JESAJA 50 - Js 50 -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50 -- Js 50,4-7 -- Js 50,5-9a -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html

Overzicht van Jesaja : - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Uitleg vers per vers : - Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,


Js 50,1 - Js 50,1 . Straf en verlossing - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1outôs legei kurios poion to biblion tou apostasiou tès mètros umôn ô exapesteila autèn è tini upochreô pepraka umas idou tais amartiais umôn eprathète kai tais anomiais umôn exapesteila tèn mètera umôn  1 haec dicit Dominus quis est hic liber repudii matris vestrae quo dimisi eam aut quis est creditor meus cui vendidi vos ecce in iniquitatibus vestris venditi estis et in sceleribus vestris dimisi matrem vestram    1 Alzo zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik u verkocht heb? Ziet, om uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen is uw moeder weggezonden.   [1] Zo* spreekt de heer: ‘Waar is de scheidingsbrief van uw moeder, waarmee Ik haar heb weggestuurd? Of aan wie van mijn schuldeisers heb Ik u verkocht? Zie, vanwege uw misdaden heeft men u verkocht, en omwille van uw opstandigheid werd uw moeder weggestuurd.  [1] Dit zegt de HEER: Waar is de scheidingsbrief waarmee ik jullie moeder heb weggestuurd? Of waar is de schuldeiser aan wie ik jullie heb verkocht? Nee, vanwege jullie zonden zijn jullie verkocht, vanwege je wandaden is je moeder weggestuurd.   1 ¶ Zo heeft gezegd de ENE: waar is de akte van scheiding waarmee ik jullie moeder heenzond, of wie is die schuldeiser van mij aan wie ik jullie heb verkocht?– zie maar, om uw ongerechtigheden zijt ge verkocht, om uw overschrijdingen is uw moeder heengezonden!  1. Ainsi parle Yahvé : Où est la lettre de divorce de votre mère par laquelle je l'ai répudiée ? Ou encore : Auquel de mes créanciers vous ai-je vendus ? Oui, c'est pour vos fautes que vous avez été vendus, c'est pour vos crimes que j'ai répudié votre mère.

King James Bible . [1] Thus saith the LORD, Where is the bill of your mother's divorcement, whom I have put away? or which of my creditors is it to whom I have sold you? Behold, for your iniquities have ye sold yourselves, and for your transgressions is your mother put away.
Luther-Bibel . 50 1 So spricht der HERR: Wo ist der Scheidebrief eurer Mutter, mit dem ich sie entlassen hätte? Oder wer ist mein Gläubiger, dem ich euch verkauft hätte? Siehe, ihr seid um eurer Sünden willen verkauft, und eure Mutter ist um eurer Abtrünnigkeit willen entlassen.

Tekstuitleg van Js 50,1 . Dit vers Js 50,1 telt 23 woorden en 90 (2 X 3 X 3 X 5) letters . De getalwaarde van dit vers Js 50,1 is 7552 (2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 2 X 59) .

1. - 3. koh ´âmar JHWH (zo zegt / zei JHWH) . Tenach (247) . Js 40-66 (16) : (1) Js 43,1 . (2) Js 43,14 . (3) Js 43,16 . (4) Js 44,2 . (5) Js 44,6 . (6) Js 44,24 . (7) Js 45,1 . (8) Js 45,11 . (9) Js 45,14 . (10) Js 48,17 . (11) Js 49,7 . (12) Js 49,8 . (13) Js 50,1 . (14) Js 56,1 . (15) Js 65,8 . (16) Js 66,1 .

zèh sephèr (dit is het boek) . In twee verzen in de bijbel : (1) Gn 5,1 (ontstaansgeschiedenis van Adam) . (2) Js 50,1 (scheidingsbrief) .

18. hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) .
- hen (zie) . Tenach (106) . Js (25) : (1) Js 23,13 . (2) Js 32,1 . (3) Js 33,7 . (4) Js 40,15 . (5) Js 41,11 . (6) Js 41,24 . (7) Js 41,29 . (8) Js 42,1 . (9) Js 44,11 . (10) Js 49,16 . (11) Js 49,21 . (12) Js 50,1 . (13) Js 50,2 . (14) Js 50,9 . (15) Js 50,11 . (16) Js 54,15 . (17) Js 54,16 . (18) Js 55,4 . (19) Js 55,5 . (20) Js 56,3 . (21) Js 58,3 . (22) Js 58,4 . (23) Js 59,1 . (24) Js 64,4 . (25) Js 64,8 .
- hinneh (zie) . Tenach (495) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .
- hinënî (zie ik) . Tenach (177) . Js (14) : (1) Js 6,8 . (2) Js 13,17 . (3) Js 28,16 . (4) Js 29,14 . (5) Js 37,7 . (6) Js 38,5 . (7) Js 38,8 . (8) Js 43,19 . (9) Js 52,6 . (10) Js 58,9 . (11) Js 65,1 . (12) Js 65,17 . (13) Js 65,18 . (14) Js 66,12 .

Js 50,2 - Js 50,2 . Straf en verlossing - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2 ti oti èlthon kai ouk èn anthrôpos ekalesa kai ouk èn o upakouôn mè ouk ischuei è cheir mou tou rusasthai è ouk ischuô tou exelesthai idou tè apeilè mou exerèmôsô tèn thalassan kai thèsô potamous erèmous kai xèranthèsontai oi ichthues autôn apo tou mè einai udôr kai apothanountai en dipsei  2 quia veni et non erat vir vocavi et non erat qui audiret numquid adbreviata et parvula facta est manus mea ut non possim redimere aut non est in me virtus ad liberandum ecce in increpatione mea desertum faciam mare ponam flumina in siccum conputrescent pisces sine aqua et morientur in siti     2 Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.  [2] Waarom was er niemand toen Ik kwam? Waarom kwam er geen antwoord toen Ik riep? Schiet mijn hand soms tekort om u vrij te maken, of heb Ik geen kracht om u te redden? Zie, door mijn dreigend woord leg Ik de zee droog, en Ik maak van rivieren een woestijn; de vissen zullen er verrotten omdat er geen water is, zij zullen sterven van dorst.  [2] Waarom was er niemand toen ik kwam? Waarom antwoordde niemand toen ik riep? Zou mijn arm te kort zijn om te bevrijden? Ontbreekt het mij aan kracht om te redden? Alleen al door te dreigen laat ik de zee droogvallen en vorm ik rivieren om tot woestijn, waarin de vis stinkt door gebrek aan water en van dorst sterft.   2 Waarom kwam ik en was er niemand, riep ik en gaf niemand antwoord?– is mijn hand soms kort, te kort om los te kopen, of is er in mij geen kracht om te redden? Zie, door mijn dreigen leg ik een zee droog, maak ik van rivieren een woestijn, gaat hun vis stinken, zo zonder water, gestorven van dorst.  2. Pourquoi suis-je venu sans qu'il y ait personne ? Pourquoi ai-je appelé sans que nul ne réponde ? Serait-ce que ma main est trop courte pour racheter, que je n'ai pas la force de délivrer ? Voici : par ma menace je dessèche la mer, je change les fleuves en désert. Les poissons s'y corrompent faute d'eau, ils meurent de soif.  

King James Bible . [2] Wherfore, when I came, was there no man? when I called, was there none to answer? Is my hand shortened at all, that it cannot redeem? or have I no power to deliver? behold, at my rebuke I dry up the sea, I make the rivers a wilderness: their fish stinketh, because there is no water, and dieth for thirst.
Luther-Bibel . 2 Warum kam ich und niemand war da? Warum rief ich und niemand antwortete? Ist mein Arm nun so kurz geworden, dass er nicht mehr erlösen kann? Oder ist bei mir keine Kraft mehr, zu erretten? Siehe, mit meinem Schelten mache ich das Meer trocken und die Wasserströme zur Wüste, dass ihre Fische vor Mangel an Wasser stinken und vor Durst sterben.

Tekstuitleg van Js 50,2 .

5. act. qal perf. 1ste pers. enk. qârâ´thî (ik riep) van het werkw. qârâ´ (roepen, heten) . Taalgebruik in Tenach : qârâ´ (roepen, heten) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 ; totaal : 40 (2³ X 5) of 301 . Structuur : 1 - 2 - 1 . Gr. kaleô (roepen, noemen) . Taalgebruik in het N.T. : kaleô (roepen) . Taalgebruik in de Septuaginta : kaleô (roepen) . E. to call . Lat. vocare (vox = stem) . Fr. appeler (Lat. appellare - pellere : pousser , dringen ; aandringen , oproepen) . Ned. roepen . D. rufen . Een vorm van kaleô (roepen, noemen) in de LXX (512) , in het N.T. (148) . Tenach (25) . Js (6) : (1) Js 13,3 . (2) Js 30,7 . (3) Js 43,1 . (4) Js 50,2 . (5) Js 65,12 . (6) Js 66,4 .

17. hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) .
- hen (zie) . Tenach (106) . Js (25) : (1) Js 23,13 . (2) Js 32,1 . (3) Js 33,7 . (4) Js 40,15 . (5) Js 41,11 . (6) Js 41,24 . (7) Js 41,29 . (8) Js 42,1 . (9) Js 44,11 . (10) Js 49,16 . (11) Js 49,21 . (12) Js 50,1 . (13) Js 50,2 . (14) Js 50,9 . (15) Js 50,11 . (16) Js 54,15 . (17) Js 54,16 . (18) Js 55,4 . (19) Js 55,5 . (20) Js 56,3 . (21) Js 58,3 . (22) Js 58,4 . (23) Js 59,1 . (24) Js 64,4 . (25) Js 64,8 .
- hinneh (zie) . Tenach (495) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .
- hinënî (zie ik) . Tenach (177) . Js (14) : (1) Js 6,8 . (2) Js 13,17 . (3) Js 28,16 . (4) Js 29,14 . (5) Js 37,7 . (6) Js 38,5 . (7) Js 38,8 . (8) Js 43,19 . (9) Js 52,6 . (10) Js 58,9 . (11) Js 65,1 . (12) Js 65,17 . (13) Js 65,18 . (14) Js 66,12 .

Js 50,3 - Js 50,3 . Straf en verlossing - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3 kai endusô ton ouranon skotos kai thèsô ôs sakkon to peribolaion autou  3 induam caelos tenebris et saccum ponam operimentum eorum    3 Ik bekleed den hemel met zwartheid, en stel een zak tot zijn deksel.   [3] Ik hul de hemelen in zwarte* duisternis en bedek ze met een rouwgewaad.’   [3] Ik kan de hemel in duisternis hullen en hem bekleden met een rouwgewaad.   3 Ik kleed de hemelen in het zwart,– een rouwzak geef ik hun als bedekking! ••  3. Je revêts les cieux de noirceur, je leur mets un sac comme vêtement.  

King James Bible . [3] I clothe the heavens with blackness, and I make sackcloth their covering.
Luther-Bibel . 3 Ich kleide den Himmel mit Dunkel und hülle ihn in Trauer. Der Knecht Gottes im Leiden

Tekstuitleg van Js 50,3 .

Liturgische lezing van Palmzondag C : Js 50,4-7 (Js 50,4-7 ) :
God de Heer heeft mij de gave van het woord geschonken: ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken. Elke morgen spreekt Hij zijn woord, elke morgen richt Hij het woord tot mij en ik luister met volle overgave. God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen: Daarom zal ik niet beschaamd staan en zal ik geen spier vertrekken. Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.

Js 50,4 - Js 50,4 . Straf en verlossing - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4 kurios didôsin moi glôssan paideias tou gnônai en kairô ènika dei eipein logon ethèken moi prôi prosethèken moi ôtion akouein  4 Dominus dedit mihi linguam eruditam ut sciam sustentare eum qui lassus est verbo erigit mane mane erigit mihi aurem ut audiam quasi magistrum   ´ädonâj JHWH nâthan lî lësjôn limmûdîm jâ`îr lî ´ozèn lisjëmo`a kalimmûdîm 4 De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden.   [4] De* Heer god heeft mij als een leerling leren spreken, om uitgeputte mensen te kunnen bijstaan. Met een woord wekt Hij mij in de ochtend, in de ochtend wekt Hij mijn oor om als een leerling toe te horen.  [4] God, de HEER, gaf mij een vaardige tong, waarmee ik de moedeloze kan opbeuren. Elke ochtend wekt hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen.   4 ¶ Mijn Heer, de ENE, heeft mij een tong gegeven zoals leerlingen hebben, opdat ik wie afgemat is weet te antwoorden met een woord; hij wekt mij morgen aan morgen, hij wekt mij het oor opdat ik hoor zoals de leerlingen doen.   4. Le Seigneur Yahvé m'a donné une langue de disciple pour que je sache apporter à l'épuisé une parole de réconfort. Il éveille chaque matin, il éveille mon oreille pour que j'écoute comme un disciple.  

King James Bible . [4] The Lord GOD hath given me the tongue of the learned, that I should know how to speak a word in season to him that is weary: he wakeneth morning by morning, he wakeneth mine ear to hear as the learned.
Luther-Bibel .4 Gott der HERR hat mir eine Zunge gegeben, wie sie Jünger haben, dass ich wisse, mit den Müden zu rechter Zeit zu reden. Alle Morgen weckt er mir das Ohr, dass ich höre, wie Jünger hören.

Tekstuitleg van Js 50,4 .

- Js 50,4a : ´ädonâj JHWH nâthan lî lësjôn limmûdîm (Heer JHWH gaf mij een tong van leerlingen) // Js 50,4b : jâ`îr lî ´ozèn lisjëmo`a kalimmûdîm (hij wekte mijn gehoor om te horen) (// Js 50,5a : ´ädonâj JHWH pâthach lî ´ozèn (Heer JHWH opende mij het oor) // Js 50,7a : ´ädonâj JHWH ja`¨azâr lî (Heer JHWH zal mij helpen) .
- 5 woorden (4-8) beginnen met l .
- `âwar (waken, wekken, ontwaken) .
--- jâ`îr (hij wekt) . In 6 verzen in de bijbel.

Liturgische lezing van de 24ste (vierentwintigste) zondag door het b-jaar . Js 50,5-9a (Js 50,5-9a) :
God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen: daarom zal ik niet beschaamd staan. Hij die mij vrij zal spreken is nabij. Wie is mijn tegenstander? Laten we samen voor de rechter treden! Wie is mijn tegenpartij? Laat hij tegenover mij komen staan! God de Heer zal mij helpen: wie zal mij schuldig verklaren?

Js 50,5 - Js 50,5 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5 kai hè paideia kuriou anoigei mou ta ôta egô de ouk apeithô oude antilegô 5 Dominus Deus aperuit mihi aurem ego autem non contradico retrorsum non abii   ´ädonâj JHWH pâthach lî ´ozèn   5 De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts.   [5] De Heer god heeft mijn oor geopend, en ik heb mij niet verweerd, ik ben niet teruggedeinsd.   [5] God, de HEER, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd. 5 Mijn Heer, de ENE, heeft mij het oor geopend en ik, ik heb mij niet verweerd,– ik ben niet achteruitgedeinsd.  5. Le Seigneur Yahvé m'a ouvert l'oreille, et moi je n'ai pas résisté, je ne me suis pas dérobé. 

King James Bible . [5] The Lord GOD hath opened mine ear, and I was not rebellious, neither turned away back.
Luther-Bibel . 5 Gott der HERR hat mir das Ohr geöffnet. Und ich bin nicht ungehorsam und weiche nicht zurück.

Tekstuitleg van Js 50,5 .

3. pâthach (openen) . Taalgebruik in Tenach : pâthach (openen) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , thaw = 22 of 400 , chet = 8 ; totaal : 47 OF 488 (8 X 61) . Structuur : 8 - 4 - 8 . Gr. anoigô (openen) . Taalgebruik in de LXX : anoigô (openen) . Taalgebruik in het N.T. : anoigô (openen) . Lat. aperire . Fr. ouvrir . D. öffnen . E. to open . Een vorm van anoigô (openen) komt in de LXX (182) , in het N.T. (78) voor . p-th-ch . Tenach (133) . Pentateuch (58) . Js (4) . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. pâthach (hij opende) : (1) Js 14,17 . (2) Js 50,5 . (2) act. qal part. mann. enk. potheach (openende) : Js 22,22 . (3) actief piël inf. stat. constr. paththeach (te openen) : Js 58,6 .

- mârâh (weerspannig zijn) . Verwijzing : mârâh (weerspannig zijn) , zie Js 50,5 .
--- waththamërû (je bent weerspannig). In 4 verzen in de bijbel.
- swg (wijken) . Verwijzing : swg (wijken) , zie Js 50,5 .
--- nësûgothî . Nifal perfectum . Hapax in de bijbel. Het werkwoord wordt versterkt door het woord ´âchôr (achteruit) . Vertaald in de LXX door antilegô (ik spreek tegen). Vulgaat vertaalt in contradico : ik spreek tegen. Eveneens hapax. Eveneens hapax in de bijbel: Joh 19,12 : pas ho basilea heauton poiûn antlilegei tî Kaisarôi (al wie zichzelf tot koning maakt, spreekt tegen de keizer).

Js 50,6 - Js 50,6 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6 ton nôton mou dedôka eis mastigas tas de siagonas mou eis rapismata to de prosôpon mou ouk apestrepsa apo aischunès emptusmatôn  6 corpus meum dedi percutientibus et genas meas vellentibus faciem meam non averti ab increpantibus et conspuentibus  pânaj l´o histharëthî mikhëlimmôth wâroq   6 Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel.  [6] Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing.  [6] Ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn folteraars, wie mij de baard uittrokken, bood ik mijn wangen aan. Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden.  6 Mijn rug gaf ik prijs aan wie sloegen, mijn kaken aan wie mijn baard uitrukten,– mijn gelaat heb ik niet verborgen voor beschimping en bespuwing.  6. J'ai tendu le dos à ceux qui me frappaient, et les joues à ceux qui m'arrachaient la barbe; je n'ai pas soustrait ma face aux outrages et aux crachats. 

King James Bible . [6] I gave my back to the smiters, and my cheeks to them that plucked off the hair: I hid not my face from shame and spitting.
Luther-Bibel . 6 Ich bot meinen Rücken dar denen, die mich schlugen, und meine Wangen denen, die mich rauften. Mein Angesicht verbarg ich nicht vor Schmach und Speichel.

Tekstuitleg van Js 50,6 .

- këlimmâh (schande, smaad, spot, schaamte) . Verwijzing : khâlam ( zich schamen, versmaden, beschaamd maken), zie Ps 35,4 .

- emptuô (spuwen op of in : in iemands gelaat spuwen, uitspuwen) . Verwijzing : emptuô (spuwen op of in : in iemands gelaat spuwen, uitspuwen , zie Js 50,6 .
- emptuein . Infinitief. In 1 vers in de bijbel : Mc 14,65 .
- emptusousin (zij zullen bespuwen) . In 1 vers in de bijbel : Mc 10,34 .
- emptusantes . Participium aorist. In 1 vers in de bijbel : Mt 27,30 . emptusantes eis auton (naar hem gespuwd) .
- eneptusan (zij bespuwden) . In 1 vers in de bijbel : Mt 26,67 . Tote eneptusan eis to prosôpon autou : Toen spuwden ze naar zijn aangezicht . Deze zin grijpt terug naar Js 50,6 : to de prosôpon mou ouk apestrepsa apo aischunès emptusmatôn : mijn aangezicht echter heb ik niet afgewend van de schande van bespuwingen.
- emptusthèsetai (hij zal bespuwd worden) . In 1 vers in de bijbel : Lc 18,32 .
- sâthar (afwenden) . Verwijzing : sâthar (afwenden) , zie Js 50,6 .
--- histharëthî : hifil aorist eerste persoon enkelvoud . In 3 verzen in de bijbel : (1) Js 50,6 (Ik heb mijn gelaat niet afgewend van schaamte en ... ) . (2) Js 54,8 . (3) Jr 33,5 .
- raq (speeksel) ; râqaq (spuwen) .

Js 50,7 - Js 50,7 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7 kai kurios boèthos mou egenèthè dia touto ouk enetrapèn alla ethèka to prosôpon mou ôs sterean petran kai egnôn oti ou mè aischunthô  7 Dominus Deus auxiliator meus ideo non sum confusus ideo posui faciem meam ut petram durissimam et scio quoniam non confundar  ´ädonâj JHWH ja`¨azâr lî   7 Want de Heere HEERE helpt Mij, daarom word Ik niet te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen, want Ik weet, dat Ik niet zal beschaamd worden.  [7] De Heer god staat mij bij, daarom kom ik niet bedrogen uit; daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen, omdat ik weet dat ik niet beschaamd zal worden.   [7] God, de HEER, zal mij helpen, daarom word ik niet gekwetst en is mijn gezicht zo onbewogen als een rots, want ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.   7 Maar mijn Heer, de ENE, helpt mij, daarom voel ik mij niet beschimpt,– daarom heb ik mijn gelaat kiezelhard laten zijn, wetend dat ik niet word beschaamd.  7. Le Seigneur Yahvé va me venir en aide, c'est pourquoi je ne me suis pas laissé abattre, c'est pourquoi j'ai rendu mon visage dur comme la pierre, et je sais que je ne serai pas confondu.  

King James Bible . [7] For the Lord GOD will help me; therefore shall I not be confounded: therefore have I set my face like a flint, and I know that I shall not be ashamed.
Luther-Bibel . 7 Aber Gott der HERR hilft mir, darum werde ich nicht zuschanden. Darum hab ich mein Angesicht hart gemacht wie einen Kieselstein; denn ich weiß, dass ich nicht zuschanden werde.

Tekstuitleg van Js 50,7 .

Js 50,8 - Js 50,8 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8 oti eggizei o dikaiôsas me tis o krinomenos moi antistètô moi ama kai tis o krinomenos moi eggisatô moi  8 iuxta est qui iustificat me quis contradicet mihi stemus simul quis est adversarius meus accedat ad me    8 Hij is nabij, Die Mij rechtvaardigt, wie zal met Mij twisten? Laat ons te zamen staan; wie heeft een rechtzaak tegen Mij? hij kome herwaarts tot Mij.   [8] Hij die mij vrijspreekt is dichtbij; wie spant een rechtszaak tegen mij aan? Laat ons een proces beginnen! Wie is mijn tegenpartij? Laat hij naar voren treden!  [8] Hij die mij recht verschaft is nabij. Wie durft tegen mij een geding aan te spannen? Laten we samen voor het gerecht verschijnen. Wie is mijn tegenstander in deze zaak? Laat hij mij tegemoet treden.  8 Nabij is hij die mij vrijspreekt, wie gaat het geding met mij aan?– we gaan er samen aanstaan; wie is partij in mijn rechtszaak?– laat hij op mij toetreden!   8. Il est proche, celui qui me justifie. Qui va plaider contre moi ? Comparaissons ensemble! Qui est mon adversaire ? Qu'il s'approche de moi!  

King James Bible . [8] He is near that justifieth me; who will contend with me? let us stand together: who is mine adversary? let him come near to me.
Luther-Bibel . 8 Er ist nahe, der mich gerecht spricht; wer will mit mir rechten? Lasst uns zusammen vortreten! Wer will mein Recht anfechten? Der komme her zu mir!

Tekstuitleg van Js 50,8 .

1. qârôbh (nabij, dichtbij) . Bijvoegl. naamw. . Zie het werkw. qârabh (naderen, nabij zijn) . Taalgebruik in Tenakh : qârabh (naderen, nabij zijn) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Tenakh (31) . Pentateuch (6) . Eerdere Profeten (2) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Prof. (6) . Geschriften (9) . Js (4) : (1) Js 13,6 . (2) Js 50,8 . (3) Js 51,5 . (4) Js 55,6 .

9. ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Taalgebruik in Tenach : ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Getalwaarde : beth = 2 , ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 102 (2 X 3 X 17) . Structuur : 2 - 7 - 3 . Tenach (58) . Pentateuch (19) . Js (2) : (1) Js 41,15 . (2) Js 50,8 .
- mann. mv. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. bë`âlâ(j)w (zijn meesters) . Tenach (10) : (1) Ex 21,29 . (2) Ex 21,36 . (3) Ex 22,10 . (4) Ex 22,13 . (5) Ex 22,14 . (6) Js 1,3 . (7) Spr 1,19 . (8) Spr 16,22 . (9) Spr 17,8 . (10) Pr 8,8 .

Js 50,9 - Js 50,9 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9 idou kurios boèthei moi tis kakôsei me idou pantes umeis ôs imation palaiôthèsesthe kai ôs sès katafagetai umas  9 ecce Dominus Deus auxiliator meus quis est qui condemnet me ecce omnes quasi vestimentum conterentur tinea comedet eos     9 Ziet, de Heere HEERE helpt Mij, wie is het, die Mij zal verdoemen? Ziet, zij zullen altemaal als een kleed verouden, de mot zal hen eten.   [9] Zie, de Heer god staat mij bij; wie veroordeelt mij dan nog? Zie, zij zullen allen in flarden uiteenvallen, als een kleed dat door de motten is stukgevreten.  [9] God, de HEER, zal mij helpen – wie zal mij dan veroordelen? Mijn belagers vallen uiteen als een kledingstuk, als een gewaad dat ten prooi is aan de motten.  9 Zie, mijn Heer, de ENE, helpt mij, wie zal mij schuldig verklaren?– zie, zij allen zullen vergaan als een gewaad, de mot zal hen wegvreten.  9. Voici que le Seigneur Yahvé va me venir en aide, quel est celui qui me condamnerait ? Les voici tous qui s'effritent comme un vêtement, rongés par la teigne.  

King James Bible . [9] Behold, the Lord GOD will help me; who is he that shall condemn me? lo, they all shall wax old as a garment; the moth shall eat them up.
Luther-Bibel . 9 Siehe, Gott der HERR hilft mir; wer will mich verdammen? Siehe, sie alle werden wie Kleider zerfallen, die die Motten fressen.

Tekstuitleg van Js 50,9 .

Js 50,9.1. hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) .
- hen (zie) . Tenach (106) . Js (25) : (1) Js 23,13 . (2) Js 32,1 . (3) Js 33,7 . (4) Js 40,15 . (5) Js 41,11 . (6) Js 41,24 . (7) Js 41,29 . (8) Js 42,1 . (9) Js 44,11 . (10) Js 49,16 . (11) Js 49,21 . (12) Js 50,1 . (13) Js 50,2 . (14) Js 50,9 . (15) Js 50,11 . (16) Js 54,15 . (17) Js 54,16 . (18) Js 55,4 . (19) Js 55,5 . (20) Js 56,3 . (21) Js 58,3 . (22) Js 58,4 . (23) Js 59,1 . (24) Js 64,4 . (25) Js 64,8 .
- hinneh (zie) . Tenach (495) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .
- hinënî (zie ik) . Tenach (177) . Js (14) : (1) Js 6,8 . (2) Js 13,17 . (3) Js 28,16 . (4) Js 29,14 . (5) Js 37,7 . (6) Js 38,5 . (7) Js 38,8 . (8) Js 43,19 . (9) Js 52,6 . (10) Js 58,9 . (11) Js 65,1 . (12) Js 65,17 . (13) Js 65,18 . (14) Js 66,12 .

Js 50,9.13. עָשׁ = `âsj (mot) . Taalgebruik in Tenakh : `âsj (mot) . De getalwaarde van `âsj (mot) : ajin = 16 of 70 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 37 OF 370 (10 X 37) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Een vorm van עָשׁ = `âsj (mot) in Tenakh (7) : (1) Js 50,9 . (2) Js 51,8 . (3) Hos 5,12 . (4) Ps 39,12 . (5) Job 4,19 . (6) Job 13,28 . (7) Job 27,18 .
- Grieks . nom. mann. enk. σης = sès (mot) . Taalgebruik in de Bijbel : sès (mot) . Bijbel (8) . OT (5) : (1) Js 33,1 . (2) ) Js 50,9 . (3) Mi 7,4 . (4) Spr 14,30 . (5) Sir 42,13 . NT (3) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . (3) Lc 12,33 . Een vorm van σης = sès (mot) in de Bijbel (10) , in het NT (3) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . (3) Lc 12,33 . Een Hebreeuws woord dat sterk op het Griekse gelijkt is : סָס = sâs (mot, worm, houtworm) . Taalgebruik in Tenakh : sâs (mot) . Getalwaarde : samekh = 15 of 60 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 120 (2³ X 3 X 5) . Structuur : 6 - 6 . De som van de elementen is telkens 3 . Hapax ( Js 51,8) . Aramees : סָס OF סָסָא (sâs of sâsâ´) . In het vers Js 51,8 lopen עָשׁ = `âsj (mot) en סָס = sâs (mot, worm, houtworm) parallel . Tegenover de aardse vergankelijkheid staat de eeuwige gerechtigheid en redding .
- Latijn . tinea (mot) . Bijbel (12) . Zie een Hebreeuwse vorm van עָשׁ = `âsj (mot) in Tenakh (7) : (1) Js 50,9 . (2) Js 51,8 . (3) Hos 5,12 . (4) Ps 39,12 . (5) Job 4,19 . (6) Job 13,28 . (7) Job 27,18 . + (1) Js 14,11 . (2) Sir 42,13 . (3) Bar 6,11 . Niet in Ps 39,12 . EN het Griekse σης = sès (mot) : NT (3) : (1) Mt 6,19 . (2) Mt 6,20 . (3) Lc 12,33 . Fr. la teigne of mite . E. moth . D. Mot . Arabisch :

Js 50,10 - Js 50,10 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 tis en umin o foboumenos ton kurion akousatô tès fônès tou paidos autou oi poreuomenoi en skotei ouk estin autois fôs pepoithate epi tô onomati kuriou kai antistèrisasthe epi tô theô  10 quis ex vobis timens Dominum audiens vocem servi sui qui ambulavit in tenebris et non est lumen ei speret in nomine Domini et innitatur super Deum suum     10 Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN, en steune op zijn God.   [10] Wie van u vreest de heer, luistert naar de stem van zijn dienstknecht? Laat degene die rondwaart in de duisternis, zonder een straal van licht, vertrouwen op de naam van de heer en steunen op zijn God.   [10] Wie van jullie heeft ontzag voor de HEER? Wie luistert naar de stem van zijn dienaar? Hij die door de duisternis gaat en geen licht meer ziet, en die dan vertrouwt op de naam van de HEER en vertrouwen stelt in zijn God.   10 ¶ Wie onder u heeft ontzag voor de ENE en wil horen naar de stem van zijn dienaar?– als hij zal wandelen in duisternissen, van lichtglans verstoken, weet hij zich veilig bij de naam van de ENE, vindt hij steun bij zijn God.   10. Quiconque parmi vous craint Yahvé et écoute la voix de son serviteur, quiconque a marché dans les ténèbres sans voir aucune lueur, qu'il se confie dans le nom de Yahvé, qu'il s'appuie sur son Dieu.  

King James Bible . [10] Who is among you that feareth the LORD, that obeyeth the voice of his servant, that walketh in darkness, and hath no light? let him trust in the name of the LORD, and stay upon his God.
Luther-Bibel . 10 Wer ist unter euch, der den HERRN fürchtet, der der Stimme seines Knechts gehorcht, der im Finstern wandelt und dem kein Licht scheint? Der hoffe auf den Namen des HERRN und verlasse sich auf seinen Gott!

Tekstuitleg van Js 50,10 .

Js 50,11 - Js 50,11 . Een belijdenis van vertrouwen - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Js (Jesaja) -- Js 50,1 - Js 50,2 - Js 50,3 - Js 50,4 - Js 50,5 - Js 50,6 - Js 50,7 - Js 50,8 - Js 50,9 - Js 50,10 - Js 50,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11 idou pantes umeis pur kaiete kai katischuete floga poreuesthe tô fôti tou puros umôn kai tè flogi è exekausate di? eme egeneto tauta umin en lupè koimèthèsesthe   11 ecce omnes vos accendentes ignem accincti flammis ambulate in lumine ignis vestri et in flammis quas succendistis de manu mea factum est hoc vobis in doloribus dormietis     11 Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt! wandelt in de vlam van uw vuur, en in de spranken, die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen.   [11] Zie, u allen die het vuur aansteekt, en brandende pijlen in een kring legt; u moet zelf de gloed van uw vuur ingaan, door de brandende pijlen heen die u zelf hebt ontstoken. Door mijn hand is u dat overkomen, in het oord van smarten zult u bezwijken.   [11] Maar jullie allen ontsteken vuur en wapenen je met brandpijlen. Ga door de gloed van dat vuur, brand je aan je eigen pijlen! Ik ben het die jullie dit laat overkomen, in vreselijke pijn zul je bezwijken.  11 Zie, gij allen die een vuur aansteekt, u aangordt met toortsen,– wandelt nu maar in het licht van uw vuur en met hulp van de toortsen die ge in brand hebt gezet! Door mijn hand zal dit u geschieden, in pijn zult ge neerliggen! •   11. Mais vous tous qui allumez un feu, qui vous armez de flèches incendiaires, allez aux flammes de votre feu, aux flèches que vous enflammez. C'est ma main qui vous a fait cela : vous vous coucherez dans les tourments. 

King James Bible . [11] Behold, all ye that kindle a fire, that compass yourselves about with sparks: walk in the light of your fire, and in the sparks that ye have kindled. This shall ye have of mine hand; ye shall lie down in sorrow.
Luther-Bibel . 11 Siehe, ihr alle, die ihr ein Feuer anzündet und Brandpfeile zurüstet, geht hin in die Glut eures Feuers und in die Brandpfeile, die ihr angezündet habt! Das widerfährt euch von meiner Hand; in Schmerzen sollt ihr liegen.

Tekstuitleg van Js 50,11 .

1. hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) .
- hen (zie) . Tenach (106) . Js (25) : (1) Js 23,13 . (2) Js 32,1 . (3) Js 33,7 . (4) Js 40,15 . (5) Js 41,11 . (6) Js 41,24 . (7) Js 41,29 . (8) Js 42,1 . (9) Js 44,11 . (10) Js 49,16 . (11) Js 49,21 . (12) Js 50,1 . (13) Js 50,2 . (14) Js 50,9 . (15) Js 50,11 . (16) Js 54,15 . (17) Js 54,16 . (18) Js 55,4 . (19) Js 55,5 . (20) Js 56,3 . (21) Js 58,3 . (22) Js 58,4 . (23) Js 59,1 . (24) Js 64,4 . (25) Js 64,8 .
- hinneh (zie) . Tenach (495) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .
- hinënî (zie ik) . Tenach (177) . Js (14) : (1) Js 6,8 . (2) Js 13,17 . (3) Js 28,16 . (4) Js 29,14 . (5) Js 37,7 . (6) Js 38,5 . (7) Js 38,8 . (8) Js 43,19 . (9) Js 52,6 . (10) Js 58,9 . (11) Js 65,1 . (12) Js 65,17 . (13) Js 65,18 . (14) Js 66,12 .

7. lekhû (ga) : qal imperatief tweede persoon mannelijk meervoud van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Tenach (65) . Js (7) : (1) Js 1,18 . (2) Js 2,3 . (3) Js 2,5 . (4) Js 18,2 . (5) Js 30,21 . (6) Js 50,11 . (7) Js 55,1 .