BIJBELBOEK Jesaja - Js -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -


Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

- Taal - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Jesaja: - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Jesaja vers per vers - Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -



- Js 59,1-21. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -

Js 59,1 - Js 59,1. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
59 1mè ouk ischuei è cheir kuriou tou sôsai è ebarunen to ous autou tou mè eisakousai  1 ecce non est adbreviata manus Domini ut salvare nequeat neque adgravata est auris eius ut non exaudiat     1 Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen.   [1] Zie, de hand van de heer is niet te kort om te redden, en zijn oor is niet te doof om te horen,   [1] De arm van de HEER is niet te kort om te redden, zijn gehoor niet te zwak om te luisteren –   1 ¶ Zie, de hand van de ENE was niet te kort om te bevrijden,– niet te zwaar is zijn oor geweest om te horen, 1. Non, la main de Yahvé n'est pas trop courte pour sauver, ni son oreille trop dure pour entendre.  

King James Bible. [1] Behold, the LORD's hand is not shortened, that it cannot save; neither his ear heavy, that it cannot hear:
Luther-Bibel. 59 1 Siehe, des HERRN Arm ist nicht zu kurz, dass er nicht helfen könnte, und seine Ohren sind nicht hart geworden, sodass er nicht hören könnte,

Tekstuitleg van Js 59,1.

1. hen (zie). Taalgebruik in Tenach: hen / hinneh (zie). Taalgebruik in Jesaja: hen / hinneh (zie). Getalwaarde hen: he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal: 19 OF 55 (5 X 11). Structuur: 5 - 5. OF getalwaarde hinneh: 24 (2³ X 3) of 60 (2² X 3 X 5). Structuur: 5 - 5 - 5. hinneh is een spiegelwoord. Gr. idou (zie). Taalgebruik in het N.T.: idou (zie). Taalgebruik in LXX: idou (zie). Lat. ecce. E. behold. D. Siehe. Fr. voici < vois ici. idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200). Tenach (106). Pentateuch (27). Grote Prof. (27). 12 kleine Prof. (1). Js (25): (1) Js 23,13. (2) Js 32,1. (3) Js 33,7. (4) Js 40,15. (5) Js 41,11. (6) Js 41,24. (7) Js 41,29. (8) Js 42,1. (9) Js 44,11. (10) Js 49,16. (11) Js 49,21. (12) Js 50,1. (13) Js 50,2. (14) Js 50,9. (15) Js 50,11. (16) Js 54,15. (17) Js 54,16. (18) Js 55,4. (19) Js 55,5. (20) Js 56,3. (21) Js 58,3. (22) Js 58,4. (23) Js 59,1. (24) Js 64,4. (25) Js 64,8.

Js 59,2 - Js 59,2. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2alla ta amartèmata umôn diistôsin ana meson umôn kai tou theou kai dia tas amartias umôn apestrepsen to prosôpon autou af' umôn tou mè eleèsai  2 sed iniquitates vestrae diviserunt inter vos et Deum vestrum et peccata vestra absconderunt faciem eius a vobis ne exaudiret     2 Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort.   [2] maar uw misdaden brengen een scheiding teweeg tussen u en uw God; door uw zonden is zijn gelaat voor u omhuld en hoort Hij u niet. [2] jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen.   2 maar uw ongerechtigheden zijn scheidingen geworden tussen u en uw God,– uw zonden hebben zijn aanschijn voor u verborgen, zodat hij niet hoorde.   2. Mais ce sont vos fautes qui ont creusé un abîme entre vous et votre Dieu. Vos péchés ont fait qu'il vous cache sa face et refuse de vous entendre.  

King James Bible. [2] But your iniquities have separated between you and your God, and your sins have hid his face from you, that he will not hear.
Luther-Bibel. 2 sondern eure Verschuldungen scheiden euch von eurem Gott, und eure Sünden verbergen sein Angesicht vor euch, dass ihr nicht gehört werdet.

Tekstuitleg van Js 59,2.

2. ´im (indien, ofschoon). Taalgebruik in Tenach: ´im (indien, ofschoon) en ´em (moeder). Taalgebruik in Tenach: ´em (moeder). Getalwaarde: aleph = 1 , mem = 13 of 40 ; totaal: 14 (2 X 7) OF 41. Tenach (760). Pentateuch (172). Js (34). Js 1-39 (21). Js 40-55 (5). Js 56-66 (8): (1) Js 58,9. (2) Js 58,13. (3) Js 59,2. (4) Js 62,8. (5) Js 65,6. (6) Js 65,18. (7) Js 66,8. (8) Js 66,9.

Js 59,3 - Js 59,3. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3ai gar cheires umôn memolummenai aimati kai oi daktuloi umôn en amartiais ta de cheilè umôn elalèsen anomian kai è glôssa umôn adikian meleta  3 manus enim vestrae pollutae sunt sanguine et digiti vestri iniquitate labia vestra locuta sunt mendacium et lingua vestra iniquitatem fatur     3 Want uw handen zijn met bloed bevlekt; en uw vingeren met ongerechtigheid; uw lippen spreken valsheid, uw tong dicht onrecht.   [3] Uw handen zijn met bloed bevlekt, uw vingers met misdaad; uw lippen spreken leugentaal, uw tong is druk doende met onrecht.   [3] Want jullie handen zijn besmeurd met bloed, je vingers bezoedeld door wandaden, je lippen spreken leugens, je tong prevelt bedrog.   3 Want uw handpalmen zijn besmeurd met bloed en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen hebben leugentaal gesproken, uw tong lispelde valsheid.   3. Car vos mains sont souillées par le sang et vos doigts par le crime, vos lèvres ont proféré le mensonge, votre langue médite le mal.  

King James Bible. [3] For your hands are defiled with blood, and your fingers with iniquity; your lips have spoken lies, your tongue hath muttered perverseness.
Luther-Bibel. 3 Denn eure Hände sind mit Blut befleckt und eure Finger mit Verschuldung; eure Lippen reden Falsches, eure Zunge spricht Bosheit.

Tekstuitleg van Js 59,3.

Js 59,4 - Js 59,4. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4oudeis lalei dikaia oude estin krisis alèthinè pepoithasin epi mataiois kai lalousin kena oti kuousin ponon kai tiktousin anomian  4 non est qui invocet iustitiam neque est qui iudicet vere sed confidunt in nihili et loquuntur vanitates conceperunt laborem et pepererunt iniquitatem     4 Er is niemand, die voor de gerechtigheid roept, en niemand, die voor de waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen op ijdelheid, en spreken leugen; met moeite zijn zij zwanger, en zij baren ongerechtigheid.   [4] Niemand dient volgens recht een aanklacht in, geen proces wordt nog in eerlijkheid gevoerd. Men bouwt op niets en bedriegt door zijn woord, men is zwanger van slechtheid en brengt onheil ter wereld.   [4] Geen aanklacht is nog zuiver, geen rechtszaak wordt eerlijk gevoerd. Ze vertrouwen op leegte en spreken bedrieglijke taal, ze zijn zwanger van onrecht en baren misdaad.   4 Geen die samenriep in gerechtigheid, geen die een rechtszaak begon in goede trouw; maar om veiligheid te vinden bij loze leegte en voosheid uit te spreken,– om zwanger te worden van ongeluk en onheil te baren.   4. Nul n'accuse à juste titre, nul ne plaide de bonne foi. On se confie au néant, on profère la fausseté, on conçoit la peine, on enfante le mal.  

King James Bible. [4] None calleth for justice, nor any pleadeth for truth: they trust in vanity, and speak lies; they conceive mischief, and bring forth iniquity.
Luther-Bibel. 4 Es ist niemand, der eine gerechte Sache vorbringt, und niemand, der redlich richtet. Man vertraut auf Nichtiges und redet Trug; mit Unheil sind sie schwanger und gebären Verderben.

Tekstuitleg van Js 59,4.

Js 59,5 - Js 59,5. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5ôa aspidôn errèxan kai iston arachnès ufainousin kai o mellôn tôn ôôn autôn fagein suntripsas ourion euren kai en autô basiliskos 5 ova aspidum ruperunt et telas araneae texuerunt qui comederit de ovis eorum morietur et quod confotum est erumpet in regulum    5 Zij broeden basiliskus-eieren uit, en zij weven spinnewebben; die van hun eieren eet, moet sterven, en als het in stukken gedrukt wordt, er berst een adder uit.  [5] Zij* broeden addereieren uit en zij weven spinnenwebben. Wie van hun eieren eet, gaat eraan dood, als men ze breekt komt er een slang uit.   [5] Ze broeden slangeneieren uit, ze weven spinnenwebben. Wie hun eieren eet zal eraan sterven; als er een wordt ingedrukt, komt er een adder uit.  5 Eieren van een gifslang broedden ze uit; en webben van spinnen hebben ze geweven; wie van hun eieren eet zal sterven, is er een ingedrukt dan springt een serpent te voorschijn. 5. Ils ont fait éclore des œufs de vipère, ils tissent des toiles d'araignée. Qui mange de leurs œufs en meurt; écrasés, il en sort un serpent.  

King James Bible. [5] They hatch cockatrice' eggs, and weave the spider's web: he that eateth of their eggs dieth, and that which is crushed breaketh out into a viper.
Luther-Bibel. 5 Sie brüten Natterneier und weben Spinnweben. Isst man von ihren Eiern, so muss man sterben, zertritt man sie aber, so fährt eine Schlange heraus.

Tekstuitleg van Js 59,5.

Js 59,6 - Js 59,6. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6o istos autôn ouk estai eis imation oude mè peribalôntai apo tôn ergôn autôn ta gar erga autôn erga anomias  6 telae eorum non erunt in vestimentum neque operientur operibus suis opera eorum opera inutilia et opus iniquitatis in manibus eorum    6 Hun webben deugen niet tot klederen, en zij zullen zichzelven niet kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn werken der ongerechtigheid, en een maaksel des wrevels is in hun handen.  [6] Van hun rag maakt men geen kleding, hun maaksels kan men niet aantrekken. Hun maaksels zijn heilloze maaksels, in hun handen is geweld.   [6] Hun spinnendraden zijn ongeschikt voor kleding, wat zij maken kan niet worden aangetrokken. Hun daden zijn heilloze daden, hun handen staan naar geweld.   6 Hun webben worden niet tot een gewaad, met hun maaksels kunnen ze zich niet bedekken; hun maaksels zijn maaksels van onheil, werk van geweld hebben ze in hun handen. 6. Leurs toiles ne feront pas un vêtement, ils ne pourront se vêtir de leurs œuvres; leurs œuvres sont des œuvres mauvaises, les actes de violence sont dans leurs mains. 

King James Bible. [6] Their webs shall not become garments, neither shall they cover themselves with their works: their works are works of iniquity, and the act of violence is in their hands.
Luther-Bibel. 6 Ihre Gewebe taugen nicht zu Kleidern, und ihr Gespinst taugt nicht zur Decke. Ihre Werke sind Unheilswerke, an ihren Händen ist Frevel.

Tekstuitleg van Js 59,6.

Js 59,7 - Js 59,7. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7oi de podes autôn epi ponèrian trechousin tachinoi ekcheai aima kai oi dialogismoi autôn dialogismoi afronôn suntrimma kai talaipôria en tais odois autôn  7 pedes eorum ad malum currunt et festinant ut effundant sanguinem innocentem cogitationes eorum cogitationes inutiles vastitas et contritio in viis eorum     7 Hun voeten lopen tot het kwade, en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen.   [7] Hun voeten rennen naar het onrecht; zij reppen zich om onschuldig bloed te vergieten. Hun gedachten zijn heilloze gedachten, verwoesting en puin liggen op hun weg.   [7] Hun voeten snellen naar het kwaad, ze haasten zich om onschuldig bloed te vergieten. Hun plannen zijn heilloze plannen, verwoesting en rampspoed vergezellen hen.   7 Hun voeten rénnen als er kwaad te doen is, zij maken haast om onschuldig bloed te vergieten; al wat ze beramen zijn ramingen van onheil, op hun heirbanen niets dan geweld en afbraak.   7. Leurs pieds courent au mal; ils ont hâte de verser le sang innocent. Leurs pensées sont des pensées mauvaises, ravage et destruction sont sur leur chemin.  

King James Bible. [7] Their feet run to evil, and they make hast to shed innocent blood: their thoughts are thoughts of iniquity; wasting and destruction are in their paths.
Luther-Bibel. 7 Ihre Füße laufen zum Bösen, und sie sind schnell dabei, unschuldig Blut zu vergießen. Ihre Gedanken sind Unheilsgedanken, auf ihren Wegen wohnt Verderben und Schaden.

Tekstuitleg van Js 59,7.

Js 59,8 - Js 59,8. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai odon eirènès ouk oidasin kai ouk estin krisis en tais odois autôn ai gar triboi autôn diestrammenai as diodeuousin kai ouk oidasin eirènèn  8 viam pacis nescierunt et non est iudicium in gressibus eorum semitae eorum incurvatae sunt eis omnis qui calcat in ea ignorat pacem    8 Den weg des vredes kennen zij niet; en er is geen recht in hun gangen; hun paden maken zij verkeerd voor zich zelven, al wie daarop gaat, die kent den vrede niet.  [8] De weg van de vrede is hun onbekend, en waar zij gaan is er geen recht. Hun paden maken zij krom, wie erover gaat kent geen vrede.   [8] De weg van de vrede kennen ze niet, waar zij gaan is geen recht te ontdekken. Ze begeven zich op kronkelpaden; wie daarop wandelt kent geen vrede.   8 De weg van de vrede kennen zij niet, in hun voetsporen vind je geen recht; hun paden hebben ze krom gemaakt, al wie daarop zijn weg gaat zal geen vrede meer kennen.  8. Ils n'ont pas connu la voie de la paix, le droit ne suit pas leurs traces, ils se font des sentiers tortueux, quiconque les suit ignore la paix.  

King James Bible. [8] The way of peace they know not; and there is no judgment in their goings: they have made them crooked paths: whosoever goeth therein shall not know peace.
Luther-Bibel. 8 Sie kennen den Weg des Friedens nicht, und Unrecht ist auf ihren Pfaden. Sie gehen auf krummen Wegen; wer auf ihnen geht, der hat keinen Frieden.

Tekstuitleg van Js 59,8.

Js 59,8.6. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenach: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Getalwaarde: mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 ; totaal: 51 (3 X 17) OF 420 (2² X 3 X 5 X 7). Structuur: 4 - 3 - 8. Tenach (132). Pentateuch (18). 12 kl. Prof (10). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in 40 (42X) verzen. Js 1-39 (21). Js 40-55 (11). Js 56-66 (8): (1) Js 56,1. (2) Js 58,2. (3) Js 59,8. (4) Js 59,9. (5) Js 59,11. (6) Js 59,14. (7) Js 59,15. (8) Js 61,8.

Js 59,8.5. - 6. wë´e(j)n misjëpât (en er is geen recht). Tenach (2): (1) Job 19,7. (2) Js 59,8.

15. jâda` / jâdâ` (kennen, weten). Taalgebruik in Tenach: jâda` (kennen, weten). Getalwaarde: jod = 10 , daleth = 4 , ajin = 16 of 70 ; totaal: 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7). Structuur: 1 - 4 - 7. j-d-`. Tenach (108). Pentateuch (21). Js (7): (1) Js 1,3. (2) Js 7,16. (3) Js 8,4. (4) Js 29,12. (5) Js 42,25. (6) Js 52,6. (7) Js 59,8. (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. jâda` / jâdâ` (hij kent). (2) act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jeda` (hij zal kennen).

Js 59,9 - Js 59,9. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9dia touto apestè è krisis ap' autôn kai ou mè katalabè autous dikaiosunè upomeinantôn autôn fôs egeneto autois skotos meinantes augèn en aôria periepatèsan  9 propter hoc elongatum est iudicium a nobis et non adprehendet nos iustitia expectavimus lucem et ecce tenebrae splendorem et in tenebris ambulavimus     9 Daarom is het recht verre van ons, en de gerechtigheid achterhaalt ons niet; wij wachten op het licht, maar ziet, er is duisternis, op een groten glans, maar wij wandelen in donkerheden.   [9] Daarom is het recht zo ver van ons, en dringt de rechtvaardigheid niet tot ons door; wij hopen op licht en zien niets dan duisternis; wij wachten op een heldere dag, maar wij wandelen in het donker.   [9] Daarom blijft het recht ver van ons en is gerechtigheid voor ons onbereikbaar. Wij hopen op licht, maar het is duister, op een sprankje licht, maar we dolen in het donker.   9 ¶ Omdat het zó staat is recht verre van ons en bereikt gerechtigheid ons niet,– hopen wij op licht, zie: duisternis, op lichtstralen: in donkerheden gaan wij voort.   9. Aussi le droit reste loin de nous, la justice ne nous atteint pas. Nous attendions la lumière, et voici les ténèbres, la clarté, et nous marchons dans l'obscurité.  

King James Bible. [9] Therefore is judgment far from us, neither doth justice overtake us: we wait for light, but behold obscurity; for brightness, but we walk in darkness.
Luther-Bibel. 9 Darum ist das Recht ferne von uns, und die Gerechtigkeit kommt nicht zu uns. Wir harren auf Licht, siehe, so ist's finster, auf Helligkeit, siehe, so wandeln wir im Dunkeln.

Tekstuitleg van Js 59,9.

4. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenach: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Getalwaarde: mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 ; totaal: 51 (3 X 17) OF 420 (2² X 3 X 5 X 7). Structuur: 4 - 3 - 8. Tenach (132). Pentateuch (18). 12 kl. Prof (10). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in 40 (42X) verzen. Js 1-39 (21). Js 40-55 (11). Js 56-66 (8): (1) Js 56,1. (2) Js 58,2. (3) Js 59,8. (4) Js 59,9. (5) Js 59,11. (6) Js 59,14. (7) Js 59,15. (8) Js 61,8.

8. tsëdâqâh (rechtvaardigheid). Taalgebruik in Tenach: tsëdâqâh (rechtvaardigheid). Taalgebruik in Jesaja: tsëdâqâh (rechtvaardigheid). Getalwaarde: tsade = 18 of 90 , daleth = 4 , qoph = 19 of 100 , he = 5 ; totaal: 46 (2 X 23) OF 199. Structuur: 9 - 4 - 1 - 5. Gr. dikaiosunè (rechtvaardigheid). Zie: Taalgebruik in de Septuaginta: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in het N.T.: dikaios (rechtvaardig). Lat. justitia. Fr. la justice. E. righteousness. D. Gerechtigkeit. Een vorm van dikaiosunè (rechtvaardigheid) in de LXX (351) , in het N.T. (91). Tenach (32). Js (10): (1) Js 10,22. (2) Js 45,23. (3) Js 56,1. (4) Js 58,2. (5) Js 59,9. (6) Js 59,17. (7) Js 60,17. (8) Js 61,10. (9) Js 61,11. (10) Js 62,1.

Js 59,10 - Js 59,10. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10psèlafèsousin ôs tufloi toichon kai ôs ouch uparchontôn ofthalmôn psèlafèsousin kai pesountai en mesèmbria ôs en mesonuktiô ôs apothnèskontes stenaxousin  10 palpavimus sicut caeci parietem et quasi absque oculis adtrectavimus inpegimus meridie quasi in tenebris in caligosis quasi mortui     10 Wij tasten naar den wand, gelijk de blinden, en, gelijk die geen ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons op den middag, als in de schemering, wij zijn in woeste plaatsen gelijk de doden.   [10] Wij gaan als blinden tastend langs de muur, tastend als mensen zonder ogen; wij struikelen op klaarlichte dag, als op een donkere avond, en in volle gezondheid zijn wij aan doden gelijk.   [10] We tasten als blinden langs de muur, we tasten rond als iemand die niets kan zien. Op klaarlichte dag struikelen we alsof het schemert, in de kracht van ons leven lijken we dood.  10 Wij tasten als blinden langs de wand, als mensen zonder ogen tasten wij rond; midden op de dag zijn we gestruikeld alsof het schemerde, in de kracht van ons leven aan doden gelijk.   10. Nous tâtonnons comme des aveugles cherchant un mur, comme privés d'yeux nous tâtonnons. Nous trébuchons en plein midi comme au crépuscule, parmi les bien-portants nous sommes comme des morts.  

King James Bible. [10] We grope for the wall like the blind, and we grope as if we had no eyes: we stumble at noonday as in the night; we are in desolate places as dead men.
Luther-Bibel. 10 Wir tasten an der Wand entlang wie die Blinden und tappen wie die, die keine Augen haben. Wir stoßen uns am Mittag wie in der Dämmerung, wir sind im Düstern wie die Toten.

Tekstuitleg van Js 59,10.

Js 59,11 - Js 59,11. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11ôs arkos kai ôs peristera ama poreusontai anemeinamen krisin kai ouk estin sôtèria makran afestèken af' èmôn  11 rugiemus quasi ursi omnes et quasi columbae meditantes gememus expectavimus iudicium et non est salutem et elongata est a nobis     11 Wij brommen allen gelijk als de beren, en wij kirren doorgaans gelijk de duiven; wij wachten naar recht, maar er is geen, naar heil, maar het is verre van ons.   [11] Wij grommen allen als beren en kirren klagend als duiven. Wij hopen op recht, maar zien er niets van, op redding, maar die blijft ver van ons.   [11] Wij allen grommen als beren, we klagen en kreunen droevig als duiven. Wij hopen op recht, maar het is er niet, op redding, maar ze blijft ver van ons.   11 Wij brommen als de beren, wij allen, zoals de duiven kirren koeren wij; we hopen op recht, maar dat is er niet, op bevrijding, maar die blijft verre van ons.   11. Nous grognons tous comme des ours, comme des colombes nous ne faisons que gémir; nous attendons le jugement, et rien! le salut, et il demeure loin de nous.  

King James Bible. [11] We roar all like bears, and mourn sore like doves: we look for judgment, but there is none; for salvation, but it is far off from us.
Luther-Bibel. 11 Wir brummen alle wie die Bären und gurren wie die Tauben; denn wir harren auf Recht, so ist's nicht da, auf Heil, so ist's ferne von uns.

Tekstuitleg van Js 59,11.

8. lëmisjëpât / lammisjëpât (tot een / het oordeel) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenach: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Getalwaarde: mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 ; totaal: 51 (3 X 17) OF 420 (2² X 3 X 5 X 7). Structuur: 4 - 3 - 8. Tenach (23). Js (7): (1) Js 5,7. (2) Js 28,26. (3) Js 32,1. (4) Js 34,5. (5) Js 41,1. (6) Js 54,17. (7) Js 59,11. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in 40 (42X) verzen. Js 1-39 (21). Js 40-55 (11). Js 56-66 (8): (1) Js 56,1. (2) Js 58,2. (3) Js 59,8. (4) Js 59,9. (5) Js 59,11. (6) Js 59,14. (7) Js 59,15. (8) Js 61,8.

Js 59,12 - Js 59,12. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12pollè gar èmôn è anomia enantion sou kai ai amartiai èmôn antestèsan èmin ai gar anomiai èmôn en èmin kai ta adikèmata èmôn egnômen  12 multiplicatae sunt enim iniquitates nostrae coram te et peccata nostra responderunt nobis quia scelera nostra nobiscum et iniquitates nostras cognovimus     12 Want onze overtredingen zijn vele voor U, en onze zonden getuigen tegen ons; want onze overtredingen zijn bij ons, en onze ongerechtigheden kennen wij;   [12] Talrijk zijn onze rebelse daden in uw ogen en onze zonden getuigen tegen ons, want onze rebelse daden dragen wij mee en met onze misdaden zijn wij vertrouwd:   [12] Want talloos zijn onze misdaden jegens u, onze zonden getuigen tegen ons. We zijn ons van onze misdaden bewust en erkennen ons wangedrag:   12 Want te talrijk zijn onze misstappen tegenover u onze zonde heeft tegen ons getuigd; ja, onze misstappen zijn bij ons, onze ongerechtigheden, we kennen ze:   12. Car nombreux sont nos crimes contre toi, nos péchés témoignent contre nous. Oui, nos crimes nous sont présents et nous reconnaissons nos fautes:  

King James Bible. [12] For our transgressions are multiplied before thee, and our sins testify against us: for our transgressions are with us; and as for our iniquities, we know them;
Luther-Bibel. 12 Denn wir sind zu oft von dir abgefallen, und unsre Sünden zeugen gegen uns. Unsre Abtrünnigkeit steht uns vor Augen, und wir kennen unsre Sünden:

Tekstuitleg van Js 59,12.

Js 59,13 - Js 59,13. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13èsebèsamen kai epseusametha kai apestèmen apo opisthen tou theou èmôn elalèsamen adika kai èpeithèsamen ekuomen kai emeletèsamen apo kardias èmôn logous adikous  13 peccare et mentiri contra Dominum et aversi sumus ne iremus post tergum Dei nostri ut loqueremur calumniam et transgressionem concepimus et locuti sumus de corde verba mendacii     13 Het overtreden en het liegen tegen den HEERE, en het achterwaarts wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking en afval, het ontvangen en het dichten van valse woorden uit het hart.   [13] wij zijn rebels en verloochenen de heer, wij dwalen af van onze God, wij preken onderdrukking en opstandigheid en zinnen in ons hart op leugen.   [13] we zijn opstandig en de HEER ontrouw, we zijn afvallig van onze God, we zijn belust op bedrog en onderdrukking, zwanger van leugens brengen we onwaarheid voort.   13 dat wij ons misdragen en bedrog plegen tegen de ENE,– terugdeinzen, niet langer onze God achterna; wij preken verdrukking en afval, gaan zwanger en brengen uit ons hart voort woorden van leugen.   13. nous révolter, renier Yahvé, cesser de suivre notre Dieu; proférer violence et révolte, concevoir et méditer le mensonge.  

King James Bible. [13] In transgressing and lying against the LORD, and departing away from our God, speaking oppression and revolt, conceiving and uttering from the heart words of falsehood.
Luther-Bibel. 13 abtrünnig sein und den HERRN verleugnen und abfallen von unserm Gott, Frevel reden und Ungehorsam, Lügenworte ausbrüten und bedenkenlos daherreden.

Tekstuitleg van Js 59,13.

13. d-b-r-j. dëbhare(j) (woorden van). dëbhârî (mijn woord). dëbhâraj (mijn woorden). Zie dâbhar (spreken). Taalgebruik in Tenach: dâbhar (spreken). Taalgebruik in Jesaja: dâbhar (spreken). Getalwaarde: daleth = 4 , beth = 2 , resj = 21 of 200 ; totaal: 27 (3³) OF 206 = 2 X 103. Structuur: 4 - 2 - 3. Gr. logos (woord). Taalgebruik in de LXX: logos (woord). Taalgebruik in het N.T.: logos (woord). logos komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les , Fr. leçon , parole (parler). Ned. woord. D. Wort. E. word. Een vorm van logos (woord) in de LXX (1238) , in het N.T. (331). Tenach (259). Pentateuch (43). Js (9): (1) Js 29,18. (2) Js 36,13. (3) Js 36,22. (4) Js 37,4. (5) Js 37,17. (6) Js 51,16. (7) Js 55,11. (8) Js 59,13. (9) Js 66,2.

Js 59,14 - Js 59,14. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai apestèsamen opisô tèn krisin kai è dikaiosunè makran afestèken oti katanalôthè en tais odois autôn è alètheia kai di' eutheias ouk èdunanto dielthein  14 et conversum est retrorsum iudicium et iustitia longe stetit quia corruit in platea veritas et aequitas non potuit ingredi     14 Daarom is het recht achterwaarts geweken, en de gerechtigheid staat van verre; want de waarheid struikelt op de straat, en wat recht is, kan er niet ingaan.   [14] Zo wordt het recht teruggedrongen, en blijft de rechtvaardigheid in de verte staan. De waarheid wordt op het plein ten val gebracht, en het recht wordt nergens toegelaten. [14] Het recht is verdrongen en de gerechtigheid blijft ver van ons; de waarheid struikelt op straat en de oprechtheid krijgt nergens toegang.   14 Achteruitdeinzen moest het recht, gerechtigheid ver weg blijven staan,– want waarachtigheid is op het plein gestruikeld en wat rechtuit is kon niet binnenkomen.   14. On repousse le jugement, on tient éloignée la justice, car la vérité a trébuché sur la place publique, et la droiture ne trouve point d'accès.  

King James Bible. [14] And judgment is turned away backward, and justice standeth afar off: for truth is fallen in the street, and equity cannot enter.
Luther-Bibel. 14 Und das Recht ist zurückgewichen, und die Gerechtigkeit hat sich entfernt; denn die Wahrheit ist auf der Gasse zu Fall gekommen, und die Aufrichtigkeit findet keinen Eingang.

Tekstuitleg van Js 59,14.

3. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenach: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Getalwaarde: mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 ; totaal: 51 (3 X 17) OF 420 (2² X 3 X 5 X 7). Structuur: 4 - 3 - 8. Tenach (132). Pentateuch (18). 12 kl. Prof (10). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in 40 (42X) verzen. Js 1-39 (21). Js 40-55 (11). Js 56-66 (8): (1) Js 56,1. (2) Js 58,2. (3) Js 59,8. (4) Js 59,9. (5) Js 59,11. (6) Js 59,14. (7) Js 59,15. (8) Js 61,8.

3. - 4. misjëpât (recht) ûtsëdâqâh (en rechtvaardigheid). Tenach (22). (1) 2 S 8,15. (2) 1 K 10,9. (3) 1 Kr 18,14. (4) 2 Kr 9,9. (5) Ps 99,4. (6) Js 32,16. (7) Js 33,5. (8) Js 59,14. (9) Jr 9,23. (10) Jr 22,3. (11) Jr 22,15. (12) Jr 23,5. (13) Jr 33,15. (14) Ez 18,5. (15) Ez 18,19. (16) Ez 18,21. (17) Ez 18,27. (18) Ez 33,14. (19) Ez 33,16. (20) Ez 33,19. 12 kl. Prof.: (1) Am 5,7. (2) Am 5,24.
Bibliografie: Koot A. e. a. , Nader om te horen. Bijbelkatechese. a. Serie 1. De Wet - Torah. Hilversum , Gooi en Sticht , 1981 , p.306.

Js 59,15 - Js 59,15. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai è alètheia èrtai kai metestèsan tèn dianoian tou sunienai kai eiden kurios kai ouk èresen autô oti ouk èn krisis 15 et facta est veritas in oblivione et qui recessit a malo praedae patuit et vidit Dominus et malum apparuit in oculis eius quia non est iudicium     15 Ja, de waarheid ontbreekt er, en wie van het boze wijkt, stelt zich tot een roof; en de HEERE zag het, en het was kwaad in Zijn ogen, dat er geen recht was.   [15] De waarheid laat verstek gaan en wie het kwade mijdt stelt zich aan plundering bloot. De heer heeft het gezien en keurt het af dat er geen recht meer is.   [15] Zo laat de waarheid verstek gaan, en wie het kwaad wil mijden, wordt uitgebuit. Maar de HEER zag het, en het was slecht in zijn ogen dat er geen recht meer was. De HEER redt en bevrijdt   15 Zo wordt de trouw een vermiste en wie wijkt van het kwaad een beroofde; de ENE ziet en het is kwaad in zijn ogen dat er geen recht is;   15. La vérité a disparu; ceux qui s'abstiennent du mal sont dépouillés. Yahvé l'a vu, il a jugé mauvais qu'il n'y ait plus de jugement.  

King James Bible. [15] Yea, truth faileth; and he that departeth from evil maketh himself a prey: and the LORD saw it, and it displeased him that there was no judgment.
Luther-Bibel. 15 Und die Wahrheit ist dahin, und wer vom Bösen weicht, muss sich ausplündern lassen. Das alles sieht der HERR und es missfällt ihm sehr, dass kein Recht ist.

Tekstuitleg van Js 59,15.

11. - 12. kî ´e(j)n (want er is niet). Tenach (65). Js (2): (1) Js 59,15. (2) Js 59,16.

13. misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Tenach: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Taalgebruik in Jesaja: misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel). Getalwaarde: mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 ; totaal: 51 (3 X 17) OF 420 (2² X 3 X 5 X 7). Structuur: 4 - 3 - 8. Tenach (132). Pentateuch (18). 12 kl. Prof (10). Js (21): (1) Js 1,17. (2) Js 1,21. (3) Js 4,4. (4) Js 10,2. (5) Js 16,5. (6) Js 28,6. (7) Js 28,17. (8) Js 30,18. (9) Js 32,7. (10) Js 32,16. (11) Js 33,5. (12) Js 40,14. (13) Js 42,1. (14) Js 42,3. (15) Js 42,4. (16) Js 56,1. (17) Js 59,8. (18) Js 59,9. (19) Js 59,14. (20) Js 59,15. (21) Js 61,8. Een vorm van misjëpât (rechtzaak, vonnis, oordeel) in Jesaja in 40 (42X) verzen. Js 1-39 (21). Js 40-55 (11). Js 56-66 (8): (1) Js 56,1. (2) Js 58,2. (3) Js 59,8. (4) Js 59,9. (5) Js 59,11. (6) Js 59,14. (7) Js 59,15. (8) Js 61,8.

Js 59,16 - Js 59,16. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai eiden kai ouk èn anèr kai katenoèsen kai ouk èn o antilèmpsomenos kai èmunato autous tô brachioni autou kai tè eleèmosunè estèrisato  16 et vidit quia non est vir et aporiatus est quia non est qui occurrat et salvavit sibi brachium suum et iustitia eius ipsa confirmavit eum     16 Dewijl Hij zag, dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem.   [16] Vol verbijstering heeft Hij gezien dat er niemand was, niemand die tussenbeide kwam. Toen heeft zijn eigen arm Hem geholpen, zijn gerechtigheid heeft Hem ondersteund.   [16] Hij zag dat er niemand was, hij was geschokt dat niet één mens zijn zijde koos. Op eigen kracht bracht hij redding en zijn gerechtigheid spoorde hem aan.   16 ¶ hij ziet dat er geen man is, hij is ontzet dat er geen is die optreedt; dus brengt zijn arm hem bevrijding, zijn gerechtigheid, zij zal hem ondersteunen.   16. Il a vu qu'il n'y avait personne, il s'est étonné que nul n'intervînt, alors son bras devint son secours, et sa justice, son appui.  

King James Bible. [16] And he saw that there was no man, and wondered that there was no intercessor: therefore his arm brought salvation unto him; and his righteousness, it sustained him.
Luther-Bibel. 16 Und er sieht, dass niemand auf dem Plan ist, und verwundert sich, dass niemand ins Mittel tritt. Da hilft er sich selbst mit seinem Arm, und seine Gerechtigkeit steht ihm bei.

Tekstuitleg van Js 59,16.

2. - 3. kî ´e(j)n (want er is niet). Tenach (65). Js (2): (1) Js 59,15. (2) Js 59,16.

6. - 7. kî ´e(j)n (want er is niet). Tenach (65). Js (2): (1) Js 59,15. (2) Js 59,16.

Js 59,17 - Js 59,17. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai enedusato dikaiosunèn ôs thôraka kai perietheto perikefalaian sôtèriou epi tès kefalès kai periebaleto imation ekdikèseôs kai to peribolaion  17 indutus est iustitia ut lorica et galea salutis in capite eius indutus est vestimentis ultionis et opertus est quasi pallio zeli     17 Want Hij trok gerechtigheid aan als een pantser, en den helm des heils zette Hij op Zijn hoofd, en de klederen der wraak trok Hij aan tot kleding, en Hij deed den ijver aan als een mantel.   [17] Hij trok de gerechtigheid aan als een pantser, zette de helm van het heil op zijn hoofd, Hij hulde zich in het kleed van de wraak, en sloeg jaloezie als een mantel om.   [17] Hij gordde het harnas van de gerechtigheid aan en zette de helm van de redding op zijn hoofd. Hij deed het kleed van de vergelding aan en hulde zich in de mantel van de strijdlust.   17 Hij kleedt zich met gerechtigheid als het pantser, met een helm van heil–en–bevrijding op zijn hoofd; hij kleedt zich in gewaden van wraak als bekleding, hult zich in een mantel van naijver.   17. Il a revêtu comme cuirasse la justice, sur sa tête le casque du salut, il a revêtu comme tunique des habits de vengeance, il s'est drapé de la jalousie comme d'un manteau.  

King James Bible. [17] For he put on righteousness as a breastplate, and an helmet of salvation upon his head; and he put on the garments of vengeance for clothing, and was clad with zeal as a cloke.
Luther-Bibel. 17 Er zieht Gerechtigkeit an wie einen Panzer und setzt den Helm des Heils auf sein Haupt und zieht an das Gewand der Rache und kleidet sich mit Eifer wie mit einem Mantel.

Tekstuitleg van Js 59,17.

2. tsëdâqâh (rechtvaardigheid). Taalgebruik in Tenach: tsëdâqâh (rechtvaardigheid). Taalgebruik in Jesaja: tsëdâqâh (rechtvaardigheid). Getalwaarde: tsade = 18 of 90 , daleth = 4 , qoph = 19 of 100 , he = 5 ; totaal: 46 (2 X 23) OF 199. Structuur: 9 - 4 - 1 - 5. Gr. dikaiosunè (rechtvaardigheid). Zie: Taalgebruik in de Septuaginta: dikaios (rechtvaardig). Taalgebruik in het N.T.: dikaios (rechtvaardig). Lat. justitia. Fr. la justice. E. righteousness. D. Gerechtigkeit. Een vorm van dikaiosunè (rechtvaardigheid) in de LXX (351) , in het N.T. (91). Tenach (32). Js (10): (1) Js 10,22. (2) Js 45,23. (3) Js 56,1. (4) Js 58,2. (5) Js 59,9. (6) Js 59,17. (7) Js 60,17. (8) Js 61,10. (9) Js 61,11. (10) Js 62,1.

Js 59,18 - Js 59,18. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18ôs antapodôsôn antapodosin oneidos tois upenantiois  18 sicut ad vindictam quasi ad retributionem indignationis hostibus suis et vicissitudinem inimicis suis insulis vicem reddet     18 Even naar de werken, even daarnaar zal Hij vergelden, grimmigheid aan Zijn wederpartijders, vergelding aan Zijn vijanden; den eilanden zal Hij het loon vergelden.   [18] Hij vergeldt ieder naar zijn daden: woede voor zijn tegenstanders en wraak voor zijn vijanden; op de eilanden neemt Hij wraak.   [18] Hij zal ieder naar zijn daden vergelden: woede voor zijn vijanden, wraak voor zijn tegenstanders; ook op de eilanden wreekt hij zich.   18 Naar al wat volvoerd is, daarnaar vergeldt hij, met gramschap over zijn tegenstanders, schande over zijn vijanden; aan verre kusten vergeldt hij wat is volvoerd.   18. Selon les œuvres il rétribue, fureur pour les adversaires, châtiment pour les ennemis, aux îles il paiera leur salaire.  

King James Bible. [18] According to their deeds, accordingly he will repay, fury to his adversaries, recompence to his enemies; to the islands he will repay recompence.
Luther-Bibel. 18 Nach den Taten wird er vergelten, mit Grimm seinen Widersachern, mit Vergeltung seinen Feinden; ja, den Inseln will er heimzahlen,

Tekstuitleg van Js 59,18.

Js 59,19 - Js 59,19. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai fobèthèsontai oi apo dusmôn to onoma kuriou kai oi ap' anatolôn èliou to onoma to endoxon èxei gar ôs potamos biaios è orgè para kuriou èxei meta thumou  19 et timebunt qui ab occidente nomen Domini et qui ab ortu solis gloriam eius cum venerit quasi fluvius violentus quem spiritus Domini cogit     19 Dan zullen zij den Naam des HEEREN vrezen van den nedergang, en Zijn heerlijkheid van den opgang der zon; als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest des HEEREN de banier tegen hen oprichten.  [19] In het Westen zal men de naam van de heer vrezen en zijn glorie in het Oosten, want Hij komt als een versnelde stroom, die door de adem van de heer wordt voortgejaagd.   [19] In het westen zal men de naam van de HEER vrezen en in het oosten zijn majesteit. Want hij zal komen met de kracht van een rivier in een smalle bedding, voortgestuwd door de adem van de HEER.   19 Waar het avond wordt zullen ze vrezen de naam van de ENE, en waar de zon opdaagt zijn glorie; want hij zal komen als een rivier in de engte, die de geestesadem van de ENE voortdrijft.   19. Et l'on craindra, depuis l'Occident, le nom de Yahvé, et depuis le Levant sa gloire, car il viendra comme un torrent resserré, chassé par le souffle de Yahvé.  

King James Bible. [19] So shall they fear the name of the LORD from the west, and his glory from the rising of the sun. When the enemy shall come in like a flood, the Spirit of the LORD shall lift up a standard against him.
Luther-Bibel. 19 dass der Name des HERRN gefürchtet werde bei denen vom Niedergang der Sonne und seine Herrlichkeit bei denen von ihrem Aufgang, wenn er kommen wird wie ein reißender Strom, den der Odem des HERRN treibt.

Tekstuitleg van Js 59,19.

7. sjèmèsj (zon). Taalgebruik in Tenakh: sjèmèsj (zon). Getalwaarde: sjin = 21 of 300 ; mem = 13 of 40 ; totaal: 55 (5 X 11) OF 640 (2² X 2³ X 2³ X 5²). Structuur: 3 - 4 - 3. Gr. (h)èlios (zon). Taalgebruik in het NT: hèlios (zon). Lat. sol , -is. Fr. le soleil. E. sun. D. Sonne. Ned. zon. Tenakh (50). Tenakh (50). Pentateuch (3). Eerdere Profeten (21). Latere Profeten (6). 12 Kleine Profeten (6). Geschriften (14). Js (3): (1) Js 41,25. (2) Js 45,6. (3) Js 59,19.
- basjsjèmèsj (in / met de zon) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. ha +. Tenakh (1): Js 38,8.
- hasjsjèmèsj (de zon). Tenakh (86). Pentateuch (19). Eerdere Profeten (22). Latere Profeten (3). 12 Kleine Profeten (5). Geschriften (37). Js (3): (1) Js 13,10. (2) Js 38,8. (3) Js 60,19.
- sjimësjekh (je zon) < zelfst. naamw. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. vr. enk.. Tenakh (1): Js 60,20.
- wâsjâmèsj (en de zon) < prefix verbindingswoord wë + bepaald lidw. ha +. Tenakh (2): (1) Js 49,10. (2) Ps 74,16.

9. - khabhôd (heerlijkheid). Taalgebruik in Tenach: kabhôd (heerlijkheid). Taalgebruik in Jesaja: kabhôd (heerlijkheid). Getalwaarde: kaph = 11 of 20 , beth = 2 , waw = 6 , daleth = 4. Totaal: 11 + 2 + 6 + 4 of 20 + 2 + 6 + 4 = 23 of 32. khabhod = 17. In het Hebreeuws betekent het zwaarte (b.v. van zijn mantel). In het Grieks getransponeerd naar iets lichts , heerlijks: doxa. Lat. gloria. Fr. gloire. E. glory. Ned. heerlijkheid. D. Herrlichkeit. In veertien verzen in Js: (1) Js 4,5. (2) Js 11,10. (3) Js 16,14. (4) Js 17,4. (5) Js 21,16. (6) Js 22,23. (7) Js 22,24. (8) Js 24,23. (9) Js 35,2. (10) Js 40,5. (11) Js 42,12. (12) Js 58,8. (13) Js 60,13. (14) Js 66,12.
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid). Verbindingswoord waw en het zelfstandig naamwoord khabhôd (heerlijkheid). Getalwaarde ûkhëbhôdô (en zijn heerlijkheid): + tweemaal waw = 2 X 6. Totaal: 35 of 44.
- khebhôdô (zijn heerlijkheid)  . Getalwaarde: kaph = 11 of 20 , beth = 2 , waw = 6 , daleth = 4 , waw = 6. Totaal: 11 + 2 + 6 + 4 + 6 = 29 of 38. In vier verzen in Js: (1) Js 3,8. (2) Js 6,3. (3) Js 8,7. (4) Js 59,19.
- ûkhëbhôd (en de heerlijkheid). In zesentwintig verzen in de bijbel. In zeven verzen in combinatie met JHWH. In twee verzen in Js: (1) Js 40,5. (2) Js 58,8.
- ûkhëbhôdô (en zijn heerlijkheid). In twee verzen in de bijbel: (1) Js 5,13. (2) Js 60,2.

14. rûach (geest). Taalgebruik in Tenach: rûach (geest). Taalgebruik in Jesaja: rûach (geest). Getalwaarde: resj = 20 of 200. waw = 6. chet = 8. Totaal: 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur: 2 - 6 - 8. Gr. pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in het N.T.: pneuma (geest). Lat. spiritus. Fr. esprit. E. spirit. Ned. geest. D. Geist. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het N.T. (379). Tenach (204). Pentateuch (19). Js (28). Js 1-39 (13): (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7. Js 40-66 (15): (1) Js 40,7. (2) Js 40,13. (3) Js 41,29. (4) Js 54,6. (5) Js 57,13. (6) Js 57,15. (7) Js 57,16. (8) Js 59,19. (9) Js 61,1. (10) Js 61,3. (11) Js 63,10. (12) Js 63,11. (13) Js 63,14. (14) Js 65,14. (15) Js 66,2.
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing). wërûach(en geest): nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest). Tenach (2): (1) Js 41,16. (2) Js 42,5.
- rûchî (mijn geest). Tenach (31). Js (5): (1) Js 26,9. (2) Js 30,1. (3) Js 38,16. (4) Js 42,1. (5) Js 44,3. (6) Js 59,21.
- rûchô (zijn geest). Tenach (15). Js (1): Js 11,15.

14. - 15. rûach JHWH (de geest van JHWH). Tenach (23). Niet in de Pentateuch. Js (5): (1) Js 11,2. (2) Js 40,7. (3) Js 40,13. (4) Js 59,19. (5) Js 63,14. rûach ´èlohîm (de geest van God). Tenach (13). Niet bij de Profeten.
- rûach ´ädonî - JHWH - (de geest van mijn Heer - JHWH -). Slechts in Js 61,1.

Js 59,20 - Js 59,20. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai èxei eneken siôn o ruomenos kai apostrepsei asebeias apo iakôb  20 et venerit Sion redemptor et eis qui redeunt ab iniquitate in Iacob dicit Dominus     20 En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE.   [20] Maar* als verlosser komt Hij naar Sion, naar alle zonen van Jakob die hun opstandigheid opgeven – godsspraak van de heer.   [20] Hij zal als bevrijder naar Sion komen, naar allen uit Jakobs nageslacht die met de misdaad breken – spreekt de HEER.   20 Maar voor Sion zal een verlosser komen, voor wie in Jakob omkeren van hun misstap,– is de tijding van de ENE.   20. Alors un rédempteur viendra à Sion, pour ceux qui se détournent de leur crime, en Jacob. Oracle de Yahvé.  

King James Bible. [20] And the Redeemer shall come to Zion, and unto them that turn from transgression in Jacob, saith the LORD.
Luther-Bibel. 20 Aber für Zion wird er als Erlöser kommen und für die in Jakob, die sich von der Sünde abwenden, spricht der HERR.

a. ûbhâ´ lëtsijjôn gô´el = en er komt naar Sion een verlosser
b. ûlësâbhe(j) pèsja` bëja`äqobh (en tot de terukerenden van de zonde binnen Jakob)
c. në´um JHWH (godsspraak van JHWH)

Tekstuitleg van Js 59,20. Het vers Js 59,20 telt 8 (2³) woorden en 32 (2³ X 2²) letters. De getalwaarde van Js 59,20 is 1334 (2 X 23 X 29). In Js 1,27 zijn tsijjôn (Sion) en wësjâbhè(j)hâ (en naar haar terugkerenden) nevengeschikt. Zo is ook lëtsijjôn (naar Sion) en ûlësâbhe(j) (en tot de terukerenden) nevengeschikt. In beide zinnen vinden we een vorm van tsijjôn (Sion) en van het werkw. sjûbh (terugkeren). In Js 1,27 wordt Sion vrijgekocht , in Js 59,20 komt een verlosser naar Sion.

Js 59,20.1. ûbhâ´(en hij komt) < verbindingswoord wë + act. qal perf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. bâ´ (gaan, komen). Taalgebruik in Tenach: bâ´ (gaan, komen). Getalwaarde: beth = 2 , aleph = 1 ; totaal: 3. Structuur: 2 - 1. Spiegelbeeld van het woord ´ab (vader). Tenach (6): (1) Js 16,12. (2) Js 19,1. (3) Js 19,23. (4) Js 36,6. (5) Js 47,11. (6) Js 59,20.

Js 59,20.2. tsijjôn (Sion). Taalgebruik in Tenach: tsijjôn (Sion). Taalgebruik in Jesaja: tsijjôn (Sion). Taalgebruik in Jesaja: tsijjôn (Sion). Getalwaarde: tsade = 18 of 90 , jod = 10 , waw = 6 , nun = 14 of 50 ; totaal: 48 (2³ X 2 X 3) OF 156 (2³ X 3 X 13 OF 6 X 26). Structuur: 9 - 1 - 6 - 5. Gr. siôn (Sion). Bijbel (187). Js (53). Tenach (108). Js (36). Js 1-39 (23). Js 40-55 (7). Js 56-66 (6). Js 1-39 (23): (1) Js 1,8. (2) Js 1,27. (3) Js 3,16. (4) Js 3,17. (5) Js 4,4. (6) Js 4,5. (7) Js 8,18. (8) Js 10,12. (9) Js 10,24. (10) Js 10,32. (11) Js 12,6. (12) Js 14,32. (13) Js 16,1. (14) Js 18,7. (15) Js 24,23. (16) Js 29,8. (17) Js 31,4. (18) Js 33,5. (19) Js 33,20. (20) Js 34,8. (21) Js 35,10. (22) Js 37,22. (23) Js 37,32.
- bëtsijjôn (in Sion) < bë + + tsijjôn (Sion). Tenach (28). Js (8): (1) Js 4,3. (2) Js 25,5. (3) Js 28,16. (4) Js 30,19. (5) Js 31,9. (6) Js 32,2 (bëtsèjôn). (7) Js 33,14. (8) Js 46,13.
- lëtsijjôn (naar Sion) < lë + + tsijjôn (Sion). Tenach (5): (1) Js 41,27. (2) Js 51,16. (3) Js 52,7. (4) Js 59,20. (5) Zach 8,2.
- mitstsijjôn (uit Sion) < min (uit) + tsijjôn (Sion). Tenach (12): (1) Js 2,3. (2) Jr 9,18. (3) Jl 4,16. (4) Am 1,2. (5) Mi 4,2. (6) Ps 14,7. (7) Ps 50,2. (8) Ps 53,7. (9) Ps 110,2. (10) Ps 128,5. (11) Ps 134,3. (12) Ps 135,21.

Js 59,20.3. gâ´al (verlossen, redden) Taalgebruik in Tenach: gâ´al (verlossen, redden). Getalwaarde: gimel = 3 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal: 16 (2² X 2²) OF 34 (2 X 17). Structuur: 3 - 1 - 3. gô´el (verlosser, redder) = act. qal part. mann. enk. (met lectio plena van de o ; gô´el in plaats van go´el). Tenach (1): Js 59,20.

Js 59,20.4. ûlësâbhe(j) (en tot de terukerenden) < verbindingswoord wë + voorzetsel lë (tot, naar) + werkwoordvorm act. qal part. mann. mv. stat. constr. van het werkw. sjûbh (terugkeren). Taalgebruik in Tenach: sjûbh (terugkeren). Getalwaarde: sjin = 21 of 300 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal: 29 of 308. Structuur: 3 - 6 - 2. Tenach (2): (1) Js 59,20. (2) Ezr 6,7.

Js 59,20.5. pèsja` (misdrijf, zonde, vergrijp). Zie het werkw. pâsja` (een misdrijf plegen, zondigen). Taalgebruik in Tenach: pâsja` (een misdrijf plegen, zondigen). Getalwaarde: pe = 17 of 80 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal: 44 (4 X 11) OF 450 (2 X 3² X 5²). Structuur: 8 - 3 - 7. Tenach (22). Js (3): (1) Js 57,4. (2) Js 59,13. (3) Js 59,20.

Js 59,20.6. ja`äqobh (Jakob). Taalgebruik in Tenach: Ja`äqobh (Jakob). Taalgebruik in Jesaja: Ja`äqobh (Jakob). Getalwaarde: jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal: 47 of 182 (2 X 7 X 13 of 7 X 26). Structuur: 1 - 7 - 1 - 2. Tenach (252). Js (37). Js 1-39 (12): (1) Js 2,3. (2) Js 2,5. (3) Js 2,6. (4) Js 8,17. (5) Js 10,20. (6) Js 10,21. (7) Js 14,1. (8) Js 17,4. (9) Js 27,6. (10) Js 27,9. (11) Js 29,22. (12) Js 29,23. Js 40-66 (25): (1) Js 40,27. (2) Js 41,8. (3) Js 41,14. (4) Js 41,21. (5) Js 42,24. (6) Js 43,1. (7) Js 43,22. (8) Js 43,28. (9) Js 44,1. (10) Js 44,2. (11) Js 44,5. (12) Js 44,21. (13) Js 44,23. (14) Js 45,4. (15) Js 45,19. (16) Js 46,3. (17) Js 48,1. (18) Js 48,12. (19) Js 48,20. (20) Js 49,5. (21) Js 49,6. (22) Js 49,26. (23) Js 58,1. (24) Js 58,14. (25) Js 60,16.
- ja`äqobh wëjishërâ´el (Jakob en Israël). Tenach (5): (1) Js 42,24. (2) Js 43,28. (3) Js 44,21. (4) Js 45,4. (5) Js 48,12.
- ja`äqobh ´äsjèr (Jakob die). Tenach (6): (1) Gn 35,26. (2) 1 K 18,31. (3) 2 K 17,34. (4) Ps 47,5. (5) Js 29,22. (6) Js 41,8.
- `abhëdî ja`äqobh (mijn dienaar Jakob). Tenach (6): (1) Js 41,8. (2) Js 44,2. (3) Js 45,4. (4) Jr 30,10. (5) Jr 46,27. (6) Jr 46,28. ja`äqobh `abhëdî (Jakob mijn dienaar). Tenach (1): Js 44,1.
- bëja`äqobh (binnen Jakob) < voorzetsel bë + ja`äqobh (Jakob). Tenach (11): (1) Gn 49,7. (2) Nu 23,21. (3) Nu 23,23. (4) Js 9,7. (5) Js 59,20. (6) Ps 59,14. (7) Ps 78,5. (8) Ps 78,21. (9) Ps 78,71. (10) Ps 99,4. (11) Kl 2,3.
- be(j)th Ja`äqobh (huis van Jakob). In veertien verzen in de bijbel: (1) Ps 114,1. (2) Js 2,5. (3) Js 2,6. (4) Js 10,20. (5) Js 14,1. (6) Js 29,22. (7) Js 46,3. (8) Js 48,1. (9) Jr 2,4. (10) Ez 20,5. (11) Am 9,8. (12) Ob 17. (13) Mi 2,7. (14) Mi 3,9.
Bij de aartsvaders Abraham , Isaak en Jakob spelen de getallen van hun leeftijden een symbolische betekenis.
- Abraham werd 175 jaar oud. 175 = 5² X 7. (Gn 25,7). Merkwaardig is de plaats van dit vers in de bijbel: het 25ste hoofdstuk en het 7de vers. Som van de factoren: 5 + 5 + 7 = 17.
- Isaak werd 180 jaar oud. 180 = 6² X 5. (Gn 35,28). Som van de factoren: 6 + 6 + 5 = 17.
- Jakob werd 147 jaar oud. 147 = 7² X 3. (Gn 49,33). Som van de factoren: 7 + 7 + 3 = 17. Ook hier is de plaats van dit vers in de bijbel merkwaardig: het 49ste hoofdstuk en het 33ste vers.
Het product van drie opeenvolgende getallen ( 5 - 6 - 7) in het kwadraat , opklimmend , met drie opeenvolgende onpare getallen afdalend.
- Jozef leefde 110 jaar. 110 = 5² + 6² + 7². De som van drie opeenvolgende getallen in het kwadraat. (Gn 50,22). Deze plaats in de bijbel is wellicht ook merkwaardig. 5 (50ste hoofdstuk) X 22 (22ste vers) = 110.
Ook de getalwaarde van de namen kan een symbolische waarde hebben.
- Isaak (Gn 21,3). jitsëchâq (Isaak). Getalwaarde: jod = 10 , tsade = 18 of 90 , chet = 8 , qoph = 19 of 100 ; totaal: 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26).
- Jakob (Gn 25,26). ja`äqobh (Jakob). Getalwaarde: jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal: 47 OF 182 (7 X 26).
- Jozef (Gn 30,24). Jôseph (Jozef). Getalwaarde: jod = 10 , waw = 6 , samek = 15 of 60 , qoph = 17 of 80 ; totaal: 48 (2³ X 2² X 3) OF 156 (6 X 26).
Het product van drie opeenvolgende getallen (8 - 7 - 6) in het kwadraat , afdalend , met de getalwaarde van de godsnaam JHWH = 26.
Het is opvallend dat bij Jakob het getal 7 overwegend is. De leeftijd van Jakob is 147 (14 = 2 X 7 ; 7 ; dus 3X een 7) OF 7² X 3. Som van de factoren is 17 (7 + 7 + 3). De getalwaarde van de naam Jakob is 182 (7 X 26).
Er zou een woordspeling kunnen zijn tussen j´bq (je´âbheq = hij worstelde) (Gn 32,25) en de persoonsnaam j`qb (ja`äqobh = Jakob).

Js 59,20.7. në´um (godsspraak). Taalgebruik in Tenach: në´um (godsspraak). Getalwaarde: nun = 14 of 50 , aleph = 1 ; mem = 13 of 40 ; totaal: 28 (4 X 7) OF 91 (7 X 13). Tenach (357). Pentateuch (6). Js (23). Js 1-39 (11). Js 40-55 (7). Js 56-66 (5): (1) Js 56,8. (2) Js 59,20. (3) Js 66,2. (4) Js 66,17. (5) Js 66,22.

Js 59,20.8. JHWH. Eigennaam van God. Taalgebruik in Tenach: JHWH. Taalgebruik in Jesaja: JHWH. Getalwaarde: jod = 10 , he = 5 , waw = 6. Totaal: 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Structuur: 1 - 5 - 6 - 5. Tenach (5193). Pentateuch (1326). Js (366 = 2 X 3 X 61). Js 59 (5): (1) Js 59,1. (2) Js 59,15. (3) Js 59,19. (4) Js 59,20. (5) Js 59,21.

Js 59,20.7. - 8. në´um JHWH (godsspraak van JHWH). Tenach (267). Js (19): (1) Js 14,22. (2) Js 14,23. (3) Js 17,3. (4) Js 17,6. (5) Js 22,25. (6) Js 30,1. (7) Js 31,9. (8) Js 37,34. (9) Js 41,14. (10) Js 43,10. (11) Js 43,12. (12) Js 49,18. (13) Js 52,5 (2X). (14) Js 54,17. (15) Js 55,8. (16) Js 59,20. (17) Js 66,2. (18) Js 66,17. (19) Js 66,22.
- në´um ´ädonâj JHWH (godsspraak van mijn Heer JHWH). Tenach (92). Js (2): (1) Js 3,15. (2) Js 56,8.
- në´um hâ´âdôn JHWH (godsspraak van de Heer JHWH). Tenach (2): (1) Js 1,24. (2) Js 19,4.
Totaal (23).

Js 59,21 - Js 59,21. Gods arm is niet te kort - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 59 -- Js 59,1-21 -- Js 59,1 - Js 59,2 - Js 59,3 - Js 59,4 - Js 59,5 - Js 59,6 - Js 59,7 - Js 59,8 - Js 59,9 - Js 59,10 - Js 59,11 - Js 59,12 - Js 59,13 - Js 59,14 - Js 59,15 - Js 59,16 - Js 59,17 - Js 59,18 - Js 59,19 - Js 59,20 - Js 59,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai autè autois è par' emou diathèkè eipen kurios to pneuma to emon o estin epi soi kai ta rèmata a edôka eis to stoma sou ou mè eklipè ek tou stomatos sou kai ek tou stomatos tou spermatos sou eipen gar kurios apo tou nun kai eis ton aiôna   21 hoc foedus meum cum eis dicit Dominus spiritus meus qui est in te et verba mea quae posui in ore tuo non recedent de ore tuo et de ore seminis tui et de ore seminis seminis tui dixit Dominus amodo et usque in sempiternum     21 Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid toe.   [21] ‘Wat Mij betreft: dit is mijn verbond met hen’, zegt de heer, ‘mijn geest, die op u rust, en mijn woorden, die Ik u in de mond heb gelegd, zullen niet wijken uit uw mond, noch uit de mond van uw nakomelingen, noch uit die van hun nakomelingen, vanaf nu en tot in eeuwigheid’, zegt de heer.   [21] Dit verbond sluit ik met hen – zegt de HEER: mijn geest, die op jou rust, en de woorden die ik je in de mond heb gelegd, zullen uit jouw mond niet wijken, noch uit de mond van je kinderen, noch uit de mond van je kindskinderen, van nu tot in eeuwigheid – zegt de HEER.  21 Mij aangaande, dit is mijn verbond met hen, heeft de ENE gezegd, mijn geestesadem die over je is en mijn woorden die ik je in de mond heb gelegd,– zullen niet wijken uit jouw mond, de mond van je zaad en de mond van het zaad van jouw zaad, heeft de ENE gezegd, van nu aan en tot in eeuwigheid!   21. Et moi, voici mon alliance avec eux, dit Yahvé: mon esprit qui est sur toi et mes paroles que j'ai mises dans ta bouche ne s'éloigneront pas de ta bouche, ni de la bouche de ta descendance, ni de la bouche de la descendance de ta descendance, dit Yahvé, dès maintenant et à jamais. 

King James Bible. [21] As for me, this is my covenant with them, saith the LORD; My spirit that is upon thee, and my words which I have put in thy mouth, shall not depart out of thy mouth, nor out of the mouth of thy seed, nor out of the mouth of thy seed's seed, saith the LORD, from henceforth and for ever.
Luther-Bibel. 21 Und dies ist mein Bund mit ihnen, spricht der HERR: Mein Geist, der auf dir ruht, und meine Worte, die ich in deinen Mund gelegt habe, sollen von deinem Mund nicht weichen noch von dem Mund deiner Kinder und Kindeskinder, spricht der HERR, von nun an bis in Ewigkeit.

  וַאֲנִי, זֹאת בְּרִיתִי אוֹתָם אָמַר יְהוָה--רוּחִי אֲשֶׁר עָלֶיךָ, וּדְבָרַי אֲשֶׁר-שַׂמְתִּי בְּפִיךָ:  לֹא-יָמוּשׁוּ מִפִּיךָ וּמִפִּי זַרְעֲךָ וּמִפִּי זֶרַע זַרְעֲךָ, אָמַר יְהוָה, מֵעַתָּה, וְעַד-עוֹלָם.  {ס}

Tekstuitleg van Js 59,21.

Js 59,21.3. bërîthî > bërîth + î. Taalgebruik in Tenach: bërîth (verbond). Taalgebruik in Jesaja: bërîth (verbond). Gr. diathèkè (verbond). Taalgebruik in het N.T.: diathèkè (verbond). diatithèmi = tussen-stellen. Lat. foedus (zie b.v. federaal). Fr. alliance. E. covenant. Ned. verbond. D. Bund. Tenach (44). Js (1) Js 59,21. Een vorm van bërîth (verbond) in Jesaja in 12 verzen: (1) Js 24,5. (2) Js 28,15. (3) Js 28,18. (4) Js 33,8. (5) Js 42,6. (6) Js 49,8. (7) Js 54,10. (8) Js 55,3. (9) Js 56,4. (10) Js 56,6. (11) Js 59,21. (12) Js 61,8.

Js 59,21.5. ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Tenach: ´âmar (zeggen). Taalgebruik in Jesaja: ´âmar (zeggen). Getalwaarde van ´âmar (zeggen): aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal: 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal). Structuur: 1 - 4 - 2. Gr. legô (zeggen). Taalgebruik in de Septuaginta.: legô (zeggen). Taalgebruik in N.T.: legô (zeggen). legô komt van de wortel leg-: lezen / lec-tuur ; les. Lat. legere. Fr. leçon. E. to say. Fr. dire. D. sprechen (spreken). Tenach (790). Pentateuch (84). Js (81). Js 56-66 (16). Js 56 (2): (1) Js 56,1. (2) Js 56,4. Js 57 (3): (1) Js 57,15. (2) Js 57,19. (3) Js 57,21. Js 59 (1): Js 59,21. Js 65-66 (10): (1) Js 65,7. (2) Js 65,8. (3) Js 65,13. (4) Js 65,25. (5) Js 66,1. (6) Js 66,9. (7) Js 66,12. (8) Js 66,20. (9) Js 66,21. (10) Js 66,23.

Js 59,21.7. (= rûach: geest). Taalgebruik in Tenach: rûach (geest). Taalgebruik in Jesaja: rûach (geest). Getalwaarde: resj = 20 of 200. waw = 6. chet = 8. Totaal: 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107). Structuur: 2 - 6 - 8.
- Gr. pneuma (geest). Taalgebruik in de Septuaginta: pneuma (geest). Taalgebruik in het N.T.: pneuma (geest). Lat. spiritus. Fr. esprit. E. spirit. Ned. geest. D. Geist. Een vorm van pneuma (geest) in de LXX (382) , in het N.T. (379). Tenach (204). Pentateuch (19). Js (28). Js 1-39 (13): (1) Js 7,2. (2) Js 11,2. (3) Js 17,13. (4) Js 19,3. (5) Js 19,14. (6) Js 25,4. (7) Js 26,18. (8) Js 29,10. (9) Js 29,24. (10) Js 31,3. (11) Js 32,2. (12) Js 32,15. (13) Js 37,7. Js 40-66 (15): (1) Js 40,7. (2) Js 40,13. (3) Js 41,29. (4) Js 54,6. (5) Js 57,13. (6) Js 57,15. (7) Js 57,16. (8) Js 59,19. (9) Js 61,1. (10) Js 61,3. (11) Js 63,10. (12) Js 63,11. (13) Js 63,14. (14) Js 65,14. (15) Js 66,2.
- w-r-û-ch (wërûach = en een geest OF wërèwach = en ruimte, verademing). wërûach(en geest): nevenschikkend voegw. wë + zelfst. naamw. rûach (geest). Tenach (2): (1) Js 41,16. (2) Js 42,5.
- rûchî (mijn geest). Tenach (31). Js (5): (1) Js 26,9. (2) Js 30,1. (3) Js 38,16. (4) Js 42,1. (5) Js 44,3. (6) Js 59,21.
- rûchô (zijn geest). Tenach (15). Js (1): Js 11,15.

Js 59,21.24. - 26. מֵעַתָּה וְעַד עוֹלָם (= me`aththâh wë`ad `ôlâm: vanaf nu tot eeuwig). Afgezien van het voorzetsel m(e) en de waw beginnen de drie woorden met ajin: `aththâh (nu), `ad (tot), `ôlâm (eeuwig). Tenakh (8): (1) Ps 113,2. (2) Ps 115,18. (3) Ps 121,8. (4) Ps 125,2. (5) Ps 131,3. (6) Js 9,6. (7) Js 59,21. (8) Mi 4,7. Zo eindigt Js 59. Dit wordt gezegd in verband met het verbond van God op de Sionsberg.
- LXX: ἀπὸ τοῦ νῦν καὶ ἕως τοῦ αἰῶνος (= apo tou nun kai heôs tou aiônos: vanaf nu en tot eeuwig).


SEPTUAGINTA

59 1mè ouk ischuei è cheir kuriou tou sôsai è ebarunen to ous autou tou mè eisakousai2alla ta amartèmata umôn diistôsin ana meson umôn kai tou theou kai dia tas amartias umôn apestrepsen to prosôpon autou af' umôn tou mè eleèsai3ai gar cheires umôn memolummenai aimati kai oi daktuloi umôn en amartiais ta de cheilè umôn elalèsen anomian kai è glôssa umôn adikian meleta4oudeis lalei dikaia oude estin krisis alèthinè pepoithasin epi mataiois kai lalousin kena oti kuousin ponon kai tiktousin anomian5ôa aspidôn errèxan kai iston arachnès ufainousin kai o mellôn tôn ôôn autôn fagein suntripsas ourion euren kai en autô basiliskos6o istos autôn ouk estai eis imation oude mè peribalôntai apo tôn ergôn autôn ta gar erga autôn erga anomias7oi de podes autôn epi ponèrian trechousin tachinoi ekcheai aima kai oi dialogismoi autôn dialogismoi afronôn suntrimma kai talaipôria en tais odois autôn8kai odon eirènès ouk oidasin kai ouk estin krisis en tais odois autôn ai gar triboi autôn diestrammenai as diodeuousin kai ouk oidasin eirènèn9dia touto apestè è krisis ap' autôn kai ou mè katalabè autous dikaiosunè upomeinantôn autôn fôs egeneto autois skotos meinantes augèn en aôria periepatèsan10psèlafèsousin ôs tufloi toichon kai ôs ouch uparchontôn ofthalmôn psèlafèsousin kai pesountai en mesèmbria ôs en mesonuktiô ôs apothnèskontes stenaxousin11ôs arkos kai ôs peristera ama poreusontai anemeinamen krisin kai ouk estin sôtèria makran afestèken af' èmôn12pollè gar èmôn è anomia enantion sou kai ai amartiai èmôn antestèsan èmin ai gar anomiai èmôn en èmin kai ta adikèmata èmôn egnômen13èsebèsamen kai epseusametha kai apestèmen apo opisthen tou theou èmôn elalèsamen adika kai èpeithèsamen ekuomen kai emeletèsamen apo kardias èmôn logous adikous14kai apestèsamen opisô tèn krisin kai è dikaiosunè makran afestèken oti katanalôthè en tais odois autôn è alètheia kai di' eutheias ouk èdunanto dielthein15kai è alètheia èrtai kai metestèsan tèn dianoian tou sunienai kai eiden kurios kai ouk èresen autô oti ouk èn krisis16kai eiden kai ouk èn anèr kai katenoèsen kai ouk èn o antilèmpsomenos kai èmunato autous tô brachioni autou kai tè eleèmosunè estèrisato17kai enedusato dikaiosunèn ôs thôraka kai perietheto perikefalaian sôtèriou epi tès kefalès kai periebaleto imation ekdikèseôs kai to peribolaion18ôs antapodôsôn antapodosin oneidos tois upenantiois19kai fobèthèsontai oi apo dusmôn to onoma kuriou kai oi ap' anatolôn èliou to onoma to endoxon èxei gar ôs potamos biaios è orgè para kuriou èxei meta thumou20kai èxei eneken siôn o ruomenos kai apostrepsei asebeias apo iakôb21kai autè autois è par' emou diathèkè eipen kurios to pneuma to emon o estin epi soi kai ta rèmata a edôka eis to stoma sou ou mè eklipè ek tou stomatos sou kai ek tou stomatos tou spermatos sou eipen gar kurios apo tou nun kai eis ton aiôna


VULGAAT

1 ecce non est adbreviata manus Domini ut salvare nequeat neque adgravata est auris eius ut non exaudiat 2 sed iniquitates vestrae diviserunt inter vos et Deum vestrum et peccata vestra absconderunt faciem eius a vobis ne exaudiret 3 manus enim vestrae pollutae sunt sanguine et digiti vestri iniquitate labia vestra locuta sunt mendacium et lingua vestra iniquitatem fatur 4 non est qui invocet iustitiam neque est qui iudicet vere sed confidunt in nihili et loquuntur vanitates conceperunt laborem et pepererunt iniquitatem 5 ova aspidum ruperunt et telas araneae texuerunt qui comederit de ovis eorum morietur et quod confotum est erumpet in regulum 6 telae eorum non erunt in vestimentum neque operientur operibus suis opera eorum opera inutilia et opus iniquitatis in manibus eorum 7 pedes eorum ad malum currunt et festinant ut effundant sanguinem innocentem cogitationes eorum cogitationes inutiles vastitas et contritio in viis eorum 8 viam pacis nescierunt et non est iudicium in gressibus eorum semitae eorum incurvatae sunt eis omnis qui calcat in ea ignorat pacem 9 propter hoc elongatum est iudicium a nobis et non adprehendet nos iustitia expectavimus lucem et ecce tenebrae splendorem et in tenebris ambulavimus 10 palpavimus sicut caeci parietem et quasi absque oculis adtrectavimus inpegimus meridie quasi in tenebris in caligosis quasi mortui 11 rugiemus quasi ursi omnes et quasi columbae meditantes gememus expectavimus iudicium et non est salutem et elongata est a nobis 12 multiplicatae sunt enim iniquitates nostrae coram te et peccata nostra responderunt nobis quia scelera nostra nobiscum et iniquitates nostras cognovimus 13 peccare et mentiri contra Dominum et aversi sumus ne iremus post tergum Dei nostri ut loqueremur calumniam et transgressionem concepimus et locuti sumus de corde verba mendacii 14 et conversum est retrorsum iudicium et iustitia longe stetit quia corruit in platea veritas et aequitas non potuit ingredi 15 et facta est veritas in oblivione et qui recessit a malo praedae patuit et vidit Dominus et malum apparuit in oculis eius quia non est iudicium 16 et vidit quia non est vir et aporiatus est quia non est qui occurrat et salvavit sibi brachium suum et iustitia eius ipsa confirmavit eum 17 indutus est iustitia ut lorica et galea salutis in capite eius indutus est vestimentis ultionis et opertus est quasi pallio zeli 18 sicut ad vindictam quasi ad retributionem indignationis hostibus suis et vicissitudinem inimicis suis insulis vicem reddet 19 et timebunt qui ab occidente nomen Domini et qui ab ortu solis gloriam eius cum venerit quasi fluvius violentus quem spiritus Domini cogit 20 et venerit Sion redemptor et eis qui redeunt ab iniquitate in Iacob dicit Dominus 21 hoc foedus meum cum eis dicit Dominus spiritus meus qui est in te et verba mea quae posui in ore tuo non recedent de ore tuo et de ore seminis tui et de ore seminis seminis tui dixit Dominus amodo et usque in sempiternum


MASORETISCHE TEKST (MT)

Isaiah Chapter 59 יְשַׁעְיָהוּ

א  הֵן לֹא-קָצְרָה יַד-יְהוָה, מֵהוֹשִׁיעַ; וְלֹא-כָבְדָה אָזְנוֹ, מִשְּׁמוֹעַ. 1 Behold, the LORD'S hand is not shortened, that it cannot save, neither His ear heavy, that it cannot hear;
ב  כִּי אִם-עֲוֺנֹתֵיכֶם, הָיוּ מַבְדִּלִים, בֵּינֵכֶם, לְבֵין אֱלֹהֵיכֶם; וְחַטֹּאותֵיכֶם, הִסְתִּירוּ פָנִים מִכֶּם--מִשְּׁמוֹעַ. 2 But your iniquities have separated between you and your God, and your sins have hid His face from you, that He will not hear.
ג  כִּי כַפֵּיכֶם נְגֹאֲלוּ בַדָּם, וְאֶצְבְּעוֹתֵיכֶם בֶּעָוֺן; שִׂפְתוֹתֵיכֶם, דִּבְּרוּ-שֶׁקֶר--לְשׁוֹנְכֶם, עַוְלָה תֶהְגֶּה. 3 For your hands are defiled with blood, and your fingers with iniquity; your lips have spoken lies, your tongue muttereth wickedness.
ד  אֵין-קֹרֵא בְצֶדֶק, וְאֵין נִשְׁפָּט בֶּאֱמוּנָה; בָּטוֹחַ עַל-תֹּהוּ וְדַבֶּר-שָׁוְא, הָרוֹ עָמָל וְהוֹלֵיד אָוֶן. 4 None sueth in righteousness, and none pleadeth in truth; they trust in vanity, and speak lies, they conceive mischief, and bring forth iniquity.
ה  בֵּיצֵי צִפְעוֹנִי בִּקֵּעוּ, וְקוּרֵי עַכָּבִישׁ יֶאֱרֹגוּ; הָאֹכֵל מִבֵּיצֵיהֶם יָמוּת, וְהַזּוּרֶה תִּבָּקַע אֶפְעֶה. 5 They hatch basilisks' eggs, and weave the spider's web; he that eateth of their eggs dieth, and that which is crushed breaketh out into a viper.
ו  קוּרֵיהֶם לֹא-יִהְיוּ לְבֶגֶד, וְלֹא יִתְכַּסּוּ בְּמַעֲשֵׂיהֶם; מַעֲשֵׂיהֶם, מַעֲשֵׂי-אָוֶן, וּפֹעַל חָמָס, בְּכַפֵּיהֶם. 6 Their webs shall not become garments, neither shall men cover themselves with their works; their works are works of iniquity, and the act of violence is in their hands.
ז  רַגְלֵיהֶם, לָרַע יָרֻצוּ, וִימַהֲרוּ, לִשְׁפֹּךְ דָּם נָקִי; מַחְשְׁבֹתֵיהֶם, מַחְשְׁבוֹת אָוֶן--שֹׁד וָשֶׁבֶר, בִּמְסִלּוֹתָם. 7 Their feet run to evil, and they make haste to shed innocent blood; their thoughts are thoughts of iniquity, desolation and destruction are in their paths.
ח  דֶּרֶךְ שָׁלוֹם לֹא יָדָעוּ, וְאֵין מִשְׁפָּט בְּמַעְגְּלוֹתָם; נְתִיבוֹתֵיהֶם, עִקְּשׁוּ לָהֶם--כֹּל דֹּרֵךְ בָּהּ, לֹא יָדַע שָׁלוֹם. 8 The way of peace they know not, and there is no right in their goings; they have made them crooked paths, whosoever goeth therein doth not know peace.
ט  עַל-כֵּן, רָחַק מִשְׁפָּט מִמֶּנּוּ, וְלֹא תַשִּׂיגֵנוּ, צְדָקָה; נְקַוֶּה לָאוֹר וְהִנֵּה-חֹשֶׁךְ, לִנְגֹהוֹת בָּאֲפֵלוֹת נְהַלֵּךְ. 9 Therefore is justice far from us, neither doth righteousness overtake us; we look for light, but behold darkness, for brightness, but we walk in gloom.
י  נְגַשְׁשָׁה כַעִוְרִים קִיר, וּכְאֵין עֵינַיִם נְגַשֵּׁשָׁה; כָּשַׁלְנוּ בַצָּהֳרַיִם כַּנֶּשֶׁף, בָּאַשְׁמַנִּים כַּמֵּתִים. 10 We grope for the wall like the blind, yea, as they that have no eyes do we grope; we stumble at noonday as in the twilight; we are in dark places like the dead.
יא  נֶהֱמֶה כַדֻּבִּים כֻּלָּנוּ, וְכַיּוֹנִים הָגֹה נֶהְגֶּה; נְקַוֶּה לַמִּשְׁפָּט וָאַיִן, לִישׁוּעָה רָחֲקָה מִמֶּנּוּ. 11 We all growl like bears, and mourn sore like doves; we look for right, but there is none; for salvation, but it is far off from us.
יב  כִּי-רַבּוּ פְשָׁעֵינוּ נֶגְדֶּךָ, וְחַטֹּאותֵינוּ עָנְתָה בָּנוּ:  כִּי-פְשָׁעֵינוּ אִתָּנוּ, וַעֲוֺנֹתֵינוּ יְדַעֲנוּם. 12 For our transgressions are multiplied before Thee, and our sins testify against us; for our transgressions are present to us, and as for our iniquities, we know them:
יג  פָּשֹׁעַ וְכַחֵשׁ בַּיהוָה, וְנָסוֹג מֵאַחַר אֱלֹהֵינוּ; דַּבֶּר-עֹשֶׁק וְסָרָה, הֹרוֹ וְהֹגוֹ מִלֵּב דִּבְרֵי-שָׁקֶר. 13 Transgressing and denying the LORD, and turning away from following our God, speaking oppression and perverseness, conceiving and uttering from the heart words of falsehood.
יד  וְהֻסַּג אָחוֹר מִשְׁפָּט, וּצְדָקָה מֵרָחוֹק תַּעֲמֹד:  כִּי-כָשְׁלָה בָרְחוֹב אֱמֶת, וּנְכֹחָה לֹא-תוּכַל לָבוֹא.  {ס} 14 And justice is turned away backward, and righteousness standeth afar off; for truth hath stumbled in the broad place, and uprightness cannot enter. {S}
טו  וַתְּהִי הָאֱמֶת נֶעְדֶּרֶת, וְסָר מֵרָע מִשְׁתּוֹלֵל; וַיַּרְא יְהוָה וַיֵּרַע בְּעֵינָיו, כִּי-אֵין מִשְׁפָּט. 15 And truth is lacking, and he that departeth from evil maketh himself a prey. And the LORD saw it, and it displeased Him that there was no justice;
טז  וַיַּרְא כִּי-אֵין אִישׁ, וַיִּשְׁתּוֹמֵם כִּי אֵין מַפְגִּיעַ; וַתּוֹשַׁע לוֹ זְרֹעוֹ, וְצִדְקָתוֹ הִיא סְמָכָתְהוּ. 16 And He saw that there was no man, and was astonished that there was no intercessor; therefore His own arm brought salvation unto Him; and His righteousness, it sustained Him;
יז  וַיִּלְבַּשׁ צְדָקָה כַּשִּׁרְיָן, וְכוֹבַע יְשׁוּעָה בְּרֹאשׁוֹ; וַיִּלְבַּשׁ בִּגְדֵי נָקָם, תִּלְבֹּשֶׁת, וַיַּעַט כַּמְעִיל, קִנְאָה. 17 And He put on righteousness as a coat of mail, and a helmet of salvation upon His head, and He put on garments of vengeance for clothing, and was clad with zeal as a cloak.
יח  כְּעַל גְּמֻלוֹת, כְּעַל יְשַׁלֵּם--חֵמָה לְצָרָיו, גְּמוּל לְאֹיְבָיו; לָאִיִּים, גְּמוּל יְשַׁלֵּם. 18 According to their deeds, accordingly He will repay, fury to His adversaries, recompense to His enemies; to the islands He will repay recompense.
יט  וְיִרְאוּ מִמַּעֲרָב אֶת-שֵׁם יְהוָה, וּמִמִּזְרַח-שֶׁמֶשׁ אֶת-כְּבוֹדוֹ:  כִּי-יָבוֹא כַנָּהָר צָר, רוּחַ יְהוָה נֹסְסָה בוֹ. 19 So shall they fear the name of the LORD from the west, and His glory from the rising of the sun; for distress will come in like a flood, which the breath of the LORD driveth.
כ  וּבָא לְצִיּוֹן גּוֹאֵל, וּלְשָׁבֵי פֶשַׁע בְּיַעֲקֹב--נְאֻם, יְהוָה. 20 And a redeemer will come to Zion, and unto them that turn from transgression in Jacob, saith the LORD.
כא  וַאֲנִי, זֹאת בְּרִיתִי אוֹתָם אָמַר יְהוָה--רוּחִי אֲשֶׁר עָלֶיךָ, וּדְבָרַי אֲשֶׁר-שַׂמְתִּי בְּפִיךָ:  לֹא-יָמוּשׁוּ מִפִּיךָ וּמִפִּי זַרְעֲךָ וּמִפִּי זֶרַע זַרְעֲךָ, אָמַר יְהוָה, מֵעַתָּה, וְעַד-עוֹלָם.  {ס} 21 And as for Me, this is My covenant with them, saith the LORD; My spirit that is upon thee, and My words which I have put in thy mouth, shall not depart out of thy mouth, nor out of the mouth of thy seed, nor out of the mouth of thy seed's seed, saith the LORD, from henceforth and for ever. {S}