JESAJA 42 - Js 42 - - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 - - Js 42,1-9 -- Js 42,10-13 -- Js 42,14-17 -- Js 42,18-25 -- Js 42,1-4.6-7 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel: http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenakh:Tenakh: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - Z -

Overzicht van Jesaja: - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Uitleg vers per vers: Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 - Js 42,10 - Js 42,11 - Js 42,12 - Js 42,13 - Js 42,14 - Js 42,15 - Js 42,16 - Js 42,17 - Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -

Js 42,1-9: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -

- Js 42,1d en Js 42,3c omsluiten de 5 zinnen met negatie lo´(niet). Daarenboven omsluit het woord misjëpât het geheel (Js 42,1-3) ; het is het eerste woord van Js 42,1d en het laatste woord van Js 42,3c. De vervoegde werkwoorden van Js 42,1d - Js 42,3c beginnen met een jod ; dit is 7X het geval. Wat zinsstructuur betreft komen Js 42,2ab en Js 42,4 met elkaar overeen. Zo komen we in Js 42,1-4 tot 7 zinnen met een negatie. Js 42,2abc en Js 42,4ab omsluiten de twee zinnen met de beeldspraak (Js 42,3ab).

Lezing bij het Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar: Js 42,1-4.6-7. Verwijzing: Js 42,1-4.6-7.
Zo spreekt de Heer: "Dit is mijn Dienaar die Ik ondersteun, mijn uitverkorene in wie Ik behagen schep: Mijn geest stort Ik over Hem uit, gerechtigheid laat Hij stralen over de volken. Hij roept niet, Hij schreeuwt niet en op straat verheft Hij zijn stem niet. Het geknakte riet zal Hij niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven, in waarheid zal Hij de gerechtigheid laten stralen. Onvermoeid en ongebroken zal Hij op aarde gerechtigheid laten zegevieren: de verre kusten zien uit naar zijn leer. Ik, de Heer, roep U in gerechtigheid, Ik neem U bij de hand en waak over U en maak U voor de mensen tot het teken van mijn verbond en tot een licht voor de volken. Blinden zult Gij de ogen openen, gevangenen uit hun kerker bevrijden en uit de gevangenis allen die in duisternis zitten."

Js 42,1 - Js 42,1: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1iakôb o pais mou antilèmpsomai autou israèl o eklektos mou prosedexato auton è psuchè mou edôka to pneuma mou ep' auton krisin tois ethnesin exoisei  1 ecce servus meus suscipiam eum electus meus conplacuit sibi in illo anima mea dedi spiritum meum super eum iudicium gentibus proferet   hen `abhëdî ´èthëmâkh bô bëchîrî râtsëthâh naphësjî  nâthaththî rûchî `âlâ(j)w misjëpât laggôjim jôtsî´ 1 Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den heidenen voortbrengen.   De dienaar [1] Ziehier* mijn dienstknecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, die Ik met genoegen gadesla. Ik heb mijn geest* op hem gelegd, en hij maakt het recht* bekend aan de volken.   [1] Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde, ik heb hem met mijn geest vervuld. Hij zal alle volken het recht doen kennen.  1 ¶ Zie mijn dienaar, ik ondersteun hem, mijn uitverkorene, in hem heeft mijn ziel behagen; geven zal ik mijn geest over hem, recht zal hij doen uitgaan naar de volkeren.   1. Voici mon serviteur que je soutiens, mon élu en qui mon âme se complaît. J'ai mis sur lui mon esprit, il présentera aux nations le droit. 

King James Bible. [1] Behold my servant, whom I uphold; mine elect, in whom my soul delighteth; I have put my spirit upon him: he shall bring forth judgment to the Gentiles.
Luther-Bibel. 1 Siehe, das ist mein Knecht - ich halte ihn - und mein Auserwählter, an dem meine Seele Wohlgefallen hat. Ich habe ihm meinen Geist gegeben; er wird das Recht unter die Heiden bringen.
- Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar. Zo spreekt de Heer: "Dit is mijn Dienaar die Ik ondersteun, mijn uitverkorene in wie Ik behagen schep: Mijn geest stort Ik over Hem uit, gerechtigheid laat Hij stralen over de volken.

a. hen `abhëdî ´èthëmâkh bô = zie, mijn dienaar, ondersteun ik hem. (1 + 2 + 2 + 1 = 6)
b. bëchîrî râtsëthâh naphësjî = in hem, mijn uitverkorene, stelt mijn ziel behagen. (3 + 2 + 2 = 7)
c. nâthaththî rûchî `âlâ(j)w = ik geef mijn geest op hem. (3 + 2 + 2 = 7)
d. misjëpât laggôjim jôtsî´ = recht voor de volken doet hij uitgaan. (2 + 3 + 2 = 7)

Tekstuitleg van Js 42,1. Het vers Js 42,1 telt 13 verzen, 27 (3³) lettergrepen en 51 (3 X 17) letters. De getalswaarde van vers Js 42,1 is 3810 (2 X 3 X 5 X 127). 13 is de helft van de getalswaarde van JHWH.
Js 42,1 bestaat uit vier versdelen ; het eerste versdeel telt 4 woorden, de andere drie 3 woorden. Het eerste versdeel telt 6, de andere drie 7 lettergrepen.
Het eerste en derde versdeel telt 12 letters, het tweede 13 en het vierde 14 letters.
6 van de 13 woorden eindigen op jod ; bij 5 ervan is het de eerste pers. mann. enk..
De eerste 3 versdelen beschrijven de relatie tussen de dienaar en JHWH, het vierde versdeel de missie van de dienaar.
De eerste 3 versdelen vormen een geheel. Het telt 10 woorden, 20 lettregrepen en 37 letters. Na het inleidend woord hen (zie) begint het eerste woord met ajin (oog, bron, 16 OF 70) en eindigt het laatste woord van het derde versdeel met ajin. hen (zie) buiten beschouwing gelaten, eindigt het eerste woord van de drie deelverzen op jod. Verder begint het tweede versdeel met beth waarmee het laatste woord van het eerste versdeel begon en begint met derde versdeel met de letter nun waarmee het laatste woord van het tweede versdeel begon.

Js 42,1.1. hen / hinneh (zie). Taalgebruik in Tenakh: hen / hinneh (zie). Taalgebruik in Jesaja: hen / hinneh (zie). getalswaarde hen: he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 5. OF getalswaarde hinneh: 24 (2³ X 3) of 60 (2² X 3 X 5). Structuur: 5 - 5 - 5. hinneh is een spiegelwoord. Gr. idou (zie). Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in LXX: idou (zie). Lat. ecce. E. behold. D. Siehe. Fr. voici < vois ici. idou (zie) in de LXX (1145), in het NT (200).
- hen (zie). Tenakh (106). Pentateuch (27). Grote Prof. (27). 12 kleine Prof. (1). Js (25): (1) Js 23,13. (2) Js 32,1. (3) Js 33,7. (4) Js 40,15. (5) Js 41,11. (6) Js 41,24. (7) Js 41,29. (8) Js 42,1. (9) Js 44,11. (10) Js 49,16. (11) Js 49,21. (12) Js 50,1. (13) Js 50,2. (14) Js 50,9. (15) Js 50,11. (16) Js 54,15. (17) Js 54,16. (18) Js 55,4. (19) Js 55,5. (20) Js 56,3. (21) Js 58,3. (22) Js 58,4. (23) Js 59,1. (24) Js 64,4. (25) Js 64,8.
- hinneh (zie). Tenakh (495). Pentateuch (96). Grote Prof. (140) ; Jr (63) ; Ez (32). 12 kleine Prof. (29). Js (45). Js 1-39 (23). Js 40-66 (22): (1) Js 40,9. (2) Js 40,10. (3) Js 41,15. (4) Js 41,22. (5) Js 41,27. (6) Js 42,9. (7) Js 47,14. (8) Js 48,7. (9) Js 48,10. (10) Js 49,12. (11) Js 49,22. (12) Js 51,19. (13) Js 51,22. (14) Js 52,13. (15) Js 54,11. (16) Js 57,3. (17) Js 60,2. (18) Js 62,11. (19) Js 65,6. (20) Js 65,13. (21) Js 65,14. (22) Js 66,15.
- hinënî (zie ik). getalswaarde: 43 OF 115 (5 X 23). Structuur: 5 - 5 - 5 - 1. Tenakh (177). Pentateuch (22). Grote Prof. (112) ; Jr (63) ; Ez (35). 12 kleine Prof. (17). Js (14): (1) Js 6,8. (2) Js 13,17. (3) Js 28,16. (4) Js 29,14. (5) Js 37,7. (6) Js 38,5. (7) Js 38,8. (8) Js 43,19. (9) Js 52,6. (10) Js 58,9. (11) Js 65,1. (12) Js 65,17. (13) Js 65,18. (14) Js 66,12.
Het gebruik van hen (zie) of een vorm ervan komt vooral bij de 3 grote Prof. Jesaja, Jeremia en Ezechiël voor. In Js: 25X hen (zie) en 45X hinneh (zie) ; totaal: 25 + 45 = 70. En 14X hinënî (zie ik) ; in totaal: 84 = 12 X 7.

- idou (zie). Taalgebruik in Mt: idou (zie). Js (73). Js 42 (1) Js 42,9. NT (193). Ev. (125). Lc (55). Mt (59). Mt 12 (8) o.a. Mt 12,18. In de evangelies hoofdzakelijk in Mt en Lc.

Js 42,1.2. `bdj van het zelfst. naamw. `èbhèd (dienaar, knecht). Taalgebruik in Tenakh: `èbhèd (dienaar). getalswaarde: ayin = 16 of 70, beth = 2, daleth = 4. Totaal: 16 + 2 + 4 of 70 + 2 + 4 = 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19). Structuur: 7 - 2 - 4. `-b-d in Tenakh (115). Gr. pais (kind). Taalgebruik in het NT: pais (kind). Taalgebruik in de Septuaginta: pais (kind). OF: Taalgebruik in het NT: doulos (dienaar). doulos (dienaar). Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Een vorm van doulos (dienaar) in de Septuaginta (383), in het NT (124). Een vorm van pais (kind) in de Septuaginta (470), in het NT (24). `-b-d-j ( status constr. mv. `abhëde(j) (dienaren van...) OF `bd enk. + suff. 1ste pers. enk: `abhëdî (mijn dienaar) in Tenakh (145), in Js (21): (1) Js 19,9. (2) Js 20,3. (3) Js 30,24. (4) Js 36,9. (5) Js 37,5. (6) Js 37,35. (7) Js 41,8. (8) Js 41,9. (9) Js 42,1. (10) Js 42,19. (11) Js 44,1. (12) Js 44,2. (13) Js 44,21. (14) Js 45,4. (15) Js 49,3. (16) Js 52,13. (17) Js 53,11. (18) Js 54,17. (19) Js 65,8. (20) Js 65,13. (21) Js 65,14. Een vorm van `èbhèd (dienaar, knecht) in Jesaja in 38 verzen (40X) ; Js 1-39 (9 / 9X), Js 40-66 (29 /31X). Het is een woord dat veelvuldig gebruikt wordt in Tenakh, Pentateuch... o.a. niet zoveel in Ezechiël. `èbhèd JHWH (dienaar van JHWH) (20) ; 18X Mozes, dienaar van JHWH.
- `abhëdî ´âththâh (mijn dienaar ben je). Tenakh (2): (1) Js 44,21. (2) Js 49,3. `abhëdî ´âththah (mijn dienaar ben jij). Tenakh (1) Js 41,9. `èbhèd lî (een dienaar voor mij): Js 44,21. lî `èbhèd (voor mij een dienaar): Js 49,6.

De stammen van Jakob / Israël zullen uit Egypte trekken om JHWH te dienen, zie `ibhëdû ´èth JHWH (dient JHWH). Tenakh (6): (1) Ex 10,8. (2) Ex 10,24. (3) Ex 12,31. (4) 2 Kr 35,3. (5) Ps 2,11. (6) Ps 100,2. `âbhad (werken, dienen). Taalgebruik in Tenakh: `âbhad (werken, dienen). getalswaarde: ajin =16 of 70, beth = 2, daleth = 4 ; totaal: 22 OF 76 (4 X 19). Structuur: 7 - 2 - 4.

- nom. mann. enk. pais (kind). Taalgebruik in het NT: pais (kind). Taalgebruik in de Septuaginta: pais (kind). Bijbel (87). O.T. (78). Js (10): (1) Js 20,3. (2) Js 24,2. (3) Js 41,8. (4) Js 41,9. (5) Js 42,1. (6) Js 43,10. (7) Js 44,1. (8) Js 44,2. (9) Js 44,21. (10) Js 52,13. NT (9). Mt (5) o.a. Mt 12,18. Een vorm van pais (kind)in de LXX (470), in het NT (24). doulos (dienaar). Taalgebruik in het NT: doulos (dienaar). doulos (dienaar). Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Een vorm van doulos (dienaar) in de LXX (383), in het NT (124). Merkwaardig is het gebruik van pais (kind) en doulos (dienaar) in het NT. Er is een duidelijke voorkeur voor doulos (dienaar).
In Mc 1,11 en Lc 3,22 lezen we: su ei ho huios mou (jij bent mijn zoon). `abhëdî (mijn dienaar) kan via de LXX pais (kind) geëvolueerd zijn naar huios (zoon). De idee van Mozes, `èbhèd JHWH (dienaar van JHWH) evoleert naar Jezus, huios theou (zoon van God). Zie ook: Mt 4,10 en Lc 4,8 (verwijzing naar Dt 6,13) waar een vorm van het werkw. `âbhad (werken, dienen) wordt gebruikt. Het getuigenis na de dood van Jezus in Mt 27,54 en Mc 15,39 luidt: deze (mens) was waarlijk zoon van God.
Ons woord 'liturgie' komt van het griekse woord 'leitourgia' samengesteld uit twee delen 'leitos' ('dat wat het volk aangaat') en 'ergon' ('daad, werk') ook eredienst.

`abhëdî (mijn dienaar) van Js 42,1 roept een inhoud op die reikt van de slavernij (`âbhad = arbeiden, dienen) in Egypte tot de huidige liturgie / eredienst. Niet voor niets staat het als 1ste woord van de vier Ebed JHWH liederen in Jesaja na de oproep hen (zie).

Js 42,1.3. act. qal imperf. 1ste pers. enk. ´èthëmâkh (ik ondersteun) van het werkw. thâmakh (grijpen, ondersteunen). Taalgebruik in Tenakh: thâmakh (grijpen, ondersteunen). getalswaarde: thaw = 22 of 400, mem = 13 of 40, koph = 11 of 20 ; totaal: 46 (2 X 23) of 460 (2² X 5 X 23). Structuur: 4 - 3 - 3. Tenakh (1) Js 42,1. In 3 verzen in Js: (1) Js 33,15. (2) Js 41,10. (3) Js 42,1. Een vorm van thâmakh (grijpen, ondersteunen) in Tenakh (19).
Merkwaardig is het gebruik van het werkw. in Gn 48,17 (de keuze van Jakob voor Efraïm) en in Ex 17,12 (de ondersteuning van de armen van Mozes in de strijd tegen Amalek).

Js 42,1.4. bô < voorzetsel b + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. Zie: Taalgebruik in Tenakh: pers. voornaamw.. Taalgebruik in Jesaja: pers. voornaamw.. Tenakh (354). Js (30). Js 1-39 (19). Js 40-66 (11): (1) Js 40,7. (2) Js 42,1. (3) Js 42,25. (4) Js 44,1. (5) Js 44,2. (6) Js 44,23. (7) Js 45,24. (8) Js 53,6. (9) Js 59,19. (10) Js 62,8. (11) Js 65,8.

Js 42,1.5. bëchîrî (mijn uitverkorene, uitgekozene) van het zelfst. naamw. bâhîr. Zie het werkw. bâchar (kiezen, uitverkiezen). Taalgebruik in Tenakh: bâchar (kiezen, uitverkiezen). Taalgebruik in Jesaja: bâchar (kiezen, uitverkiezen). getalswaarde: beth = 2, chet = 8, resj = 20 of 200 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7). Structuur: 2 - 8 - 2. Gr. eklegô (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen). Taalgebruik in het NT: eklegô (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen). Taalgebruik in de Septuaginta: eklegô (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen). Lat. eligere. Fr. elire, choissir. E. to choose, to elect. D. auswählen. Gr. eklektos. Lat. electus. Fr. élu. D. auserwählt. E. chosen, elect. Een vorm van eklektos in de LXX (99), in het NT (22). Een vorm van bâhîr (uitverkorene) in Tenakh (13), niet in de Pentateuch, in Js (5): (1) Js 42,1. (2) Js 43,20. (3) Js 45,4. (4) Js 65,9. (5) Js 65,22. Tegenover uitverkorene staat afgewezene, verworpene.
In Ps 106,23 wordt Mozes en in 2 S 21,6 Saul uitverkorene genoemd.
Een vorm van bâchar (kiezen, uitverkiezen) in Gn (2), Ex (2), Nu (3), Dt (26), Js in 19 verzen: (1) Js 1,29. (2) Js 7,15. (3) Js 7,16. (4) Js 14,1. (5) Js 40,20. (6) Js 41,8. (7) Js 41,9. (8) Js 41,24. (9) Js 43,10. (10) Js 44,1. (11) Js 44,2. (12) Js 48,10. (13) Js 49,7. (14) Js 56,4. (15) Js 58,5. (16) Js 58,6. (17) Js 65,12. (18) Js 66,3. (19) Js 66,4. Tegenover welbehagen staat mishagen (râ`â`).

Js 42,1.6. act. qal perf. 3de pers. vr. enk. רָצְתָה= râtsëthâh (zij welgevalt) van het werkw. רָצָה = râtsâh (welgevallen). Taalgebruik in Tenakh: râtsâh (welgevallen). getalswaarde: resj = 20 of 200, tsade = 18 of 90, he = 5 ; totaal: 43 of 295 (5 X 29). Structuur: 2 - 9 - 5. De som van de elementen is telkens 7. Tenakh (3): (1) Js 42,1. (2) Jr 12,5. (3) 2 Kr 36,21. Het werkw. רָצָה = râtsâh (welgevallen) wordt vertaald door 15 verschillende Griekse werkw.. Een vorm van רָצָה = râtsâh in 54 verzen.

Js 42,1.7. zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. naphësjî (mijn geest) van het zelfst. naamw. nèphèsj (geest). Taalgebruik in Tenakh: nèphèsj (geest). Taalgebruik in Jesaja: nèphèsj (geest). getalswaarde: nun = 14 of 50, phe = 17 of 80, sjin = 21 of 300 ; totaal: 52 (2 X 26) of 430. Structuur: 50 - 80 - 300 (5 - 8 - 3). Gr. psuchè (adem, geest, leven). Taalgebruik in het NT: psuchè (adem, geest, leven). Taalgebruik in de LXX: psuchè (adem, geest, leven). Arabisch: ziel (nafsj). Taalgebruik in de Koran: ziel (nafsj). Tenakh (170). Js (6): (1) Js 1,14. (2) Js 26,9. (3) Js 38,15. (4) Js 38,17. (5) Js 42,1. (6) Js 61,10.

Js 42,1.8. actief qal perfectum 1ste persoon enkelvoud nâthaththî (ik zal geven) van het werkw. nâthan (geven). Taalgebruik in Tenakh: nâthan (geven). getalswaarde: nun = 14 of 50, thaw = 22 of 400 ; totaal: 50 of 500. Structuur: 5 - 4 - 5. Gr. didômi (geven). Taalgebruik in de Septuaginta: didômi (geven). Taalgebruik in het NT: didômi (geven). Lat. dare / donare - donum: geven - gave, gift. Fr. donner - don: geven - gave. D. geben. E. to give. Tenakh (114). Js (4): (1) Js 42,1. (2) Js 43,3. (3) Js 43,20. (4) Js 50,6.

Js 42,1.9. rûach (geest). Taalgebruik in Tenakh: rûach (geest). Taalgebruik in Jesaja: rûach (geest). getalswaarde: resj = 20 of 200. waw = 6. chet = 8. Totaal: 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur: 2 - 6 - 8. Gr. pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in het NT: pneuma (geest). Lat. spiritus. Fr. esprit. E. spirit. Ned. geest. D. Geist. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382), in het NT (379). Tenakh (204). Pentateuch (19). Js (28). Js 1-39 (13): (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7. Js 40-66 (15): (1) Js 40,7. (2) Js 40,13. (3) Js 41,29. (4) Js 54,6. (5) Js 57,13. (6) Js 57,15. (7) Js 57,16. (8) Js 59,19. (9) Js 61,1. (10) Js 61,3. (11) Js 63,10. (12) Js 63,11. (13) Js 63,14. (14) Js 65,14. (15) Js 66,2.
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing). wërûach(en geest): nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest). Tenakh (2): (1) Js 41,16. (2) Js 42,5.
- rûchî (mijn geest). Tenakh (31). Js (5): (1) Js 26,9. (2) Js 30,1. (3) Js 38,16. (4) Js 42,1. (5) Js 44,3. (6) Js 59,21.
- rûchô (zijn geest). Tenakh (15). Js (1): Js 11,15.

Js 42,1.10. `âlâ(j)w (over hem) < voorzetsel `al + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk.. `al (op, overeenkomstig, omwille van). Taalgebruik in Tenakh: `al (op, overeenkomstig). Taalgebruik in Jesaja: `al (op, overeenkomstig). getalswaarde: ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ; totaal: 28 of 100. Structuur: 7 - 3. Tenakh (368). Js (23): (1) Js 5,6. (2) Js 5,25. (3) Js 5,30. (4) Js 8,1. (5) Js 9,10. (6) Js 10,26. (7) Js 11,2. (8) Js 16,5. (9) Js 18,6. (10) Js 19,16. (11) Js 19,17. (12) Js 22,24. (13) Js 26,21. (14) Js 30,12. (15) Js 30,32. (16) Js 31,4. (17) Js 36,6. (18) Js 37,22. (19) Js 42,1. (20) Js 42,25. (21) Js 52,15. (22) Js 53,5. (23) Js 56,8.

Js 42,1.11. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenakh: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). getalswaarde: mem = 13 of 40, sjin = 21 of 300, tet = 9 ; totaal: 60 (2² X 3 X 5) OF 429 (3 X 11 X 13). Structuur: 4 - 3 - 8 - 9. Tenakh (132). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in '42' verzen.
- bëmisjëpât / bammisjëpât (in een / het oordeel). Tenakh (28). Js (4): (1) Js 1,27. (2) Js 3,14. (3) Js 5,16. (4) Js 9,6.
- lëmisjëpât / lammisjëpât (tot een / het oordeel). Tenakh (23). Js (7): (1) Js 5,7. (2) Js 28,26. (3) Js 32,1. (4) Js 34,5. (5) Js 41,1. (6) Js 54,17. (7) Js 59,11.
- ûmisjëpât (en een oordeel). Tenakh (29). Js (1) Js 52,2.

Js 42,1.12. mann. mv. gojim (volken) van het zelfst. naamw. gôj (volk). Taalgebruik in Tenakh: gôj (volk). Taalgebruik in Jesaja: gôj (volk). Gr. ethnos (volk). getalswaarde: gimel = 3, waw = 6, jod = 10 ; totaal: 19. Structuur: 3 - 6 - 1. Taalgebruik in de Septuaginta.: ethnos (volk). Taalgebruik in het NT: ethnos (volk). Lat. populus. Fr. peuple. E. people. Ned. volk. D. Volk. Tenakh (133). Js (29). Js 40-66 (16): (1) Js 40,15. (2) Js 41,2. (3) Js 42,6. (4) Js 45,1. (5) Js 49,6. (6) Js 49,22. (7) Js 52,15. (8) Js 54,3. (9) Js 60,3. (10) Js 60,5. (11) Js 60,11. (12) Js 60,16. (13) Js 61,6. (14) Js 62,2. (15) Js 64,1. (16) Js 66,12.
- haggôjim (de volken) < bepaald lidwoord ha + gôjim. Tenakh 174). Js (18). Js 40-66 (8): (1) Js 40,17. (2) Js 43,9. (3) Js 45,20. (4) Js 52,10. (5) Js 61,11. (6) Js 66,18. (7) Js 66,19. (8) Js 66,20.
- baggôjim (onder de volken). Tenakh (74). Js (2): (1) Js 61,9. (2) Js 66,19.
- lëgôjim / laggôjim (voor de volken). Tenakh (16). Js (3): (1) Js 5,26. (2) Js 11,12. (3) Js 42,1.

Js 42,1.13. act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. jôtsî´ (hij doet uitgaan) van het werkw. jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Ex: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). getalswaarde: jod = 10, tsade = 18 of 70, aleph = 1 ; totaal: 29 OF 81 (3³ X 3²). Structuur: 1 - 7 - 1. De Griekse vertaling van jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) is vaak een vorm van het werkw. exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in de LXX: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in het NT: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221), in het NT (12). Tenakh (7). Js (2): (1) Js 42,1. (2) Js 42,3.

Js 42,2 - Js 42,2: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2ou kekraxetai oude anèsei oude akousthèsetai exô è fônè autou  2 non clamabit neque accipiet personam nec audietur foris vox eius   lo´ jitsë`aq wëlo´ jishshâ´ wëlo´ jasjëmî`a bachûts qôlô 2 Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten.  [2] Hij roept niet en schreeuwt niet, hij laat zijn stem niet horen op straat.   [2] Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet, hij roept niet luidkeels in het openbaar;  2 Hij zal niet schreeuwen, zal geen ophef maken,– zijn stem niet laten horen op straat.   2. Il ne crie pas, il n'élève pas le ton, il ne fait pas entendre sa voix dans la rue; 

King James Bible. [2] He shall not cry, nor lift up, nor cause his voice to be heard in the street.
Luther-Bibel. 2 Er wird nicht schreien noch rufen, und seine Stimme wird man nicht hören auf den Gassen.
- Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar. Hij roept niet, Hij schreeuwt niet en op straat verheft Hij zijn stem niet.

a. lo´ jitsë`aq = hij zal niet roepen. (1 + 2 = 3)
b. wëlo´ jishshâ´ = hij zal niet verheffen. (2 + 2 = 4)
c. wëlo´ jasjëmî`a bachûts qôlô = en buiten zal hij zijn stem niet laten horen. (2 + 3 + 2 + 2 = 9).

Tekstuitleg van Js 42,2. Het vers telt 8 (2³) woorden, 16 lettergrepen en 28 (2² X 7) letters. Slechts 2 van de 8 woorden tellen geen 2 lettergrepen. De getalswaarde van Js 42,2 is 1364 (2² X 11 X 31).
Vers Js 42,1d besluit met de missie van de dienaar: recht zal hij doen uitgaan naar de volken. De wijze waarop de dienaar zijn taal zal vervullen, wordt gegeven in Js 42,2. Hij zal het niet doen met veel geschreeuw en getier.
Het versdeel begint telkens met een ontkenning. Werkwoordvorm begint telkens met jod en eindigt op een a-klank..

Js 42,2.1. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,2.2. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jitsë`aq (hij zal roepen) van het werkw. tsâ`âq (schreeuwen, roepen). Taalgebruik in Tenakh: tsâ`âq (schreeuwen, roepen). getalswaarde: tsade = 18 of 90, ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100 ; totaal: 55 (2 X 5²) of 260 (2² X 5 X 13 OF 10 X 26). Structuur: 9 - 7 - 1.. Tenakh (4): (1) Ex 22,22. (2) Ex 22,26. (3) Js 42,2. (4) Js 46,7. Een vorm van tsâ`âq (schreeuwen, roepen) in Jesaja (5): (1) Js 19,20. (2) Js 33,7. (3) Js 42,2. (4) Js 46,7. (5) Js 65,14.

Js 42,2.3. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´ (en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,2.4. qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. jishshâ´ (hij zal verheffen) van het werkw. nâshâ´(dragen, opnemen, verheffen). Taalgebruik in Tenakh: nâshâ´ (dragen, opnemen, verheffen). getalswaarde: nun = 14 of 50, shin = 21 of 300, aleph = 1 ; totaal: 36 (2² X 3²) OF 351 (3³ X 13). Structuur: 5 - 3 - 1. nâshâ´ wordt gebruikt in uitdrukkingen als de ogen opslaan, zijn stem verheffen, zijn voeten opheffen (= voortgaan), zijn handen omhoogheffen. Tenakh (38). Js (6): (1) Js 2,4. (2) Js 3,7. (3) Js 8,4. (4) Js 10,24. (5) Js 36,14. (6) Js 40,11. (7) Js 42,2. (8) Js 57,13.

Js 42,2.5. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´ (en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,2.6. act. hifil 3de pers. mann. enk. jasjëmî`a (jij zal doen horen) van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh: sjâm`â (horen, luisteren). Taalgebruik in Jesaja: sjâm`â (horen, luisteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40, ajin = 16 of 70 ; totaal: 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41). Structuur: 3 - 4 - 7. Gr. akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta: akouô (horen). Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus, auris, zie Gr. ous / ôs, ôtis. auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter. Lat. audire. Ned. horen. E. to hear. D. höhren. Een vorm van akouô (horen) in het NT (427), in de LXX (1069). Horen veronderstelt een lijdend voorwerp. Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin. Tenakh (2): (1) Js 42,2. (2) Ps 106,2. Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,9. (3) Js 42,18. (4) Js 42,20. (5) Js 42,23. (6) Js 42,24.

Js 42,2.7. bachûts (buiten, op straat) voorzetsel b + zelfst. naamw. chûts (straat, buiten). Taalgebruik in Tenakh: chûts (straat, buiten). getalswaarde: chet = 8, waw = 6, tsade = 18 of 90 ; totaal: 32 (2² X 2³) OF 104 (4 X 26). Structuur: 8 - 6 - 9. Tenakh (17). Js (1) Js 42,2.

Js 42,2.8. zelfst. naamw. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. qôlô van het zelfst. naamw. qôl (stem). Taalgebruik in Tenakh: qôl (stem). getalswaarde: qoph = 19 of 100, waw = 5, lamed = 12 of 30 ; totaal: 36 (2² X 3² OF 6²) OF 135 (3 X 5 X 9). Structuur: 1 - 5 - 3. Taalgebruik in de Septuaginta: fônè (stem, roep). Taalgebruik in het NT: fônè (stem, roep). Gr. fônè (stem, roep) . Hebr. p´ (mond). Verwant met Gr. fô-nè (Lat vo-x = stem, vo-care = roepen), fè-mi = spreken. Lat for - fari. Fr. la voix. E. voice. Verwant met de indogerm. stam bha. Ook verwantschap tussen Hebr. pânîm (aangezicht) en fainô = schijnen. Lat. facies. Fr. la face. E. face. Ned. aangezicht, aanschijn. Tenakh (15). Js (2): (1) Js 30,30. (2) Js 42,2.

Js 42,3 - Js 42,3: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kalamon tethlasmenon ou suntripsei kai linon kapnizomenon ou sbesei alla eis alètheian exoisei krisin  3 calamum quassatum non conteret et linum fumigans non extinguet in veritate educet iudicium  qânèh ratsûts lo´ jisjëbôr  ûpisjëthâh kehâh lo´ jëkabbènnâh lè´êmèth jôtsî´ misjëpât 3 Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen.   [3] Het geknakte riet zal hij niet breken en de kwijnende vlaspit blaast hij niet uit. Werkelijk, hij zal recht brengen.  [3] het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven. Het recht zal hij zuiver doen kennen. 3 Het gekrookte riet zal hij niet breken, een verflauwende vlaspit niet doven,– naar zijn trouw zal hij recht doen uitgaan.  3. il ne brise pas le roseau froissé, il n'éteint pas la mèche qui faiblit, fidèlement, il présente le droit;  

King James Bible. [3] A bruised reed shall he not break, and the smoking flax shall he not quench: he shall bring forth judgment unto truth.
Luther-Bibel. 3 Das geknickte Rohr wird er nicht zerbrechen, und den glimmenden Docht wird er nicht auslöschen. In Treue trägt er das Recht hinaus.
- Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar. Het geknakte riet zal Hij niet breken, de kwijnende vlaspit niet doven, in waarheid zal Hij de gerechtigheid laten stralen.

a. qânèh ratsûts lo´ jisjëbôr = een geknakte rietstengel zal hij niet breken. (2 + 2 + 1 + 2 = 7)
b. ûpisjëthâh kehâh lo´ jëkabbènnâh = een smeulende vlaspit zal hij niet doven. (3 + 2 + 1 + 4 = 10)
c. lè´êmèth jôtsî´ misjëpât = tot waarheid doet hij recht uitgaan. (3 + 2 + 2 = 7).

Tekstuitleg van Js 42,3. Het vers Js 42,3 telt 11 woorden, 24 lettergrepen en 42 (2 X 3 X 7) letters. De getalswaarde van Js 42,3 is 3046 (2 X 1523).
De eerste twee versdelen sluiten aan bij het voorgaande vers Js 42,2, maar zijn nu met beelden uitgewerkt. De beide werkw. worden voorafgegaan met de ontkenning lo´ (niet) en beginnen met de letter jod. Één van de twee eindogt op een a-klank.
De houding van de dienaar om recht te doen uitgaan wordt beschreven in 5 versdelen: Js 42,2abc-Js 42,3ab. Deze versdelen tellen 16 (8 + 8) woorden, 33 (16 + 17) lettergrepen en 57 (28 + 29) letters. De 5 werkwoorden worden telkens voorafgegaan door een ontkenning ; ze beginnen elk met de letter jod en vier van de vijf eindigen op een a-klank.
Wellicht hebben er woordspelingen plaats: qânèh (rietstengel), kehâh (smeulend) en het werkw. kâbhâh (doven), woorden die in medeklinkersklank slechts 1 letter verschillen.
Vers Js 42,3c omsluit met Js 42,1d de 5 tussenliggende versdelen. Deze omarming is bijna een spiegelbeeld ; jôtsî´ (hij doet uitgaan) en misjëpât (recht) zijn gemeenschappelijk in beide versdelen.
Er zijn in Js 42,3c-Js 42,1d 7 werkwoordvormen die telkens met een jod beginnen.

Js 42,3.1. qânèh (stat. constr. qëneh ; mv. qânîm). (riet, meetstok, maatstaf, norm, regel). Taalgebruik in Tenakh: qânèh (riet, maatstaf). getalswaarde: qoph = 19 of 100, nun = 14 of 50, he = 5 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 155 (5 X 31). Structuur: 1 - 5 - 5. Gr. kanôn. Lat. canon. Gr. kalamos (riet). Lat. calamus. Een vorm van qânèh in Jesaja (3): (1) Js 19,6. (2) Js 42,3. (3) Js 43,24.

Js 42,3.2. passief qal part. mann. enk. ratsûts (geknakt) van het werkw. râtsats (knakken, verbreken, verdrukken). Taalgebruik in Tenakh: râtsats (knakken, verbreken, verdrukken). getalswaarde: resj = 20 of 200, tsade = 18 of 90 ; totaal: 56 (2³ X 7) OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur: 2 - 9 - 9. Tenakh (2): (1) Js 42,3. (2) Hos 5,11. Een vorm van râtsats (knakken, verbreken, verdrukken) in Jesaja (4): (1) Js 36,6. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 58,6.

Js 42,3.3. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,3.4. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jisjëbôr (hij zal braken) van het werkw. sjâbhar (breken, verpletteren) Taalgebruik in Tenakh: sjâbhar (breken, verpletteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, beth = 2, resj = 20 of 200 ; totaal: 43 OF 502 (2 X 251). Structuur: 3 - 2 - 2. Tenakh (1) Js 42,3.

Js 42,3.5. ûpisjëthâh < verbindingswoord wë + zelfst. naamw. pisjëthâh (vlas, linnen). Taalgebruik in Tenakh: pisjëthâh (vlas, linnen). Tenakh (1) Js 42,3.

Js 42,3.7. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,3.8. jëkabbènnâh < werkwoordvorm act. piel 3de pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vrouw. enk. van het werkw. kânâh (uitgaan, blussen). Taalgebruik in Tenakh: kânâh (uitgaan, blussen). getalswaarde: kaph = 11 of 20, nun = 14 of 50, he = 5 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) of 75 (3 X 5²). Structuur: 2 - 5 - 5. Tenakh (1) Js 42,3.

Js 42,3.9. lè´êmèth (tot waarheid) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. ´èmeth (waarheid, trouw). Taalgebruik in Tenakh:: ´èmeth (waarheid, trouw). getalswaarde: aleph = 1, mem = 13 of 40, taw = 22 of 400 ; totaal: 36 of 441. Structuur: 1 - 40 - 400. Zie ´ed (damp): 1- 4 ; ´âdâm (mens: 1 - 4 - 40 ; ´ädâmâh (aarde): 1 - 40 - 400 - 5 ; mth (dood): 40 - 400. Tenakh (1) Js 42,3.

Js 42,3.10. act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. jôtsî´ (hij doet uitgaan) van het werkw. jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Ex: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). getalswaarde: jod = 10, tsade = 18 of 70, aleph = 1 ; totaal: 29 OF 81 (3³ X 3²). Structuur: 1 - 7 - 1. De Griekse vertaling van jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) is vaak een vorm van het werkw. exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in de LXX: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in het NT: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221), in het NT (12). Tenakh (7). Js (2): (1) Js 42,1. (2) Js 42,3.

Js 42,3.11. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenakh: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). getalswaarde: mem = 13 of 40, sjin = 21 of 300, pe = 17 of 80, tet = 9 ; totaal: 60 (2² X 3 X 5) OF 429 (3 X 11 X 13). Structuur: 4 - 3 - 8 - 9. Tenakh (132). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in '42' verzen.
- bëmisjëpât / bammisjëpât (in een / het oordeel). Tenakh (28). Js (4): (1) Js 1,27. (2) Js 3,14. (3) Js 5,16. (4) Js 9,6.
- lëmisjëpât / lammisjëpât (tot een / het oordeel). Tenakh (23). Js (7): (1) Js 5,7. (2) Js 28,26. (3) Js 32,1. (4) Js 34,5. (5) Js 41,1. (6) Js 54,17. (7) Js 59,11.
- ûmisjëpât (en een oordeel). Tenakh (29). Js (1) Js 52,2.

Js 42,4 - Js 42,4: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4analampsei kai ou thrausthèsetai eôs an thè epi tès gès krisin kai epi tô onomati autou ethnè elpiousin  4 non erit tristis neque turbulentus donec ponat in terra iudicium et legem eius insulae expectabunt     4 Hij zal niet verdonkerd worden, en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben besteld; en de eilanden zullen naar Zijn leer wachten.   [4] Hij zal niet zwak worden en niet worden geknakt, maar hij vestigt het recht op de aarde en de eilanden zullen naar zijn boodschap uitkijken.   [4] Ongebroken* en vol vuur zal hij het recht op aarde vestigen; de eilanden zien naar zijn onderricht uit.   4 Hij zal niet verflauwen, niet geknakt worden voordat hij op aarde recht heeft gebracht,– en op zijn onderricht wachten de verste kusten. •  4. il ne faiblira ni ne cédera jusqu'à ce qu'il établisse le droit sur la terre, et les îles attendent son enseignement.  

King James Bible. [4] He shall not fail nor be discouraged, till he have set judgment in the earth: and the isles shall wait for his law.
Luther-Bibel. 4 Er selbst wird nicht verlöschen und nicht zerbrechen, bis er auf Erden das Recht aufrichte; und die Inseln warten auf seine Weisung.
- Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar. Onvermoeid en ongebroken zal Hij op aarde gerechtigheid laten zegevieren: de verre kusten zien uit naar zijn leer.

a. lo´ jikhëhèh = hij versaagt niet. (1 + 2 = 3)
b. wëlo´ jârûts = hij breekt niet. (2 + 2 = 4)
c. `ad jâshîm bâ´ârèts misjëpât = totdat hij stelt op de aarde recht. (1 + 2 + 3 + 2 = 8)
d. ûlethôrâthô ´ijjîm jëjache(j)lû = en op zijn wet zullen eilanden hopen.

Tekstuitleg van Js 42,4. Het vers Js 42,4 telt 11 woorden en 44 (2² X 11) letters ; verhouding: 1 op 4. De getalswaarde van Js 42,4 is 2753 (priemgetal).
Het vers Js 42,4 hinkt wat achter op Js 42,1-3. Js 42,4ab sluiten aan bij de beschrijving van de houding van de dienaar en Js 42,4c bij de zending van de dienaar (recht brengen). Het vers verruimt de horizon. De dienaar zal standhouden tot het recht op aarde gevestigd is.
In Js 42,4ab wordt de beschrijving van de houding van de dienaar verder gezet: twee werkw. die voorafgegaan worden door lo´ (niet) en die met een jod beginnen. In totaal beschrijven 7 versdelen de houding van de dienaar. Ze worden telkens voorafgegaan door de negatie lo´ (niet) en ze beginnen telkens met een jod. Verder beginnen de 11 werkw. van Js 42,1d-Js 42,4 telkens met een jod.
Het vers Js 42,4c vervult dezelfde functie als Js 42,3c ; het omsluit Js 42,1d-Js42,4c, maar het verruimt de missie van de dienaar. In Js 42,1d is er sprake van 'uitgaan', beginnen, in Js 42,4c van voltrekken, voltooien ; het voegwoord `ad (tot) duidt het proces tussen beide aan.
Zoals in Js 42,3c staat ook in Js 42,3c staat het woord misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) op het einde van het versdeel en op het einde van een 'perikope'. Het is de taak van de dienaar om het recht te brengen totdat het op aarde gevestigd is.

Js 42,4.1. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´ (niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,4.2. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jikhëhèh (hij zal versagen) van het werkw. kâhâh (zwak worden, versagen). Taalgebruik in Tenakh: kâhâh (zwak worden, versagen). getalswaarde: kaph = 11 of 20, he = 5 ; totaal: 21 (3 X 7) OF 30 (2 X 3 X 5). Tenakh (1) Js 42,4.

Js 42,4.3. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,4.4. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jârûts (hij zal breken) van het werkw. râtsats (knakken, verbreken, verdrukken). Taalgebruik in Tenakh: râtsats (knakken, verbreken, verdrukken). getalswaarde: resj = 20 of 200, tsade = 18 of 90 ; totaal: 56 (2³ X 7) OF 380 (2² X 5 X 19). Structuur: 2 - 9 - 9. Een vorm van râtsats (knakken, verbreken, verdrukken) in Jesaja (4): (1) Js 36,6. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 58,6.

Js 42,4.5. `ad (tot). Taalgebruik in Tenakh: `ad (tot). getalswaarde: ajin = 16 of 70, daleth = 4 ; totaal: 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37). Tenakh (1012).
wë`ad (en tot) < wë + `ad (tot). Taalgebruik in Tenakh: `ad (tot). getalswaarde: ajin = 16 of 70, daleth = 4 ; totaal: 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37). Structuur: 7 - 4. Tenakh (1012). Js (42). Js 1-39 (29). Js 40-66 (13): (1) Js 42,4. (2) Js 45,17. (3) Js 47,7. (4) Js 48,20. (5) Js 49,6. (6) Js 55,4. (7) Js 57,9. (8) Js 57,15. (9) Js 62,1. (10) Js 62,7. (11) Js 64,8. (12) Js 64,11. (13) Js 65,18.

Js 42,4.6. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jâshîm (hij zal stellen) van het werkw. shâm (plaatsen, stellen) . Taalgebruik in Tenakh: shâm (plaatsen, stellen). getalswaarde: shin = 21 of 300, mem = 13 of 40 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34). Structuur: 3 - 4. Tenakh (22).Js (3): (1) Js 42,4. (2) Js 42,25. (3) Js 62,7.

Js 42,4.7. bë´èrèts / bâ´ârèts (in een / het land) < voorzetsel bë (+ bepaald lidw. ha) + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz (land). Taalgebruik in Jesaja: ´èrètz (land). getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 300, tsade = 18 of 90 ; totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23). Structuur: 1 - 3 - 9. Gr. gè (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta: gè (aarde). Taalgebruik in het NT: gè (aarde). Lat. terra. Fr. terre. Ned. aarde. E. earth. D. Welt. Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154), in het NT (248). Tenakh (15): (1) Js 7,18. (2) Js 9,1. (3) Js 19,18. (4) Js 19,20. (5) Js 26,1. (6) Js 26,10. (7) Js 27,13. (8) Js 30,6. (9) Js 32,2. (10) Js 34,6. (11) Js 38,11. (12) Js 40,24. (13) Js 42,4. (14) Js 62,7. (15) Js 65,16.

Js 42,4.8. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenakh: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). getalswaarde: mem = 13 of 40, sjin = 21 of 300, pe = 17 of 80 ; totaal: 51 (3 X 17) OF 420 (2² X 3 X 5 X 7). Structuur: 4 - 3 - 8. Tenakh (132). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in '42' verzen.
- bëmisjëpât / bammisjëpât (in een / het oordeel). Tenakh (28). Js (4): (1) Js 1,27. (2) Js 3,14. (3) Js 5,16. (4) Js 9,6.
- lëmisjëpât / lammisjëpât (tot een / het oordeel). Tenakh (23). Js (7): (1) Js 5,7. (2) Js 28,26. (3) Js 32,1. (4) Js 34,5. (5) Js 41,1. (6) Js 54,17. (7) Js 59,11.
- ûmisjëpât (en een oordeel). Tenakh (29). Js (1) Js 52,2.

Js 42,5 - Js 42,5: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5outôs legei kurios o theos o poièsas ton ouranon kai pèxas auton o stereôsas tèn gèn kai ta en autè kai didous pnoèn tô laô tô ep' autès kai pneuma tois patousin autèn 5 haec dicit Dominus Deus creans caelos et extendens eos firmans terram et quae germinant ex ea dans flatum populo qui est super eam et spiritum calcantibus eam    5 Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen geschapen, en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt; Die den volke, dat daarop is, den adem geeft, en den geest dengenen, die daarop wandelen:   [5] Zo* spreekt de heer God, die de hemel geschapen en uitgespannen heeft en de aarde heeft gespreid met alles wat zij voortbrengt, die adem geeft aan de mensen die er wonen en levensgeest aan iedereen die er zijn weg gaat. [5] Dit zegt God, de HEER, die de hemel heeft geschapen en uitgespannen, die de aarde heeft uitgehamerd met alles wat zij voortbrengt, die de mensen op aarde levensadem geeft, en levensgeest aan allen die daar verkeren:  5 ¶ Zo heeft gezegd de Godheid, de ENE, die de hemelen schiep en ze uitspande, de aarde uithamerde en al wat uit haar ontspruit,– adem geeft aan de gemeenschap daarop en geest aan wie over haar voortgaan:  5. Ainsi parle Dieu, Yahvé, qui a créé les cieux et les a déployés, qui a affermi la terre et ce qu'elle produit, qui a donné le souffle au peuple qui l'habite, et l'esprit à ceux qui la parcourent. 

King James Bible. [5] Thus saith God the LORD, he that created the heavens, and stretched them out; he that spread forth the earth, and that which cometh out of it; he that giveth breath unto the people upon it, and spirit to them that walk therein:
Luther-Bibel. 5 So spricht Gott, der HERR, der die Himmel schafft und ausbreitet, der die Erde macht und ihr Gewächs, der dem Volk auf ihr den Odem gibt und den Geist denen, die auf ihr gehen:

a. koh ´âmar hâ´el JHWH = zo spreekt de God JHWH. (4) (1 + 2 + 2 + 3 = 8)
b. bôre´ hasjsjâmajim wënôte(j)hèm = scheppende de hemelen en ze uitstrekkende (3) (2 + 4 + 4 = 10)
c. roqa` hâ´ârèts wëtsè´êtsâ´è(j)hâ = spreidende de aarde spreidt en haar dingen (3) (2 + 3 + 6 = 11)
d. nothen nësjâmâh lâ`âm `âlè(j)hâ = gevende levensgeest aan het volk erop (4) (2 + 3 + 2 + 3 = 10)
e. wërûach laholëkhîm bâh = en geest aan hen die erop gaan. (3) (2 + 4 + 1 = 7). Totaal: (17) (46).

Tekstuitleg van Js 42,5. Het vers Js 42,5 telt 17 woorden en 68 (4 X 17) letters: verhouding: 1 op 4. De getalswaarde van Js 42,5 is 3439 (19 X 181). 4X act. qal part. nom. mann. enk. bij de God JHWH.

Js 42,5.1. koh (zo). Taalgebruik in Tenakh: koh (zo). Taalgebruik in Jesaja: koh (zo). getalswaarde: kaph = 11 of 20, he = 5 ; totaal: 16 (2² X 2²) OF 25 (5²). Structuur: 2 - 5. Gr. houtôs (zo). Taalgebruik in de LXX: houtos (zo). Taalgebruik in het NT: houtos (zo). Lat. sic. Ned. zo. D. so. E. thus. Fr. ainsi < ains - si. ains (ante) -> antius sic.Tenakh (531). Js (51). Js 1-39 (24). Js 40-66 (27). Js 42 (1) Js 42,5.

Js 42,5.2. ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Tenakh: ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Jesaja: ´âmar (zeggen). getalswaarde van ´âmar (zeggen): aleph = 1, mem = 13 of 40, resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. Gr. legô (zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô (zeggen). Taalgebruik in NT: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les. Lat. legere. Fr. leçon. E. to say. Fr. dire. D. sprechen (spreken). Tenakh (790). Js (81). Js 42 (2): (1) Js 42,5. (2) Js 42,22 (act. qal part. nom. mann. enk. ´omèr = zeggende).

Js 42,5.3. bepaald lidw. + zelfst. naamw.: hâ´el (de God): Js 42,5.

Js 42,5.1. - 3. koh ´âmar hâ´el (zo spreekt de God). getalswaarde: he = 5, aleph = 1, lamed = 12 of 30 ; totaal: 18 (2 X 3²) OF 36 (2² X 3²). Tenakh (1) Js 42,5.

4. JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

Js 42,5.3. - 4. hâ´el JHWH (de God JHWH). Tenakh (2): (1) Ps 85,9. (2) Js 42,5.

Js 42,5.5.bârâ´ (scheppen). Taalgebruik: bârâ´ (scheppen). b r `: Tenakh (17). getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 200, aleph = 1 ; totaal: 23 of 203. Structuur: 2 - 20 of 200 - 1 ; 2 - 2 -1. Lat. creare. Fr. créer. E. to create. D. schaffen. Een vorm van b-r-´ (scheppen) in Tenakh in 17 verzen (21X): (1) Gn 1,1. (2) Gn 1,27. (3) Gn 2,3. (4) Gn 5,1. (5) Dt 4,32. (6) 2 K 12,17. (7) Js 40,26. (8) Jr 31,22. (9) Ez 21,24. (10) Ps 51,12. (11) In zeven verzen in Da.
-- bârâ´ ´êlohîm (God schiep). Tenakh (3 / 10): (1) Gn 1,1. (2) Gn 2,3. (3) Dt 4,32.
- verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal 3de pers. mann. enk. ûbârâ´(en hij schiep). Tenakh (1) Js 4,5.
- act. qal perf. 1ste pers. enk. bârâ´thî (ik schiep). Tenakh (5): (1) Gn 6,7. (2) Js 45,12. (3) Js 54,16. (4) Da 8,2. (5) Da 8,15.
- act. qal perf. 1ste pers. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. bërâ´thîw (ik schiep hem). Tenakh (2): (1) Js 43,7. (2) Js 45,8.
- act. qal perf. 3de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. vr. enk.. Tenakh (2): (1) Js 41,20. (2) Js 45,18.
- act. qal part. nom. mann. enk. bôre´(scheppend). Tenakh (7): (1) Js 40,28. (2) Js 42,5. (3) Js 43,15. (4) Js 45,18. (5) Js 57,19. (6) Js 65,17. (7) Js 65,18.
-- bôre´(scheppend) sjâmajim / sjâmâjim (hemelen). Tenakh (1): Js 65,17.
-- JHWH bôre´ (JHWH, scheppend). Tenakh (3 / 7): (1) Js 40,28. (2) Js 42,5. (3) Js 45,18.
--- JHWH bôre´ (JHWH, scheppend) hasjsjâmajim / hasjsjâmâjim (de hemelen). Tenakh (2 / 7): (1) Js 42,5. (2) Js 45,18.
- act. qal part. nom. mann. enk.+ suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. bora´äkhâ (jou scheppend). Tenakh (1) Js 43,1.
- verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal part. nom. mann. enk. ûbôre´(en scheppend). Tenakh (1) Js 45,7.

6. hasjsjâmajim / hasjsjâmâjim (de hemelen) < bepaald lidw. ha +. Tenakh (223). Js (10): (1) Js 13,5. (2) Js 13,10. (3) Js 14,13. (4) Js 34,4. (5) Js 37,16. (6) Js 42,5. (7) Js 45,18. (8) Js 55,10. (9) Js 66,1. (10) Js 66,22.

9. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz (land). Taalgebruik in Jesaja: ´èrètz (land). getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 300, tsade = 18 of 90 ; totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23). Structuur: 1 - 3 - 9. Gr. gè (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta: gè (aarde). Taalgebruik in het NT: gè (aarde). Lat. terra. Fr. terre. Ned. aarde. E. earth. D. Welt. Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154), in het NT (248). Tenakh (851). Pentateuch (316). Js (58). Js 1-39 (30). Js 40-66 (18): (1) Js 40,12. (2) Js 40,21. (3) Js 40,22. (4) Js 40,28. (5) Js 41,5. (6) Js 41,9. (7) Js 42,5. (8) Js 42,10. (9) Js 43,6. (10) Js 44,24. (11) Js 45,18. (12) Js 48,20. (13) Js 49,6. (14) Js 51,6. (15) Js 54,5. (16) Js 54,9. (17) Js 55,10. (18) Js 62,11.

Js 42,6 - Js 42,6: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6egô kurios o theos ekalesa se en dikaiosunè kai kratèsô tès cheiros sou kai enischusô se kai edôka se eis diathèkèn genous eis fôs ethnôn 6 ego Dominus vocavi te in iustitia et adprehendi manum tuam et servavi et dedi te in foedus populi in lucem gentium     6 Ik, de HEERE, heb u geroepen in gerechtigheid, en Ik zal u bij uw hand grijpen; en Ik zal u behoeden, en Ik zal u geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen.   [6] Ik, de heer, heb u geroepen om heil* te brengen, Ik neem u bij de hand, Ik vorm* u, en bestem u tot een verbond met het volk, tot een licht voor de naties;   [6] In gerechtigheid heb ik, de HEER, jou geroepen. Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden, ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen en maak je tot een licht voor alle volken,  6 ik, de ENE, heb je met recht–en–reden geroepen; en bij je hand gevat; ik zal je behoeden, je bestemmen tot een verbond met de gemeenschap, een licht voor de volkeren.   6. « Moi, Yahvé, je t'ai appelé dans la justice, je t'ai saisi par la main, et je t'ai modelé, j'ai fait de toi l'alliance du peuple, la lumière des nations,  

King James Bible. [6] I the LORD have called thee in righteousness, and will hold thine hand, and will keep thee, and give thee for a covenant of the people, for a light of the Gentiles;
Luther-Bibel. 6 Ich, der HERR, habe dich gerufen in Gerechtigkeit und halte dich bei der Hand und behüte dich und mache dich zum Bund für das Volk, zum Licht der Heiden,
- Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar. Ik, de Heer, roep U in gerechtigheid, Ik neem U bij de hand en waak over U en maak U voor de mensen tot het teken van mijn verbond en tot een licht voor de volken.

6. a. ´änî JHWH qërâ´thîkhâ bëtsèdèq = ik JHWH zal je roepen in rechtvaardigheid. (4) (2 + 3 + 4 + 3 = 12).
b. wë´achëzeq bëjâdèkhâ = en ik zal je hand nemen. (2) (3 + 4 = 7)
c. wë´ètstsârëkhâ = en ik zal je vasthouden (1) (4)
d. wë´èththènëkhâ lëbërîth `âm lë´ôr gojim = en ik zal je geven tot verbond met een volk tot licht voor volkeren. (6) (4 + 3 + 1 + 2 + 2 = 12). Totaal: (13) (35).

Tekstuitleg van Js 42,6. Het vers Js 42,6 telt 12 (2² X 3) woorden en 51 (3 X 17) letters. De getalswaarde van Js 42,6 is 3014 (2 X 11 X 137). De advents O-antifoon (O clavis David: O sleutel van David) van 20 december gebruikt een deel van Js 42,7: ut educeres... vinctum de domo carceris, sedentes in tenebris (= opdat jij zoudt uitleiden, de gevangene, uit het kerkerhuis, de zittenden in de duisternis).

- Js 42,6: kai edôka se eis diathèkèn genous eis fôs ethnôn = en ik heb je bestemd tot een verbond met het volk tot een licht voor de volkeren.
- Js 49,6: idou tetheika se eis diathèkèn genous eis fôs ethnôn tou einai se eis sôtèrian eôs eschatou tès gès = zie ik heb je gesteld tot verbond met het volk tot licht voor de volkeren.

Js 42,6.1. ´änî (ik). Taalgebruik in Tenakh: ´änî (ik). Taalgebruik in Jesaja: ´änî (ik). Gr. egô (ik). Taalgebruik in de LXX: egô (ik). Taalgebruik in het NT: egô (ik). Lat. ego. Ned.: ik. Fr. je. E. I. D. Ich. getalswaarde: aleph = 1, nun = 14 of 50, jod = 10 ; totaal: 25 (5²) OF 61 (priemgetal). Structuur: 1 - 5 - 1. Tenakh (653). Js (61). Js 1-39 (9). Js 40-66 (52). Js 42 (3): (1) Js 42,6. (2) Js 42,8. (3) Js 42,9.

Js 42,6.2. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

Js 42,6.1. - 2. ´änî JHWH (Ik JHWH). Tenakh (199). Js (23): (1) Js 27,3. (2) Js 41,4. (3) Js 41,13. (4) Js 41,17. (5) Js 42,6. (6) Js 42,8. (7) Js 43,3. (8) Js 43,15. (9) Js 45,3. (10) Js 45,5. (11) Js 45,6. (12) Js 45,7. (13) Js 45,8. (14) Js 45,18. (15) Js 45,19. (16) Js 45,21. (17) Js 48,17. (18) Js 49,23. (19) Js 49,26. (20) Js 60,16. (21) Js 60,22. (22) Js 61,8.

Js 42,6.3. qërâ´thîkhâ (ik roep jou) < act. qal perf. 1ste pers. enk + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk., van het werkw. qârâ´ (roepen, heten). Taalgebruik in Tenakh: qârâ´ (roepen, heten). getalswaarde: qoph = 19 of 100, resj = 20 of 200, aleph = 1 ; totaal: 40 of 301. Structuur: 1 - 2 - 1. Gr. kaleô (roepen, noemen). Taalgebruik in het NT: kaleô (roepen). Taalgebruik in de Septuaginta: kaleô (roepen). E. to call. Lat. vocare (vox = stem). Fr. appeler (Lat. appellare - pellere: pousser, dringen ; aandringen, oproepen). Ned. roepen. D. rufen. Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in de LXX (512), in het NT (148). Tenakh (9): (1) Nu 24,10. (2) Js 41,9. (3) Js 42,6. (4) Ps 17,6. (5) Ps 31,18. (6) Ps 88,10. (7) Ps 119,146. (8) Ps 130,1. (9) Ps 141,1.
Aan qërâ´thîkhâ (ik roep jou) van Js 42,6 beantwoordt het qërâ´ânî (hij roept me) van Js 49,1.

Js 42,6.4. bëtsèdèq (met rechtvaardigheid) < voorzetsel bë + tsèdèq (rechtvaardig). Taalgebruik: tsèdèq (rechtvaardig). Gr. dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in de Septuaginta: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in het NT: dikaios (rechtvaardig). Tenakh (14). Js (4): (1) Js 11,4. (2) Js 42,6. (3) Js 45,13. (4) Js 59,4.

Js 42,6.9. lëbërîth (tot verbond) > lë + bërîth (verbond). bërîth (verbond). Taalgebruik in Tenakh: bërîth (verbond). Taalgebruik in Genesis: bërîth (verbond). Taalgebruik in Jesaja: bërîth (verbond). getalswaarde: beth = 2, resj = 20 of 300, jod = 10, taw = 22 of 500 ; totaal: 54 of 812. Gr. diathèkè (verbond). Taalgebruik in het NT: diathèkè (verbond). diatithèmi = tussen-stellen. Lat. foedus (zie b.v. federaal), testamentum. E. testament. Fr. alliance. E. covenant. Ned. testamment, verbond, overeenkomst. D. Bund. Tenakh (6): (1) Gn 17,7. (2) Gn 17,13. (3) Gn 17,19. (4) Js 42,6. (5) Js 49,8. (6) Ps 74,20. Een vorm van bërîth (verbond) in Jesaja in 12 verzen: (1) Js 24,5. (2) Js 28,15. (3) Js 28,18. (4) Js 33,8. (5) Js 42,6. (6) Js 49,8. (7) Js 54,10. (8) Js 55,3. (9) Js 56,4. (10) Js 56,6. (11) Js 59,21. (12) Js 61,8.

Js 42,6.9. - 10. lëbërîth (tot verbond) `âm (van een volk). (1) Js 42,6. (2) Js 49,8.

Js 42,6.11. ´ôr (licht). Taalgebruik in Tenakh: ´ôr (licht). Taalgebruik in Jesaja: ´ôr (licht). getalswaarde: aleph = 1, waw = 6, resj = 20 of 200 ; totaal: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23). Structuur: 1 - 6 - 2. Gr. fôs (licht).Taalgebruik in het NT: fôs (licht). Taalgebruik in de LXX: fôs (licht). Tenakh (55). Pentateuch (3). Een vorm van fôs (licht) in de bijbel (209), het O.T. (146), het NT (63). Lat. lux / lumen. Fr. lumière. E. light. D. Licht. Js (8): (1) Js 9,1. (2) Js 10,17. (3) Js 18,4. (4) Js 30,26. (5) Js 31,9. (6) Js 44,16. (7) Js 45,7. (8) Js 47,14.
- bë´ôr (in licht). Tenakh (11). Js (2): (1) Js 2,5. (2) Js 50,11.
- kë´ôr (als een licht). Tenakh (4): (1) Js 30,26. (2) Hab 3,4. (3) Ps 37,6. (4) Spr 4, 18.
- lë´ôr / lâ´ôr (tot licht / tot het licht). Tenakh (19). Js (8): (1) Js 5,20. (2) Js 42,6. (3) Js 42,16. (4) Js 49,6. (5) Js 51,4. (6) Js 59,9. (7) Js 60,19. (8) Js 60,20.
- wë´ôr (en licht). Tenakh (10). Js (3): (1) Js 5,20. (2) Js 5,30. (3) Js 30,26.

Js 42,6.12. mann. mv. gojim (volken) van het zelfst. naamw. gôj (volk). Taalgebruik in Tenakh: gôj (volk). Taalgebruik in Jesaja: gôj (volk). Gr. ethnos (volk). getalswaarde: gimel = 3, waw = 6, jod = 10 ; totaal: 19. Structuur: 3 - 6 - 1. Taalgebruik in de Septuaginta.: ethnos (volk). Taalgebruik in het NT: ethnos (volk). Lat. populus. Fr. peuple. E. people. Ned. volk. D. Volk. Tenakh (133). Js (29). Js 40-66 (16): (1) Js 40,15. (2) Js 41,2. (3) Js 42,6. (4) Js 45,1. (5) Js 49,6. (6) Js 49,22. (7) Js 52,15. (8) Js 54,3. (9) Js 60,3. (10) Js 60,5. (11) Js 60,11. (12) Js 60,16. (13) Js 61,6. (14) Js 62,2. (15) Js 64,1. (16) Js 66,12.
- haggôjim (de volken) < bepaald lidwoord ha + gôjim. Tenakh 174). Js (18). Js 40-66 (8): (1) Js 40,17. (2) Js 43,9. (3) Js 45,20. (4) Js 52,10. (5) Js 61,11. (6) Js 66,18. (7) Js 66,19. (8) Js 66,20.
- baggôjim (onder de volken). Tenakh (74). Js (2): (1) Js 61,9. (2) Js 66,19.
- lëgôjim / laggôjim (voor de volken). Tenakh (16). Js (3): (1) Js 5,26. (2) Js 11,12. (3) Js 42,1.

Js 42,6.11. - 12. = lë´ôr gojim (tot licht voor de volkeren). Tenakh (2): (1) Js 42,6. (2) Js 49,6.

Js 42,7 - Js 42,7: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 7 ἀνοῖξαι ὀφθαλμοὺς τυφλῶν, ἐξαγαγεῖν ἐκ δεσμῶν δεδεμένους καὶ ἐξ οἴκου φυλακῆς καθημένους ἐν σκότει. 7 ut aperires oculos caecorum et educeres de conclusione vinctum de domo carceris sedentes in tenebris    7 Om te openen de blinde ogen, om de gebondenen uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis, die in duisternis zitten.   [7] om blinde* ogen te ontsluiten, om gevangenen uit de kerker te bevrijden, degenen die in de duisternis van de gevangenis wonen.  [7] om blinden de ogen te openen, om gevangenen te bevrijden uit de kerker, wie in het duister zitten uit de gevangenis.   7 Om ogen van blinden te openen,– om wie geboeid is uit de kerker te leiden, uit het gevanghuis wie neerzitten in het donker.   7. pour ouvrir les yeux des aveugles, pour extraire du cachot le prisonnier, et de la prison ceux qui habitent les ténèbres. »  

King James Bible. [7] To open the blind eyes, to bring out the prisoners from the prison, and them that sit in darkness out of the prison house.
Luther-Bibel. 7 dass du die Augen der Blinden öffnen sollst und die Gefangenen aus dem Gefängnis führen und, die da sitzen in der Finsternis, aus dem Kerker.

לִפְקֹחַ, עֵינַיִם עִוְרוֹת; לְהוֹצִיא מִמַּסְגֵּר אַסִּיר, מִבֵּית כֶּלֶא יֹשְׁבֵי חֹשֶׁךְ

- Doopsel van Jezus A-jaar - Doopsel van Jezus B-jaar. Blinden zult Gij de ogen openen, gevangenen uit hun kerker bevrijden en uit de gevangenis allen die in duisternis zitten."

a. liphëqoach `e(j)najim `iwërôth = om te openen blinde ogen. (3) (3 + 3 + 2 = 8).
b. lëhôtsî´ mimmasëger ´assîr = om te doen uitgaan uit het slot een gevangene (3) (3 + 3 + 2 = 8).
c. mibe(j)th kèlè´josjëbe(j) chosjèkh = uit het huis van de gevangenis de bewoners van de duisternis. (4) (2 + 2 + 2 + 2 = 8). Totaal: 10 (24).

Tekstuitleg van Js 42,7. Het vers Js 42,7 telt 10 woorden en 43 letters. De getalswaarde van Js 42,7 is 2989 (7 X 7 X 61).

Js 42,7.1. לִפְקֹחַ (= liphëqoach: om te openen; prefix voorzetsel lë + wkw act qal infin stat constr van het wkw פקח (= pâqach: openen, opmerkzaam zijn). Taalgebruik in Tenakh: pâqach (openen, opmerkzaam zijn). getalswaarde: 17 of 80, qoph = 19 of 100, chet = 8 ; totaal: 44 (4 X 11) OF 188 (4 X 47). Structuur: 8 - 1 - 8. Gr. anoigô (openen). Taalgebruik in de LXX: anoigô (openen). Taalgebruik in het NT: anoigô (openen). Lat. aperire. Fr. ouvrir. D. öffnen. E. to open. Een vorm van anoigô (openen) komt in de LXX (182), in het NT (78) voor. Tenakh (1): Js 42,7. Een vorm van pâqach (openen, opmerkzaam zijn) in Js (4): (1) Js 35,5. (2) Js 37,17. (3) Js 42,7. (4) Js 42,20. Zie ook: pâthach (openen). Taalgebruik in Tenakh: pâthach (openen). getalswaarde: pe = 17 of 80, thaw = 22 of 400, chet = 8 ; totaal: 47 OF 488 (8 X 61). Structuur: 8 - 4 - 8. Tegenover openen staat sluiten. Hebr. sâgar (sluiten). Taalgebruik in Tenakh: sâgar (sluiten). getalswaarde: samech = 15 of 60, gimel = 3, resj = 20 of 200 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 263. liphëthoach (om te openen). Tenakh (3): (1) Js 45,1. (2) Ez 21,27. (3) Hl 5,5.

Js 42,7.2. e(j)nâjim (ogen). Dualisvorm van het zelfst. naamw. `ajin (oog, bron). Taalgebruik in Tenakh: `ajin (oog, bron). Taalgebruik in Jesaja: `ajin (oog, bron). De getalswaarde van ajin is: ajin = 16 of 70, jod = 10, nun = 14 of 50. Totaal: 40 (2 X 2 X 2 X 5) of 130 (2 X 5 X 13). Structuur: 7 - 1 - 5. Gr. ofthalmos (oog). Taalgebruik in het NT: ofthalmos (oog). Taalgebruik in de LXX: ofthalmos (oog). Lat. oculus. Fr. oeil (yeux). E. eye. Ned. oog. D. Aug. Een vorm van ofthalmos (oog) in de LXX (678), in het NT (100). Zintuig. Tenakh (28). Js (3): (1) Js 3,16. (2) Js 42,7. (3) Js 59,10.

Js 42,7.3. vr. meerv. `iwërôth van het bijvoegl. naamw. `iwwer (blind). Taalgebruik in Tenakh: `iwwer (blind). getalswaarde: ajin = 16 of 70, waw = 6, resj = 20 of 200 ; totaal: 42 (2 X 3 X 7) OF 276 (2² X 3 X 23). Structuur: 7 - 6 - 2. Gr. tuflos (blind). Taalgebruik in het NT: tuflos (blind). Taalgebruik in Tenakh: tuflos (blind). Lat. caecus. Fr. aveugle < ab oculis = beroofd van ogen. D. blind. E. blind. Een vorm van tuflos (blind) in de LXX (25), in het NT (50). Tenakh (1) Js 42,7. Een vorm van `iwwer (blind) in Js in 9 verzen: (1) Js 29,18. (2) Js 35,5. (3) Js 42,7. (4) Js 42,16. (5) Js 42,18. (6) Js 42,19 (2 vormen). (7) Js 43,8. (8) Js 56,10. (9) Js 59,10.

Js 42,7.1.- 3. We zouden eerder gesloten ogen openen verwachten dan blinde ogen openen. Maar blind heeft hier te maken met niet zien wat er is. Zowel gesloten als blinde ogen openen heeft te maken met het scheppen van de mogelijkheid om te zien. Duisternis en donkerte is een hindernis om te zien. In Js 29,18 lezen we: " Op die dag... zien de blinden, want hun ogen zijn bevrijd van duisternis en donker."

Js 42,7.4. לְהוֹצִיא (= lëhôtsî´: om te doen uitgaan; prefix voorzetsel lë + wkw act hifil infin stat constr van het wkw יָצָא = jâtsa´: uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). Getalswaarde: jod = 10, tsade = 18 of 90, aleph = 1 ; totaal: 29 (priemgetal) OF 101 (priemgetal). Structuur: 1 - 9 - 1. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh (14): (1) Ex 6,13. (2) Ex 6,27. (3) Ex 8,14. (4) Nu 14,36. (5) 2 K 23,4. (6) Js 42,7. (7) Ez 12,12. (8) Hos 9,13. (9) Am 6,10. (10) Ps 104,14. (11) Pr 5,1. (12) Ezr 10,3. (13) Ezr 10,19. (14) 2 Kr 29,16.
- εξαγαγειν (= exagagein: naar buiten te leiden; wkw act inf aor van het wkw εξαγω = exagô: uitleiden, naar buiten leiden; prefix voorzetsel ex: uit + wkw αγω = agô: leiden, voeren). Taalgebruik in het NT: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Bijbel (18). Alleen in de LXX. Een vorm van εξαγω (= exagô: uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221), in het NT (12). Syn. (2). Ev. (3).
- Naar buiten leiden: van binnen naar buiten. Binnen kan metaforisch betekenen: naar binnen gekeerd, opgesloten zijn in. Naar buiten leiden betekent de geslotenheid doorbreken, uitzicht krijgen, toekomst zien. Zo was Abram opgesloten in zijn vragen en gedachten. Hij kwam er niet uit. Maar door dit verhaal en door de beelden in dit verhaal krijgt Abram uitzicht en ziet hij toekomst.

Js 42,7.5. mimmasjëger (slot, gevangenis) < voorzetsel min + zelfst. naamw. masjëger (slot, gevangenis). Taalgebruik in Tenakh: masjëger (slot, gevangenis). Zelfst. naamw. gevormd uit het werkw. sâgar (sluiten). Taalgebruik in Tenakh: sâgar (sluiten). getalswaarde: samech = 15 of 60, gimel = 3, resj = 20 of 200 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 263.getalswaarde van masjëger (slot, gevangenis) ; mem = 13 of 40 ; totaal: 51 OF 303. Tenakh (2): (1) Js 42,7. (2) Ps 142,8.

10. chosjèkh (duisternis). Taalgebruik in Tenakh: chosjèkh (duisternis). getalswaarde: chet = 8, sjin = 21 of 300, kaph = 11 of 20 ; totaal: 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41). Structuur: 8 - 3 - 2. Tenakh (57). Gr. skotos (duisternis). Taalgebruik in het NT: skotos (duisternis). Taalgebruik in de Septuaginta: skotos (duisternis). Een vorm van skotos (duisternis) in de Septuaginta (120), in het NT (30). Lat. tenebrae. Fr. ténèbres. E. darkness. D. Finsternis. ch-sj-kh. Tenakh (57). Js (9): (1) Js 5,20. (2) Js 5,30. (3) Js 13,10. (4) Js 14,6. (5) Js 42,7. (6) Js 45,3. (7) Js 45,7. (8) Js 45,19. (9) Js 59,9. Een vorm van ch-sj-kh in Js (13). (1) Js 5,20. (2) Js 5,30. (3) Js 9,1. (4) Js 29,18. (5) Js 42,7. (6) Js 45,3. (7) Js 45,7. (8) Js 45,19. (9) Js 47,5. (10) Js 49,9. (11) Js 58,10. (12) Js 59,9. (13) Js 60,2. Na 7 dagen begint de 8ste dag (chet van chosjèkh = 8) of de 1ste dag van de scheppingsweek. Zoals elke dag begint de dag na de sabbat met het invallen van de duisternis.
Tegenover duisternis staat licht. Hebr. ´ôr (licht). Taalgebruik in Tenakh: ´ôr (licht). Taalgebruik in Jesaja: ´ôr (licht). getalswaarde: aleph = 1, waw = 6, resj = 20 of 200 ; totaal: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23 ; 23 = aleph (1) + taw (22). Structuur: 1 - 6 - 2.

Js 42,8 - Js 42,8: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8egô kurios o theos touto mou estin to onoma tèn doxan mou eterô ou dôsô oude tas aretas mou tois gluptois  8 ego Dominus hoc est nomen meum gloriam meam alteri non dabo et laudem meam sculptilibus    8 Ik ben de HEERE, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven, noch Mijn lof den gesneden beelden.  [8] Ik* ben de heer, dat is mijn naam, mijn glorie deel Ik met geen ander, Ik geef mijn roem niet aan godenbeelden.   [8] Ik ben de HEER, dat is mijn naam. Ik deel mijn majesteit niet met een ander, noch de lof die mij toekomt met een beeld.   8 Ik ben de ENE, dát is mijn naam; mijn eer geef ik niet aan een ander, mijn lof niet aan de gesneden beelden.  8. Je suis Yahvé, tel est mon nom! Ma gloire, je ne la donnerai pas à un autre, ni mon honneur aux idoles. 

King James Bible. [8] I am the LORD: that is my name: and my glory will I not give to another, neither my praise to graven images.
Luther-Bibel. 8 Ich, der HERR, das ist mein Name, ich will meine Ehre keinem andern geben noch meinen Ruhm den Götzen.

Tekstuitleg van Js 42,8.

1. ´änî (ik). Taalgebruik in Tenakh: ´änî (ik). Taalgebruik in Jesaja: ´änî (ik). Gr. egô (ik). Taalgebruik in de LXX: egô (ik). Taalgebruik in het NT: egô (ik). Lat. ego. Ned.: ik. Fr. je. E. I. D. Ich. getalswaarde: aleph = 1, nun = 14 of 50, jod = 10 ; totaal: 25 (5²) OF 61. Structuur: 1 - 5 - 1. Tenakh (653). Js (61). Js 1-39 (9). Js 40-66 (52). Js 42 (3): (1) Js 42,6. (2) Js 42,8. (3) Js 42,9.

2. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

1. - 2. ´änî JHWH (Ik JHWH). Tenakh (199). Js (23): (1) Js 27,3. (2) Js 41,4. (3) Js 41,13. (4) Js 41,17. (5) Js 42,6. (6) Js 42,8. (7) Js 43,3. (8) Js 43,15. (9) Js 45,3. (10) Js 45,5. (11) Js 45,6. (12) Js 45,7. (13) Js 45,8. (14) Js 45,18. (15) Js 45,19. (16) Js 45,21. (17) Js 48,17. (18) Js 49,23. (19) Js 49,26. (20) Js 60,16. (21) Js 60,22. (22) Js 61,8.

7. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

Js 42,9 - Js 42,9: De dienaar: Js 42,1-9 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,1 - Js 42,2 - Js 42,3 - Js 42,4 - Js 42,5 - Js 42,6 - Js 42,7 - Js 42,8 - Js 42,9 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9ta ap' archès idou èkasin kai kaina a egô anaggelô kai pro tou anateilai edèlôthè umin  9 quae prima fuerant ecce venerunt nova quoque ego adnuntio antequam oriantur audita vobis faciam     9 Ziet, de voorgaande dingen zijn gekomen, en nieuwe dingen verkondig Ik; eer dat zij uitspruiten, doe Ik ulieden die horen.   [9] Wat vroeger gezegd is kwam uit en Ik kondig u nieuwe dingen aan, Ik laat ze u horen nog voordat ze ontkiemen.   [9] Wat eertijds werd voorzegd, is nu vervuld en ik kondig jullie nieuwe dingen aan, nog voor ze ontkiemen zal ik ze openbaren.   9 De eerste dingen, zie zij zijn gekomen,– nieuwe dingen heb ik te melden, eer ze ontkiemen doe ik ze u horen! •  9. Les premières choses, voici qu'elles sont arrivées, et je vous en annonce de nouvelles, avant qu'elles ne paraissent, je vais vous les faire connaître.  

King James Bible. [9] Behold, the former things are come to pass, and new things do I declare: before they spring forth I tell you of them.
Luther-Bibel. 9 Siehe, was ich früher verkündigt habe, ist gekommen. So verkündige ich auch Neues; ehe denn es aufgeht, lasse ich's euch hören.

Tekstuitleg van Js 42,9.

- hâri´sjonôth hinneh bâ´û = de vroegere dingen, zie ze komen. (4 + 2 + 2 = 8)
-

1. bepaald lidwaard ha + zelfst. naamw. vr. mv. hâri´sjonôth (de eerste, vroegere dingen) van het zelfst. naamw. ri´sjonâh (de eerste, de vroegere). Taalgebruik in Tenakh: ri´sjonâh (de eerste, de vroegere). getalswaarde: resj = 20 of 200, aleph = 1, sjin = 21 of 300, nun = 14 of 50, he = 5 ; totaal: 61 of 556. Structuur: 2 - 1 - 3 - 5 - 5. Tenakh (6): (1) Gn 41,20. (2) Js 41,22. (3) Js 42,9. (4) Js 48,3. (5) Js 65,16. (6) Js 65,17.

2. hen / hinneh (zie). Taalgebruik in Tenakh: hen / hinneh (zie). Taalgebruik in Jesaja: hen / hinneh (zie). getalswaarde: he = 5, nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 5. Gr. idou (zie). Taalgebruik in het NT: idou (zie). Taalgebruik in LXX: idou (zie). idou (zie) in de LXX (1145), in het NT (200).
- hen (zie). Tenakh (106). Js (25): (1) Js 23,13. (2) Js 32,1. (3) Js 33,7. (4) Js 40,15. (5) Js 41,11. (6) Js 41,24. (7) Js 41,29. (8) Js 42,1. (9) Js 44,11. (10) Js 49,16. (11) Js 49,21. (12) Js 50,1. (13) Js 50,2. (14) Js 50,9. (15) Js 50,11. (16) Js 54,15. (17) Js 54,16. (18) Js 55,4. (19) Js 55,5. (20) Js 56,3. (21) Js 58,3. (22) Js 58,4. (23) Js 59,1. (24) Js 64,4. (25) Js 64,8.
- hinneh (zie). Tenakh (495). Js (45). Js 1-39 (23). Js 40-66 (22): (1) Js 40,9. (2) Js 40,10. (3) Js 41,15. (4) Js 41,22. (5) Js 41,27. (6) Js 42,9. (7) Js 47,14. (8) Js 48,7. (9) Js 48,10. (10) Js 49,12. (11) Js 49,22. (12) Js 51,19. (13) Js 51,22. (14) Js 52,13. (15) Js 54,11. (16) Js 57,3. (17) Js 60,2. (18) Js 62,11. (19) Js 65,6. (20) Js 65,13. (21) Js 65,14. (22) Js 66,15.
- hinënî (zie ik). Tenakh (177). Js (14): (1) Js 6,8. (2) Js 13,17. (3) Js 28,16. (4) Js 29,14. (5) Js 37,7. (6) Js 38,5. (7) Js 38,8. (8) Js 43,19. (9) Js 52,6. (10) Js 58,9. (11) Js 65,1. (12) Js 65,17. (13) Js 65,18. (14) Js 66,12.

3. act. qal perf. 3de pers. mann. mv. bâ´û (zij komen) van het werkw. bw´ (gaan, komen). Taalgebruik in Tenakh: bw´ (gaan, komen).. Tenakh (125). Js (7): (1) Js 7,17. (2) Js 37,3. (3) Js 39,3. (4) Js 42,9. (5) Js 47,9. (6) Js 49,18. (7) Js 60,4.

5. ´änî (ik). Taalgebruik in Tenakh: ´änî (ik). Taalgebruik in Jesaja: ´änî (ik). Gr. egô (ik). Taalgebruik in de LXX: egô (ik). Taalgebruik in het NT: egô (ik). Lat. ego. Ned.: ik. Fr. je. E. I. D. Ich. getalswaarde: aleph = 1, nun = 14 of 50, jod = 10 ; totaal: 25 (5²) OF 61. Structuur: 1 - 5 - 1. Tenakh (653). Js (61). Js 1-39 (9). Js 40-66 (52). Js 42 (3): (1) Js 42,6. (2) Js 42,8. (3) Js 42,9.

9. act. hifil 1ste pers. enk. ´asjëmî`a (ik zal doen horen) van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh: sjâm`â (horen, luisteren). Taalgebruik in Jesaja: sjâm`â (horen, luisteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40, ajin = 16 of 70 ; totaal: 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41). Structuur: 3 - 4 - 7. Gr. akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta: akouô (horen). Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus, auris, zie Gr. ous / ôs, ôtis. auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter. Lat. audire. Ned. horen. E. to hear. D. höhren. Een vorm van akouô (horen) in het NT (427), in de LXX (1069). Horen veronderstelt een lijdend voorwerp. Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin. Tenakh (2): (1) Js 42,2. (2) Ez 36,15. Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,9. (3) Js 42,18. (4) Js 42,20. (5) Js 42,23. (6) Js 42,24.

Js 42,10-13: Zegelied - Js 42,10-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,10 - Js 42,11 - Js 42,12 - Js 42,13 -

Js 42,10 - Js 42,10: Zegelied - Js 42,10-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,10 - Js 42,11 - Js 42,12 - Js 42,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10umnèsate tô kuriô umnon kainon è archè autou doxazete to onoma autou ap' akrou tès gès oi katabainontes eis tèn thalassan kai pleontes autèn ai nèsoi kai oi katoikountes autas  10 cantate Domino canticum novum laus eius ab extremis terrae qui descenditis in mare et plenitudo eius insulae et habitatores earum     10 Zingt den HEERE een nieuw lied, Zijn lof van het einde der aarde; gij, die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden en hun inwoners.  Zegelied [10] Zing* een nieuw lied, ter ere van de heer, zijn lof moet weerklinken vanuit de verste hoeken van de aarde; laat de zee ruisen, met alles wat er leeft, de eilanden en hun bewoners.  [10] Zing voor de HEER een nieuw lied, laat zijn lof klinken van de einden der aarde, jullie die de zee bevaren, en alles wat leeft in zee, jullie, eilanden, en allen die daarop wonen.   10 Zingt voor de ENE een nieuw gezang, zijn lof vanaf het einde der aarde,– gij die neerdaalt de zee op en zijn volheid, verre kusten en wie daar zijn gezeten!   10. Chantez à Yahvé un chant nouveau, que chantent sa louange, des extrémités de la terre, ceux qui vont sur la mer, et tout ce qui la peuple, les îles et ceux qui les habitent.  

King James Bible. [10] Sing unto the LORD a new song, and his praise from the end of the earth, ye that go down to the sea, and all that is therein; the isles, and the inhabitants thereof.
Luther-Bibel. 10 Singet dem HERRN ein neues Lied, seinen Ruhm an den Enden der Erde, die ihr auf dem Meer fahrt, und was im Meer ist, ihr Inseln und die darauf wohnen!

Tekstuitleg van Js 42,10.

4. châdâsj (nieuw, vers, ongebruikt). châdâsj (nieuw, vers, ongebruikt). Taalgebruik in Tenakh: châdâsj (nieuw, vers, ongebruikt). getalswaarde: chet = 8, daleth = 4, sjin = 21 of 300 ; totaal: 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13 OF 12 X 26). Structuur: 8 - 4 - 3. ch-d-sj. Tenakh (61). Js (5). châdâsj. Js (4): (1) Js 41,15. (2) Js 42,10. (3) Js 62,2. (4) Js 66,23.
- chädâsjâh (nieuw, vers, ongebruikt). bijvoegL naamw. vr. enk.. ch-d-sj-h. Tenakh (17). chädâsjâh. Js (2): (1) Js 43,19 . (2) Js 65,17.
- chädâsjîm (nieuw, vers, ongebruikt). bijvoegL naamw. mann. mv.. ch-d-sj-i-m. Tenakh (38). Js (1): Js 65,17.
- hachädâsjîm < bepaald lidw. ha + bijvoegl. naamw. mann mv.. Tenakh (2): (1) Js 66,22. (2) Neh 10,34.
- hachädâsjâh < bepaald lidw. ha + vr. enk. van het bijvoegl. naamw. mann. enk. Tenakh (3): (1) 1 K 11,30. (2) Js 66,22. (3) 2 Kr 20,5.

7. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde). Taalgebruik in Tenakh: ´èrètz (land). Taalgebruik in Jesaja: ´èrètz (land). getalswaarde: aleph = 1, resj = 20 of 300, tsade = 18 of 90 ; totaal: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23). Structuur: 1 - 3 - 9. Gr. gè (aarde, land). Taalgebruik in de Septuaginta: gè (aarde). Taalgebruik in het NT: gè (aarde). Lat. terra. Fr. terre. Ned. aarde. E. earth. D. Welt. Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154), in het NT (248). Tenakh (851). Pentateuch (316). Js (58). Js 1-39 (30). Js 40-66 (18): (1) Js 40,12. (2) Js 40,21. (3) Js 40,22. (4) Js 40,28. (5) Js 41,5. (6) Js 41,9. (7) Js 42,5. (8) Js 42,10. (9) Js 43,6. (10) Js 44,24. (11) Js 45,18. (12) Js 48,20. (13) Js 49,6. (14) Js 51,6. (15) Js 54,5. (16) Js 54,9. (17) Js 55,10. (18) Js 62,11.

Js 42,11 - Js 42,11: Zegelied - Js 42,10-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,10 - Js 42,11 - Js 42,12 - Js 42,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11eufranthèti erèmos kai ai kômai autès epauleis kai oi katoikountes kèdar eufranthèsontai oi katoikountes petran ap' akrôn tôn oreôn boèsousin  11 sublevetur desertum et civitates eius in domibus habitabit Cedar laudate habitatores Petrae de vertice montium clamabunt     11 Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, met de dorpen, die Kedar bewoont; laat hen juichen, die in de rotsstenen wonen, en van den top der bergen af schreeuwen.   [11] Laat de woestijn met haar steden luid roepen en de dorpen waar Kedar* woont; laat de burgers van Sela* juichen, luidkeels, vanaf de toppen van de bergen.  [11] Laat de woestijn en zijn steden hun stem verheffen, de tentenkampen waar de stam Kedar leeft; laat de rotsbewoners uitbarsten in gejuich, luidkeels roepen vanaf de toppen van de bergen.   11 Laat aanheffen de woestijn en zijn steden, de dorpen waarin Kedar neerzit; laat jubelen de ingezetenen van Sela, vanaf bergtoppen het uitschreeuwen!   11. Que se fassent entendre le désert et ses villes, les campements où habite Qédar, qu'ils crient de joie les habitants de la Roche, au sommet des montagnes, qu'ils poussent des clameurs.  

King James Bible. [11] Let the wilderness and the cities thereof lift up their voice, the villages that Kedar doth inhabit: let the inhabitants of the rock sing, let them shout from the top of the mountains.
Luther-Bibel. 11 Ruft laut, ihr Wüsten und die Städte darin samt den Dörfern, wo Kedar wohnt. Es sollen jauchzen, die in Felsen wohnen, und rufen von den Höhen der Berge!

Tekstuitleg van Js 42,11. Het vers Js 42,11 telt 12 (2² X 3) woorden en 48 (2² X 2² X 3) letters. Verhouding: 1 op 4. De getalswaarde van Js 42,11 is 3873 (3 X 1291).

Js 42,12 - Js 42,12: Zegelied - Js 42,10-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,10 - Js 42,11 - Js 42,12 - Js 42,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12dôsousin tô theô doxan tas aretas autou en tais nèsois anaggelousin  12 ponent Domino gloriam et laudem eius in insulis nuntiabunt     12 Laat ze den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de eilanden verkondigen.   [12] Laten zij de heerlijkheid van de heer bezingen, en zijn roem op de eilanden verkondigen.   [12] Laten zij de HEER hulde bewijzen en zijn lof verkondigen op de eilanden.   12 Bewijzen zij eer aan de ENE,– melden ze aan de verste kusten zijn lof!   12. Qu'on rende gloire à Yahvé, qu'on proclame sa louange dans les îles.  

King James Bible. [12] Let them give glory unto the LORD, and declare his praise in the islands.
Luther-Bibel. 12 Sie sollen dem HERRN die Ehre geben und seinen Ruhm auf den Inseln verkünden!

Tekstuitleg van Js 42,12.

3. - khabhôd (heerlijkheid). Taalgebruik in Tenakh: kabhôd (heerlijkheid). Taalgebruik in Jesaja: kabhôd (heerlijkheid). getalswaarde: kaph = 11 of 20, beth = 2, waw = 6, daleth = 4. Totaal: 11 + 2 + 6 + 4 of 20 + 2 + 6 + 4 = 23 of 32. khabhod = 17. In het Hebreeuws betekent het zwaarte (b.v. van zijn mantel). In het Grieks getransponeerd naar iets lichts, heerlijks: doxa. Lat. gloria. Fr. gloire. E. glory. Ned. heerlijkheid. D. Herrlichkeit. In veertien verzen in Js: (1) Js 4,5. (2) Js 11,10. (3) Js 16,14. (4) Js 17,4. (5) Js 21,16. (6) Js 22,23. (7) Js 22,24. (8) Js 24,23. (9) Js 35,2. (10) Js 40,5. (11) Js 42,12. (12) Js 58,8. (13) Js 60,13. (14) Js 66,12.
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid). Verbindingswoord waw en het zelfstandig naamwoord khabhôd (heerlijkheid).
- khebhôdô (zijn heerlijkheid)  . getalswaarde: kaph = 11 of 20, beth = 2, waw = 6, daleth = 4, waw = 6. Totaal: 11 + 2 + 6 + 4 + 6 = 29 of 38. In vier verzen in Js: (1) Js 3,8. (2) Js 6,3. (3) Js 8,7. (4) Js 59,19.
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid). In zesentwintig verzen in de bijbel. In zeven verzen in combinatie met JHWH. In twee verzen in Js: (1) Js 40,5. (2) Js 58,8.
- ûkhëbhôdô (en zijn heerlijkheid). In twee verzen in de bijbel: (1) Js 5,13. (2) Js 60,2.

Js 42,13 - Js 42,13: Zegelied - Js 42,10-13 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,10 - Js 42,11 - Js 42,12 - Js 42,13 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kurios o theos tôn dunameôn exeleusetai kai suntripsei polemon epegerei zèlon kai boèsetai epi tous echthrous autou meta ischuos  13 Dominus sicut fortis egredietur sicut vir proeliator suscitabit zelum vociferabitur et clamabit super inimicos suos confortabitur     13 De HEERE zal uittrekken als een held; Hij zal den ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen, ja, Hij zal een groot getier maken; Hij zal Zijn vijanden overweldigen.   [13] De heer rukt uit als een held, als een krijgsman, laaiend van strijdlust, uitbundig laat Hij zijn strijdkreet weerklinken, krijgshaftig gaat Hij zijn vijand te lijf.  [13] De HEER zal optrekken als een krijgsheld, als een aanvoerder wakkert hij de strijdlust aan. Hij blaast alarm, hij slaakt een strijdkreet. Heldhaftig verslaat hij zijn vijanden.   13 ¶ De ENE, als een held trekt hij uit, als een man van oorlog wekt hij strijdlust op; hij schalt, ja gilt het uit, heldhaftig gaat hij zijn vijanden te lijf. ••  13. Yahvé, comme un héros, s'avance, comme un guerrier, il éveille son ardeur, il pousse le cri de guerre, il vocifère, contre ses ennemis il agit en héros.  

King James Bible. [13] The LORD shall go forth as a mighty man, he shall stir up jealousy like a man of war: he shall cry, yea, roar; he shall prevail against his enemies.
Luther-Bibel. 13 Der HERR zieht aus wie ein Held, wie ein Kriegsmann kommt er in Eifer; laut erhebt er das Kampfgeschrei, zieht wie ein Held wider seine Feinde.

 שִׁירוּ לַיהוָה שִׁיר חָדָשׁ, תְּהִלָּתוֹ מִקְצֵה הָאָרֶץ; יוֹרְדֵי הַיָּם וּמְלֹאוֹ, אִיִּים וְיֹשְׁבֵיהֶם.

Tekstuitleg van Js 42,13.

1. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

3. jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). Taalgebruik in Tenakh: jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken). getalswaarde: jod = 10, tsade = 18 of 70, aleph = 1 ; totaal: 29 OF 81 (3³ X 3²). Structuur: 1 - 7 - 1. De Griekse vertaling van jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) is vaak een vorm van het werkw. exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in de LXX: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Taalgebruik in het NT: exagô (uitleiden, naar buiten leiden). Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221), in het NT (12).

 



Js 42,14-17: De HEER grijpt in - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,14-17 -- Js 42,14 - Js 42,15 - Js 42,16 - Js 42,17 -

Js 42,14 - Js 42,14: De HEER grijpt in - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,14-17 -- Js 42,14 - Js 42,15 - Js 42,16 - Js 42,17 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14esiôpèsa mè kai aei siôpèsomai kai anexomai ekarterèsa ôs è tiktousa ekstèsô kai xèranô ama   14 tacui semper silui patiens fui sicut pariens loquar dissipabo et absorbebo simul     14 Ik heb van ouds gezwegen, Ik heb Mij stil gehouden en Mij ingehouden; Ik zal uitschreeuwen, als een, die baart, Ik zal ze verwoesten, en te zamen opslokken.  [14] Lang heb Ik gezwegen, mij stilgehouden en me beheerst: nu kerm Ik als een vrouw die baren gaat, hijgend en snuivend.  [14] Al zo lang heb ik niets gezegd, ik heb gezwegen, me beheerst. Nu schreeuw ik het uit als een barende vrouw, ik zucht en ik zwoeg tegelijk.   14 Een eeuwigheid hield ik mij stil, zweeg ik, hield ik mij in,– nu kerm ik als een die baart, ik hijg en ik snuif tegelijk.   14. « Longtemps j'ai gardé le silence, je me taisais, je me contenais. Comme la femme qui enfante, je gémissais, je soupirais tout en haletant.  

King James Bible. [14] I have long time holden my peace; I have been still, and refrained myself: now will I cry like a travailing woman; I will destroy and devour at once.
Luther-Bibel. 14 Ich schwieg wohl eine lange Zeit, war still und hielt an mich. Nun aber will ich schreien wie eine Gebärende, ich will laut rufen und schreien.

Tekstuitleg van Js 42,14.

Js 42,14.1. act. hifil perfect. 1ste pers. enk. hèchêsje(j)thî (ik zwijg) van het werkw. châsjâh (zwijgen, zich stil, rustig houden). Taalgebruik in Tenakh: châsjâh (zwijgen, zich stil, rustig houden). getalswaarde: chet = 8, sjin = 21 of 300, he = 5 ; totaal: 34 (2 X 17) OF 313 (priemgetal). Gr. siôpaô (zwijgen). Taalgebruik in het NT: siôpaô (zwijgen). Taalgebruik in de LXX: siôpaô (zwijgen). Een vorm van siôpaô (zwijgen) in de LXX (36), in het NT (10). Tenakh (2): (1) Js 42,14. (2) Ps 39,3. Een vorm van châsjâh (zwijgen, zich stil, rustig houden) in Js in 6 verzen: (1) Js 42,14. (2) Js 57,11. (3) Js 62,1. (4) Js 62,6. (5) Js 64,11. (6) Js 65,6.

Js 42,14.6. act. ind. qal imperf. 1ste pers. enk. אֶפְעֶה = ´èphë`èh (ik schreeuw) van het werkw. פָעָה = pâ`âh (schreeuwen). Taalgebruik in Tenakh: pâ`âh (schreeuwen). Getalswaarde: pe = 17 of 80, ajin = 16 of 70, he = 5 ; totaal: 38 (2 X 19) OF 155 (5 X 31). Structuur: 8 - 7 - 5. De som van de elementen is telkens 2. Tenakh o.a. Js 42,14.

Js 42,15 - Js 42,15: De HEER grijpt in - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,14-17 -- Js 42,14 - Js 42,15 - Js 42,16 - Js 42,17 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai thèsô potamous eis nèsous kai elè xèranô   15 desertos faciam montes et colles et omne gramen eorum exsiccabo et ponam flumina in insulas et stagna arefaciam     15 Ik zal bergen en heuvelen woest maken, en al hun gras zal Ik doen verdorren; en Ik zal de rivieren tot eilanden maken, en de poelen uitdrogen.   [15] Ik zal bergen en heuvels teisteren en al hun gewas laten verdorren; van rivieren maak Ik eilanden en waterplassen leg Ik droog.   [15] Bergen en heuvels laat ik uitdrogen en alles wat er groeit verdorren, in rivieren laat ik eilanden ontstaan, meren vallen droog.   15 Bergen en heuvels laat ik uitdrogen, al hun groen doe ik verdorren; rivieren zal ik maken tot eilanden, meren doen verdorren.   15. Je vais ravager montagnes et collines, en flétrir toute la verdure; je vais changer les torrents en terre ferme et dessécher les marécages.  

King James Bible. [15] I will make waste mountains and hills, and dry up all their herbs; and I will make the rivers islands, and I will dry up the pools.
Luther-Bibel. 15 Ich will Berge und Hügel zur Wüste machen und all ihr Gras verdorren lassen und will die Wasserströme zu Land machen und die Seen austrocknen.

Tekstuitleg van Js 42,15.

Js 42,16 - Js 42,16: De HEER grijpt in - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,14-17 -- Js 42,14 - Js 42,15 - Js 42,16 - Js 42,17 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai axô tuflous en odô è ouk egnôsan kai tribous ous ouk èdeisan patèsai poièsô autous poièsô autois to skotos eis fôs kai ta skolia eis eutheian tauta ta rèmata poièsô kai ouk egkataleipsô autous  16 et ducam caecos in via quam nesciunt in semitis quas ignoraverunt ambulare eos faciam ponam tenebras coram eis in lucem et prava in recta haec verba feci eis et non dereliqui eos     16 En Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht ten licht maken, en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten.   [16] Ik leid blinden* langs wegen die zij niet kennen, langs onbekende paden leid Ik hen. Voor hen uit verander Ik het duister in licht, en maak Ik ruwe plekken vlak. Dit alles doe Ik en Ik laat hen niet in de steek.  [16] Blinden laat ik gaan over onbekende wegen, op paden die ze niet kennen voer ik hen. Duisternis verander ik in licht, ruig land maak ik vlak. Ja, deze dingen zal ik doen, niets daarvan zal ik nalaten.   16 Doen gaan zal ik blinden langs een weg die zij niet kenden, langs paden die ze niet kenden laat ik hen reizen; ik maak voor hun aanschijn duisternis tot licht, kronkelwegen tot een pad rechtuit, deze woorden zal ik doen en niet nalaten!   16. Je conduirai les aveugles par un chemin qu'ils ne connaissent pas, par des sentiers qu'ils ne connaissent pas je les ferai cheminer, devant eux je changerai l'obscurité en lumière et les fondrières en surface unie. Cela, je le ferai, je n'y manquerai pas.  

King James Bible. [16] And I will bring the blind by a way that they knew not; I will lead them in paths that they have not known: I will make darkness light before them, and crooked things straight. These things will I do unto them, and not forsake them.
Luther-Bibel. 16 Aber die Blinden will ich auf dem Wege leiten, den sie nicht wissen; ich will sie führen auf den Steigen, die sie nicht kennen. Ich will die Finsternis vor ihnen her zum Licht machen und das Höckerige zur Ebene. Das alles will ich tun und nicht davon lassen.

Tekstuitleg van Js 42,16.

16. - 17. ´ellèh haddëbhârîm (deze woorden). Tenakh (5): (1) Ex 19,6. (2) Ex 35,1. (3) Dt 1,1. (4) Js 42,16. (5) Zach 8,16.

Js 42,17 - Js 42,17: De HEER grijpt in - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,14-17 -- Js 42,14 - Js 42,15 - Js 42,16 - Js 42,17 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17autoi de apestrafèsan eis ta opisô aischunthète aischunèn oi pepoithotes epi tois gluptois oi legontes tois chôneutois umeis este theoi èmôn   17 conversi sunt retrorsum confundantur confusione qui confidunt in sculptili qui dicunt conflatili vos dii nostri    17 Maar die zich op gesneden beelden verlaten, die tot de gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden; die zullen achterwaarts keren, en met schaamte beschaamd worden.  [17] Zij deinzen terug, blozend van schaamte, die lieden die op afgodsbeelden vertrouwen en tegen gietstukken zeggen: ‘Jullie zijn onze goden.’ [17] Wie op afgodsbeelden vertrouwt, tegen een godenbeeld zegt: ‘U bent onze god,’ zal terugdeinzen en zich diep schamen.   17 Zij zullen achteruitdeinzen, vol schaamte beschaamd staan, die zich veilig wanen bij een gesneden beeld,– die tot gietwerk zeggen: jullie zijn ons goden! ••   17. Ils reculeront, ils rougiront de honte, ceux qui se fient aux idoles, qui disent à des statues: Vous êtes nos dieux. »  

King James Bible. [17] They shall be turne'd back, they shall be greatly ashamed, that trust in graven images, that say to the molten images, Ye are our gods.
Luther-Bibel. 17 Aber die sich auf Götzen verlassen und sprechen zum gegossenen Bilde: »Ihr seid unsre Götter!«, die sollen zurückweichen und zuschanden werden.

Tekstuitleg van Js 42,17.

Js 42,18-25: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -

Js 42,18 - Js 42,18: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 18oi kôfoi akousate kai oi tufloi anablepsate idein  18 surdi audite et caeci intuemini ad videndum     18 Hoort, gij doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien.   Israël gestraft [18] Luister, jullie doven; jullie blinden*, kijk toe en zie.   [18] Doven, luister! Blinden, open je ogen en zie!   18 ¶ O doven, hoort,– o blinden, kijkt op om te zien!   18. Sourds, entendez! Aveugles, regardez et voyez!  

King James Bible. [18] Hear, ye deaf; and look, ye blind, that ye may see.
Luther-Bibel. 18 Hört, ihr Tauben, und schaut her, ihr Blinden, dass ihr seht!

Tekstuitleg van Js 42,18.

1. cheresj (doof). Taalgebruik in Tenakh: cheresj (doof). getalswaarde: chet = 8, resj = 20 of 200, sjin = 21 of 300 ; totaal: 49 (7²) OF 508 (2² X 127). Structuur: 8 - 2 - 3. Gr. kôfos (doof). Taalgebruik in de LXX: kôfos (doof). Taalgebruik in het NT: kôfos (doof). Lat. surdus. Fr. sourd. D. taub. E. deaf. Een vorm van kôfos (doof) in de LXX (13), in het NT (14).
- cherësjîm (doven). Jesaja (1) Js 35,5.
-- wëcherësjîm (doven). Jesaja ((1) Js 43,8.
- bepaald lidw. + zelfst. naamw. mann. mv. hacherësjîm (de doven). Tenakh (3): (1) Js 29,18. (2) Js 42,18. (3) Ne 11,35: een plaatsnaam.
- verbindingswoord wë + zelfst. naamw. mann. enk. wëcheresj (en een dove). Jesaja (1) Js 42,19.

2. sjimë`û / sjëmâ`û (hoort, luistert): act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. OF sjâmë`û: act. qal perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh: sjâm`â (horen, luisteren). Taalgebruik in Jesaja: sjâm`â (horen, luisteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40, ajin = 16 of 70 ; totaal: 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41). Structuur: 3 - 4 - 7. Gr. akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta: akouô (horen). Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus, auris, zie Gr. ous / ôs, ôtis. auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter. Lat. audire. Ned. horen. E. to hear. D. höhren. Een vorm van akouô (horen) in het NT (427), in de LXX (1069). Horen veronderstelt een lijdend voorwerp. Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin. Tenakh (163). Js (23). Js 1-39 (7): (1) Js 1,2. (2) Js 1,10. (3) Js 6,9. (4) Js 7,13. (5) Js 28,14. (6) Js 33,13. (7) Js 36,13. Js 40-66 (16): (8) Js 42,18. (9) Js 42,24. (10) Js 46,3. (11) Js 46,12. (12) Js 48,1. (13) Js 48,16. (14) Js 49,1. (15) Js 51,1. (16) Js 51,7. (17) Js 52,15. (18) Js 55,2. (19) Js 55,3. (20) Js 64,3. (21) Js 66,4. (22) Js 66,5. (23) Js 66,19. Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,9. (3) Js 42,18. (4) Js 42,20. (5) Js 42,23. (6) Js 42,24.

Js 42,19 - Js 42,19: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai tis tuflos all' è oi paides mou kai kôfoi all' è oi kurieuontes autôn kai etuflôthèsan oi douloi tou theou  19 quis caecus nisi servus meus et surdus nisi ad quem nuntios meos misi quis caecus nisi qui venundatus est quis caecus nisi servus Domini    19 Wie is er blind als Mijn knecht, en doof, gelijk Mijn bode, dien Ik zende? Wie is blind, gelijk de volmaakte, en blind, gelijk de knecht des HEEREN?   [19] Wie is zo blind als mijn dienstknecht* en zo doof als de bode die door Mij gezonden is? Wie is zo blind als de aan God gewijde, zo blind als de dienstknecht van de heer?  [19] Is er iemand zo blind als mijn dienaar, zo doof als de bode die ik zend? Is er iemand zo blind als dit gestrafte volk, blind als de dienaar van de HEER?   19 Wie is er blinder dan mijn dienaar en zo doof als mijn bode die ik zend?– wie zo blind als hij die tot vrede is gebracht, zo blind als de dienaar van de ENE?   19. Qui est aveugle si ce n'est mon serviteur ? qui est sourd comme le messager que j'envoie ? Qui est aveugle comme celui dont j'avais fait mon ami et sourd comme le serviteur de Yahvé ? 

King James Bible. [19] Who is blind, but my servant? or deaf, as my messenger that I sent? who is blind as he that is perfect, and blind as the LORD's servant?
Luther-Bibel. 19 Wer ist so blind wie mein Knecht, und wer ist so taub wie mein Bote, den ich senden will? Wer ist so blind wie der Vertraute und so blind wie der Knecht des HERRN?

Tekstuitleg van Js 42,19.

5. `bdj van het zelfst. naamw. `èbhèd (dienaar, knecht). Taalgebruik in Tenakh: `èbhèd (dienaar). getalswaarde: ayin = 16 of 70, beth = 2, daleth = 4. Totaal: 16 + 2 + 4 of 70 + 2 + 4 = 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19). Structuur: 7 - 2 - 4. `-b-d in Tenakh (115). Gr. pais (kind). Taalgebruik in het NT: pais (kind). Taalgebruik in de Septuaginta: pais (kind). OF: Taalgebruik in het NT: doulos (dienaar). doulos (dienaar). Taalgebruik in de Septuaginta: doulos (dienaar). Een vorm van doulos (dienaar) in de Septuaginta (383), in het NT (124). Een vorm van pais (kind) in de Septuaginta (470), in het NT (24). `-b-d-j ( status constr. mv. `abhëde(j) (dienaren van...) OF `bd enk. + suff. 1ste pers. enk: `abhëdî (mijn dienaar) in Tenakh (145), in Js (21): (1) Js 19,9. (2) Js 20,3. (3) Js 30,24. (4) Js 36,9. (5) Js 37,5. (6) Js 37,35. (7) Js 41,8. (8) Js 41,9. (9) Js 42,1. (10) Js 42,19. (11) Js 44,1. (12) Js 44,2. (13) Js 44,21. (14) Js 45,4. (15) Js 49,3. (16) Js 52,13. (17) Js 53,11. (18) Js 54,17. (19) Js 65,8. (20) Js 65,13. (21) Js 65,14.

6. cheresj (doof). Taalgebruik in Tenakh: cheresj (doof). getalswaarde: chet = 8, resj = 20 of 200, sjin = 21 of 300 ; totaal: 49 (7²) OF 508 (2² X 127). Structuur: 8 - 2 - 3. Gr. kôfos (doof). Taalgebruik in de LXX: kôfos (doof). Taalgebruik in het NT: kôfos (doof). Lat. surdus. Fr. sourd. D. taub. E. deaf. Een vorm van kôfos (doof) in de LXX (13), in het NT (14).
- cherësjîm (doven). Jesaja (1) Js 35,5.
-- wëcherësjîm (doven). Jesaja ((1) Js 43,8.
- bepaald lidw. + zelfst. naamw. mann. mv. hacherësjîm (de doven). Tenakh (3): (1) Js 29,18. (2) Js 42,18. (3) Ne 11,35: een plaatsnaam.
- verbindingswoord wë + zelfst. naamw. mann. enk. wëcheresj (en een dove). Jesaja (1) Js 42,19.

14. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

Js 42,20 - Js 42,20: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
 20eidete pleonakis kai ouk efulaxasthe ènoigmena ta ôta kai ouk èkousate 20 qui vides multa nonne custodies qui apertas habes aures nonne audies    20 Gij ziet wel veel dingen, maar gij bewaart ze niet; of schoon hij de oren opendoet, zo hoort hij toch niet.   [20] U hebt veel gezien, maar u hebt het niet onthouden, uw oren waren wijd open, maar u hebt niets gehoord. [20] Het ziet veel, maar onthoudt niets, het heeft zijn oren open, maar hoort niets.   20 Je hebt vele dingen gezien maar niets bewaard,– men had oren geopend maar hoorde niet.   20. Tu as vu bien des choses, sans y faire attention. Ouvrant les oreilles, tu n'entendais pas. 

King James Bible. [20] Seeing many things, but thou observest not; opening the ears, but he heareth not.
Luther-Bibel. 20 Du sahst wohl viel, aber du hast's nicht beachtet; deine Ohren waren offen, aber du hast nicht gehört.

Tekstuitleg van Js 42,20.

3. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

7. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

8. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jisjëmâ` (hij hoort) van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh: sjâm`â (horen, luisteren). Taalgebruik in Jesaja: sjâm`â (horen, luisteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40, ajin = 16 of 70 ; totaal: 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41). Structuur: 3 - 4 - 7. Gr. akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta: akouô (horen). Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus, auris, zie Gr. ous / ôs, ôtis. auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter. Lat. audire. Ned. horen. E. to hear. D. höhren. Een vorm van akouô (horen) in het NT (427), in de LXX (1069). Horen veronderstelt een lijdend voorwerp. Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin. Js (3): (1) Js 6,10. (2) Js 37,4. (3) Js 42,20. Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,9. (3) Js 42,18. (4) Js 42,20. (5) Js 42,23. (6) Js 42,24.

Js 42,21 - Js 42,21: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kurios o theos ebouleto ina dikaiôthè kai megalunè ainesin kai eidon  21 et Dominus voluit ut sanctificaret eum et magnificaret legem et extolleret    21 De HEERE had lust aan hem, om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door de wet, en Hij maakte hem heerlijk.   [21] De boodschap van de heer is groots en heerlijk, omdat Hij wilde redden,  [21] Eens schepte de HEER er behagen in om de kracht van zijn onderricht te tonen omwille van zijn rechtvaardigheid.   21 Het heeft de ENE behaagd ter wille van zijn gerechtigheid,– de Wet groot te maken en te verheerlijken.   21. Yahvé a voulu, à cause de sa justice, rendre la Loi grande et magnifique, 

King James Bible. [21] The LORD is well pleased for his righteousness' sake; he will magnify the law, and make it honourable.
Luther-Bibel. 21 Dem HERRN hat es gefallen um seiner Gerechtigkeit willen, dass er sein Gesetz herrlich und groß mache.

Tekstuitleg van Js 42,21.

1. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

Js 42,22 - Js 42,22: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai egeneto o laos pepronomeumenos kai dièrpasmenos è gar pagis en tois tamieiois pantachou kai en oikois ama opou ekrupsan autous egenonto eis pronomèn kai ouk èn o exairoumenos arpagma kai ouk èn o legôn apodos 22 ipse autem populus direptus et vastatus laqueus iuvenum omnes et in domibus carcerum absconditi sunt facti sunt in rapinam nec est qui eruat in direptionem et non est qui dicat redde     22 Maar nu is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; tot een plundering, en niemand zegt: Geeft ze weder.  [22] maar zijn volk is beroofd en uitgeschud, iedereen zit gevangen in holen en opgeborgen in kerkers. Er werd geplunderd en niemand redt, zij werden uitgeschud en niemand zegt: ‘Geef terug.’   [22] Maar nu is het volk beroofd en geplunderd, zijn jonge strijders zijn geketend en in de gevangenis gegooid. Een prooi zijn zij geworden, en niemand die hen redt; ze zijn buitgemaakt, en niemand die zegt: ‘Geef terug!’  22 Maar nu is het een gemeenschap geplunderd en beroofd, allen zitten in holen verstrikt, in gevanghuizen verscholen,– ze zijn tot roofbuit geworden en niemand die redt, tot plundergoed en niemand die zegt: geef terug!   22. et voici un peuple pillé et dépouillé, on les a tous enfermés dans des basses-fosses, emprisonnés dans des cachots. On les a mis au pillage, et personne pour les secourir, on les a dépouillés, et personne pour demander réparation, 

King James Bible. [22] But this is a people robbed and spoiled; they are all of them snared in holes, and they are hid in prison houses: they are for a prey, and none delivereth; for a spoil, and none saith, Restore.
Luther-Bibel. 22 Dennoch ist es ein beraubtes und geplündertes Volk; sie sind alle gebunden in Gefängnissen und verschlossen in Kerkern. Sie sind zur Beute geworden und es ist kein Erretter da; sie sind geplündert und es ist niemand da, der sagt: Gib wieder her!

Tekstuitleg van Js 42,22.

Js 42,23 - Js 42,23: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23tis en umin os enôtieitai tauta eisakousetai eis ta eperchomena  23 quis est in vobis qui audiat hoc adtendat et auscultet futura     23 Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal?   [23] Wie van u heeft hier aandacht aan besteed, de oren gespitst en, met het oog op later, ernaar geluisterd?   [23] Is er iemand onder jullie die dit hoort, die aandachtig luistert en begrijpt wat er nu volgt?  23 Wie onder u neemt dit ter ore,– merkt het op en hoort voor later?  23. Qui, parmi vous, prête l'oreille à cela ? Qui fait attention et désormais écoute ?  

King James Bible. [23] Who among you will give ear to this? who will hearken and hear for the time to come?
Luther-Bibel. 23 Wer ist unter euch, der das zu Ohren nimmt, der aufmerkt und es hört für künftige Zeiten?

Tekstuitleg van Js 42,23.

6. verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. wëjisjëmâ` (en hij hoort) van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh: sjâm`â (horen, luisteren). Taalgebruik in Jesaja: sjâm`â (horen, luisteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40, ajin = 16 of 70 ; totaal: 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41). Structuur: 3 - 4 - 7. Gr. akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta: akouô (horen). Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus, auris, zie Gr. ous / ôs, ôtis. auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter. Lat. audire. Ned. horen. E. to hear. D. höhren. Een vorm van akouô (horen) in het NT (427), in de LXX (1069). Horen veronderstelt een lijdend voorwerp. Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin. Js (1) Js 42,23. Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,9. (3) Js 42,18. (4) Js 42,20. (5) Js 42,23. (6) Js 42,24.

Js 42,24 - Js 42,24: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24tis edôken eis diarpagèn iakôb kai israèl tois pronomeuousin auton ouchi o theos ô èmartosan autô kai ouk eboulonto en tais odois autou poreuesthai oude akouein tou nomou autou  24 quis dedit in direptionem Iacob et Israhel vastantibus nonne Dominus ipse cui peccavimus et noluerunt in viis eius ambulare et non audierunt legem eius    24 Wie heeft Jakob tot een plundering overgegeven, en Israël den rovers? Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij wilden niet wandelen in Zijn wegen, en zij hoorden niet naar Zijn wet.  [24] Wie heeft Jakob prijsgegeven aan de plunderaars en Israël aan de rovers? Wie anders dan de heer, tegen wie zij gezondigd hebben; zijn wegen wilden zij niet gaan en zijn boodschap wilden zij niet horen!   [24] Wie heeft Jakob tot buit gemaakt, Israël uitgeleverd aan plunderaars? Is het niet de HEER, hij tegen wie wij hebben gezondigd? Zij wilden niet de weg gaan die hij wees, niet luisteren naar zijn onderricht. 24 Wie heeft Jakob aan plundering prijsgegeven, Israël aan rovers?, is het niet de ENE?– tegen wie wij hebben gezondigd, in wiens wegen zij niet hebben willen gaan en naar wiens Wet zij niet hebben gehoord.   24. Qui donc a livré Jacob au spoliateur et Israël aux pillards ? N'est-ce pas Yahvé contre qui nous avions péché, dont on n'avait pas voulu suivre les voies, ni écouter la Loi ?  

King James Bible. [24] Who gave Jacob for a spoil, and Israel to the robbers? did not the LORD, he against whom we have sinned? for they would not walk in his ways, neither were they obedient unto his law.
Luther-Bibel. 24 Wer hat Jakob der Plünderung preisgegeben und Israel den Räubern? Hat es nicht der HERR getan, an dem wir gesündigt haben? Und sie wollten nicht auf seinen Wegen wandeln, und sie gehorchten seinen Weisungen nicht.

Tekstuitleg van Js 42,24.

4. ja`äqobh (Jakob). Taalgebruik in Tenakh: Ja`äqobh (Jakob). Taalgebruik in Jesaja: Ja`äqobh (Jakob). getalswaarde: jod = 10, ajin = 16 of 70, qoph = 19 of 100, beth = 2 ; totaal: 47 of 182 (2 X 7 X 13 of 7 X 26). Structuur: 1 - 7 - 1 - 2. Tenakh (252). Js (37). Js 1-39 (12): (1) Js 2,3. (2) Js 2,5. (3) Js 2,6. (4) Js 8,17. (5) Js 10,20. (6) Js 10,21. (7) Js 14,1. (8) Js 17,4. (9) Js 27,6. (10) Js 27,9. (11) Js 29,22. (12) Js 29,23. Js 40-66 (25): (1) Js 40,27. (2) Js 41,8. (3) Js 41,14. (4) Js 41,21. (5) Js 42,24. (6) Js 43,1. (7) Js 43,22. (8) Js 43,28. (9) Js 44,1. (10) Js 44,2. (11) Js 44,5. (12) Js 44,21. (13) Js 44,23. (14) Js 45,4. (15) Js 45,19. (16) Js 46,3. (17) Js 48,1. (18) Js 48,12. (19) Js 48,20. (20) Js 49,5. (21) Js 49,6. (22) Js 49,26. (23) Js 58,1. (24) Js 58,14. (25) Js 60,16.

5. wëjishërâ´el (en Israël) < verbindingswoord wë + zelfst. naamw. jishërâ´el (Israël). Taalgebruik in Tenakh: jishërâ´el (Israël). Taalgebruik in 2 K: jishërâ´el (Israël). Taalgebruik in Jesaja: jishërâ´el (Israël). Taalgebruik in Amos: jishërâ´el (Israël). getalswaarde: jod = 10, shin = 21 of 300, resj = 20 of 200, aleph = 1, lameth = 12 of 30 ; totaal: 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster). Structuur: 1 - 3 - 2 - 1 - 3. Gr. israèl (Israël). Taalgebruik in de LXX: Israèl (Israël). Taalgebruik in het NT: Israèl (Israël). Tenakh (33). Js (8): (1) Js 42,24. (2) Js 43,28. (3) Js 44,1. (4) Js 44,21. (5) Js 45,4. (6) Js 48,12. (7) Js 49,5. (8) Js 63,16.

4. - 5. ja`äqobh wëjishërâ´el (Jakob en Israël). Tenakh (5): (1) Js 42,24. (2) Js 43,28. (3) Js 44,21. (4) Js 45,4. (5) Js 48,12.

8. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenakh: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Tenakh (5193). Js (366). getalswaarde: jod = 10, he = 5, waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Js 42 (7): (1) Js 42,5. (2) Js 42,6. (3) Js 42,8. (4) Js 42,13. (5) Js 42,19. (6) Js 42,21. (7) Js 42,24.

12. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

16. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

17. sjimë`û / sjëmâ`û (hoort, luistert): act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. OF sjâmë`û: act. qal perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. sjâmâ` (horen, luisteren). Taalgebruik in Tenakh: sjâm`â (horen, luisteren). Taalgebruik in Jesaja: sjâm`â (horen, luisteren). getalswaarde: sjin = 21 of 300, mem = 13 of 40, ajin = 16 of 70 ; totaal: 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41). Structuur: 3 - 4 - 7. Gr. akouô (horen). Taalgebruik in de Septuaginta: akouô (horen). Taalgebruik in het NT: akouô (horen). Beide zijn verwant met elkaar. oor < Lat. aus, auris, zie Gr. ous / ôs, ôtis. auscultare (het oor lenen aan, toehoren, aanhoren) -> écouter. Lat. audire. Ned. horen. E. to hear. D. höhren. Een vorm van akouô (horen) in het NT (427), in de LXX (1069). Horen veronderstelt een lijdend voorwerp. Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin. Tenakh (163). Js (23). Js 1-39 (7): (1) Js 1,2. (2) Js 1,10. (3) Js 6,9. (4) Js 7,13. (5) Js 28,14. (6) Js 33,13. (7) Js 36,13. Js 40-66 (16): (8) Js 42,18. (9) Js 42,24. (10) Js 46,3. (11) Js 46,12. (12) Js 48,1. (13) Js 48,16. (14) Js 49,1. (15) Js 51,1. (16) Js 51,7. (17) Js 52,15. (18) Js 55,2. (19) Js 55,3. (20) Js 64,3. (21) Js 66,4. (22) Js 66,5. (23) Js 66,19. Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,9. (3) Js 42,18. (4) Js 42,20. (5) Js 42,23. (6) Js 42,24.

Js 42,25 - Js 42,25: Israël gestraft - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 42 -- Js 42,18-25 -- Js 42,18 - Js 42,19 - Js 42,20 - Js 42,21 - Js 42,22 - Js 42,23 - Js 42,24 - Js 42,25 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai epègagen ep' autous orgèn thumou autou kai katischusen autous polemos kai oi sumflegontes autous kuklô kai ouk egnôsan ekastos autôn oude ethento epi psuchèn 25 et effudit super eum indignationem furoris sui et forte bellum et conbusit eum in circuitu et non cognovit et succendit eum et non intellexit     25 Daarom heeft Hij over hen uitgestort de grimmigheid Zijns toorns en de macht des oorlogs; en Hij heeft ze rondom in vlam gezet, doch zij merken het niet; en Hij heeft ze in brand gestoken, doch zij nemen het niet ter harte.   [25] Hij* liet zijn hevige toorn de vrije loop, en goot oorlogsgeweld over hen uit, zij werden verzengd, maar zagen er de reden niet van, zij werden verbrand, maar namen niets ter harte.   [25] Hij stortte zijn brandende toorn over hen uit in allesverterend krijgsgeweld. Ze waren omringd door vlammen, maar zagen niet in waarom, ze stonden in brand, maar trokken er geen lering uit.  25 Dus goot hij over hem uit het gif van zijn toorn en het geweld van een oorlog,– verzengde hem van rondom maar hij onderkende het niet, hij stak hem in brand maar hij nam het niet ter harte!   25. Il a répandu sur lui l'ardeur de sa colère et la fureur guerrière; tout autour elle porta l'incendie, et lui n'a pas compris, elle l'a brûlé, et il n'y a pas pris garde. 

King James Bible. [25] Therefore he hath poured upon him the fury of his anger, and the strength of battle: and it hath set him on fire round about, yet he knew not; and it burned him, yet he laid it not to heart.
Luther-Bibel. 25 Darum hat er über sie ausgeschüttet seinen grimmigen Zorn und den Schrecken des Krieges, dass er sie ringsumher versengte, aber sie merken's nicht, und sie in Brand steckte, aber sie nehmen's nicht zu Herzen.

Tekstuitleg van Js 42,25.

9. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.

10. jâda` / jâdâ` (kennen, weten). Taalgebruik in Tenakh: jâda` (kennen, weten). getalswaarde: jod = 10, daleth = 4, ajin = 16 of 70 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7). Structuur: 1 - 4 - 7. j-d-`. Tenakh (108). Pentateuch (21). Js (7): (1) Js 1,3. (2) Js 7,16. (3) Js 8,4. (4) Js 29,12. (5) Js 42,25. (6) Js 52,6. (7) Js 59,8. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. jâda` / jâdâ` (hij kent). (2) act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jeda` (hij zal kennen).

13. lo´(niet). Taalgebruik in Tenakh: lo´(niet). Taalgebruik in Jesaja: lo´(niet). getalswaarde: lamed = 12 of 30, aleph = 1 ; totaal: 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalswaarde van lo´ is de helft van de getalswaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2. Tenakh (2767). Js (209). Js 42 (5): (1) Js 42,2. (2) Js 42,3. (3) Js 42,4. (4) Js 42,8. (5) Js 42,16.
- wëlo´(en niet). Tenakh (1381). Js (92). Js 42 (6): (1) Js 42,2. (2) Js 42,4. (3) Js 42,16. (4) Js 42,20. (5) Js 42,24. (6) Js 42,25.


Isaiah Chapter 42 יְשַׁעְיָהוּ

א  הֵן עַבְדִּי אֶתְמָךְ-בּוֹ, בְּחִירִי רָצְתָה נַפְשִׁי; נָתַתִּי רוּחִי עָלָיו, מִשְׁפָּט לַגּוֹיִם יוֹצִיא. 1 Behold My servant, whom I uphold; Mine elect, in whom My soul delighteth; I have put My spirit upon him, he shall make the right to go forth to the nations.
ב  לֹא יִצְעַק, וְלֹא יִשָּׂא; וְלֹא-יַשְׁמִיעַ בַּחוּץ, קוֹלוֹ. 2 He shall not cry, nor lift up, nor cause his voice to be heard in the street.
ג  קָנֶה רָצוּץ לֹא יִשְׁבּוֹר, וּפִשְׁתָּה כֵהָה לֹא יְכַבֶּנָּה; לֶאֱמֶת, יוֹצִיא מִשְׁפָּט. 3 A bruised reed shall he not break, and the dimly burning wick shall he not quench; he shall make the right to go forth according to the truth.
ד  לֹא יִכְהֶה וְלֹא יָרוּץ, עַד-יָשִׂים בָּאָרֶץ מִשְׁפָּט; וּלְתוֹרָתוֹ, אִיִּים יְיַחֵלוּ.  {פ} 4 He shall not fail nor be crushed, till he have set the right in the earth; and the isles shall wait for his teaching. {P}
ה  כֹּה-אָמַר הָאֵל יְהוָה, בּוֹרֵא הַשָּׁמַיִם וְנוֹטֵיהֶם, רֹקַע הָאָרֶץ, וְצֶאֱצָאֶיהָ; נֹתֵן נְשָׁמָה לָעָם עָלֶיהָ, וְרוּחַ לַהֹלְכִים בָּהּ. 5 Thus saith God the LORD, He that created the heavens, and stretched them forth, He that spread forth the earth and that which cometh out of it, He that giveth breath unto the people upon it, and spirit to them that walk therein:
ו  אֲנִי יְהוָה קְרָאתִיךָ בְצֶדֶק, וְאַחְזֵק בְּיָדֶךָ; וְאֶצָּרְךָ, וְאֶתֶּנְךָ לִבְרִית עָם--לְאוֹר גּוֹיִם. 6 I the LORD have called thee in righteousness, and have taken hold of thy hand, and kept thee, and set thee for a covenant of the people, for a light of the nations;
ז  לִפְקֹחַ, עֵינַיִם עִוְרוֹת; לְהוֹצִיא מִמַּסְגֵּר אַסִּיר, מִבֵּית כֶּלֶא יֹשְׁבֵי חֹשֶׁךְ. 7 To open the blind eyes, to bring out the prisoners from the dungeon, and them that sit in darkness out of the prison-house.
ח  אֲנִי יְהוָה, הוּא שְׁמִי; וּכְבוֹדִי לְאַחֵר לֹא-אֶתֵּן, וּתְהִלָּתִי לַפְּסִילִים. 8 I am the LORD, that is My name; and My glory will I not give to another, neither My praise to graven images.
ט  הָרִאשֹׁנוֹת, הִנֵּה-בָאוּ; וַחֲדָשׁוֹת אֲנִי מַגִּיד, בְּטֶרֶם תִּצְמַחְנָה אַשְׁמִיעַ אֶתְכֶם.  {פ} 9 Behold, the former things are come to pass, and new things do I declare; before they spring forth I tell you of them. {P}
י  שִׁירוּ לַיהוָה שִׁיר חָדָשׁ, תְּהִלָּתוֹ מִקְצֵה הָאָרֶץ; יוֹרְדֵי הַיָּם וּמְלֹאוֹ, אִיִּים וְיֹשְׁבֵיהֶם. 10 Sing unto the LORD a new song, and His praise from the end of the earth; ye that go down to the sea, and all that is therein, the isles, and the inhabitants thereof.
יא  יִשְׂאוּ מִדְבָּר וְעָרָיו, חֲצֵרִים תֵּשֵׁב קֵדָר; יָרֹנּוּ יֹשְׁבֵי סֶלַע, מֵרֹאשׁ הָרִים יִצְוָחוּ. 11 Let the wilderness and the cities thereof lift up their voice, the villages that Kedar doth inhabit; let the inhabitants of Sela exult, let them shout from the top of the mountains.
יב  יָשִׂימוּ לַיהוָה, כָּבוֹד; וּתְהִלָּתוֹ, בָּאִיִּים יַגִּידוּ. 12 Let them give glory unto the LORD, and declare His praise in the islands.
יג  יְהוָה כַּגִּבּוֹר יֵצֵא, כְּאִישׁ מִלְחָמוֹת יָעִיר קִנְאָה; יָרִיעַ, אַף-יַצְרִיחַ--עַל-אֹיְבָיו, יִתְגַּבָּר.  {ס} 13 The LORD will go forth as a mighty man, He will stir up jealousy like a man of war; He will cry, yea, He will shout aloud, He will prove Himself mighty against His enemies. {S}
יד  הֶחֱשֵׁיתִי, מֵעוֹלָם--אַחֲרִישׁ, אֶתְאַפָּק; כַּיּוֹלֵדָה אֶפְעֶה, אֶשֹּׁם וְאֶשְׁאַף יָחַד. 14 I have long time held My peace, I have been still, and refrained Myself; now will I cry like a travailing woman, gasping and panting at once.
טו  אַחֲרִיב הָרִים וּגְבָעוֹת, וְכָל-עֶשְׂבָּם אוֹבִישׁ; וְשַׂמְתִּי נְהָרוֹת לָאִיִּים, וַאֲגַמִּים אוֹבִישׁ. 15 I will make waste mountains and hills, and dry up all their herbs; and I will make the rivers islands, and will dry up the pools.
טז  וְהוֹלַכְתִּי עִוְרִים, בְּדֶרֶךְ לֹא יָדָעוּ--בִּנְתִיבוֹת לֹא-יָדְעוּ, אַדְרִיכֵם; אָשִׂים מַחְשָׁךְ לִפְנֵיהֶם לָאוֹר, וּמַעֲקַשִּׁים לְמִישׁוֹר--אֵלֶּה הַדְּבָרִים, עֲשִׂיתִם וְלֹא עֲזַבְתִּים. 16 And I will bring the blind by a way that they knew not, in paths that they knew not will I lead them; I will make darkness light before them, and rugged places plain. These things will I do, and I will not leave them undone.
יז  נָסֹגוּ אָחוֹר יֵבֹשׁוּ בֹשֶׁת, הַבֹּטְחִים בַּפָּסֶל; הָאֹמְרִים לְמַסֵּכָה, אַתֶּם אֱלֹהֵינוּ.  {פ} 17 They shall be turned back, greatly ashamed, that trust in graven images, that say unto molten images: 'Ye are our gods.' {P}
יח  הַחֵרְשִׁים, שְׁמָעוּ; וְהַעִוְרִים, הַבִּיטוּ לִרְאוֹת. 18 Hear, ye deaf, and look, ye blind, that ye may see.
יט  מִי עִוֵּר כִּי אִם-עַבְדִּי, וְחֵרֵשׁ כְּמַלְאָכִי אֶשְׁלָח; מִי עִוֵּר כִּמְשֻׁלָּם, וְעִוֵּר כְּעֶבֶד יְהוָה. 19 Who is blind, but My servant? Or deaf, as My messenger that I send? Who is blind as he that is wholehearted, and blind as the LORD'S servant?
כ  ראית (רָאוֹת) רַבּוֹת, וְלֹא תִשְׁמֹר; פָּקוֹחַ אָזְנַיִם, וְלֹא יִשְׁמָע. 20 Seeing many things, thou observest not; opening the ears, he heareth not.
כא  יְהוָה חָפֵץ, לְמַעַן צִדְקוֹ; יַגְדִּיל תּוֹרָה, וְיַאְדִּיר. 21 The LORD was pleased, for His righteousness' sake, to make the teaching great and glorious.
כב  וְהוּא, עַם-בָּזוּז וְשָׁסוּי, הָפֵחַ בַּחוּרִים כֻּלָּם, וּבְבָתֵּי כְלָאִים הָחְבָּאוּ; הָיוּ לָבַז וְאֵין מַצִּיל, מְשִׁסָּה וְאֵין-אֹמֵר הָשַׁב. 22 But this is a people robbed and spoiled, they are all of them snared in holes, and they are hid in prison-houses; they are for a prey, and none delivereth, for a spoil, and none saith: 'Restore.'
כג  מִי בָכֶם, יַאֲזִין זֹאת; יַקְשִׁב וְיִשְׁמַע, לְאָחוֹר. 23 Who among you will give ear to this? Who will hearken and hear for the time to come?
כד  מִי-נָתַן למשוסה (לִמְשִׁסָּה) יַעֲקֹב וְיִשְׂרָאֵל לְבֹזְזִים, הֲלוֹא יְהוָה:  זוּ, חָטָאנוּ לוֹ, וְלֹא-אָבוּ בִדְרָכָיו הָלוֹךְ, וְלֹא שָׁמְעוּ בְּתוֹרָתוֹ. 24 Who gave Jacob for a spoil, and Israel to the robbers? Did not the LORD? He against whom we have sinned, and in whose ways they would not walk, neither were they obedient unto His law.
כה  וַיִּשְׁפֹּךְ עָלָיו חֵמָה אַפּוֹ, וֶעֱזוּז מִלְחָמָה; וַתְּלַהֲטֵהוּ מִסָּבִיב וְלֹא יָדָע, וַתִּבְעַר-בּוֹ וְלֹא-יָשִׂים עַל-לֵב. 25 Therefore He poured upon him the fury of His anger, and the strength of battle; and it set him on fire round about, yet he knew not, and it burned him, yet he laid it not to heart.

LXX

 ΙΑΚΩΒ ὁ παῖς μου, ἀντιλήψομαι αὐτοῦ· ᾿Ισραὴλ ὁ ἐκλεκτός μου, προσεδέξατο αὐτὸν ἡ ψυχή μου· ἔδωκα τὸ πνεῦμά μου ἐπ᾿ αὐτόν, κρίσιν τοῖς ἔθνεσιν ἐξοίσει. 2 οὐ κεκράξεται οὐδὲ ἀνήσει, οὐδὲ ἀκουσθήσεται ἔξω ἡ φωνὴ αὐτοῦ. 3 κάλαμον τεθλασμένον οὐ συντρίψει καὶ λίνον καπνιζόμενον οὐ σβέσει, ἀλλὰ εἰς ἀλήθειαν ἐξοίσει κρίσιν. 4 ἀναλάμψει καὶ οὐ θραυσθήσεται, ἕως ἄνθῇ ἐπὶ τῆς γῆς κρίσιν· καὶ ἐπὶ τῷ ὀνόματι αὐτοῦ ἔθνη ἐλπιοῦσιν. 5 οὕτω λέγει Κύριος ὁ Θεὸς ὁ ποιήσας τὸν οὐρανὸν καὶ πήξας αὐτόν, ὁ στερεώσας τὴν γῆν καὶ τὰ ἐν αὐτῇ καὶ διδοὺς πνοὴν τῷ λαῷ τῷ ἐπ᾿ αὐτῆς καὶ πνεῦμα τοῖς πατοῦσιν αὐτήν· 6 ἐγὼ Κύριος ὁ Θεὸς ἐκάλεσά σε ἐν δικαιοσύνῃ καὶ κρατήσω τῆς χειρός σου καὶ ἐνισχύσω σε καὶ ἔδωκά σε εἰς διαθήκην γένους, εἰς φῶς ἐθνῶν 7 ἀνοῖξαι ὀφθαλμοὺς τυφλῶν, ἐξαγαγεῖν ἐκ δεσμῶν δεδεμένους καὶ ἐξ οἴκου φυλακῆς καθημένους ἐν σκότει. 8 ἐγὼ Κύριος ὁ Θεός, τοῦτό μού ἐστι τὸ ὄνομα· τὴν δόξαν μου ἑτέρῳ οὐ δώσω οὐδὲ τὰς ἀρετάς μου τοῖς γλυπτοῖς. 9 τὰ ἀπ᾿ ἀρχῆς ἰδοὺ ἥκασι, καὶ καινά, ἃ ἐγὼ ἀναγγέλλω, καὶ πρὸ τοῦ ἀναγγεῖλαι ἐδηλώθη ὑμῖν. 10 ῾Υμνήσατε τῷ Κυρίῳ ὕμνον καινόν, ἡ ἀρχὴ αὐτοῦ· δοξάζετε τὸ ὄνομα αὐτοῦ ἀπ᾿ ἄκρου τῆς γῆς, οἱ καταβαίνοντες εἰς τὴν θάλασσαν καὶ πλέοντες αὐτήν, αἱ νῆσοι καὶ οἱ κατοικοῦντες αὐτάς. 11 εὐφράνθητι, ἔρημος, καὶ αἱ κῶμαι αὐτῆς, ἐπαύλεις καὶ οἱ κατοικοῦντες Κηδάρ· εὐφρανθήσονται οἱ κατοικοῦντες Πέτραν, ἀπ᾿ ἄκρων τῶν ὀρέων βοήσουσι· 12 δώσουσι τῷ Θεῷ δόξαν, τὰς ἀρετὰς αὐτοῦ ἐν ταῖς νήσοις ἀναγγελοῦσι. 13 Κύριος ὁ Θεὸς τῶν δυνάμεων ἐξελεύσεται καὶ συντρίψει πόλεμον, ἐπεγερεῖ ζῆλον καὶ βοήσεται ἐπὶ τοὺς ἐχθροὺς αὐτοῦ μετὰ ἰσχύος. 14 ἐσιώπησα, μὴ καὶ ἀεὶ σιωπήσομαι καὶ ἀνέξομαι; ὡς ἡ τίκτουσα ἐκαρτέρησα, ἐκστήσω καὶ ξηρανῶ ἅμα. 15 ἐρημώσω ὄρη καὶ βουνοὺς καὶ πάντα χόρτον αὐτῶν ξηρανῶ, καὶ θήσω ποταμοὺς εἰς νήσους καὶ ἕλη ξηρανῶ. 16 καὶ ἄξω τυφλοὺς ἐν ὁδῷ, ᾗ οὐκ ἔγνωσαν, καὶ τρίβους ἃς οὐκ ᾔδεισαν, πατῆσαι ποιήσω αὐτούς· ποιήσω αὐτοῖς τὸ σκότος εἰς φῶς καὶ τὰ σκολιὰ εἰς εὐθεῖαν· ταῦτα τὰ ρήματα ποιήσω καὶ οὐκ ἐγκαταλείψω αὐτούς. 17 αὐτοὶ δὲ ἀπεστράφησαν εἰς τὰ ὀπίσω· αἰσχύνθητε αἰσχύνην, οἱ πεποιθότες ἐπὶ τοῖς γλυπτοῖς, οἱ λέγοντες τοῖς χωνευτοῖς· ὑμεῖς ἐστε θεοὶ ἡμῶν. 18 Οἱ κωφοί, ἀκούσατε, καὶ οἱ τυφλοί, ἀναβλέψατε ἰδεῖν. 19 καὶ τίς τυφλός, ἀλλ᾿ ἢ οἱ παῖδές μου καὶ κωφοί, ἀλλ᾿ ἢ οἱ κυριεύοντες αὐτῶν; καὶ ἐτυφλώθησαν οἱ δοῦλοι τοῦ Θεοῦ. 20 εἴδετε πλεονάκις, καὶ οὐκ ἐφυλάξασθε· ἠνοιγμένα τὰ ὦτα, καὶ οὐκ ἠκούσατε. 21 Κύριος ὁ Θεὸς ἐβουλεύσατο, ἵνα δικαιωθῇ καὶ μεγαλύνῃ αἴνεσιν. 22 καὶ εἶδον, καὶ ἐγένετο ὁ λαὸς πεπρονομευμένος καὶ διηρπασμένος· ἡ γὰρ παγὶς ἐν τοῖς ταμιείος πανταχοῦ, καὶ ἐν οἴκοις ἅμα, ὅπου ἔκρυψαν αὐτούς· ἐγένοντο εἰς προνομήν, καὶ οὐκ ἦν ἐξαιρούμενος ἅρπαγμα, καὶ οὐκ ἦν ὁ λέγων· ἀπόδος. 23 τίς ἐν ὑμῖν, ὃς ἐνωτιεῖται ταῦτα; εἰσακούσατε εἰς τὰ ἐπερχόμενα. 24 τίς ἔδωκεν εἰς διαρπαγὴν ᾿Ιακὼβ καὶ ᾿Ισραὴλ τοῖς προνομεύουσιν αὐτόν; οὐχὶ ὁ Θεός, ᾧ ἡμάρτοσαν αὐτῷ, καὶ οὐκ ἠβούλοντο ἐν ταῖς ὁδοῖς αὐτοῦ πορεύεσθαι οὐδὲ ἀκούειν τοῦ νόμου αὐτοῦ; 25 καὶ ἐπήγαγεν ἐπ᾿ αὐτοὺς ὀργὴν θυμοῦ αὐτοῦ, καὶ κατίσχυσεν αὐτοὺς πόλεμος καὶ οἱ συμφλέγοντες αὐτοὺς κύκλῳ, καὶ οὐκ ἔγνωσαν ἕκαστος οὐδὲ ἔθεντο ἐπὶ ψυχήν.

1iakôb o pais mou antilèmpsomai autou israèl o eklektos mou prosedexato auton è psuchè mou edôka to pneuma mou ep' auton krisin tois ethnesin exoisei2ou kekraxetai oude anèsei oude akousthèsetai exô è fônè autou3kalamon tethlasmenon ou suntripsei kai linon kapnizomenon ou sbesei alla eis alètheian exoisei krisin4analampsei kai ou thrausthèsetai eôs an thè epi tès gès krisin kai epi tô onomati autou ethnè elpiousin5outôs legei kurios o theos o poièsas ton ouranon kai pèxas auton o stereôsas tèn gèn kai ta en autè kai didous pnoèn tô laô tô ep' autès kai pneuma tois patousin autèn6egô kurios o theos ekalesa se en dikaiosunè kai kratèsô tès cheiros sou kai enischusô se kai edôka se eis diathèkèn genous eis fôs ethnôn7anoixai ofthalmous tuflôn exagagein ek desmôn dedemenous kai ex oikou fulakès kathèmenous en skotei8egô kurios o theos touto mou estin to onoma tèn doxan mou eterô ou dôsô oude tas aretas mou tois gluptois9ta ap' archès idou èkasin kai kaina a egô anaggelô kai pro tou anateilai edèlôthè umin10umnèsate tô kuriô umnon kainon è archè autou doxazete to onoma autou ap' akrou tès gès oi katabainontes eis tèn thalassan kai pleontes autèn ai nèsoi kai oi katoikountes autas11eufranthèti erèmos kai ai kômai autès epauleis kai oi katoikountes kèdar eufranthèsontai oi katoikountes petran ap' akrôn tôn oreôn boèsousin12dôsousin tô theô doxan tas aretas autou en tais nèsois anaggelousin13kurios o theos tôn dunameôn exeleusetai kai suntripsei polemon epegerei zèlon kai boèsetai epi tous echthrous autou meta ischuos14esiôpèsa mè kai aei siôpèsomai kai anexomai ekarterèsa ôs è tiktousa ekstèsô kai xèranô ama15kai thèsô potamous eis nèsous kai elè xèranô16kai axô tuflous en odô è ouk egnôsan kai tribous ous ouk èdeisan patèsai poièsô autous poièsô autois to skotos eis fôs kai ta skolia eis eutheian tauta ta rèmata poièsô kai ouk egkataleipsô autous17autoi de apestrafèsan eis ta opisô aischunthète aischunèn oi pepoithotes epi tois gluptois oi legontes tois chôneutois umeis este theoi èmôn18oi kôfoi akousate kai oi tufloi anablepsate idein19kai tis tuflos all' è oi paides mou kai kôfoi all' è oi kurieuontes autôn kai etuflôthèsan oi douloi tou theou20eidete pleonakis kai ouk efulaxasthe ènoigmena ta ôta kai ouk èkousate21kurios o theos ebouleto ina dikaiôthè kai megalunè ainesin kai eidon22kai egeneto o laos pepronomeumenos kai dièrpasmenos è gar pagis en tois tamieiois pantachou kai en oikois ama opou ekrupsan autous egenonto eis pronomèn kai ouk èn o exairoumenos arpagma kai ouk èn o legôn apodos23tis en umin os enôtieitai tauta eisakousetai eis ta eperchomena24tis edôken eis diarpagèn iakôb kai israèl tois pronomeuousin auton ouchi o theos ô èmartosan autô kai ouk eboulonto en tais odois autou poreuesthai oude akouein tou nomou autou25kai epègagen ep' autous orgèn thumou autou kai katischusen autous polemos kai oi sumflegontes autous kuklô kai ouk egnôsan ekastos autôn oude ethento epi psuchèn


VULGAAT

1 ecce servus meus suscipiam eum electus meus conplacuit sibi in illo anima mea dedi spiritum meum super eum iudicium gentibus proferet 2 non clamabit neque accipiet personam nec audietur foris vox eius 3 calamum quassatum non conteret et linum fumigans non extinguet in veritate educet iudicium 4 non erit tristis neque turbulentus donec ponat in terra iudicium et legem eius insulae expectabunt 5 haec dicit Dominus Deus creans caelos et extendens eos firmans terram et quae germinant ex ea dans flatum populo qui est super eam et spiritum calcantibus eam 6 ego Dominus vocavi te in iustitia et adprehendi manum tuam et servavi et dedi te in foedus populi in lucem gentium 7 ut aperires oculos caecorum et educeres de conclusione vinctum de domo carceris sedentes in tenebris 8 ego Dominus hoc est nomen meum gloriam meam alteri non dabo et laudem meam sculptilibus 9 quae prima fuerant ecce venerunt nova quoque ego adnuntio antequam oriantur audita vobis faciam 10 cantate Domino canticum novum laus eius ab extremis terrae qui descenditis in mare et plenitudo eius insulae et habitatores earum 11 sublevetur desertum et civitates eius in domibus habitabit Cedar laudate habitatores Petrae de vertice montium clamabunt 12 ponent Domino gloriam et laudem eius in insulis nuntiabunt 13 Dominus sicut fortis egredietur sicut vir proeliator suscitabit zelum vociferabitur et clamabit super inimicos suos confortabitur 14 tacui semper silui patiens fui sicut pariens loquar dissipabo et absorbebo simul 15 desertos faciam montes et colles et omne gramen eorum exsiccabo et ponam flumina in insulas et stagna arefaciam 16 et ducam caecos in via quam nesciunt in semitis quas ignoraverunt ambulare eos faciam ponam tenebras coram eis in lucem et prava in recta haec verba feci eis et non dereliqui eos 17 conversi sunt retrorsum confundantur confusione qui confidunt in sculptili qui dicunt conflatili vos dii nostri 18 surdi audite et caeci intuemini ad videndum 19 quis caecus nisi servus meus et surdus nisi ad quem nuntios meos misi quis caecus nisi qui venundatus est quis caecus nisi servus Domini 20 qui vides multa nonne custodies qui apertas habes aures nonne audies 21 et Dominus voluit ut sanctificaret eum et magnificaret legem et extolleret 22 ipse autem populus direptus et vastatus laqueus iuvenum omnes et in domibus carcerum absconditi sunt facti sunt in rapinam nec est qui eruat in direptionem et non est qui dicat redde 23 quis est in vobis qui audiat hoc adtendat et auscultet futura 24 quis dedit in direptionem Iacob et Israhel vastantibus nonne Dominus ipse cui peccavimus et noluerunt in viis eius ambulare et non audierunt legem eius 25 et effudit super eum indignationem furoris sui et forte bellum et conbusit eum in circuitu et non cognovit et succendit eum et non intellexit


Nederlandstalige tekst:

1. a. zie, mijn dienaar ondersteun ik.
b. in hem, mijn uitverkorene, stelt mijn ziel behagen.
c. ik geef mijn geest op hem.
d. recht voor de volken doet hij uitgaan.
2. a. hij zal niet roepen.
b. hij zal niet verheffen.
c. en buiten zal hij zijn stem niet laten horen.
3. a. een geknakte rietstengel zal hij niet breken.
b. een smeulende vlaspit zal hij niet doven.
c. tot waarheid doet hij recht uitgaan.
4. a. hij zal niet versagen.
b. hij zal niet breken.
c. totdat hij op de aarde recht zal stellen
d. en op zijn wet zullen eilanden hopen.

5. a. zo spreekt de God JHWH.
b. scheppende de hemelen en ze uitstrekkende
c. spreidende de aarde spreidt en haar dingen
d. gevende levensgeest aan het volk erop
e. en geest aan hen die erop gaan.
6. a. ik JHWH zal je roepen in rechtvaardigheid.
b. en ik zal je hand nemen.
c. en ik zal je vasthouden
d. en ik zal je geven tot verbond met een volk tot licht voor volkeren.
7. a. om te openen blinde ogen.
b. om te doen uitgaan uit het slot een gevangene
c. uit het huis van de gevangenis de bewoners van de duisternis.

Hebreeuwse tekst (+ vertaling + aantal woorden + aantal lettergrepen)

1. a. hen `abhëdî ´èthëmâkh = zie, mijn dienaar ondersteun ik. (3) (1 + 2 + 2 = 5)
b. bô bëchîrî râtsëthâh naphësjî = in hem, mijn uitverkorene, stelt mijn ziel behagen. (4) (1 + 3 + 2 + 2 = 8)
c. nâthaththî rûchî `âlâ(j)w = ik geef mijn geest op hem. (3) (3 + 2 + 2 = 7)
d. misjëpât laggôjim jôtsî´ = recht voor de volken doet hij uitgaan. (3) (2 + 3 + 2 = 7) Totaal: (13) (27).
2. a. lo´ jitsë`aq = hij zal niet roepen. (2) (1 + 2 = 3)
b. wëlo´ jishshâ´ = hij zal niet verheffen. (2) (2 + 2 = 4)
c. wëlo´ jasjëmî`a bachûts qôlô = en buiten zal hij zijn stem niet laten horen. (4) (2 + 3 + 2 + 2 = 9) Totaal: (8) (16).
3. a. qânèh ratsûts lo´ jisjëbôr = een geknakte rietstengel zal hij niet breken. (4) (2 + 2 + 1 + 2 = 7)
b. ûpisjëthâh kehâh lo´ jëkabbènnâh = een smeulende vlaspit zal hij niet doven. (4) (3 + 2 + 1 + 4 = 10)
c. lè´êmèth jôtsî´ misjëpât = tot waarheid doet hij recht uitgaan. (3) (3 + 2 + 2 = 7). Totaal: (11) (24).
4. a. lo´ jikhëhèh = hij zal niet versagen. (2) (1 + 2 = 3)
b. wëlo´ jârûts = hij zal niet breken. (2) (2 + 2 = 4)
c. `ad jâshîm bâ´ârèts misjëpât = totdat hij op de aarde recht zal stellen. (4) (1 + 2 + 3 + 2 = 8)
d. ûlëthôrâthô ´ijjîm jëjache(j)lû = en op zijn wet zullen eilanden hopen. (3) (4 + 2 + 4 = 10). Totaal: (11) (25). Totaal Js 42,1-4: (43) (92).

5. a. koh ´âmar hâ´el JHWH = zo spreekt de God JHWH. (4) (1 + 2 + 2 + 3 = 8)
b. bôre´ hasjsjâmajim wënôte(j)hèm = scheppende de hemelen en ze uitstrekkende (3) (2 + 4 + 4 = 10)
c. roqa` hâ´ârèts wëtsè´êtsâ´è(j)hâ = spreidende de aarde spreidt en haar dingen (3) (2 + 3 + 6 = 11)
d. nothen nësjâmâh lâ`âm `âlè(j)hâ = gevende levensgeest aan het volk erop (4) (2 + 3 + 2 + 3 = 10)
e. wërûach laholëkhîm bâh = en geest aan hen die erop gaan. (3) (2 + 4 + 1 = 7). Totaal: (17) (46).
6. a. ´änî JHWH qërâ´thîkhâ bëtsèdèq = ik JHWH zal je roepen in rechtvaardigheid. (4) (2 + 3 + 4 + 3 = 12).
b. wë´achëzeq bëjâdèkhâ = en ik zal je hand nemen. (2) (3 + 4 = 7)
c. wë´ètstsârëkhâ = en ik zal je vasthouden (1) (4)
d. wë´èththènëkhâ lëbërîth `âm lë´ôr gojim = en ik zal je geven tot verbond met een volk tot licht voor volkeren. (6) (4 + 3 + 1 + 2 + 2 = 12). Totaal: (13) (35).
7. a. liphëqoach `e(j)najim `iwërôth = om te openen blinde ogen. (3) (3 + 3 + 2 = 8).
b. lëhôtsî´ mimmasëger ´assîr = om te doen uitgaan uit het slot een gevangene (3) (3 + 3 + 2 = 8).
c. mibe(j)th kèlè´josjëbe(j) chosjèkh = uit het huis van de gevangenis de bewoners van de duisternis. (4) (2 + 2 + 2 + 2 = 8). Totaal: 10 (24). Totaal Js 42,5-7 (40).(105).

Js 42,1-7. (43 + 40 = 83) (105 + 92 = 197).

Griekse tekst (+ vertaling)

1. a. iakôb o pais mou antilèmpsomai autou = Jakob mijn kind ik zal hem vastpakken
b.israèl o eklektos mou prosedexato auton è psuchè mou = Israël, mijn uitverkorene, mijn ziel nam hem op
c. edôka to pneuma mou ep' auton = mijn geest gaf ik op hem
d. krisin tois ethnesin exoisei = recht aan de volken zal hij doen uitgaan
2. a. ou kekraxetai = er is niet geschreeuwd geworden
b. oude anèsei = noch zal hij (zijn stem) verheffen
c. oude akousthèsetai exô è fônè autou = noch zal zijn stem buiten gehoord worden.
3. a. kalamon tethlasmenon ou suntripsei = een geknakte rietstengel zal hij niet samenknijpen
b. kai linon kapnizomenon ou sbesei = en een smeulende vlaspit zal hij niet doven
c. alla eis alètheian exoisei krisin = maar naar waarheid zal hij recht doen uitgaan.
4. a. analampsei = hij zal opnemen
b. kai ou thrausthèsetai = en hij zal niet verzwakt worden
c. eôs an thè epi tès gès krisin = todat hij op het land recht zal 'doen'

5. a.outôs legei kurios o theos = zo zegt de Heer God
b. o poièsas ton ouranon kai pèxas auton = de makende de hemel en uitspannende hem
c. o stereôsas tèn gèn kai ta en autè = de grondvestende de aarde en dat erop
d. kai didous pnoèn tô laô tô ep' autès = en gevende adem aan het volk dat erop (is)
e. kai pneuma tois patousin autèn en geest aan de haar bewandelen.
6. a. egô kurios o theos ekalesa se en dikaiosunè = ik Heer God riep je in rechtvaardigheid
b. kai kratèsô tès cheiros sou = en ik zal je hand vasthouden
c. kai enischusô se = en ik zal je sterken
d. kai edôka se eis diathèkèn genous eis fôs ethnôn = en ik gaf je tot verbond van het volk tot licht van de volkeren
7. a. anoixai ofthalmous tuflôn = om ogen van blinden te openen
b. exagagein ek desmôn dedemenous = om gevangenen uit gevangenissen uit te leiden
c. kai ex oikou fulakès kathèmenous en skotei = en uit een huis van bewaring de zittenden in duisternis.

- slavernij in Egypte (Ex 1,13-14).
- tocht door de woestijn (Ex 3,11-12 ; Ex 4,22-23).
- Mozes: dienaar van JHWH.
- Js: Hebr. dienaar. LXX: pais (kind). NT huios (zoon).
- gods-dienst - liturgie.