JESAJA 48 , Js 48 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 - >
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht van Jesaja : - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Uitleg vers per vers : - Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenach :Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - Z -


- Js 48,1-22 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -

Js 48,1 - Js 48,1 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
48 1akousate tauta oikos iakôb oi keklèmenoi tô onomati israèl kai oi ex iouda exelthontes oi omnuontes tô onomati kuriou theou israèl mimnèskomenoi ou meta alètheias oude meta dikaiosunès  48. 1 audite hoc domus Iacob qui vocamini nomine Israhel et de aquis Iuda existis qui iuratis in nomine Domini et Dei Israhel recordamini non in veritate neque in iustitia     1 Hoort dit, gij huis van Jakob, die genoemd wordt met den naam van Israël, en uit de wateren van Juda voortgekomen zijt! die daar zweert bij den Naam des HEEREN, en vermeldt den God Israëls, maar niet in waarheid, noch in gerechtigheid.   [1] Hoor* dit, huis van Jakob, u die heet naar Israëls naam, en uit Juda’s bron bent voortgekomen, die zweert bij de naam van de heer en de God van Israël aanbidt, maar* niet in waarheid en gerechtigheid. [1] Luister hiernaar, volk van Jakob, dat de naam Israël mag dragen, dat uit Juda’s bron is voortgekomen, dat zweert bij de naam van de HEER en zich op Israëls God beroept, maar onwaarachtig en onoprecht.   1 ¶ Hoort dit, huis van Jakob, jullie die met de naam Israël zijn geroepen, zijn voortgekomen uit de ingewanden van Juda,– die zweren bij de naam van de ENE, en Israëls God indachtig maken maar niet trouw en gerechtigheid,–   1. Écoutez ceci, maison de Jacob, vous que l'on appelle du nom d'Israël, vous qui ętes issus des eaux de Juda, qui jurez par le nom de Yahvé et qui invoquez le Dieu d'Israël, sans loyauté ni justice.  

King James Bible . [1] Hear ye this, O house of Jacob, which are called by the name of Israel, and are come forth out of the waters of Judah, which swear by the name of the LORD, and make mention of the God of Israel, but not in truth, nor in righteousness.
Luther-Bibel . 48 1 Hört dies, ihr vom Hause Jakob, die ihr nach dem Namen Israels heißt und aus dem Wasser Judas gekommen seid; die ihr schwört bei dem Namen des HERRN und den Gott Israels bekennt, aber nicht in Wahrheit und Gerechtigkeit, –

Tekstuitleg van Js 48,1 .

1. - 2. sjimë`û (hoort, luistert) zo´th (dit) . Tenach (8) : (1) Ps 49,2 . (2) Js 48,1 . (3) Js 48,16 . (4) Jr 5,21 . (5) Hos 5,1 . (6) Jl 1,2 . (7) Am 8,4 . (8) Mi 3,9 .

4. ja`äqobh (Jakob) . Taalgebruik in Tenach : Ja`äqobh (Jakob) . Taalgebruik in Jesaja : Ja`äqobh (Jakob) . Getalwaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 of 182 (2 X 7 X 13 of 7 X 26) . Structuur : 1 - 7 - 1 - 2 . Tenach (252) . Js (37) . Js 1-39 (12) : (1) Js 2,3 . (2) Js 2,5 . (3) Js 2,6 . (4) Js 8,17 . (5) Js 10,20 . (6) Js 10,21 . (7) Js 14,1 . (8) Js 17,4 . (9) Js 27,6 . (10) Js 27,9 . (11) Js 29,22 . (12) Js 29,23 . Js 40-66 (25) : (1) Js 40,27 . (2) Js 41,8 . (3) Js 41,14 . (4) Js 41,21 . (5) Js 42,24 . (6) Js 43,1 . (7) Js 43,22 . (8) Js 43,28 . (9) Js 44,1 . (10) Js 44,2 . (11) Js 44,5 . (12) Js 44,21 . (13) Js 44,23 . (14) Js 45,4 . (15) Js 45,19 . (16) Js 46,3 . (17) Js 48,1 . (18) Js 48,12 . (19) Js 48,20 . (20) Js 49,5 . (21) Js 49,6 . (22) Js 49,26 . (23) Js 58,1 . (24) Js 58,14 . (25) Js 60,16 .

Bij de aartsvaders Abraham , Isaak en Jakob spelen de getallen van hun leeftijden een symbolische betekenis .
- Abraham werd 175 jaar oud . 175 = 5² X 7 . (Gn 25,7) . Merkwaardig is de plaats van dit vers in de bijbel : het 25ste hoofdstuk en het 7de vers . Som van de factoren : 5 + 5 + 7 = 17 .
- Isaak werd 180 jaar oud . 180 = 6² X 5 . (Gn 35,28) . Som van de factoren : 6 + 6 + 5 = 17 .
- Jakob werd 147 jaar oud . 147 = 7² X 3 . (Gn 49,33) . Som van de factoren : 7 + 7 + 3 = 17 . De buitenste getallen van 147 is 17 . Ook hier is de plaats van dit vers in de bijbel merkwaardig : het 49ste (72) hoofdstuk en het 33ste (3) vers . Jakob verbleef 130 (5 X 26) jaar in Kanaän en 17 jaar in Egypte (Gn 47,28) . Merkwaardig is de plaats in de bijbel (Gn 47,28) . De buitenste getallen van 147 is 17 . Het tweede en derde getal van 147 is 47 . 28 = 4 X 7 .
Het product van drie opeenvolgende getallen ( 5 - 6 - 7) in het kwadraat , opklimmend , met drie opeenvolgende onpare getallen afdalend .
- Jozef leefde 110 jaar . 110 = 5² + 6² + 7² . De som van drie opeenvolgende getallen in het kwadraat . (Gn 50,22) . Deze plaats in de bijbel is wellicht ook merkwaardig . 5 (50ste hoofdstuk) X 22 (22ste vers) = 110 .
Ook de getalwaarde van de namen kan een symbolische waarde hebben .
- Isaak (Gn 21,3) . jitsëchâq (Isaak) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , chet = 8 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26) .
- Jakob (Gn 25,26) . ja`äqobh (Jakob) . Getalwaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 OF 182 (7 X 26) .
- Jozef (Gn 30,24) . Jôseph (Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samek = 15 of 60 , qoph = 17 of 80 ; totaal : 48 (2³ X 2² X 3) OF 156 (6 X 26) .
Het product van drie opeenvolgende getallen (8 - 7 - 6) in het kwadraat , afdalend , met de getalwaarde van de godsnaam JHWH = 26 .
Het is opvallend dat bij Jakob het getal 7 overwegend is . De leeftijd van Jakob is 147 (14 = 2 X 7 ; 7 ; dus 3X een 7) OF 7² X 3 . Som van de factoren is 17 (7 + 7 + 3) . De getalwaarde van de naam Jakob is 182 (7 X 26) .
Er zou een woordspeling kunnen zijn tussen j´bq (je´âbheq = hij worstelde) (Gn 32,25) en de persoonsnaam j`qb (ja`äqobh = Jakob) .
- be(j)th Ja`äqobh (huis van Jakob) . Tenach (14) : (1) Ps 114,1 . (2) Js 2,5 . (3) Js 2,6 . (4) Js 10,20 . (5) Js 14,1 . (6) Js 29,22 . (7) Js 46,3 . (8) Js 48,1 . (9) Jr 2,4 . (10) Ez 20,5 . (11) Am 9,8 . (12) Ob 17 . (13) Mi 2,7 . (14) Mi 3,9 .

3. - 4. be(j)th Ja`äqobh (huis van Jakob) . In veertien verzen in de bijbel : (1) Ps 114,1 . (2) Js 2,5 . (3) Js 2,6 . (4) Js 10,20 . (5) Js 14,1 . (6) Js 29,22 . (7) Js 46,3 . (8) Js 48,1 . (9) Jr 2,4 . (10) Ez 20,5 . (11) Am 9,8 . (12) Ob 17 . (13) Mi 2,7 . (14) Mi 3,9 .

9. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenach : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Tenach (633) . Js (20) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 5,3 . (4) Js 5,7 . (5) Js 7,1 . (6) Js 7,17 . (7) Js 9,20 . (8) Js 11,12 . (9) Js 11,13 . (10) Js 19,17 . (11) Js 22,8 . (12) Js 22,21 . (13) Js 26,1 . (14) Js 36,1 . (15) Js 37,10 . (16) Js 37,31 . (17) Js 38,9 . (18) Js 40,9 . (19) Js 44,26 . (20) Js 48,1 .

Js 48,2 - Js 48,2 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai antechomenoi tô onomati tès poleôs tès agias kai epi tô theô tou israèl antistèrizomenoi kurios sabaôth onoma autô  2 de civitate enim sancta vocati sunt et super Deum Israhel constabiliti sunt Dominus exercituum nomen eius     2 Ja, van de heilige stad worden zij genoemd, en zij steunen op den God Israëls; HEERE der heirscharen is Zijn Naam.  [2] Ja, zij noemen zich naar de heilige stad, en steunen op de God van Israël, de heer van de machten is zijn naam.   [2] Je noemt jezelf naar de heilige stad, en je steunt op de God van Israël, wiens naam is HEER van de hemelse machten.   2 hoewel zij ‘uit de stad van het heiligdom’ heten en steunen op de God van Israël,– ENE, Omschaarde, is zijn naam: ••  2. Car ils tirent leur nom de la ville sainte, ils s'appuient sur le Dieu d'Israël, Yahvé Sabaot est son nom.  

King James Bible . [2] For they call themselves of the holy city, and stay themselves upon the God of Israel; The LORD of hosts is his name.
Luther-Bibel . 2 sie nennen sich nach der heiligen Stadt und pochen auf den Gott Israels, der da heißt der HERR Zebaoth.

Tekstuitleg van Js 48,2 .

Js 48,3 - Js 48,3 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3ta protera eti anèggeila kai ek tou stomatos mou exèlthen kai akouston egeneto exapina epoièsa kai epèlthen  3 priora ex tunc adnuntiavi et ex ore meo exierunt et audita feci ea repente operatus sum et venerunt     3 De vorige dingen heb Ik verkondigd van toen af, en uit Mijn mond zijn zij voortgekomen, en Ik heb ze doen horen; Ik heb ze snellijk gedaan, en zij zijn gekomen;   [3] Wat vroeger gebeurd is, heb Ik vooraf verkondigd, het kwam van mijn lippen en Ik heb het laten horen; plotseling heb Ik gehandeld en toen gebeurde het.   [3] Lang geleden kondigde ik aan wat nog stond te gebeuren, ik heb het uitgesproken, ik heb het laten horen. Onverwachts bracht ik die gebeurtenissen tot stand.   3 De eerste dingen heb ik van toen af gemeld, uit mijn mond zijn ze uitgegaan en heb ik ze doen horen,– plotseling heb ik ze gedaan en zij kwamen.   3. Les choses anciennes, depuis longtemps je les avais annoncées, elles étaient sorties de ma bouche, je les avais proclamées, et soudain j'ai agi, elles sont arrivées. 

King James Bible . [3] I have declared the former things from the beginning; and they went forth out of my mouth, and I shewed them; I did them suddenly, and they came to pass.
Luther-Bibel . 3 Ich habe vorzeiten verkündigt, was schon gekommen ist; aus meinem Munde ist es gekommen, und ich habe es sagen lassen. Ich tat es plötzlich und es kam.

Tekstuitleg van Js 48,3 .

Js 48,4 - Js 48,4 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4ginôskô egô oti sklèros ei kai neuron sidèroun o trachèlos sou kai to metôpon sou chalkoun  4 scivi enim quia durus es tu et nervus ferreus cervix tua et frons tua aerea     4 Omdat Ik wist, dat gij hard zijt, en uw nek een ijzeren zenuw is, en uw voorhoofd koper;   [4] Want* Ik wist dat u halsstarrig bent, van ijzer zijn de pezen van uw nek, en uw voorhoofd is van koper.   [4] Omdat ik weet dat je onhandelbaar bent – je nek hard als ijzer, je voorhoofd van brons –   4 Omdat ik al wist dat je een harde bent,– dat je nek een ijzeren stang is, je voorhoofd van koperbrons,   4. Car je savais que tu es obstiné, de fer est le muscle de ton cou, et ton front est d'airain.  

King James Bible . [4] Because I knew that thou art obstinate, and thy neck is an iron sinew, and thy brow brass;
Luther-Bibel . 4 Denn ich weiß, dass du hart bist und dein Nacken eine eiserne Sehne ist und deine Stirn ehern.

Tekstuitleg van Js 48,4 .

Js 48,5 - Js 48,5 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai anèggeila soi palai prin elthein epi se akouston soi epoièsa mè eipès oti ta eidôla mou epoièsan kai mè eipès oti ta glupta kai ta chôneuta eneteilato moi 5 praedixi tibi ex tunc antequam venirent indicavi tibi ne forte diceres idola mea fecerunt haec et sculptilia mea et conflatilia mandaverunt ista    5 Daarom heb Ik het u van toen af verkondigd, eer dat het kwam, heb Ik het u doen horen; opdat gij niet misschien zoudt zeggen: Mijn afgod heeft die dingen gedaan, of mijn gesneden beeld, of mijn gegoten beeld heeft ze bevolen.  [5] Ik had het u aangekondigd en voor het gebeurde, heb Ik het u laten horen, zodat u niet kunt zeggen: ‘Mijn afgod heeft het gedaan, mijn beeld, mijn gietwerk heeft het zo beschikt.’   [5] heb ik het je van tevoren aangekondigd, voordat het gebeurde liet ik het horen, opdat je niet zou zeggen: ‘Dat hebben mijn goden gedaan. Dat is gebeurd op bevel van mijn beelden.’   5 meldde ik het jou van toen af, deed ik het jou al horen eer het kwam,– opdat je niet zou zeggen: mijn afgod heeft ze gedaan, mijn snijbeeld, mijn gietbeeld heeft ze geboden!  5. Aussi te l'ai-je annoncé depuis longtemps, avant que cela n'arrive je l'avais proclamé, de peur que tu ne dises : « Mon image a tout fait, mon idole et ma statue ont tout ordonné. » 

King James Bible . [5] I have even from the beginning declared it to thee; before it came to pass I shewed it thee: lest thou shouldest say, Mine idol hath done them, and my graven image, and my molten image, hath commanded them.
Luther-Bibel . 5 Darum habe ich dir's vorzeiten verkündigt und es dir sagen lassen, ehe es gekommen ist, damit du nicht sagen könntest: Mein Götze tat es, und mein Abgott, der geschnitzt und gegossen wurde, hat's befohlen.

Tekstuitleg van Js 48,5 .

Js 48,6 - Js 48,6 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6èkousate panta kai umeis ouk egnôte alla kai akousta soi epoièsa ta kaina apo tou nun a mellei ginesthai kai ouk eipas  6 quae audisti vide omnia vos autem non adnuntiastis audita feci tibi nova ex nunc et conservata quae nescis     6 Gij hebt het gehoord, aanmerkt dat alles; zult gijlieden het ook niet verkondigen? Van nu af doe Ik u nieuwe dingen horen, en verborgen dingen, en die gij niet geweten hebt.   [6] U hebt dit alles gehoord en gezien; gaat u het nu niet verkondigen? Vanaf nu laat Ik u nieuwe* dingen horen, geheimen, die u tot dusver onbekend waren.  [6] Je hebt het gehoord, je kunt het allemaal zien – waarom laat je dat niet blijken? Vanaf nu laat ik je nieuwe dingen horen: wat nog verborgen is en jou onbekend.   6 Al wat je gehoord hebt en aanschouwd, jullie, zullen jullie het niet melden? Van nu af doe ik je nieuwe dingen horen, geheimenissen, waarvan je niet wist;  6. Tu as entendu et vu tout cela, et vous, ne l'annoncerez-vous pas ? Je t'ai fait entendre dčs maintenant des choses nouvelles, secrčtes et inconnues de toi.  

King James Bible . [6] Thou hast heard, see all this; and will not ye declare it? I have shewed thee new things from this time, even hidden things, and thou didst not know them.
Luther-Bibel . 6 Das alles hast du gehört und siehst es und verkündigst es doch nicht. Von nun an lasse ich dich Neues hören und Verborgenes, das du nicht wusstest.

Tekstuitleg van Js 48,6 .

2. act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. châzâh (zien, aanzien, uitkiezen) . Taalgebruik in Tenach : châzâh (zien, aanzien, uitkiezen) . Taalgebruik in Jesaja : châzâh (zien, aanzien, uitkiezen) . Getalwaarde : chet = 8 , zain = 7 , he = 5 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 8 - 7 - 5 . ch-z-h . Tenach (41) . Js (6) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 13,1 . (4) Js 28,15 (chozèh) . (5) Js 33,20 . (6) Js 48,6 .
Een vorm van châzâh (zien, aanzien, uitkiezen) in Js (12) : (1) Js 1,1 . (2) Js 2,1 . (3) Js 13,1 . (4) Js 26,11 . (5) Js 30,10 . (6) Js 33,17 . (7) Js 33,20 . (8) Js 47,13 . (9) Js 48,6 . (10) Js 57,8 .

Js 48,7 - Js 48,7 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7nun ginetai kai ou palai kai ou proterais èmerais èkousas auta mè eipès oti nai ginôskô auta  7 nunc creata sunt et non ex tunc et ante diem et non audisti ea ne forte dicas ecce cognovi ea    7 Nu zijn zij geschapen, en niet van toen af, en voor dezen dag hebt gij ze ook niet gehoord; opdat gij niet misschien zeggen zoudt: Ziet, ik heb ze geweten.   [7] Nu pas zijn zij geschapen en niet eerder, en vóór de dag van vandaag hebt u er niet van gehoord. U kunt dus niet zeggen: ‘Kijk, ik wist het al.’   [7] Nu pas zijn ze geschapen, niet eerder, nog nooit heb je iets dergelijks gehoord, zodat je niet kunt zeggen: ‘Dat wist ik allang.’   7 nú worden zij geschapen en niet toenmaals, vóór vandaag heb je ze niet gehoord,– opdat je niet zou zeggen: ziehier, ik wist er van!   7. C'est maintenant qu'elles sont créées, et non depuis longtemps, et jusqu'ŕ ce jour tu n'en avais pas entendu parler, de peur que tu ne dises : « Oui, je les connaissais. » 

King James Bible . [7] They are created now, and not from the beginning; even before the day when thou heardest them not; lest thou shouldest say, Behold, I knew them.
Luther-Bibel . 7 Jetzt ist es geschaffen und nicht vorzeiten, und vorher hast du nicht davon gehört, auf dass du nicht sagen könntest: Siehe, das wusste ich schon.

Tekstuitleg van Js 48,7 .

2. bârâ´ (scheppen) . Taalgebruik : bârâ´ (scheppen) . b r ` : Tenach (17) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 23 of 203 . Structuur : 2 - 20 of 200 - 1 ; 2 - 2 -1 . Lat. creare . Fr. créer . E. to create . D. schaffen . Een vorm van b-r-´ (scheppen) in Tenach in 17 verzen (21X) : (1) Gn 1,1 . (2) Gn 1,27 . (3) Gn 2,3 . (4) Gn 5,1 . (5) Dt 4,32 . (6) 2 K 12,17 . (7) Js 40,26 . (8) Jr 31,22 . (9) Ez 21,24 . (10) Ps 51,12 . (11) In zeven verzen in Da .
-- bârâ´ ´êlohîm (God schiep) . Tenach (3 / 10) : (1) Gn 1,1 . (2) Gn 2,3 . (3) Dt 4,32 .
- verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal 3de pers. mann. enk. ûbârâ´(en hij schiep) . Tenach (1) Js 4,5 .
- act. qal perf. 1ste pers. enk. bârâ´thî (ik schiep) . Tenach (5) : (1) Gn 6,7 . (2) Js 45,12 . (3) Js 54,16 . (4) Da 8,2 . (5) Da 8,15 .
- act. qal perf. 1ste pers. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. bërâ´thîw (ik schiep hem) . Tenach (2) : (1) Js 43,7 . (2) Js 45,8 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. vr. enk. . Tenach (2) : (1) Js 41,20 . (2) Js 45,18 .
- act. qal part. nom. mann. enk. bôre´(scheppend) . Tenach (7) : (1) Js 40,28 . (2) Js 42,5 . (3) Js 43,15 . (4) Js 45,18 . (5) Js 57,19 . (6) Js 65,17 . (7) Js 65,18 .
-- bôre´(scheppend) sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Tenach (1) : Js 65,17 .
-- JHWH bôre´ (JHWH , scheppend) . Tenach (3 / 7) : (1) Js 40,28 . (2) Js 42,5 . (3) Js 45,18 .
--- JHWH bôre´ (JHWH , scheppend) hasjsjâmajim / hasjsjâmâjim (de hemelen) . Tenach (2 / 7) : (1) Js 42,5 . (2) Js 45,18 .
- act. qal part. nom. mann. enk.+ suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. bora´äkhâ (jou scheppend) . Tenach (1) Js 43,1 .
- verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal part. nom. mann. enk. ûbôre´(en scheppend) . Tenach (1) Js 45,7 .

Js 48,8 - Js 48,8 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8oute egnôs oute èpistô oute ap' archès ènoixa sou ta ôta egnôn gar oti athetôn athetèseis kai anomos eti ek koilias klèthèsè  8 neque audisti neque cognovisti neque ex tunc aperta est auris tua scio enim quia praevaricans praevaricabis et transgressorem ex ventre vocavi te    8 Ook hebt gij ze niet gehoord, ook hebt gij ze niet geweten, ook van toen af is uw oor niet geopend geweest; want Ik heb geweten, dat gij gans trouwelooslijk handelen zoudt, en dat gij van den buik af een overtreder genaamd zijt.  [8] Nee, u hebt het niet gehoord of geweten, nee, u hebt hiervoor uw oren niet geopend. Want Ik weet dat u door en door trouweloos bent, u wordt rebels genoemd vanaf de moederschoot.   [8] Niets heb je hiervan gehoord of geweten, deze dingen zijn je niet eerder ter ore gekomen. Ik weet hoe onbetrouwbaar je bent, een geboren zondaar word je genoemd.   8 Nee, niets heb je gehoord, nee, niets heb je geweten, nee, tóen was je oor niet geopend; want ik wist dat je ontrouw en trouweloos bent, ‘afvallig van de moederschoot af’ wordt tot jou geroepen.  8. Eh bien non, tu n'entendais rien, tu ne savais rien, depuis longtemps ton oreille n'était pas attentive, car je savais combien tu es perfide, et que dčs le berceau on t'appelle révolté.  

King James Bible . [8] Yea, thou heardest not; yea, thou knewest not; yea, from that time that thine ear was not opened: for I knew that thou wouldest deal very treacherously, and wast called a transgressor from the womb.
Luther-Bibel . 8 Du hörtest es nicht und wusstest es auch nicht, und dein Ohr war damals nicht geöffnet. Ich aber wusste sehr wohl, dass du treulos bist und man dich nennt »Abtrünnig von Mutterleib an«.

Tekstuitleg van Js 48,8 .

17. mibbètèn (vanaf de moederschoot) < min + bètèn (buik, schoot) . Taalgebruik in Tenach : bètèn (buik, schoot) . Gr. koilia (buikholte , moederschoot) . Taalgebruik in de Septuaginta : koilia (buikholte , moederschoot) . Taalgebruik in het N.T. : koilia (buikholte , moederschoot) . Lat. uterus . Fr. sein . E. womb . D. Leib . Een vorm van koilia (buikholte , moederschoot) in de LXX (108) , in het N.T. (23) . Tenach (16) : (1) Re 16,17 . (2) Js 44,2 . (3) Js 44,24 . (4) Js 48,8 . (5) Js 49,1 . (6) Js 49,5 . (7) Jon 2,3 . (8) Ps 22,10 . (9) Ps 22,11 . (10) Ps 58,4 . (11) Ps 71,6 . (12) Job 1,21 . (13) Job 3,11 . (14) Job 10,19 . (15) Job 38,29 . (16) Pr 5,14 .

Js 48,9 - Js 48,9 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9eneken tou emou onomatos deixô soi ton thumon mou kai ta endoxa mou epaxô epi soi ina mè exolethreusô se  9 propter nomen meum longe faciam furorem meum et laude mea infrenabo te ne intereas     9 Om Mijns Naams wil zal Ik Mijn toorn langer uitstellen, en om Mijns roems wil zal Ik, u ten goede, Mij bedwingen, opdat Ik u niet afhouwe.  [9] Omwille van mijn naam bedwing Ik mijn woede, omwille van mijn eer houd Ik mij in en roei Ik u niet uit.   [9] Omwille van mijn naam houd ik mijn woede in toom, omwille van mijn eer zal ik me inhouden en je niet ten onder laten gaan.   9 ¶ Omwille van mijn naam vertraag ik mijn toorn, ter wille van mijn lof betoom ik mij voor jou,– en maai ik je niet weg.   9. A cause de mon nom, je vais différer ma colčre, pour mon honneur, je vais patienter avec toi, pour ne pas t'exterminer.  

King James Bible . [9] For my name's sake will I defer mine anger, and for my praise will I refrain for thee, that I cut thee not off.
Luther-Bibel . 9 Um meines Namens willen halte ich lange meinen Zorn zurück, und um meines Ruhmes willen bezähme ich mich dir zugut, damit du nicht ausgerottet wirst.

Tekstuitleg van Js 48,9 .

Js 48,10 - Js 48,10 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10idou pepraka se ouch eneken arguriou exeilamèn de se ek kaminou ptôcheias  10 ecce excoxi te sed non quasi argentum elegi te in camino paupertatis     10 Ziet, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende.   [10] Zie, Ik heb u gelouterd, maar niet in zilver, en Ik heb u beproefd in de smeltoven van de ellende.  [10] Ik zal je louteren, maar niet als zilver, in de smeltoven van de ellende zal ik je beproeven.   10 Zie, louteren zal ik je, maar niet als zilver,– jou heb ik uitgekozen uit de oven van ellende!   10. Voici que je t'ai acheté mais non pour de l'argent, je t'ai choisi au creuset du malheur.  

King James Bible . [10] Behold, I have refined thee, but not with silver; I have chosen thee in the furnace of affliction.
Luther-Bibel . 10 Siehe, ich habe dich geläutert, aber nicht wie Silber, sondern ich habe dich geprüft im Glutofen des Elends.

Tekstuitleg van Js 48,10 .

5. bâchar (kiezen, uitverkiezen) . Taalgebruik in Tenach : bâchar (kiezen, uitverkiezen) . Taalgebruik in Jesaja : bâchar (kiezen, uitverkiezen) . Getalwaarde : beth = 2 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 2 - 8 - 2 . Gr. eklegô (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen) . Taalgebruik in het N.T. : eklegô (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen) . Taalgebruik in de Septuaginta : eklegô (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen) . Lat. eligere . Fr. elire , choissir . E. to choose , to elect . D. auswählen . Een vorm van eklegô in de LXX (141) , (uit-lezen, uit-kiezen, ver-kiezen, uit-ver-kiezen) in het N.T. (22) . Een vorm van bâchar (kiezen, uitverkiezen) in Js (20) .
- bëharëthîkhâ (ik verkoos jou) . Tenach (3) : (1) Js 41,8 . (2) Js 41,9 . (3) Js 48,10 .
- wajjibhëchârèkhâ (en ik verkoos jou) < verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers. ma,n. enk. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Tenach (1) : Js 49,7 .

Js 48,11 - Js 48,11 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11eneken emou poièsô soi oti to emon onoma bebèloutai kai tèn doxan mou eterô ou dôsô  11 propter me propter me faciam ut non blasphemer et gloriam meam alteri non dabo     11 Om Mijnentwil, om Mijnentwil zal Ik het doen, want hoe zou Hij ontheiligd worden? en Ik zal Mijn eer aan geen ander geven.   [11] Omwille van Mijzelf, omwille van Mijzelf zal Ik nu handelen. Want mijn heerlijkheid, hoezeer ook geschonden deel Ik met geen ander.   [11] Omwille van mijzelf doe ik dit, omwille van mijzelf, want hoe zou mijn naam ontwijd kunnen worden! Ik deel mijn majesteit niet met een ander.   11 Om mijnentwil, mijnentwil doe ik dat, want hoe zou mijn naam worden ontwijd!– mijn glorie zal ik aan geen ander geven. ••  11. C'est ŕ cause de moi, de moi seul, que je vais agir, comment mon nom serait-il profané ? Je ne donnerai pas ma gloire ŕ un autre.  

King James Bible . [11] For mine own sake, even for mine own sake, will I do it: for how should my name be polluted? and I will not give my glory unto another.
Luther-Bibel . 11 Um meinetwillen, ja, um meinetwillen will ich's tun, dass ich nicht gelästert werde; denn ich will meine Ehre keinem andern lassen. Die Stunde der Erlösung Israels ist gekommen

Tekstuitleg van Js 48,11 .

Js 48,12 - Js 48,12 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12akoue mou iakôb kai israèl on egô kalô egô eimi prôtos kai egô eimi eis ton aiôna  12 audi me Iacob et Israhel quem ego voco ego ipse ego primus et ego novissimus    12 Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israël, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.   [12] Luister naar Mij, Jakob, Israël, mijn geroepene, Ik ben het; Ik ben de eerste* en Ik ben de laatste.   [12] Luister naar mij, Jakob – Israël, door mij geroepen. Ik ben het! Ik ben de eerste, ik ben de laatste!   12 Hoor naar mij, Jakob, Israël, mijn geroepene: ik ben dezelfde, ik ben de eerste, ja ik ben de laatste;   12. Écoute-moi, Jacob, Israël que j'ai appelé, c'est moi, moi qui suis le premier et c'est moi aussi le dernier.  

King James Bible . [12] Hearken unto me, O Jacob and Israel, my called; I am he; I am the first, I also am the last.
Luther-Bibel . 12 Höre mir zu, Jakob, und du, Israel, den ich berufen habe: Ich bin's, ich bin der Erste und auch der Letzte.

Tekstuitleg van Js 48,12 .

3. ja`äqobh (Jakob) . Taalgebruik in Tenach : Ja`äqobh (Jakob) . Taalgebruik in Jesaja : Ja`äqobh (Jakob) . Getalwaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 of 182 (2 X 7 X 13 of 7 X 26) . Structuur : 1 - 7 - 1 - 2 . Tenach (252) . Js (37) . Js 1-39 (12) : (1) Js 2,3 . (2) Js 2,5 . (3) Js 2,6 . (4) Js 8,17 . (5) Js 10,20 . (6) Js 10,21 . (7) Js 14,1 . (8) Js 17,4 . (9) Js 27,6 . (10) Js 27,9 . (11) Js 29,22 . (12) Js 29,23 . Js 40-66 (25) : (1) Js 40,27 . (2) Js 41,8 . (3) Js 41,14 . (4) Js 41,21 . (5) Js 42,24 . (6) Js 43,1 . (7) Js 43,22 . (8) Js 43,28 . (9) Js 44,1 . (10) Js 44,2 . (11) Js 44,5 . (12) Js 44,21 . (13) Js 44,23 . (14) Js 45,4 . (15) Js 45,19 . (16) Js 46,3 . (17) Js 48,1 . (18) Js 48,12 . (19) Js 48,20 . (20) Js 49,5 . (21) Js 49,6 . (22) Js 49,26 . (23) Js 58,1 . (24) Js 58,14 . (25) Js 60,16 .

4. wëjishërâ´el (en Israël) < verbindingswoord wë + zelfst. naamw. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenach : jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in 2 K : jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Jesaja: jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Amos : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het N.T. : Israèl (Israël) . Tenach (33) . Js (8) : (1) Js 42,24 . (2) Js 43,28 . (3) Js 44,1 . (4) Js 44,21 . (5) Js 45,4 . (6) Js 48,12 . (7) Js 49,5 . (8) Js 63,16 .

3. - 4. ja`äqobh wëjishërâ´el (Jakob en Israël) . Tenach (5) : (1) Js 42,24 . (2) Js 43,28 . (3) Js 44,21 . (4) Js 45,4 . (5) Js 48,12 .

Js 48,13 - Js 48,13 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai è cheir mou ethemeliôsen tèn gèn kai è dexia mou estereôsen ton ouranon kalesô autous kai stèsontai ama  13 manus quoque mea fundavit terram et dextera mea mensa est caelos ego vocabo eos et stabunt simul     13 Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen met de palm afgemeten; wanneer Ik ze roep, staan zij daar te zamen.   [13] Mijn hand heeft de grondvesten van de aarde gelegd, mijn rechterhand heeft de hemelen uitgespreid; Ik roep hen en ze staan paraat.   [13] Eigenhandig heb ik de aarde gegrondvest, met mijn rechterhand de hemel ontvouwd; wanneer ik de sterren roep, treden ze aan.   13 ja, mijn hand heeft de aarde gegrondvest, mijn rechterhand heeft de hemelen uitgehangen; roep ík tot hen dan staan zij daar tezamen.   13. Ma main a fondé la terre, ma droite a tendu les cieux, moi, je les appelle et tous ensemble ils se présentent.  

King James Bible . [13] Mine hand also hath laid the foundation of the earth, and my right hand hath spanned the heavens: when I call unto them, they stand up together.
Luther-Bibel . 13 Meine Hand hat die Erde gegründet, und meine Rechte hat den Himmel ausgespannt. Ich rufe und alles steht da.

Tekstuitleg van Js 48,13 .

Js 48,14 - Js 48,14 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai sunachthèsontai pantes kai akousontai tis autois anèggeilen tauta agapôn se epoièsa to thelèma sou epi babulôna tou arai sperma chaldaiôn  14 congregamini omnes vos et audite quis de eis adnuntiavit haec Dominus dilexit eum faciet voluntatem suam in Babylone et brachium suum in Chaldeis     14 Vergadert u, gij allen, en hoort; wie onder hen heeft deze dingen verkondigd? De HEERE heeft hem lief, Hij zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm zal tegen de Chaldeeën zijn.   [14] Verzamel u en hoor toe: wie van de goden heeft dit aangekondigd? Dat de vriend* van de heer zal laten gebeuren wat hem behaagt in Babel en bij het ras van de Chaldeeën.   [14] Kom allemaal, verzamel je en luister. Wie van hun goden heeft dit aangekondigd: ‘De man die de liefde van de HEER geniet, zal diens plannen met Babylonië uitvoeren en bij de Chaldeeën zijn macht doen gelden’?   14 Vergadert u allen en hoort: wie bij u heeft deze dingen gemeld?– de ENE heeft hem lief en hij doet in Babel wat hem behaagt, zal zijn arm doen voelen bij de Kasdiem.   14. Assemblez-vous, vous tous, et écoutez, qui parmi eux a annoncé cela ? Yahvé l'aime; il accomplira son bon plaisir sur Babylone et la race des Chaldéens : 

King James Bible . [14] All ye, assemble yourselves, and hear; which among them hath declared these things? The LORD hath loved him: he will do his pleasure on Babylon, and his arm shall be on the Chaldeans.
Luther-Bibel . 14 Versammelt euch alle und hört: Wer ist unter ihnen, der es verkündigt hat? Er, den der HERR liebt, wird seinen Willen an Babel beweisen und seinen Arm an den Chaldäern.

Tekstuitleg van Js 48,14 .

3. verbindingswoord wë + werkwoordvorm sjimë`û (hoort, luistert) : act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. OF sjâmë`û : act. qal perf. 3de pers. mann. mv. wësjimë`û OF wësjâmë`û / wasjâmë`û . sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenach : sjâm`â (horen, luisteren) . Taalgebruik in Jesaja : sjâm`â (horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 50 (2 X 5²) of 410 (2 X 5 X 41) . Structuur : 3 - 4 - 7 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de Septuaginta : akouô (horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô (horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren , aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D. höhren . Een vorm van akouô (horen) in het N.T. (427) , in de LXX (1069) . Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin .Tenach (13) : (1) Gn 49,2 . (2) Ex 3,18 . (3) Nu 14,13 . (4) Joz 3,9 . (5) Js 28,23 . (6) Js 29,18 . (7) Js 48,14 . (8) Jr 26,13 . (9) Ez 33,30 . (10) Ez 33,31 . (11) Ez 33,32 . (12) Ps 141,6 . (13) Est 9,4 . Een vorm van sjâmâ` (horen, luisteren) in Js 48 (10) : (1) Js 48,1 . (2) Js 48,3 . (3) Js 48,5 . (4) Js 48,6 . (5) Js 48,7 . (6) Js 48,8 . (7) Js 48,12 . (8) Js 48,14 . (9) Js 48,16 . (10) Js 48,20 .

13. bâbhèl (Babel) . bâbhèl (Babel) . Taalgebruik in Tenach : bâbhèl (Babel) . Getalwaarde : beth = 2 , lamed = 13 of 40 ; totaal : 17 OF 44 (4 X 11) . Structuur : 2 - 2 - 4 . Tenach (208) . Pentateuch (2) . Js (8) : (1) Js 13,1 . (2) Js 13,19 . (3) Js 14,4 . (4) Js 21,9 . (5) Js 39,1 . (6) Js 39,6 . (7) Js 39,7 . (8) Js 47,1 .
- bâbhâlâh (naar Babel) . Tenach (27) . Js (1) : Js 43,14 .
- bëbâbhèl (in Babel) . Tenach (8) . Js (1) : Js 48,14 .
- lëbâbhèl (naar Babel) . Tenach (10) . Js (1) : Js 14,22 .
- mëbâbhèl (uit Babel) . Tenach (12) . Js (2) : (1) Js 39,3 . (2) Js 48,20 .

Js 48,15 - Js 48,15 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15egô elalèsa egô ekalesa ègagon auton kai euodôsa tèn odon autou 15 ego ego locutus sum et vocavi eum adduxi eum et directa est via eius     15 Ik, Ik heb het gesproken, ook heb Ik hem geroepen; Ik zal hem doen komen, en hij zal voorspoedig zijn op zijn weg.   [15] Ik alleen heb het gezegd en hem geroepen, en hem laten komen, zodat hij slaagt bij alles wat hij onderneemt.   [15] Ik was het die dat zei! En ik heb hem geroepen, ik laat hem komen, en wat hij onderneemt zal slagen.   15 Ik, ik heb gesproken, ja hem geroepen,– heb hem laten komen en zijn weg voorspoedig gemaakt.   15. c'est moi, c'est moi qui ai parlé et qui l'ai appelé, je l'ai fait venir et son entreprise réussira.  

King James Bible . [15] I, even I, have spoken; yea, I have called him: I have brought him, and he shall make his way prosperous.
Luther-Bibel . 15 Ich, ja, ich habe es gesagt, ich habe ihn gerufen, ich habe ihn auch kommen lassen, und sein Weg soll ihm gelingen.

Tekstuitleg van Js 48,15 .

Js 48,16 - Js 48,16 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16prosagagete pros me kai akousate tauta ouk ap' archès en krufè elalèsa oude en topô gès skoteinô ènika egeneto ekei èmèn kai nun kurios apestalken me kai to pneuma autou  16 accedite ad me et audite hoc non a principio in abscondito locutus sum ex tempore antequam fieret ibi eram et nunc Dominus Deus misit me et spiritus eius     16 Nadert gijlieden tot Mij, hoort dit: Ik heb van den beginne niet in het verborgene gesproken, maar van dien tijd af, dat het geschied is, ben Ik daar; en nu, de Heere HEERE, en Zijn Geest heeft Mij gezonden.   [16] Kom dichterbij, hoor dit aan: van oudsher heb Ik niet in het geheim gesproken; sinds de tijd dat het gebeurd is ben Ik er. En nu heeft de Heer god mij gezonden met zijn geest.   [16] Kom naderbij en luister hiernaar. Van meet af aan heb ik openlijk gesproken, vanaf het begin van de geschiedenis was ik erbij. – God, de HEER, heeft mij gezonden, met zijn geest. –   16 ¶ Nadert tot mij en hoort dit: sinds het begin heb ik nooit in het verborgene gesproken, vanaf de tijd dat alles gewordt ben ík daar!– en nú heeft mijn Heer, de ENE, míj uitgezonden en zijn Geest. •   16. Approchez-vous de moi et écoutez ceci : dčs le début je n'ai pas parlé en cachette, lorsque c'est arrivé, j'étais lŕ, et maintenant le Seigneur Yahvé m'a envoyé avec son esprit.  

King James Bible . [16] Come ye near unto me, hear ye this; I have not spoken in secret from the beginning; from the time that it was, there am I: and now the Lord GOD, and his Spirit, hath sent me.
Luther-Bibel . 16 Tretet her zu mir und hört dies! Ich habe von Anfang an nicht im Verborgenen geredet; von der Zeit an, da es geschieht, bin ich auf dem Plan. – Und nun sendet mich Gott der HERR und sein Geist.

Tekstuitleg van Js 48,16 .

3. - 4. sjimë`û (hoort, luistert) zo´th (dit) . Tenach (8) : (1) Ps 49,2 . (2) Js 48,1 . (3) Js 48,16 . (4) Jr 5,21 . (5) Hos 5,1 . (6) Jl 1,2 . (7) Am 8,4 . (8) Mi 3,9 .

13. wë`aththâh (en nu) . Zie : Taalgebruik in Tenach : `aththâh (nu) . Tenach (266) . Js (15) : (1) Js 1,21 . (2) Js 5,3 . (3) Js 5,5 . (4) Js 16,14 . (5) Js 28,22 . (6) Js 36,8 . (7) Js 36,10 . (8) Js 37,20 . (9) Js 43,1 . (10) Js 44,1 . (11) Js 47,8 . (12) Js 48,16 . (13) Js 49,5 . (14) Js 52,5 . (15) Js 64,7 .

Js 48,17 - Js 48,17 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17outôs legei kurios o rusamenos se o agios israèl egô eimi o theos sou dedeicha soi tou eurein se tèn odon en è poreusè en autè  17 haec dicit Dominus redemptor tuus Sanctus Israhel ego Dominus Deus tuus docens te utilia gubernans te in via qua ambulas     17 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den weg, dien gij gaan moet.   [17] Zo spreekt de heer, uw verlosser*, de Heilige van Israël: ‘Ik ben de heer uw God. Ik onderricht u om te helpen, en leid u op de wegen die u gaat.   [17] Dit zegt de HEER, je bevrijder, de Heilige van Israël: Ik ben de HEER, jullie God, die jullie onderricht in je eigen belang, die jullie leidt op de weg die je gaat.   17 Zo heeft gezegd de ENE, je verlosser, de Heilige van Israël: ik, de ENE, je God, ben het die je leert wat baat brengt, die je de weg wijst op de weg die je gaat.   17. Ainsi parle Yahvé ton rédempteur, le Saint d'Israël : Je suis Yahvé ton Dieu, je t'instruis pour ton bien, je te conduis par le chemin oů tu marches.  

King James Bible . [17] Thus saith the LORD, thy Redeemer, the Holy One of Israel; I am the LORD thy God which teacheth thee to profit, which leadeth thee by the way that thou shouldest go.
Luther-Bibel . 17 So spricht der HERR, dein Erlöser, der Heilige Israels: Ich bin der HERR, dein Gott, der dich lehrt, was dir hilft, und dich leitet auf dem Wege, den du gehst.

Tekstuitleg van Js 48,17 .

1. - 3. koh ´âmar JHWH (zo zegt / zei JHWH) . Tenach (247) . Js 40-66 (16) : (1) Js 43,1 . (2) Js 43,14 . (3) Js 43,16 . (4) Js 44,2 . (5) Js 44,6 . (6) Js 44,24 . (7) Js 45,1 . (8) Js 45,11 . (9) Js 45,14 . (10) Js 48,17 . (11) Js 49,7 . (12) Js 49,8 . (13) Js 50,1 . (14) Js 56,1 . (15) Js 65,8 . (16) Js 66,1 .

Js 48,18 - Js 48,18 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai ei èkousas tôn entolôn mou egeneto an ôsei potamos è eirènè sou kai è dikaiosunè sou ôs kuma thalassès  18 utinam adtendisses mandata mea facta fuisset sicut flumen pax tua et iustitia tua sicut gurgites maris     18 Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt! zo zou uw vrede geweest zijn als een rivier, en uw gerechtigheid als de golven der zee.   [18] Had u maar geluisterd naar mijn geboden, dan was uw vrede als een rivier geweest, en uw welzijn als de golven van de zee;   [18] Luisterde je maar naar mijn geboden, dan zou jouw vrede zijn als een rivier, en je gerechtigheid als de golven van de zee.   18 Was je maar opmerkzaam geweest op mijn geboden,– dan was je vrede nu als een rivier, je gerechtigheid als de golven van de zee;   18. Si seulement tu avais été attentif ŕ mes commandements! Ton bonheur serait comme un fleuve et ta justice comme les flots de la mer.  

King James Bible . [18] O that thou hadst hearkened to my commandments! then had thy peace been as a river, and thy righteousness as the waves of the sea:
Luther-Bibel . 18 O dass du auf meine Gebote gemerkt hättest, so würde dein Friede sein wie ein Wasserstrom und deine Gerechtigkeit wie Meereswellen.

Tekstuitleg van Js 48,18 .

4. wajëhî (en hij was) < wë + qal imperf. 3de pers. enk. van het werkw. hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het N.T. (2450) . Tenach (784) . Pentateuch (181) . Js (11) : (1) Js 7,1 . (2) Js 9,18 . (3) Js 12,2 . (4) Js 22,7 . (5) Js 36,1 . (6) Js 37,1 . (7) Js 37,38 . (8) Js 38,4 . (9) Js 48,18 . (10) Js 48,19 . (11) Js 63,8 .

Js 48,19 - Js 48,19 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai egeneto an ôs è ammos to sperma sou kai ta ekgona tès koilias sou ôs o chous tès gès oude nun ou mè exolethreuthès oude apoleitai to onoma sou enôpion mou  19 et fuisset quasi harena semen tuum et stirps uteri tui ut lapilli eius non interisset et non fuisset adtritum nomen eius a facie mea     19 Ook zou uw zaad geweest zijn als het zand, en die uit uw ingewanden voortkomen als deszelfs steentjes; wiens naam niet zou worden afgehouwen, noch verdelgd van voor Mijn aangezicht.  [19] uw kinderen zouden als het zand geweest zijn en uw nakomelingen als de korrels ervan. Uw naam zal voor mijn ogen niet uitgewist of vernietigd worden.’   [19] Je nageslacht zou zijn als het zand, je nazaten ontelbaar als zandkorrels. Je naam zou nooit worden uitgewist, maar voor altijd bij mij voortleven.   19 dan was je zaad als het zand, als de korrels daarvan al wat uit je lijf voortkwam; niet werd weggemaaid, niet verdelgd jouw naam van voor mijn aanschijn!   19. Ta race serait comme le sable, et comme le grain, ceux qui sont issus de toi! Son nom ne serait pas retranché ni effacé devant moi.  

King James Bible . [19] Thy seed also had been as the sand, and the offspring of thy bowels like the gravel thereof; his name should not have been cut off nor destroyed from before me.
Luther-Bibel . 19 Deine Kinder würden zahlreich sein wie Sand und deine Nachkommen wie Sandkörner. Dein Name würde nicht ausgerottet und nicht vertilgt werden vor mir.

Tekstuitleg van Js 48,19 .

1. wajëhî (en hij was) < wë + qal imperf. 3de pers. enk. van het werkw. hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenach : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het N.T. : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het N.T. (2450) . Tenach (784) . Pentateuch (181) . Js (11) : (1) Js 7,1 . (2) Js 9,18 . (3) Js 12,2 . (4) Js 22,7 . (5) Js 36,1 . (6) Js 37,1 . (7) Js 37,38 . (8) Js 38,4 . (9) Js 48,18 . (10) Js 48,19 . (11) Js 63,8 .

Js 48,20 - Js 48,20 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20exelthe ek babulônos feugôn apo tôn chaldaiôn fônèn eufrosunès anaggeilate kai akouston genesthô touto apaggeilate eôs eschatou tès gès legete errusato kurios ton doulon autou iakôb  20 egredimini de Babylone fugite a Chaldeis in voce exultationis adnuntiate auditum facite hoc efferte illud usque ad extrema terrae dicite redemit Dominus servum suum Iacob     20 Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeeën, verkondigt met de stemme des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob verlost!   [20] Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën. Verkondig het met jubelende stem en laat het horen, draag het uit tot in de verste hoeken van de aarde, en zeg: ‘De heer heeft zijn dienstknecht* Jakob verlost.   [20] Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën! Verkondig dit met luid gejuich, laat het horen, laat weten tot aan de einden der aarde: ‘De HEER koopt zijn dienaar Jakob vrij!’   20 Trekt weg uit Babel, ontvlucht de Kasdiem met jubelende stem, meldt het, laat dit horen, brengt het uit tot aan de rand van de aarde; zegt: verlost heeft de ENE zijn dienaar Jakob!  20. Sortez de Babylone, fuyez de chez les Chaldéens, avec des cris de joie, annoncez, proclamez ceci, répandez-le jusqu'aux extrémités de la terre, dites : Yahvé a racheté son serviteur Jacob.  

King James Bible . [20] Go ye forth of Babylon, flee ye from the Chaldeans, with a voice of singing declare ye, tell this, utter it even to the end of the earth; say ye, The LORD hath redeemed his servant Jacob.
Luther-Bibel . 20 Geht heraus aus Babel, flieht von den Chaldäern! Mit fröhlichem Schall verkündigt dies und lasst es hören, tragt's hinaus bis an die Enden der Erde und sprecht: Der HERR hat seinen Knecht Jakob erlöst.

Tekstuitleg van Js 48,20 . Het vers Js 48,20 telt 18 (2 X 3²) woorden en 73 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Js 48,20 is 3320 (2³ X 5 X 83) .

Js 48,20.1. act. qal imperat. 2de pers. mann. mv. tsë´û (gaat uit) van het werkw. jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenach : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 70 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 81 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 7 - 1 . De Griekse vertaling van jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) is vaak een vorm van het werkw. exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in de LXX : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in het N.T. : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het N.T. (12) . Tenach (11) . Js (3) : (1) Js 48,20 . (2) Js 49,9 . (3) Js 52,11 .

Js 48,20.2. bâbhèl (Babel) . bâbhèl (Babel) . Taalgebruik in Tenach : bâbhèl (Babel) . Getalwaarde : beth = 2 , lamed = 13 of 40 ; totaal : 17 OF 44 (4 X 11) . Structuur : 2 - 2 - 4 . Tenach (208) . Pentateuch (2) . Js (8) : (1) Js 13,1 . (2) Js 13,19 . (3) Js 14,4 . (4) Js 21,9 . (5) Js 39,1 . (6) Js 39,6 . (7) Js 39,7 . (8) Js 47,1 .
- bâbhâlâh (naar Babel) . Tenach (27) . Js (1) : Js 43,14 .
- bëbâbhèl (in Babel) . Tenach (8) . Js (1) : Js 48,14 .
- lëbâbhèl (naar Babel) . Tenach (10) . Js (1) : Js 14,22 .
- mëbâbhèl (uit Babel) . Tenach (12) . Js (2) : (1) Js 39,3 . (2) Js 48,20 .

Js 48,20.12. qëtseh (uiterste, laatste) . Taalgebruik in Tenach : qëtseh (uiterste, laatste) . Getalwaarde : Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , tsade = 18 of 90 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 195 (3 X 5 X 13) . Structuur : 1 - 9 - 5 . Tenach (30) . Js (5) : (1) Js 2,7 . (2) Js 7,3 . (3) Js 48,20 . (4) Js 49,6 . (5)Js 62,11 .
- vr. mv. qëtsôth (uiteinden) van het zelfst. naamw. . Tenach (17) . Js (2) : (1) Js 40,28 . (2) Js 41,5 .
-- qëtsôth hâ´ârèts (uiteinden van de aarde) . Tenach (2) : (1) Js 40,28 . (2) Js 41,5 .
- miqëtsôth (van uiteinden) < voorzetsel min + vr. mv. qëtsôth (uiteinden) van het zelfst. naamw. . Tenach (4) : (1) 1 K 6,24 . (2) 1 K 12,13 . (3) 1 K 13,33 . (4) Js 41,9 .
-- miqëtsôth hâ´ârèts (van uiteinden van de aarde) . Tenach (1) : Js 41,9 .
- miqëtseh (van het einde) . Tenach (39) . Js (4) : (1) Js 5,26 . (2) Js 13,5 . (3) Js 42,10 . (4) Js 43,6 .
-- miqëtseh hâ´ârèts (vanaf het uiteinde van de aarde) . Tenach (9) : (1) Dt 13,8 . (2) Dt 28,49 . (3) Dt 28,64 . (4) Ps 61,3 . (5) Ps 135,7 . (6) Js 5,26 . (7) Js 42,10 . (8) Js 43,6 . (9) Jr 25,33 .

Js 48,20.13. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw . ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenach : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het N.T. : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het N.T. (248) . Tenach (851) . Pentateuch (316) . Js (58) . Js 1-39 (30) . Js 40-66 (18) : (1) Js 40,12 . (2) Js 40,21 . (3) Js 40,22 . (4) Js 40,28 . (5) Js 41,5 . (6) Js 41,9 . (7) Js 42,5 . (8) Js 42,10 . (9) Js 43,6 . (10) Js 44,24 . (11) Js 45,18 . (12) Js 48,20 . (13) Js 49,6 . (14) Js 51,6 . (15) Js 54,5 . (16) Js 54,9 . (17) Js 55,10 . (18) Js 62,11 .

Js 48,20.11. - 13. - `ad qëtseh hâ´ârèts (tot een uiteinde van de aarde) . Tenach (4) : (1) Ps 46,10 . (2) Js 48,20 . (3) Js 49,6 . (4) Jr 25,31 .
- miqëtseh hâ´ârèts (vanaf het uiteinde van de aarde) . Tenach (9) : (1) Dt 13,8 . (2) Dt 28,49 . (3) Dt 28,64 . (4) Ps 61,3 . (5) Ps 135,7 . (6) Js 5,26 . (7) Js 42,10 . (8) Js 43,6 . (9) Jr 25,33 .

Js 48,20.17. `bdw : act. qal perfect. 3de pers. mann. mv. `âbhëdû (zij dienden) OF act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. `ibhëdû (dient) OF zelfst. naamw. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. `abhëdô (zijn dienaar) . `èbhèd (dienaar, knecht) . Taalgebruik in Tenach : `èbhèd (dienaar) . Getalwaarde : ayin = 16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 . Totaal : = 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . `-b-d in Tenach (115) . Gr. pais (kind) . Taalgebruik in het N.T. : pais (kind) . Taalgebruik in de Septuaginta : pais (kind) . OF : Taalgebruik in het N.T. : doulos (dienaar) . doulos (dienaar) . Taalgebruik in de Septuaginta : doulos (dienaar) . Een vorm van doulos (dienaar) in de Septuaginta (383) , in het N.T. (124) . Een vorm van pais (kind) in de Septuaginta (470) , in het N.T. (24) . Tenach (65) . Js (3) : (1) Js 44,26 . (2) Js 48,20 . (3) Js 50,10 .

Js 48,20.18. ja`äqobh (Jakob) . Taalgebruik in Tenach : Ja`äqobh (Jakob) . Taalgebruik in Jesaja : Ja`äqobh (Jakob) . Getalwaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 of 182 (2 X 7 X 13 of 7 X 26) . Structuur : 1 - 7 - 1 - 2 . Tenach (252) . Js (37) . Js 1-39 (12) : (1) Js 2,3 . (2) Js 2,5 . (3) Js 2,6 . (4) Js 8,17 . (5) Js 10,20 . (6) Js 10,21 . (7) Js 14,1 . (8) Js 17,4 . (9) Js 27,6 . (10) Js 27,9 . (11) Js 29,22 . (12) Js 29,23 . Js 40-66 (25) : (1) Js 40,27 . (2) Js 41,8 . (3) Js 41,14 . (4) Js 41,21 . (5) Js 42,24 . (6) Js 43,1 . (7) Js 43,22 . (8) Js 43,28 . (9) Js 44,1 . (10) Js 44,2 . (11) Js 44,5 . (12) Js 44,21 . (13) Js 44,23 . (14) Js 45,4 . (15) Js 45,19 . (16) Js 46,3 . (17) Js 48,1 . (18) Js 48,12 . (19) Js 48,20 . (20) Js 49,5 . (21) Js 49,6 . (22) Js 49,26 . (23) Js 58,1 . (24) Js 58,14 . (25) Js 60,16 .

Js 48,20.17. - 18. `abhëdô ja`äqobh (zijn dienaar Jakob) . Tenach (1) Js 48,20 . De woorden `abhëdô (zijn dienaar) en ja`äqobh (Jakob) hebben 2 letters gemeenschappelijk : ajin (16 of 70) en beth (2) .

Js 48,21 - Js 48,21 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai ean dipsèsôsin di' erèmou axei autous udôr ek petras exaxei autois schisthèsetai petra kai ruèsetai udôr kai pietai o laos mou  21 non sitierunt in deserto cum educeret eos aquam de petra produxit eis et scidit petram et fluxerunt aquae     21 En: Zij hadden geen dorst, toen Hij hen leidde door de woeste plaatsen; Hij deed hun water uit den rotssteen vlieten; als Hij den rotssteen kliefde, zo vloeiden de wateren daarhenen.   [21] Hij* voerde hen door dorre streken, en zij leden geen dorst; water liet Hij voor hen uit een rots stromen. Hij kloofde de rots en water gutste eruit.’   [21] Hij voert zijn volk door de woestijn, ze zullen geen dorst lijden; hij laat water voor hen stromen uit de rots, hij klieft een rots en het water gutst eruit.   21 Geen dorst zullen zij lijden als zij gaan door dorre streken: water uit een rots zal hij voor hen laten stromen,– hij zal een rots klieven en wateren zullen vloeien;   21. Ils n'ont pas eu soif quand il les menait dans les déserts, il a fait couler pour eux l'eau du rocher, il a fendu le rocher et l'eau a jailli. 

King James Bible . [21] And they thirsted not when he led them through the deserts: he caused the waters to flow out of the rock for them: he clave the rock also, and the waters gushed out.
Luther-Bibel . 21 Sie litten keinen Durst, als er sie leitete in der Wüste. Er ließ ihnen Wasser aus dem Felsen fließen, er spaltete den Fels, dass Wasser herausrann.

Tekstuitleg van Js 48,21 .

Js 48,22 - Js 48,22 . De openbarende God - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 48 -- Js 48,1-22 -- Js 48,1 - Js 48,2 - Js 48,3 - Js 48,4 - Js 48,5 - Js 48,6 - Js 48,7 - Js 48,8 - Js 48,9 - Js 48,10 - Js 48,11 - Js 48,12 - Js 48,13 - Js 48,14 - Js 48,15 - Js 48,16 - Js 48,17 - Js 48,18 - Js 48,19 - Js 48,20 - Js 48,21 - Js 48,22 - 
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22ouk estin chairein tois asebesin legei kurios 22 non est pax dicit Dominus impiis     22 Maar de goddelozen hebben geen vrede, zegt de HEERE.   [22] ‘Voor slechte mensen is er geen vrede,’ zegt de heer.   [22] Goddelozen zullen geen vrede kennen – zegt de HEER.  22 geen vrede meer, heeft de ENE gezegd, voor die boosdoeners!   22. Point de bonheur, dit Yahvé, pour les méchants. 

King James Bible . [22] There is no peace, saith the LORD, unto the wicked.
Luther-Bibel . 22 Aber die Gottlosen, spricht der HERR, haben keinen Frieden.

Tekstuitleg van Js 48,22 .


SEPTUAGINTA

48 1akousate tauta oikos iakôb oi keklèmenoi tô onomati israèl kai oi ex iouda exelthontes oi omnuontes tô onomati kuriou theou israèl mimnèskomenoi ou meta alètheias oude meta dikaiosunès2kai antechomenoi tô onomati tès poleôs tès agias kai epi tô theô tou israèl antistèrizomenoi kurios sabaôth onoma autô3ta protera eti anèggeila kai ek tou stomatos mou exèlthen kai akouston egeneto exapina epoièsa kai epèlthen4ginôskô egô oti sklèros ei kai neuron sidèroun o trachèlos sou kai to metôpon sou chalkoun5kai anèggeila soi palai prin elthein epi se akouston soi epoièsa mè eipès oti ta eidôla mou epoièsan kai mè eipès oti ta glupta kai ta chôneuta eneteilato moi6èkousate panta kai umeis ouk egnôte alla kai akousta soi epoièsa ta kaina apo tou nun a mellei ginesthai kai ouk eipas7nun ginetai kai ou palai kai ou proterais èmerais èkousas auta mè eipès oti nai ginôskô auta8oute egnôs oute èpistô oute ap' archès ènoixa sou ta ôta egnôn gar oti athetôn athetèseis kai anomos eti ek koilias klèthèsè9eneken tou emou onomatos deixô soi ton thumon mou kai ta endoxa mou epaxô epi soi ina mè exolethreusô se10idou pepraka se ouch eneken arguriou exeilamèn de se ek kaminou ptôcheias11eneken emou poièsô soi oti to emon onoma bebèloutai kai tèn doxan mou eterô ou dôsô12akoue mou iakôb kai israèl on egô kalô egô eimi prôtos kai egô eimi eis ton aiôna13kai è cheir mou ethemeliôsen tèn gèn kai è dexia mou estereôsen ton ouranon kalesô autous kai stèsontai ama14kai sunachthèsontai pantes kai akousontai tis autois anèggeilen tauta agapôn se epoièsa to thelèma sou epi babulôna tou arai sperma chaldaiôn15egô elalèsa egô ekalesa ègagon auton kai euodôsa tèn odon autou16prosagagete pros me kai akousate tauta ouk ap' archès en krufè elalèsa oude en topô gès skoteinô ènika egeneto ekei èmèn kai nun kurios apestalken me kai to pneuma autou17outôs legei kurios o rusamenos se o agios israèl egô eimi o theos sou dedeicha soi tou eurein se tèn odon en è poreusè en autè18kai ei èkousas tôn entolôn mou egeneto an ôsei potamos è eirènè sou kai è dikaiosunè sou ôs kuma thalassès19kai egeneto an ôs è ammos to sperma sou kai ta ekgona tès koilias sou ôs o chous tès gès oude nun ou mè exolethreuthès oude apoleitai to onoma sou enôpion mou20exelthe ek babulônos feugôn apo tôn chaldaiôn fônèn eufrosunès anaggeilate kai akouston genesthô touto apaggeilate eôs eschatou tès gès legete errusato kurios ton doulon autou iakôb21kai ean dipsèsôsin di' erèmou axei autous udôr ek petras exaxei autois schisthèsetai petra kai ruèsetai udôr kai pietai o laos mou22ouk estin chairein tois asebesin legei kurios


VULGAAT

48. 1 audite hoc domus Iacob qui vocamini nomine Israhel et de aquis Iuda existis qui iuratis in nomine Domini et Dei Israhel recordamini non in veritate neque in iustitia 2 de civitate enim sancta vocati sunt et super Deum Israhel constabiliti sunt Dominus exercituum nomen eius 3 priora ex tunc adnuntiavi et ex ore meo exierunt et audita feci ea repente operatus sum et venerunt 4 scivi enim quia durus es tu et nervus ferreus cervix tua et frons tua aerea 5 praedixi tibi ex tunc antequam venirent indicavi tibi ne forte diceres idola mea fecerunt haec et sculptilia mea et conflatilia mandaverunt ista 6 quae audisti vide omnia vos autem non adnuntiastis audita feci tibi nova ex nunc et conservata quae nescis 7 nunc creata sunt et non ex tunc et ante diem et non audisti ea ne forte dicas ecce cognovi ea 8 neque audisti neque cognovisti neque ex tunc aperta est auris tua scio enim quia praevaricans praevaricabis et transgressorem ex ventre vocavi te 9 propter nomen meum longe faciam furorem meum et laude mea infrenabo te ne intereas 10 ecce excoxi te sed non quasi argentum elegi te in camino paupertatis 11 propter me propter me faciam ut non blasphemer et gloriam meam alteri non dabo 12 audi me Iacob et Israhel quem ego voco ego ipse ego primus et ego novissimus 13 manus quoque mea fundavit terram et dextera mea mensa est caelos ego vocabo eos et stabunt simul 14 congregamini omnes vos et audite quis de eis adnuntiavit haec Dominus dilexit eum faciet voluntatem suam in Babylone et brachium suum in Chaldeis 15 ego ego locutus sum et vocavi eum adduxi eum et directa est via eius 16 accedite ad me et audite hoc non a principio in abscondito locutus sum ex tempore antequam fieret ibi eram et nunc Dominus Deus misit me et spiritus eius 17 haec dicit Dominus redemptor tuus Sanctus Israhel ego Dominus Deus tuus docens te utilia gubernans te in via qua ambulas 18 utinam adtendisses mandata mea facta fuisset sicut flumen pax tua et iustitia tua sicut gurgites maris 19 et fuisset quasi harena semen tuum et stirps uteri tui ut lapilli eius non interisset et non fuisset adtritum nomen eius a facie mea 20 egredimini de Babylone fugite a Chaldeis in voce exultationis adnuntiate auditum facite hoc efferte illud usque ad extrema terrae dicite redemit Dominus servum suum Iacob 21 non sitierunt in deserto cum educeret eos aquam de petra produxit eis et scidit petram et fluxerunt aquae 22 non est pax dicit Dominus impiis