JESAJA 5 , Js 5 -- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5 -- Js 5,1-7 -- Js
5,8-24 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html
Overzicht van Jesaja : - Js
1 - Js 2
- Js 3 - Js
4 - Js 5
- Js 6 - Js
7 - Js 8
- Js 9 - Js
10 - Js 11
- Js 12
- Js 13 - Js
14 - Js 15
- Js 16
- Js 17 - Js
18 - Js 19
- Js 20
- Js 21 - Js
22 - Js 23
- Js 24
- Js 25 - Js
26 - Js 27
- Js 28
- Js 29 - Js
30 - Js 31
- Js 32
- Js 33 - Js
34 - Js 35
- Js 36
- Js 37 - Js
38 - Js 39
- Js 40
- Js 41 - Js
42 - Js 43
- Js 44
- Js 45 - Js
46 - Js 47
- Js 48
- Js 49 - Js
50 - Js 51
- Js 52
- Js 53 - Js
54 - Js 55
- Js 56
- Js 57 - Js
58 - Js 59
- Js 60
- Js 61 - Js
62 - Js 63
- Js 64
- Js 65 - Js
66 -
Uitleg vers per vers : - Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - Js
5,25 - Js
5,26 - Js
5,27 - Js
5,28 - Js
5,29 - Js
5,30 -
- bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
<- Js 5,1-7. Het lied van de wijngaard
- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5 --
Js 5,1-7 --
Js 5,8-24
-- Js 5,1
- Js 5,2
- Js 5,3
- Js 5,4
- Js 5,5
- Js 5,6
- Js 5,7
-
Js 5,1 - Js
5,1. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
ΑΣΩ δὴ τῷ ἠγαπημένῳ ἆσμα τοῦ ἀγαπητοῦ μου τῷ ἀμπελῶνί μου. ἀμπελὼν ἐγενήθη τῷ ἠγαπημένῳ ἐν κέρατι, ἐν τόπῳ πίονι. |
1 cantabo dilecto meo canticum patruelis mei vineae suae vinea facta est dilecto meo in cornu filio olei |
|
1 Nu zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten
zingen van Zijn wijngaard; Mijn Beminde heeft een wijngaard op een
vetten heuvel. |
[1] Ik* wil zingen voor mijn dierbare vriend, het
lied van mijn dierbare vriend en zijn wijngaard. Mijn vriend had een
wijngaard op een vruchtbare helling. |
[1] Voor mijn geliefde wil ik zingen het lied van
mijn lief en zijn wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard, gelegen
op vruchtbare grond. |
1 ¶ Laat ik toch zingen van mijn geliefde, het lied
van mijn liefste, over zijn wijngaard!– een wijngaard had mijn geliefde,
op een helling heel vruchtbaar. |
1. Que je chante à mon bien-aimé le chant de mon
ami pour sa vigne. Mon bien-aimé avait une vigne, sur un coteau fertile.
|
|
King James Bible. [1] Now will I sing to my wellbeloved a song of my beloved
touching his vineyard. My wellbeloved hath a vineyard in a very fruitful hill:
Luther-Bibel. 5 1 Wohlan, ich will meinem lieben Freunde singen, ein Lied von
meinem Freund und seinem Weinberg. Mein Freund hatte einen Weinberg auf einer
fetten Höhe.
Tekstuitleg van Js
5,1.1
א אָשִׁירָה נָּא לִידִידִי, שִׁירַת דּוֹדִי לְכַרְמוֹ: כֶּרֶם הָיָה לִידִידִי, בְּקֶרֶן בֶּן-שָׁמֶן.
7. ἀμπελῶν (= amplôn: wijngaard, wijnberg; zn nom mann enk).
- L: vinea. Fr: vigne. Ned: wijn-gaard. E: vineyard.
Js 5,2 - Js
5,2. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
2 καὶ φραγμὸν περιέθηκα καὶ ἐχαράκωσα καὶ ἐφύτευσα ἄμπελον Σωρὴχ καὶ ὠκοδόμησα πύργον ἐν μέσῳ αὐτοῦ καὶ προλήνιον ὤρυξα ἐν αὐτῷ· καὶ ἔμεινα τοῦ ποιῆσαι σταφυλήν, ἐποίησε δὲ ἀκάνθας |
2 et sepivit eam et lapides elegit ex illa et plantavit eam electam et aedificavit turrem in medio eius et torcular extruxit in ea et expectavit ut faceret uvas et fecit labruscas 2 quod si etiam vivit Dominus dixerint et hoc falso
iurabunt |
|
2 En Hij heeft dien omtuind, en van stenen gezuiverd,
en Hij heeft hem beplant met edele wijnstokken; en Hij heeft in deszelfs
midden een toren gebouwd, en ook een wijnbak daarin uitgehouwen; en
Hij heeft verwacht, dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij
heeft stinkende druiven voortgebracht. |
[2] Hij spitte hem om, verwijderde de stenen en
beplantte hem met edelwingerd. Hij bouwde er een wachttoren en kapte
ook een wijnpers uit. Nu verwachtte hij dat hij druiven zou dragen,
maar hij bracht slechts wilde bessen voort. |
[2] Hij bewerkte de grond, haalde de stenen eruit
en plantte een edele druivensoort. Hij bouwde er een wachttoren, hakte
ook een perskuip uit. Hij verwachtte veel van zijn wijngaard, maar
die bracht slechts wrange druiven voort. |
2 Hij woelde hem om, ontsteende hem, beplantte hem
met edelwingerd, bouwde een toren op zijn plek en ook een perskuip
hakte hij erin uit; hij mocht hopen dat hij druiven voortbracht maar
hij bracht stinkbessen voort! |
2. Il la bêcha, il l'épierra, il y planta du raisin
vermeil. Au milieu il bâtit une tour, il y creusa même un pressoir.
Il attendait de beaux raisins : elle donna des raisins sauvages. |
|
King James Bible. [2] And he fenced it, and gathered out the stones thereof,
and planted it with the choicest vine, and built a tower in the midst of it,
and also made a winepress therein: and he looked that it should bring forth
grapes, and it brought forth wild grapes.
Luther-Bibel. 2 Und er grub ihn um und entsteinte ihn und pflanzte darin edle
Reben. Er baute auch einen Turm darin und grub eine Kelter und wartete darauf,
dass er gute Trauben brächte; aber er brachte schlechte.
Tekstuitleg van Js
5,2.
3. ἐφύτευσα (= efuteusa: ik plantte; wkw act ind aor 1ste pers enk van het wkw φυτευω = futeuô: planten, voortbrengen, verwekken). Taalgebruik in het NT: futeuô
(voortplanten, telen). Js
5,2. Zie Mc 12,1: ἐφύτευσεν (= efuteusen: hij plantte; wkw act ind aor 3de pers enk van het wkw φυτευω = futeuô: planten, voortbrengen, verwekken).
Js 5,3 - Js
5,3. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
3 καὶ νῦν, οἱ ἐνοικοῦντες ἐν ῾Ιερουσαλὴμ καὶ ἄνθρωπος τοῦ ᾿Ιούδα, κρίνατε ἐν ἐμοὶ καὶ ἀναμέσον τοῦ ἀμπελῶνός μου. 3kai nun anthrôpos tou iouda kai oi enoikountes
en ierousalèm krinate en emoi kai ana meson tou ampelônos
mou |
3 nunc ergo habitator Hierusalem et vir Iuda iudicate inter me et inter vineam meam 3 Domine oculi tui respiciunt fidem percussisti
eos et non doluerunt adtrivisti eos et rennuerunt accipere disciplinam
induraverunt facies suas super petram noluerunt reverti |
|
3 Nu dan, gij inwoners van Jeruzalem, en gij mannen
van Juda, oordeelt toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard. |
[3] Welnu, bewoners van Jeruzalem, mensen van Juda,
doe uitspraak tussen Mij en mijn wijngaard. |
[3] Welnu, inwoners van Juda en Jeruzalem, spreek
recht tussen mij en mijn wijngaard. |
3 Welnu, ingezetene van Jeruzalem en manvolk van
Juda,– spreekt toch recht tussen mij en mijn wijngaard! |
3. Et maintenant, habitants de Jérusalem et gens
de Juda, soyez juges entre moi et ma vigne. |
|
King James Bible. [3] And now, O inhabitants of Jerusalem, and men of Judah,
judge, I pray you, betwixt me and my vineyard.
Luther-Bibel. 3 Nun richtet, ihr Bürger zu Jerusalem und ihr Männer Judas,
zwischen mir und meinem Weinberg!
Tekstuitleg van Js
5,3.
5. jëhûdâh (Juda). Taalgebruik in Tenach : jëhûdâh
(Juda). Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh
(Juda). Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³
X 3). Tenach (633). Js (20) : (1) Js
1,1. (2) Js
2,1. (3) Js
5,3. (4) Js
5,7. (5) Js
7,1. (6) Js
7,17. (7) Js
9,20. (8) Js
11,12. (9) Js
11,13. (10) Js
19,17. (11) Js
22,8. (12) Js
22,21. (13) Js
26,1. (14) Js
36,1. (15) Js
37,10. (16) Js
37,31. (17) Js
38,9. (18) Js
40,9. (19) Js
44,26. (20) Js
48,1.
Js 5,4 - Js
5,4. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
4 τί ποιήσω ἔτι τῷ ἀμπελώνί μου καὶ οὐκ ἐποίησα αὐτῷ; διότι ἔμεινα τοῦ ποιῆσαι σταφυλήν, ἐποίησε δὲ ἀκάνθας. 4ti poièsô eti tô ampelôni
mou kai ouk epoièsa autô dioti emeina tou poièsai
stafulèn epoièsen de akanthas |
4 quid est quod debui ultra facere vineae meae et non feci ei an quod expectavi ut faceret uvas et fecit labruscas 4 ego autem dixi forsitan pauperes sunt et stulti
ignorantes viam Domini iudicium Dei sui |
|
4 Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk
Ik aan hem niet gedaan heb? Waarom heb Ik verwacht, dat hij goede
druiven voortbrengen zou, en hij heeft stinkende druiven voortgebracht? |
[4] Wat kon Ik nog voor mijn wijngaard doen dat
Ik niet heb gedaan? Waarom bracht hij slechts wilde bessen voort,
terwijl Ik verwachtte dat hij druiven zou dragen? |
[4] Wat kon ik meer aan mijn wijngaard doen, wat
heb ik te weinig gedaan? Ik verwachtte zo veel van mijn wijngaard,
waarom bracht hij slechts wrange druiven voort? |
4 Wat nog te doen aan mijn wijngaard dat ik niet
aan hem heb gedaan?– waarom mocht ik hopen dat hij druiven voortbracht
en bracht hij stinkbessen voort? |
4. Que pouvais-je encore faire pour ma vigne que
je n'aie fait ? Pourquoi espérais-je avoir de beaux raisins, et a-t-elle
donné des raisins sauvages ? |
|
King James Bible. [4] What could have been done more to my vineyard, that
I have not done in it? wherefore, when I looked that it should bring forth grapes,
brought it forth wild grapes?
Luther-Bibel. 4 Was sollte man noch mehr tun an meinem Weinberg, das ich nicht
getan habe an ihm? Warum hat er denn schlechte Trauben gebracht, während ich
darauf wartete, dass er gute brächte?
Tekstuitleg van Js
5,4.
Js 5,5 - Js
5,5. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
5 νῦν δὲ ἀναγγελῶ ὑμῖν τί ἐγὼ ποιήσω τῷ ἀμπελῶνί μου· ἀφελῶ τὸν φραγμὸν αὐτοῦ καὶ ἔσται εἰς διαρπαγήν, καὶ καθελῶ τὸν τοῖχον αὐτοῦ καὶ ἔσται εἰς καταπάτημα· 5nun de anaggelô umin ti poièsô
tô ampelôni mou afelô ton fragmon autou kai estai
eis diarpagèn kai kathelô ton toichon autou kai estai
eis katapatèma |
5 et nunc ostendam vobis quid ego faciam vineae meae auferam sepem eius et erit in direptionem diruam maceriam eius et erit in conculcationem5 ibo igitur ad optimates et loquar eis ipsi enim
cognoverunt viam Domini iudicium Dei sui et ecce magis hii simul confregerunt
iugum ruperunt vincula |
|
5 Nu dan, Ik zal ulieden nu bekend maken, wat Ik
Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, opdat hij zij
tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding. |
[5] Welnu, Ik zal u vertellen wat Ik met mijn wijngaard
ga doen. Zijn omheining haal Ik weg, zodat hij kaal wordt gevreten;
zijn muren verniel Ik, zodat hij wordt vertrapt. |
[5] Luister, ik zal jullie vertellen wat ik met
mijn wijngaard ga doen: Ik ruk de doornhaag uit en breek de muur af,
zodat hij verbrand en vertrapt kan worden. |
5 Welnu, laat ik u toch doen weten wat ik ga doen
aan mijn wijngaard: zijn doornhaag weghalen, dat hij wordt om kaal
te plukken, bressen slaan in zijn muur, dat hij iets wordt om te vertrappen.
|
5. Et maintenant, que je vous apprenne ce que je
vais faire à ma vigne! en ôter la haie pour qu'on vienne la brouter,
en briser la clôture pour qu'on la piétine; |
|
King James Bible. [5] And now go to; I will tell you what I will do to my
vineyard: I will take away the hedge thereof, and it shall be eaten up; and
break down the wall thereof, and it shall be trodden down:
Luther-Bibel. 5 Wohlan, ich will euch zeigen, was ich mit meinem Weinberg tun
will! Sein Zaun soll weggenommen werden, dass er verwüstet werde, und seine
Mauer soll eingerissen werden, dass er zertreten werde.
Tekstuitleg van Js
5,5.
Js 5,6 - Js
5,6. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
6 καὶ ἀνήσω τὸν ἀμπελωνά μου καὶ οὐ τμηθῇ οὐδὲ μὴ σκαφῇ, καὶ ἀναβήσονται εἰς αὐτὸν ὡς εἰς χέρσον ἄκανθαι· καὶ ταῖς νεφέλαις ἐντελοῦμαι τοῦ μὴ βρέξαι εἰς αὐτὸν ὑετόν.6kai anèsô ton ampelôna mou kai
ou mè tmèthè oude mè skafè kai
anabèsetai eis auton ôs eis cherson akantha kai tais
nefelais enteloumai tou mè brexai eis auton ueton |
6 et ponam eam desertam non putabitur et non fodietur et ascendent vepres et spinae et nubibus mandabo ne pluant super eam imbrem
6 idcirco percussit eos leo de silva lupus ad vesperam
vastavit eos pardus vigilans super civitates eorum omnis qui egressus
fuerit ex eis capietur quia multiplicatae sunt praevaricationes eorum
confortatae sunt aversiones eorum |
|
6 En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet
besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin
opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. |
[6] Een wildernis maak Ik ervan, hij wordt niet
gesnoeid en niet gewied, distels en doorns groeien er hoog, en de
wolken verbied Ik om hem met regen te besproeien. |
[6] Ik zal hem laten verwilderen, er wordt niet
meer gesnoeid, niet meer gewied, dorens en distels schieten er op.
De wolken zal ik opdragen geen regen op hem te laten vallen. |
6 Ik maak een wildernis van hem: hij wordt niet
gesnoeid en niet behakt, oprukken zal doorn en distel; en over de
wolken zal ik gebieden geen regen over hem te regenen. |
6. j'en ferai un maquis : elle ne sera ni taillée
ni sarclée, ronces et épines y croîtront, j'interdirai aux nuages
d'y faire tomber la pluie. |
|
King James Bible. [6] And I will lay it waste: it shall not be pruned, nor
digged; but there shall come up briers and thorns: I will also command the clouds
that they rain no rain upon it.
Luther-Bibel. 6 Ich will ihn wüst liegen lassen, dass er nicht beschnitten
noch gehackt werde, sondern Disteln und Dornen darauf wachsen, und will den
Wolken gebieten, dass sie nicht darauf regnen.
Tekstuitleg van Js
5,6.
15. mâtâr (regen). Taalgebruik in Tenach : mâtâr
(regen). Status constructus mëtar. Getalwaarde : mem = 13 of 40 ,
tet = 9 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 249 (3 X 83). Tenach
(19) : (1) Dt
11,14. (2) Dt
11,17. (3) Dt
28,12. (4) Dt
28,24. (5) 2
S 1,21. (6) 1
K 8,35. (7) 1
K 8,36. (8) 1
K 18,1. (9) Js
5,6. (10) Js
30,23. (11) Zach
10,1. (12) Ps
147,8. (13) Spr
28,3. (14) Job
5,10. (15) Job
36,27. (16) Job
37,6. (17) 2
Kr 6,26. (18) 2
Kr 6,27. (19) 2
Kr 7,13.
Js 5,7 - Js
5,7. Het lied van de wijngaard - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,1-7 -- Js
5,8-24 -- Js
5,1 - Js
5,2 - Js
5,3 - Js
5,4 - Js
5,5 - Js
5,6 - Js
5,7 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
7o gar ampelôn kuriou sabaôth oikos
tou israèl estin kai anthrôpos tou iouda neofuton ègapèmenon
emeina tou poièsai krisin epoièsen de anomian kai ou
dikaiosunèn alla kraugèn |
7 super quo propitius tibi esse potero filii tui
dereliquerunt me et iurant in his qui non sunt dii saturavi eos et
moechati sunt et in domo meretricis luxuriabantur |
|
7 Want de wijngaard van den HEERE der heirscharen
is het huis van Israël, en de mannen van Juda zijn een plant zijner
verlustigingen; en Hij heeft gewacht naar recht, maar ziet, het is
schurftheid, naar gerechtigheid, maar ziet, het is geschreeuw. |
[7] De wijngaard van de heer van de machten is het
huis van Israël, zijn bevoorrechte planten zijn de mensen van
Juda. Hij hoopte op recht, maar Hij zag onrecht, Hij zag geen betrachting,
maar verkrachting van recht. |
[7] Israël is de wijngaard van de HEER van de hemelse
machten, de uitgelezen aanplant zijn de inwoners van Juda. Hij verwachtte
recht, maar oogstte onrecht, hij zocht rechtsbetrachting, maar vond
rechtsverkrachting. Zesvoudig wee over de onrechtvaardigen |
7 Want de wijngaard van de ENE, de Omschaarde, is
het huis Israël en het manvolk van Juda is de planting waarin hij
zich verlustigde; hij mocht hopen op recht en zie, het werd slecht,
op gerechtigheid, en zie geschrei! •• |
7. Eh bien! la vigne de Yahvé Sabaot, c'est la maison
d'Israël, et l'homme de Juda, c'est son plant de choix. Il attendait
le droit et voici l'iniquité, la justice et voici les cris. |
|
King James Bible. [7] For the vineyard of the LORD of hosts is the house of
Israel, and the men of Judah his pleasant plant: and he looked for judgment,
but behold oppression; for righteousness, but behold a cry.
Luther-Bibel. 7 Des HERRN Zebaoth Weinberg aber ist das Haus Israel und die
Männer Judas seine Pflanzung, an der sein Herz hing. Er wartete auf Rechtsspruch,
siehe, da war Rechtsbruch, auf Gerechtigkeit, siehe, da war Geschrei über Schlechtigkeit.
Weherufe über die Sünden der Großen
Tekstuitleg van Js
5,7.
8. jëhûdâh (Juda). Taalgebruik in Tenach : jëhûdâh
(Juda). Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh
(Juda). Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³
X 3). Tenach (633). Js (20) : (1) Js
1,1. (2) Js
2,1. (3) Js
5,3. (4) Js
5,7. (5) Js
7,1. (6) Js
7,17. (7) Js
9,20. (8) Js
11,12. (9) Js
11,13. (10) Js
19,17. (11) Js
22,8. (12) Js
22,21. (13) Js
26,1. (14) Js
36,1. (15) Js
37,10. (16) Js
37,31. (17) Js
38,9. (18) Js
40,9. (19) Js
44,26. (20) Js
48,1.
Js 5,8-24. Weespreiken
tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5 --
Js 5,8-24
-- Js 5,8
- Js 5,9
- Js 5,10
- Js 5,11
- Js 5,12
- Js 5,13
- Js 5,14
- Js 5,15
- Js 5,16
- Js 5,17
- Js 5,18
- Js 5,19
- Js 5,20
- Js 5,21
- Js 5,22
- Js 5,23
- Js 5,24
-
Js 5,8 - Js
5,8 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
8ouai oi sunaptontes oikian pros oikian kai agron
pros agron eggizontes ina tou plèsion afelôntai ti mè
oikèsete monoi epi tès gès |
8 equi amatores et admissarii facti sunt unusquisque
ad uxorem proximi sui hinniebat |
|
8 Wee dengenen, die huis aan huis trekken, akker
aan akker brengen, totdat er geen plaats meer zij, en dat gijlieden
alleen inwoners gemaakt wordt in het midden des lands! |
[8] Wee* degene die huis na huis opkoopt, die akker
bij akker trekt tot er geen plaats meer overblijft, en alleen hij
nog bezittingen heeft in het land. |
[8] Wee degenen die zich huis na huis toe-eigenen,
die akker na akker samenvoegen, tot er voor niemand meer ruimte is
en zij alleen het land bewonen. |
8 ¶ Wee wie huis aan huis laten raken, veld tot
veld laten naderen,– totdat er geen plaats meer is en gij alléén gezeten
zijt in de ruimte van het land! |
8. Malheur à ceux qui ajoutent maison à maison,
qui joignent champ à champ jusqu'à ne plus laisser de place et rester
seuls habitants au milieu du pays. |
|
King James Bible. [8] Woe unto them that join house to house, that lay field
to field, till there be no place, that they may be placed alone in the midst
of the earth!
Luther-Bibel. 8 Weh denen, die ein Haus zum andern bringen und einen Acker
an den andern rücken, bis kein Raum mehr da ist und sie allein das Land besitzen!
Tekstuitleg van Js
5,8.
1. hôj (wee). Taalgebruik in Tenach : hoj
(wee). Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7). Structuur : 5 - 6 - 1. Gr. ouai. Lat. vae. Fr. malheur. E. woe. D. weh. Js (22) : (1) Js
1,4. (2) Js
1,24. (3) Js
5,8. (4) Js
5,11. (5) Js
5,18. (6) Js
5,20. (7) Js
5,21. (8) Js
5,22. (9) Js
10,1. (10) Js
10,5. (11) Js
16,4. (12) Js
17,12. (13) Js
18,1. (14) Js
28,1. (15) Js
29,1. (16) Js
29,15. (17) Js
30,1. (18) Js
31,1. (19) Js
33,1. (20) Js
45,9. (21) Js
45,10. (22) Js
55,1.
Js 5,9 - Js
5,9 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
9èkousthè gar eis ta ôta kuriou
sabaôth tauta ean gar genôntai oikiai pollai eis erèmon
esontai megalai kai kalai kai ouk esontai oi enoikountes en autais |
9 numquid super his non visitabo dicit Dominus
et in gente tali non ulciscetur anima mea |
|
9 Voor mijn oren heeft de HEERE der heirscharen
gesproken: Zo niet vele huizen tot verwoesting zullen worden, de grote
en de treffelijke zonder inwoner! |
[9] In mijn oren klinkt de eed van de heer van de
machten: ‘Die talrijke huizen vallen in puin, ook de mooiste
en grootste staan leeg en verlaten. |
[9] Ik hoor de HEER van de hemelse machten zweren:
‘Al die huizen zullen tot puin vervallen, zelfs de grootste en mooiste
worden niet meer bewoond. |
9 In mijn oren hoor ik de ENE, de Omschaarde: als
niet die vele huizen tot woestenij worden, groot en schoon maar zonder
dat er iemand zit! |
9. A mes oreilles, Yahvé Sabaot l'a juré : Oui,
nombre de maisons seront réduites en ruine, grandes et belles, elles
seront inhabitées. |
|
King James Bible. [9] In mine ears said the LORD of hosts, Of a truth many
houses shall be desolate, even great and fair, without inhabitant.
Luther-Bibel. 9 Es ist in meinen Ohren das Wort des HERRN Zebaoth: Fürwahr,
die vielen Häuser sollen veröden und die großen und feinen leer stehen.
Tekstuitleg van Js
5,9.
7. bijvoegl. naamw. mann. mv. rabbîm (vele) van het bijvoegl. naamw.
rab (veel, talrijk, groot). Taalgebruik in Tenach : rab
(veel, talrijk, groot). Taalgebruik in Jesaja : rab
(veel, talrijk, groot). Getalwaarde : resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal
: 22 (2X 11) OF 202 (2 X 101) ; structuur : 2 - 2. Gr. polus (veel). Taalgebruik
in de Septuaginta : polus
(veel). Taalgebruik in het N.T. : polus
(veel). Een vorm van polus (veel) in de Septuaginta (822) , in het N.T.
(353). Tenach (170). Js (11) : (1) Js
2,3. (2) Js
2,4. (3) Js
5,9. (4) Js
8,15. (5) Js
17,12. (6) Js
17,13. (7) Js
23,3. (8) Js
52,14. (9) Js
52,15. (10) Js
53,12. (11) Js
54,1.
Js 5,10 - Js
5,10 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
10ou gar ergôntai deka zeugè boôn
poièsei keramion en kai o speirôn artabas ex poièsei
metra tria |
10 ascendite muros eius et dissipate consummationem
autem nolite facere auferte propagines eius quia non sunt Domini |
|
10 Ja, tien bunderen wijngaards zullen een enig
bath geven, en een homer zaads zal een efa geven. |
[10] Een wijngaard van tien morgen levert slechts
één bat op, en één ezelslast zaad slechts*
één efa koren.’ |
[10] Een uitgestrekte wijngaard levert amper wijn
op, een berg zaaigoed maar één zak graan.’ |
10 Ja, tien tomen wijngaard zullen één emmer voortbrengen,–
een zak zaad brengt een bakje voort. • |
10. Car dix arpents de vigne ne donneront qu'un
tonnelet, et un muid de semence ne produira qu'une mesure. |
|
King James Bible. [10] Yea, ten acres of vineyard shall yield one bath, and
the seed of an homer shall yield an ephah.
Luther-Bibel. 10 Denn zehn Morgen Weinberg sollen nur einen Eimer geben und
zehn Scheffel Saat nur einen Scheffel.
Tekstuitleg van Js
5,10.
Js 5,11 - Js
5,11 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
11ouai oi egeiromenoi to prôi kai to sikera
diôkontes oi menontes to opse o gar oinos autous sugkausei |
11 praevaricatione enim praevaricata est in me domus
Israhel et domus Iuda ait Dominus |
|
11 Wee dengenen, die, zich vroeg opmakende in den
morgenstond, sterken drank najagen, en vertoeven tot in de schemering,
totdat de wijn hen heeft verhit! |
[11] Wee hun die al ’s ochtends vroeg op zoek
gaan naar sterke drank, en die zich tot laat in de avond verhitten
met wijn. |
[11] Wee degenen die ’s ochtends in alle vroegte
naarstig op zoek gaan naar drank, die zich tot diep in de nacht door
wijn laten benevelen. |
11 Wee wie ‘s ochtends vroeg hun schouders rechten
om op jacht te gaan naar drank wie het láát maken in de schemer tot
ze gloeien van wijn! |
11. Malheur à ceux qui se lèvent tôt le matin pour
courir à la boisson, qui s'attardent le soir, ivres de vin. |
|
King James Bible. [11] Woe unto them that rise up early in the morning, that
they may follow strong drink; that continue until night, till wine inflame them!
Luther-Bibel. 11 Weh denen, die des Morgens früh auf sind, dem Saufen nachzugehen,
und sitzen bis in die Nacht, dass sie der Wein erhitzt,
Tekstuitleg van Js
5,11.
1. hôj (wee). Taalgebruik in Tenach : hoj
(wee). Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7). Structuur : 5 - 6 - 1. Gr. ouai. Lat. vae. Fr. malheur. E. woe. D. weh. Js (22) : (1) Js
1,4. (2) Js
1,24. (3) Js
5,8. (4) Js
5,11. (5) Js
5,18. (6) Js
5,20. (7) Js
5,21. (8) Js
5,22. (9) Js
10,1. (10) Js
10,5. (11) Js
16,4. (12) Js
17,12. (13) Js
18,1. (14) Js
28,1. (15) Js
29,1. (16) Js
29,15. (17) Js
30,1. (18) Js
31,1. (19) Js
33,1. (20) Js
45,9. (21) Js
45,10. (22) Js
55,1.
Js 5,12 - Js
5,12 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
12meta gar kitharas kai psaltèriou kai tumpanôn
kai aulôn ton oinon pinousin ta de erga kuriou ouk emblepousin
kai ta erga tôn cheirôn autou ou katanoousin |
12 negaverunt Dominum et dixerunt non est ipse neque
veniet super nos malum gladium et famem non videbimus |
|
12 En harpen en luiten, trommelen en pijpen, en
wijn zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen het werk des HEEREN
niet, en zij zien niet op het maaksel Zijner handen. |
[12] Zij houden maar drinkgelagen bij citer en harp,
bij fluit en tamboerijn, maar op de daden van de heer letten zij niet,
het werk van zijn handen bemerken zij niet. |
[12] Bij al hun drinkgelagen klinkt muziek van lier
en tamboerijn, van trommel en fluit. Maar voor de daden van de HEER
hebben zij geen oog, wat hij tot stand brengt zien ze niet. |
12 Wezen moet er: harp en luit, trom en fluit en
wijn bij hun drinkgelagen; maar het werk van de ENE kijken ze niet
aan, het doen van zijn handen hebben ze nooit gezien. |
12. Ce ne sont que harpes et cithares, tambourins
et flûtes, et du vin pour leurs beuveries. Mais pour l'œuvre de Yahvé,
pas un regard, l'action de ses mains, ils ne la voient pas. |
|
King James Bible. [12] And the harp, and the viol, the tabret, and pipe, and
wine, are in their feasts: but they regard not the work of the LORD, neither
consider the operation of his hands.
Luther-Bibel. 12 und haben Harfen, Zithern, Pauken, Pfeifen und Wein in ihrem
Wohlleben, aber sehen nicht auf das Werk des HERRN und schauen nicht auf das
Tun seiner Hände!
Tekstuitleg van Js
5,12.
Js 5,13 - Js
5,13 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13toinun aichmalôtos o laos mou egenèthè
dia to mè eidenai autous ton kurion kai plèthos egenèthè
nekrôn dia limon kai dipsan udatos |
13 prophetae fuerunt in ventum et responsum non
fuit in eis haec ergo evenient illis |
|
13 Daarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd
worden, omdat het geen wetenschap heeft; en deszelfs heerlijken zullen
honger lijden, en hun menigte zal verdorren van dorst. |
[13] Daarom gaat mijn volk in ballingschap voordat
zij het vermoeden; de edelen vergaan van honger, de massa versmacht
van dorst. |
[13] Daarom gaat mijn volk in ballingschap, zonder
in te zien waarom. Hun edelen komen om van de honger, de massa versmacht
van dorst. |
13 Daarom wacht mijn gemeente ballingschap, omdat
ik niet gekend word,– zijn eer uitgeteerd van honger, zijn menigte
versmachtend van dorst. |
13. C'est pourquoi mon peuple est exilé, faute de
connaissance; sa noblesse : des gens affamés! ses foules séchant de
soif! |
|
King James Bible. [13] Therefore my people are gone into captivity, because
they have no knowledge: and their honourable men are famished, and their multitude
dried up with thirst.
Luther-Bibel. 13 Darum wird mein Volk weggeführt werden unversehens, und seine
Vornehmen müssen Hunger leiden und die lärmende Menge Durst.
Tekstuitleg van Js
5,13.
6. - khabhôd (heerlijkheid). Taalgebruik in Tenach : kabhôd
(heerlijkheid). Taalgebruik in Jesaja : kabhôd
(heerlijkheid). Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , beth = 2 , waw = 6 , daleth
= 4. Totaal : 11 + 2 + 6 + 4 of 20 + 2 + 6 + 4 = 23 of 32. khabhod = 17. In
het Hebreeuws betekent het zwaarte (b.v. van zijn mantel). In het Grieks getransponeerd
naar iets lichts , heerlijks : doxa. Lat. gloria. Fr. gloire. E. glory.
Ned. heerlijkheid. D. Herrlichkeit. In veertien verzen in Js : (1) Js
4,5. (2) Js
11,10. (3) Js
16,14. (4) Js
17,4. (5) Js
21,16. (6) Js
22,23. (7) Js
22,24. (8) Js
24,23. (9) Js
35,2. (10) Js
40,5. (11) Js
42,12. (12) Js
58,8. (13) Js
60,13. (14) Js
66,12.
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid). Verbindingswoord waw en het
zelfstandig naamwoord khabhôd (heerlijkheid).
- khebhôdô (zijn heerlijkheid) . Getalwaarde : kaph = 11 of
20 , beth = 2 , waw = 6 , daleth = 4 , waw = 6. Totaal : 11 + 2 + 6 + 4 + 6
= 29 of 38. In vier verzen in Js : (1) Js
3,8. (2) Js
6,3. (3) Js
8,7. (4) Js
59,19.
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid). In zesentwintig verzen in
de bijbel. In zeven verzen in combinatie met JHWH. In twee verzen in Js :
(1) Js 40,5. (2) Js 58,8.
- ûkhëbhôdô (en zijn heerlijkheid). In twee verzen in
de bijbel : (1) Js
5,13. (2) Js
60,2.
Js 5,14 - Js
5,14 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
14kai eplatunen o adès tèn psuchèn
autou kai diènoixen to stoma autou tou mè dialipein
kai katabèsontai oi endoxoi kai oi megaloi kai oi plousioi
kai oi loimoi autès |
14 haec dicit Dominus Deus exercituum quia locuti
estis verbum istud ecce ego do verba mea in ore tuo in ignem et populum
istum ligna et vorabit eos |
|
14 Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren,
en zijn mond opendoen, zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid,
en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. |
[14] Daarom opent het dodenrijk zijn keel, spert
het zijn muil mateloos open; luister* en tumult verzinken erin, hun
gonzende leven en luidruchtige vreugde. |
[14] Het dodenrijk opent zijn keel, het spert zijn
muil wijd open. Daar verdwijnt de bloem der natie, verzinkt de massa,
daar verstommen de druktemakers en feestvierders. |
14 Daarom zal het dodenrijk zijn keel wijd maken,
zijn mond mateloos opensperren; neerdalen zal daarin zijn luister
en zijn menigte, zijn gedruis en zijn vrolijkheid. |
14. C'est pourquoi le shéol dilate sa gorge et bée
d'une gueule démesurée. Ils y descendent, ses nobles, ses foules et
ses criards, et ils y exultent. |
|
King James Bible. [14] Therefore hell hath enlarged herself, and opened her
mouth without measure: and their glory, and their multitude, and their pomp,
and he that rejoiceth, shall descend into it.
Luther-Bibel. 14 Daher hat das Totenreich den Schlund weit aufgesperrt und
den Rachen aufgetan ohne Maß, dass hinunterfährt, was da prangt und lärmt, alle
Übermütigen und Fröhlichen.
Tekstuitleg van Js
5,14.
Js 5,15 - Js
5,15 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
15kai tapeinôthèsetai anthrôpos
kai atimasthèsetai anèr kai oi ofthalmoi oi meteôroi
tapeinôthèsontai |
15 ecce ego adducam super vos gentem de longinquo
domus Israhel ait Dominus gentem robustam gentem antiquam gentem cuius
ignorabis linguam nec intelleges quid loquatur |
|
15 Dan zal de gemene man nedergebogen worden, en
de aanzienlijke man zal vernederd worden, en de ogen der hovaardigen
zullen vernederd worden. |
[15] Dan wordt de mens vernederd, iedereen neergeslagen,
de hooghartige ogen van de mensen worden vernederd. |
[15] Zij worden vernederd, ze moeten buigen, wie
trots was, zal de ogen neerslaan. |
15 Dan wordt de mens verlaagd, de man vernederd;
de hoge ogen worden vernederd. |
15. Le mortel a été humilié, l'homme a été abaissé
et les yeux des orgueilleux sont baissés. |
|
King James Bible. [15] And the mean man shall be brought down, and the mighty
man shall be humbled, and the eyes of the lofty shall be humbled:
Luther-Bibel. 15 So wird gebeugt der Mensch und gedemütigt der Mann, und die
Augen der Hoffärtigen werden erniedrigt,
Tekstuitleg van Js
5,15.
Js 5,16 - Js
5,16 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
16kai upsôthèsetai kurios sabaôth
en krimati kai o theos o agios doxasthèsetai en dikaiosunè |
16 faretra eius quasi sepulchrum patens universi
fortes |
|
16 Doch de HEERE der heirscharen zal verhoogd worden
door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd worden door gerechtigheid.
|
[16] Maar de heer van de machten wordt groot in
zijn oordeel, in zijn gerechtigheid toont de heilige* God zijn heiligheid.
|
[16] De HEER van de hemelse machten houdt het recht
hoog, de heilige God toont zich heilig in zijn gerechtigheid. |
16 Verhoogd wordt dan de ENE, de Omschaarde, door
recht,– de Godheid die de heilige is zal geheiligd worden door gerechtigheid. |
16. Yahvé Sabaot fut exalté dans son jugement et
le Dieu saint a révélé sa sainteté dans la justice. |
|
King James Bible. [16] But the LORD of hosts shall be exalted in judgment,
and God that is holy shall be sanctified in righteousness.
Luther-Bibel. 16 aber der HERR Zebaoth wird hoch sein im Gericht und Gott,
der Heilige, sich heilig erweisen in Gerechtigkeit.
Tekstuitleg van Js
5,16.
Js 5,17 - Js
5,17 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
17kai boskèthèsontai oi dièrpasmenoi
ôs tauroi kai tas erèmous tôn apeilèmmenôn
arnes fagontai |
17 et comedet segetes tuas et panem tuum devorabit
filios tuos et filias tuas comedet gregem tuum et armenta tua comedet
vineam tuam et ficum tuam et conteret urbes munitas tuas in quibus
tu habes fiduciam gladio |
|
17 En de lammeren zullen weiden naar hun wijze,
en de vreemdelingen zullen de woeste plaatsen der vetten eten. |
[17] Lammeren grazen op het puin als op hun weide*
en vette dieren voeden zich op de ruïnes. |
[17] De schapen zullen grazen als op hun eigen grond,
rondzwerven tussen de puinhopen van de rijken. |
17 Lammeren zullen er weiden als op hun dreef,–
op woeste gronden lopen vette geiten te vreten. |
17. Les agneaux paîtront comme dans leurs pâtures,
les pacages dévastés des bêtes grasses seront la nourriture des chevreaux. |
|
King James Bible. [17] Then shall the lambs feed after their manner, and the
waste places of the fat ones shall strangers eat.
Luther-Bibel. 17 Da werden dann Lämmer weiden wie auf ihrer Trift und Ziegen
sich nähren in den Trümmerstätten der Hinweggerafften.
Tekstuitleg van Js
5,17.
Js 5,18 - Js
5,18 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
18ouai oi epispômenoi tas amartias ôs
schoiniô makrô kai ôs zugou imanti damaleôs
tas anomias |
18 verumtamen et diebus illis ait Dominus non faciam
vos in consummationem |
|
18 Wee dengenen, die de ongerechtigheid trekken
met koorden der ijdelheid, en de zonde als met dikke wagenzelen! |
[18] Wee hun die de straf naar zich toe trekken
met schapenkoorden en de vergelding met ossentouwen, |
[18] Wee degenen die de straf naar zich toe halen
met de touwen van onrecht, en de zonde met de dissel van een wagen;
|
18 ¶ Wee die de ellende aanslepen aan koorden van
valsheid,– als met touwen van een kalverkar de zonde. |
18. Malheur à qui tire la faute avec les liens
de la tromperie, et le péché comme avec un trait de chariot; |
|
King James Bible. [18] Woe unto them that draw iniquity with cords of vanity,
and sin as it were with a cart rope:
Luther-Bibel. 18 Weh denen, die das Unrecht herbeiziehen mit Stricken der Lüge
und die Sünde mit Wagenseilen
Tekstuitleg van Js
5,18.
1. hôj (wee). Taalgebruik in Tenach : hoj
(wee). Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7). Structuur : 5 - 6 - 1. Gr. ouai. Lat. vae. Fr. malheur. E. woe. D. weh. Js (22) : (1) Js
1,4. (2) Js
1,24. (3) Js
5,8. (4) Js
5,11. (5) Js
5,18. (6) Js
5,20. (7) Js
5,21. (8) Js
5,22. (9) Js
10,1. (10) Js
10,5. (11) Js
16,4. (12) Js
17,12. (13) Js
18,1. (14) Js
28,1. (15) Js
29,1. (16) Js
29,15. (17) Js
30,1. (18) Js
31,1. (19) Js
33,1. (20) Js
45,9. (21) Js
45,10. (22) Js
55,1.
Js 5,19 - Js
5,19 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
19oi legontes to tachos eggisatô a poièsei
ina idômen kai elthatô è boulè tou agiou
israèl ina gnômen |
19 quod si dixeritis quare fecit Dominus Deus noster
nobis haec omnia dices ad eos sicut dereliquistis me et servistis
deo alieno in terra vestra sic servietis alienis in terra non vestra
|
|
19 Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn
werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den
raadslag des Heiligen van Israël, dat wij het vernemen! |
[19] die durven zeggen: ‘Laat Hij zich haasten en
spoed zetten achter zijn werk, zodat wij het zien; laat het raadsbesluit
van de Heilige van Israël maar komen en worden uitgevoerd, zodat wij
het leren kennen.’ |
[19] die smalen: ‘Laat de HEER opschieten en zijn
werk afmaken. Wij willen het nu wel eens zien. Laat de Heilige van
Israël komen met zijn plan en het uitvoeren, zodat we het eindelijk
weten.’ |
19 Die zeggen: laat hij zich haasten, laat hij snel
zijn met zijn doen, opdat wij het zien!– laat naderen en binnenkomen
de raadslag van de heilige van Israël, dat wij die kennen! •• |
19. à ceux qui disent : « Qu'il fasse vite, qu'il
hâte son œuvre, pour que nous la voyions; que s'approche et se réalise
le projet du Saint d'Israël, que nous le reconnaissions. » |
|
King James Bible. [19] That say, Let him make speed, and hasten his work,
that we may see it: and let the counsel of the Holy One of Israel draw nigh
and come, that we may know it!
Luther-Bibel. 19 und sprechen: Er lasse eilends und bald kommen sein Werk,
dass wir's sehen; es nahe und treffe ein der Ratschluss des Heiligen Israels,
dass wir ihn kennen lernen!
Tekstuitleg van Js
5,19.
10. qâdôsj (heilig). Taalgebruik in Tenach : qâdôsj
(heilig). Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , daleth = 4 , waw = 6 , sjin
= 21 of 300 ; totaal : 50 OF 410 (2 X 5 X 41). Structuur : 1 - 4 - 6 - 3.
Tenach (53). Pentateuch (13). Js (23). Js 1-39 (14). Js 40-55 (8). Js 56-66
(1). Js 1-39 (14) : (1) Js
1,4. (2) Js
4,3. (3) Js
5,19. (4) Js
5,24. (5) Js
6,3. (6) Js
10,20. (7) Js
12,6. (8) Js
17,7. (9) Js
29,23. (10) Js
30,11. (11) Js
30,12. (12) Js
30,15. (13) Js
31,1. (14) Js
37,23.
- qâdôsj JHWH (heilig is JHWH). Tenach (2) : (1) Js
6,3. (2) Ps
99,9.
- qëdôsj jishërâ´el (de Heilige van Israël). Tenach (22). Js (19 / 23). Js 1-39 (11 / 14). Js 40-55 (7 / 8). Js 56-66
(1 / 1). Js 1-39 (11 / 14) : (1) Js
1,4. (2) Js
5,19. (3) Js
5,24. (4) Js
10,20. (5) Js
12,6. (6) Js
17,7. (7) Js
30,11. (8) Js
30,12. (9) Js
30,15. (10) Js
31,1. (11) Js
37,23.
- ´èth qëdôsj ja`äqobh (de heilige van Jakob).
Tenach (1) : Js
29,23.
- ´èth qëdôsj jishërâ´el (de Heilige
van Israël). Tenach (2) : (1) Js
1,4. (2) Js
30,11.
10. - 11. qëdôsj jishërâ´el (de Heilige van Israël). Tenach (22). Js (19 / 23). Js 1-39 (11 / 14). Js 40-55 (7 / 8). Js 56-66
(1 / 1). Js 1-39 (11 / 14) : (1) Js
1,4. (2) Js
5,19. (3) Js
5,24. (4) Js
10,20. (5) Js
12,6. (6) Js
17,7. (7) Js
30,11. (8) Js
30,12. (9) Js
30,15. (10) Js
31,1. (11) Js
37,23.
Js 5,20 - Js
5,20 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
20ouai oi legontes to ponèron kalon kai to
kalon ponèron oi tithentes to skotos fôs kai to fôs
skotos oi tithentes to pikron gluku kai to gluku pikron |
20 adnuntiate hoc domui Iacob et auditum facite
in Iuda dicentes |
|
20 Wee dengenen, die het kwade goed heten, en het
goede kwaad; die duisternis tot licht stellen, en het licht tot duisternis;
die het bittere tot zoet stellen, en het zoete tot bitterheid! |
[20] Wee hun die het kwade goed noemen en het goede
kwaad, die van het duister licht maken en van het licht duisternis,
van bitter zoet en van zoet bitter. |
[20] Wee degenen die het kwade goed noemen en het
goede kwaad, die het licht tot duisternis maken en het duister tot
licht, die van zoet bitter maken en van bitter zoet. |
20 Wee die van het kwade zeggen: goed!, en van het
goede: kwaad!– die duisternis als licht voorstellen en licht als duister,
die bitter als zoet voorstellen en zoet als bitter! •• |
20. Malheur à ceux qui appellent le mal bien et
le bien mal, qui font des ténèbres la lumière et de la lumière les
ténèbres, qui font de l'amer le doux et du doux l'amer. |
|
King James Bible. [20] Woe unto them that call evil good, and good evil; that
put darkness for light, and light for darkness; that put bitter for sweet, and
sweet for bitter!
Luther-Bibel. 20 Weh denen, die Böses gut und Gutes böse nennen, die aus Finsternis
Licht und aus Licht Finsternis machen, die aus sauer süß und aus süß sauer machen!
Tekstuitleg van Js
5,20.
1. hôj (wee). Taalgebruik in Tenach : hoj
(wee). Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7). Structuur : 5 - 6 - 1. Gr. ouai. Lat. vae. Fr. malheur. E. woe. D. weh. Js (22) : (1) Js
1,4. (2) Js
1,24. (3) Js
5,8. (4) Js
5,11. (5) Js
5,18. (6) Js
5,20. (7) Js
5,21. (8) Js
5,22. (9) Js
10,1. (10) Js
10,5. (11) Js
16,4. (12) Js
17,12. (13) Js
18,1. (14) Js
28,1. (15) Js
29,1. (16) Js
29,15. (17) Js
30,1. (18) Js
31,1. (19) Js
33,1. (20) Js
45,9. (21) Js
45,10. (22) Js
55,1.
Js 5,21 - Js
5,21 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
21ouai oi sunetoi en eautois kai enôpion eautôn
epistèmones |
21 audi populus stulte qui non habes cor qui habentes
oculos non videtis et aures et non auditis |
|
21 Wee dengenen, die in hun ogen wijs, en bij zichzelven
verstandig zijn! |
[21] Wee hun die wijs zijn in hun eigen ogen, en
verstandig naar |
[21] Wee degenen die wijs zijn in eigen ogen, die
naar eigen oordeel verstandig zijn. |
21 Wee die wijs zijn in hun eigen ogen,– tegenover
eigen aanschijn verstandig! |
21. Malheur à ceux qui sont sages à leurs propres
yeux et s'estiment intelligents. |
|
King James Bible. [21] Woe unto them that are wise in their own eyes, and
prudent in their own sight!
Luther-Bibel. 21 Weh denen, die weise sind in ihren eigenen Augen und halten
sich selbst für klug!
Tekstuitleg van Js
5,21.
1. hôj (wee). Taalgebruik in Tenach : hoj
(wee). Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7). Structuur : 5 - 6 - 1. Gr. ouai. Lat. vae. Fr. malheur. E. woe. D. weh. Js (22) : (1) Js
1,4. (2) Js
1,24. (3) Js
5,8. (4) Js
5,11. (5) Js
5,18. (6) Js
5,20. (7) Js
5,21. (8) Js
5,22. (9) Js
10,1. (10) Js
10,5. (11) Js
16,4. (12) Js
17,12. (13) Js
18,1. (14) Js
28,1. (15) Js
29,1. (16) Js
29,15. (17) Js
30,1. (18) Js
31,1. (19) Js
33,1. (20) Js
45,9. (21) Js
45,10. (22) Js
55,1.
Js 5,22 - Js
5,22 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
22ouai oi ischuontes umôn oi ton oinon pinontes
kai oi dunastai oi kerannuntes to sikera |
22 me ergo non timebitis ait Dominus et a facie
mea non dolebitis qui posui harenam terminum mari praeceptum sempiternum
quod non praeteribit et commovebuntur et non poterunt et intumescent
fluctus eius et non transibunt illud |
|
22 Wee dengenen, die helden zijn om wijn te drinken,
en die kloeke mannen zijn om sterken drank te mengen! |
hun eigen mening. [22] Wee die helden in het drinken
van wijn, zo dapper in het mengen van dranken, |
[22] Wee degenen die helden zijn in het drinken,
die dapper zijn als er wijn wordt geschonken, |
22 Wee hun die helden zijn in het drinken van wijn,–
mannen van vermogen in het mengen van drankjes! |
22. Malheur à ceux qui sont des héros pour boire
du vin et des champions pour mélanger la boisson, |
|
King James Bible. [22] Woe unto them that are mighty to drink wine, and men
of strength to mingle strong drink:
Luther-Bibel. 22 Weh denen, die Helden sind, Wein zu saufen, und wackere Männer,
Rauschtrank zu mischen,
Tekstuitleg van Js
5,22.
1. hôj (wee). Taalgebruik in Tenach : hoj
(wee). Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7). Structuur : 5 - 6 - 1. Gr. ouai. Lat. vae. Fr. malheur. E. woe. D. weh. Js (22) : (1) Js
1,4. (2) Js
1,24. (3) Js
5,8. (4) Js
5,11. (5) Js
5,18. (6) Js
5,20. (7) Js
5,21. (8) Js
5,22. (9) Js
10,1. (10) Js
10,5. (11) Js
16,4. (12) Js
17,12. (13) Js
18,1. (14) Js
28,1. (15) Js
29,1. (16) Js
29,15. (17) Js
30,1. (18) Js
31,1. (19) Js
33,1. (20) Js
45,9. (21) Js
45,10. (22) Js
55,1.
Js 5,23 - Js
5,23 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
23oi dikaiountes ton asebè eneken dôrôn
kai to dikaion tou dikaiou airontes |
23 populo autem huic factum est cor incredulum et
exasperans recesserunt et abierunt |
|
23 Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk,
en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelven afwenden. |
[23] die voor een geschenk de schuldige in het gelijk
stellen en de rechtvaardige van zijn recht beroven. |
[23] die voor een geschenk de schuldige gelijk
geven en de rechtvaardige beroven van zijn recht. |
23 Die een booswicht rechtvaardigen in ruil voor
een geschenk,– en het goed recht van rechtvaardigen verwijderen van
hen! •• |
23. qui acquittent le coupable pour un pot-de-vin,
et refusent au juste la justice. |
|
King James Bible. [23] Which justify the wicked for reward, and take away
the righteousness of the righteous from him!
Luther-Bibel. 23 die den Schuldigen gerecht sprechen für Geschenke und das
Recht nehmen denen, die im Recht sind!
Tekstuitleg van Js
5,23.
Js 5,24 - Js
5,24 : Weespreiken tegen het onrecht - bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Js (Jesaja)
-- Js 5
-- Js
5,8-24 -- Js
5,8 - Js
5,9 - Js
5,10 - Js
5,11 - Js
5,12 - Js
5,13 - Js
5,14 - Js
5,15 - Js
5,16 - Js
5,17 - Js
5,18 - Js
5,19 - Js
5,20 - Js
5,21 - Js
5,22 - Js
5,23 - Js
5,24 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
24dia touto on tropon kauthèsetai kalamè
upo anthrakos puros kai sugkauthèsetai upo flogos aneimenès
è riza autôn ôs chnous estai kai to anthos autôn
ôs koniortos anabèsetai ou gar èthelèsan
ton nomon kuriou sabaôth alla to logion tou agiou israèl
parôxunan |
24 et non dixerunt in corde suo metuamus Dominum
Deum nostrum qui dat nobis pluviam temporaneam et serotinam in tempore
suo plenitudinem annuae messis custodientem nobis |
|
24 Daarom, gelijk de tong des vuurs den stoppel
verteert, en het kaf door de vlam verdaan wordt, alzo zal hun wortel
als een uittering wezen; en hun bloem zal als stof opvaren; omdat
zij verwerpen de wet des HEEREN der heirscharen, en de rede des Heiligen
van Israël versmaden. |
[24] Daarom zal, zoals lekkend vuur het kaf verteert
en het stro in de vlammen bezwijkt, hun wortel vergaan en hun bloesem
verstuiven als stof, omdat zij het onderricht hebben veracht van de
heer van de machten, omdat zij het woord hebben verworpen van de Heilige
van Israël. De opgeheven hand van de HEER |
[24] Daarom, zoals kaf door vuur wordt verteerd
en dor gras in vlammen opgaat, zo zal hun wortel verrotten en hun
bloesem verwaaien. Zij verwierpen het onderricht van de HEER van de
hemelse machten, en verachtten de woorden van de Heilige van Israël.
Juda bedreigd door de vijand |
24 Daarom, zoals een stoppel wordt verteerd door
een tong van vuur en brandend stro ineenzakt, wordt hun wortel als
modder en stuift hun bloesem op als poeder; want veracht hebben ze
het onderricht van de ENE, de Omschaarde, wat Israëls Heilige zegt
verworpen. |
24. Oui, comme la flamme dévore la paille, comme
le foin s'enflamme et disparaît, leur racine ressemblera à de la pourriture,
leur bourgeon sera emporté comme la poussière. Car ils ont rejeté
la loi de Yahvé Sabaot, ils ont méprisé la parole du Saint d'Israël. |
|
King James Bible. [24] Therefore as the fire devoureth the stubble, and the
flame consumeth the chaff, so their root shall be as rottenness, and their blossom
shall go up as dust: because they have cast away the law of the LORD of hosts,
and despised the word of the Holy One of Israel.
Luther-Bibel. 24 Darum, wie des Feuers Flamme Stroh verzehrt und Stoppeln vergehen
in der Flamme, so wird ihre Wurzel verfaulen und ihre Blüte auffliegen wie Staub.
Denn sie verachten die Weisung des HERRN Zebaoth und lästern die Rede des Heiligen
Israels. Gott ruft die Feinde ins Land zum Endgericht
Tekstuitleg van Js
5,24.
23. qâdôsj (heilig). Taalgebruik in Tenach : qâdôsj
(heilig). Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , daleth = 4 , waw = 6 , sjin
= 21 of 300 ; totaal : 50 OF 410 (2 X 5 X 41). Structuur : 1 - 4 - 6 - 3.
Tenach (53). Pentateuch (13). Js (23). Js 1-39 (14). Js 40-55 (8). Js 56-66
(1). Js 1-39 (14) : (1) Js
1,4. (2) Js
4,3. (3) Js
5,19. (4) Js
5,24. (5) Js
6,3. (6) Js
10,20. (7) Js
12,6. (8) Js
17,7. (9) Js
29,23. (10) Js
30,11. (11) Js
30,12. (12) Js
30,15. (13) Js
31,1. (14) Js
37,23.
- qâdôsj JHWH (heilig is JHWH). Tenach (2) : (1) Js
6,3. (2) Ps
99,9.
- qëdôsj jishërâ´el (de Heilige van Israël). Tenach (22). Js (19 / 23). Js 1-39 (11 / 14). Js 40-55 (7 / 8). Js 56-66
(1 / 1). Js 1-39 (11 / 14) : (1) Js
1,4. (2) Js
5,19. (3) Js
5,24. (4) Js
10,20. (5) Js
12,6. (6) Js
17,7. (7) Js
30,11. (8) Js
30,12. (9) Js
30,15. (10) Js
31,1. (11) Js
37,23.
- ´èth qëdôsj ja`äqobh (de heilige van Jakob).
Tenach (1) : Js
29,23.
- ´èth qëdôsj jishërâ´el (de Heilige
van Israël). Tenach (2) : (1) Js
1,4. (2) Js
30,11.
23. - 24. qëdôsj jishërâ´el (de Heilige van Israël). Tenach (22). Js (19 / 23). Js 1-39 (11 / 14). Js 40-55 (7 / 8). Js 56-66
(1 / 1). Js 1-39 (11 / 14) : (1) Js
1,4. (2) Js
5,19. (3) Js
5,24. (4) Js
10,20. (5) Js
12,6. (6) Js
17,7. (7) Js
30,11. (8) Js
30,12. (9) Js
30,15. (10) Js
31,1. (11) Js
37,23.
Js 5,25 - Js 5,25 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
25kai ethumôthè orgè kurios
sabaôth epi ton laon autou kai epebalen tèn cheira autou
ep' autous kai epataxen autous kai parôxunthè ta orè
kai egenèthè ta thnèsimaia autôn ôs
kopria en mesô odou kai en pasi toutois ouk apestrafè
o thumos all' eti è cheir upsèlè |
25 iniquitates nostrae declinaverunt haec et peccata
nostra prohibuerunt bonum a nobis |
|
25 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen
Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, en Hij
heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen
zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert
zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |
[25] Daarom* is de heer tegen zijn volk in toorn
ontstoken; Hij heeft de hand opgeheven en slaat toe, zodat de bergen
beven. De lijken liggen als vuil op de straten en nog bedaart zijn
woede niet, zijn hand blijft opgeheven. |
[25] Daarom ontsteekt de HEER in woede tegen zijn
volk, hij heft zijn hand tegen hen op en slaat hen. De bergen beginnen
te beven, de lijken liggen als vuil op straat. Maar nog is zijn woede
niet bekoeld, nog is zijn hand tegen hen opgeheven. |
25 Daarom is ontstoken de toorn van de ENE tegen
zijn gemeente, is zijn hand tegen hem uitgestrekt en slaat hij hem
zó dat de bergen beven en hun lijken liggen als vuilnis midden op
de straten; met dit alles is zijn toorn niet gekeerd, nóg blijft zijn
hand uitgestrekt! |
25. C'est pourquoi la colère de Yahvé s'est enflammée
contre son peuple; il a levé la main contre lui pour le frapper, les
montagnes ont tremblé, et les cadavres sont comme des ordures au milieu
des rues. Avec tout cela la colère de Yahvé ne s'est pas calmée, sa
main reste levée. |
|
King James Bible. [25] Therefore is the anger of the LORD kindled against
his people, and he hath stretched forth his hand against them, and hath smitten
them: and the hills did tremble, and their carcases were torn in the midst of
the streets. For all this his anger is not turned away, but his hand is stretched
out still.
Luther-Bibel. 25 Darum ist der Zorn des HERRN entbrannt über sein Volk, und
er reckt seine Hand wider sie und schlägt sie, dass die Berge beben und ihre
Leichen sind wie Kehricht auf den Gassen. Und bei all dem lässt sein Zorn nicht
ab, sondern seine Hand ist noch ausgereckt.
Tekstuitleg van Js
5,25.
Js 5,26 - Js 5,26 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
26toigaroun arei sussèmon en tois ethnesin
tois makran kai suriei autois ap' akrou tès gès kai
idou tachu koufôs erchontai |
26 quia inventi sunt in populo meo impii insidiantes
quasi aucupes laqueos ponentes et pedicas ad capiendos viros |
|
26 Want Hij zal een banier opwerpen onder de heidenen
van verre, en Hij zal hen herwaarts sissen van het einde der aarde;
en ziet, haastelijk, snellijk zullen zij aankomen. |
[26] Hij geeft een signaal aan een verre natie,
Hij fluit ze bijeen van het uiteinde van de aarde: daar komen zij,
snel en gezwind. |
[26] Hij steekt de strijdvaan op voor verre volken,
hij fluit ze bijeen van de uiteinden der aarde, en daar komen ze,
in allerijl. |
26 Opheffen zal hij een banier voor de volkeren
van verre, ze tot zich fluiten vanaf de rand van de aarde; en zie
hoe haastig er lichtvoetig een aankomt! |
26. Il dresse un signal pour le peuple lointain,
il le siffle des extrémités de la terre, et voici qu'aussitôt il accourt,
léger. |
|
King James Bible. [26] And he will lift up an ensign to the nations from far,
and will hiss unto them from the end of the earth: and, behold, they shall come
with speed swiftly:
Luther-Bibel. 26 Er wird ein Feldzeichen aufrichten für das Volk in der Ferne
und pfeift es herbei vom Ende der Erde. Und siehe, eilends und schnell kommen
sie daher.
Tekstuitleg van Js
5,26.
3. mann. mv. gojim (volken) van het zelfst. naamw. gôj (volk). Taalgebruik
in Tenach : gôj
(volk). Taalgebruik in Jesaja : gôj
(volk). Gr. ethnos (volk). Getalwaarde : gimel = 3 , waw = 6 , jod = 10
; totaal : 19. Structuur : 3 - 6 - 1. Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos
(volk). Taalgebruik in het N.T. : ethnos
(volk). Lat. populus. Fr. peuple. E. people. Ned. volk. D. Volk. Tenach
(133). Js (29). Js 40-66 (16) : (1) Js
40,15. (2) Js
41,2. (3) Js
42,6. (4) Js
45,1. (5) Js
49,6. (6) Js
49,22. (7) Js
52,15. (8) Js
54,3. (9) Js
60,3. (10) Js
60,5. (11) Js
60,11. (12) Js
60,16. (13) Js
61,6. (14) Js
62,2. (15) Js
64,1. (16) Js
66,12.
- haggôjim (de volken) < bepaald lidwoord ha + gôjim. Tenach
174). Js (18). Js 40-66 (8) : (1) Js
40,17. (2) Js
43,9. (3) Js
45,20. (4) Js
52,10. (5) Js
61,11. (6) Js
66,18. (7) Js
66,19. (8) Js
66,20.
- baggôjim (onder de volken). Tenach (74). Js (2) : (1) Js
61,9. (2) Js
66,19.
- lëgôjim / laggôjim (voor de volken). Tenach (16). Js (3)
: (1) Js
5,26. (2) Js
11,12. (3) Js
42,1.
1. - 3. wenâshâ nes laggôjim (en hij zal een banier opsteken
voor de volken). Js (2) : (1) Js
5,26. (2) Js
11,12.
Js 5,27 - Js 5,27 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
27ou peinasousin oude kopiasousin oude nustaxousin
oude koimèthèsontai oude lusousin tas zônas autôn
apo tès osfuos autôn oude mè ragôsin oi
imantes tôn upodèmatôn autôn |
27 sicut decipula plena avibus sic domus eorum
plenae dolo ideo magnificati sunt et ditati |
|
27 Geen moede, en geen struikelende zal onder hen
wezen; niemand zal sluimeren noch slapen, noch de gordel zijner lendenen
ontbonden worden, noch de schoenriem zijner schoenen afgescheurd worden.
|
[27] Niemand is vermoeid of wankelt, niemand dommelt
of slaapt, geen gordel raakt los, geen schoenriem breekt. |
[27] Niemand die moe is, niemand die struikelt,
geen man die dommelt of slaapt. Geen gordel zakt van de heupen, niet
één sandaalriem breekt. |
27 Geen die moe is, geen die struikelt daarbij,
hij sluimert noch slaapt; de gordel om zijn lendenen gaat niet open,
de riem van zijn sandalen scheurt niet los. |
27. Chez lui nul n'est fatigué, nul ne trébuche,
nul ne dort ni ne sommeille, nul ne dénoue la ceinture de ses reins,
nul n'a la courroie de ses sandales rompue. |
|
King James Bible. [27] None shall be weary nor stumble among them; none shall
slumber nor sleep; neither shall the girdle of their loins be loosed, nor the
latchet of their shoes be broken:
Luther-Bibel. 27 Keiner unter ihnen ist müde oder schwach, keiner schlummert
noch schläft; keinem geht der Gürtel auf von seinen Hüften, und keinem zerreißt
ein Schuhriemen.
Tekstuitleg van Js
5,27.
Js 5,28 - Js 5,28 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
28ôn ta belè oxeia estin kai ta toxa
autôn entetamena oi podes tôn ippôn autôn
ôs sterea petra elogisthèsan oi trochoi tôn armatôn
autôn ôs kataigis |
28 incrassati sunt et inpinguati et praeterierunt
sermones meos pessime causam non iudicaverunt causam pupilli non direxerunt
et iudicium pauperum non iudicaverunt |
|
28 Welker pijlen scherp zullen zijn, en al hun bogen
gespannen; hunner paarden hoeven zullen als een rots geacht zijn,
en hun raderen als een wervelwind. |
[28] De pijlen zijn gescherpt, de bogen gespannen,
de hoeven van hun paarden zijn als vuursteen, de wielen van hun wagens
als een wervelwind. |
[28] De pijlen zijn gescherpt, de bogen gespannen.
De paardenhoeven vonken als vuursteen, de wagenwielen draaien als
een wervelwind. |
28 Zijn pijlen zijn gepunt en al zijn bogen zijn
gespannen; de hoeven van zijn paarden zijn als een kiezel te beschouwen,
zijn raderen als een wervelwind. |
28. Ses flèches sont aiguisées et tous ses arcs
tendus, les sabots de ses chevaux, on dirait du rocher, et ses roues,
un tourbillon. |
|
King James Bible. [28] Whose arrows are sharp, and all their bows bent, their
horses' hoofs shall be counted like flint, and their wheels like a whirlwind:
Luther-Bibel. 28 Ihre Pfeile sind scharf und alle ihre Bogen gespannt; die
Hufe ihrer Rosse sind hart wie Kieselsteine, und ihre Wagenräder sind wie ein
Sturmwind.
Tekstuitleg van Js
5,28.
Js 5,29 - Js 5,29 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
29ormôsin ôs leontes kai parestèkan
ôs skumnos leontos kai epilèmpsetai kai boèsei
ôs thèriou kai ekbalei kai ouk estai o ruomenos autous |
29 numquid super his non visitabo dicit Dominus
aut super gentem huiuscemodi non ulciscetur anima mea |
|
29 Hun gebrul zal zijn als van een ouden leeuw,
en zij zullen brullen als de jonge leeuwen, en zij zullen briesen,
en den roof aangrijpen en wegvoeren; en er zal geen verlosser zijn.
|
[29] Zij brullen als de leeuwin, zij brullen als
jonge leeuwen, grommend grijpen zij hun prooi en slepen die weg; niemand
kan haar meer redden. |
[29] Hun krijgsgeschreeuw klinkt als het gebrul
van een leeuwin, ze grommen als een jonge leeuw die zijn prooi grijpt
en meesleurt, en niemand die redding kan bieden. |
29 Gebrul is bij hem als van de leeuwin,– hij brult
als de welpen: grommend grijpt hij een prooi glipt er mee weg en niemand
die redt! |
29. Son rugissement est celui d'une lionne, il rugit
comme les lionceaux, il gronde et saisit sa proie, il l'emporte et
nul ne le fait lâcher; |
|
King James Bible. [29] Their roaring shall be like a lion, they shall roar
like young lions: yea, they shall roar, and lay hold of the prey, and shall
carry it away safe, and none shall deliver it.
Luther-Bibel. 29 Ihr Brüllen ist wie das der Löwen, und sie brüllen wie junge
Löwen. Sie werden daherbrausen und den Raub packen und davontragen, dass niemand
retten kann.
Tekstuitleg van Js
5,29.
Js 5,30 - Js 5,30 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
30kai boèsei di' autous en tè èmera
ekeinè ôs fônè thalassès kumainousès
kai emblepsontai eis tèn gèn kai idou skotos sklèron
en tè aporia autôn |
30 stupor et mirabilia facta sunt in terra 31 prophetae
prophetabant mendacium et sacerdotes adplaudebant manibus suis et
populus meus dilexit talia quid igitur fiet in novissimo eius |
|
30 En zij zullen tegen hetzelve te dien dage bruisen,
als het bruisen der zee. Dan zal men de aarde aanzien, maar ziet,
er zal duisternis en benauwdheid zijn, en het licht zal verduisterd
worden in hun verwoestingen. |
[30] Gebrul als van de zee breekt op die dag over
hen los. Wie het land beschouwt, ziet alleen benauwende duisternis
en het licht is door wolken verduisterd. |
[30] Op die dag zal men dat grommen horen, het
zal klinken als een bulderende zee. Waar men ook kijkt: vijandige
duisternis, de zon is door wolken in duister gehuld. |
30 Hij gromt over hem heen, te dien dage als het
grommen van de zee; kijkt men het land aan, zie, duisternis, vol benauwing,
het licht is verduisterd door haar asgrauwe dampen! |
30. il gronde contre lui, en ce jour-là, comme
gronde la mer. Il regarde le pays : et voici les ténèbres, l'angoisse,
et la lumière est obscurcie par les nuages. |
|
King James Bible. [30] And in that day they shall roar against them like the
roaring of the sea: and if one look unto the land, behold darkness and sorrow,
and the light is darkened in the heavens thereof.
Luther-Bibel. 30 Und es wird über ihnen brausen zu der Zeit wie das Brausen
des Meeres. Wenn man dann das Land ansehen wird, siehe, so ist's finster vor
Angst, und das Licht scheint nicht mehr über ihnen.
Tekstuitleg van Js
5,30.
MT
Isaiah Chapter 5 יְשַׁעְיָהוּ
א אָשִׁירָה נָּא לִידִידִי, שִׁירַת דּוֹדִי לְכַרְמוֹ: כֶּרֶם הָיָה לִידִידִי, בְּקֶרֶן בֶּן-שָׁמֶן. |
1 Let me sing of my well-beloved, a song of my beloved touching his vineyard. My well-beloved had a vineyard in a very fruitful hill; |
ב וַיְעַזְּקֵהוּ וַיְסַקְּלֵהוּ, וַיִּטָּעֵהוּ שֹׂרֵק, וַיִּבֶן מִגְדָּל בְּתוֹכוֹ, וְגַם-יֶקֶב חָצֵב בּוֹ; וַיְקַו לַעֲשׂוֹת עֲנָבִים, וַיַּעַשׂ בְּאֻשִׁים. |
2 And he digged it, and cleared it of stones, and planted it with the choicest vine, and built a tower in the midst of it, and also hewed out a vat therein; and he looked that it should bring forth grapes, and it brought forth wild grapes. |
ג וְעַתָּה יוֹשֵׁב יְרוּשָׁלִַם, וְאִישׁ יְהוּדָה--שִׁפְטוּ-נָא, בֵּינִי וּבֵין כַּרְמִי. |
3 And now, O inhabitants of Jerusalem and men of Judah, judge, I pray you, betwixt me and my vineyard. |
ד מַה-לַּעֲשׂוֹת עוֹד לְכַרְמִי, וְלֹא עָשִׂיתִי בּוֹ: מַדּוּעַ קִוֵּיתִי לַעֲשׂוֹת עֲנָבִים, וַיַּעַשׂ בְּאֻשִׁים. |
4 What could have been done more to my vineyard, that I have not done in it? Wherefore, when I looked that it should bring forth grapes, brought it forth wild grapes? |
ה וְעַתָּה אוֹדִיעָה-נָּא אֶתְכֶם, אֵת אֲשֶׁר-אֲנִי עֹשֶׂה לְכַרְמִי: הָסֵר מְשׂוּכָּתוֹ וְהָיָה לְבָעֵר, פָּרֹץ גְּדֵרוֹ וְהָיָה לְמִרְמָס. |
5 And now come, I will tell you what I will do to my vineyard: I will take away the hedge thereof, and it shall be eaten up; I will break down the fence thereof, and it shall be trodden down; |
ו וַאֲשִׁיתֵהוּ בָתָה, לֹא יִזָּמֵר וְלֹא יֵעָדֵר, וְעָלָה שָׁמִיר, וָשָׁיִת; וְעַל הֶעָבִים אֲצַוֶּה, מֵהַמְטִיר עָלָיו מָטָר. |
6 And I will lay it waste: it shall not be pruned nor hoed, but there shall come up briers and thorns; I will also command the clouds that they rain no rain upon it. |
ז כִּי כֶרֶם יְהוָה צְבָאוֹת, בֵּית יִשְׂרָאֵל, וְאִישׁ יְהוּדָה, נְטַע שַׁעֲשׁוּעָיו; וַיְקַו לְמִשְׁפָּט וְהִנֵּה מִשְׂפָּח, לִצְדָקָה וְהִנֵּה צְעָקָה. {פ} |
7 For the vineyard of the LORD of hosts is the house of Israel, and the men of Judah the plant of His delight; and He looked for justice, but behold violence; for righteousness, but behold a cry. {P} |
ח הוֹי, מַגִּיעֵי בַיִת בְּבַיִת--שָׂדֶה בְשָׂדֶה, יַקְרִיבוּ: עַד אֶפֶס מָקוֹם, וְהוּשַׁבְתֶּם לְבַדְּכֶם בְּקֶרֶב הָאָרֶץ. |
8 Woe unto them that join house to house, that lay field to field, till there be no room, and ye be made to dwell alone in the midst of the land! |
ט בְּאָזְנָי, יְהוָה צְבָאוֹת: אִם-לֹא בָּתִּים רַבִּים, לְשַׁמָּה יִהְיוּ--גְּדֹלִים וְטוֹבִים, מֵאֵין יוֹשֵׁב. |
9 In mine ears said the LORD of hosts: of a truth many houses shall be desolate, even great and fair, without inhabitant. |
י כִּי, עֲשֶׂרֶת צִמְדֵּי-כֶרֶם, יַעֲשׂוּ, בַּת אֶחָת; וְזֶרַע חֹמֶר, יַעֲשֶׂה אֵיפָה. {ס} |
10 For ten acres of vineyard shall yield one bath, and the seed of a homer shall yield an ephah. {S} |
יא הוֹי מַשְׁכִּימֵי בַבֹּקֶר, שֵׁכָר יִרְדֹּפוּ; מְאַחֲרֵי בַנֶּשֶׁף, יַיִן יַדְלִיקֵם. |
11 Woe unto them that rise up early in the morning, that they may follow strong drink; that tarry late into the night, till wine inflame them! |
יב וְהָיָה כִנּוֹר וָנֶבֶל, תֹּף וְחָלִיל וָיַיִן--מִשְׁתֵּיהֶם; וְאֵת פֹּעַל יְהוָה לֹא יַבִּיטוּ, וּמַעֲשֵׂה יָדָיו לֹא רָאוּ. |
12 And the harp and the psaltery, the tabret and the pipe, and wine, are in their feasts; but they regard not the work of the LORD, neither have they considered the operation of His hands. |
יג לָכֵן גָּלָה עַמִּי, מִבְּלִי-דָעַת; וּכְבוֹדוֹ מְתֵי רָעָב, וַהֲמוֹנוֹ צִחֵה צָמָא. |
13 Therefore My people are gone into captivity, for want of knowledge; and their honourable men are famished, and their multitude are parched with thirst. |
יד לָכֵן, הִרְחִיבָה שְּׁאוֹל נַפְשָׁהּ, וּפָעֲרָה פִיהָ, לִבְלִי-חֹק; וְיָרַד הֲדָרָהּ וַהֲמוֹנָהּ וּשְׁאוֹנָהּ, וְעָלֵז בָּהּ. |
14 Therefore the nether-world hath enlarged her desire, and opened her mouth without measure; and down goeth their glory, and their tumult, and their uproar, and he that rejoiceth among them. |
טו וַיִּשַּׁח אָדָם, וַיִּשְׁפַּל-אִישׁ; וְעֵינֵי גְבֹהִים, תִּשְׁפַּלְנָה. |
15 And man is bowed down, and man is humbled, and the eyes of the lofty are humbled; |
טז וַיִּגְבַּהּ יְהוָה צְבָאוֹת, בַּמִּשְׁפָּט; וְהָאֵל, הַקָּדוֹשׁ, נִקְדָּשׁ, בִּצְדָקָה. |
16 But the LORD of hosts is exalted through justice, and God the Holy One is sanctified through righteousness. |
יז וְרָעוּ כְבָשִׂים, כְּדָבְרָם; וְחָרְבוֹת מֵחִים, גָּרִים יֹאכֵלוּ. {ס} |
17 Then shall the lambs feed as in their pasture, and the waste places of the fat ones shall wanderers eat. {S} |
יח הוֹי מֹשְׁכֵי הֶעָוֺן, בְּחַבְלֵי הַשָּׁוְא; וְכַעֲבוֹת הָעֲגָלָה, חַטָּאָה. |
18 Woe unto them that draw iniquity with cords of vanity, and sin as it were with a cart rope, |
יט הָאֹמְרִים, יְמַהֵר יָחִישָׁה מַעֲשֵׂהוּ--לְמַעַן נִרְאֶה; וְתִקְרַב וְתָבוֹאָה, עֲצַת קְדוֹשׁ יִשְׂרָאֵל--וְנֵדָעָה. {פ} |
19 That say: 'Let Him make speed, let Him hasten His work, that we may see it; and let the counsel of the Holy One of Israel draw nigh and come, that we may know it!' {P} |
כ הוֹי הָאֹמְרִים לָרַע טוֹב, וְלַטּוֹב רָע: שָׂמִים חֹשֶׁךְ לְאוֹר וְאוֹר לְחֹשֶׁךְ, שָׂמִים מַר לְמָתוֹק וּמָתוֹק לְמָר. {ס} |
20 Woe unto them that call evil good, and good evil; that change darkness into light, and light into darkness; that change bitter into sweet, and sweet into bitter! {S} |
כא הוֹי, חֲכָמִים בְּעֵינֵיהֶם; וְנֶגֶד פְּנֵיהֶם, נְבֹנִים. {ס} |
21 Woe unto them that are wise in their own eyes, and prudent in their own sight! {S} |
כב הוֹי, גִּבּוֹרִים לִשְׁתּוֹת יָיִן; וְאַנְשֵׁי-חַיִל, לִמְסֹךְ שֵׁכָר. |
22 Woe unto them that are mighty to drink wine, and men of strength to mingle strong drink; |
כג מַצְדִּיקֵי רָשָׁע, עֵקֶב שֹׁחַד; וְצִדְקַת צַדִּיקִים, יָסִירוּ מִמֶּנּוּ. {פ} |
23 That justify the wicked for a reward, and take away the righteousness of the righteous from him! {P} |
כד לָכֵן כֶּאֱכֹל קַשׁ לְשׁוֹן אֵשׁ, וַחֲשַׁשׁ לֶהָבָה יִרְפֶּה, שָׁרְשָׁם כַּמָּק יִהְיֶה, וּפִרְחָם כָּאָבָק יַעֲלֶה: כִּי מָאֲסוּ, אֵת תּוֹרַת יְהוָה צְבָאוֹת, וְאֵת אִמְרַת קְדוֹשׁ-יִשְׂרָאֵל, נִאֵצוּ. |
24 Therefore as the tongue of fire devoureth the stubble, and as the chaff is consumed in the flame, so their root shall be as rottenness, and their blossom shall go up as dust; because they have rejected the law of the LORD of hosts, and contemned the word of the Holy One of Israel. |
כה עַל-כֵּן חָרָה אַף-יְהוָה בְּעַמּוֹ וַיֵּט יָדוֹ עָלָיו וַיַּכֵּהוּ, וַיִּרְגְּזוּ הֶהָרִים, וַתְּהִי נִבְלָתָם כַּסּוּחָה, בְּקֶרֶב חוּצוֹת; בְּכָל-זֹאת לֹא-שָׁב אַפּוֹ, וְעוֹד יָדוֹ נְטוּיָה. |
25 Therefore is the anger of the LORD kindled against His people, and He hath stretched forth His hand against them, and hath smitten them, and the hills did tremble, and their carcasses were as refuse in the midst of the streets. For all this His anger is not turned away, but His hand is stretched out still. |
כו וְנָשָׂא-נֵס לַגּוֹיִם מֵרָחוֹק, וְשָׁרַק לוֹ מִקְצֵה הָאָרֶץ; וְהִנֵּה מְהֵרָה, קַל יָבוֹא. |
26 And He will lift up an ensign to the nations from far, and will hiss unto them from the end of the earth; and, behold, they shall come with speed swiftly; |
כז אֵין-עָיֵף וְאֵין-כּוֹשֵׁל בּוֹ, לֹא יָנוּם וְלֹא יִישָׁן; וְלֹא נִפְתַּח אֵזוֹר חֲלָצָיו, וְלֹא נִתַּק שְׂרוֹךְ נְעָלָיו. |
27 None shall be weary nor stumble among them; none shall slumber nor sleep; neither shall the girdle of their loins be loosed, nor the latchet of their shoes be broken; |
כח אֲשֶׁר חִצָּיו שְׁנוּנִים, וְכָל-קַשְּׁתֹתָיו דְּרֻכוֹת; פַּרְסוֹת סוּסָיו כַּצַּר נֶחְשָׁבוּ, וְגַלְגִּלָּיו כַּסּוּפָה. |
28 Whose arrows are sharp, and all their bows bent; their horses' hoofs shall be counted like flint, and their wheels like a whirlwind; |
כט שְׁאָגָה לוֹ, כַּלָּבִיא; ושאג (יִשְׁאַג) כַּכְּפִירִים וְיִנְהֹם וְיֹאחֵז טֶרֶף, וְיַפְלִיט וְאֵין מַצִּיל. |
29 Their roaring shall be like a lion, they shall roar like young lions, yea, they shall roar, and lay hold of the prey, and carry it away safe, and there shall be none to deliver. |
ל וְיִנְהֹם עָלָיו בַּיּוֹם הַהוּא, כְּנַהֲמַת-יָם; וְנִבַּט לָאָרֶץ, וְהִנֵּה-חֹשֶׁךְ, צַר וָאוֹר, חָשַׁךְ בַּעֲרִיפֶיהָ. {פ} |
30 And they shall roar against them in that day like the roaring of the sea; and if one look unto the land, behold darkness and distress, and the light is darkened in the skies thereof. {P} |
SEPTUAGINTA
5 1asô dè tô ègapèmenô asma tou agapètou
tô ampelôni mou ampelôn egenèthè tô ègapèmenô
en kerati en topô pioni2kai fragmon periethèka kai echarakôsa
kai efuteusa ampelon sôrèch kai ôkodomèsa purgon en
mesô autou kai prolènion ôruxa en autô kai emeina tou
poièsai stafulèn epoièsen de akanthas3kai nun anthrôpos
tou iouda kai oi enoikountes en ierousalèm krinate en emoi kai ana meson
tou ampelônos mou4ti poièsô eti tô ampelôni mou
kai ouk epoièsa autô dioti emeina tou poièsai stafulèn
epoièsen de akanthas5nun de anaggelô umin ti poièsô
tô ampelôni mou afelô ton fragmon autou kai estai eis diarpagèn
kai kathelô ton toichon autou kai estai eis katapatèma6kai anèsô
ton ampelôna mou kai ou mè tmèthè oude mè
skafè kai anabèsetai eis auton ôs eis cherson akantha kai
tais nefelais enteloumai tou mè brexai eis auton ueton7o gar ampelôn
kuriou sabaôth oikos tou israèl estin kai anthrôpos tou iouda
neofuton ègapèmenon emeina tou poièsai krisin epoièsen
de anomian kai ou dikaiosunèn alla kraugèn8ouai oi sunaptontes
oikian pros oikian kai agron pros agron eggizontes ina tou plèsion afelôntai
ti mè oikèsete monoi epi tès gès9èkousthè
gar eis ta ôta kuriou sabaôth tauta ean gar genôntai oikiai
pollai eis erèmon esontai megalai kai kalai kai ouk esontai oi enoikountes
en autais10ou gar ergôntai deka zeugè boôn poièsei
keramion en kai o speirôn artabas ex poièsei metra tria11ouai oi
egeiromenoi to prôi kai to sikera diôkontes oi menontes to opse
o gar oinos autous sugkausei12meta gar kitharas kai psaltèriou kai tumpanôn
kai aulôn ton oinon pinousin ta de erga kuriou ouk emblepousin kai ta
erga tôn cheirôn autou ou katanoousin13toinun aichmalôtos
o laos mou egenèthè dia to mè eidenai autous ton kurion
kai plèthos egenèthè nekrôn dia limon kai dipsan
udatos14kai eplatunen o adès tèn psuchèn autou kai diènoixen
to stoma autou tou mè dialipein kai katabèsontai oi endoxoi kai
oi megaloi kai oi plousioi kai oi loimoi autès15kai tapeinôthèsetai
anthrôpos kai atimasthèsetai anèr kai oi ofthalmoi oi meteôroi
tapeinôthèsontai16kai upsôthèsetai kurios sabaôth
en krimati kai o theos o agios doxasthèsetai en dikaiosunè17kai
boskèthèsontai oi dièrpasmenoi ôs tauroi kai tas
erèmous tôn apeilèmmenôn arnes fagontai18ouai oi epispômenoi
tas amartias ôs schoiniô makrô kai ôs zugou imanti damaleôs
tas anomias19oi legontes to tachos eggisatô a poièsei ina idômen
kai elthatô è boulè tou agiou israèl ina gnômen20ouai
oi legontes to ponèron kalon kai to kalon ponèron oi tithentes
to skotos fôs kai to fôs skotos oi tithentes to pikron gluku kai
to gluku pikron21ouai oi sunetoi en eautois kai enôpion eautôn epistèmones22ouai
oi ischuontes umôn oi ton oinon pinontes kai oi dunastai oi kerannuntes
to sikera23oi dikaiountes ton asebè eneken dôrôn kai to dikaion
tou dikaiou airontes24dia touto on tropon kauthèsetai kalamè upo
anthrakos puros kai sugkauthèsetai upo flogos aneimenès è
riza autôn ôs chnous estai kai to anthos autôn ôs koniortos
anabèsetai ou gar èthelèsan ton nomon kuriou sabaôth
alla to logion tou agiou israèl parôxunan25kai ethumôthè
orgè kurios sabaôth epi ton laon autou kai epebalen tèn
cheira autou ep' autous kai epataxen autous kai parôxunthè ta orè
kai egenèthè ta thnèsimaia autôn ôs kopria
en mesô odou kai en pasi toutois ouk apestrafè o thumos all' eti
è cheir upsèlè26toigaroun arei sussèmon en tois
ethnesin tois makran kai suriei autois ap' akrou tès gès kai idou
tachu koufôs erchontai27ou peinasousin oude kopiasousin oude nustaxousin
oude koimèthèsontai oude lusousin tas zônas autôn
apo tès osfuos autôn oude mè ragôsin oi imantes tôn
upodèmatôn autôn28ôn ta belè oxeia estin kai
ta toxa autôn entetamena oi podes tôn ippôn autôn ôs
sterea petra elogisthèsan oi trochoi tôn armatôn autôn
ôs kataigis29ormôsin ôs leontes kai parestèkan ôs
skumnos leontos kai epilèmpsetai kai boèsei ôs thèriou
kai ekbalei kai ouk estai o ruomenos autous30kai boèsei di' autous en
tè èmera ekeinè ôs fônè thalassès
kumainousès kai emblepsontai eis tèn gèn kai idou skotos
sklèron en tè aporia autôn
VULGAAT
5.
1 cantabo dilecto meo canticum patruelis mei vineae suae vinea facta est dilecto meo in cornu filio olei
2 et sepivit eam et lapides elegit ex illa et plantavit eam electam et aedificavit turrem in medio eius et torcular extruxit in ea et expectavit ut faceret uvas et fecit labruscas
3 nunc ergo habitator Hierusalem et vir Iuda iudicate inter me et inter vineam meam
4 quid est quod debui ultra facere vineae meae et non feci ei an quod expectavi ut faceret uvas et fecit labruscas
5 et nunc ostendam vobis quid ego faciam vineae meae auferam sepem eius et erit in direptionem diruam maceriam eius et erit in conculcationem
6 et ponam eam desertam non putabitur et non fodietur et ascendent vepres et spinae et nubibus mandabo ne pluant super eam imbrem
7 vinea enim Domini exercituum domus Israhel et vir Iuda germen delectabile eius et expectavi ut faceret iudicium et ecce iniquitas et iustitiam et ecce clamor
8 vae qui coniungitis domum ad domum et agrum agro copulatis usque ad terminum loci numquid habitabitis soli vos in medio terrae
9 in auribus meis sunt haec Domini exercituum nisi domus multae desertae fuerint grandes et pulchrae absque habitatore
10 decem enim iuga vinearum facient lagunculam unam et triginta modii sementis facient modios tres
11 vae qui consurgitis mane ad ebrietatem sectandam et potandum usque ad vesperam ut vino aestuetis
12 cithara et lyra et tympanum et tibia et vinum in conviviis vestris et opus Domini non respicitis nec opera manuum eius consideratis
13 propterea captivus ductus est populus meus quia non habuit scientiam et nobiles eius interierunt fame et multitudo eius siti exaruit
14 propterea dilatavit infernus animam suam et aperuit os suum absque ullo termino et descendent fortes eius et populus eius et sublimes gloriosique eius ad eum
15 et incurvabitur homo et humiliabitur vir et oculi sublimium deprimentur
16 et exaltabitur Dominus exercituum in iudicio et Deus sanctus sanctificabitur in iustitia
17 et pascentur agni iuxta ordinem suum et deserta in ubertatem versa advenae comedent
18 vae qui trahitis iniquitatem in funiculis vanitatis et quasi vinculum plaustri peccatum
19 qui dicitis festinet et cito veniat opus eius ut videamus et adpropiet et veniat consilium Sancti Israhel et sciemus illud
20 vae qui dicitis malum bonum et bonum malum ponentes tenebras lucem et lucem tenebras ponentes amarum in dulce et dulce in amarum
21 vae qui sapientes estis in oculis vestris et coram vobismet ipsis prudentes
22 vae qui potentes estis ad bibendum vinum et viri fortes ad miscendam ebrietatem
23 qui iustificatis impium pro muneribus et iustitiam iusti aufertis ab eo
24 propter hoc sicut devorat stipulam lingua ignis et calor flammae exurit sic radix eorum quasi favilla erit et germen eorum ut pulvis ascendet abiecerunt enim legem Domini exercituum et eloquium Sancti Israhel blasphemaverunt
25 ideo iratus est furor Domini in populo suo et extendit manum suam super eum et percussit eum et conturbati sunt montes et facta sunt morticina eorum quasi stercus in medio platearum in omnibus his non est aversus furor eius sed adhuc manus eius extenta
26 et levabit signum nationibus procul et sibilabit ad eum de finibus terrae et ecce festinus velociter veniet
27 non est deficiens neque laborans in eo non dormitabit neque dormiet neque solvetur cingulum renum eius nec rumpetur corrigia calciamenti eius
28 sagittae eius acutae et omnes arcus eius extenti ungulae equorum eius ut silex et rotae eius quasi impetus tempestatis
29 rugitus eius ut leonis rugiet ut catuli leonum et frendet et tenebit praedam et amplexabitur et non erit qui eruat
30 et sonabit super eum in die illa sicut sonitus maris aspiciemus in terram et ecce tenebrae tribulationis et lux obtenebrata est in caligine eius