BIJBELBOEK Jesaja - Js - - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel: http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,

Overzicht N.T. : N.T. : overzicht , N.T. : taalgebruik - N.T. A - N.T. B - N.T. C - N.T. D - N.T. E - N.T. F - N.T. G - N.T. H - N.T. I - N.T. J - N.T. K - N.T. L - N.T. M - N.T. N - N.T. O - N.T. P - N.T. Q - N.T. R - N.T. S - N.T. T - N.T. U - N.T. V - N.T. W - N.T. X - N.T. Y - N.T. Z - N.T. : commentaar.

Overzicht van Jesaja : Jesaja : overzicht , Jesaja : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Jesaja : commentaar ,

Overzicht van Jesaja : - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Jesaja vers per vers - Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 - Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -


- Js 19,1-15. Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -

Js 19,1 - Js 19,1 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
ΙΔΟΥ Κύριος κάθηται ἐπὶ νεφέλης κούφης καὶ ἥξει εἰς Αἴγυπτον, καὶ σεισθήσεται τὰ χειροποίητα Αἰγύπτου ἀπὸ προσώπου αὐτοῦ, καὶ ἡ καρδία αὐτῶν ἡττηθήσεται ἐν αὐτοῖς.  1 onus Aegypti ecce Dominus ascendet super nubem levem et ingredietur Aegyptum et movebuntur simulacra Aegypti a facie eius et cor Aegypti tabescet in medio eius     1 De last van Egypte. Ziet, de HEERE rijdt op een snelle wolk, en Hij zal in Egypte komen; en de afgoden van Egypte zullen bewogen worden van Zijn aangezicht, en het hart der Egyptenaren zal smelten in het binnenste van hen.  [1] Uitspraak* over Egypte. Gezeten op een lichte wolk komt de heer naar Egypte: De afgoden van Egypte beven voor Hem, het hart van Egypte is verlamd van schrik.   [1] Profetie over Egypte. Rijdend op een lichte wolk spoedt de HEER zich naar Egypte. De goden van Egypte zullen voor hem beven, Egyptes hart smelt in zijn binnenste.   1 ¶ Draaglast van Egypte; zie de ENE rijden op een snelle wolk en komen in Egypte: beven zullen Egyptes afgoden voor zijn verschijning, het hart van Egypte zal in zijn binnenste smelten.   1. Oracle sur l'Égypte. Voici que Yahvé, monté sur un nuage léger, vient en Égypte. Les faux dieux d'Égypte chancellent devant lui et le cœur de l'Égypte défaille en elle.  

King James Bible. 19 [1] The burden of Egypt. Behold, the LORD rideth upon a swift cloud, and shall come into Egypt: and the idols of Egypt shall be moved at his presence, and the heart of Egypt shall melt in the midst of it.
Luther-Bibel. 19 1 Dies ist die Last für Ägypten: Siehe, der HERR wird auf einer schnellen Wolke fahren und über Ägypten kommen. Da werden die Götzen Ägyptens vor ihm beben, und den Ägyptern wird das Herz feige werden in ihrem Leibe.

מַשָּׂא, מִצְרָיִם:  הִנֵּה יְהוָה רֹכֵב עַל-עָב קַל, וּבָא מִצְרַיִם, וְנָעוּ אֱלִילֵי מִצְרַיִם מִפָּנָיו, וּלְבַב מִצְרַיִם יִמַּס בְּקִרְבּוֹ.

Tekstuitleg van Js 19,1.

1. mashshâ´ (profetie, godsspraak). Taalgebruik in Tenach : mashshâ´ (profetie, godsspraak). Getalwaarde : mem = 13 of 40 , shin = 21 of 300 , aleph = 1 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 341 (11 X 31). Structuur : 4 - 3 - 1. Tenach (37). 12 kl. Prof. (4) : (1) Nah 1,1. (2) Zach 9,1. (3) Zach 12,1. (4) Mal 1,1. Js (12) : (1) Js 13,1. (2) Js 15,1. (3) Js 17,1. (4) Js 19,1. (5) Js 21,1. (6) Js 21,11. (7) Js 21,13. (8) Js 22,1. (9) Js 23,1. (10) Js 30,6. (11) Js 46,1. (12) Js 46,2. Zie ook Spr 30,1. Spr 31,1. hammashshâ´ (profetie, godsspraak). Tenach (10). js (2) : (1) Js 14,28. (2) Js 22,25. In Js komt mashshâ´ (profetie, godsspraak) 12X voor. In Js 1-39 : 10X , in Js 40-55 : 2X.

3. - 4.


Js 19,2 - Js 19,2 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai epegerthèsontai aiguptioi ep' aiguptious kai polemèsei anthrôpos ton adelfon autou kai anthrôpos ton plèsion autou polis epi polin kai nomos epi nomon  2 et concurrere faciam Aegyptios adversum Aegyptios et pugnabit vir contra fratrem suum et vir contra amicum suum civitas adversus civitatem regnum adversus regnum    2 Want Ik zal de Egyptenaren tegen de Egyptenaren verwarren, dat zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder, en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk.   [2] ‘Egypte hits Ik op tegen Egypte, de een vecht met de ander, iedereen met iedereen, stad tegen stad, en rijk tegen rijk.   [2] Ik zal de Egyptenaren tegen elkaar ophitsen: ze raken onderling in gevecht, man tegen man, vriend tegen vriend, stad tegen stad, rijk tegen rijk.   2 Ophitsen zal ik Egypte tegen Egypte, oorlogvoeren zullen ze, ieder met zijn broer, een man met zijn makker,– een stad met een stad, een koninkrijk met een koninkrijk.  2. J'exciterai l'Égypte contre l'Égypte, ils se battront, chacun contre son frère, chacun contre son prochain, ville contre ville, royaume contre royaume.  

King James Bible. [2] And I will set the Egyptians against the Egyptians: and they shall fight every one against his brother, and every one against his neighbour; city against city, and kingdom against kingdom.
Luther-Bibel. 2 Und ich will die Ägypter gegeneinander hetzen, dass ein Bruder wider den andern, ein Freund wider den andern, eine Stadt wider die andre, ein Reich wider das andre kämpfen wird.

Tekstuitleg van Js 19,2.

Js 19,3 - Js 19,3 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai taracthèsetai to pneuma tôn aiguptiôn en autois kai tèn boulèn autôn diaskedasô kai eperôtèsousin tous theous autôn kai ta agalmata autôn kai tous ek tès gès fônountas kai tous eggastrimuthous  3 et disrumpetur spiritus Aegypti in visceribus eius et consilium eius praecipitabo et interrogabunt simulacra sua et divinos suos et pythones et ariolos    3 En de geest der Egyptenaren zal uitgeledigd worden in het binnenste van hen, en hun raad zal Ik verslinden; dan zullen zij hun afgoden vragen, en den bezweerders, en den waarzeggers, en den duivelskunstenaars.   [3] De Egyptenaren zullen het hoofd verliezen. Ik stuur hun plannen in de war, hoe zij hun goden en waarzeggers, geesten en tovenaars ook ondervragen.   [3] Egypte verliest zijn hoofd, raakt buiten zinnen. Ik zal al zijn plannen verijdelen. Dan wenden zij zich tot hun goden en bezweerders, ze raadplegen geesten van doden en waarzeggers.   3 Ontwricht wordt dan de geest van Egypte in zijn binnenste, zijn beraad breng ik in de war; vragen zullen ze stellen aan de afgoden en de dodenfluisteraars, de dode zielen en de waarzeggers.  3. L'esprit de l'Égypte s'évanouira en elle, et je confondrai son conseil. On consultera les faux dieux et les enchanteurs, les spectres et les devins.  

King James Bible. [3] And the spirit of Egypt shall fail in the midst thereof; and I will destroy the counsel thereof: and they shall seek to the idols, and to the charmers, and to them that have familiar spirits, and to the wizards.
Luther-Bibel. 3 Und der Mut soll den Ägyptern in ihrem Herzen vergehen, und ich will ihre Anschläge zunichte machen. Da werden sie dann fragen ihre Götzen und Beschwörer, ihre Geister und Zeichendeuter.

Tekstuitleg van Js 19,3.

2. rûach (geest). Taalgebruik in Tenach : rûach (geest). Taalgebruik in Jesaja : rûach (geest). Getalwaarde : resj = 20 of 200. waw = 6. chet = 8. Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur : 2 - 6 - 8. Gr. pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest). Taalgebruik in het N.T. : pneuma (geest). Lat. spiritus. Fr. esprit. E. spirit. Ned. geest. D. Geist. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het N.T. (379). Tenach (204). Pentateuch (19). Js (28). Js 1-39 (13) : (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7.
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing). wërûach (en een geest) : nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest). Tenach (2) : (1) Js 41,16. (2) Js 42,5.
- ûlërûach (en tot een geest). Tenach (2) : (1) Js 28,6. (2) Job 6,26.

Js 19,4 - Js 19,4 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai paradôsô aigupton eis ceiras anthrôpôn kuriôn sklèrôn kai basileis sklèroi kurieusousin autôn tade legei kurios sabaôth  4 et tradam Aegyptum in manu dominorum crudelium et rex fortis dominabitur eorum ait Dominus Deus exercituum     4 En Ik zal de Egyptenaars besluiten in de hand van harde heren, en een strenge koning zal over hen heersen, spreekt de Heere HEERE der heirscharen.   [4] Ik* lever de Egyptenaren uit aan een hardvochtige meester, een meedogenloos vorst zal over hen heersen’, zo spreekt de Heer, de heer van de machten.   [4] Ik lever Egypte uit aan een harde meester, meedogenloos zal hij over hen heersen – spreekt God, de HEER van de hemelse machten.   4 Verkopen zal ik de Egyptenaren in de hand van harde heren,– een koning vol kracht zal over hen heersen!– is de tijding van de Heer, de ENE, de Omschaarde.   4. Je livrerai l'Égypte aux mains d'un maître impitoyable, un roi cruel les dominera. Oracle du Seigneur Yahvé Sabaot.  

King James Bible. [4] And the Egyptians will I give over into the hand of a cruel lord; and a fierce king shall rule over them, saith the Lord, the LORD of hosts.
Luther-Bibel. 4 Aber ich will die Ägypter übergeben in die Hand eines grausamen Herrn, und ein harter König soll über sie herrschen, spricht der Herrscher, der HERR Zebaoth.

Tekstuitleg van Js 19,4.

Js 19,5 - Js 19,5 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai piontai oi aiguptioi udôr to para thalassan o de potamos ekleipsei kai xèranthèsetai 5 et arescet aqua de mari et fluvius desolabitur atque siccabitur    5 En zij zullen de wateren uit de zee doen vergaan, en de rivier zal verzijpen en verdrogen.   [5] Het* water van de zee ebt weg, de rivier verloopt en valt droog,   [5] Het water van de zee zal verdampen, de Nijl loopt leeg en valt droog.   5 Gedronken wordt dan water uit de zee,– de Rivier zal verzanden en verdrogen.   5. Les eaux disparaîtront de la mer, le fleuve tarira et se desséchera; 

King James Bible. [5] And the waters shall fail from the sea, and the river shall be wasted and dried up.
Luther-Bibel. 5 Und das Wasser im Nil wird vertrocknen und der Strom wird versiegen und verschwinden.

Tekstuitleg van Js 19,5.

Js 19,6 - Js 19,6 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai ekleipsousin oi potamoi kai ai diôruges tou potamou kai xèranthèsetai pasa sunagôgè udatos kai en panti elei kalamou kai papurou  6 et deficient flumina adtenuabuntur et siccabuntur rivi aggerum calamus et iuncus marcescet     6 Zij zullen ook de rivieren verre terugdrijven, zij zullen ze uithozen, en de gedamde stromen opdrogen; het riet en het schilf zullen verwelken.  [6] de rivierarmen stinken, de kanalen van Egypte lopen leeg en staan droog. Riet en biezen vergaan.    [6] De rivierarmen beginnen te stinken, de stromen van Egypte slinken en drogen op, riet en biezen verwelken.    6 Rivierarmen zullen stinken, leeglopen en verzanden zullen de stromen van Matsor; riet en bies zullen verwelken. 6. les rivières deviendront infectes, les fleuves d'Égypte baisseront et tariront, le roseau et le jonc noirciront.  

King James Bible. [6] And they shall turn the rivers far away; and the brooks of defence shall be emptied and dried up: the reeds and flags shall wither.
Luther-Bibel. 6 Und die Wasser werden stinkend werden, und die Flüsse Ägyptens werden seicht und trocken werden, dass Rohr und Schilf verwelken.

Tekstuitleg van Js 19,6.

Js 19,7 - Js 19,7 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai to aci to clôron pan to kuklô tou potamou kai pan to speiromenon dia tou potamou xèranthèsetai anemofthoron  7 nudabitur alveus rivi a fonte suo et omnis sementis inrigua siccabitur arescet et non erit     7 Het papiergewas bij de stromen, aan de oevers der stromen, en al het gezaaide aan de stromen, zal verdrogen; het zal weggestoten worden, en niet meer zijn.  [7] Het rietgras bij de Nijl en aan de monding van de Nijl en al het bezaaide land bij de rivier verdort en verwaait, niets blijft ervan over.   [7] De rietkraag langs oevers en monding verdort, het akkerland aan de Nijl droogt uit; alles verwaait, niets blijft ervan over.   7 De naakte wadden aan de stroom aan de monding van de stroom,– en al het gezaaide aan de stroom zal verdrogen, verwaaien, er niet meer zijn.   7. Les herbes du Nil sur les bords du Nil, toute la verdure du Nil, sera desséchée, dispersée, anéantie.  

King James Bible. [7] The paper reeds by the brooks, by the mouth of the brooks, and every thing sown by the brooks, shall wither, be driven away, and be no more.
Luther-Bibel. 7 Und das Gras an den Wassern wird vergehen, und alle Saat am Wasser wird verdorren und zunichte werden.

Tekstuitleg van Js 19,7.

Js 19,8 - Js 19,8 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai stenaxousin oi aleeis kai stenaxousin pantes oi ballontes agkistron eis ton potamon kai oi ballontes sagènas kai oi amfiboleis penthèsousin  8 et maerebunt piscatores et lugebunt omnes mittentes in flumen hamum et expandentes rete super faciem aquae marcescent     8 En de vissers zullen treuren, en allen, die den angel in de stromen werpen, zullen rouw maken; en die het werpnet uitbreiden op de wateren, zullen kwijnen.   [8] De vissers kermen en iedereen die in de rivier zijn angel uitwerpt treurt; zij die hun netten spannen in het water kwijnen weg.   [8] De vissers zullen zuchten en steunen; ieder die in de Nijl zijn haken uitwerpt of zijn netten uitgooit in het water, kwijnt weg.   8 Klagen zullen de vissers, rouwen zullen allen die een haak uitgooien in de stroom,– die een net uitspreiden over het gelaat van het water zullen verkwijnen.  8. Les pêcheurs gémiront, ce sera le deuil pour tous ceux qui lancent l'hameçon dans le Nil, ceux qui jettent le filet sur les eaux seront désolés. 

King James Bible. [8] The fishers also shall mourn, and all they that cast angle into the brooks shall lament, and they that spread nets upon the waters shall languish.
Luther-Bibel. 8 Und die Fischer werden trauern, und alle, die Angeln ins Wasser werfen, werden klagen; und alle, die Netze auswerfen in den Strom, werden betrübt sein.

Tekstuitleg van Js 19,8.

Hebr. phârash : spannen , uitspreiden , verstrooien. Gr. ekteinô : uit-strekken. Lat. ex-spandere : op-spannen. Fr. déployer : ont-plooien ; ployer : plooien , buigen. Zie Js 19,8 : een net spannen over de oppervlakte (surface - super faciem) van de zee). Hos 5,1 : een net , gespannen over de Tabor.
Ez 27,8 : miphërash : datgene wat men ontplooit ; déployer , ployer -> voile (Lat. velum) , sluier , zeil , net.

Js 19,9 - Js 19,9 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai aiscunè lèmpsetai tous ergazomenous to linon to sciston kai tous ergazomenous tèn busson  9 confundentur qui operabantur linum pectentes et texentes subtilia     9 En de werkers in het fijne vlas zullen beschaamd worden, ook de wevers van de witte stof.  [9] De vlasbewerkers zijn radeloos, kamsters en spinners verbleken. [9] Wanhoop overvalt de vlasarbeiders, hekelaars en spinners trekken wit weg.*   9 Beschaamd staan dan bewerkers van vlas,– kamsters en spinners van katoen.  9. Ils seront déçus, ceux qui travaillent le lin cardé et ceux qui tissent des étoffes blanches;  

King James Bible. [9] Moreover they that work in fine flax, and they that weave networks, shall be confounded.
Luther-Bibel. 9 Es werden zuschanden, die da Flachs kämmen und verarbeiten, und die da weben, werden erbleichen.

Tekstuitleg van Js 19,9.

Js 19,10 - Js 19,10 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai esontai oi diazomenoi auta en odunè kai pantes oi ton zuthon poiountes lupèthèsontai kai tas psucas ponesousin  10 et erunt inrigua eius flaccentia omnes qui faciebant lacunas ad capiendos pisces     10 En zij zullen met hun fondamenten verbrijzeld worden, allen, die voor loon lustige staande wateren maken.   [10] De wevers van Egypte zijn mismoedig, de loonarbeiders zijn treurig gestemd.   [10] De wevers worden radeloos, de dagloners verliezen de moed.   10 Haar wevers zijn vermorzeld,– alle loonarbeiders zielsbedroefd.   10. ses tisserands seront consternés, tous les salariés seront attristés.  

King James Bible. [10] And they shall be broken in the purposes thereof, all that make sluices and ponds for fish.
Luther-Bibel. 10 Die Weber werden geschlagen sein, und alle, die um Lohn arbeiten, sind bekümmert.

Tekstuitleg van Js 19,10.

Js 19,11 - Js 19,11 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai môroi esontai oi arcontes taneôs oi sofoi sumbouloi tou basileôs è boulè autôn môranthèsetai pôs ereite tô basilei uioi sunetôn èmeis uioi basileôn tôn ex arcès  11 stulti principes Taneos sapientes consiliarii Pharao dederunt consilium insipiens quomodo dicetis Pharaoni filius sapientium ego filius regum antiquorum     11 Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de raad der wijzen, der raadgevers van Farao, is onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden dan zeggen tot Farao; Ik ben een zoon der wijzen, een zoon der oude koningen?   [11] De vorsten van Soan* zijn een stel dwazen, de hooggeleerde raadslieden van de farao een raad van domkoppen. Hoe durft u tegen de farao zeggen: ‘Ik ben een zoon van de wijzen, ik stam uit een oud koningsgeslacht’?   [11] De vorsten van Soan tonen louter onverstand, farao’s wijste raadsheren geven dwaze raad. Hoe kun je tegen de farao zeggen: ‘Een kind van wijzen ben ik, een kind van de koningen van weleer’?  11 Enkel dwazen zijn de vorsten van Tsoan, de wijze raadgevers van Farao: hun raad is dom geworden; hoe durven jullie nog tot Farao zeggen ‘een zoon van wijzen ben ik, zoon van koningen van weleer!’–   11. Oui, insensés sont les princes de Çoân, les plus sages conseillers du pharaon forment un conseil stupide. Comment osez-vous dire à Pharaon : « Je suis fils des sages, fils des rois de jadis ? »  

King James Bible. [11] Surely the princes of Zoan are fools, the counsel of the wise counsellers of Pharaoh is become brutish: how say ye unto Pharaoh, I am the son of the wise, the son of ancient kings?
Luther-Bibel. 11 Die Fürsten von Zoan sind Toren, die weisen Räte des Pharao sind mit ihrem Rat zu Narren geworden. Wie könnt ihr zum Pharao sagen: »Ich bin ein Sohn von Weisen und komme von Königen der Vorzeit her«?

Tekstuitleg van Js 19,11.

Js 19,12 - Js 19,12 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12pou eisin nun oi sofoi sou kai anaggeilatôsan soi kai eipatôsan ti bebouleutai kurios sabaôth ep' aigupton  12 ubi sunt nunc sapientes tui adnuntient tibi et indicent quid cogitaverit Dominus exercituum super Aegyptum     12 Waar zijn nu uw wijzen? Dat zij u nu te kennen geven of vernemen, wat de HEERE der heirscharen beraadslaagd heeft tegen Egypte.   [12] Waar zijn uw wijzen nu? Laat ze u eens vertellen, als zij het weten, wat de heer van de machten over Egypte heeft beslist!   [12] Waar zijn ze dan, jullie wijzen? Laten zij het jullie bekendmaken, onthullen wat hij over Egypte besloten heeft, de HEER van de hemelse machten.   12 waar zijn dan nu je wijzen?– laten zij het je toch melden,– als zij weten wat de ENE, de Omschaarde, heeft beraadslaagd over Egypte!   12. Où sont-ils donc, tes sages ? Qu'ils t'annoncent et que l'on sache ce qu'a décidé Yahvé Sabaot contre l'Égypte!  

King James Bible. [12] Where are they? where are thy wise men? and let them tell thee now, and let them know what the LORD of hosts hath purposed upon Egypt.
Luther-Bibel. 12 Wo sind denn nun deine Weisen, dass sie dir's verkündigen und anzeigen, was der HERR Zebaoth über Ägypten beschlossen hat?

Tekstuitleg van Js 19,12.

Js 19,13 - Js 19,13 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13exelipon oi arcontes taneôs kai upsôthèsan oi arcontes memfeôs kai planèsousin aigupton kata fulas  13 stulti facti sunt principes Taneos emarcuerunt principes Mempheos deceperunt Aegyptum angulum populorum eius     13 De vorsten van Zoan zijn zot geworden, de vorsten van Nof zijn bedrogen; zij zullen ook Egypte doen dwalen, tot den uitersten hoek zijner stammen.   [13] De vorsten van Soan zijn dwazen, en die van Nof* laten zich bedriegen; Egypte wordt misleid door zijn eigen gouverneurs.   [13] De vorsten van Soan zijn verdwaasd, de vorsten van Memfis laten zich bedriegen. Zij die Egypte moesten leiden brachten zijn stammen op een dwaalspoor.   13 Verdwaasd zijn de vorsten van Tsoan, de vorsten van Nof zijn bedrogen ze leiden Egypte, de hoekstenen van haar stammen, op een dwaalweg.   13. Ils déraisonnent, les princes de Çoân, ils s'abusent, les princes de Noph, et l'élite de ses nomes a fait divaguer l'Égypte.  

King James Bible. [13] The princes of Zoan are become fools, the princes of Noph are deceived; they have also seduced Egypt, even they that are the stay of the tribes thereof.
Luther-Bibel. 13 Die Fürsten von Zoan sind zu Toren geworden, die Fürsten von Memfis sind betrogen; die Häupter seiner Geschlechter verführen Ägypten.

Tekstuitleg van Js 19,13.

Js 19,14 - Js 19,14 . Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kurios gar ekerasen autois pneuma planèseôs kai eplanèsan aigupton en pasi tois ergois autôn ôs planatai o methuôn kai o emôn ama  14 Dominus miscuit in medio eius spiritum vertiginis et errare fecerunt Aegyptum in omni opere suo sicut errat ebrius et vomens    14 De HEERE heeft een zeer verkeerden geest ingeschonken in het midden van hen, en zij hebben Egypte doen dwalen in al zijn doen, gelijk een dronkaard zich om en om wentelt in zijn uitspuwsel.   [14] De heer heeft over dat land een geest van verdwazing gebracht: Egypte raakt op een dwaalspoor bij alles wat het doet: als een dronkaard die in zijn braaksel blijft rond trappen.   [14] De HEER heeft hun geest in verwarring gebracht. Zo komt Egypte ten val, wat het ook onderneemt, als een dronkaard die in zijn eigen braaksel valt.   14 De ENE heeft in haar meegemengd een geest van bedwelming,– laten dwalen zullen ze Egypte in al zijn doen zoals een dronkaard ronddoolt in zijn braaksel.   14. Yahvé a répandu au milieu d'eux un esprit de vertige; ils ont fait divaguer l'Égypte dans toutes ses entreprises, comme divague un ivrogne en vomissant.  

King James Bible. [14] The LORD hath mingled a perverse spirit in the midst thereof: and they have caused Egypt to err in every work thereof, as a drunken man staggereth in his vomit.
Luther-Bibel. 14 Denn der HERR hat einen Taumelgeist über sie ausgegossen, dass sie Ägypten taumeln machen in all seinem Tun, wie ein Trunkenbold taumelt, wenn er speit.

Tekstuitleg van Js 19,14.

4. rûach (geest). Taalgebruik in Tenach : rûach (geest). Taalgebruik in Jesaja : rûach (geest). Getalwaarde : resj = 20 of 200. waw = 6. chet = 8. Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur : 2 - 6 - 8. Gr. pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest). Taalgebruik in het N.T. : pneuma (geest). Lat. spiritus. Fr. esprit. E. spirit. Ned. geest. D. Geist. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het N.T. (379). Tenach (204). Pentateuch (19). Js (28). Js 1-39 (13) : (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7.
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing). wërûach (en een geest) : nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest). Tenach (2) : (1) Js 41,16. (2) Js 42,5.
- ûlërûach (en tot een geest). Tenach (2) : (1) Js 28,6. (2) Job 6,26.

Js 19,15 - Js 19,15. Uitspraak over Egypte - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1 - Js 19,2 - Js 19,3 - Js 19,4 - Js 19,5 - Js 19,6 - Js 19,7 - Js 19,8 - Js 19,9 - Js 19,10 - Js 19,11 - Js 19,12 - Js 19,13 - Js 19,14 - Js 19,15 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai ouk estai tois aiguptiois ergon o poièsei kefalèn kai ouran arcèn kai telos 15 et non erit Aegypto opus quod faciat caput et caudam incurvantem et refrenantem    15 En er zal geen werk wezen voor de Egyptenaren, hetwelk het hoofd of de staart, de tak of de bieze doen mag.   [15] Kop of staart, palm of riet, niemand in Egypte zal nog iets tot stand brengen. Bekering van Egypte en Assur   [15] Kop of staart, palmtak of riet, in Egypte brengt niemand nog iets tot stand.   15 Er zal voor Egypte niets te doen zijn,– dat doen kan kop of staart, palmtak of bieze. ••   15. On ne fait plus rien pour l'Égypte de ce que faisaient tête et queue, palme et jonc.  

King James Bible. [15] Neither shall there be any work for Egypt, which the head or tail, branch or rush, may do.
Luther-Bibel. 15 Und Ägypten wird nichts gelingen, was Kopf oder Schwanz, Ast oder Stumpf ausrichten wollen. Gottes Plan über Ägypten

Tekstuitleg van Js 19,15.

- Js 19,16-25. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -

Js 19,16 - Js 19,16. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16tè de èmera ekeinè esontai oi aiguptioi ôs gunaikes en fobô kai en tromô apo prosôpou tès ceiros kuriou sabaôth èn autos epibalei autois  16 in die illa erit Aegyptus quasi mulieres et stupebunt et timebunt a facie commotionis manus Domini exercituum quam ipse movebit super eam    16 Te dien dage zullen de Egyptenaars zijn als de vrouwen; en zij zullen beven en vrezen vanwege de beweging van de hand des HEEREN der heirscharen, welke Hij tegen hen bewegen zal.   [16] Op* die dag zullen de Egyptenaren als vrouwen zijn, en zij zullen sidderen en beven voor de hand die de heer van de machten dreigend tegen hen opheft.   [16] Op die dag zullen de Egyptenaren op vrouwen lijken: ze sidderen van angst voor de dreigende hand die de HEER van de hemelse machten tegen hen opheft.   16 Te dien dage zal het met Egypte zijn als met vrouwen: het zal beven en verschrikt zijn voor de verschijning van de zwaaiende hand van de ENE, de Omschaarde waarmee hij daarover zwaait.   16. Ce jour-là, l'Égypte sera comme les femmes, tremblante et terrorisée devant la menace de la main de Yahvé Sabaot, lorsqu'il la lèvera contre elle.  

King James Bible. [16] In that day shall Egypt be like unto women: and it shall be afraid and fear because of the shaking of the hand of the LORD of hosts, which he shaketh over it.
Luther-Bibel. 16 Zu der Zeit werden die Ägypter sein wie Weiber und sich fürchten und erschrecken, wenn der HERR Zebaoth die Hand über sie schwingen wird.

Tekstuitleg van Js 19,16.

Js 19,17 - Js 19,17. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai estai è côra tôn ioudaiôn tois aiguptiois eis fobètron pas os ean onomasè autèn autois fobèthèsontai dia tèn boulèn èn bebouleutai kurios ep' autèn  17 et erit terra Iuda Aegypto in festivitatem omnis qui illius fuerit recordatus pavebit a facie consilii Domini exercituum quod ipse cogitavit super eam    17 En het land van Juda zal den Egyptenaren tot een schrik zijn; zo wie het vermelden zal, die zal in zichzelven bevreesd wezen vanwege den raad des HEEREN der heirscharen, dien Hij tegen hen beraadslaagd heeft.   [17] Juda’s grondgebied wordt dan de schrik van Egypte: alleen het noemen van de naam* al doet de Egyptenaren beven, vanwege het raadsbesluit dat de heer van de machten tegen hen heeft genomen.   [17] Telkens als Juda ter sprake komt, zal Egypte door schrik worden bevangen; wat de HEER van de hemelse machten over Egypte besloten heeft, vervult hen met angst.  17 Worden zal Juda’s rode grond voor Egypte tot een verschrikking, aldoor als men het daaraan laat denken wordt het bevreesd,– gezien de raadslag van de ENE, de Omschaarde, die hij daarover heeft beraamd. ••   17. Le territoire de Juda deviendra la honte de l'Égypte : chaque fois qu'on le lui rappellera, elle sera terrorisée à cause du dessein que Yahvé Sabaot a formé contre elle.  

King James Bible. [17] And the land of Judah shall be a terror unto Egypt, every one that maketh mention thereof shall be afraid in himself, because of the counsel of the LORD of hosts, which he hath determined against it.
Luther-Bibel. 17 Und die Ägypter werden sich fürchten vor dem Lande Juda; wenn sie daran denken, werden sie erschrecken wegen des Rates des HERRN Zebaoth, den er über sie beschlossen hat.

Tekstuitleg van Js 19,17.

3. jëhûdâh (Juda). Taalgebruik in Tenach : jëhûdâh (Juda). Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda). Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3). Tenach (633). Js (20) : (1) Js 1,1. (2) Js 2,1. (3) Js 5,3. (4) Js 5,7. (5) Js 7,1. (6) Js 7,17. (7) Js 9,20. (8) Js 11,12. (9) Js 11,13. (10) Js 19,17. (11) Js 22,8. (12) Js 22,21. (13) Js 26,1. (14) Js 36,1. (15) Js 37,10. (16) Js 37,31. (17) Js 38,9. (18) Js 40,9. (19) Js 44,26. (20) Js 48,1.

Js 19,18 - Js 19,18. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18tè èmera ekeinè esontai pente poleis en aiguptô lalousai tè glôssè tè cananitidi kai omnuousai tô onomati kuriou polis-asedek klèthèsetai è mia polis  18 in die illa erunt quinque civitates in terra Aegypti loquentes lingua Chanaan et iurantes per Dominum exercituum civitas Solis vocabitur una     18 Te dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaän, en zwerende den HEERE der heirscharen; een zal genoemd zijn een stad der verstoring.   [18] Op* die dag zullen er in Egypte vijf steden zijn die de taal van Kanaän spreken en trouw zweren aan de heer van de machten. Eén ervan zal Ir-Haheres* heten.   [18] Op die dag zullen er in Egypte vijf steden zijn waar men de taal van Kanaän spreekt en de HEER van de hemelse machten erkent; één ervan zal ‘Stad van de zon’* genoemd worden.   18 ¶ Te dien dage zullen er vijf steden zijn op het land van Egypte die de tale Kanaäns gaan spreken en zich toezweren aan de ENE, de Omschaarde; Ier Haheres,– zonnestad, zal tot elk daarvan worden gezegd. ••   18. Ce jour-là, il y aura cinq villes au pays d'Égypte qui parleront la langue de Canaan et prêteront serment à Yahvé Sabaot; l'une d'elles sera dite » ville du soleil ».  

King James Bible. [18] In that day shall five cities in the land of Egypt speak the language of Canaan, and swear to the LORD of hosts; one shall be called, The city of destruction.
Luther-Bibel. 18 Zu der Zeit werden fünf Städte in Ägyptenland die Sprache Kanaans sprechen und bei dem HERRN Zebaoth schwören. Eine wird heißen Ir-Heres.

Tekstuitleg van Js 19,18.

Js 19,19 - Js 19,19. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19tè èmera ekeinè estai thusiastèrion tô kuriô en côra aiguptiôn kai stèlè pros to orion autès tô kuriô  19 in die illa erit altare Domini in medio terrae Aegypti et titulus iuxta terminum eius Domini    19 Te dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van Egypteland, en een opgericht teken aan haar landpalen voor den HEERE.   [19] Op die dag zal in Egypte een altaar voor de heer midden in het land staan, en aan de grens een zuil,   [19] Op die dag zal er midden in Egypte een altaar voor de HEER staan en aan de grens een aan hem gewijde steen,   19 Te dien dage zal er een altaar wezen voor de ENE diep in het land Egypte; en een standsteen terzijde van haar grensgebied voor de ENE.  19. Ce jour-là, il y aura un autel dédié à Yahvé au milieu du pays d'Égypte, et près de la frontière une stèle dédiée à Yahvé. 

King James Bible. [19] In that day shall there be an altar to the LORD in the midst of the land of Egypt, and a pillar at the border thereof to the LORD.
Luther-Bibel. 19 Zu der Zeit wird für den HERRN ein Altar mitten in Ägyptenland sein und ein Steinmal für den HERRN an seiner Grenze;

Tekstuitleg van Js 19,19.

Js 19,20 - Js 19,20. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai estai eis sèmeion eis ton aiôna kuriô en côra aiguptou oti kekraxontai pros kurion dia tous thlibontas autous kai apostelei autois kurios anthrôpon os sôsei autous krinôn sôsei autous  20 et erit in signum et in testimonium Domino exercituum in terra Aegypti clamabunt enim ad Dominum a facie tribulantis et mittet eis salvatorem et propugnatorem qui liberet eos     20 En het zal zijn tot een teken, en tot een getuigenis den HEERE der heirscharen in Egypteland, want zij zullen tot den HEERE roepen vanwege de verdrukkers, en Hij zal hun een Heiland en Meester zenden, Die zal hen verlossen.   [20] als teken en getuigenis voor de heer van de machten in Egypte: wanneer zij Hem, door vijanden in het nauw gedreven, aanroepen, zal Hij een redder zenden die het voor hen opneemt en hen bevrijdt.   [20] die als teken zullen dienen om de HEER van de hemelse machten aan Egypte te herinneren. Wanneer de Egyptenaren de HEER aanroepen omdat ze onderdrukt worden, zal hij hun een bevrijder sturen, die voor hen opkomt en hen zal bevrijden.   20 Wezen zal dat tot teken en getuigenis voor de ENE, de Omschaarde, in het land Egypte; wanneer ze tot de ENE zullen schreeuwen vanwege de verschijning van verdrukkers zal hij hun een messias en meester zenden die hen zal redden.  20. Ce sera un signe et un témoin de Yahvé Sabaot au pays d'Égypte. Quand ils crieront vers Yahvé par crainte des oppresseurs, il leur enverra un sauveur et un défenseur qui les délivrera.  

King James Bible. [20] And it shall be for a sign and for a witness unto the LORD of hosts in the land of Egypt: for they shall cry unto the LORD because of the oppressors, and he shall send them a saviour, and a great one, and he shall deliver them.
Luther-Bibel. 20 das wird ein Zeichen und Zeugnis sein für den HERRN Zebaoth in Ägyptenland. Wenn sie zum HERRN schreien vor den Bedrängern, so wird er ihnen einen Retter senden; der wird ihre Sache führen und sie erretten.

Tekstuitleg van Js 19,20.

Js 19,21 - Js 19,21. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai gnôstos estai kurios tois aiguptiois kai gnôsontai oi aiguptioi ton kurion en tè èmera ekeinè kai poièsousin thusias kai euxontai eucas tô kuriô kai apodôsousin  21 et cognoscetur Dominus ab Aegypto et cognoscent Aegyptii Dominum in die illa et colent eum in hostiis et muneribus et vota vovebunt Domino et solvent     21 En de HEERE zal den Egyptenaren bekend worden, en de Egyptenaars zullen den HEERE kennen te dien dage; en zij zullen Hem dienen met slachtoffer, en spijsoffer, en zij zullen den HEERE een gelofte beloven en betalen.   [21] Zo zal de heer zich aan Egypte openbaren. Op die dag zal Egypte de heer kennen en Hem dienen met slacht- en meeloffers, zij zullen Hem geloften doen en die volbrengen.   [21] Zo zal de HEER zich aan Egypte laten kennen. Op die dag zullen de Egyptenaren de HEER erkennen, hem dienen met vredeoffers en graanoffers, hem geloften doen en die inlossen.  21 Doen kennen zal de ENE zich aan Egypte en de Egyptenaren zullen de ENE kennen, te dien dage; dienen zullen ze hem met slachtoffer en broodgift, een gelofte beloven aan de ENE en die betalen.  21. Yahvé se fera connaître des Égyptiens, et les Égyptiens connaîtront Yahvé, en ce jour-là. Ils offriront sacrifices et oblations, ils feront des vœux à Yahvé et les accompliront.  

King James Bible. [21] And the LORD shall be known to Egypt, and the Egyptians shall know the LORD in that day, and shall do sacrifice and oblation; yea, they shall vow a vow unto the LORD, and perform it.
Luther-Bibel. 21 Denn der HERR wird den Ägyptern bekannt werden, und die Ägypter werden den HERRN erkennen zu der Zeit und werden ihm dienen mit Schlachtopfern und Speisopfern und werden dem HERRN Gelübde tun und sie halten.

Tekstuitleg van Js 19,21.

Js 19,22 - Js 19,22. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai pataxei kurios tous aiguptious plègè megalè kai iasetai autous iasei kai epistrafèsontai pros kurion kai eisakousetai autôn kai iasetai autous 22 et percutiet Dominus Aegyptum plaga et sanabit eam et revertentur ad Dominum et placabitur eis et sanabit eos     22 En de HEERE zal de Egyptenaars dapper slaan, en genezen; en zij zullen zich tot den HEERE bekeren, en Hij zal Zich van hen verbidden laten, en Hij zal hen genezen.   [22] De heer zal Egypte slagen toebrengen. Hij zal slaan en helen; zij zullen naar Hem terugkeren, en Hij zal hen verhoren en genezen.   [22] De HEER zal hen slaan en hen helen; zij zullen naar hem terugkeren, hij zal hun gebeden verhoren en hen genezen.   22 Teisteren zal de ENE Egypte om te teisteren én te genezen; zullen ze tot de ENE terugkeren, dan laat hij zich door hen verbidden en zal hij hen genezen.   22. Et si Yahvé frappe les Égyptiens, il frappera et guérira, ils se convertiront à Yahvé qui accueillera leurs demandes et les guérira.  

King James Bible. [22] And the LORD shall smite Egypt: he shall smite and heal it: and they shall return even to the LORD, and he shall be intreated of them, and shall heal them.
Luther-Bibel. 22 Und der HERR wird die Ägypter schlagen und heilen; und sie werden sich bekehren zum HERRN, und er wird sich erbitten lassen und sie heilen.

Tekstuitleg van Js 19,22.

Js 19,23 - Js 19,23. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23tè èmera ekeinè estai odos aiguptou pros assurious kai eiseleusontai assurioi eis aigupton kai aiguptioi poreusontai pros assurious kai douleusousin oi aiguptioi tois assuriois  23 in die illa erit via de Aegypto in Assyrios et intrabit Assyrius Aegyptum et Aegyptius in Assyrios et servient Aegyptii Assur    23 Te dien dage zal er een gebaande weg wezen van Egypte in Assyrië, dat de Assyriërs in Egypte, en de Egyptenaars in Assyrië komen zullen; en de Egyptenaars zullen met de Assyriërs den Heere dienen.   [23] Op die dag verbindt een weg Egypte met Assur: Assur komt dan naar Egypte en Egypte naar Assur en samen met Assur zal Egypte de heer dienen.   [23] Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen.   23 Te dien dage zal er een heirbaan wezen van Egypte naar Asjoer, en komen zal Asjoer in Egypte en Egypte in Asjoer; dienen zullen de Egyptenaren met Asjoer. ••  23. Ce jour-là, il y aura un chemin allant d'Égypte à Assur. Assur viendra en Égypte et l'Égypte en Assur. L'Égypte servira avec Assur.  

King James Bible. [23] In that day shall there be a highway out of Egypt to Assyria, and the Assyrian shall come into Egypt, and the Egyptian into Assyria, and the Egyptians shall serve with the Assyrians.
Luther-Bibel. 23 Zu der Zeit wird eine Straße sein von Ägypten nach Assyrien, dass die Assyrer nach Ägypten und die Ägypter nach Assyrien kommen und die Ägypter samt den Assyrern Gott dienen.

Tekstuitleg van Js 19,23.

8. ´asjsjûr (Assur). Taalgebruik in Tenach : ´asjsjûr (Assur). Getalwaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 OF 501. Structuur : 1 - 3 - 2. Tenach (124). Pentateuch (4). Js (36). Js 1-35 (17) : (1) Js 7,17. (2) Js 7,18. (3) Js 7,20. (4) Js 8,4. (5) Js 8,7. (6) Js 10,5. (7) Js 10,12. (8) Js 14,25. (9) Js 19,23. (10) Js 19,25. (11) Js 20,1. (12) Js 20,4. (13) Js 20,6. (14) Js 23,13. (15) Js 27,13. (16) Js 30,31. (17) Js 31,8. Js 36-38 (19). Js 36 (8) : (1) Js 36,1. (2) Js 36,2. (3) Js 36,4. (4) Js 36,8. (5) Js 36,13. (6) Js 36,15. (7) Js 36,16. (8) Js 36,18. Js 37 (10) : (1) Js 37,4. (2) Js 37,6. (3) Js 37,8. (4) Js 37,10. (5) Js 37,11. (6) Js 37,18. (7) Js 37,21. (8) Js 37,33. (9) Js 37,36. (10) Js 37,37. Js 38 (1) Js 38,6.
- wë´asjsjûr (en Assur). Tenach (4) : (1) Gn 10,22. (2) Js 52,4. (3) Hos 11,5. (4) 1 Kr 1,17.

15. ´asjsjûr (Assur). Taalgebruik in Tenach : ´asjsjûr (Assur). Getalwaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 OF 501. Structuur : 1 - 3 - 2. Tenach (124). Pentateuch (4). Js (36). Js 1-35 (17) : (1) Js 7,17. (2) Js 7,18. (3) Js 7,20. (4) Js 8,4. (5) Js 8,7. (6) Js 10,5. (7) Js 10,12. (8) Js 14,25. (9) Js 19,23. (10) Js 19,25. (11) Js 20,1. (12) Js 20,4. (13) Js 20,6. (14) Js 23,13. (15) Js 27,13. (16) Js 30,31. (17) Js 31,8. Js 36-38 (19). Js 36 (8) : (1) Js 36,1. (2) Js 36,2. (3) Js 36,4. (4) Js 36,8. (5) Js 36,13. (6) Js 36,15. (7) Js 36,16. (8) Js 36,18. Js 37 (10) : (1) Js 37,4. (2) Js 37,6. (3) Js 37,8. (4) Js 37,10. (5) Js 37,11. (6) Js 37,18. (7) Js 37,21. (8) Js 37,33. (9) Js 37,36. (10) Js 37,37. Js 38 (1) Js 38,6.
- wë´asjsjûr (en Assur). Tenach (4) : (1) Gn 10,22. (2) Js 52,4. (3) Hos 11,5. (4) 1 Kr 1,17.

Js 19,24 - Js 19,24. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24tè èmera ekeinè estai israèl tritos en tois assuriois kai en tois aiguptiois eulogèmenos en tè gè  24 in die illa erit Israhel tertius Aegyptio et Assyrio benedictio in medio terrae    24 Te dien dage zal Israël de derde wezen met de Egyptenaren en met de Assyriërs, een zegen in het midden van het land.  [24] Op die dag zal Israël als derde naast Egypte en Assur staan, een zegen* op aarde.   [24] Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld.   24 Te dien dage zal Israël de derde zijn bij Egypte en Asjoer,– een zegen op het midden van het land;   24. Ce jour-là, Israël viendra en troisième avec l'Égypte et Assur, bénédiction au milieu de la terre,  

King James Bible. [24] In that day shall Israel be the third with Egypt and with Assyria, even a blessing in the midst of the land:
Luther-Bibel. 24 Zu der Zeit wird Israel der Dritte sein mit den Ägyptern und Assyrern, ein Segen mitten auf Erden;

Tekstuitleg van Js 19,24.

Js 19,25 - Js 19,25. Bekering van Egypte en Assur - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 19 -- Js 19,1-15 -- Js 19,16-25 -- Js 19,16 - Js 19,17 - Js 19,18 - Js 19,19 - Js 19,20 - Js 19,21 - Js 19,22 - Js 19,23 - Js 19,24 - Js 19,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25èn eulogèsen kurios sabaôth legôn eulogèmenos o laos mou o en aiguptô kai o en assuriois kai è klèronomia mou israèl 25 cui benedixit Dominus exercituum dicens benedictus populus meus Aegypti et opus manuum mearum Assyrio hereditas autem mea Israhel     25 Want de HEERE der heirscharen zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriërs, het werk Mijner handen, en Israël, Mijn erfdeel!   [25] De heer van de machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend zijn Egypte, mijn volk, Assur, het werk van mijn handen, en Israël, mijn erfelijk bezit.’   [25] Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn bezit.’  25 omdat de ENE, de Omschaarde, hem gezegend heeft, zeggend: gezegend mijn gemeente Egypte, het werk van mijn handen Asjoer en mijn erfdeel Israël!   25. bénédiction que prononcera Yahvé Sabaot : « Béni mon peuple l'Égypte, et Assur l'œuvre de mes mains, et Israël mon héritage. » 

King James Bible. [25] Whom the LORD of hosts shall bless, saying, Blessed be Egypt my people, and Assyria the work of my hands, and Israel mine inheritance.
Luther-Bibel. 25 denn der HERR Zebaoth wird sie segnen und sprechen: Gesegnet bist du, Ägypten, mein Volk, und du, Assur, meiner Hände Werk, und du, Israel, mein Erbe!

Tekstuitleg van Js 19,25.

11. ´asjsjûr (Assur). Taalgebruik in Tenach : ´asjsjûr (Assur). Getalwaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 OF 501. Structuur : 1 - 3 - 2. Tenach (124). Pentateuch (4). Js (36). Js 1-35 (17) : (1) Js 7,17. (2) Js 7,18. (3) Js 7,20. (4) Js 8,4. (5) Js 8,7. (6) Js 10,5. (7) Js 10,12. (8) Js 14,25. (9) Js 19,23. (10) Js 19,25. (11) Js 20,1. (12) Js 20,4. (13) Js 20,6. (14) Js 23,13. (15) Js 27,13. (16) Js 30,31. (17) Js 31,8. Js 36-38 (19). Js 36 (8) : (1) Js 36,1. (2) Js 36,2. (3) Js 36,4. (4) Js 36,8. (5) Js 36,13. (6) Js 36,15. (7) Js 36,16. (8) Js 36,18. Js 37 (10) : (1) Js 37,4. (2) Js 37,6. (3) Js 37,8. (4) Js 37,10. (5) Js 37,11. (6) Js 37,18. (7) Js 37,21. (8) Js 37,33. (9) Js 37,36. (10) Js 37,37. Js 38 (1) Js 38,6.
- wë´asjsjûr (en Assur). Tenach (4) : (1) Gn 10,22. (2) Js 52,4. (3) Hos 11,5. (4) 1 Kr 1,17.


MASORETISCHE TEKST (MT)

Isaiah Chapter 19 יְשַׁעְיָהוּ

א  מַשָּׂא, מִצְרָיִם:  הִנֵּה יְהוָה רֹכֵב עַל-עָב קַל, וּבָא מִצְרַיִם, וְנָעוּ אֱלִילֵי מִצְרַיִם מִפָּנָיו, וּלְבַב מִצְרַיִם יִמַּס בְּקִרְבּוֹ. 1 The burden of Egypt. Behold, the LORD rideth upon a swift cloud, and cometh unto Egypt; and the idols of Egypt shall be moved at His presence, and the heart of Egypt shall melt within it.
ב  וְסִכְסַכְתִּי מִצְרַיִם בְּמִצְרַיִם, וְנִלְחֲמוּ אִישׁ-בְּאָחִיו וְאִישׁ בְּרֵעֵהוּ, עִיר בְּעִיר, מַמְלָכָה בְּמַמְלָכָה. 2 And I will spur Egypt against Egypt; and they shall fight every one against his brother, and everyone against his neighbour; city against city, and kingdom against kingdom.
ג  וְנָבְקָה רוּחַ-מִצְרַיִם בְּקִרְבּוֹ, וַעֲצָתוֹ אֲבַלֵּעַ; וְדָרְשׁוּ אֶל-הָאֱלִילִים וְאֶל-הָאִטִּים, וְאֶל-הָאֹבוֹת וְאֶל-הַיִּדְּעֹנִים. 3 And the spirit of Egypt shall be made empty within it; and I will make void the counsel thereof; and they shall seek unto the idols, and to the whisperers, and to the ghosts, and to the familiar spirits.
ד  וְסִכַּרְתִּי, אֶת-מִצְרַיִם, בְּיַד, אֲדֹנִים קָשֶׁה; וּמֶלֶךְ עַז יִמְשָׁל-בָּם, נְאֻם הָאָדוֹן יְהוָה צְבָאוֹת. 4 And I will give over the Egyptians into the hand of a cruel lord; and a fierce king shall rule over them, saith the Lord, the LORD of hosts.
ה  וְנִשְּׁתוּ-מַיִם, מֵהַיָּם; וְנָהָר, יֶחֱרַב וְיָבֵשׁ. 5 And the waters shall fail from the sea, and the river shall be drained dry,
ו  וְהֶאֶזְנִיחוּ נְהָרוֹת, דָּלְלוּ וְחָרְבוּ יְאֹרֵי מָצוֹר; קָנֶה וָסוּף, קָמֵלוּ. 6 And the rivers shall become foul; the streams of Egypt shall be minished and dried up; the reeds and flags shall wither.
ז  עָרוֹת עַל-יְאוֹר, עַל-פִּי יְאוֹר; וְכֹל מִזְרַע יְאוֹר, יִיבַשׁ נִדַּף וְאֵינֶנּוּ. 7 The mosses by the Nile, by the brink of the Nile, and all that is sown by the Nile, shall become dry, be driven away, and be no more.
ח  וְאָנוּ, הַדַּיָּגִים, וְאָבְלוּ, כָּל-מַשְׁלִיכֵי בַיְאוֹר חַכָּה; וּפֹרְשֵׂי מִכְמֹרֶת עַל-פְּנֵי-מַיִם, אֻמְלָלוּ. 8 The fishers also shall lament, and all they that cast angle into the Nile shall mourn, and they that spread nets upon the waters shall languish.
ט  וּבֹשׁוּ עֹבְדֵי פִשְׁתִּים, שְׂרִיקוֹת; וְאֹרְגִים, חוֹרָי. 9 Moreover they that work in combed flax, and they that weave cotton, shall be ashamed.
י  וְהָיוּ שָׁתֹתֶיהָ, מְדֻכָּאִים; כָּל-עֹשֵׂי שֶׂכֶר, אַגְמֵי-נָפֶשׁ. 10 And her foundations shall be crushed, all they that make dams shall be grieved in soul.
יא  אַךְ-אֱוִלִים, שָׂרֵי צֹעַן, חַכְמֵי יֹעֲצֵי פַרְעֹה, עֵצָה נִבְעָרָה; אֵיךְ תֹּאמְרוּ אֶל-פַּרְעֹה, בֶּן-חֲכָמִים אֲנִי בֶּן-מַלְכֵי-קֶדֶם. 11 The princes of Zoan are utter fools; the wisest counsellors of Pharaoh are a senseless counsel; how can ye say unto Pharaoh: 'I am the son of the wise, the son of ancient kings'?
יב  אַיָּם אֵפוֹא חֲכָמֶיךָ, וְיַגִּידוּ נָא לָךְ; וְיֵדְעוּ, מַה-יָּעַץ יְהוָה צְבָאוֹת עַל-מִצְרָיִם. 12 Where are they, then, thy wise men? And let them tell thee now; and let them know what the LORD of hosts hath purposed concerning Egypt.
יג  נוֹאֲלוּ שָׂרֵי צֹעַן, נִשְּׁאוּ שָׂרֵי נֹף; הִתְעוּ אֶת-מִצְרַיִם, פִּנַּת שְׁבָטֶיהָ. 13 The princes of Zoan are become fools, the princes of Noph are deceived; they have caused Egypt to go astray, that are the corner-stone of her tribes.
יד  יְהוָה מָסַךְ בְּקִרְבָּהּ, רוּחַ עִוְעִים; וְהִתְעוּ אֶת-מִצְרַיִם בְּכָל-מַעֲשֵׂהוּ, כְּהִתָּעוֹת שִׁכּוֹר בְּקִיאוֹ. 14 The LORD hath mingled within her a spirit of dizziness; and they have caused Egypt to stagger in every work thereof, as a drunken man staggereth in his vomit.
טו  וְלֹא-יִהְיֶה לְמִצְרַיִם, מַעֲשֶׂה, אֲשֶׁר יַעֲשֶׂה רֹאשׁ וְזָנָב, כִּפָּה וְאַגְמוֹן. 15 Neither shall there be for Egypt any work, which head or tail, palm-branch or rush, may do.
טז  בַּיּוֹם הַהוּא, יִהְיֶה מִצְרַיִם כַּנָּשִׁים; וְחָרַד וּפָחַד, מִפְּנֵי תְּנוּפַת יַד-יְהוָה צְבָאוֹת, אֲשֶׁר-הוּא, מֵנִיף עָלָיו. 16 In that day shall Egypt be like unto women; and it shall tremble and fear because of the shaking of the hand of the LORD of hosts, which He shaketh over it.
יז  וְהָיְתָה אַדְמַת יְהוּדָה לְמִצְרַיִם, לְחָגָּא, כֹּל אֲשֶׁר יַזְכִּיר אֹתָהּ אֵלָיו, יִפְחָד--מִפְּנֵי, עֲצַת יְהוָה צְבָאוֹת, אֲשֶׁר-הוּא, יוֹעֵץ עָלָיו.  {ס} 17 And the land of Judah shall become a terror unto Egypt, whensoever one maketh mention thereof to it; it shall be afraid, because of the purpose of the LORD of hosts, which He purposeth against it. {S}
יח  בַּיּוֹם הַהוּא יִהְיוּ חָמֵשׁ עָרִים בְּאֶרֶץ מִצְרַיִם, מְדַבְּרוֹת שְׂפַת כְּנַעַן, וְנִשְׁבָּעוֹת, לַיהוָה צְבָאוֹת:  עִיר הַהֶרֶס, יֵאָמֵר לְאֶחָת.  {ס} 18 In that day there shall be five cities in the land of Egypt that speak the language of Canaan, and swear to the LORD of hosts; one shall be called the city of destruction. {S}
יט  בַּיּוֹם הַהוּא, יִהְיֶה מִזְבֵּחַ לַיהוָה, בְּתוֹךְ, אֶרֶץ מִצְרָיִם; וּמַצֵּבָה אֵצֶל-גְּבוּלָהּ, לַיהוָה. 19 In that day shall there be an altar to the LORD in the midst of the land of Egypt, and a pillar at the border thereof to the LORD.
כ  וְהָיָה לְאוֹת וּלְעֵד לַיהוָה צְבָאוֹת, בְּאֶרֶץ מִצְרָיִם:  כִּי-יִצְעֲקוּ אֶל-יְהוָה מִפְּנֵי לֹחֲצִים, וְיִשְׁלַח לָהֶם מוֹשִׁיעַ וָרָב וְהִצִּילָם. 20 And it shall be for a sign and for a witness unto the LORD of hosts in the land of Egypt; for they shall cry unto the LORD because of the oppressors, and He will send them a saviour, and a defender, who will deliver them.
כא  וְנוֹדַע יְהוָה לְמִצְרַיִם, וְיָדְעוּ מִצְרַיִם אֶת-יְהוָה בַּיּוֹם הַהוּא; וְעָבְדוּ זֶבַח וּמִנְחָה, וְנָדְרוּ-נֵדֶר לַיהוָה וְשִׁלֵּמוּ. 21 And the LORD shall make Himself known to Egypt, and the Egyptians shall know the LORD in that day; yea, they shall worship with sacrifice and offering, and shall vow a vow unto the LORD, and shall perform it.
כב  וְנָגַף יְהוָה אֶת-מִצְרַיִם, נָגֹף וְרָפוֹא; וְשָׁבוּ, עַד-יְהוָה, וְנֶעְתַּר לָהֶם, וּרְפָאָם.  {ס} 22 And the LORD will smite Egypt, smiting and healing; and they shall return unto the LORD, and He will be entreated of them, and will heal them. {S}
כג  בַּיּוֹם הַהוּא, תִּהְיֶה מְסִלָּה מִמִּצְרַיִם אַשּׁוּרָה, וּבָא-אַשּׁוּר בְּמִצְרַיִם, וּמִצְרַיִם בְּאַשּׁוּר; וְעָבְדוּ מִצְרַיִם, אֶת-אַשּׁוּר.  {ס} 23 In that day shall there be a highway out of Egypt to Assyria, and the Assyrian shall come into Egypt, and the Egyptian into Assyria; and the Egyptians shall worship with the Assyrians. {S}
כד  בַּיּוֹם הַהוּא, יִהְיֶה יִשְׂרָאֵל שְׁלִישִׁיָּה, לְמִצְרַיִם, וּלְאַשּׁוּר:  בְּרָכָה, בְּקֶרֶב הָאָרֶץ. 24 In that day shall Israel be the third with Egypt and with Assyria, a blessing in the midst of the earth;
כה  אֲשֶׁר בֵּרְכוֹ יְהוָה צְבָאוֹת, לֵאמֹר:  בָּרוּךְ עַמִּי מִצְרַיִם, וּמַעֲשֵׂה יָדַי אַשּׁוּר, וְנַחֲלָתִי, יִשְׂרָאֵל.  {ס} 25 for that the LORD of hosts hath blessed him, saying: 'Blessed be Egypt My people and Assyria the work of My hands, and Israel Mine inheritance.' {S}

LXX

῞Ορασις Αἰγύπτου. - ΙΔΟΥ Κύριος κάθηται ἐπὶ νεφέλης κούφης καὶ ἥξει εἰς Αἴγυπτον, καὶ σεισθήσεται τὰ χειροποίητα Αἰγύπτου ἀπὸ προσώπου αὐτοῦ, καὶ ἡ καρδία αὐτῶν ἡττηθήσεται ἐν αὐτοῖς. 2 καὶ ἐπεγερθήσονται Αἰγύπτιοι ἐπ᾿ Αἰγυπτίους, καὶ πολεμήσει ἄνθρωπος τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ καὶ ἄνθρωπος τὸν πλησίον αὐτοῦ, πόλις ἐπὶ πόλιν καὶ νομὸς ἐπὶ νομόν. 3 καὶ ταραχθήσεται τὸ πνεῦμα τῶν Αἰγυπτίων ἐν αὐτοῖς, καὶ τὴν βουλὴν αὐτῶν διασκεδάσω, καὶ ἐπερωτήσουσι τοὺς θεοὺς αὐτῶν καὶ τὰ ἀγάλματα αὐτῶν καὶ τοὺς ἐκ τῆς γῆς φωνοῦντας καὶ τοὺς ἐγγαστριμύθους. 4 καὶ παραδώσω τὴν Αἴγυπτον εἰς χεῖρας ἀνθρώπων κυρίων σκληρῶν, καὶ βασιλεῖς σκληροὶ κυριεύσουσιν αὐτῶν· τάδε λέγει Κύριος σαβαώθ. 5 καὶ πίονται οἱ Αἰγύπτιοι ὕδωρ τὸ παρὰ θάλασσαν, ὁ δὲ ποταμὸς ἐκλείψει καὶ ξηρανθήσεται. 6 καὶ ἐκλείψουσιν οἱ ποταμοὶ καὶ αἱ διώρυγες τοῦ ποταμοῦ, καὶ ξηρανθήσεται πᾶσα συναγωγὴ ὕδατος καὶ ἐν παντὶ ἕλει καλάμου καὶ παπύρου· 7 καὶ τὸ ἄχι τὸ χλωρὸν πᾶν τὸ κύκλῳ τοῦ ποταμοῦ, καὶ πᾶν τὸ σπειρόμενον διὰ τοῦ ποταμοῦ ξηρανθήσεται ἀνεμόφθορον. 8 καὶ στενάξουσιν οἱ ἁλιεῖς, καὶ στενάξουσι πάντες οἱ βάλλοντες ἄγκιστρον εἰς τὸν ποταμόν, καὶ οἱ βάλλοντες σαγήνας καὶ οἱ ἀμφιβολεῖς πενθήσουσι. 9 καὶ αἰσχύνη λήψεται τοὺς ἐργαζομένους τὸ λίνον τὸ σχιστὸν καὶ τοὺς ἐργαζομένους τὴν βύσσον, 10 καὶ ἔσονται οἱ ἐργαζόμενοι αὐτὰ ἐν ὀδύνῃ, καὶ πάντες οἱ ποιοῦντες τὸν ζῦθον λυπηθήσονται καὶ τὰς ψυχὰς πονέσουσι. 11 καὶ μωροὶ ἔσονται οἱ ἄρχοντες Τάνεως· οἱ σοφοὶ σύμβουλοι τοῦ βασιλέως, ἡ βουλὴ αὐτῶν μωρανθήσεται. πῶς ἐρεῖτε τῷ βασιλεῖ· υἱοὶ συνετῶν ἡμεῖς, υἱοὶ βασιλέων τῶν ἐξ ἀρχῆς; 12 ποῦ εἰσι νῦν οἱ σοφοί σου καὶ ἀναγγειλάτωσάν σοι καὶ εἰπάτωσαν, τί βεβούλευται Κύριος σαβαὼθ ἐπ᾿ Αἴγυπτον; 13 ἐξέλιπον οἱ ἄρχοντες Τάνεως, καὶ ὑψώθησαν οἱ ἄρχοντες Μέμφεως, καὶ πλανήσουσιν Αἴγυπτον κατὰ φυλάς. 14 Κύριος γὰρ ἐκέρασεν αὐτοῖς πνεῦμα πλανήσεως, καὶ ἐπλάνησαν Αἴγυπτον ἐν πᾶσι τοῖς ἔργοις αὐτῶν, ὡς πλανᾶται ὁ μεθύων καὶ ὁ ἐμῶν ἅμα. 15 καὶ οὐκ ἔσται τοῖς Αἰγυπτίοις ἔργον, ὃ ποιήσει κεφαλὴν καὶ οὐράν, ἀρχὴν καὶ τέλος. 16 Τῇ δὲ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ ἔσονται οἱ Αἰγύπτιοι ὡς γυναῖκες ἐν φόβῳ καὶ ἐν τρόμῳ ἀπὸ προσώπου τῆς χειρὸς Κυρίου σαβαώθ, ἣν αὐτὸς ἐπιβαλεῖ αὐτοῖς. 17 καὶ ἔσται ἡ χώρα τῶν ᾿Ιουδαίων τοῖς Αἰγυπτίοις εἰς φόβητρον· πᾶς, ὃς ἐὰν ὀνομάσῃ αὐτὴν αὐτοῖς, φοβηθήσονται διὰ τὴν βουλήν, ἣν βεβούλευται Κύριος σαβαὼθ ἐπ᾿ αὐτήν. 18 Τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ ἔσονται πέντε πόλεις ἐν τῇ Αἰγύπτῳ λαλοῦσαι τῇ γλώσσῃ τῇ Χαναανίτιδι καὶ ὀμνύουσαι τῷ ὀνόματι Κυρίου σαβαώθ· πόλις ἀσεδὲκ κληθήσεται ἡ μία πόλις. 19 Τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ ἔσται θυσιαστήριον τῷ Κυρίῳ ἐν χώρᾳ Αἰγυπτίων καὶ στήλη πρὸς τὸ ὅριον αὐτῆς τῷ Κυρίῳ 20 καὶ ἔσται εἰς σημεῖον εἰς τὸν αἰῶνα Κυρίῳ ἐν χώρᾳ Αἰγύπτου, ὅτι κεκράξονται πρὸς Κύριον διὰ τοὺς θλίβοντας αὐτούς, καὶ ἀποστελεῖ αὐτοῖς Κύριος ἄνθρωπον, ὃς σώσει αὐτούς, κρίνων σώσει αὐτούς. 21 καὶ γνωστὸς ἔσται Κύριος τοῖς Αἰγυπτίοις, καὶ γνώσονται οἱ Αἰγύπτιοι τὸν Κύριον ἐν τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ καὶ ποιήσουσι θυσίας καὶ εὔξονται εὐχὰς τῷ Κυρίῳ καὶ ἀποδώσουσι. 22 καὶ πατάξει Κύριος τοὺς Αἰγυπτίους πληγῇ καὶ ἰάσεται αὐτοὺς ἰάσει, καὶ ἐπιστραφήσονται πρὸς Κύριον, καὶ εἰσακούσεται αὐτῶν καὶ ἰάσεται αὐτούς. 23 Τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνη ἔσται ἡ ὁδὸς ἀπὸ Αἰγύπτου πρὸς ᾿Ασσυρίους καὶ εἰσελεύσονται ᾿Ασσύριοι εἰς Αἴγυπτον, καὶ Αἰγύπτιοι πορεύσονται πρὸς ᾿Ασσυρίους, καὶ δουλεύσουσιν Αἰγύπτιοι τοῖς ᾿Ασσυρίοις. 24 Τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνη ἔσται ᾿Ισραὴλ τρίτος ἐν τοῖς ᾿Ασσυρίοις καὶ ἐν τοῖς Αἰγυπτίοις εὐλογημένος ἐν τῇ γῇ, 25 ἣν εὐλόγησε Κύριος σαβαὼθ λέγων· εὐλογημένος ὁ λαός μου ὁ ἐν Αἰγύπτῳ καὶ ὁ ἐν ᾿Ασσυρίοις καὶ ἡ κληρονομία μου ᾿Ισραήλ.


1orasis aiguptou idou kurios kathètai epi nefelès koufès kai èxei eis aigupton kai seisthèsetai ta ceiropoièta aiguptou apo prosôpou autou kai è kardia autôn èttèthèsetai en autois2kai epegerthèsontai aiguptioi ep' aiguptious kai polemèsei anthrôpos ton adelfon autou kai anthrôpos ton plèsion autou polis epi polin kai nomos epi nomon3kai taracthèsetai to pneuma tôn aiguptiôn en autois kai tèn boulèn autôn diaskedasô kai eperôtèsousin tous theous autôn kai ta agalmata autôn kai tous ek tès gès fônountas kai tous eggastrimuthous4kai paradôsô aigupton eis ceiras anthrôpôn kuriôn sklèrôn kai basileis sklèroi kurieusousin autôn tade legei kurios sabaôth5kai piontai oi aiguptioi udôr to para thalassan o de potamos ekleipsei kai xèranthèsetai6kai ekleipsousin oi potamoi kai ai diôruges tou potamou kai xèranthèsetai pasa sunagôgè udatos kai en panti elei kalamou kai papurou7kai to aci to clôron pan to kuklô tou potamou kai pan to speiromenon dia tou potamou xèranthèsetai anemofthoron8kai stenaxousin oi aleeis kai stenaxousin pantes oi ballontes agkistron eis ton potamon kai oi ballontes sagènas kai oi amfiboleis penthèsousin9kai aiscunè lèmpsetai tous ergazomenous to linon to sciston kai tous ergazomenous tèn busson10kai esontai oi diazomenoi auta en odunè kai pantes oi ton zuthon poiountes lupèthèsontai kai tas psucas ponesousin11kai môroi esontai oi arcontes taneôs oi sofoi sumbouloi tou basileôs è boulè autôn môranthèsetai pôs ereite tô basilei uioi sunetôn èmeis uioi basileôn tôn ex arcès12pou eisin nun oi sofoi sou kai anaggeilatôsan soi kai eipatôsan ti bebouleutai kurios sabaôth ep' aigupton13exelipon oi arcontes taneôs kai upsôthèsan oi arcontes memfeôs kai planèsousin aigupton kata fulas14kurios gar ekerasen autois pneuma planèseôs kai eplanèsan aigupton en pasi tois ergois autôn ôs planatai o methuôn kai o emôn ama15kai ouk estai tois aiguptiois ergon o poièsei kefalèn kai ouran arcèn kai telos16tè de èmera ekeinè esontai oi aiguptioi ôs gunaikes en fobô kai en tromô apo prosôpou tès ceiros kuriou sabaôth èn autos epibalei autois17kai estai è côra tôn ioudaiôn tois aiguptiois eis fobètron pas os ean onomasè autèn autois fobèthèsontai dia tèn boulèn èn bebouleutai kurios ep' autèn18tè èmera ekeinè esontai pente poleis en aiguptô lalousai tè glôssè tè cananitidi kai omnuousai tô onomati kuriou polis-asedek klèthèsetai è mia polis19tè èmera ekeinè estai thusiastèrion tô kuriô en côra aiguptiôn kai stèlè pros to orion autès tô kuriô20kai estai eis sèmeion eis ton aiôna kuriô en côra aiguptou oti kekraxontai pros kurion dia tous thlibontas autous kai apostelei autois kurios anthrôpon os sôsei autous krinôn sôsei autous21kai gnôstos estai kurios tois aiguptiois kai gnôsontai oi aiguptioi ton kurion en tè èmera ekeinè kai poièsousin thusias kai euxontai eucas tô kuriô kai apodôsousin22kai pataxei kurios tous aiguptious plègè megalè kai iasetai autous iasei kai epistrafèsontai pros kurion kai eisakousetai autôn kai iasetai autous23tè èmera ekeinè estai odos aiguptou pros assurious kai eiseleusontai assurioi eis aigupton kai aiguptioi poreusontai pros assurious kai douleusousin oi aiguptioi tois assuriois24tè èmera ekeinè estai israèl tritos en tois assuriois kai en tois aiguptiois eulogèmenos en tè gè25èn eulogèsen kurios sabaôth legôn eulogèmenos o laos mou o en aiguptô kai o en assuriois kai è klèronomia mou israèl


VULGAAT

1 onus Aegypti ecce Dominus ascendet super nubem levem et ingredietur Aegyptum et movebuntur simulacra Aegypti a facie eius et cor Aegypti tabescet in medio eius 2 et concurrere faciam Aegyptios adversum Aegyptios et pugnabit vir contra fratrem suum et vir contra amicum suum civitas adversus civitatem regnum adversus regnum 3 et disrumpetur spiritus Aegypti in visceribus eius et consilium eius praecipitabo et interrogabunt simulacra sua et divinos suos et pythones et ariolos 4 et tradam Aegyptum in manu dominorum crudelium et rex fortis dominabitur eorum ait Dominus Deus exercituum 5 et arescet aqua de mari et fluvius desolabitur atque siccabitur 6 et deficient flumina adtenuabuntur et siccabuntur rivi aggerum calamus et iuncus marcescet 7 nudabitur alveus rivi a fonte suo et omnis sementis inrigua siccabitur arescet et non erit 8 et maerebunt piscatores et lugebunt omnes mittentes in flumen hamum et expandentes rete super faciem aquae marcescent 9 confundentur qui operabantur linum pectentes et texentes subtilia 10 et erunt inrigua eius flaccentia omnes qui faciebant lacunas ad capiendos pisces 11 stulti principes Taneos sapientes consiliarii Pharao dederunt consilium insipiens quomodo dicetis Pharaoni filius sapientium ego filius regum antiquorum 12 ubi sunt nunc sapientes tui adnuntient tibi et indicent quid cogitaverit Dominus exercituum super Aegyptum 13 stulti facti sunt principes Taneos emarcuerunt principes Mempheos deceperunt Aegyptum angulum populorum eius 14 Dominus miscuit in medio eius spiritum vertiginis et errare fecerunt Aegyptum in omni opere suo sicut errat ebrius et vomens 15 et non erit Aegypto opus quod faciat caput et caudam incurvantem et refrenantem 16 in die illa erit Aegyptus quasi mulieres et stupebunt et timebunt a facie commotionis manus Domini exercituum quam ipse movebit super eam 17 et erit terra Iuda Aegypto in festivitatem omnis qui illius fuerit recordatus pavebit a facie consilii Domini exercituum quod ipse cogitavit super eam 18 in die illa erunt quinque civitates in terra Aegypti loquentes lingua Chanaan et iurantes per Dominum exercituum civitas Solis vocabitur una 19 in die illa erit altare Domini in medio terrae Aegypti et titulus iuxta terminum eius Domini 20 et erit in signum et in testimonium Domino exercituum in terra Aegypti clamabunt enim ad Dominum a facie tribulantis et mittet eis salvatorem et propugnatorem qui liberet eos 21 et cognoscetur Dominus ab Aegypto et cognoscent Aegyptii Dominum in die illa et colent eum in hostiis et muneribus et vota vovebunt Domino et solvent 22 et percutiet Dominus Aegyptum plaga et sanabit eam et revertentur ad Dominum et placabitur eis et sanabit eos 23 in die illa erit via de Aegypto in Assyrios et intrabit Assyrius Aegyptum et Aegyptius in Assyrios et servient Aegyptii Assur 24 in die illa erit Israhel tertius Aegyptio et Assyrio benedictio in medio terrae 25 cui benedixit Dominus exercituum dicens benedictus populus meus Aegypti et opus manuum mearum Assyrio hereditas autem mea Israhel