpen - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
3oti outôs eipen kurios paradidomenè paradothèsetai
è polis autè eis cheiras dunameôs basileôs babulônos kai sullèmpsetai
autèn |
3 haec dicit Dominus tradenda tradetur civitas
haec in manu exercitus regis Babylonis et capiet eam |
|
3 Zo zegt de HEERE: Deze stad zal zekerlijk gegeven
worden in de hand van het heir des konings van Babel, datzelve zal
ze innemen; |
[3] Zo spreekt de heer: Deze stad wordt overgeleverd
aan het leger van de koning van Babel; ze wordt door hem ingenomen.’ |
[3] Dit zegt de HEER: Deze stad wordt in handen
gegeven van de koning van Babylonië en zijn leger; hij zal haar
innemen.’ |
– •• 3 zó heeft gezegd
de ENE: weggegeven, overgegeven wordt deze stad in de hand van de
legermacht van Babels koning, en hij zal haar innemen! |
3. Ainsi parle Yahvé : Pour sûr, cette
ville sera livrée aux mains de l'armée du roi de Babylone
qui s'en emparera!» |
|
King James version : 3: Thus saith the LORD, This city shall surely be given
into the hand of the king of Babylon's army, which shall take it.
Tekstuitleg van Jr 38,3
Jr 38,4 - Jr 38,4 : Jeremia in een put geworpen - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
4kai eipan tô basilei anairethètô dè o anthrôpos
ekeinos oti autos ekluei tas cheiras tôn anthrôpôn tôn polemountôn
tôn kataleipomenôn en tè polei kai tas cheiras pantos tou laou lalôn
pros autous kata tous logous toutous oti o anthrôpos outos ou chrèsmologei
eirènèn tô laô toutô all' è ponèra |
4 et dixerunt principes regi rogamus ut occidatur
homo iste de industria enim dissolvit manus virorum bellantium qui
remanserunt in civitate hac et manus universi populi loquens ad eos
iuxta verba haec siquidem homo hic non quaerit pacem populi huius
sed malum |
|
4 Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch
dezen man gedood worden; want aldus maakt hij de handen der krijgslieden,
die in deze stad zijn overgebleven, en de handen des gansen volks
slap, alzulke woorden tot hen sprekende; want deze man zoekt den vrede
dezes volks niet, maar het kwaad. |
[4] De edelen zeiden daarom tegen de koning: ‘Die
man moet sterven. Door zo te spreken tast hij het moreel aan van de
soldaten die nog in de stad zijn en van de hele bevolking. Die man
zoekt niet het welzijn van het volk maar zijn ondergang.’ |
[4] De raadsheren zeiden tegen de koning: ‘Die
man moet ter dood gebracht worden. Door zulke dingen te zeggen ondermijnt
hij immers het moreel van de inwoners en van de soldaten die hier
nog overgebleven zijn. Hij heeft niet hun behoud voor ogen, maar hun
ondergang.’ |
4 Dan zeggen de vorsten tot de koning: laat deze
man toch worden gedood, want zó verslapt hij de handen van
de krijgslieden die in deze stad resteren, en de handen van heel de
gemeenschap, door tot hen te spreken in dergelijke bewoordingen; ja,
deze man zoekt niet naar vrede voor deze gemeenschap maar naar kwaad! |
4. Alors les princes dirent au roi : «Que
cet individu soit mis à mort! En vérité, il décourage
les combattants, qui sont restés dans cette ville, et tout
le peuple, en leur tenant semblables propos. Oui, cet individu ne
cherche nullement la paix pour ce peuple, mais son malheur.»
|
|
King James version : 4: Therefore the princes said unto the king, We beseech
thee, let this man be put to death: for thus he weakeneth the hands of the men
of war that remain in this city, and the hands of all the people, in speaking
such words unto them: for this man seeketh not the welfare of this people, but
the hurt.
Tekstuitleg van Jr 38,4
Jr 38,5 - Jr 38,5 : Jeremia in een put geworpen - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
5kai eipen o basileus idou autos en chersin umôn
oti ouk èdunato o basileus pros autous |
5 et dixit rex Sedecias ecce ipse in manibus vestris
est nec enim fas est regem vobis quicquam negare |
|
5 En de koning Zedekia zeide: Ziet, hij is in uw
hand; want de koning zou geen ding tegen u vermogen. |
[5] Koning Sedekia antwoordde: ‘Goed, hij
is in uw macht; ik kan niet tegen u op.’ |
[5] Koning Sedekia antwoordde: ‘Doe met hem
wat je wilt; ik kan jullie niet tegenhouden.’ |
5 Koning Tsidkiahoe zegt: zie, hij is in uw hand,–
want deze koning vermag geen woord tegen u! |
5. Le roi Sédécias répondit
: «Voici, il est entre vos mains, car le roi n'a aucun pouvoir
en face de vous!» |
|
King James version : 5: Then Zedekiah the king said, Behold, he is in your
hand: for the king is not he that can do any thing against you.
Tekstuitleg van Jr 38,5
Jr 38,6 - Jr 38,6 : Jeremia in een put geworpen - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr 38,1 - Jr 38,2 - Jr 38,3 - Jr 38,4 - Jr 38,5 - Jr 38,6 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
6kai erripsan auton eis ton lakkon melchiou uiou
tou basileôs os èn en tè aulè tès fulakès kai echalasan auton eis
ton lakkon kai en tô lakkô ouk èn udôr all' è borboros kai èn en tô
borborô |
6 tulerunt ergo Hieremiam et proiecerunt eum in
lacu Melchiae filii Ammelech qui erat in vestibulo carceris et submiserunt
Hieremiam in funibus et in lacum non erat aqua sed lutum descendit
itaque Hieremias in caenum |
|
6 Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in den
kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring
was, en zij lieten Jeremia af met zelen; in den kuil nu was geen water,
maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk. |
[6] Toen grepen ze Jeremia en wierpen hem in de
put van prins Malkia, in het kwartier van de wacht; aan touwen lieten
ze hem neer. In de put stond geen water, maar Jeremia zakte weg in
de modder. |
[6] Ze brachten Jeremia naar de waterkelder van
prins Malkia, in het kwartier van de paleiswacht, en lieten hem aan
touwen zakken. In de put stond geen water meer; er was alleen modder,
waarin Jeremia wegzakte. |
6 Dan nemen ze Jeremia mee en laten hem neer in
de put van Malkiahoe, zoon van de koning, in de gevangenisvoorhof,
ze laten Jeremia neer met touwen; in de put staat geen water, alleen
modder, zodat Jeremia wegzinkt in de modder. |
6. Ils se saisirent donc de Jérémie
et le jetèrent dans la citerne de Malkiyyahu, fils du roi,
dans la cour de garde; ils le descendirent à l'aide de cordes.
Dans cette citerne il n'y avait point d'eau, mais de la vase, et Jérémie
s'enfonça dans la vase. |
|
King James version : 6: Then took they Jeremiah, and cast him into the dungeon
of Malchiah the son of Hammelech, that was in the court of the prison: and they
let down Jeremiah with cords. And in the dungeon there was no water, but mire:
so Jeremiah sunk in the mire.
Tekstuitleg van Jr 38,6
Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put : Jr
38,7-13 . - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr 38,1-6
-- Jr 38,7-13
-- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 -
Jr 38,7 - Jr 38,7 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
7kai èkousen abdemelech o aithiops kai autos en
oikia tou basileôs oti edôkan ieremian eis ton lakkon kai o basileus
èn en tè pulè beniamin |
7 audivit autem Abdemelech Aethiops vir eunuchus
qui erat in domo regis quod misissent Hieremiam in lacum porro rex
sedebat in porta Beniamin |
|
7 Als nu Ebed-melech, de Moorman, een der kamerlingen,
die toen in des konings huis was, hoorde, dat zij Jeremia in den kuil
gedaan hadden (de koning nu zat in de poort van Benjamin); |
Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put [7] De Kusiet
Ebed-Melek, een ambtenaar aan het hof, hoorde dat Jeremia in de put
was geworpen. Terwijl de koning zitting hield in de Benjaminpoort,
|
[7] Ebed-Melech, een hoveling afkomstig uit Nubië,
hoorde daarvan. Hij bevond zich in het koninklijk paleis, terwijl
de koning zitting hield in de Benjaminpoort. |
•• 7 Dan hoort Eved Melech de Koesjiet,
een man die hoveling is in het huis van de koning, dat ze Jeremia
hebben neergezet in de put; de koning heeft zitting in de Benjaminspoort. |
7. Or le Kushite Ebed-Mélek, un eunuque
attaché au palais royal, apprit qu'on avait mis Jérémie
dans la citerne. Comme le roi s'était arrêté à
la porte de Benjamin, |
|
King James version : 7: Now when Ebed-melech the Ethiopian, one of the eunuchs
which was in the king's house, heard that they had put Jeremiah in the dungeon;
the king then sitting in the gate of Benjamin;
Tekstuitleg van Jr 38,7
Jr 38,8 - Jr 38,8 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
8kai exèlthen pros auton kai elalèsen pros ton basilea
kai eipen |
8 et egressus est Abdemelech de domo regis et locutus
est ad regem dicens |
|
8 Zo ging Ebed-melech uit het huis des konings
uit, en hij sprak tot den koning, zeggende: |
[8] kwam hij uit het paleis naar hem toe en zei:
|
[8] Ebed-Melech verliet het paleis, ging naar
hem toe en zei: |
8 Eved Melech verlaat het huis van de koning,–
en spreekt de koning toe en zegt: |
8. Ebed-Mélek sortit du palais royal et
s'adressa au roi |
|
King James version : 8: Ebed-melech went forth out of the king's house, and
spake to the king, saying,
Tekstuitleg van Jr 38,8
Jr 38,9 - Jr 38,9 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
9eponèreusô a epoièsas tou apokteinai ton anthrôpon
touton apo prosôpou tou limou oti ouk eisin eti artoi en tè polei |
9 domine mi rex malefecerunt viri isti omnia quaecumque
perpetrarunt contra Hieremiam prophetam mittentes eum in lacum ut
moriatur ibi fame non sunt enim panes ultra in civitate |
|
9 Mijn heer koning! deze mannen hebben kwalijk
gehandeld in alles, wat zij gedaan hebben aan den profeet Jeremia,
dien zij in den kuil geworpen hebben; daar hij toch in zijn plaats
zou gestorven zijn vanwege den honger, dewijl geen brood meer in de
stad is. |
[9] ‘Heer koning, die mannen hebben een misdaad
begaan door de profeet Jeremia in de put te werpen; hij zal daar sterven
van honger, want in de stad is al het brood op.’ |
[9] ‘Mijn heer en koning, het is misdadig
dat deze mannen Jeremia in een waterkelder hebben gegooid. Waarom
moet hij juist daar van honger omkomen? Elders in de stad is ook geen
brood meer.’ |
9 mijn heer de koning, deze mannen hebben kwaad
gedaan met al wat ze de profeet Jeremia hebben aangedaan, die ze hebben
neergelaten in de put; hij zal daar onderin sterven van de honger,
want er is geen brood meer in de stad! |
9. «Monseigneur le roi, ils ont mal agi ces
gens-là, en traitant de la sorte le prophète Jérémie;
ils l'ont jeté dans la citerne : il va mourir de faim sur place
car il n'y a plus de pain dans la ville.» |
|
King James version : 9: My lord the king, these men have done evil in all
that they have done to Jeremiah the prophet, whom they have cast into the dungeon;
and he is like to die for hunger in the place where he is: for there is no more
bread in the city.
Tekstuitleg van Jr 38,9
Jr 38,10 - Jr 38,10 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
10kai eneteilato o basileus tô abdemelech legôn
labe eis tas cheiras sou enteuthen triakonta anthrôpous kai anagage
auton ek tou lakkou ina mè apothanè |
10 praecepit itaque rex Abdemelech Aethiopi dicens
tolle tecum hinc triginta viros et leva Hieremiam prophetam de lacu
antequam moriatur |
|
10 Toen gebood de koning den Moorman Ebed-melech,
zeggende: Neem van hier dertig mannen onder uw hand, en haal den profeet
Jeremia op uit den kuil, eer dat hij sterft. |
[10] Daarop gaf de koning de Kusiet Ebed-Melek
de opdracht: ‘Neem drie mannen met u mee en haal de profeet
Jeremia uit de put, voordat hij sterft.’ |
[10] De koning beval Ebed-Melech: ‘Ga
met dertig man naar die waterkelder en haal Jeremia naar boven, voordat
hij sterft.’ |
10 De koning gebiedt Eved Melech de Koesjiet en
zegt: neem onder jouw hand vanhier dertig mannen mee en haal de profeet
Jeremia omhoog uit de put, voordat hij sterft! |
10. Alors le roi donna cet ordre au Kushite Ebed-Mélek
: «Prends ici 30 hommes avec toi, et remonte de la citerne le
prophète Jérémie avant qu'il ne meure.»
|
|
King James version : 10: Then the king commanded Ebed-melech the Ethiopian,
saying, Take from hence thirty men with thee, and take up Jeremiah the prophet
out of the dungeon, before he die.
Tekstuitleg van Jr 38,10
Jr 38,11 - Jr 38,11 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
11kai elaben abdemelech tous anthrôpous kai eisèlthen
eis tèn oikian tou basileôs tèn upogeion kai elaben ekeithen palaia
rakè kai palaia schoinia kai erripsen auta pros ieremian eis ton lakkon |
11 adsumptis ergo Abdemelech secum viris ingressus
est domum regis quae erat sub cellario et tulit inde veteres pannos
et antiqua quae conputruerant et submisit ea ad Hieremiam in lacum
per funiculos |
|
11 Alzo nam Ebed-melech de mannen onder zijn hand,
en ging in des konings huis tot onder de schatkamer, en nam van daar
enige oude verscheurde en oude versleten lompen; en hij liet ze met
zelen af tot Jeremia in den kuil. |
[11] Ebed-Melek ging met drie mannen naar het koninklijk
paleis, haalde uit het magazijn lappen versleten en gescheurde kleren
en liet die met touwen neer in de put, tot bij Jeremia. |
[11] Ebed-Melech riep toen dertig man bij
elkaar en ging naar de kelder van het magazijn van het koninklijk
paleis, waar hij wat versleten kleren en oude lappen haalde. Hij liet
deze aan touwen naar Jeremia in de put zakken |
11 Eved Melech neemt die mannen mee onder zijn
hand, komt daarmee in het huis van de koning tot onder de schatkamer
en neemt daaruit versleten lappen en versleten lompen mee; die laat
hij neer naar Jeremia, de put in, aan de touwen. |
11. Ebed-Mélek prit ces hommes avec lui,
entra au palais royal, au vestiaire du Trésor; il s'y procura
des bouts de tissus déchirés et des bouts de tissus
usés qu'il fit passer à Jérémie, dans
la citerne, au moyen de cordes. |
|
King James version : 11: So Ebed-melech took the men with him, and went into
the house of the king under the treasury, and took thence old cast clouts and
old rotten rags, and let them down by cords into the dungeon to Jeremiah.
Tekstuitleg van Jr 38,11
Jr 38,12 - Jr 38,12 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
12kai eipen tauta thes upokatô tôn schoiniôn kai
epoièsen ieremias outôs |
12 dixitque Abdemelech Aethiops ad Hieremiam pone
veteres pannos et haec scissa et putrida sub cubitu manuum tuarum
et subter funes fecit ergo Hieremias sic |
|
12 En Ebed-melech, de Moorman, zeide tot Jeremia:
Leg nu deze oude verscheurde en versleten lompen onder de oksels uwer
armen, van onder aan de zelen. En Jeremia deed alzo. |
[12] Hij zei tegen Jeremia: ‘Doe die lappen
rond het touw onder uw oksels’ en Jeremia deed dat. |
[12] en zei tegen hem: ‘Stop die kleren en
lappen onder uw oksels en haal de touwen eronderdoor.’ Jeremia
deed wat hij zei, |
12 Dan zegt Eved Melech de Koesjiet tot Jeremia:
doe toch de versleten lappen en lompen onder je oksels en daaronder
de touwen!– en zo doet Jeremia. |
12. Ebed-Mélek le Kushite dit à Jérémie
: «Mets donc ces bouts de tissus déchirés et usés
sous tes aisselles par-dessous les cordes.» Ce que fit Jérémie.
|
|
King James version : 12: And Ebed-melech the Ethiopian said unto Jeremiah,
Put now these old cast clouts and rotten rags under thine armholes under the
cords. And Jeremiah did so.
Tekstuitleg van Jr 38,12
Jr 38,13 - Jr 38,13 : Ebed-Melek trekt Jeremia uit de put - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr 38,7 - Jr 38,8 - Jr 38,9 - Jr 38,10 - Jr 38,11 - Jr 38,12 - Jr 38,13 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13kai eilkusan auton tois schoiniois kai anègagon
auton ek tou lakkou kai ekathisen ieremias en tè aulè tès fulakès |
13 et extraxerunt Hieremiam funibus et eduxerunt
eum de lacu mansit autem Hieremias in vestibulo carceris |
|
13 En zij trokken Jeremia bij de zelen, en haalden
hem op uit de kuil; en Jeremia bleef in het voorhof der bewaring. |
[13] Toen trokken ze hem aan de touwen uit de put
omhoog. Jeremia verbleef nu weer in het kwartier van de wacht. |
[13] en zo trokken ze hem uit de put omhoog. Vanaf
dat moment verbleef hij weer in het kwartier van de paleiswacht. |
13 Ze trekken Jeremia op met de touwen en halen
hem omhoog, de put uit; dan zit Jeremia weer in de gevangenisvoorhof. |
13. Alors ils soulevèrent Jérémie
au moyen des cordes et le remontèrent de la citerne. Et Jérémie
resta dans la cour de garde. |
|
King James version : 13: So they drew up Jeremiah with cords, and took him
up out of the dungeon: and Jeremiah remained in the court of the prison.
Tekstuitleg van Jr 38,13
Heimelijk gesprek met Sedekia . Jr 38,14-28
. - Jr 38 --
verwijzingen
-- Jr 38,1-6
-- Jr 38,7-13
-- Jr 38,14-28
-- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 -
Jr 38,14 - Jr 38,14 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
14kai apesteilen o basileus kai ekalesen auton pros
eauton eis oikian aselisi tèn en oikô kuriou kai eipen autô o basileus
erôtèsô se logon kai mè dè krupsès ap' emou rèma |
14 et misit rex Sedecias et tulit ad se Hieremiam
prophetam ad ostium tertium quod erat in domo Domini et dixit rex
ad Hieremiam interrogo ego te sermonem ne abscondas a me aliquid |
|
14 Toen zond de koning Zedekia henen, en liet den
profeet Jeremia tot zich halen, in den derden ingang, die aan des
HEEREN huis was; en de koning zeide tot Jeremia: Ik zal u een ding
vragen, verheel geen ding voor mij. |
[14] Koning Sedekia liet de profeet Jeremia bij
zich brengen bij de derde ingang van het huis van de heer en zei tegen
hem: ‘Ik heb u iets te vragen, verberg niets voor mij.’ |
[14] Op een dag liet koning Sedekia de profeet Jeremia
opnieuw bij zich komen, in het derde poortgebouw van de tempel. Hij
zei tegen hem: ‘Ik wil weten of de HEER gesproken heeft. Verzwijg
niets voor me.’ |
•• 14 ¶ Koning Tsidkiahoe zendt
bericht en haalt de profeet Jeremia naar zich toe in de derde ingang
van het huis van de ENE; de koning zegt tot Jeremia: ik vraag je om
een woord, onthoud het mij niet, een woord! |
14. Le roi Sédécias envoya chercher
le prophète Jérémie à la troisième
entrée du Temple de Yahvé. Le roi dit à Jérémie
: «Je veux te réclamer une parole; ne me la cèle
pas!» |
|
King James version : 14: Then Zedekiah the king sent, and took Jeremiah the prophet
unto him into the third entry that is in the house of the LORD: and the king said
unto Jeremiah, I will ask thee a thing; hide nothing from me.
Tekstuitleg van
Jr 38,15 - Jr 38,15 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
15kai eipen ieremias tô basilei ean anaggeilô soi
ouchi thanatô me thanatôseis kai ean sumbouleusô soi ou mè akousès
mou |
15 dixit autem Hieremias ad Sedeciam si adnuntiavero
tibi numquid non interficies me et si consilium tibi dedero non me
audies |
|
15 En Jeremia zeide tot Zedekia: Als ik het u verklaren
zal, zult gij mij niet zekerlijk doden? En als ik u raad zal geven,
gij zult toch naar mij niet horen. |
[15] Maar Jeremia zei tegen Sedekia: ‘Als
ik niets verberg, laat u mij doden en als ik u een raad geef, luistert
u niet.’ |
[15] ‘Als ik het u vertel,’ antwoordde
Jeremia, ‘zult u me laten doden; en als ik u raad geef, zult
u toch niet naar me luisteren.’ |
15 Jeremia zegt tot Tsidkiahoe: wanneer ik het
meld, zul je me dan niet doodgewoon doden?– wanneer ik je iets
aanraad hoor je al niet naar mij! |
15. Jérémie répondit à
Sédécias : «Si je te la proclame, tu me feras
mourir, n'est ce pas? Et si je te conseille, tu ne m'écouteras
pas!» |
|
King James version : 15: Then Jeremiah said unto Zedekiah, If I declare it unto
thee, wilt thou not surely put me to death? and if I give thee counsel, wilt thou
not hearken unto me?
Tekstuitleg van
Jr 38,16 - Jr 38,16 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
16kai ômosen autô o basileus legôn zè kurios os
epoièsen èmin tèn psuchèn tautèn ei apoktenô se kai ei dôsô se eis
cheiras tôn anthrôpôn toutôn |
16 iuravit ergo rex Sedecias Hieremiae clam dicens
vivit Dominus qui fecit nobis animam hanc si occidero te et si tradidero
te in manu virorum istorum qui quaerunt animam tuam |
|
16 Toen zwoer de koning Zedekia aan Jeremia in het
verborgene, zeggende: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die ons deze
ziel gemaakt heeft: Indien ik u zal doden, of indien ik u zal overgeven
in de hand dezer mannen, die uw ziel zoeken! |
[16] Koning Sedekia verzekerde hem daarop in het
diepste geheim: ‘Bij de heer die ons het leven heeft gegeven,
ik laat u niet doden; ik lever u niet uit aan uw vijanden.’
|
[16] Maar koning Sedekia zwoer Jeremia in het geheim:
‘Zo waar de HEER, die ons dit leven heeft geschonken, leeft,
ik zal u niet doden of uitleveren aan de mannen die u naar het leven
staan.’ |
16 Dan bezweert koning Tsidkiahoe aan Jeremia en
zegt hij in het geheim: bij het leven van de ENE die ons deze ziel
gemaakt heeft: als ik jou ooit dood, en als ik jou ooit overgeef in
de hand van die mannen die op zoek zijn naar je ziel! |
16. Alors le roi Sédécias fit en
secret ce serment à Jérémie : «Par Yahvé
vivant, qui nous a donné cette vie, je ne te ferai pas mourir
et ne te livrerai pas aux mains de ces gens qui en veulent à
ta vie.» |
|
King James version : 16: So Zedekiah the king sware secretly unto Jeremiah, saying,
As the LORD liveth, that made us this soul, I will not put thee to death, neither
will I give thee into the hand of these men that seek thy life.
Tekstuitleg van
Jr 38,17 - Jr 38,17 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
17kai eipen autô ieremias outôs eipen kurios ean
exelthôn exelthès pros ègemonas basileôs babulônos kai zèsetai è psuchè
sou kai è polis autè ou mè katakauthè en puri kai zèsè su kai è oikia
sou |
17 et dixit Hieremias ad Sedeciam haec dicit Dominus
exercituum Deus Israhel si profectus exieris ad principes regis Babylonis
vivet anima tua et civitas haec non succendetur igni et salvus eris
tu et domus tua |
|
17 Jeremia dan zeide tot Zedekia: Zo zegt de HEERE,
de God der heirscharen, de God Israëls: Indien gij gewilliglijk
tot de vorsten des koning van Babel zult uitgaan, zo zal uw ziel leven,
en deze stad zal niet verbrand worden met vuur; en gij zult leven,
gij en uw huis. |
[17] Daarop zei Jeremia tegen Sedekia: ‘Zo
spreekt de heer, de God van de machten, Israëls God: Als u zich
overgeeft aan de bevelhebbers van de koning van Babel, blijft u leven
en wordt de stad niet in as gelegd. U blijft leven met heel uw familie. |
[17] Toen zei Jeremia: ‘Dit zegt de HEER,
de God van de hemelse machten, de God van Israël: Als u zich
overgeeft aan de bevelhebbers van de koning van Babylonië, zult
u in leven blijven. Deze stad zal niet in vlammen opgaan en u en uw
familie zullen worden gespaard. |
•• 17 Dan zegt Jeremia tot Tsidkiahoe:
zo heeft gezegd de ENE, de God der heirscharen, de God van Israël:
als je, de stad uit, uittrekt naar de vorsten van de koning van Babel
zal je ziel overleven en deze stad zal niet worden verbrand in het
vuur; leven zul je, jijzelf, en je huis ook, |
17. Alors Jérémie dit à Sédécias
: «Ainsi parle Yahvé, le Dieu Sabaot, le Dieu d'Israël.
Si tu sors pour te rendre aux officiers du roi de Babylone, tu sauveras
ta vie et cette ville ne sera pas incendiée; vous survivrez,
toi et ta famille. |
|
King James version : 17: Then said Jeremiah unto Zedekiah, Thus saith the LORD,
the God of hosts, the God of Israel; If thou wilt assuredly go forth unto the
king of Babylon's princes, then thy soul shall live, and this city shall not be
burned with fire; and thou shalt live, and thine house:
Tekstuitleg van
Jr 38,18 - Jr 38,18 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
18kai ean mè exelthès dothèsetai è polis autè eis
cheiras tôn chaldaiôn kai kausousin autèn en puri kai su ou mè sôthès |
18 si autem non exieris ad principes regis Babylonis
tradetur civitas haec in manu Chaldeorum et succendent eam igni et
tu non effugies de manu eorum |
|
18 Maar indien gij tot de vorsten des konings van
Babel niet zult uitgaan, zo zal deze stad gegeven worden in de hand
der Chaldeeën, en zij zullen ze met vuur verbranden; ook zult
gij van hunlieder hand niet ontkomen. |
[18] Maar als u zich niet overgeeft aan de bevelhebber
van de koning van Babel, valt de stad in handen van de Chaldeeën.
Die leggen haar in as en uzelf zult niet ontsnappen.’ |
[18] Maar als u zich niet overgeeft aan de bevelhebbers
van de koning van Babylonië, zal deze stad in handen van de Chaldeeën
worden gegeven. Ze zullen haar in vlammen doen opgaan en u zult niet
aan hen ontkomen.’ |
18 en als je niet uittrekt naar de vorsten van
de koning van Babel: overgegeven wordt dan deze stad in de hand van
de Kasdiem, die haar zullen verbranden in het vuur; en jij, jij zult
niet ontkomen aan hun hand! |
18. Mais si tu ne sors pas pour te rendre aux officiers
du roi de Babylone, cette ville sera livrée aux mains des Chaldéens
qui l'incendieront; quand à toi, tu n'échapperas pas
à leurs mains.» |
|
King James version : 18: But if thou wilt not go forth to the king of Babylon's
princes, then shall this city be given into the hand of the Chaldeans, and they
shall burn it with fire, and thou shalt not escape out of their hand.
Tekstuitleg van
Jr 38,19 - Jr 38,19 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
19kai eipen o basileus tô ieremia egô logon echô
tôn ioudaiôn tôn pefeugotôn pros tous chaldaious mè dôsein me eis
cheiras autôn kai katamôkèsontai mou |
19 et dixit rex Sedecias ad Hieremiam sollicitus
sum propter Iudaeos qui transfugerunt ad Chaldeos ne forte tradar
in manus eorum et inludant mihi |
|
19 En de koning Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben
bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeeën gevallen zijn, dat
zij mij misschien in derzelver hand overgeven, en zij den spot met
mij drijven. |
[19] Maar koning Sedekia zei tegen Jeremia: ‘Ik
ben bang voor de Judeeërs die al naar de Chaldeeën zijn
overgelopen. Als men mij aan hen uitlevert, zullen ze mij gruwelijk
mishandelen.’ |
[19] Koning Sedekia zei: ‘Ik ben bang voor
de Judeeërs die naar de Chaldeeën zijn overgelopen. Als
ik aan hen word uitgeleverd, zullen ze me martelen.’ |
•• 19 Maar koning Tsidkiahoe zegt tot
Jeremia: ik ducht de Judeeërs die naar de Kasdiem zijn afgevallen,
dat ze mij zullen overgeven in hún hand en dat die hun spel
met mij zullen drijven! |
19. Alors le roi Sédécias dit à
Jérémie : «J'ai peur des Judéens qui sont
passés aux Chaldéens; ceux-ci pourraient me livrer entre
leurs mains et ils me maltraiteraient.» |
|
King James version : 19: And Zedekiah the king said unto Jeremiah, I am afraid
of the Jews that are fallen to the Chaldeans, lest they deliver me into their
hand, and they mock me.
Tekstuitleg van
Jr 38,20 - Jr 38,20 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
20kai eipen ieremias ou mè paradôsin se akouson
ton logon kuriou on egô legô pros se kai beltion estai soi kai zèsetai
è psuchè sou |
20 respondit autem Hieremias non te tradent audi
quaeso vocem Domini quam ego loquor ad te et bene tibi erit et vivet
anima tua |
|
20 En Jeremia zeide: Zij zullen u niet overgeven;
wees toch gehoorzaam aan de stem des HEEREN, naar dewelke ik tot u
spreek; zo zal het u welgaan, en uw ziel zal leven. |
[20] Jeremia antwoordde: ‘Dat zal niet gebeuren.
Luister toch naar wat de heer u door mij laat zeggen; dan zal het
u goed gaan en blijft u in leven. |
[20] ‘Dat zal niet gebeuren,’ antwoordde
Jeremia. ‘Luister toch naar de HEER, in wiens naam ik tot u
spreek, dan loopt het goed met u af en blijft u in leven. |
• 20 Jeremia zegt: ze zullen je niet overgeven;
gehoorzaam toch de stem van de ENE in wat ik tot jou uitspreek; dan
zal het je goed gaan en je ziel zal leven; |
20. Jérémie répondit : «On
ne te livrera pas. Ecoute donc la voix de Yahvé, selon laquelle
je t'ai parlé, alors tu t'en trouveras bien et tu auras la
vie sauve. |
|
King James version : 20: But Jeremiah said, They shall not deliver thee. Obey,
I beseech thee, the voice of the LORD, which I speak unto thee: so it shall be
well unto thee, and thy soul shall live.
Tekstuitleg van
Jr 38,21 - Jr 38,21 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
21kai ei mè theleis su exelthein outos o logos on
edeixen moi kurios |
21 quod si nolueris egredi iste est sermo quem ostendit
mihi Dominus |
|
21 Maar indien gij weigert uit te gaan, zo is dit
het woord, dat de HEERE mij heeft doen zien; |
[21] Maar als u zich niet overgeeft, dan gebeurt
wat de heer mij liet zien. |
[21] Maar als u weigert u over te geven, zal gebeuren
wat de HEER mij heeft laten zien: |
21 maar als jij blijft weigeren om de stad uit te
trekken,– dan is dit het woord dat de ENE mij heeft doen zien:
|
21. Mais si tu refuses de sortir, vois ce que Yahvé
m'a montré. |
|
King James version : 21: But if thou refuse to go forth, this is the word that
the LORD hath shewed me:
Tekstuitleg van
Jr 38,22 - Jr 38,22 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
22kai idou pasai ai gunaikes ai kataleiftheisai
en oikia basileôs iouda exègonto pros archontas basileôs babulônos
kai autai elegon èpatèsan se kai dunèsontai soi andres eirènikoi sou
kai katalusousin en olisthèmasin podas sou apestrepsan apo sou |
22 ecce omnes mulieres quae remanserunt in domo
regis Iuda educentur ad principes regis Babylonis et ipsae dicent
seduxerunt te et praevaluerunt adversum te viri pacifici tui demerserunt
in caeno et lubrico pedes tuos et recesserunt a te |
|
22 Ziedaar, al de vrouwen, die in het huis des konings
van Juda zijn overgebleven, zullen uitgevoerd worden tot de vorsten
des konings van Babel; en dezelve zullen zeggen: Uw vredegenoten hebben
u aangehitst, en hebben u overmocht; uw voeten zijn in den modder
gezonken; zij zijn achterwaarts gekeerd! |
[22] Alle vrouwen die nog in het paleis van de
koning van Juda zijn, worden weggevoerd naar de bevelhebbers van de
koning van Babel. Dan zullen ze zeggen: “Ze hebben u bedrogen
en overweldigd, die goede vrienden van u. Nu uw voeten wegzakken in
de modder, trekken zij zich terug.” |
[22] Alle vrouwen die nog in uw paleis overgebleven
zijn, zullen naar de bevelhebbers van de koning van Babylonië
worden gevoerd, terwijl ze zeggen: “Vrienden hebben u opgestookt
en laten u vallen: nu uw voeten in de modder blijven steken, zijn
ze van u weggevlucht.” |
22 zie, alle vrouwen die zijn overgebleven in het
huis van Juda’s koning worden de stad uitgeleid naar de vorsten
van de koning van Babel,– zie, zij zeggen: misleid en overmocht
hebben jou mannen zo vol van jouw vrede; zinken jouw voeten weg in
het slijk dan deinzen zij achteruit! |
22. Voici : toutes les femmes qui demeurent encore
au palais du roi de Juda seront menées aux officiers du roi
de Babylone; et elles diront Ils t'ont séduit, ils t'ont dupé,
tes bons amis! Tes pieds pataugent dans le bourbier, eux sont partis!
|
|
King James version : 22: And, behold, all the women that are left in the king
of Judah's house shall be brought forth to the king of Babylon's princes, and
those women shall say, Thy friends have set thee on, and have prevailed against
thee: thy feet are sunk in the mire, and they are turned away back.
Tekstuitleg van
Jr 38,23 - Jr 38,23 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
23kai tas gunaikas sou kai ta tekna sou exaxousin
pros tous chaldaious kai su ou mè sôthès oti en cheiri basileôs babulônos
sullèmfthèsè kai è polis autè katakauthèsetai |
23 et omnes uxores tuae et filii tui educentur
ad Chaldeos et non effugies manus eorum sed in manu regis Babylonis
capieris et civitatem hanc conburet igni |
|
23 Zij zullen dan al uw vrouwen en al uw zonen tot
de Chaldeeën uitvoeren; ook zult gij zelf van hun hand niet ontkomen;
maar gij zult door de hand des konings van Babel gegrepen worden,
en gij zult deze stad met vuur verbranden. |
[23] Uw vrouwen en kinderen worden weggevoerd naar
de Chaldeeën en ook uzelf zult niet ontkomen. U wordt gevangengenomen
door de koning van Babel en deze stad wordt in as gelegd.’ |
[23] Al uw vrouwen en uw kinderen worden aan de
Chaldeeën uitgeleverd. Ook u zult niet aan hen ontkomen, maar
gevangengenomen worden en aan de koning van Babylonië worden
uitgeleverd. En deze stad zal in vlammen opgaan.’* |
– 23 al je vrouwen en je kinderen leiden ze
uit naar de Kasdiem, en ook jij zult niet aan hun hand ontkomen,–
nee, door de hand van Babels koning zul jij worden gegrepen en deze
stad zal worden verbrand in het vuur! |
23. Oui, toutes tes femmes et tes enfants, on les
mènera aux Chaldéens. Et toi, tu n'échapperas
pas à leurs mains, mais tu seras prisonnier, dans la poigne
du roi de Babylone. Quant à cette ville, elle sera incendiée.»
|
|
King James version : 23: So they shall bring out all thy wives and thy children
to the Chaldeans: and thou shalt not escape out of their hand, but shalt be taken
by the hand of the king of Babylon: and thou shalt cause this city to be burned
with fire.
Tekstuitleg van
Jr 38,24 - Jr 38,24 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
24kai eipen autô o basileus anthrôpos mè gnôtô ek
tôn logôn toutôn kai su ou mè apothanès |
24 dixit ergo Sedecias ad Hieremiam nullus sciat
verba haec et non morieris |
|
24 Toen zeide Zedekia tot Jeremia: Dat niemand
wete van deze woorden, zo zult gij niet sterven. |
[24] Daarop zei Sedekia: ‘Als uw leven u lief
is, laat dan niemand hier iets van te weten komen. |
[24] Sedekia zei tegen Jeremia: ‘Als uw leven
u lief is, vertel dan niemand iets over ons gesprek. |
• 24 Dan zegt Tsidkiahoe tot Jeremia: laat
niemand weten van deze woorden, dan sterf je niet! |
24. Sédécias dit à Jérémie
: «Que nul n'ait connaissance de ces paroles, sinon tu mourrais. |
|
24: Then said Zedekiah unto Jeremiah, Let no man know of these words, and
thou shalt not die.
Jr 38,25 - Jr 38,25 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
25kai ean akousôsin oi archontes oti elalèsa soi
kai elthôsin pros se kai eipôsin soi anaggeilon èmin ti elalèsen soi
o basileus mè krupsès af' èmôn kai ou mè anelômen se kai ti elalèsen
pros se o basileus |
25 si autem audierint principes quia locutus sum
tecum et venerint ad te et dixerint tibi indica nobis quid locutus
sis cum rege ne celes nos et non te interficiemus et quid locutus
est tecum rex |
|
25 En als de vorsten zullen horen, dat ik met u
gesproken heb, en tot u komen, en tot u zeggen: Verklaar ons nu, wat
hebt gij tot den koning gesproken? verheel het niet voor ons, zo zullen
wij u niet doden; en wat heeft de koning tot u gesproken? |
[25] Als de edelen toch van ons onderhoud zouden
horen en dan bij u komen en vragen: “Laat horen wat u tegen
de koning gezegd hebt; als u ons niets verzwijgt, zullen wij u niet
doden”; of als zij vragen: “Wat heeft de koning gezegd?”,
|
[25] Als mijn raadsheren te weten komen dat ik
met u gesproken heb, zullen ze naar u toe komen en vragen wat u gezegd
hebt en wat ik gezegd heb. Ze zullen dreigen u te doden als u het
niet vertelt. |
– 25 wanneer de vorsten horen dat ik met jou
gesproken heb, en tot jou komen zullen en tot je zeggen zullen: meld
ons toch wat je tot de koning hebt gesproken, onthoud ons dat niet,
dan doden we je niet: wat heeft de koning tot jou gesproken? |
25. Si les princes apprennent mon entretien avec
toi et viennent te dire : Fais-nous connaître ce que tu as dit
au roi et ce que t'a dit le roi, ne nous cache rien, sinon nous te
ferons mourir, |
|
King James version : 25: But if the princes hear that I have talked with thee,
and they come unto thee, and say unto thee, Declare unto us now what thou hast
said unto the king, hide it not from us, and we will not put thee to death; also
what the king said unto thee:
Tekstuitleg van
Jr 38,26 - Jr 38,26 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
26kai ereis autois riptô egô to eleos mou kat' ofthalmous
tou basileôs pros to mè apostrepsai me eis oikian iônathan apothanein
ekei |
26 dices ad eos prostravi ego preces meas coram
rege ne me reduci iuberet in domum Ionathan et ibi morerer |
|
26 Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking
voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten
brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven. |
[26] dan moet u antwoorden: “Ik heb de koning
gesmeekt om mij niet terug te sturen naar het huis van Jonatan om
daar te sterven.” ’ |
[26] Zeg dan: “Ik heb de koning gesmeekt
mij niet te laten teruggaan naar het huis van Jonatan, want daar zou
ik sterven.”’ |
– 26 zeggen moet je dan tot hen: ik viel met
mijn smeken om genade neer voor het aanschijn van de koning,–
dat hij mij niet zou laten terugkeren in het huis van Jehonatan om
daar de dood te vinden! |
26. tu leur répondras : Je présentais
cette requête devant le roi qu'il ne me renvoie pas chez Yehonatân
pour y mourir.» |
|
King James version : 26: Then thou shalt say unto them, I presented my supplication
before the king, that he would not cause me to return to Jonathan's house, to
die there.
Tekstuitleg van
Jr 38,27 - Jr 38,27 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
27kai èlthosan pantes oi archontes pros ieremian
kai èrôtèsan auton kai anèggeilen autois kata pantas tous logous toutous
ous eneteilato autô o basileus kai apesiôpèsan oti ouk èkousthè logos
kuriou |
27 venerunt ergo omnes principes ad Hieremiam et
interrogaverunt eum et locutus est eis iuxta omnia verba quae praeceperat
ei rex et cessaverunt ab eo nihil enim fuerat auditum |
|
27 Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, en
hem vraagden, verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die de koning
geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak niet was gehoord.
|
[27] Toen de edelen inderdaad bij Jeremia kwamen
en hem trachtten uit te horen, zei hij hun precies wat de koning hem
had opgedragen. Ze moesten hem toen wel met rust laten, want niemand
had het gesprek gehoord. |
[27] En toen de raadsheren naar Jeremia kwamen
en hem ondervroegen, zei hij hun precies wat de koning hem had opgedragen.
Ze lieten hem verder met rust, want niemand had iets over de inhoud
van het gesprek gehoord. |
• 27 Als dan al die vorsten tot Jeremia komen
en hem de vraag stellen, meldt hij hun naar al deze bewoordingen die
de koning hem heeft geboden,– en laten ze hem met rust, want
niemand heeft van het gesprek iets gehoord |
27. Tous les princes vinrent en effet trouver Jérémie
et l'interroger. Il les renseigna exactement comme le roi avait ordonné.
Ils le laissèrent donc tranquille, car l'entretien n'avait
pas été entendu. |
|
King James version : 27: Then came all the princes unto Jeremiah, and asked
him: and he told them according to all these words that the king had commanded.
So they left off speaking with him; for the matter was not perceived.
Tekstuitleg van
Jr 38,28 - Jr 38,28 : Heimelijk gesprek met Sedekia - Jr
38 -- verwijzingen
-- Jr
38,1-6 -- Jr
38,7-13 -- Jr
38,14-28 -- Jr 38,14 - Jr 38,15 - Jr 38,16 - Jr 38,17 - Jr 38,18 - Jr 38,19 - Jr 38,20 - Jr 38,21 - Jr 38,22 - Jr 38,23 - Jr 38,24 - Jr 38,25 - Jr 38,26 - Jr 38,27 - Jr 38,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
28kai ekathisen ieremias en tè aulè tès fulakès
eôs chronou ou sunelèmfthè ierousalèm |
28 mansit vero Hieremias in vestibulo carceris
usque ad diem quo capta est Hierusalem et factum est ut caperetur
Hierusalem |
|
28 En Jeremia bleef in het voorhof der bewaring
tot op den dag, dat Jeruzalem werd ingenomen; en hij was er nog, als
Jeruzalem was |
[28] Jeremia bleef in het kwartier van de wacht,
totdat Jeruzalem werd ingenomen; bij de inname was hij daar nog. |
[28] Jeremia bleef in het kwartier van de paleiswacht,
tot de dag dat Jeruzalem werd ingenomen. Toen Jeruzalem ingenomen
werd |
. • 28 Zo blijft Jeremia in de gevangenisvoorhof
zitten tot aan de dag dat Jeruzalem wordt ingenomen; ••
hij was daar nog toen Jeruzalem werd ingenomen. |
28. Et Jérémie resta dans la cour
de garde, jusqu'à ce que Jérusalem fut prise. Et il
y était quand Jérusalem fut prise. |
|
King James version : 28: So Jeremiah abode in the court of the prison until
the day that Jerusalem was taken: and he was there when Jerusalem was taken.
Tekstuitleg van
chapter 45 1kai èkousen safatias uios mathan kai godolias uios paschôr kai
iôachal uios selemiou tous logous ous elalei ieremias epi ton laon legôn2outôs
eipen kurios o katoikôn en tè polei tautè apothaneitai en romfaia kai en limô
kai o ekporeuomenos pros tous chaldaious zèsetai kai estai è psuchè autou eis
eurema kai zèsetai3oti outôs eipen kurios paradidomenè paradothèsetai è polis
autè eis cheiras dunameôs basileôs babulônos kai sullèmpsetai autèn4kai eipan
tô basilei anairethètô dè o anthrôpos ekeinos oti autos ekluei tas cheiras tôn
anthrôpôn tôn polemountôn tôn kataleipomenôn en tè polei kai tas cheiras pantos
tou laou lalôn pros autous kata tous logous toutous oti o anthrôpos outos ou
chrèsmologei eirènèn tô laô toutô all' è ponèra5kai eipen o basileus idou autos
en chersin umôn oti ouk èdunato o basileus pros autous6kai erripsan auton eis
ton lakkon melchiou uiou tou basileôs os èn en tè aulè tès fulakès kai echalasan
auton eis ton lakkon kai en tô lakkô ouk èn udôr all' è borboros kai èn en tô
borborô7kai èkousen abdemelech o aithiops kai autos en oikia tou basileôs oti
edôkan ieremian eis ton lakkon kai o basileus èn en tè pulè beniamin8kai exèlthen
pros auton kai elalèsen pros ton basilea kai eipen9eponèreusô a epoièsas tou
apokteinai ton anthrôpon touton apo prosôpou tou limou oti ouk eisin eti artoi
en tè polei10kai eneteilato o basileus tô abdemelech legôn labe eis tas cheiras
sou enteuthen triakonta anthrôpous kai anagage auton ek tou lakkou ina mè apothanè11kai
elaben abdemelech tous anthrôpous kai eisèlthen eis tèn oikian tou basileôs
tèn upogeion kai elaben ekeithen palaia rakè kai palaia schoinia kai erripsen
auta pros ieremian eis ton lakkon12kai eipen tauta thes upokatô tôn schoiniôn
kai epoièsen ieremias outôs13kai eilkusan auton tois schoiniois kai anègagon
auton ek tou lakkou kai ekathisen ieremias en tè aulè tès fulakès14kai apesteilen
o basileus kai ekalesen auton pros eauton eis oikian aselisi tèn en oikô kuriou
kai eipen autô o basileus erôtèsô se logon kai mè dè krupsès ap' emou rèma15kai
eipen ieremias tô basilei ean anaggeilô soi ouchi thanatô me thanatôseis kai
ean sumbouleusô soi ou mè akousès mou16kai ômosen autô o basileus legôn zè kurios
os epoièsen èmin tèn psuchèn tautèn ei apoktenô se kai ei dôsô se eis cheiras
tôn anthrôpôn toutôn17kai eipen autô ieremias outôs eipen kurios ean exelthôn
exelthès pros ègemonas basileôs babulônos kai zèsetai è psuchè sou kai è polis
autè ou mè katakauthè en puri kai zèsè su kai è oikia sou18kai ean mè exelthès
dothèsetai è polis autè eis cheiras tôn chaldaiôn kai kausousin autèn en puri
kai su ou mè sôthès19kai eipen o basileus tô ieremia egô logon echô tôn ioudaiôn
tôn pefeugotôn pros tous chaldaious mè dôsein me eis cheiras autôn kai katamôkèsontai
mou20kai eipen ieremias ou mè paradôsin se akouson ton logon kuriou on egô legô
pros se kai beltion estai soi kai zèsetai è psuchè sou21kai ei mè theleis su
exelthein outos o logos on edeixen moi kurios22kai idou pasai ai gunaikes ai
kataleiftheisai en oikia basileôs iouda exègonto pros archontas basileôs babulônos
kai autai elegon èpatèsan se kai dunèsontai soi andres eirènikoi sou kai katalusousin
en olisthèmasin podas sou apestrepsan apo sou23kai tas gunaikas sou kai ta tekna
sou exaxousin pros tous chaldaious kai su ou mè sôthès oti en cheiri basileôs
babulônos sullèmfthèsè kai è polis autè katakauthèsetai24kai eipen autô o basileus
anthrôpos mè gnôtô ek tôn logôn toutôn kai su ou mè apothanès25kai ean akousôsin
oi archontes oti elalèsa soi kai elthôsin pros se kai eipôsin soi anaggeilon
èmin ti elalèsen soi o basileus mè krupsès af' èmôn kai ou mè anelômen se kai
ti elalèsen pros se o basileus26kai ereis autois riptô egô to eleos mou kat'
ofthalmous tou basileôs pros to mè apostrepsai me eis oikian iônathan apothanein
ekei27kai èlthosan pantes oi archontes pros ieremian kai èrôtèsan auton kai
anèggeilen autois kata pantas tous logous toutous ous eneteilato autô o basileus
kai apesiôpèsan oti ouk èkousthè logos kuriou28kai ekathisen ieremias en tè
aulè tès fulakès eôs chronou ou sunelèmfthè ierousalèm
1 audivit autem Saphatias filius Matthan et Gedelias filius Phassur et Iuchal
filius Selemiae et Phassur filius Melchiae sermones quos Hieremias loquebatur
ad omnem populum dicens 2 haec dicit Dominus quicumque manserit in civitate
hac morietur gladio et fame et peste qui autem profugerit ad Chaldeos vivet
et erit anima eius sospes et vivens 3 haec dicit Dominus tradenda tradetur civitas
haec in manu exercitus regis Babylonis et capiet eam 4 et dixerunt principes
regi rogamus ut occidatur homo iste de industria enim dissolvit manus virorum
bellantium qui remanserunt in civitate hac et manus universi populi loquens
ad eos iuxta verba haec siquidem homo hic non quaerit pacem populi huius sed
malum 5 et dixit rex Sedecias ecce ipse in manibus vestris est nec enim fas
est regem vobis quicquam negare 6 tulerunt ergo Hieremiam et proiecerunt eum
in lacu Melchiae filii Ammelech qui erat in vestibulo carceris et submiserunt
Hieremiam in funibus et in lacum non erat aqua sed lutum descendit itaque Hieremias
in caenum 7 audivit autem Abdemelech Aethiops vir eunuchus qui erat in domo
regis quod misissent Hieremiam in lacum porro rex sedebat in porta Beniamin
8 et egressus est Abdemelech de domo regis et locutus est ad regem dicens 9
domine mi rex malefecerunt viri isti omnia quaecumque perpetrarunt contra Hieremiam
prophetam mittentes eum in lacum ut moriatur ibi fame non sunt enim panes ultra
in civitate 10 praecepit itaque rex Abdemelech Aethiopi dicens tolle tecum hinc
triginta viros et leva Hieremiam prophetam de lacu antequam moriatur 11 adsumptis
ergo Abdemelech secum viris ingressus est domum regis quae erat sub cellario
et tulit inde veteres pannos et antiqua quae conputruerant et submisit ea ad
Hieremiam in lacum per funiculos 12 dixitque Abdemelech Aethiops ad Hieremiam
pone veteres pannos et haec scissa et putrida sub cubitu manuum tuarum et subter
funes fecit ergo Hieremias sic 13 et extraxerunt Hieremiam funibus et eduxerunt
eum de lacu mansit autem Hieremias in vestibulo carceris 14 et misit rex Sedecias
et tulit ad se Hieremiam prophetam ad ostium tertium quod erat in domo Domini
et dixit rex ad Hieremiam interrogo ego te sermonem ne abscondas a me aliquid
15 dixit autem Hieremias ad Sedeciam si adnuntiavero tibi numquid non interficies
me et si consilium tibi dedero non me audies 16 iuravit ergo rex Sedecias Hieremiae
clam dicens vivit Dominus qui fecit nobis animam hanc si occidero te et si tradidero
te in manu virorum istorum qui quaerunt animam tuam 17 et dixit Hieremias ad
Sedeciam haec dicit Dominus exercituum Deus Israhel si profectus exieris ad
principes regis Babylonis vivet anima tua et civitas haec non succendetur igni
et salvus eris tu et domus tua 18 si autem non exieris ad principes regis Babylonis
tradetur civitas haec in manu Chaldeorum et succendent eam igni et tu non effugies
de manu eorum 19 et dixit rex Sedecias ad Hieremiam sollicitus sum propter Iudaeos
qui transfugerunt ad Chaldeos ne forte tradar in manus eorum et inludant mihi
20 respondit autem Hieremias non te tradent audi quaeso vocem Domini quam ego
loquor ad te et bene tibi erit et vivet anima tua 21 quod si nolueris egredi
iste est sermo quem ostendit mihi Dominus 22 ecce omnes mulieres quae remanserunt
in domo regis Iuda educentur ad principes regis Babylonis et ipsae dicent seduxerunt
te et praevaluerunt adversum te viri pacifici tui demerserunt in caeno et lubrico
pedes tuos et recesserunt a te 23 et omnes uxores tuae et filii tui educentur
ad Chaldeos et non effugies manus eorum sed in manu regis Babylonis capieris
et civitatem hanc conburet igni 24 dixit ergo Sedecias ad Hieremiam nullus sciat
verba haec et non morieris 25 si autem audierint principes quia locutus sum
tecum et venerint ad te et dixerint tibi indica nobis quid locutus sis cum rege
ne celes nos et non te interficiemus et quid locutus est tecum rex 26 dices
ad eos prostravi ego preces meas coram rege ne me reduci iuberet in domum Ionathan
et ibi morerer 27 venerunt ergo omnes principes ad Hieremiam et interrogaverunt
eum et locutus est eis iuxta omnia verba quae praeceperat ei rex et cessaverunt
ab eo nihil enim fuerat auditum 28 mansit vero Hieremias in vestibulo carceris
usque ad diem quo capta est Hierusalem et factum est ut caperetur Hierusalem
: