JESAJA 11 , Js 11 -- Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

- Overzicht bijbelboeken -

Overzicht van Jesaja : - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Uitleg vers per vers : - Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 - Js 11,10 - Js 11,11 - Js 11,12 - Js 11,13 - Js 11,14 - Js 11,15 - Js 11,16 -
Js 11,1 . Js 11,2 . Js 11,3 . Js 11,4 . Js 11,5 . Js 11,6 . Js 11,7 . Js 11,8 . Js 11,9 . Js 11,10 . Js 11,11 . Js 11,12 . Js 11,13 . Js 11,14 . Js 11,15 . Js 11,16 .

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenakh : Tenakh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Js 11,1-9 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -

Js 11,1 - Js 11,1 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai exeleusetai rabdos ek tès rizès iessai kai anthos ek tès rizès anabèsetai  1 et egredietur virga de radice Iesse et flos de radice eius ascendet     1 Want er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal Vrucht voortbrengen.   [1] Een* tak ontspruit aan de stronk van Isaï, een twijg ontbloeit aan zijn wortels.  [1] Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei.   1 ¶ Maar opschieten zal een twijg uit de tronk van Jesse,– een scheut uit zijn wortels zal bloeien.   1. Un rejeton sortira de la souche de Jessé, un surgeon poussera de ses racines.  

King James Bible . [1] And there shall come forth a rod out of the stem of Jesse, and a Branch shall grow out of his roots:
Luther-Bibel . 11 1 Und es wird ein Reis hervorgehen aus dem Stamm Isais und ein Zweig aus seiner Wurzel Frucht bringen.

wëjâtsâ (3)
chotèr (3 - 2 - ) .

Tekstuitleg van Js 11,1 . Het vers Js 11,1 telt 7 woorden en 28 (2² X 7) letters ; verhouding : 1 op 4 . De getalwaarde van Js 11,1 is 2261 (7 X 17 X 19) .

2. chotèr (tak, twijg, roede) . Getalwaarde : chet = 8 , tet = 9 , resj = 20 of 200 ; 37 OF 217 . Structuur : 8 - 9 - 2 . Tenakh (2) : (1) Js 11,1 . (2) Spr 14,3 . Fr. bâton > Lat. bastum , werkw. bastare (dragen) . souche (stok) . Gr. rabdos (stok, staf) (26) . Vulg. virga (roede , scepter, staf) (50) .

5. netsèr (twijg, tak) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 340 (2² X 5 X 17) . Structuur : 5 - 9 - 2 . Tenakh (1) Js 60,21 . Fr. rejeton (loot, afstammeling, telg) . surgeon (wortelscheut) > Lat. surgens , werkw. surgere : opschieten, verschijnen . rameau (takje, twijgje) > Lat. ramus . LXX : fulassôn (bewarende) , vertaling van act. qal part. nom. mann. enk. notser (bewarende, bewaker, wachter) van het werkw. nâtsar (bewaren, bewaken, belegeren, bespieden) . Taalgebruik in Tenakh : nâtsar (bewaren, bewaken, belegeren, bespieden) . Bijbel (24) .
- wënetsèr (en een twijg) . Tenakh (1) Js 11,1 . LXX : anthos (ontlokend groen, bloem, bloei) . Bijbel (22) .
- kënetsèr (als een twijg) . Tenakh (1) Js 14,19 . kënetsèr (als een twijg) . LXX : hos nekros (als een dode) . Is nekros een poging van homonomie van n-ts-r . Bijbel (12) .
- miggetsèr (uit een twijg) . Tenakh (1) Da 11,7 .

Js 11,2 - Js 11,2 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai anapausetai ep' auton pneuma tou theou pneuma sofias kai suneseôs pneuma boulès kai ischuos pneuma gnôseôs kai eusebeias  2 et requiescet super eum spiritus Domini spiritus sapientiae et intellectus spiritus consilii et fortitudinis spiritus scientiae et pietatis     2 En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.   [2] De geest* van de heer rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor de heer.   [2] De geest van de HEER zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en eerbied voor de HEER.   2 Rusten zal op hem de geest van de ENE,– een geest van wijsheid en verstand, een geest van beraad en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor de ENE.   2. Sur lui reposera l'Esprit de Yahvé, esprit de sagesse et d'intelligence, esprit de conseil et de force, esprit de connaissance et de crainte de Yahvé :  

King James Bible . [2] And the spirit of the LORD shall rest upon him, the spirit of wisdom and understanding, the spirit of counsel and might, the spirit of knowledge and of the fear of the LORD;
Luther-Bibel . 2 Auf ihm wird ruhen der Geist des HERRN, der Geist der Weisheit und des Verstandes, der Geist des Rates und der Stärke, der Geist der Erkenntnis und der Furcht des HERRN.

Tekstuitleg van Js 11,2 . Het vers Js 11,2 telt 14 (2 X 7) woorden en 54 (2 X 3³) letters . Getalwaarde van Js 11,2 is 2717 (11 X 13 X 19) .

3. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Taalgebruik in Jesaja : rûach (geest) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 . waw = 6 . chet = 8 . Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) . Structuur : 2 - 6 - 8 . Gr. pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het NT (379) . Tenakh (204) . Pentateuch (19) . Js (28) . Js 1-39 (13) : (1) Js 7,2 . (2) Js 11,2 . (3) Js 17,13 . (4) Js 19,3 . (5) Js 19,14 . (6) Js 25,4 . (7) Js 26,18 . (8) Js 29,10 . (9) Js 29,24 . (10) Js 31,3 . (11) Js 32,2 . (12) Js 32,15 . (13) Js 37,7 .
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing) . wërûach (en een geest) : nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest) . Tenakh (2) : (1) Js 41,16 . (2) Js 42,5 .
- ûlërûach (en tot een geest) . Tenakh (2) : (1) Js 28,6 . (2) Job 6,26 .

3. - 4. rûach JHWH (de geest van JHWH) . Tenakh (23) (niet in de Pentateuch) : (1) Re 3,10 . (2) Re 11,29 . (3) Re 13,25 . (4) Re 14,6 . (5) Re 14,19 . (6) Re 15,14 . (7) 1 S 10,6 . (8) 1 S 16,13 . (9) 1 S 19,9 . (10) 2 S 23,2 . (11) 1 K 22,24 . (12) 2 K 2,15 . (13) 2 Kr 18,23 . (14) 2 Kr 20,14 . (15) Js 11,2 . (16) Js 40,7 . (17) Js 40,13 . (18) Js 59,19 . (19) Js 63,14 . (20) Ez 11,5 . (21) Hos 13,15 . (22) Mi 2,7 . (23) Mi 3,8 .
- wërûach JHWH (en de geest van JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 6,34 . (2) 1 S 16,14 . (3) 1 K 18,12 .
- rûach ´ädonî - JHWH - (de geest van mijn Heer - JHWH -) . Slechts in Js 61,1 .
- rûach ´èlohîm (de geest van God) . Tenakh (13) . Pentateuch (4) : (1) Gn 41,38 . (2) Ex 31,3 . (3) Ex 35,31 . (4) Nu 24,2 . Niet bij de Profeten .
- wërûach ´èlohîm (en de geest van God) . Tenakh (2): (1) Gn 1,2 . (2) 2 Kr 24,20 .

5. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Taalgebruik in Jesaja : rûach (geest) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 . waw = 6 . chet = 8 . Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) . Structuur : 2 - 6 - 8 . Gr. pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het NT (379) . Tenakh (204) . Pentateuch (19) . Js (28) . Js 1-39 (13) : (1) Js 7,2 . (2) Js 11,2 . (3) Js 17,13 . (4) Js 19,3 . (5) Js 19,14 . (6) Js 25,4 . (7) Js 26,18 . (8) Js 29,10 . (9) Js 29,24 . (10) Js 31,3 . (11) Js 32,2 . (12) Js 32,15 . (13) Js 37,7 .
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing) . wërûach(en geest) : nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest) . Tenakh (2) : (1) Js 41,16 . (2) Js 42,5 .

5. - 6. rûach chôkëmâh (geest van wijsheid) . Tenakh (3) : (1) Ex 28,3 (LXX : pneumatos aisthèseôs . Vulgaat : spiritu prudentiae) . (2) Dt 34,9 (LXX : pneumatos suneseôs . Vulgaat : spiritu sapientiae) . (3) Js 11,2 (LXX : pneuma sofias . Vulgaat : spiritus sapientiae) .

8. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Taalgebruik in Jesaja : rûach (geest) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 . waw = 6 . chet = 8 . Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) . Structuur : 2 - 6 - 8 . Gr. pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het NT (379) . Tenakh (204) . Pentateuch (19) . Js (28) . Js 1-39 (13) : (1) Js 7,2 . (2) Js 11,2 . (3) Js 17,13 . (4) Js 19,3 . (5) Js 19,14 . (6) Js 25,4 . (7) Js 26,18 . (8) Js 29,10 . (9) Js 29,24 . (10) Js 31,3 . (11) Js 32,2 . (12) Js 32,15 . (13) Js 37,7 . w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing) . wërûach(en geest) : nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest) . wërûach (en een geest) . Tenakh (2) : (1) Js 41,16 . (2) Js 42,5 .

9. - 10. `etsâh ûgëbhûrâh (raad en sterkte) . Tenakh (3) : (1) 2 K 18,20 . (2) Js 11,2 . (3) Js 36,5 .

11. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Taalgebruik in Jesaja : rûach (geest) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 . waw = 6 . chet = 8 . Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) . Structuur : 2 - 6 - 8 . Gr. pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het NT (379) . Tenakh (204) . Pentateuch (19) . Js (28) . Js 1-39 (13) : (1) Js 7,2 . (2) Js 11,2 . (3) Js 17,13 . (4) Js 19,3 . (5) Js 19,14 . (6) Js 25,4 . (7) Js 26,18 . (8) Js 29,10 . (9) Js 29,24 . (10) Js 31,3 . (11) Js 32,2 . (12) Js 32,15 . (13) Js 37,7 . w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing) . wërûach(en geest) : nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest) . wërûach (en een geest) . Tenakh (2) : (1) Js 41,16 . (2) Js 42,5 .

Js 11,3 - Js 11,3 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3emplèsei auton pneuma fobou theou ou kata tèn doxan krinei oude kata tèn lalian elegxei  3 et replebit eum spiritus timoris Domini non secundum visionem oculorum iudicabit neque secundum auditum aurium arguet     3 En Zijn rieken zal zijn in de vreze des HEEREN; en Hij zal naar het gezicht Zijner ogen niet richten; Hij zal ook naar het gehoor Zijner oren niet bestraffen.  [3] Hij* ademt ontzag voor de heer. Hij spreekt geen recht naar uiterlijke schijn en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten;   [3] Hij ademt eerbied voor de HEER; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten.   3 Zijn geestdrift zal gelden het ontzag voor de ENE,– niet naar wat zijn ogen zien zal hij rechtspreken en niet naar wat zijn oren horen zal hij vonnissen.   3. son inspiration est dans la crainte de Yahvé. Il jugera mais non sur l'apparence. Il se prononcera mais non sur le ouï-dire.  

King James Bible . [3] And shall make him of quick understanding in the fear of the LORD: and he shall not judge after the sight of his eyes, neither reprove after the hearing of his ears:
Luther-Bibel . 3 Und Wohlgefallen wird er haben an der Furcht des HERRN. Er wird nicht richten nach dem, was seine Augen sehen, noch Urteil sprechen nach dem, was seine Ohren hören,

Tekstuitleg van Js 11,3 .

Js 11,4 - Js 11,4 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4alla krinei tapeinô krisin kai elegxei tous tapeinous tès gès kai pataxei gèn tô logô tou stomatos autou kai en pneumati dia cheileôn anelei asebè  4 sed iudicabit in iustitia pauperes et arguet in aequitate pro mansuetis terrae et percutiet terram virga oris sui et spiritu labiorum suorum interficiet impium     4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden.   [4] hij geeft de geringen hun recht en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis. Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond en de slechte mensen doodt hij met de adem van zijn lippen.   [4] Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen.   4 Geringen zal hij richten met gerechtigheid, in oprechtheid zal hij vonnis vellen voor de ellendigen op aarde; slaan zal hij de aarde met de roede van zijn mond, met de geestesadem van zijn lippen de boosdoener doden.  4. Il jugera les faibles avec justice, il rendra une sentence équitable pour les humbles du pays. Il frappera le pays de la férule de sa bouche, et du souffle de ses lèvres fera mourir le méchant.  

King James Bible . [4] But with righteousness shall he judge the poor, and reprove with equity for the meek of the earth: and he shall smite the earth with the rod of his mouth, and with the breath of his lips shall he slay the wicked.
Luther-Bibel . 4 sondern wird mit Gerechtigkeit richten die Armen und rechtes Urteil sprechen den Elenden im Lande, und er wird mit dem Stabe seines Mundes den Gewalttätigen schlagen und mit dem Odem seiner Lippen den Gottlosen töten.

Tekstuitleg van Js 11,4 .

7. ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (453) . Js (45) . Js 11 (1) Js 11,4 (2X) . Een vorm van ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) in Js 11 in 4 verzen : (1) Js 11,4 . (2) Js 11,9 . (3) Js 11,12 . (4) Js 11,16 .

9. ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (453) . Js (45) . Js 11 (1) Js 11,4 (2X) . Een vorm van ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) in Js 11 in 4 verzen : (1) Js 11,4 . (2) Js 11,9 . (3) Js 11,12 . (4) Js 11,16 .

Js 11,5 - Js 11,5 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai estai dikaiosunè ezôsmenos tèn osfun autou kai alètheia eilèmenos tas pleuras 5 et erit iustitia cingulum lumborum eius et fides cinctorium renis eius    5 Want gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn; ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn.   [5] Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lendenen, en trouw als een gordel om zijn heupen.   [5] Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen.   5 Wezen zal gerechtigheid een gordel om zijn heupen,– de trouw een gordel om zijn lendenen.   5. La justice sera la ceinture de ses reins, et la fidélité la ceinture de ses hanches.  

King James Bible . [5] And righteousness shall be the girdle of his loins, and faithfulness the girdle of his reins.
Luther-Bibel . 5 Gerechtigkeit wird der Gurt seiner Lenden sein und die Treue der Gurt seiner Hüften.

Tekstuitleg van Js 11,5 .

1. wëhâjâh (en het zal zijn) < wë + häjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het NT (2450) . Tenakh (388) . Jesaja (66) . Js 1-39 (58) . Js 11 (3) : (1) Js 11,5 . (2) Js 11,10 . (3) Js 11,11 . Js 40-66 (8) .

5. Grieks . pass. part. praes. nom. mann. enk. ειλομένος = eilomenos (ingewikkeld, omgegord , singel, gordel) van het werkw. ειλεω = eileô (oprollen, wikkelen) . Zie het werkw. ενειλεω = eneileô (inwikkelen) . Taalgebruik : eneileô (inwikkelen) . Bijbel (1) : Js 11,5 . Een vorm van het werkw. ειλεω = eileô (oprollen, wikkelen) in LXX (2) : (1) 2 K 2,8 . (2) Js 11,5 , in het NT (0) . Een vorm van ενειλεω = eneileô in de LXX (1 : variante lezing in 1 S 21,10) , in het NT (1) : Mc 15,46 .

Js 11,6 - Js 11,6 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai sumboskèthèsetai lukos meta arnos kai pardalis sunanapausetai erifô kai moscharion kai tauros kai leôn ama boskèthèsontai kai paidion mikron axei autous  6 habitabit lupus cum agno et pardus cum hedo accubabit vitulus et leo et ovis simul morabuntur et puer parvulus minabit eos     6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven.   [6] De* wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden.   [6] Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden.  6 Te gast zal zijn een wolf bij een schaap, een panter vlijt zich neer bij een bokje; kalf, leeuwenwelp en mestvee tezamen: een kleine jongen zal ze drijven.   6. Le loup habitera avec l'agneau, la panthère se couchera avec le chevreau. Le veau, le lionceau et la bête grasse iront ensemble, conduits par un petit garçon. 

King James Bible . [6] The wolf also shall dwell with the lamb, and the leopard shall lie down with the kid; and the calf and the young lion and the fatling together; and a little child shall lead them.
Luther-Bibel . 6 Da werden die Wölfe bei den Lämmern wohnen und die Panther bei den Böcken lagern. Ein kleiner Knabe wird Kälber und junge Löwen und Mastvieh miteinander treiben.

Tekstuitleg van Js 11,6 .

Js 11,7 - Js 11,7 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai bous kai arkos ama boskèthèsontai kai ama ta paidia autôn esontai kai leôn kai bous ama fagontai achura  7 vitulus et ursus pascentur simul requiescent catuli eorum et leo quasi bos comedet paleas     7 De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog.  [7] De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet stro, net als de os.   [7] Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw en een rund eten beide stro.   7 Jonge koe en berin weiden met elkaar, tezamen vlijen zich hun jongen neer; een leeuw: als het rundvee vreet hij stro.   7. La vache et l'ourse paîtront, ensemble se coucheront leurs petits. Le lion comme le bœuf mangera de la paille.  

King James Bible . [7] And the cow and the bear shall feed; their young ones shall lie down together: and the lion shall eat straw like the ox.
Luther-Bibel . 7 Kühe und Bären werden zusammen weiden, dass ihre Jungen beieinander liegen, und Löwen werden Stroh fressen wie die Rinder.

Tekstuitleg van Js 11,7 .

Js 11,8 - Js 11,8 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai paidion nèpion epi trôglèn aspidôn kai epi koitèn ekgonôn aspidôn tèn cheira epibalei  8 et delectabitur infans ab ubere super foramine aspidis et in caverna reguli qui ablactatus fuerit manum suam mittet     8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk.   [8] De zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.   [8] Bij het hol van een adder speelt een zuigeling, een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang.   8 Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder,– bij het lichtgat van een gifslang steekt een gespeend kind zijn hand uit.   8. Le nourrisson jouera sur le repaire de l'aspic, sur le trou de la vipère le jeune enfant mettra la main. 

King James Bible . [8] And the sucking child shall play on the hole of the asp, and the weaned child shall put his hand on the cockatrice' den.
Luther-Bibel . 8 Und ein Säugling wird spielen am Loch der Otter, und ein entwöhntes Kind wird seine Hand stecken in die Höhle der Natter.

Tekstuitleg van Js 11,8 .

Js 11,9 - Js 11,9 . Een telg van Isaï - Js 11 -- verwijzingen -- Js 11,1-9 -- Js 11,1 - Js 11,2 - Js 11,3 - Js 11,4 - Js 11,5 - Js 11,6 - Js 11,7 - Js 11,8 - Js 11,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai ou mè kakopoièsôsin oude mè dunôntai apolesai oudena epi to oros to agion mou oti eneplèsthè è sumpasa tou gnônai ton kurion ôs udôr polu katakalupsai thalassas  9 non nocebunt et non occident in universo monte sancto meo quia repleta est terra scientia Domini sicut aquae maris operientes     9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.   [9] Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg, want de kennis van de heer vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.   [9] Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want kennis van de HEER vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee bedekt.   9 Ze zullen geen kwaad doen en geen verderf stichten op heel de berg van mijn heiligdom,– want vervuld zal het land zijn van kennis van de ENE, zoals wateren die de zee overdekken. •  9. On ne fera plus de mal ni de violence sur toute ma montagne sainte, car le pays sera rempli de la connaissance de Yahvé, comme les eaux couvrent le fond de la mer.  

King James Bible . [9] They shall not hurt nor destroy in all my holy mountain: for the earth shall be full of the knowledge of the LORD, as the waters cover the sea.
Luther-Bibel . 9 Man wird nirgends Sünde tun noch freveln auf meinem ganzen heiligen Berge; denn das Land wird voll Erkenntnis des HERRN sein, wie Wasser das Meer bedeckt.

Tekstuitleg van Js 11,9 .

6. har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Taalgebruik in Jesaja : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in NT : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Een vorm van oros (berg) in de LXX (680) , in het NT (62) . Tenakh (114) . Js (19) : (1) Js 2,2 . (2) Js 2,3 . (3) Js 4,5 . (4) Js 10,32 . (5) Js 11,9 . (6) Js 13,2 . (7) Js 16,1 . (8) Js 18,7 . (9) Js 29,8 . (10) Js 30,25 . (11) Js 31,4 . (12) Js 40,4 . (13) Js 40,9 . (14) Js 56,7 . (15) Js 57,7 . (16) Js 57,13 . (17) Js 65,11 . (18) Js 65,25 . (19) Js 66,20 .

5. - 6. bëkâl har (op de hele berg / op elke berg) . Tenakh (3) : (1) Re 7,24 . (2) Js 11,9 . (3) Js 65,25 .

5. - 7. bëkâl har qâdësjî (op heel mijn heilige berg) . Tenakh (2) : (1) Js 11,9 . (2) Js 65,25 .

10. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw . ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Js (58) . Js 11 (2) : (1) Js 11,9 . (2) Js 11,12 . Een vorm van ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) in Js 11 in 4 verzen : (1) Js 11,4 . (2) Js 11,9 . (3) Js 11,12 . (4) Js 11,16 .

8. - 10. kî mâlë´âh hâ´ârèts (want het land vervult / is vol) . Tenakh (2) : (1) Gn 6,13 . (2) Js 11,9 .

Terugkeer van de rest

Js 11,10 - Js 11,10 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 Καὶ ἔσται ἐν τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ ἡ ρίζα τοῦ ᾿Ιεσσαὶ καὶ ὁ ἀνιστάμενος ἄρχειν ἐθνῶν, ἐπ᾿ αὐτῷ ἔθνη ἐλπιοῦσι, καὶ ἔσται ἡ ἀνάπαυσις αὐτοῦ τιμή. 10 in die illa radix Iesse qui stat in signum populorum ipsum gentes deprecabuntur et erit sepulchrum eius gloriosum     10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.   [10] Op* die dag staat de wortel van Isaï als een vaandel voor de volken opgericht: de volken zoeken hem op, en zijn woonplaats zal prachtig zijn.   [10] Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn.   10 ¶ Geschieden zal het te dien dage: de wortelloot van Jesse, die staan zal als een vaandel voor gemeenschappen,– naar hem zullen volkeren vragen; worden zal zijn rustplaats een en al glorie. •  10. Ce jour-là, la racine de Jessé, qui se dresse comme un signal pour les peuples, sera recherchée par les nations, et sa demeure sera glorieuse.  

King James Bible . [10] And in that day there shall be a root of Jesse, which shall stand for an ensign of the people; to it shall the Gentiles seek: and his rest shall be glorious.
Luther-Bibel . 10 Und es wird geschehen zu der Zeit, dass das Reis aus der Wurzel Isais dasteht als Zeichen für die Völker. Nach ihm werden die Heiden fragen, und die Stätte, da er wohnt, wird herrlich sein.

וְהָיָה, בַּיּוֹם הַהוּא, שֹׁרֶשׁ יִשַׁי אֲשֶׁר עֹמֵד לְנֵס עַמִּים, אֵלָיו גּוֹיִם יִדְרֹשׁוּ; וְהָיְתָה מְנֻחָתוֹ, כָּבוֹד.  {פ}

Tekstuitleg van Js 11,10 . Het vers Js 11,10 telt 15 (3 X 5) woorden en 58 (2 X 29) letters ; de som van de factoren is 8 en 31 . De getalwaarde van Js 11,10 is 3724 (2² X 7² X 19) . De som van de factoren is 37 .

De 3de O antifoon, die op 19 december gezongen wordt, is: (O) radix Jesse, qui stas in signum populorum, [Js 52,15: super quem continebunt reges os suum], quem gentes deprecabuntur: veni ad liberandum nos, iam noli tardare. Hij is opgebouwd op volgende bijbelteksten: (1) Js 11,10: radix Iesse qui stat in signum populorum ipsum gentes deprecabuntur: wortel van Jesse staat tot vaandel voor de volkeren. Zij zullen naar hem vragen.

Js 11,10.1. wëhâjâh (en het zal zijn) < wë + häjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het NT (2450) . Tenakh (388) . Jesaja (66) . Js 1-39 (58) . Js 11 (3) : (1) Js 11,5 . (2) Js 11,10 . (3) Js 11,11 . Js 40-66 (8) .

Js 11,10.2. bëjôm / bajjôm (op een dag) . Voorzetsel bë (op) (+ bepaald lidw. ha) en het zelfst. naamw. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Taalgebruik in Js : jôm (dag) . Getalwaarde van jôm (dag) : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . Gr. hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. dies . Ned. dag . D. Tag . E. day . F. jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567) , in het NT (388) . Tenakh (491) . Jesaja (57) . Js 11 (3) : (1) Js 11,10 . (2) Js 11,11 . (3) Js 11,16 .

Js 11,10.1. - 3. wëhâjâh bajjôm hahû´ (en het was op die dag) . Tenakh (23) . Js (13) : (1) Js 7,18 . (2) Js 7,21 . (3) Js 7,23 . (4) Js 10,20 . (5) Js 10,27 . (6) Js 11,10 . (7) Js 11,11 . (8) Js 17,4 . (9) Js 22,20 . (10) Js 23,15 . (11) Js 24,21 . (12) Js 27,12 . (13) Js 27,13 .

Js 11,10.9. mann. mv. `ammîm (volkeren) van het zelfst. naamw. `am (volk) OF `im (met) . Taalgebruik in Tenakh : `am (volk) . Taalgebruik in Jesaja : `am (volk) . Gr. laos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta : laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . Een vorm van laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) . Tenakh (78) . Js (15) : (1) Js 2,3 . (2) Js 3,13 . (3) Js 8,9 . (4) Js 10,13 . (5) Js 11,10 . (6) Js 14,2 . (7) Js 14,6 . (8) Js 17,12 . (9) Js 30,28 . (10) Js 33,3 . (11) Js 33,12 . (12) Js 49,22 . (13) Js 51,4 . (14) Js 51,5 . (15) Js 63,6 .

Js 11,10.10. ´elâjw (tot hem) . Voorvoegsel ´el + suffix derde persoon mannelijk enkelvoud . ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) of godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeldgetallen) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Tenakh (407) . Js (11) : (1) Js 2,2 . (2) Js 7,4 . (3) Js 11,10 . (4) Js 19,17 . (5) Js 36,3 . (6) Js 37,3 . (7) Js 38,1 . (8) Js 39,3 . (9) Js 44,17 . (10) Js 46,7 . (11) Js 49,5 .

Js 11,10.15. - khabhôd (heerlijkheid) . Taalgebruik in Tenakh : kabhôd (heerlijkheid) . Taalgebruik in Jesaja : kabhôd (heerlijkheid) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , beth = 2 , waw = 6 , daleth = 4 . Totaal : 11 + 2 + 6 + 4 of 20 + 2 + 6 + 4 = 23 of 32 . khabhod = 17. In het Hebreeuws betekent het zwaarte (b.v. van zijn mantel) . In het Grieks getransponeerd naar iets lichts , heerlijks : doxa . Lat. gloria . Fr. gloire . E. glory . Ned. heerlijkheid . D. Herrlichkeit . In veertien verzen in Js : (1) Js 4,5 . (2) Js 11,10 . (3) Js 16,14 . (4) Js 17,4 . (5) Js 21,16 . (6) Js 22,23 . (7) Js 22,24 . (8) Js 24,23 . (9) Js 35,2 . (10) Js 40,5 . (11) Js 42,12 . (12) Js 58,8 . (13) Js 60,13 . (14) Js 66,12 .
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid) . Verbindingswoord waw en het zelfstandig naamwoord khabhôd (heerlijkheid) .
- khebhôdô (zijn heerlijkheid)  . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , beth = 2 , waw = 6 , daleth = 4 , waw = 6 . Totaal : 11 + 2 + 6 + 4 + 6 = 29 of 38 . In vier verzen in Js : (1) Js 3,8 . (2) Js 6,3 . (3) Js 8,7 . (4) Js 59,19 .
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid) . In zesentwintig verzen in de bijbel . In zeven verzen in combinatie met JHWH . In twee verzen in Js : (1) Js 40,5 . (2) Js 58,8 .
- ûkhëbhôdô (en zijn heerlijkheid) . In twee verzen in de bijbel : (1) Js 5,13 . (2) Js 60,2 .

Js 11,11 - Js 11,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai estai tè èmera ekeinè prosthèsei kurios tou deixai tèn cheira autou tou zèlôsai to kataleifthen upoloipon tou laou o an kataleifthè apo tôn assuriôn kai apo aiguptou kai babulônias kai aithiopias kai apo ailamitôn kai apo èliou anatolôn kai ex arabias  11 et erit in die illa adiciet Dominus secundo manum suam ad possidendum residuum populi sui quod relinquetur ab Assyriis et ab Aegypto et a Fetros et ab Aethiopia et ab Aelam et a Sennaar et ab Emath et ab insulis maris     11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee.  [11] Op die dag strekt de Heer opnieuw zijn hand uit, om de rest van zijn volk vrij te kopen, wat er overbleef, uit Assur en Egypte, uit Patros* en Kus*, uit Elam* en Sinear*, uit Hamat* en van de eilanden* van de zee.  [11] Op die dag heft de Heer opnieuw zijn hand op om de overlevenden van zijn volk vrij te kopen uit Assyrië en Egypte, uit Patros, Nubië en Elam, uit Sinear en Hamat, en van de eilanden in zee.   11 Geschieden zal het te dien dage: doorgaan zal mijn Heer met het opheffen van zijn hand om te verwerven het overblijfsel van zijn gemeente,– dat overblijft uit Asjoer en Egypte, uit Patros en Koesj, uit Elam, Sjinar en Chamat, en van de eilanden in de zee.   11. Ce jour-là, le Seigneur étendra la main une seconde fois, pour racheter le reste de son peuple, ce qui restera à Assur et en Égypte, à Patros, à Kush et en Élam, à Shinéar, à Hamat et dans les îles de la mer.  

King James Bible . [11] And it shall come to pass in that day, that the Lord shall set his hand again the second time to recover the remnant of his people, which shall be left, from Assyria, and from Egypt, and from Pathros, and from Cush, and from Elam, and from Shinar, and from Hamath, and from the islands of the sea.
Luther-Bibel . 11 Und der Herr wird zu der Zeit zum zweiten Mal seine Hand ausstrecken, dass er den Rest seines Volks loskaufe, der übrig geblieben ist in Assur, Ägypten, Patros, Kusch, Elam, Schinar, Hamat und auf den Inseln des Meeres.

Tekstuitleg van Js 11,11 . Het vers Js 11,11 telt 22 (2 X 11) woorden en 97 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Js 11,11 is 7343 (7 X 1049) .

Js 11,11.1. wëhâjâh (en het zal zijn) < wë + häjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het NT (2450) . Tenakh (388) . Jesaja (66) . Js 1-39 (58) . Js 11 (3) : (1) Js 11,5 . (2) Js 11,10 . (3) Js 11,11 . Js 40-66 (8) .

Js 11,11.2. bëjôm / bajjôm (op een dag) . Voorzetsel bë (op) (+ bepaald lidw. ha) en het zelfst. naamw. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Taalgebruik in Js : jôm (dag) . Getalwaarde van jôm (dag) : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . Gr. hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. dies . Ned. dag . D. Tag . E. day . F. jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567) , in het NT (388) . Tenakh (491) . Jesaja (57) . Js 11 (3) : (1) Js 11,10 . (2) Js 11,11 . (3) Js 11,16 .

Js 11,11.1. - 3. wëhâjâh bajjôm hahû´ (en het was op die dag) . Tenakh (23) . Js (13) : (1) Js 7,18 . (2) Js 7,21 . (3) Js 7,23 . (4) Js 10,20 . (5) Js 10,27 . (6) Js 11,10 . (7) Js 11,11 . (8) Js 17,4 . (9) Js 22,20 . (10) Js 23,15 . (11) Js 24,21 . (12) Js 27,12 . (13) Js 27,13 .

Js 11,11.8. liqënôth (om te verwerven) < lë + qal inf. stat. constr. van het werkw. qânâh (verwerven, bezitten, kopen) . Taalgebruik in Tenakh : qânâh (verwerven, bezitten, kopen) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 155 (5 X 31) . Structuur : 1 - 5 - 5 . Tenakh (6) : (1) 2 S 24,21 . (2) Js 11,11 . (3) Js 32,7 . (4) Am 8,6 . (5) Spr 17,16 . (6) 2 Kr 34,11 .

Js 11,12 - Js 11,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai arei sèmeion eis ta ethnè kai sunaxei tous apolomenous israèl kai tous diesparmenous tou iouda sunaxei ek tôn tessarôn pterugôn tès gès  12 et levabit signum in nationes et congregabit profugos Israhel et dispersos Iuda colliget a quattuor plagis terrae    12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks.   [12] Hij geeft de volken een teken, Israëls verdrevenen brengt Hij bijeen en het verspreide Juda verzamelt Hij uit de vier uithoeken van de aarde.  [12] Dan steekt hij een vaandel op voor de volken. Hij brengt bijeen wie uit Israël verdreven waren, de vluchtelingen uit Juda brengt hij samen, van de vier uiteinden van de aarde.  12 Opheffen zal hij een vaandel onder de volken en verzamelen Israëls verstotenen; Juda’s verstrooiden zal hij bijeenhalen van de vier vleugels van de aarde.   12. Il dressera un signal pour les nations et rassemblera les bannis d'Israël. Il regroupera les dispersés de Juda des quatre coins de la terre.  

King James Bible . [12] And he shall set up an ensign for the nations, and shall assemble the outcasts of Israel, and gather together the dispersed of Judah from the four corners of the earth.
Luther-Bibel . 12 Und er wird ein Zeichen aufrichten unter den Völkern und zusammenbringen die Verjagten Israels und die Zerstreuten Judas sammeln von den vier Enden der Erde.

Tekstuitleg van Js 11,12 .

3. mann. mv. gojim (volken) van het zelfst. naamw. gôj (volk) . Taalgebruik in Tenakh : gôj (volk) . Taalgebruik in Jesaja : gôj (volk) . Gr. ethnos (volk) . Getalwaarde : gimel = 3 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 19 . Structuur : 3 - 6 - 1 . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos (volk) . Taalgebruik in het NT : ethnos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . D. Volk . Tenakh (133) . Js (29) . Js 40-66 (16) : (1) Js 40,15 . (2) Js 41,2 . (3) Js 42,6 . (4) Js 45,1. (5) Js 49,6 . (6) Js 49,22 . (7) Js 52,15 . (8) Js 54,3 . (9) Js 60,3 . (10) Js 60,5 . (11) Js 60,11 . (12) Js 60,16 . (13) Js 61,6 . (14) Js 62,2 . (15) Js 64,1 . (16) Js 66,12 .
- haggôjim (de volken) < bepaald lidwoord ha + gôjim . Tenakh 174) . Js (18) . Js 40-66 (8) : (1) Js 40,17 . (2) Js 43,9 . (3) Js 45,20 . (4) Js 52,10 . (5) Js 61,11 . (6) Js 66,18 . (7) Js 66,19 . (8) Js 66,20 .
- baggôjim (onder de volken) . Tenakh (74) . Js (2) : (1) Js 61,9 . (2) Js 66,19 .
- lëgôjim / laggôjim (voor de volken) . Tenakh (16) . Js (3) : (1) Js 5,26 . (2) Js 11,12 . (3) Js 42,1 .

1. - 3. wenâshâ nes laggôjim (en hij zal een banier opsteken voor de volken) . Js (2) : (1) Js 5,26 . (2) Js 11,12 .

8. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Tenakh (633) . Js (20) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 5,3 . (4) Js 5,7 . (5) Js 7,1 . (6) Js 7,17 . (7) Js 9,20 . (8) Js 11,12 . (9) Js 11,13 . (10) Js 19,17 . (11) Js 22,8 . (12) Js 22,21 . (13) Js 26,1 . (14) Js 36,1 . (15) Js 37,10 . (16) Js 37,31 . (17) Js 38,9 . (18) Js 40,9 . (19) Js 44,26 . (20) Js 48,1 .

12. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw . ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Js (58) . Js 11 (2) : (1) Js 11,9 . (2) Js 11,12 . Een vorm van ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) in Js 11 in 4 verzen : (1) Js 11,4 . (2) Js 11,9 . (3) Js 11,12 . (4) Js 11,16 .

Js 11,13 - Js 11,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai afairethèsetai o zèlos efraim kai oi echthroi iouda apolountai efraim ou zèlôsei ioudan kai ioudas ou thlipsei efraim  13 et auferetur zelus Ephraim et hostes Iuda peribunt Ephraim non aemulabitur Iudam et Iudas non pugnabit contra Ephraim     13 En de nijd van Efraïm zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraïm niet benauwen.   [13] Dan* verdwijnt de jaloersheid van Efraïm en komt er een einde aan de verdrukking van Juda. Dan is Efraïm niet meer jaloers op Juda en Juda is Efraïm niet meer vijandig.  [13] Efraïms afgunst zal verdwijnen, aan Juda’s vijandschap komt een eind. Efraïm is niet meer afgunstig op Juda, Juda is Efraïm niet meer vijandig.   13 Wijken zal de naijver van Efraïm en wie Juda benauwen worden weggemaaid; Efraïm zal Juda niet meer benijden en Juda Efraïm niet benauwen.   13. Alors cessera la jalousie d'Éphraïm, et les ennemis de Juda seront retranchés. Éphraïm ne jalousera plus Juda et Juda ne sera plus hostile à Éphraïm.  

King James Bible . [13] The envy also of Ephraim shall depart, and the adversaries of Judah shall be cut off: Ephraim shall not envy Judah, and Judah shall not vex Ephraim.
Luther-Bibel . 13 Und der Neid Ephraims wird aufhören und die Feindschaft Judas ausgerottet werden, dass Ephraim nicht mehr neidisch ist auf Juda und Juda nicht mehr Ephraim Feind ist.

Tekstuitleg van Js 11,13 .

5. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Tenakh (633) . Js (20) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 5,3 . (4) Js 5,7 . (5) Js 7,1 . (6) Js 7,17 . (7) Js 9,20 . (8) Js 11,12 . (9) Js 11,13 . (10) Js 19,17 . (11) Js 22,8 . (12) Js 22,21 . (13) Js 26,1 . (14) Js 36,1 . (15) Js 37,10 . (16) Js 37,31 . (17) Js 38,9 . (18) Js 40,9 . (19) Js 44,26 . (20) Js 48,1 .

Js 11,14 - Js 11,14 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai petasthèsontai en ploiois allofulôn thalassan ama pronomeusousin kai tous af' èliou anatolôn kai idoumaian kai epi môab prôton tas cheiras epibalousin oi de uioi ammôn prôtoi upakousontai  14 et volabunt in umeros Philisthim per mare simul praedabuntur filios orientis Idumea et Moab praeceptum manus eorum et filii Ammon oboedientes erunt     14 Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn.   [14] Samen strijken zij neer op de flank van de Filistijnen aan de zee en plunderen zij de zonen van het Oosten; over Edom en Moab strekken zij hun macht uit, en de Ammonieten worden ondergeschikt aan hen.   [14] Ze strijken neer op de flank van Filistea, aan de zee, samen beroven zij de stammen in het oosten; ze leggen de hand op Edom en Moab en de Ammonieten zullen hen gehoorzamen.  14 Over de schouder van de Filistijnen zullen ze zeewaarts vliegen, samen zullen ze de zonen van het oosten buitmaken,– terwijl zij naar Edom en Moab hun hand uitstrekken en de zonen van Amon hen gehoorzamen.   14. Ils fondront sur le dos des Philistins à l'Occident, ensemble ils pilleront les fils de l'Orient. Édom et Moab seront soumis à leur main et les fils d'Ammon leur obéiront.  

King James Bible . [14] But they shall fly upon the shoulders of the Philistines toward the west; they shall spoil them of the east together: they shall lay their hand upon Edom and Moab; and the children of Ammon shall obey them.
Luther-Bibel . 14 Sie werden sich stürzen auf das Land der Philister im Westen und miteinander berauben alle, die im Osten wohnen. Nach Edom und Moab werden sie ihre Hände ausstrecken, die Ammoniter werden ihnen gehorsam sein.

Tekstuitleg van Js 11,14 .

Js 11,15 - Js 11,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai erèmôsei kurios tèn thalassan aiguptou kai epibalei tèn cheira autou epi ton potamon pneumati biaiô kai pataxei epta faraggas ôste diaporeuesthai auton en upodèmasin 15 et desolabit Dominus linguam maris Aegypti et levabit manum suam super Flumen in fortitudine spiritus sui et percutiet eum in septem rivis ita ut transeant per eum calciati     15 Ook zal de HEERE den inham der zee van Egypte verbannen, en Hij zal Zijn hand bewegen tegen de rivier, door de sterkte Zijns winds; en Hij zal dezelve slaan in de zeven stromen, en Hij zal maken, dat men met schoenen daardoor zal gaan.   [15] Dan splijt de heer de golf van de zee van Egypte, met een razende wind heft Hij zijn hand op tegen de Rivier* en slaat hem uiteen in zeven beken, zodat men er met schoenen aan doorheen trekt.   [15] Dan zal de HEER de zeearm van Egypte splijten; de Eufraat bedwingt hij met zijn machtige adem, hij slaat het water uiteen in zeven beken waar men droogvoets door kan gaan.   15 Eens deed de ENE de tong van Egyptes zee in de ban, terwijl hij nu met zijn hand wenkt tegen de Rivier met de gloed van zijn geestesadem; uiteenslaan zal hij hem tot zeven beken en op schoenen zal men daardoorheen zijn weg gaan.   15. Yahvé asséchera la baie de la mer d'Égypte, il agitera la main contre le Fleuve, dans la violence de son souffle. Il le frappera pour en faire sept bras, on y marchera en sandales.  

King James Bible . [15] And the LORD shall utterly destroy the tongue of the Egyptian sea; and with his mighty wind shall he shake his hand over the river, and shall smite it in the seven streams, and make men go over dryshod.
Luther-Bibel . 15 Und der HERR wird austrocknen die Zunge des Meeres von Ägypten und wird seine Hand gehen lassen über den Euphrat mit seinem starken Wind und ihn in sieben Bäche zerschlagen, sodass man mit Schuhen hindurchgehen kann.

Tekstuitleg van Js 11,15 .

6. mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Pentateuch (219) . Js (33) . Js 1-39 (30) . Js 40-66 (3) . Js 11 (2) : (1) Js 11,15 . (2) Js 11,16 .

Js 11,16 - Js 11,16 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai estai diodos tô kataleifthenti mou laô en aiguptô kai estai tô israèl ôs è èmera ote exèlthen ek gès aiguptou   16 et erit via residuo populo meo qui relinquetur ab Assyriis sicut fuit Israhel in die qua ascendit de terra Aegypti     16 En er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel Zijns volks, dat overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israël   [16] Zo wordt een weg gebaand voor de rest van zijn volk, dat in Assur is achtergebleven; zoals eens voor Israël, toen het wegtrok uit Egypte.   [16] Zo baant hij de weg voor wat er in Assyrië van zijn volk nog overbleef, zoals eens voor Israël, toen het wegtrok uit Egypte.  16 Wezen zal er een straatweg voor het overblijfsel van zijn gemeente dat zal overblijven uit Asjoer,– zoals er een was voor Israël op de dag dat hij opklom uit het land van Egypte.   16. Et il y aura un chemin pour le reste de son peuple, ce qui restera d'Assur, comme il y en eut pour Israël, quand il monta du pays d'Égypte. 

King James Bible . [16] And there shall be an highway for the remnant of his people, which shall be left, from Assyria; like as it was to Israel in the day that he came up out of the land of Egypt.
Luther-Bibel . 16 Und es wird eine Straße da sein für den Rest seines Volks, das übrig geblieben ist in Assur, wie sie für Israel da war zur Zeit, als sie aus Ägyptenland zogen.

Tekstuitleg van Js 11,16 .

11. bëjôm / bajjôm (op een dag) . Voorzetsel bë (op) (+ bepaald lidw. ha) en het zelfst. naamw. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenakh : jôm (dag) . Taalgebruik in Js : jôm (dag) . Getalwaarde van jôm (dag) : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . Gr. hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het NT : hèmera (dag) . Lat. dies . Ned. dag . D. Tag . E. day . F. jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Een vorm van hèmera (dag) in de LXX (2567) , in het NT (388) . Tenakh (491) . Jesaja (57) . Js 11 (3) : (1) Js 11,10 . (2) Js 11,11 . (3) Js 11,16 .

12. `älothô (van zijn opgaan) < act. qal inf. constr. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . Als werkwoordvorm enkel in Js 11,16 .

13. me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Js (11) : (1) Js 11,16 . (2) Js 13,5 . (3) Js 21,1 . (4) Js 23,1 . (5) Js 29,4 . (6) Js 39,3 . (7) Js 46,11 . (8) Js 49,12 . (9) Js 53,2 . (10) Js 53,8 . (11) Js 55,9 . Een vorm van ´èrèts / ´ârèts (land, aarde) in Js 11 in 4 verzen : (1) Js 11,4 . (2) Js 11,9 . (3) Js 11,12 . (4) Js 11,16 .

14. mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Tenakh (434) . Pentateuch (219) . Js (33) . Js 1-39 (30) . Js 40-66 (3) . Js 11 (2) : (1) Js 11,15 . (2) Js 11,16 .


Isaiah Chapter 11 יְשַׁעְיָהוּ

א  וְיָצָא חֹטֶר, מִגֵּזַע יִשָׁי; וְנֵצֶר, מִשָּׁרָשָׁיו יִפְרֶה. 1 And there shall come forth a shoot out of the stock of Jesse, and a twig shall grow forth out of his roots.
ב  וְנָחָה עָלָיו, רוּחַ יְהוָה--רוּחַ חָכְמָה וּבִינָה, רוּחַ עֵצָה וּגְבוּרָה, רוּחַ דַּעַת, וְיִרְאַת יְהוָה. 2 And the spirit of the LORD shall rest upon him, the spirit of wisdom and understanding, the spirit of counsel and might, the spirit of knowledge and of the fear of the LORD.
ג  וַהֲרִיחוֹ, בְּיִרְאַת יְהוָה; וְלֹא-לְמַרְאֵה עֵינָיו יִשְׁפּוֹט, וְלֹא-לְמִשְׁמַע אָזְנָיו יוֹכִיחַ. 3 And his delight shall be in the fear of the LORD; and he shall not judge after the sight of his eyes, neither decide after the hearing of his ears;
ד  וְשָׁפַט בְּצֶדֶק דַּלִּים, וְהוֹכִיחַ בְּמִישׁוֹר לְעַנְוֵי-אָרֶץ; וְהִכָּה-אֶרֶץ בְּשֵׁבֶט פִּיו, וּבְרוּחַ שְׂפָתָיו יָמִית רָשָׁע. 4 But with righteousness shall he judge the poor, and decide with equity for the meek of the land; and he shall smite the land with the rod of his mouth, and with the breath of his lips shall he slay the wicked.
ה  וְהָיָה צֶדֶק, אֵזוֹר מָתְנָיו; וְהָאֱמוּנָה, אֵזוֹר חֲלָצָיו. 5 And righteousness shall be the girdle of his loins, and faithfulness the girdle of his reins.
ו  וְגָר זְאֵב עִם-כֶּבֶשׂ, וְנָמֵר עִם-גְּדִי יִרְבָּץ; וְעֵגֶל וּכְפִיר וּמְרִיא יַחְדָּו, וְנַעַר קָטֹן נֹהֵג בָּם. 6 And the wolf shall dwell with the lamb, and the leopard shall lie down with the kid; and the calf and the young lion and the fatling together; and a little child shall lead them.
ז  וּפָרָה וָדֹב תִּרְעֶינָה, יַחְדָּו יִרְבְּצוּ יַלְדֵיהֶן; וְאַרְיֵה, כַּבָּקָר יֹאכַל-תֶּבֶן. 7 And the cow and the bear shall feed; their young ones shall lie down together; and the lion shall eat straw like the ox.
ח  וְשִׁעֲשַׁע יוֹנֵק, עַל-חֻר פָּתֶן; וְעַל מְאוּרַת צִפְעוֹנִי, גָּמוּל יָדוֹ הָדָה. 8 And the sucking child shall play on the hole of the asp, and the weaned child shall put his hand on the basilisk's den.
ט  לֹא-יָרֵעוּ וְלֹא-יַשְׁחִיתוּ, בְּכָל-הַר קָדְשִׁי:  כִּי-מָלְאָה הָאָרֶץ, דֵּעָה אֶת-יְהוָה, כַּמַּיִם, לַיָּם מְכַסִּים.  {ס} 9 They shall not hurt nor destroy in all My holy mountain; for the earth shall be full of the knowledge of the LORD, as the waters cover the sea. {S}
י  וְהָיָה, בַּיּוֹם הַהוּא, שֹׁרֶשׁ יִשַׁי אֲשֶׁר עֹמֵד לְנֵס עַמִּים, אֵלָיו גּוֹיִם יִדְרֹשׁוּ; וְהָיְתָה מְנֻחָתוֹ, כָּבוֹד.  {פ} 10 And it shall come to pass in that day, that the root of Jesse, that standeth for an ensign of the peoples, unto him shall the nations seek; and his resting-place shall be glorious. {P}
יא  וְהָיָה בַּיּוֹם הַהוּא, יוֹסִיף אֲדֹנָי שֵׁנִית יָדוֹ, לִקְנוֹת, אֶת-שְׁאָר עַמּוֹ--אֲשֶׁר יִשָּׁאֵר מֵאַשּׁוּר וּמִמִּצְרַיִם וּמִפַּתְרוֹס וּמִכּוּשׁ, וּמֵעֵילָם וּמִשִּׁנְעָר וּמֵחֲמָת, וּמֵאִיֵּי, הַיָּם. 11 And it shall come to pass in that day, that the Lord will set His hand again the second time to recover the remnant of His people, that shall remain from Assyria, and from Egypt, and from Pathros, and from Cush, and from Elam, and from Shinar, and from Hamath, and from the islands of the sea.
יב  וְנָשָׂא נֵס לַגּוֹיִם, וְאָסַף נִדְחֵי יִשְׂרָאֵל; וּנְפֻצוֹת יְהוּדָה יְקַבֵּץ, מֵאַרְבַּע כַּנְפוֹת הָאָרֶץ. 12 And He will set up an ensign for the nations, and will assemble the dispersed of Israel, and gather together the scattered of Judah from the four corners of the earth.
יג  וְסָרָה קִנְאַת אֶפְרַיִם, וְצֹרְרֵי יְהוּדָה יִכָּרֵתוּ:  אֶפְרַיִם לֹא-יְקַנֵּא אֶת-יְהוּדָה, וִיהוּדָה לֹא-יָצֹר אֶת-אֶפְרָיִם. 13 The envy also of Ephraim shall depart, and they that harass Judah shall be cut off; Ephraim shall not envy Judah, and Judah shall not vex Ephraim.
יד  וְעָפוּ בְכָתֵף פְּלִשְׁתִּים יָמָּה, יַחְדָּו יָבֹזּוּ אֶת-בְּנֵי-קֶדֶם; אֱדוֹם וּמוֹאָב מִשְׁלוֹחַ יָדָם, וּבְנֵי עַמּוֹן מִשְׁמַעְתָּם. 14 And they shall fly down upon the shoulder of the Philistines on the west; together shall they spoil the children of the east; they shall put forth their hand upon Edom and Moab; and the children of Ammon shall obey them.
טו  וְהֶחֱרִים יְהוָה, אֵת לְשׁוֹן יָם-מִצְרַיִם, וְהֵנִיף יָדוֹ עַל-הַנָּהָר, בַּעְיָם רוּחוֹ; וְהִכָּהוּ לְשִׁבְעָה נְחָלִים, וְהִדְרִיךְ בַּנְּעָלִים. 15 And the LORD will utterly destroy the tongue of the Egyptian sea; and with His scorching wind will He shake His hand over the River, and will smite it into seven streams, and cause men to march over dry-shod.
טז  וְהָיְתָה מְסִלָּה--לִשְׁאָר עַמּוֹ, אֲשֶׁר יִשָּׁאֵר מֵאַשּׁוּר:  כַּאֲשֶׁר הָיְתָה לְיִשְׂרָאֵל, בְּיוֹם עֲלֹתוֹ מֵאֶרֶץ מִצְרָיִם. 16 And there shall be a highway for the remnant of His people, that shall remain from Assyria, like as there was for Israel in the day that he came up out of the land of Egypt.

 

SEPTUAGINTA

ΚΑΙ ἐξελεύσεται ράβδος ἐκ τῆς ρίζης ᾿Ιεσσαί, καὶ ἄνθος ἐκ τῆς ρίζης ἀναβήσεται. 2 καὶ ἀναπαύσεται ἐπ᾿ αὐτὸν πνεῦμα τοῦ Θεοῦ, πνεῦμα σοφίας καὶ συνέσεως, πνεῦμα βουλῆς καὶ ἰσχύος, πνεῦμα γνώσεως καὶ εὐσεβείας· 3 ἐμπλήσει αὐτὸν πνεῦμα φόβου Θεοῦ. οὐ κατὰ τὴν δόξαν κρινεῖ οὐδὲ κατὰ τὴν λαλιὰν ἐλέγξει, 4 ἀλλὰ κρινεῖ ταπεινῷ κρίσιν καὶ ἐλέγξει τοὺς ταπεινοὺς τῆς γῆς· καὶ πατάξει γῆν τῷ λόγῳ τοῦ στόματος αὐτοῦ καὶ ἐν πνεύματι διὰ χειλέων ἀνελεῖ ἀσεβῆ· 5 καὶ ἔσται δικαιοσύνῃ ἐζωσμένος τὴν ὀσφὺν αὐτοῦ καὶ ἀληθείᾳ εἰλημένος τὰς πλευράς. 6 καὶ συμβοσκηθήσεται λύκος μετ᾿ ἀρνός, καὶ πάρδαλις συναναπαύσεται ἐρίφω, καὶ μοσχάριον καὶ ταῦρος καὶ λέων ἅμα βοσκηθήσονται, καὶ παιδίον μικρὸν ἄξει αὐτούς· 7 καὶ βοῦς καὶ ἄρκος ἅμα βοσκηθήσονται, καὶ ἅμα τὰ παιδία αὐτῶν ἔσονται, καὶ λέων καὶ βοῦς ἅμα φάγονται ἄχυρα. 8 καὶ παιδίον νήπιον ἐπὶ τρώγλην ἀσπίδων καὶ ἐπὶ κοίτην ἐκγόνων ἀσπίδων τὴν χεῖρα ἐπιβαλεῖ. 9 καὶ οὐ μὴ κακοποιήσουσιν, οὐδὲ μὴ δύνωνται ἀπολέσαι οὐδένα ἐπὶ τὸ ὄρος τὸ ἅγιόν μου, ὅτι ἐνεπλήσθη ἡ σύμπασα τοῦ γνῶναι τὸν Κύριον ὡς ὕδωρ πολὺ κατακαλύψαι θαλάσσας. 10 Καὶ ἔσται ἐν τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ ἡ ρίζα τοῦ ᾿Ιεσσαὶ καὶ ὁ ἀνιστάμενος ἄρχειν ἐθνῶν, ἐπ᾿ αὐτῷ ἔθνη ἐλπιοῦσι, καὶ ἔσται ἡ ἀνάπαυσις αὐτοῦ τιμή. 11 καὶ ἔσται τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνη προσθήσει Κύριος τοῦ δεῖξαι τὴν χεῖρα αὐτοῦ τοῦ ζηλῶσαι τὸ καταλειφθὲν ὑπόλοιπον τοῦ λαοῦ, ὃ ἂν καταλειφθῇ ἀπὸ τῶν ᾿Ασσυρίων καὶ ἀπὸ Αἰγύπτου καὶ Βαβυλωνίας καὶ Αἰθιοπίας καὶ ἀπὸ ᾿Ελαμιτῶν καὶ ἀπὸ ἡλίου ἀνατολῶν καὶ ἐξ ᾿Αραβίας. 12 καὶ ἀρεῖ σημεῖον εἰς τὰ ἔθνη καὶ συνάξει τοὺς ἀπολομένους ᾿Ισραὴλ καὶ τοὺς διεσπαρμένους τοῦ ᾿Ιούδα συνάξει ἐκ τῶν τεσσάρων πτερύγων τῆς γῆς. 13 ἀφαιρεθήσεται ὁ ζῆλος ᾿Εφραὶμ καὶ οἱ ἐχθροὶ ᾿Ιούδα ἀπολοῦνται· ᾿Εφραὶμ οὐ ζηλώσει ᾿Ιούδαν, καὶ ᾿Ιούδας οὐ θλίψει ᾿Εφραίμ. 14 καὶ πετασθήσονται ἐν πλοίοις ἀλλοφύλων θάλασσαν, ἅμα προνομεύσουσι καὶ τοὺς ἀφ᾿ ἡλίου ἀνατολῶν καὶ ᾿Ιδουμαίαν· καὶ ἐπὶ Μωὰβ πρῶτον τὰς χεῖρας ἐπιβαλοῦσιν, οἱ δὲ υἱοὶ ᾿Αμμὼν πρῶτοι ὑπακούσονται. 15 καὶ ἐρημώσει Κύριος τὴν θάλασσαν Αἰγύπτου καὶ ἐπιβαλεῖ τὴν χεῖρα αὐτοῦ ἐπὶ τὸν ποταμὸν πνεύματι βιαίῳ καὶ πατάξει ἑπτὰ φάραγγας, ὥστε διαπορεύεσθαι αὐτὸν ἐν ὑποδήμασι· 16 καὶ ἔσται δίοδος τῷ καταλειφθέντι μου λαῷ ἐν Αἰγύπτῳ, καὶ ἔσται τῷ ᾿Ισραὴλ ὡς ἡ ἡμέρα ὅτε ἐξῆλθεν ἐκ γῆς Αἰγύπτου.

1kai exeleusetai rabdos ek tès rizès iessai kai anthos ek tès rizès anabèsetai2kai anapausetai ep' auton pneuma tou theou pneuma sofias kai suneseôs pneuma boulès kai ischuos pneuma gnôseôs kai eusebeias3emplèsei auton pneuma fobou theou ou kata tèn doxan krinei oude kata tèn lalian elegxei4alla krinei tapeinô krisin kai elegxei tous tapeinous tès gès kai pataxei gèn tô logô tou stomatos autou kai en pneumati dia cheileôn anelei asebè5kai estai dikaiosunè ezôsmenos tèn osfun autou kai alètheia eilèmenos tas pleuras6kai sumboskèthèsetai lukos meta arnos kai pardalis sunanapausetai erifô kai moscharion kai tauros kai leôn ama boskèthèsontai kai paidion mikron axei autous7kai bous kai arkos ama boskèthèsontai kai ama ta paidia autôn esontai kai leôn kai bous ama fagontai achura8kai paidion nèpion epi trôglèn aspidôn kai epi koitèn ekgonôn aspidôn tèn cheira epibalei9kai ou mè kakopoièsôsin oude mè dunôntai apolesai oudena epi to oros to agion mou oti eneplèsthè è sumpasa tou gnônai ton kurion ôs udôr polu katakalupsai thalassas10kai estai en tè èmera ekeinè è riza tou iessai kai o anistamenos archein ethnôn ep' autô ethnè elpiousin kai estai è anapausis autou timè11kai estai tè èmera ekeinè prosthèsei kurios tou deixai tèn cheira autou tou zèlôsai to kataleifthen upoloipon tou laou o an kataleifthè apo tôn assuriôn kai apo aiguptou kai babulônias kai aithiopias kai apo ailamitôn kai apo èliou anatolôn kai ex arabias12kai arei sèmeion eis ta ethnè kai sunaxei tous apolomenous israèl kai tous diesparmenous tou iouda sunaxei ek tôn tessarôn pterugôn tès gès13kai afairethèsetai o zèlos efraim kai oi echthroi iouda apolountai efraim ou zèlôsei ioudan kai ioudas ou thlipsei efraim14kai petasthèsontai en ploiois allofulôn thalassan ama pronomeusousin kai tous af' èliou anatolôn kai idoumaian kai epi môab prôton tas cheiras epibalousin oi de uioi ammôn prôtoi upakousontai15kai erèmôsei kurios tèn thalassan aiguptou kai epibalei tèn cheira autou epi ton potamon pneumati biaiô kai pataxei epta faraggas ôste diaporeuesthai auton en upodèmasin16kai estai diodos tô kataleifthenti mou laô en aiguptô kai estai tô israèl ôs è èmera ote exèlthen ek gès aiguptou


VULGAAT

1 et egredietur virga de radice Iesse et flos de radice eius ascendet 2 et requiescet super eum spiritus Domini spiritus sapientiae et intellectus spiritus consilii et fortitudinis spiritus scientiae et pietatis 3 et replebit eum spiritus timoris Domini non secundum visionem oculorum iudicabit neque secundum auditum aurium arguet 4 sed iudicabit in iustitia pauperes et arguet in aequitate pro mansuetis terrae et percutiet terram virga oris sui et spiritu labiorum suorum interficiet impium 5 et erit iustitia cingulum lumborum eius et fides cinctorium renis eius 6 habitabit lupus cum agno et pardus cum hedo accubabit vitulus et leo et ovis simul morabuntur et puer parvulus minabit eos 7 vitulus et ursus pascentur simul requiescent catuli eorum et leo quasi bos comedet paleas 8 et delectabitur infans ab ubere super foramine aspidis et in caverna reguli qui ablactatus fuerit manum suam mittet 9 non nocebunt et non occident in universo monte sancto meo quia repleta est terra scientia Domini sicut aquae maris operientes 10 in die illa radix Iesse qui stat in signum populorum ipsum gentes deprecabuntur et erit sepulchrum eius gloriosum 11 et erit in die illa adiciet Dominus secundo manum suam ad possidendum residuum populi sui quod relinquetur ab Assyriis et ab Aegypto et a Fetros et ab Aethiopia et ab Aelam et a Sennaar et ab Emath et ab insulis maris 12 et levabit signum in nationes et congregabit profugos Israhel et dispersos Iuda colliget a quattuor plagis terrae 13 et auferetur zelus Ephraim et hostes Iuda peribunt Ephraim non aemulabitur Iudam et Iudas non pugnabit contra Ephraim 14 et volabunt in umeros Philisthim per mare simul praedabuntur filios orientis Idumea et Moab praeceptum manus eorum et filii Ammon oboedientes erunt 15 et desolabit Dominus linguam maris Aegypti et levabit manum suam super Flumen in fortitudine spiritus sui et percutiet eum in septem rivis ita ut transeant per eum calciati 16 et erit via residuo populo meo qui relinquetur ab Assyriis sicut fuit Israhel in die qua ascendit de terra Aegypti


- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -